EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 12.9.2018
COM(2018) 646 final
2017/0230(COD)
Gewijzigd voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit); Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen); Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten); Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen; Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen; Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten; Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen; Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten; Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten, en Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
(Voor de EER relevante tekst)
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
De Commissie wil met haar voorstel van september 2017 tot herziening van de verordeningen betreffende de Europese Toezichthoudende Autoriteiten (ESA's) (hierna "het herzieningsvoorstel" genoemd) die autoriteiten meer mogelijkheden geven om voor een convergent en doeltreffend financieel toezicht te zorgen. Het voorstel heeft echter niet specifiek tot doel om het mandaat van die autoriteiten te versterken voor kwesties met betrekking tot het voorkomen van witwassen en het bestrijden van terrorismefinanciering. Ondanks het versterkte juridische kader op dit gebied is uit diverse recente witwaszaken bij Europese banken gebleken dat het Unietoezichtraamwerk nog kan worden verbeterd om het vertrouwen in de bankenunie en de kapitaalmarktenunie te versterken. Deze verbeteringen moeten tijdig en voortvarend worden doorgevoerd. De doeltreffendste wijze om deze kwestie aan te pakken is het herzieningsvoorstel aan te passen en om met name de rol van de Europese Bankautoriteit (EBA) ingrijpend te versterken. De Commissie roept de wetgevers op om deze nieuwe amendementen, samen met het herzieningsvoorstel, zo snel mogelijk vast te stellen.
Dit wijzigingsvoorstel heeft de volgende doelstellingen:
1) optimaliseren van het gebruik van deskundigheid en ingezette middelen door taken die verband houden met het voorkomen van witwassen en het bestrijden van terrorismefinanciering, te centraliseren bij de Europese Bankautoriteit;
2) duidelijkheid verschaffen over het toepassingsbereik en de inhoud van de taken met betrekking tot de bestrijding van witwassen waarmee de Europese Bankautoriteit wordt belast;
3) de instrumenten versterken voor het uitvoeren van taken met betrekking tot de bestrijding van witwassen;
4) de coördinerende rol van de Europese Bankautoriteit versterken voor kwesties met betrekking tot de internationale strijd tegen witwassen.
Met het oog daarop wordt voorgesteld om de Europese Bankautoriteit een leidende en coördinerende rol te geven om zo de middelen te centraliseren die thans verspreid zitten over de drie Europese Toezichthoudende Autoriteiten, en haar een robuustere ondersteunende structuur te geven, mede omdat precies in de banksector de kans het grootst is dat de risico's inzake witwassen en terrorismefinanciering een systemische impact hebben. Op basis van de bestaande instrumenten en bevoegdheden van de autoriteiten, als gewijzigd door het in behandeling zijnde herzieningsvoorstel, wordt voorgesteld om de Europese Bankautoriteit een uitdrukkelijker en omvattender mandaat te geven om ervoor te zorgen dat risico's van witwassen en terrorismefinanciering in het financiële bestel van de Unie daadwerkelijk en coherent worden meegenomen in de toezichtstrategieën en -praktijken van alle betrokken autoriteiten. De Europese Bankautoriteit zal ook bevoegde autoriteiten kunnen verzoeken om eventuele inbreuken op de betrokken regels te onderzoeken en zal nationale procedures op dit gebied kunnen overzien. In specifieke welomschreven omstandigheden zal zij met betrekking tot witwaskwesties besluiten rechtstreeks tot individuele partijen uit de financiële sector kunnen richten en in dit soort kwesties een bindende bemiddelende rol tussen nationale autoriteiten kunnen spelen.
•
Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit wijzigingsvoorstel sluit aan bij de inspanningen die de Commissie momenteel levert om het Unieraamwerk voor financieel toezicht te versterken, om de kapitaalmarktenunie uit te bouwen en om de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering te voeren.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van alle wijzigingen die in dit voorstel worden gepresenteerd, is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna "VWEU" genoemd).
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Omdat de Europese Toezichthoudende Autoriteiten Unieorganen zijn, kunnen de verordeningen die op hen van toepassing zijn, alleen door de Uniewetgever worden gewijzigd. Bovendien is het doel van dit voorstel om het toezicht doeltreffender te maken, de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten te bevorderen en het gebruik van deskundigheid en middelen op Unieniveau te optimaliseren in kwesties met betrekking tot risico's van witwassen en terrorismefinanciering. Een en ander zal zorgen voor een consistenter en doeltreffender functioneren van de interne markt, een doelstelling die de lidstaten afzonderlijk niet kunnen bereiken.
•Evenredigheid
De wijzigingen die in dit voorstel worden gepresenteerd, zijn gerichte aanpassingen die het toezichtkader van de Unie moeten verbeteren en niet verder gaan dan hetgeen nodig is om de daarin geformuleerde doelstellingen te behalen. De voorgestelde wijzigingen zullen bijdragen tot het verbeteren van de integriteit, stabiliteit en doeltreffendheid van het financiële bestel in de hele Unie.
•Keuze van het instrument
Met dit voorstel wordt het in behandeling zijnde herzieningsvoorstel gewijzigd. Het wijzigt de verordeningen betreffende de drie Europese Toezichthoudende Autoriteiten en de richtlijn inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. Het voorstel heeft de vorm van een verordening.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
In dit voorstel is de reflectie meegenomen van de gezamenlijke werkgroep bestaande uit de voorzitters van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten, de voorzitter van de raad van toezicht van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme, de voorzitter van het Anti-Money Laundering-subcomité van het Gemengd Comité en de Commissie, alsmede contacten met betrokken stakeholders.
•Effectbeoordeling
Gezien de dringende noodzaak om het Europese bankensysteem te vrijwaren en te beschermen tegen potentieel schadelijke gevallen van witwassen, is dit initiatief voorbereid zonder effectbeoordeling of publieke consultatie, maar met gebruikmaking van de praktijkervaring en de deskundigheid die ten grondslag ligt aan de zo-even vermelde discussienota.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Dit is een gerichte wijziging van het Unieraamwerk voor het prudentieel toezicht en het witwastoezicht op financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers, om zodoende de taken van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering in de financiële sector te centraliseren bij de Europese Bankautoriteit en om de instrumenten voor het uitvoeren van taken en coördinatie op het gebied van de strijd tegen witwassen te versterken. De wijzigingen zouden het toezicht op Unieniveau doeltreffender en doelmatiger moeten maken en zullen de rechtszekerheid en economische zekerheid ten goede komen. Een en ander sluit aan bij de agenda voor betere regelgeving van de Commissie.
•Grondrechten
Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De financiële gevolgen en de gevolgen voor de begroting van voorliggend voorstel zijn nader uiteengezet in het financieel memorandum dat bij voorliggend voorstel is gevoegd.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De tenuitvoerlegging van deze verordening zal om de drie jaar worden geëvalueerd in het kader van de regelmatige evaluaties van het raamwerk voor de Autoriteiten.
•Artikelsgewijze toelichting
Versterking van de rol van de Europese Bankautoriteit
Met de voorgestelde wijzigingen van artikel 1, lid 2, wordt het handelingsbereik van de Europese Bankautoriteit gericht verruimd, zodat in het mandaat van de Europese Bankautoriteit kwesties worden geïntegreerd die verband houden met de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering binnen de financiële sector, in aanvulling op haar bestaande mandaat in de banksector.
Door de voorgestelde wijzigingen van artikel 4, lid 2, komt er een specifieke definitie van partijen uit de financiële sector die alle betrokken financiële instellingen omvat die onder Richtlijn (EU) 2015/849 vallen, met inbegrip van die welke onder Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 vallen.
In het voorgestelde artikel 8, lid 1, punt 1, wordt de nadruk gelegd op het specifieke belang dat wordt gehecht aan de werkzaamheden van de Europese Bankautoriteit in de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering.
Dankzij het voorgestelde nieuwe artikel 9 bis krijgt de Europese Bankautoriteit versterkte instrumenten om coherent, stelselmatig en doeltreffend optreden te bevorderen wat betreft het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering in het financiële bestel van de Unie.
Meer bepaald wordt de Europese Bankautoriteit gemachtigd om informatie te verzamelen met betrekking tot zwakke punten die zijn geconstateerd in de processen en procedures, de governance, het bedrijfsmodel en activiteiten van financiële instellingen, om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen, alsmede maatregelen genomen door bevoegde autoriteiten en het in voorkomend geval beschikbaar stellen van die informatie aan betrokken bevoegde autoriteiten. Ook komt de nadruk te liggen op het belang van het uitvoeren van evaluaties door bevoegde autoriteiten, alsmede op het uitvoeren van risicobeoordelingsexercities om de strategieën en middelen van bevoegde autoriteiten te testen wat risico's op witwassen en terrorismefinanciering betreft. In het voorgestelde artikel is ook een rol weggelegd voor de Europese Bankautoriteit wat betreft samenwerking en contacten met betrekking tot toezichthouders uit derde landen die over de strijd tegen witwassen gaan, om het optreden op Unieniveau beter te coördineren in substantiële gevallen van witwassen of terrorismefinanciering met een derdelanddimensie.
Ten slotte is in het voorgestelde artikel bepaald dat de coördinatie van en samenwerking rond kwesties met betrekking tot de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering plaatsvindt via een in de Europese Bankautoriteit geïntegreerd Anti-Money Laundering-comité. Dit zal zijn samengesteld uit de hoofden van nationale autoriteiten en instanties die bevoegd zijn om ervoor te zorgen dat financiële instellingen de voorwaarden van Richtlijn (EU) 2015/849 in acht nemen, en uit waarnemers van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, de Europese Autoriteit voor effecten en markten, het Europees Comité voor systeemrisico's, de Europese Commissie en de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank.
Het voorgestelde nieuwe artikel 9 bis moet de capaciteit van de Europese Bankautoriteit versterken om de doeltreffendheid van Unierecht op het gebied van het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering te garanderen. Het geeft de Autoriteit de bevoegdheid om, wanneer zij over aanwijzingen van belangrijke inbreuken beschikt, bevoegde autoriteiten te verzoeken een onderzoek te beginnen naar mogelijke inbreuken op de betrokken regels, en om te overwegen besluiten te nemen en sancties op te leggen aan partijen uit de financiële sector.
Met de wijzigingen die in artikel 17 worden geformuleerd wat betreft de procedure voor inbreuken op Unierecht en in artikel 19 wat betreft de procedure voor bindende bemiddeling, wordt beoogd de Europese Bankautoriteit in staat te stellen om, in het kader van haar taken met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, tot partijen uit de financiële sector gerichte individuele besluiten te nemen, zelfs wanneer de materiële regels niet rechtstreeks op dergelijke partijen uit de financiële sector van toepassing zijn Daarbij zal het gaan zowel om materiële regels die zijn vastgelegd in nationale wetgeving tot omzetting van richtlijn, als om nationale wetgeving tot uitoefening van de opties die in verordeningen aan lidstaten worden gelaten.
De voorgestelde wijzigingen van artikel 54 maken duidelijk dat het gemengd comité van de drie Toezichthoudende Autoriteiten dient als forum voor samenwerking tussen de drie Autoriteiten over kwesties met betrekking tot de interactie tussen prudentiële aspecten en aspecten van de strijd tegen witwassen.
Met de voorgestelde wijzigingen van de verordening betreffende de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de verordening betreffende de Europese Autoriteit voor effecten markten wordt Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering geschrapt uit het takenpakket van die beide autoriteiten en wordt duidelijk gemaakt dat het Gemengd Comité dient te worden gebruikt als forum voor samenwerking over kwesties met betrekking tot de interactie tussen prudentiële aspecten en aspecten van de strijd tegen witwassen of het tegengaan van terrorismefinanciering (AML/CFT).
Het voorstel bevat ook geringe wijzigingen van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, waardoor vermeldingen van de Europese Toezichthoudende Autoriteiten worden vervangen door een vermelding van de Europese Bankautoriteit. Dit zijn technische wijzigingen die moeten zorgen voor coherentie met de voorgestelde nieuwe rol voor laatstgenoemde.
2017/0230 (COD)
Gewijzigd voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit); Verordening (EU) nr. 1094/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen); Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten); Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen; Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen; Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten; Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen; Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten; Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten, en Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Na de financiële crisis en de aanbevelingen van een groep deskundigen op hoog niveau onder leiding van Jacques de Larosière heeft de Unie belangrijke vooruitgang geboekt bij het tot stand brengen van sterkere, maar ook meer geharmoniseerde regels voor de financiële markten in de vorm van het gemeenschappelijk rulebook. De Unie heeft ook het Europees Systeem voor financieel toezicht ("ESFS") opgezet, dat is gebaseerd op een tweepijlersysteem dat microprudentieel toezicht, gecoördineerd door Europese toezichthoudende autoriteiten ("ETA's"), en macroprudentieel toezicht combineert door de oprichting van het Europees Comité voor systeemrisico's ("ESRB"). De drie ETA's, namelijk de Europese Bankautoriteit ("EBA"), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen ("EIOPA"), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad, en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (samen "de oprichtingsverordeningen") - werden operationeel in januari 2011. De algemene doelstelling van de ETA's is de stabiliteit en effectiviteit van het financiële systeem in heel de Unie duurzaam te versterken en de consumenten- en beleggersbescherming te verbeteren.
(2)De ETA's hebben een cruciale bijdrage geleverd aan de harmonisatie van de regels van de financiële markten in de Unie door de Commissie te voorzien van input voor haar initiatieven voor verordeningen en richtlijnen die door de Raad en het Parlement zijn vastgesteld. De ETA's hebben de Commissie ook ontwerpen van gedetailleerde technische regels verstrekt, die als gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld.
(3)De ETA's hebben ook bijgedragen tot de convergentie van het financieel toezicht en de toezichtpraktijken in de Unie door middel van richtsnoeren die tot de bevoegde autoriteiten zijn gericht en door coördinatie van de evaluaties van toezichtpraktijken. De besluitvormingsprocessen die in hun oprichtingsverordeningen zijn verankerd en de beperkte middelen en de aard van de instrumenten waarover de ETA's beschikken, hebben hen er echter ook van weerhouden hun algemene doelstellingen volledig te verwezenlijken.
(4)Na zeven jaar operationeel te zijn geweest en in licht van evaluaties en publieke raadplegingen van de Commissie lijkt het erop dat de ETA's in toenemende mate worden beperkt in hun vermogen om binnen het bestaande wetgevingskader, zowel in de Unie als tussen de Unie en derde landen, hun doelstellingen inzake verdere integratie van de financiële markten en diensten en versterking van de consumentenbescherming te verwezenlijken.
(5)Voor het versterken van de bevoegdheden van de ETA's teneinde hen in staat te stellen deze doelstellingen te verwezenlijken, is zowel een passende governance als voldoende financiering vereist. Uitbreiding van de bevoegdheden alleen zou niet voldoende zijn om de doelstellingen van de ETA's te verwezenlijken indien zij niet over voldoende financiële middelen beschikken of indien zij niet effectief en efficiënt worden beheerd.
(6)In de mededeling van de Commissie van 8 juni 2017 over de midterm review van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie werd benadrukt dat een effectiever en consistenter toezicht op de financiële markten en diensten van cruciaal belang is om regelgevingsarbitrage tussen de lidstaten bij de uitoefening van hun toezichttaken uit de weg te ruimen, de marktintegratie te versnellen en kansen voor financiële entiteiten en beleggers op de eengemaakte markt te creëren.
(7)Verdere vooruitgang bij de integratie van het toezicht is bijgevolg bijzonder urgent om de kapitaalmarktenunie te voltooien. Tien jaar na het uitbreken van de financiële crisis en de invoering van het nieuwe toezichtsysteem worden financiële diensten en de kapitaalmarktenunie in toenemende mate gestuwd door twee belangrijke ontwikkelingen: duurzame financiën en technologische innovatie. Beide hebben het potentieel om de financiële diensten te transformeren en ons systeem van financieel toezicht moet daarvoor worden toegerust.
(8)Het is bijgevolg van cruciaal belang dat het financiële systeem ten volle bijdraagt aan het aangaan van cruciale duurzaamheidsuitdagingen. Dit zal een diepgaande herinrichting van het financiële systeem vereisen, waaraan de ETA's een actieve bijdrage moeten leveren, te beginnen met hervormingen om het juiste regelgevings- en toezichtkader te creëren om private kapitaalstromen te mobiliseren en te oriënteren op duurzame investeringen.
(9)De ETA's moeten een belangrijke rol spelen bij het opsporen en rapporteren van risico's die milieu-, sociale en governancefactoren voor de financiële stabiliteit opleveren en bij het consistenter maken van de activiteiten van de financiële markten met duurzaamheidsdoelstellingen. De ETA's moeten richtsnoeren verstrekken over de wijze waarop duurzaamheidsoverwegingen daadwerkelijk in de relevante financiële wetgeving van de EU kunnen worden geïncorporeerd, en de coherente uitvoering van deze bepalingen na de vaststelling ervan bevorderen.
(10)Technologische innovatie heeft een steeds grotere impact op de financiële sector en de bevoegde autoriteiten hebben bijgevolg diverse initiatieven genomen om met deze technologische ontwikkelingen om te gaan. Om betere toezichtconvergentie te bevorderen en beste praktijken uit te wisselen tussen de relevante autoriteiten enerzijds en tussen relevante autoriteiten en financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers anderzijds, moet de rol van de ETA's met betrekking tot hun toezichtfunctie en toezichtcoördinatie worden versterkt.
(11)Technologische vooruitgang op de financiële markten kan de financiële inclusie verbeteren, toegang tot financiering verschaffen, de marktintegriteit en operationele efficiëntie verbeteren en ook de toegangsbelemmeringen tot deze markten verlagen. Voor zover relevant voor de toepasselijke materiële regels, moet de opleiding van bevoegde autoriteiten ook betrekking hebben op technologische innovatie. Dit moet helpen voorkomen dat de lidstaten op dit gebied uiteenlopende benaderingen ontwikkelen.
(11 bis) Het wordt steeds belangrijker om een coherente, stelselmatige en doeltreffende monitoring en beoordeling van risico's met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering in het financiële bestel van de Unie te bevorderen. Gezien de gevolgen die misbruik van de financiële sector voor doeleinden van witwassen of terrorismefinanciering kan hebben voor de financiële stabilteit, en voortbouwend op de ervaring die de EBA al heeft opgedaan bij het beschermen van de banksector tegen dit soort gebruiken, moet de EBA op Unieniveau een leidende rol opnemen om het financiële systeem te beschermen tegen risico's van witwassen en terrorismefinanciering. Daarom is het nodig om de EBA, naast haar bestaande bevoegdheden, te belasten met de bevoegdheid om te handelen binnen de opdracht van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010, voor zover die bevoegdheid verband houdt met het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, waar het gaat om partijen uit de financiële sector en de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, die onder die verordeningen vallen. Voorts zou, door deze opdracht voor de hele financiële sector te concentreren binnen de EBA, de inzet van haar deskundigheid en middelen worden geoptimaliseerd, zonder dat dit de materiële verplichtingen van Richtlijn (EU) 2015/849 in het gedrang brengt.
(11 ter) Wil de EBA haar mandaat doeltreffend kunnen uitoefenen, dan moet zij van al haar bevoegdheden en instrumenten in het kader van de verordening ten volle kunnen gebruikmaken. In lijn met haar nieuwe rol is het van belang dat de EBA alle relevante informatie verzamelt met betrekking tot activiteiten van witwassen en terrorismefinanciering die de betrokken autoriteiten van de Unie en de lidstaten hebben geïdentificeerd, onverminderd de op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 aan autoriteiten opgedragen taken. De EBA moet die informatie opslaan in een gecentraliseerde databank en samenwerking tussen autoriteiten stimuleren door te zorgen voor een passende verspreiding van relevante informatie. Daarnaast moet de EBA evaluaties van bevoegde autoriteiten uitvoeren, alsmede risicobeoordelingsexercities met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering. Voorts moet de EBA in deze kwesties ook een rol hebben van samenwerking en contact met autoriteiten in derde landen om zo optreden op Unieniveau beter te coördineren in belangrijke gevallen van witwassen en terrorismefinanciering die een grensoverschrijdende dimensie en derdelanddimensie hebben.
(11 quater) Om de doeltreffendheid te versterken van de controle vanuit het toezicht op de compliance wat betreft witwassen en terrorismefinanciering en om voor meer coördinatie te zorgen bij de handhaving door nationale bevoegde autoriteiten bij inbreuken op rechtstreeks toepasselijk Unierecht of nationale omzettingsmaatregelen daarvan, moet de EBA de bevoegdheid hebben om, wanneer er aanwijzingen zijn van belangrijke inbreuken, bevoegde autoriteiten te verzoeken mogelijke inbreuken van de betrokken regels te onderzoeken, om te overwegen besluiten te nemen gericht tot en sancties op te leggen aan financiële instellingen om deze te dwingen hun wettelijke verplichtingen na te komen. Deze bevoegdheid zou alleen moeten worden gebruikt wanneer de EBA over aanwijzingen van belangrijke inbreuken beschikt.
(12)Een aantal nationale autoriteiten zijn volgens de oprichtingsverordeningen geen bevoegde autoriteiten, maar zijn wel bevoegd om de toepassing van de Uniewetgeving op het gebied van financiële diensten en markten te waarborgen. Om consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen het ESFT te waarborgen, moeten deze als zodanig worden aangemerkt. Hierdoor zouden de ETA's met name richtsnoeren en aanbevelingen aan deze nationale autoriteiten kunnen verstrekken.
(13)Om passende waarborgen voor de belangen van de belanghebbenden te verzekeren indien de ETA's gebruikmaken van hun bevoegdheid om richtsnoeren of aanbevelingen uit te vaardigen, moeten de verschillende belanghebbendengroepen een advies kunnen uitbrengen indien twee derde van hun leden van mening is dat de betrokken ETA haar bevoegdheid heeft overschreden. In dat geval moet de Commissie de bevoegdheid hebben om de ETA's te verplichten om in voorkomend geval na een behoorlijke beoordeling deze richtsnoeren of aanbevelingen in te trekken.
(14)Met het oog op de procedure van artikel 17 van de oprichtingsverordeningen en de correcte toepassing van het recht van de Unie is het bovendien aangewezen de toegang van de ETA's tot informatie te vergemakkelijken en te versnellen. Bijgevolg moeten zij alle betrokken bevoegde autoriteiten, financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers rechtstreeks, via een gerechtvaardigd en gemotiveerd verzoek, om informatie kunnen verzoeken, ook al hebben deze autoriteiten, instellingen of marktdeelnemers zelf geen enkele bepaling van het Unierecht geschonden. De ETA's dienen de betrokken bevoegde autoriteit van dergelijke verzoeken in kennis te stellen en die bevoegde autoriteit dient de ETA's bij te staan bij het inwinnen van de gevraagde informatie.
(15)Een geharmoniseerd toezicht op de financiële sector vereist een consistente aanpak van de bevoegde autoriteiten. Daartoe moeten de activiteiten van de bevoegde autoriteiten regelmatig en onafhankelijk worden geëvalueerd door de ETA's, ondersteund door een door elk van hen ingestelde toetsingscommissie. De ETA's moeten ook een methodologisch kader voor dergelijke evaluaties ontwikkelen. Bij de onafhankelijke evaluaties moet niet alleen worden gekeken naar de convergentie van de toezichtpraktijken, maar ook naar het vermogen van de bevoegde autoriteiten om toezichtresultaten van hoge kwaliteit te behalen alsmede naar de onafhankelijkheid van die bevoegde autoriteiten. De resultaten van deze evaluaties moeten worden gepubliceerd om naleving van de regels aan te moedigen en de transparantie te vergroten, tenzij een dergelijke publicatie risico's voor de financiële stabiliteit zou inhouden.
(15 bis)Aangezien het belangrijk is ervoor te zorgen dat Unietoezichtraamwerk voor de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering daadwerkelijk wordt toegepast, zijn onafhankelijke evaluaties die een objectief en transparant beeld moeten geven van toezichtpraktijken, van kapitaal belang. Wanneer dergelijke evaluaties ernstige punten van zorg aan het licht brengen, die de bevoegde autoriteit niet verhelpt, dient de EBA het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis te stellen.
(15 ter) Om haar taken te kunnen uitvoeren en haar bevoegdheden te kunnen uitoefenen, moet de EBA, nadat zij een tot de bevoegde autoriteit gericht besluit heeft genomen, tot partijen uit de financiële sector gerichte individuele besluiten kunnen nemen in het kader van de procedure voor inbreuken op Unierecht en van de procedure voor bindende bemiddeling, zelfs wanneer de materiële regels niet rechtstreeks op partijen uit de financiële sector van toepassing zijn. Wanneer de materiële regels in richtlijnen zijn vastgesteld, moet de EBA de nationale wetgeving tot omzetting van die richtlijnen toepassen. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer, op de datum van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening, door die verordeningen uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, moet de EBA de nationale wetgeving toepassen waarmee die opties worden uitgeoefend.
(16)Een geharmoniseerd toezicht op de financiële sector vereist ook dat meningsverschillen tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten in grensoverschrijdende situaties efficiënt worden beslecht. De bestaande regels voor de beslechting van dergelijke geschillen zijn niet geheel bevredigend. Zij moeten bijgevolg worden aangepast om gemakkelijker toepasbaar te zijn.
(17)Wezenlijk voor de werkzaamheden van de ETA's met betrekking tot de convergentie van toezichtpraktijken is het bevorderen van een toezichtcultuur in de Unie. De ETA's beschikken echter niet over alle instrumenten die nodig zijn om dit doel te bereiken. De ETA's moeten in staat worden gesteld de algemene toezichtdoelstellingen en -prioriteiten te formuleren in een meerjarig strategisch toezichtsplan, dat tot doel heeft de bevoegde autoriteiten te helpen bij het inventariseren van en focussen op de belangrijkste probleemgebieden voor de marktintegriteit en financiële stabiliteit in heel de EU, waaronder met betrekking tot prudentieel toezicht op ondernemingen die grensoverschrijdende activiteiten ontplooien. Het strategisch toezichtplan dient risicogebaseerd te zijn en rekening te houden met de algemene economische en regelgevingsoriëntaties voor toezichtacties, alsook relevante microprudentiële trends, potentiële risico's en zwakke plekken die de ETA's bij hun evaluaties van bevoegde autoriteiten en aan de hand van op het niveau van de Unie uitgevoerde stresstests hebben ontdekt. De bevoegde autoriteiten moeten vervolgens jaarlijks een werkprogramma opstellen ter uitvoering van het strategisch toezichtplan, waarin de prioriteiten en doelstellingen van de Unie worden omgezet in operationele doelstellingen voor die autoriteiten. De ETA's moeten de bevoegdheid krijgen tot evaluatie van de uitvoering van de jaarlijkse werkprogramma's inzake het dagelijkse toezicht, waaronder, op steekproefbasis, toezichtmaatregelen die in individuele gevallen worden genomen om ervoor te zorgen dat de ETA's hun doel, namelijk het harmoniseren van toezichtpraktijken, kunnen bereiken.
(18)De huidige toezichtpraktijken op het gebied van uitbesteding, delegatie en risico-overdracht (back-to-back activiteiten of fronting) van de ene vergunninghoudende entiteit naar een andere entiteit verschillen van lidstaat tot lidstaat. Deze uiteenlopende regelgevingsbenaderingen brengen een risico van regelgevingsarbitrage tussen de lidstaten met zich mee ("nivellering naar beneden"). Inefficiënt toezicht op uitbestede, gedelegeerde of overgedragen activiteiten stelt de Unie bloot aan risico's voor de financiële stabiliteit. Die risico's zijn bijzonder acuut in verband met onder toezicht staande entiteiten die risico's uitbesteden, delegeren of overdragen aan derde landen waar de toezichthoudende autoriteiten mogelijk niet over het nodige instrumentarium beschikken om adequaat en effectief toezicht te houden op materiële activiteiten en kerntaken. ETA's moeten een actieve rol spelen bij het bevorderen van toezichtconvergentie door te zorgen voor een consensus over en toezichtpraktijken inzake uitbesteding, risico-overdracht en delegatie van materiële activiteiten en sleutelfuncties in derde landen, in overeenstemming met het recht van de Unie en met het oog op richtsnoeren, aanbevelingen en adviezen die de ETA's kunnen vaststellen. De ETA's moeten bijgevolg over de noodzakelijke bevoegdheden beschikken om de door de nationale toezichthoudende autoriteiten uitgevoerde toezichtacties effectief te coördineren, zowel bij het verlenen van vergunningen aan of het registreren van een onderneming als in het kader van een voortdurende evaluatie van toezichtpraktijken. Bij het vervullen van deze coördinerende rol moeten de ETA's vooral focussen op situaties die kunnen leiden tot omzeiling van de regels en de financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers monitoren die voornemens zijn op grote schaal gebruik te maken van uitbesteding, delegatie en risico-overdracht in derde landen met de bedoeling te profiteren van het EU-paspoort terwijl zij in wezen substantiële activiteiten of functies buiten de Unie verrichten.
(19)Voor continue financiële stabiliteit is het nodig dat de door de Commissie vastgestelde gelijkwaardigheidsbesluiten ten aanzien van derde landen doorlopend worden gemonitord. De ETA's moeten bijgevolg nagaan of nog steeds wordt voldaan aan de criteria op basis waarvan de gelijkwaardigheidsbesluiten ten aanzien van derde landen zijn genomen en aan de daarin gestelde voorwaarden. Bovendien moeten de ETA's zowel de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht als de handhavingspraktijken in die derde landen monitoren. In dat verband dienen de ETA's ook administratieve regelingen te ontwikkelen met de bevoegde autoriteiten van derde landen om informatie te verkrijgen voor monitoringdoeleinden en voor het coördineren van toezichtactiviteiten. Dit versterkte toezichtstelsel zal garanderen dat de situatie op het gebied van gelijkwaardigheid van derde landen transparanter, voorspelbaarder voor de betrokken derde landen en consistenter voor alle sectoren is.
(20)Het inwinnen en verzamelen van nauwkeurige en volledige informatie door de ETA's is van essentieel belang voor de uitvoering van hun taken en functies en voor het behalen van hun doelstellingen. Om dubbele rapportageverplichtingen voor financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers te vermijden, moet die informatie worden verstrekt door de relevante bevoegde autoriteiten of nationale toezichthoudende autoriteiten die het dichtst bij de financiële markten en instellingen staan. De ETA's moeten echter een gerechtvaardigd en gemotiveerd verzoek om informatie rechtstreeks aan financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers kunnen richten indien een bevoegde autoriteit deze informatie niet binnen een bepaalde termijn verstrekt of kan verstrekken. Voorts is het met het oog op de effectiviteit van het recht van de ETA's om informatie te verzamelen noodzakelijk dat zij de mogelijkheid hebben om dwangsommen of boetes op te leggen aan financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers die een verzoek of besluit om informatie te verstrekken niet nauwkeurig, volledig of tijdig naleven. Het recht van de betrokken financiële instelling of financiëlemarktdeelnemer om door de ETA's te worden gehoord, moet uitdrukkelijk worden gewaarborgd.
(21)In de oprichtingsverordeningen van de ETA's werd bepaald dat de bevoegde autoriteiten binnen hun governancestructuur een sleutelrol spelen. In die verordeningen werd ook gespecificeerd dat de leden van de raad van toezichthouders en van de raad van bestuur onafhankelijk en uitsluitend in het belang van de Unie handelen om belangenconflicten te voorkomen. De oorspronkelijke governancestructuur van de ETA's bood echter niet voldoende waarborgen om ervoor te zorgen dat belangenconflicten volledig werden vermeden, hetgeen het vermogen van de ETA's kan beïnvloeden om alle noodzakelijke besluiten te nemen op het gebied van toezichtconvergentie en om ervoor te zorgen dat in hun besluiten ten volle rekening wordt gehouden met de bredere belangen van de Unie. Om de effectiviteit en efficiëntie van het besluitvormingsproces van de ETA's te waarborgen, moet de toewijzing van besluitvormingsbevoegdheden binnen de ETA's bijgevolg opnieuw worden omschreven.
(22)Bovendien moet de Uniedimensie in het besluitvormingsproces binnen de raad van toezichthouders worden versterkt door onafhankelijke voltijdse leden op te nemen als lid van de raad die niet aan mogelijke belangenconflicten blootstaan. Voor beslissingen inzake kwesties van regelgevende aard en inzake direct toezicht moet de raad van toezichthouders volledig bevoegd blijven. De raad van bestuur moet worden omgevormd tot een directie die bestaat uit voltijdse leden en moet beslissen over bepaalde niet-regelgevende kwesties, waaronder onafhankelijke evaluaties van de bevoegde autoriteiten, geschillenbeslechting, schending van het Unierecht, het strategisch toezichtplan, monitoring van uitbesteding, delegatie en risico-overdracht naar derde landen, stresstests en verzoeken om informatie. De directie moet ook alle door de raad van toezichthouders te nemen besluiten onderzoeken en opstellen. Bovendien moeten de positie en de rol van de voorzitter worden versterkt door de voorzitter de bevoegdheid te verlenen om formele taken uit te oefenen en een beslissende stem uit te brengen in de directie. Ten slotte moet ook de Uniedimensie in de governance van de ETA's worden versterkt door de selectieprocedure voor de voorzitter en de leden van de directie te wijzigen in een procedure waarbij de Raad en het Europees Parlement een rol krijgen toebedeeld. De directie dient evenwichtig te zijn samengesteld.
(23)Om te zorgen voor een passend niveau van deskundigheid en verantwoordingsplicht dienen de voorzitter en de leden van de directie te worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van clearing, transactieverwerking en financiële aangelegenheden, alsmede ervaring met betrekking tot het financiële toezicht. Om transparantie en democratische controle te waarborgen en de rechten van de instellingen van de Unie te beschermen, moeten de voorzitter en de leden van de directie op basis van een open selectieprocedure worden gekozen. De Commissie moet een shortlist opstellen en deze shortlist ter goedkeuring aan het Europees Parlement voorleggen. Na goedkeuring van die shortlist moet de Raad een besluit vaststellen tot aanstelling van de leden van de directie. De voorzitter en de voltijdse leden van de directie zijn verantwoording schuldig aan het Europees Parlement en de Raad voor alle beslissingen die op basis van de oprichtingsverordeningen worden genomen.
(24)Met het oog op een efficiëntere toewijzing van operationele taken enerzijds en het beheer van de dagelijkse administratieve activiteiten anderzijds, moeten de huidige taken van de uitvoerend directeur van elk van de ETA's worden vervuld door een van de leden van de directie, die op basis van deze specifieke taken moet worden geselecteerd
(24 bis)Teneinde te garanderen dat besluiten met betrekking tot maatregelen voor de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering op het passende niveau van deskundigheid berusten, is het noodzakelijk dat een comité, bestaande uit de hoofden van autoriteiten en instanties die belast zijn met de inachtneming van wetgeving inzake de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering, wordt opgericht dat door de EBA te nemen besluiten zal onderzoeken en voorbereiden. Om overlapping te voorkomen, zal dit nieuwe comité het bestaande Anti-Money Laundering-subcomité vervangen dat binnen het Gemengd Comité van de ETA's is opgericht.
(25)Het is aangewezen dat financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers bijdragen in de financiering van de activiteiten van de ETA's, omdat het algemene doel van de activiteiten van de ETA's is bij te dragen tot financiële stabiliteit en, door het vermijden van concurrentieverstoringen, tot de goede werking van de eengemaakte markt. De activiteiten van de ETA's komen ten goede aan alle financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers, ongeacht of zij al dan niet grensoverschrijdend actief zijn. De ETA's dragen ertoe bij dat zij hun activiteiten in een stabiele omgeving en op een gelijk speelveld uitoefenen. Financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers die niet rechtstreeks onder toezicht van de ETA's staan, moeten bijgevolg ook bijdragen in de financiering van de activiteiten van de ETA's waarvan zij profiteren. Daarnaast dienen de ETA's echter ook vergoedingen te ontvangen die worden betaald door de financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers die onder hun rechtstreeks toezicht staan.
(26)Binnen elke categorie financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers moet bij het niveau van de bijdragen rekening worden gehouden met de mate waarin elke financiële instelling en financiëlemarktdeelnemer van de activiteiten van de ETA's profiteert. De individuele bijdragen van financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers dienen dienovereenkomstig aan de hand van hun omvang te worden bepaald, teneinde hun belang op de relevante markt tot uiting te laten komen. De inning van zeer kleine bijdragen moet aan een de minimis-drempel onderworpen zijn, om ervoor te zorgen dat de inning ervan economisch verantwoord is en om tegelijkertijd te voorkomen dat grotere ondernemingen onevenredig veel moeten bijdragen.
(27)Om te bepalen hoe de jaarlijkse bijdragen van individuele financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers moeten worden berekend, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag aan de Commissie worden gedelegeerd. De gedelegeerde handelingen zullen voorzien in een methode om de geraamde uitgaven toe te wijzen aan categorieën financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers en criteria om het niveau van de individuele bijdragen te bepalen op basis van de omvang. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden verricht overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de opstelling van gedelegeerde handelingen.
(28)Om de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de ETA's te bewaren, dienen de vereisten van het beroepsgeheim ook van toepassing te zijn op elke persoon die direct of indirect, permanent of incidenteel, diensten verleent die verband houden met de taken van de betrokken ETA.
(29)Op grond van de Verordeningen (EU)1093/2010, 1094/2010 en 1095/2010 alsmede de sectorale wetgeving inzake financiële diensten moeten de ETA's effectieve administratieve regelingen treffen, die onder meer betrekking hebben op de uitwisseling van informatie met toezichthouders van derde landen. De noodzaak van effectieve samenwerking en informatie-uitwisseling moet des te belangrijker worden wanneer sommige ETA's ingevolge deze wijzigingsverordening bijkomende, bredere verantwoordelijkheden op zich nemen met betrekking tot het toezicht op entiteiten en activiteiten van buiten de EU. Indien de ETA's in dit verband persoonsgegevens verwerken, onder meer door deze gegevens buiten de Unie door te geven, zijn zij gebonden aan de vereisten van Verordening (EU) 2018/XXX (verordening gegevensbescherming voor EU-instellingen en -organen). Bij gebreke van een adequaatheidsbesluit of van passende waarborgen, waarin bijvoorbeeld is voorzien in administratieve regelingen in de zin van artikel 49, lid 3, van de gegevensbeschermingsverordening voor EU-instellingen en -organen, kunnen de ETA's persoonsgegevens uitwisselen met autoriteiten van derde landen in overeenstemming met en onder de voorwaarden van de afwijking op grond van het openbaar belang als vastgesteld in artikel 51, lid 1, onder d), die met name geldt voor gevallen van internationale gegevensuitwisseling tussen financiële toezichthoudende autoriteiten.
(30)Het is van essentieel belang dat de besluitvormingsprocedures van de EBA passende waarborgen bieden voor lidstaten die niet aan de bankenunie deelnemen, terwijl de EBA tegelijkertijd in staat wordt gesteld op effectieve wijze beslissingen te blijven nemen wanneer het aantal niet-deelnemende lidstaten afneemt. De huidige stemregels die een meerderheid van deelnemende lidstaten en een meerderheid van niet-deelnemende lidstaten vereisen voor de besluitvorming van de EBA moeten worden aangehouden. Er zijn echter bijkomende waarborgen vereist om een scenario te vermijden waarbij besluiten niet kunnen worden genomen alleen omdat bevoegde autoriteiten van lidstaten afwezig zijn en om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk nationale bevoegde autoriteiten aanwezig zijn bij de stemming, zodat er uiteindelijk een duidelijke en wettige stemming plaatsvindt.
(31)De oprichtingsverordeningen van de ETA's bepalen dat de ETA's, in samenwerking met het ESRB, het initiatief moeten nemen tot stresstests in heel de Unie en deze moeten coördineren om de veerkracht van financiële instellingen of financiëlemarktdeelnemers bij ongunstige marktontwikkelingen te beoordelen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat op nationaal niveau bij dergelijke tests zoveel mogelijk een consistente methode wordt gehanteerd. Om te zorgen voor een goed evenwicht tussen de zorgpunten van de bevoegde autoriteiten en overwegingen met betrekking tot heel de Unie, is het aangewezen de bevoegdheid om te besluiten over het starten en coördineren van stresstests over te dragen aan de directie van de ETA's. Ook moet ten aanzien van alle ETA's worden verduidelijkt dat ondanks het beroepsgeheim van de bevoegde autoriteiten deze de resultaten van stresstests met het oog op publicatie aan de ETA's kunnen doorgeven.
(32)Om te zorgen voor een hoge mate van convergentie op het gebied van toezicht op en goedkeuring van interne modellen moet de EIOPA adviezen kunnen uitbrengen om mogelijke inconsistenties te verhelpen en de bevoegde autoriteiten te helpen bij het tot stand brengen van een akkoord over de goedkeuring van interne modellen. De bevoegde autoriteiten moeten hun beslissingen nemen in overeenstemming met deze adviezen, of anders toelichten waarom zij zich niet aan het advies houden.
(33)Aangezien de handelsactiviteiten en met name de activiteiten van bepaalde beleggingsondernemingen, die door hun systemisch karakter grensoverschrijdende effecten kunnen hebben op de financiële stabiliteit, steeds meer een grensoverschrijdende dimensie krijgen, dient de ESMA een versterkte coördinerende rol te spelen door de bevoegde autoriteiten aan te bevelen overeenkomstige onderzoeken in te stellen. Voorts moet het mogelijk zijn de uitwisseling van informatie die relevant is voor die onderzoeken te faciliteren, indien de ESMA redelijke gronden heeft om te vermoeden dat er activiteiten met significante grensoverschrijdende effecten plaatsvinden die de ordelijke werking en integriteit van de financiële markten of de financiële stabiliteit in de Unie bedreigen. Te dien einde moet de ESMA een faciliteit voor het opslaan van gegevens aanhouden om alle relevante informatie te verzamelen bij en te verspreiden onder de bevoegde autoriteiten.
(34)De belangrijkste doelstellingen van Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad zijn het stimuleren van banen en groei, van de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen en van sociale en langetermijnbeleggingen, alsook het bevorderen van een investeringscultuur in de EU. Het uiteenlopende gebruik door de nationale bevoegde autoriteiten van hun discretionaire bevoegdheid, hun uiteenlopende administratieve praktijken en de verschillen in toezichtculturen en prestaties blijven echter bestaan ondanks de harmonisatie die met de drie verordeningen is bereikt. Die verschillen staan in de weg aan het noodzakelijke gelijke speelveld voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en langetermijnbeleggingsinstellingen in verschillende lidstaten, en verhogen tegelijkertijd de transactie- en operationele kosten van die beheerders.
(35)Om de transactie- en operationele kosten te verlagen, de keuzemogelijkheden voor beleggers te verruimen en de rechtszekerheid te vergroten, is het aangewezen de toezichtbevoegdheden, waaronder de verlening en intrekking van registraties en vergunningen, voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en fondsen waarvan sprake in Verordening (EU) nr. 345/2013, beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen of fondsen waarvan sprake in Verordening (EU) nr. 346/2013 en Europese langetermijnbeleggingsinstellingen waarvan sprake in Verordening (EU) 2015/760, over te hevelen van de bevoegde autoriteiten naar de ESMA. Met het oog daarop moet de ESMA onderzoeken en inspecties ter plaatste kunnen instellen en boetes en dwangsommen kunnen opleggen om personen te dwingen een inbreuk te beëindigen, de volledige en juiste informatie te verstrekken die ESMA heeft gevraagd of zich aan een onderzoek of een inspectie ter plaatse te onderwerpen.
(36)Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen stelt uniforme vereisten vast waaraan langetermijninstellingen moeten voldoen om een vergunning als "ELTIF" te verkrijgen. Verordening (EU) 2015/760 stelt regels vast inzake in aanmerking komende beleggingen, in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen, concentratieregels en in aanmerking komende beleggers. De regels bepalen ook de toezichtsbevoegdheden, met inbegrip van vereisten voor vergunningen en doorlopend toezicht. Zonder afbreuk te doen aan de prudentiële regels van Verordening (EU) 2015/760, verleent deze verordening de ESMA toezichtbevoegdheden, waaronder inzake vergunningverlening, doorlopend toezicht en intrekking van vergunningen. Deze verordening vertrouwt de ESMA de opstelling toe van ontwerpen van technische reguleringsnormen die geen beleidskeuzes inhouden met het oog op indiening bij de Commissie, zodat de wettelijke verplichtingen en de reikwijdte van de discretionaire bevoegdheid van de ESMA krachtens Verordening (EU) 2015/760 voldoende duidelijk zijn. Soortgelijke wijzigingen zijn aangebracht in de Verordeningen (EU) 345/2013 en 346/2013 om de ESMA toezichtsbevoegdheden te verlenen.
(37)Om haar toezichtbevoegdheden met betrekking tot in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en Europese langetermijnbeleggingsinstellingen en hun beheerders effectief te kunnen uitoefenen, moet de ESMA in staat zijn onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren. Om de toezichtscapaciteiten van de ESMA te ondersteunen, moet de ESMA de bevoegdheid krijgen om boetes of dwangsommen op te leggen aan personen om personen te dwingen een inbreuk te beëindigen, volledige en correcte door de ESMA vereiste informatie te verstrekken of zich aan een onderzoek of een inspectie ter plaatse te onderwerpen. Deze verordening moet bijgevolg duidelijk de grenzen aangeven van dergelijke administratieve sancties of andere administratieve maatregelen die effectief, evenredig en afschrikkend moeten zijn en een gemeenschappelijke aanpak en een afschrikkende werking moeten waarborgen. De onderzoeks- en handhavingsactiviteiten van de ESMA moeten indien nodig en vereist berusten op de steun van nationale autoriteiten. De ESMA moet de bevoegdheid krijgen om bepaalde van deze taken die nog steeds aan de nationale bevoegde autoriteiten kunnen worden gedelegeerd, te delegeren.
(38)Artikel 40 van Verordening (EU) nr. 600/2014 verleende de ESMA tijdelijke interventiebevoegdheden, die de ESMA onder bepaalde voorwaarden in staat stellen om het op de markt brengen, distribueren of verkopen van bepaalde financiële instrumenten of financiële instrumenten met bepaalde gespecificeerde kenmerken, dan wel een soort financiële activiteit of praktijk in de Unie tijdelijk te verbieden of te beperken. Deze productinterventiebevoegdheden op grond van Verordening (EU) nr. 600/2014 zijn uitdrukkelijk van toepassing op beleggingsondernemingen en kredietinstellingen die betrokken zijn bij het op de markt brengen, distribueren of verkopen van financiële instrumenten, waaronder rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging. Aangezien rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging ook rechtstreeks op de markt kunnen worden gebracht, gedistribueerd of verkocht door beheermaatschappijen van instellingen voor collectieve belegging in effecten en beleggingsmaatschappijen waaraan overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad vergunning is verleend, en door beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (abi-beheerders) waaraan overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad vergunning is verleend, moet met het oog op meer rechtszekerheid uitdrukkelijk worden bepaald dat de bovengenoemde productinterventiebevoegdheden krachtens Verordening (EU) nr. 600/2014 ook van toepassing zijn met betrekking tot beheermaatschappijen van icbe's en icbe-beleggingsmaatschappijen, alsook op abi-beheerders.
(39)In welomschreven en uitzonderlijke gevallen kan de ESMA haar interventiebevoegdheden gebruiken om het op de markt brengen, verkopen of distribueren van rechten van deelneming of aandelen in icbe's of abi's ook door hun beheerders te beperken of te verbieden. Dit zou aangewezen zijn wanneer de voorgestelde maatregel tot doel heeft een aanzienlijke reden tot bezorgdheid over de bescherming van beleggers of een bedreiging voor het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan aan te pakken; de vereisten op grond van het Unierecht die van toepassing zijn op het betreffende financiële instrument of de betreffende activiteit de bedreiging niet afwenden; en een bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten geen maatregelen heeft/hebben genomen om de bedreiging af te wenden of de maatregelen die zijn genomen de bedreiging niet adequaat afwenden.
(40)Inconsistenties in de kwaliteit, opmaak, betrouwbaarheid en kosten van handelsgegevens hebben een nadelig effect op transparantie, beleggersbescherming en marktefficiëntie. Om de monitoring en reconstructie van handelsgegevens te versterken en de consistentie en kwaliteit van die gegevens en de beschikbaarheid en toegankelijkheid ervan tegen redelijke kosten in heel de Unie voor de relevante handelsplatforms te verbeteren, heeft Richtlijn 2014/65/EU een nieuw wettelijk stelsel voor datarapporteringsdiensten ingevoerd, waaronder de vergunningverlening aan en het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten.
(41)De kwaliteit van de handelsgegevens en van de verwerking en aanbieding van deze gegevens, waaronder grensoverschrijdende verwerking en aanbieding van gegevens, is van het grootste belang om de hoofddoelstelling van Verordening (EU) nr. 600/2014, namelijk het versterken van de transparantie van de financiële markten, te verwezenlijken. Het aanbieden van kerngegevensdiensten is bijgevolg van essentieel belang voor gebruikers om zich het gewenste beeld van de handelsactiviteit op de financiële markten in de gehele Unie te kunnen vormen, alsook voor bevoegde autoriteiten om accurate en uitvoerige informatie over relevante transacties te ontvangen.
(42)Bovendien zijn handelsgegevens een steeds belangrijker instrument voor effectieve handhaving van de uit Verordening (EU) nr. 600/2014 voortvloeiende vereisten. Gezien de grensoverschrijdende dimensie van gegevensbehandeling, gegevenskwaliteit en de noodzaak om schaalvoordelen te realiseren en om de negatieve gevolgen van potentiële divergenties met betrekking tot zowel de gegevenskwaliteit als de taken van aanbieders van datarapporteringsdiensten te vermijden, is het nuttig en gerechtvaardigd om vergunnings- en toezichtbevoegdheden met betrekking tot aanbieders van datarapporteringsdiensten over te dragen van de bevoegde autoriteiten aan de ESMA en deze bevoegdheden in Verordening (EU) nr. 600/2014 te specificeren, zodat tegelijkertijd de voordelen van het poolen van gegevensgerelateerde bevoegdheden kunnen worden geconsolideerd binnen de ESMA.
(43)Retailbeleggers moeten adequaat worden geïnformeerd over potentiële risico's wanneer zij besluiten in een financieel instrument te beleggen. Het wettelijke kader van de Unie heeft tot doel het risico van miskoop te verminderen, waarvan sprake is indien aan retailbeleggers financiële producten worden verkocht die niet aan hun behoeften of verwachtingen voldoen. Daartoe versterken Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 de organisatorische en bedrijfsvoeringsvereisten om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen handelen in het belang van hun cliënten. Deze vereisten omvatten onder meer een betere informatieverschaffing over risico's aan cliënten, een betere beoordeling van de geschiktheid van aanbevolen producten en een verplichting om financiële instrumenten op de vastgestelde doelmarkt te distribueren, rekening houdend met factoren zoals de solvabiliteit van emittenten. De ESMA dient ten volle gebruik te maken van haar bevoegdheden om toezichtconvergentie te waarborgen en de nationale autoriteiten te ondersteunen bij het realiseren van een hoog niveau van beleggersbescherming en effectief toezicht op de risico's die aan financiële producten verbonden zijn.
(44)Het is belangrijk te zorgen voor effectieve en efficiënte indiening, verzameling, analyse en publicatie van gegevens voor berekeningen om de vereisten voor de stelsels van transparantie vóór en na de handel en van handelsverplichtingen te bepalen, alsmede ten behoeve van referentiegegevens in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 600/2014 en Verordening (EU) nr. 596/2014. Aan de ESMA moeten bijgevolg bevoegdheden worden toegekend om bij marktpartijen rechtstreeks gegevens te verzamelen met betrekking tot transparantievereisten vóór en na de handel alsook hun vergunningverlening aan en toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten.
(45)Door deze bevoegdheden aan de ESMA toe te kennen, is centraal beheerde vergunningverlening en centraal beheerd toezicht mogelijk, waardoor de huidige situatie zou worden vermeden waarin meerdere handelsplatforms, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, goedgekeurde publicatieregelingen en verstrekkers van consolidated tape verplicht zijn aan meerdere bevoegde autoriteiten gegevens te verstrekken die pas daarna aan de ESMA worden verstrekt. Een dergelijk centraal beheerd systeem zou in hoge mate voordelig moeten zijn voor de marktdeelnemers in termen van grotere gegevenstransparantie, beleggersbescherming en marktefficiëntie.
(46)De overdracht van bevoegdheden op het gebied van gegevensverzameling, vergunningverlening en toezicht door de bevoegde autoriteiten aan de ESMA is ook van belang voor andere taken die krachtens Verordening (EU) nr. 600/2014 door de ESMA worden verricht, zoals marktmonitoring, tijdelijke interventiebevoegdheden en positiebeheersbevoegdheden van de ESMA, alsmede het waarborgen van de consistente naleving van de vereisten inzake transparantie vóór en na de handel.
(47)Opdat de ESMA haar toezichtbevoegdheden op het gebied van gegevensverwerking en gegevensaanbieding effectief kan uitoefenen, moet zij in staat zijn onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten. De ESMA moet boetes of dwangsommen kunnen opleggen om aanbieders van datarapporteringsdiensten te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, volledige en correcte door de ESMA gevraagde informatie te verstrekken of zich aan een onderzoek of een inspectie ter plaatse te onderwerpen, en administratieve sancties of andere administratieve maatregelen kunnen opleggen indien zij vaststelt dat een persoon opzettelijk of uit onachtzaamheid inbreuk op Verordening (EU) nr. 600/2014 heeft gemaakt.
(48)Financiële producten die cruciale benchmarks gebruiken, zijn in alle lidstaten beschikbaar. Die benchmarks zijn bijgevolg van cruciaal belang voor het functioneren van de financiële markten en de financiële stabiliteit in de Unie. Het toezicht op een cruciale benchmark moet bijgevolg een holistisch beeld geven van de potentiële effecten, niet alleen in de lidstaat waar de beheerder is gevestigd en de lidstaten waar de contribuanten gevestigd zijn, maar in heel de Unie. Bijgevolg is het aangewezen dat op Unieniveau toezicht wordt uitgeoefend op cruciale benchmarks door de ESMA. Om dubbel werk te voorkomen, mogen beheerders van cruciale benchmarks, met inbegrip van niet-cruciale benchmarks die zij mogelijk beheren, alleen onder toezicht staan van de ESMA
(49)Indien een benchmark echter slechts in één lidstaat van cruciaal belang is kan het, omdat de bevoegde autoriteit van die lidstaat dichter bij de markt staat, aangewezen zijn dat de ESMA het toezicht op die benchmark geheel of gedeeltelijk aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de beheerder gevestigd is delegeert, mits de ESMA daartoe vooraf de toestemming van die bevoegde autoriteit heeft verkregen.
(50)Aangezien beheerders van en contribuanten aan cruciale benchmarks aan strengere vereisten worden onderworpen dan beheerders van en contribuanten aan andere benchmarks, moet de aanwijzing van benchmarks als cruciale benchmark door de Commissie of de ESMA worden uitgevoerd en door de Commissie worden gecodificeerd. Aangezien de nationale bevoegde autoriteiten de beste toegang hebben tot gegevens en informatie over benchmarks waarop zij toezicht houden, moeten zij de Commissie of de ESMA in kennis stellen van benchmarks die naar hun mening voldoen aan de criteria voor cruciale benchmarks.
(51)Colleges van toezichthouders voor cruciale benchmarks werden geacht bij te dragen tot de geharmoniseerde toepassing van de regels krachtens Verordening (EU) 2016/1011 en tot de convergentie van toezichtpraktijken. Omdat de ESMA rechtstreeks in contact staat met alle nationale toezichthouders of uit die toezichthouders bestaat, zullen die colleges van toezichthouders niet langer nodig zijn.
(52)De procedure voor de vaststelling van de referentielidstaat voor benchmarkbeheerders die gevestigd zijn in derde landen die een aanvraag om erkenning in de Unie indienen, is omslachtig en tijdrovend voor zowel de aanvragers als de nationale bevoegde autoriteiten. Aanvragers kunnen proberen invloed uit te oefenen op deze vaststelling om toezichtarbitrage te bewerkstelligen, net als andere benchmarkbeheerders die in derde landen gevestigd zijn en toegang tot de Unie trachten te verkrijgen via de bekrachtigingsregeling. Deze benchmarkbeheerders kunnen hun wettelijke vertegenwoordiger strategisch kiezen in een lidstaat waar zij het toezicht minder streng achten. Met een geharmoniseerde aanpak waarbij de ESMA optreedt als bevoegde autoriteit voor benchmarks van derde landen en de beheerders ervan worden deze risico's en de kosten voor het bepalen van de referentielidstaat alsook van het daaropvolgende toezicht vermeden. Met deze rol als bevoegde autoriteit voor benchmarks uit derde landen is de ESMA bovendien de gesprekspartner in de Unie voor toezichthouders in derde landen, waardoor grensoverschrijdende samenwerking efficiënter en effectiever wordt.
(53)Veel, zo niet de meeste benchmarkbeheerders zijn banken of financiële dienstverleningsbedrijven die cliëntengelden beheren. Om de strijd van de Unie tegen het witwassen van geld of de financiering van terrorisme niet te ondergraven, moet het een basisvoorwaarde zijn voor het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst met een bevoegde autoriteit in het kader van een gelijkwaardigheidsregeling, dat het land van de bevoegde autoriteit niet voorkomt op de lijst van rechtsgebieden met strategische tekortkomingen in hun nationale antiwitwaspraktijken en de bestrijding van de financiering van terroristische regimes die een ernstige bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie.
(54)Bijna alle benchmarks verwijzen naar financiële producten die in verschillende lidstaten, zo al niet heel de Unie, beschikbaar zijn. Om risico's op te sporen die verband houden met de aanbieding van benchmarks die mogelijk niet langer betrouwbaar of representatief zijn voor de markt- of economische realiteit die zij beogen te meten, moeten de bevoegde autoriteiten, waaronder de ESMA, samenwerken en elkaar in voorkomende gevallen bijstaan.
(55)Vanwege de aard van de betrokken effecten en emittenten houden bepaalde soorten prospectussen die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1129 zijn opgesteld een grensoverschrijdende dimensie binnen de Unie, een niveau van technische complexiteit en/of potentiële risico's van regelgevingsarbitrage in die van dien aard zijn dat het gecentraliseerde toezicht daarop door de ESMA tot effectievere en efficiëntere resultaten zou leiden dan het toezicht op nationaal niveau. Consolidatie op het niveau van de ESMA van de goedkeuring van dergelijke prospectussen alsmede daarmee verband houdende toezicht- en handhavingsactiviteiten op het niveau van de ESMA moeten de kosten van naleving en administratieve belemmeringen verminderen en tegelijkertijd de kwaliteit, consistentie en efficiëntie van het toezicht in de Unie verhogen.
(56)Onderhandse plaatsingen van andere dan eigenvermogensinstrumenten vormen een belangrijke bron van kapitaal voor emittenten en zijn van nature grensoverschrijdend. Voor een onderhandse plaatsing bij gekwalificeerde beleggers is weliswaar geen prospectus vereist, maar voor de latere toelating van de effecten tot de handel op een gereglementeerde markt is krachtens Verordening (EU) 2017/1129 wel de publicatie van een prospectus vereist. De prospectusregeling biedt emittenten de vrijheid om hun lidstaat van herkomst te kiezen indien de nominale waarde per eenheid van andere dan eigenvermogensinstrumenten meer dan 1 000 EUR bedraagt. Aangezien de andere dan eigenvermogensinstrumenten waarop onderhandse plaatsingen betrekking hebben gewoonlijk een nominale waarde per eenheid van meer dan 1 000 EUR hebben, biedt dit de mogelijkheid tot regelgevende forumshopping. Door de ESMA te belasten met de goedkeuring van dergelijke wholesale-prospectussen voor andere dan eigenvermogensinstrumenten die tot de handel op een gereglementeerde markt of het specifieke segment daarvan waartoe alleen gekwalificeerde beleggers toegang kunnen hebben, zijn toegelaten, moet de tweeledige doelstelling worden bereikt om een gelijk speelveld voor emittenten en een hogere mate van efficiëntie te waarborgen door de goedkeuringsprocedures significant te stroomlijnen.
(57)De goedkeuring van prospectussen met betrekking tot asset-backed security's alsmede de goedkeuring van prospectussen die zijn opgesteld door gespecialiseerde emittenten, zoals vastgoedmaatschappijen, delfstofmaatschappijen, op wetenschappelijk onderzoek gebaseerde bedrijven of scheepvaartmaatschappijen, vereisen dat de nationale bevoegde autoriteiten beschikken over zeer gespecialiseerd personeel, meestal om een vrij bescheiden hoeveelheid prospectussen te behandelen. Bovendien is bepaalde niet-financiële informatie die door gespecialiseerde emittenten moet worden openbaar gemaakt, niet gespecificeerd in de gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) 2017/1129, maar wordt dit overgelaten aan de nationale bevoegde autoriteiten. Dit is een potentiële bron van inefficiëntie en regelgevingsarbitrage. Het feit dat de ESMA met de goedkeuring van dit soort prospectussen wordt belast, moet enerzijds een gelijk speelveld waarborgen wat de openbaarmaking van informatie betreft en het risico van regelgevingsarbitrage wegnemen, en anderzijds een optimale toewijzing van toezichtmiddelen op het niveau van de Unie garanderen door het opzetten van de ESMA als expertisecentrum, waardoor het toezicht op de betrokken prospectussen efficiënter wordt.
(58)Emittenten uit derde landen die in overeenstemming met het recht van de Unie een prospectus opstellen, genieten enige flexibiliteit wat betreft de keuze van hun lidstaat van herkomst voor de goedkeuring van een prospectus, hetgeen het risico met zich meebrengt dat lidstaatoverschrijdende "toezichtforumshopping" ontstaat. Door deze goedkeuringen op het niveau van de ESMA te consolideren, zou worden gezorgd voor een volledig geharmoniseerde aanpak ten aanzien van emittenten uit derde landen en zou het risico van regelgevingsarbitrage verdwijnen. Emittenten uit derde landen zullen daarbij de ESMA als centraal aanspreekpunt in de Unie hebben, ongeacht de lidstaat of lidstaten waar zij hun effecten aanbieden of toelating tot de handel vragen. Hierdoor hoeft voor dergelijke emittenten uit derde landen niet langer een lidstaat van herkomst te worden vastgesteld.
(59)De gelijkwaardigheidsregeling voor prospectussen die krachtens de nationale wetgeving van derde landen zijn opgesteld, moet worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de gelijkwaardigheidsbeoordeling en de daaropvolgende vaststelling van een besluit door de Commissie niet alleen gebaseerd zijn op de informatievereisten van de nationale wetgeving van dergelijke derde landen, maar ook op het bestaan van een kader voor het onderzoek en de goedkeuring van het prospectus door de toezichthouder van een derde land, in voorkomend geval met inbegrip van de aanvullingen daarop, en op effectief toezicht op en effectieve handhaving van de aanbiedingen en toelatingen in het kader van een dergelijk prospectus. Om consistent te zijn met de aanpak die de Commissie heeft uiteengezet in haar werkdocument van de diensten van de Commissie "EU equivalence decisions in financial services policy: an assessment" (SWD(2017) 102 final), moet de Commissie haar gelijkwaardigheidsbesluit kunnen onderwerpen aan aanvullende voorwaarden ter bescherming van de marktintegriteit binnen de Unie en ter bevordering van de interne markt voor financiële diensten alsmede gemeenschappelijke waarden en gedeelde regelgevingsdoelstellingen op internationaal niveau. Dergelijke voorwaarden kunnen zijn dat het derde land moet voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1129 opgestelde prospectussen of de ESMA in staat moet worden gesteld met de betrokken toezichthouder van een derde land samen te werken om de regels van het derde land voortdurend te monitoren.
(60)Indien de wettelijke en toezichtregelingen van een derde land met betrekking tot overeenkomstig het nationale recht van dat derde land opgestelde prospectussen door de Commissie gelijkwaardig zijn verklaard en indien tussen de ESMA en de toezichthoudende autoriteit van dat derde land een passende samenwerkingsovereenkomst is gesloten, moet elk door de toezichthoudende autoriteit van dat derde land goedgekeurd prospectus dat in de Unie voor een aanbieding van effecten aan het publiek of een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt wordt gebruikt, bij de ESMA worden ingediend en moeten de regels voor de vaststelling van de lidstaat van herkomst buiten toepassing worden gelaten.
(61)Aangezien de in Verordening (EU) 2017/1129 vastgestelde gelijkwaardigheidsregeling vereist dat de bevoegde autoriteiten en de ESMA een beroep doen op toezichthouders van derde landen met betrekking tot aanbiedingen en toelatingen tot de handel die in de Unie plaatsvinden op basis van een krachtens de regels van derde landen opgesteld prospectus, moeten deze bevoegde autoriteiten en de ESMA er ook op kunnen vertrouwen dat de preventie van het gebruik van het financiële systeem voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering in het betrokken derde land is verzekerd. Daartoe, en ook om de strijd van de Unie tegen het witwassen van geld en/of terrorismefinanciering niet te ondermijnen, moet een basisvoorwaarde voor het sluiten door de ESMA van een samenwerkingsovereenkomst met een toezichthouder uit een derde land in het kader van de gelijkwaardigheidsregeling van Verordening (EU) 2017/1129 zijn dat het derde land niet voorkomt op de lijst van rechtsgebieden die worden geacht strategische tekortkomingen te vertonen in hun beleid inzake de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die significante bedreigingen voor het financiële systeem van de Unie vormen.
(62)De ESMA moet de bevoegdheid krijgen om administratieve sancties op te leggen of andere administratieve maatregelen te nemen voor inbreuken op Verordening (EU) 2017/1129 in verband met de specifieke soorten prospectussen waarvoor de ESMA goedkeuring verleent. Deze verordening moet bijgevolg duidelijk de grenzen aangeven van dergelijke administratieve sancties of andere administratieve maatregelen, die effectief, evenredig en afschrikkend moeten zijn.
(63)Het toezicht op reclame in verband met prospectussen waarvoor de ESMA goedkeuring verleent, moet eveneens aan de ESMA worden overgedragen. De ESMA moet de mogelijkheid hebben om controle uit te oefenen op de naleving van de voorschriften voor deze reclame. Een dergelijke controle moet door de ESMA echter altijd worden uitgevoerd met betrekking tot reclame die wordt verspreid in een lidstaat waarvan de bevoegde autoriteit de ESMA formeel heeft verzocht gebruik te maken van haar controlebevoegdheid telkens wanneer een door de ESMA goedgekeurd prospectus wordt gebruikt voor een aanbieding of toelating in haar rechtsgebied. Om een dergelijke taak uit te voeren, moet de ESMA over adequate personele middelen beschikken met voldoende kennis van de relevante nationale regels inzake consumentenbescherming.
(64)De ESMA is bevoegd voor het onderzoeken en goedkeuren van alle prospectussen van de types als omschreven in deze verordening die vanaf de datum van toepassing van deze verordening ter goedkeuring worden voorgelegd. De prospectussen van de in deze verordening omschreven types die vóór de datum van toepassing van deze verordening door een bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd of ter goedkeuring bij een bevoegde autoriteit zijn ingediend, maar op die datum nog niet zijn goedgekeurd, moeten onder toezicht van die bevoegde autoriteit blijven. Om elke verwarring te voorkomen, moet dit toezicht met name betrekking hebben op de afronding van de onderzoeks- en goedkeuringsprocedure voor de prospectussen die nog niet zijn goedgekeurd, alsmede op alle goedkeurings- en kennisgevingstaken die van toepassing zijn op de desbetreffende aanvullingen en definitieve voorwaarden, indien van toepassing.
(65)Het is aangewezen te voorzien in een redelijke termijn om de noodzakelijke regelingen te treffen voor de beoogde governancestructuur en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen teneinde de ETA's en de andere betrokken partijen in staat te stellen de bij deze verordening ingevoerde regels toe te passen.
(66)Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010, Verordening (EU) nr. 1095/2010, Verordening (EU) nr. 345/2013, Verordening (EU) nr. 346/2013, Verordening (EU) nr. 600/2014, Verordening (EU) nr. 2015/760, Verordening (EU) 2016/2011, en Verordening (EU) 2017/1129 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1093/2010
Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad*, Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad**, Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad***, Verordening (EU) 2015/847**** van het Europees Parlement en de Raad*****, Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad****** en, voor zover die handelingen van toepassing zijn op kredietinstellingen en financiële instellingen en de daarop toezicht houdende bevoegde autoriteiten, van de desbetreffende onderdelen van Richtlijn 2002/65/EG en Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad*******, met inbegrip van alle op die handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende Uniehandelingen waarmee taken aan de Autoriteit worden opgedragen. De Autoriteit handelt tevens in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad********.
* Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).
** Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).
*** Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 214).
**** Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).
***** Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).
****** Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
******** Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).";
(b)aan artikel 1, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De Autoriteit handelt ook overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad(*) voor zover die richtlijn van toepassing is op partijen uit de financiële sector en de bevoegde autoriteiten die op hen toezicht houden. Uitsluitend met het oog daarop voert EBA de taken uit die door juridisch bindende Uniehandelingen zijn opgedragen aan de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010, en aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010. Bij de uitvoering van die taken houdt de Autoriteit die Autoriteiten op de hoogte van haar werkzaamheden met betrekking tot entiteiten die een "financiële instelling" in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 of een "financiëlemarktdeelnemer" in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 zijn.
(*) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).".
(2)In artikel 2, lid 5, wordt de volgende alinea ingevoegd:
"Wanneer in deze verordening sprake is van toezicht, omvat dit ook de activiteiten van alle bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen moeten worden uitgevoerd.".
(3)Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a)
punt 1 wordt vervangen door:
"1. "financiële instellingen": onderneming onderworpen aan regulering en toezicht overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen;";
a bis) het volgende punt 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. "partijen uit de financiële sector": een entiteit die onder Richtlijn (EU) 2015/849 valt en die ofwel een "financiële instelling" in de zin van artikel 4, lid 1, van deze verordening en van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 is, dan wel een "financiëlemarktdeelnemer" in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010;";
b)
in punt 2 wordt punt i) vervangen door:
"i) bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 40, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van de Europese Centrale Bank voor kwesties die betrekking hebben op de taken die haar krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn opgedragen;";
c)
in punt 2 wordt punt ii) vervangen door:
"ii) wat de Richtlijnen 2002/65/EG en (EU) 2015/849 betreft, de autoriteiten en organen bevoegd voor het doen naleven van de vereisten van die richtlijnen door de kredietinstellingen en financiële instellingen;
ii bis) wat Richtlijn (EU) 2015/849 betreft, de autoriteiten en organen die toezicht uitoefenen op financiële instellingen en bevoegd zijn voor het doen naleven door die instellingen van de vereisten van die richtlijn;";
d)
in punt 2 wordt punt iii) vervangen door:
"iii) wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad of, ingeval de activiteiten van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming worden beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op die stelsels, en de betrokken administratieve autoriteiten als bedoeld in die richtlijn, en";
e)
in punt 2 worden de volgende punten v) en vi) toegevoegd:
"v) bevoegde autoriteiten als bedoeld in Richtlijn 2014/17/EU, in Verordening (EU) 2015/751, in Richtlijn (EU) 2015/2366, in Richtlijn 2009/110/EG, in Verordening (EG) nr. 924/2009 en in Verordening (EU) nr. 260/2012;
vi) organen en autoriteiten als bedoeld in artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG.".
(4)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a)
punt 2 wordt vervangen door:
"2. een directie, die de in artikel 47 vastgestelde taken uitoefent;";
b)
punt 4 wordt geschrapt.
(5)
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het punt a bis) wordt vervangen door:
(1) "a bis) opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie;";
ii)
het volgende punt a ter) wordt ingevoegd:
(2)"a ter) opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie, dat beste toezichtpraktijken en hoogkwalitatieve methodieken en werkwijzen beschrijft;";
iii)
de punten e) en f) worden vervangen door:
(3)"e) organiseren en verrichten van toetsingen van bevoegde autoriteiten en in dat verband richtsnoeren en aanbevelingen bekendmaken en beste praktijken vaststellen, met de bedoeling de consistentie in de toezichtresultaten te verhogen;
(4)f) monitoren en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebied, onder meer, waar relevant, van ontwikkelingen met betrekking tot tendensen in kredietverstrekking, met name aan huishoudens en het mkb, en in innovatieve financiële diensten;";
iv)
punt h) wordt vervangen door:
(5)"h) bevorderen van de bescherming van depositohouders, consumenten en beleggers;";
v)
het volgende punt l) wordt toegevoegd:
"l) bijdragen tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.";
b)
in lid 1 bis wordt het volgende punt c) ingevoegd:
"c) houdt de Autoriteit rekening met technologische innovatie, innovatieve en houdbare bedrijfsmodellen, en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren.";
c)
lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) punt c bis wordt ingevoegd:
"c bis) aanbevelingen te doen als bepaald in de artikelen 29 bis en 31 bis;";
ii) punt h) wordt vervangen door:
"h) overeenkomstig de artikelen 35 en 35 ter de nodige informatie over financiële instellingen te verzamelen;".
(6)Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit monitort nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen om de veiligheid en de soliditeit van markten en de convergentie van regulerings- en toezichtpraktijken te bevorderen.";
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel ervan, een commissie financiële innovatie in, waarin alle betrokken bevoegde toezichthoudende autoriteiten en autoriteiten voor consumentenbescherming zitting hebben met het oog op een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regulering voor en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en die adviezen aanlevert welke de Autoriteit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verstrekt. De Autoriteit kan ook nationale autoriteiten voor gegevensbescherming opnemen in die commissie.".
6 bis)
De volgende artikelen 9 bis en 9 ter worden ingevoegd:
"Artikel 9 bis
Bijzondere taken met betrekking tot de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering
1.De Autoriteit neemt een leidende rol op bij het bevorderen van de integriteit, transparantie en veiligheid in het financiële stelsel, door maatregelen vast te stellen ter voorkoming en bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, onder meer door:
(a)bij bevoegde autoriteiten informatie te verzamelen met betrekking tot zwakke punten die zijn geconstateerd in de processen en procedures, de governanceregelingen, deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen, bedrijfsmodellen en activiteiten van partijen uit de financiële sector, om witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen, alsmede maatregelen genomen door bevoegde autoriteiten. Bevoegde autoriteiten verschaffen al deze informatie aan de Autoriteit, naast alle verplichtingen uit hoofde van artikel 35. De Autoriteit coördineert nauw met financiële-inlichtingeneenheden (FIU's);
(b)gemeenschappelijke normen uit te werken voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering in de financiële sector en bij te dragen aan de consistente implementatie daarvan;
(c)marktontwikkelingen te monitoren en een beoordeling te maken van kwetsbare punten voor witwassen en terrorismefinanciering in de financiële sector.
2.De Autoriteit zet een centrale databank op voor de in overeenstemming met lid 1, punt a), verzamelde informatie en houdt deze actueel. De Autoriteit zorgt ervoor dat informatie wordt geanalyseerd en aan bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld op need-to-know-basis en op vertrouwelijke basis.
3.De Autoriteit bevordert de convergentie van de in Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde toezichtprocessen, onder meer door, in overeenstemming met artikel 30, periodieke evaluaties uit te voeren.
Wanneer dit soort evaluatie ernstige tekortkomingen aan het licht brengt bij het identificeren, beoordelen of aanpakken van risico's van witwassen en terrorismefinanciering en de bevoegde autoriteit geen actie onderneemt om maatregelen te nemen in reactie op de in het in artikel 30, lid 3, genoemde verslag uiteengezette follow-upmaatregelen, stelt de Autoriteit het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis.
4.De Autoriteit voert op geregelde tijdstippen risicobeoordelingen uit voor bevoegde autoriteiten, waarbij de klemtoon vooral ligt op de in artikel 4, lid 2, punt ii bis), genoemde bevoegde autoriteiten, met het oog op het testen van hun strategieën en middelen voor het aanpakken en monitoren van de belangrijkste risico's die zich voordoen met betrekking tot witwassen en terrorismefinanciering. De Autoriteit stelt de Commissie in kennis van de uitkomsten van deze risicobeoordelingen, onder meer door de analyse van de uitkomsten te verwerken in het advies dat zij overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849 moet uitbrengen.
5.In belangrijke gevallen van witwassen en terrorismefinanciering die van invloed zijn op grensoverschrijdende kwesties met derde landen, heeft de Autoriteit een leidende rol bij het faciliteren van samenwerking tussen bevoegde autoriteiten in de Unie en de betrokken autoriteiten in derde landen.
6.De Autoriteit richt een permanent intern comité inzake bestrijding van witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering (AML/CTF) op met het oog op de coördinatie van maatregelen om witwassen en terrorismefinanciering te bestrijden en om door de Autoriteit in overeenstemming met artikel 44 te nemen ontwerp-besluiten voor te bereiden.
7.Het comité wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van toezichthouders en bestaat uit de hoofden van de autoriteiten en organen bevoegd voor het doen naleven van de vereisten van Richtlijn (EU) 2015/849 door financiële instellingen. Daarnaast kunnen de Commissie, het ESRB, de raad van toezicht van de Europese Centrale Bank, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten elk een vertegenwoordiger op hoog niveau aanstellen om als waarnemers aan de bijeenkomsten van het comité deel te nemen.
Artikel 9 ter
Verzoek tot het voeren van onderzoek met betrekking tot het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering
1.In kwesties met betrekking tot het in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/849 voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor doeleinden van witwassen en terrorismefinanciering, kan de Autoriteit, wanneer zij over aanwijzingen van belangrijke inbreuken beschikt, een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, punt ii bis), verzoeken om een onderzoek te voeren naar door een partij uit de financiële sector mogelijk gemaakte inbreuken op Unierecht en, wanneer dat Unierecht uit richtlijnen bestaat of lidstaten uitdrukkelijk opties laat, inbreuken op nationale wetgeving tot omzetting van richtlijnen of tot uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties, en om te overwegen aan die partij sancties op te leggen ten aanzien van die inbreuken. Zo nodig kan zij een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, punt ii bis), ook verzoeken om te overwegen een tot die partij uit de financiële sector gericht individueel besluit vast te stellen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te treffen om te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van het rechtstreeks toepasselijke Unierecht of uit hoofde van nationale wetgeving tot omzetting van richtlijnen of tot uitoefening van door Unierecht aan lidstaten gelaten opties, met inbegrip van het stopzetten van gedragingen.
2.De bevoegde autoriteit voldoet aan verzoeken die in overeenstemming met lid 1 tot haar zijn gericht, en stelt de Autoriteit binnen tien dagen in kennis van de stappen die zij heeft gezet of voornemens is te zetten om aan dat verzoek te voldoen.
3.Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van artikel 258 VWEU, is, wanneer een bevoegde autoriteit niet aan lid 2 van dit artikel voldoet, artikel 17 van toepassing.".
(7)Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De Autoriteit kan ook richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen aan de autoriteiten van de lidstaten die op grond van deze verordening niet als bevoegde autoriteiten zijn omschreven, maar die gemachtigd zijn om de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen te doen toepassen.";
b)
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit houdt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, open raadplegingen over de richtsnoeren en aanbevelingen die zij uitbrengt, en analyseert de potentiële kosten en baten van het uitbrengen van deze richtsnoeren en aanbevelingen. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de richtsnoeren of aanbevelingen. Ook wint de Autoriteit, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, het standpunt of advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep bankwezen.";
c)
in lid 4 wordt de volgende zin toegevoegd:
"In het verslag wordt ook toegelicht hoe de Autoriteit de uitvaardiging van haar richtsnoeren en aanbevelingen heeft gerechtvaardigd en wordt een samenvatting gegeven van de bij openbare raadplegingen over die richtsnoeren en aanbevelingen ontvangen feedback.";
d)
het volgende lid 5 wordt toegevoegd:
"5. Wanneer twee derde van de leden van de Stakeholdergroep bankwezen van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheden heeft overschreden door bepaalde richtsnoeren of aanbevelingen uit te vaardigen, kunnen zij de Commissie een met redenen omkleed advies zenden.
De Commissie verzoekt de Autoriteit dan om een toelichting waarin de uitvaardiging van de betrokken richtsnoeren of aanbevelingen wordt onderbouwd. De Commissie beoordeelt, nadat zij de toelichting van de Autoriteit heeft ontvangen, het toepassingsgebied van de richtsnoeren of aanbevelingen in het licht van de bevoegdheden van de Autoriteit. Wanneer de Commissie van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden, en na de Autoriteit in de gelegenheid te hebben gesteld haar standpunt kenbaar te maken, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waarin de Autoriteit wordt gelast de betrokken richtsnoeren of aanbevelingen in te trekken. Het besluit van de Commissie wordt bekendgemaakt.".
(8)Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
(a)aan lid 2 worden de volgende alinea's toegevoegd:
"Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden kan de Autoriteit een goed onderbouwd en met redenen omkleed informatieverzoek richten aan andere bevoegde autoriteiten of betrokken financiële instellingen, wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht. Wanneer het met redenen omklede verzoek tot financiële instellingen is gericht, wordt daarin uitgelegd waarom de informatie noodzakelijk is voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk of niet-toepassing van het Unierecht.
De adressaat van dit soort verzoek verschaft de Autoriteit onverwijld duidelijke, correcte en volledige informatie.
Wanneer een informatieverzoek tot een financiële instelling is gericht, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten van dat verzoek in kennis. De bevoegde autoriteiten verlenen de Autoriteit, wanneer deze daarom verzoekt, bijstand bij het verzamelen van de informatie.";
(b)de leden 6 en 7 worden vervangen door:
"6.
Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie overeenkomstig artikel 258 VWEU kan, wanneer een bevoegde autoriteit het in lid 4 bedoelde formeel advies niet binnen de daarin bepaalde termijn naleeft en wanneer het nodig is deze niet-naleving tijdig te verhelpen om neutrale concurrentievoorwaarden op de markt te behouden of te herstellen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van het financiële stelsel te verzekeren, de Autoriteit, indien de toepasselijke eisen van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen op de financiële instellingen rechtstreeks toepasselijk zijn op financiële instellingen of, in het kader van kwesties met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, op partijen uit de financiële sector, een tot een financiële instelling of een partij uit de financiële sector gericht individueel besluit nemen waarin deze wordt gelast alle nodige maatregelen te nemen om te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van gedragingen.
In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor doeleinden van witwassen en terrorismefinanciering kan, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op partijen uit de financiële sector, de Autoriteit een besluit vaststellen waarin de bevoegde autoriteit wordt gelast het in lid 4 bedoelde formeel advies na te leven binnen de daarin vermelde termijn. Indien die autoriteit dat besluit niet naleeft, kan de Autoriteit ook in overeenstemming met de eerste alinea een besluit vaststellen. Daartoe past de Autoriteit alle relevante Unierecht toe en, wanneer dat Unierecht uit richtlijnen bestaat, de nationale wetgeving tot omzetting van die richtlijnen. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, past de Autoriteit ook de nationale wetgeving toe waarmee die opties worden uitgeoefend.
Het besluit van de Autoriteit is in overeenstemming met het door de Commissie ingevolge lid 4 van dit artikel uitgebrachte formeel advies.
7.
In overeenstemming met lid 6 vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Bij het nemen van maatregelen met betrekking tot aangelegenheden die onderworpen zijn aan een formeel advies ingevolge lid 4 van dit artikel of aan een besluit ingevolge lid 6, conformeren de bevoegde autoriteiten zich aan het formeel advies of het besluit, al naar het geval.".
(9)Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt vervangen door:
"1. In de gevallen vermeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen en onverminderd de in artikel 17 vastgestelde bevoegdheden, kan de Autoriteit de bevoegde autoriteiten bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de artikelen 2, 3 en 4 in één van de volgende omstandigheden:
a)
op verzoek van één of meer betrokken bevoegde autoriteiten wanneer een bevoegde autoriteit het oneens is met de procedure of de inhoud van een optreden, voorgenomen optreden of het niet-optreden van een andere bevoegde autoriteit;
b)
ambtshalve, wanneer op basis van objectieve criteria een verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten kan worden geconstateerd.
In de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen een gezamenlijk besluit moeten nemen, wordt een verschil van mening geacht te bestaan wanneer die autoriteiten binnen de in die handelingen bepaalde termijnen geen gezamenlijk besluit nemen.";
b)
de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:
"1 bis. De betrokken bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in de volgende gevallen onverwijld in kennis van het feit dat geen overeenstemming is bereikt:
a)
wanneer een termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen het eerste plaatsvindt:
i) de termijn is verstreken;
ii) één of meer betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve factoren, dat er een verschil van mening bestaat;
b)
wanneer geen termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen het eerste plaatsvindt:
i)
één of meer betrokken bevoegde autoriteiten concludeert, op basis van objectieve factoren, dat er een verschil van mening bestaat; of
ii)
twee maanden zijn verstreken sinds de datum van ontvangst door een bevoegde autoriteit van een verzoek van een andere bevoegde autoriteit om een bepaalde actie te ondernemen om aan die Uniehandelingen te voldoen, en de aangezochte autoriteit heeft nog geen besluit genomen om aan dat verzoek te voldoen.
1 ter. De voorzitter beoordeelt of de Autoriteit dient te handelen in overeenstemming met lid 1. Wanneer de Autoriteit ambtshalve ingrijpt, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van haar besluit betreffende het ingrijpen.
In afwachting van het besluit van de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 47, lid 3 bis, stellen alle bevoegde autoriteiten in de gevallen waarin op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen een gezamenlijk besluit moet worden genomen, hun individuele besluiten uit. Wanneer de Autoriteit besluit te handelen, stellen alle bij het gezamenlijke besluit betrokken bevoegde autoriteiten hun besluiten uit totdat de in de leden 2 en 3 beschreven procedure is afgerond.";
c)
lid 3 wordt vervangen door:
"Wanneer de betrokken bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tijdens de in lid 2 bedoelde verzoeningsfase tot overeenstemming te komen, kan de Autoriteit een besluit nemen waarin wordt verlangd dat die bevoegde autoriteiten specifieke maatregelen nemen of van het nemen van bepaalde maatregelen afzien om de zaak te schikken, teneinde de naleving van het Unierecht te garanderen. Het besluit van de Autoriteit is bindend voor de betrokken bevoegde autoriteiten. In het besluit van de Autoriteit kan van bevoegde autoriteiten worden verlangd dat zij een door hen vastgesteld besluit herroepen of wijzigen of dat zij gebruikmaken van de bevoegdheden waarover zij op grond van het desbetreffende Unierecht beschikken.";
d)
het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis. De Autoriteit stelt de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van het feit dat de procedures volgens de leden 2 en 3 zijn afgerond, samen met, in voorkomend geval, het op grond van lid 3 genomen besluit.";
e)
lid 4 wordt vervangen door:
"4. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 van het Verdrag, kan de Autoriteit, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en daardoor niet verzekert dat een financiële instelling voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen rechtstreeks op die instelling van toepassing zijn, een tot die financiële instelling gericht individueel besluit nemen waarin wordt verlangd dat die financiële instelling de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.".
"4.
Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, kan de Autoriteit, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en daardoor niet verzekert dat een financiële instelling of, in het kader van kwesties met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, een partij uit de financiële sector voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen rechtstreeks op die instelling of die partij van toepassing zijn, een tot die financiële instelling of die partij uit de financiële sector gericht individueel besluit nemen waarin wordt verlangd dat die financiële instelling of die partij uit de financiële sector de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.
In kwesties met betrekking tot het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor doeleinden van witwassen en terrorismefinanciering kan, wanneer de betrokken vereisten van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen niet rechtstreeks toepasselijk zijn op partijen uit de financiële sector, de Autoriteit ook een besluit vaststellen in overeenstemming met de eerste alinea. Daartoe past de Autoriteit alle relevante Unierecht toe en, wanneer dit Unierecht uit richtlijnen bestaat, de nationale wetgeving tot omzetting van die richtlijnen. Wanneer het betrokken Unierecht uit verordeningen bestaat en wanneer door die verordeningen momenteel uitdrukkelijk opties aan de lidstaten worden gelaten, past de Autoriteit ook de nationale wetgeving toe waarmee die opties worden uitgeoefend.".
(10)Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 bis wordt geschrapt;
(b)in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Daartoe kan de Autoriteit gebruikmaken van de bevoegdheden die haar krachtens deze verordening, met inbegrip van de artikelen 35 en 35 ter, zijn verleend.".
(11)Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) bekendmaken van het strategisch toezichtplan overeenkomstig artikel 29 bis;";
ii)
punt b) wordt vervangen door:
"b) bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met betrekking tot alle relevante thema's, met inbegrip van, in voorkomend geval, cyberveiligheid en cyberaanvallen, met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake geheimhouding en gegevensbescherming waarin door de desbetreffende Uniewetgeving wordt voorzien;";
iii) punt e) wordt vervangen door:
"e) opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma's, onder meer over technologische innovatie, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden en de bevoegde autoriteiten aanmoedigen om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten.";
b)
in lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:
"Om een gemeenschappelijke toezichtcultuur tot stand te brengen, ontwikkelt en actualiseert de Autoriteit, rekening houdende met veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen van financiële instellingen, een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie. De Autoriteit ontwikkelt en actualiseert ook een Uniehandboek over de afwikkeling van financiële instellingen in de Unie. In zowel het Unietoezichthandboek als het Unieafwikkelingshandboek worden beste praktijken voor het toezicht beschreven en worden hoogkwalitatieve methodieken en werkwijzen nader uitgewerkt.".
(12)Het volgende artikel 29 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 29 bis
Strategisch toezichtplan
1. Bij de inwerkingtreding van Verordening [XXX verwijzing invoegen naar wijzigingsverordening] en nadien om de drie jaar tegen 31 maart brengt de Autoriteit een aanbeveling aan de bevoegde autoriteiten uit, waarin strategische doeleinden en prioriteiten voor het toezicht ("strategisch toezichtplan") worden vastgelegd en waarin bijdragen van bevoegde autoriteiten worden meegenomen. De Autoriteit zendt het strategisch plan ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en maakt het op haar website bekend.
In het strategisch toezichtplan worden specifieke prioriteiten voor toezichtactiviteiten vastgelegd, om consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken en een consistente, efficiënte en effectieve toepassing van Unierecht te bevorderen en om in te spelen op overeenkomstig artikel 32 in kaart gebrachte microprudentiële trends, potentiële risico's en zwakke plekken.
2. Tegen 30 september van elk jaar legt elke bevoegde autoriteit een ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma voor het komende jaar voor aan de Autoriteit en geeft zij specifiek aan hoe dat ontwerp van het jaarlijkse werkprogramma aansluit bij het strategisch toezichtplan.
Het ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma bevat specifieke doelstellingen en prioriteiten voor toezichtactiviteiten en kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor het selecteren van financiële instellingen, marktprakijken en -gedragingen, en financiële markten die tijdens het jaar dat door dat programma wordt bestreken, zullen worden onderzocht door de bevoegde autoriteit die het ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma indient.
3. De Autoriteit beoordeelt dat ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma en doet, wanneer er substantiële risico's bestaan dat de prioriteiten uit het strategisch toezichtplan niet worden verwezenlijkt, een aanbeveling aan de betrokken bevoegde autoriteit om het jaarlijkse werkprogramma van die betrokken bevoegde autoriteit af te stemmen op het strategisch toezichtplan.
Tegen 31 december van elk jaar stellen de bevoegde autoriteiten hun jaarlijkse werkprogramma vast, waarin die aanbevelingen zijn verwerkt.
4. Tegen 31 maart van elk jaar zendt elke bevoegde autoriteit de Autoriteit een verslag over de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma.
Dit verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
a)
een beschrijving van de toezichtactiviteiten en onderzoeken van financiële instellingen, marktpraktijken en -gedragingen, en financiële markten, en de bestuurlijke maatregelen en sancties die zijn opgelegd aan financiële instellingen die verantwoordelijk zijn voor inbreuken op Unierecht en nationaal recht;
b)
een beschrijving van activiteiten die zijn uitgevoerd en die niet gepland stonden in het jaarlijkse werkprogramma;
c)
een verklaring over de in het jaarlijkse werkprogramma geplande activiteiten die niet zijn uitgevoerd en de doelstellingen uit dat programma die niet werden behaald, alsmede de redenen waarom die activiteiten niet zijn uitgevoerd en die doelstellingen niet zijn behaald.
5. De Autoriteit maakt een beoordeling van de uitvoeringsverslagen van de bevoegde autoriteiten. Wanneer er substantiële risico's bestaan dat de prioriteiten uit het strategisch toezichtplan niet worden verwezenlijkt, doet de Autoriteit een aanbeveling aan elke betrokken bevoegde autoriteit over de manier waarop de desbetreffende tekortkomingen in haar activiteiten kunnen worden verholpen.
Op basis van de verslagen en haar eigen risicobeoordeling bepaalt de Autoriteit welke activiteiten van de bevoegde autoriteit van kritiek belang zijn om het strategisch toezichtplan te kunnen uitvoeren en, waar nodig, toetst zij die activiteiten op grond van artikel 30.
6. De Autoriteit maakt bij de beoordeling van de jaarlijkse werkprogramma's geconstateerde beste praktijken publiek beschikbaar.".
(13)Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
a)
de titel van het artikel wordt vervangen door:
"Toetsingen van bevoegde autoriteiten";
b)
lid 1 wordt vervangen door:
"1. De Autoriteit toetst periodiek sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te versterken. Hiertoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking tussen de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle informatie van stakeholders.";
c)
het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit een toetsingscommissie op, die uitsluitend uit personeelsleden van de Autoriteit bestaat. De Autoriteit kan bepaalde taken of besluiten delegeren aan de toetsingscommissie.";
d)
lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) de inleidende zin wordt vervangen door:
"De toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar is niet beperkt tot:";
ii)
punt a) wordt vervangen door:
"a) de adequaatheid van de middelen, de mate van onafhankelijkheid en de governanceregelingen van de bevoegde autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;";
e)
lid 3 wordt vervangen door:
"3. De Autoriteit stelt een verslag op met de uitkomsten van de toetsing. Dat verslag geeft toelichting en vermeldt welke follow-upmaatregelen als gevolg van de toetsing gepland staan. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 en adviezen overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder a).
Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Wanneer bevoegde autoriteiten geen maatregelen nemen in respons op de follow-upmaatregelen uit het verslag, brengt de Autoriteit een follow-upverslag uit.
Bij het opstellen van ontwerpen van technische regulerings- of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren en aanbevelingen overeenkomstig artikel 16, houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de toetsing, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtpraktijken van de hoogste kwaliteit.";
f)
het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis. De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat verdere harmonisering van de regels voor financiële instellingen of bevoegde autoriteiten noodzakelijk is.";
g)
lid 4 wordt vervangen door:
4. De Autoriteit maakt het in lid 3 bedoelde verslag bekend, samen met follow-upverslagen, tenzij bekendmaking risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel inhoudt. De bevoegde autoriteit die het voorwerp uitmaakt van de toetsing, wordt uitgenodigd opmerkingen te maken voordat verslagen worden bekendgemaakt. Die opmerkingen worden publiek beschikbaar gemaakt tenzij bekendmaking risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel inhoudt.".
(14)Aan artikel 31 wordt een nieuwe alinea toegevoegd:
"Wat betreft de activiteiten van bevoegde autoriteiten om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische innovatie, bevordert de Autoriteit toezichtconvergentie, met name via de uitwisseling van informatie en beste praktijken. Waar nodig kan de Autoriteit richtsnoeren of aanbevelingen in overeenstemming met artikel 16 vaststellen.".
(15)Het volgende artikel 31 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 31 bis
Coördinatie met betrekking tot het delegeren en uitbesteden van activiteiten, alsmede van risico-overdrachten
1.
De Autoriteit coördineert op doorlopende basis toezichtactiviteiten van bevoegde autoriteiten om toezichtconvergentie te bevorderen op het gebied van het delegeren en uitbesteden van activiteiten van financiële instellingen, alsmede met betrekking tot door hen uitgevoerde risico-overdrachten, in overeenstemming met de leden 2 tot en met 5.
2. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis wanneer zij voornemens zijn een vergunning of registratie toe te kennen met betrekking tot een financiële instelling die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen onder toezicht van de betrokken bevoegde autoriteit staat en wanneer het bedrijfsplan van de financiële instelling het delegeren of uitbesteden van een wezenlijk deel van haar activiteiten of een van de sleutelfuncties of de risico-overdracht van een wezenlijk deel van haar activiteiten naar derde landen inhoudt, om de voordelen van het EU-paspoort te kunnen genieten, terwijl in wezen substantiële activiteiten of functies buiten de Unie plaatsvinden. De kennisgeving aan de Autoriteit is gedetailleerd genoeg om de Autoriteit in staat te stellen een correcte beoordeling te maken.
Wanneer de Autoriteit het nodig acht een advies te richten aan een bevoegde autoriteit wat betreft het feit dat bij een in overeenstemming met de eerste alinea kennisgegeven vergunning of registratie het Unierecht of door de Autoriteit vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen of adviezen niet in acht zijn genomen, stelt de Autoriteit de bevoegde autoriteit daarvan in kennis binnen 20 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving door die bevoegde autoriteit. In dat geval wacht de bevoegde autoriteit het advies van de Autoriteit af voordat zij de registratie of vergunning toekent.
Op verzoek van de Autoriteit verschaft de bevoegde autoriteit binnen 15 werkdagen na ontvangst van dat verzoek informatie met betrekking tot haar besluiten om aan een financiële instelling die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen onder haar toezicht staat, een vergunning of registratie af te geven.
De Autoriteit brengt het advies uit, ongeacht in Unierecht vastgestelde termijnen, binnen uiterlijk twee maanden na de ontvangst van de kennisgeving overeenkomstig de eerste alinea.
3. Een financiële instelling stelt de bevoegde autoriteit in kennis van het uitbesteden of delegeren van een wezenlijk deel van haar activiteiten of een van haar sleutelfuncties en de risico-overdacht van een wezenlijk deel van haar activiteiten aan een andere entiteit of aan haar in een derde land gevestigde eigen bijkantoor. De betrokken bevoegde autoriteit stelt de Autoriteit op halfjaarlijkse basis in kennis van die kennisgevingen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 35 verschaft de bevoegde autoriteit, op verzoek van de Autoriteit, informatie met betrekking tot de regelingen van financiële instellingen voor het uitbesteden of delegeren van activiteiten of het overdragen van risico's.
De Autoriteit monitort of de betrokken bevoegde autoriteiten zich ervan vergewissen dat de in de eerste alinea bedoelde regelingen voor het uitbesteden of het delegeren van activiteiten of het overdragen van risico's worden aangegaan in overeenstemming met het Unierecht, voldoen aan de richtsnoeren, aanbevelingen of adviezen van de Autoriteit en geen belemmering vormen voor effectief toezicht door de bevoegde autoriteiten en handhaving in een derde land.
4. De Autoriteit kan aanbevelingen doen aan de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van aanbevelingen om een besluit te herzien of een vergunning in te trekken. Wanneer de betrokken bevoegde autoriteit de aanbevelingen van de Autoriteit niet binnen 15 werkdagen volgt, geeft de bevoegde autoriteit daarvoor de redenen en maakt de Autoriteit haar aanbevelingen openbaar, samen met die redenen.".
(16)Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
a)
een nieuw lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. De Autoriteit gaat ten minste jaarlijks na of het uitvoeren van in artikel 2 bedoelde Uniebrede beoordelingen van de weerbaarheid van financiële instellingen dienstig is en brengt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van haar bevindingen. Wanneer dergelijke Uniebrede beoordelingen worden uitgevoerd en de Autoriteit zulks dienstig acht, maakt zij voor elke deelnemende financiële instelling de uitkomsten bekend.
Verplichtingen inzake beroepsgeheim van bevoegde autoriteiten staan er niet aan in de weg dat bevoegde autoriteiten de uitkomsten van in lid 2 bedoelde Uniebrede beoordelingen bekendmaken of dat zij de uitkomst van die beoordelingen aan de Autoriteit zenden met het oog op de bekendmaking door de Autoriteit van de uitkomsten van Uniebrede beoordelingen van de weerbaarheid van financiële instellingen.";
(b)de leden 3 bis en 3 ter worden vervangen door:
"3 bis. De Autoriteit kan verlangen dat de bevoegde autoriteiten specifieke controles uitvoeren. Zij kan bevoegde autoriteiten verzoeken om inspecties ter plaatse uit te voeren, en kan deelnemen aan dergelijke inspecties ter plaatse overeenkomstig artikel 21 en behoudens de daarin vervatte voorwaarden, teneinde toe te zien op de vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van methoden, praktijken en uitkomsten.".
(17)Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van equivalentiebesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtregimes in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Autoriteit of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen daartoe verplicht is.";
b) de volgende leden 2 bis, 2 ter en 2 quater worden ingevoegd:
"2 bis. De Autoriteit monitort ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht en handhavingspraktijken en relevante marktontwikkelingen in derde landen waarvoor equivalentiebesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen, om na te gaan of de criteria op basis waarvan die besluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden nog steeds vervuld zijn. De Autoriteit dient op jaarbasis bij de Commissie een vertrouwelijk verslag in over haar bevindingen.
Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1, werkt de Autoriteit samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, ook de afwikkelingsautoriteiten van derde landen waarvan het rechts- en toezichtkader als equivalent zijn erkend. Die samenwerking verloopt op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:
a)
de mechanismen waarmee de Autoriteit relevante informatie kan krijgen, onder meer informatie over het reguleringsregime, de toezichtbenadering, relevante marktontwikkelingen en veranderingen die van invloed kunnen zijn op het equivalentiebesluit;
b)
voor zover vereist voor de follow-up van die equivalentiebesluiten, de procedures voor het coördineren van toezichtactiviteiten, met inbegrip van, zo nodig, inspecties ter plaatse.
De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken. De Commissie laat deze informatie meewegen wanneer zij de desbetreffende equivalentiebesluiten herziet.
2 ter. Wanneer de Autoriteit in de in lid 2 bis bedoelde derde landen ontwikkelingen constateert op het gebied van regulering, toezicht of de handhavingspraktijken die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt of de bescherming van beleggers of het functioneren van de interne markt stelt zij de Commissie daarvan vertrouwelijk en onverwijld in kennis.
De Autoriteit dient op jaarbasis een vertrouwelijk verslag in bij de Commissie over de ontwikkelingen in de in lid 2 bis bedoelde derde landen op het gebied van regulering, toezicht, handhaving en markten, waarin bijzondere aandacht gaat naar de gevolgen daarvan voor financiële stabiliteit, integriteit van de markt, bescherming van beleggers of het functioneren van de interne markt.
2 quater. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit vooraf in kennis van hun voornemens om administratieve regelingen aan te gaan met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen op een van de gebieden die onder de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen vallen, onder meer met betrekking tot bijkantoren van entiteiten uit derde landen. Terzelfder tijd verschaffen zij de Autoriteit een ontwerp van die voorgenomen regelingen.
De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om die modelregelingen te volgen.
In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van equivalentiebesluiten en over de monitoringactiviteiten door de Autoriteit uitgevoerd in overeenstemming met lid 2 bis.".
(18)In artikel 34 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Met betrekking tot beoordelingen op grond van artikel 22 van Richtlijn 2013/36/EG en waarvoor op grond van die richtlijn overleg tussen bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit, op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, een advies uitbrengen en bekendmaken over dat soort beoordeling, behalve wat betreft de criteria van artikel 23, lid 1, onder e), van die richtlijn. Het advies wordt terstond uitgebracht en hoe dan ook vóór het eind van de in die richtlijn bedoelde beoordelingsperiode. De artikelen 35 en 35 ter zijn van toepassing op de gebieden waarvoor de Autoriteit een advies kan uitbrengen.".
(19)Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
a)
de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:
"1. Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de bevoegde autoriteiten de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren, op voorwaarde dat zij rechtens inzage kunnen krijgen in de desbetreffende informatie.
De verschafte informatie is accuraat en volledig en wordt binnen de door de Autoriteit gestelde termijn ingediend.
2. De Autoriteit kan ook verzoeken dat informatie op gezette tijden en volgens gespecificeerde formats of middels vergelijkbare, door de Autoriteit goedgekeurde templates wordt verstrekt. Voor deze verzoeken wordt, waar mogelijk, gebruikgemaakt van gemeenschappelijke rapportageformats.
3. Op een goed onderbouwd verzoek van een bevoegde autoriteit verstrekt de Autoriteit alle informatie die nodig is om die bevoegde autoriteit in staat te stellen haar taken uit te voeren, overeenkomstig de in de sectorale wetgeving en in artikel 70 vastgestelde verplichtingen inzake beroepsgeheim.";
b)
lid 5 wordt vervangen door:
"5. Wanneer de overeenkomstig lid 1 verlangde informatie niet beschikbaar is of niet door de bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld binnen de door Autoriteit bepaalde termijn, richt de Autoriteit een goed onderbouwd en met redenen omkleed verzoek aan de volgende instanties:
a) andere autoriteiten met toezichttaken;
b) het ministerie dat in de betrokken lidstaat verantwoordelijk is voor financiën voor zover dat over toezichtinformatie beschikt;
c) de nationale centrale bank van de betrokken lidstaat;
d) het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van de informatie.";
c)
de leden 6 en lid 7 bis wordten geschrapt.
(20)De volgende artikelen 35 bis tot en met 35 nonies worden ingevoegd:
"Artikel 35 bis
Uitoefening van de in artikel 35 ter bedoelde bevoegdheden
De bevoegdheden die overeenkomstig artikel 35 ter aan de Autoriteit, haar functionarissen of een andere door de Autoriteit gemachtigde persoon zijn toegekend, worden niet gebruikt om de openbaarmaking te verlangen van aan het verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.
Artikel 35 ter
Informatieverzoek aan financiële instellingen, holdings of bijkantoren van betrokken financiële instellingen en niet-gereguleerde operationele entiteiten binnen een financiële groep of conglomeraat
1. Wanneer op grond van artikel 35, lid 1 of 5, verlangde informatie niet beschikbaar is of niet binnen de door de Autoriteit bepaalde termijn beschikbaar wordt gesteld, kan de Autoriteit bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende instellingen en entiteiten alle nodige informatie verschaffen om haar in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
a) de betrokken financiële instellingen;
b) holdings of filialen van een betrokken financiële instelling;
c) niet-gereguleerde operationele entiteiten binnen een financiële groep of conglomeraat die van belang zijn voor de financiële activiteiten van de betrokken financiële instellingen.
2. In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt de Autoriteit het volgende in acht:
a)
zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f)
zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel 35 quater wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3. Wanneer de Autoriteit informatie bij besluit verlangt, neemt zij het volgende in acht:
a)
zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 35 quinquies zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f)
zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 35 quater zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g)
zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61.
4. De in lid 1 bedoelde betrokken instellingen en entiteiten, of hun vertegenwoordigers, en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5. De Autoriteit zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudige verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde betrokken entiteit waarop het informatieverzoek ziet, gedomicilieerd of gevestigd is.
6. De Autoriteit kan in overeenstemming met dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij deze verordening opgedragen taken.
Artikel 35 quater
Procedureregels voor het opleggen van geldboeten
1. Wanneer de Autoriteit bij het verrichten van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die een inbreuk als bedoeld in artikel 35 quinquies, lid 1, kunnen vormen, stelt de Autoriteit intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij het directe of indirecte toezicht op de in artikel 35 ter, lid 1, genoemde instellingen of entiteiten en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders.
2. De in lid 1 bedoelde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in aanmerking, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders in te dienen.
3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 35 ter.
4. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de Autoriteit bij haar toezichtactiviteiten heeft vergaard.
5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat deze zijn onderzoek heeft afgerond en voordat deze het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het overeenkomstig dit artikel gevoerde onderzoek.
7. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat deze het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8. De Autoriteit neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 35 septies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of door de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 35 quinquies, lid 1, vermelde inbreuken zijn gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een maatregel overeenkomstig dat artikel.
9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders.
10. De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 75 bis gedelegeerde handelingen vast waarin de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid om geldboeten of dwangsommen op te leggen, nader worden uitgewerkt, met onder meer regels over de volgende punten:
a) de rechten van verdediging;
b) bepalingen inzake termijnen;
c) bepalingen over de wijze waarop geldboeten of dwangsommen moeten worden geïnd;
d) bepalingen waarin de verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen nader zijn uitgewerkt.
11. Wanneer de Autoriteit bij het uitoefenen van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet de Autoriteit af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 35 quinquies
Geldboeten
1. Wanneer de Autoriteit constateert dat een in artikel 35 ter, lid 1, genoemde instelling of entiteit in antwoord op een verzoek bij een besluit overeenkomstig artikel 35 ter, lid 3, opzettelijk of uit onachtzaamheid geen informatie heeft verstrekt, dan wel onvolledige, onjuiste of misleidende informatie in antwoord op een eenvoudig informatieverzoek of een besluit overeenkomstig artikel 35 ter, lid 2, stelt zij een besluit vast tot het opleggen van een geldboete.
2. Het basisbedrag van de in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt ter minste 50 000 EUR en ten hoogste 200 000 EUR.
3. Bij het bepalen van het in lid 2 genoemde basisbedrag van de geldboete neemt de Autoriteit de jaaromzet van de betrokken instelling of entiteit voor het voorafgaande boekjaar in aanmerking en ligt dit bedrag:
a) bij de onderkant van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet van minder dan 10 miljoen EUR;
b) bij het midden van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet tussen 10 miljoen EUR en 50 miljoen EUR;
c) bij de bovenkant van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet van meer dan 50 miljoen EUR.
De binnen de in lid 2 bepaalde bandbreedtes vastgestelde basisbedragen worden zo nodig aangepast, rekening houdende met verzwarende of verzachtende factoren overeenkomstig de in lid 5 beschreven coëfficiënten.
De desbetreffende verzwarende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Wanneer er meer dan één verzwarende coëfficiënt geldt, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulterende bedrag aan het basisbedrag toegevoegd.
De desbetreffende verzachtende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Wanneer er meer dan één verzachtende coëfficiënt geldt, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulterende bedrag aan het basisbedrag toegevoegd.
4. De volgende aanpassingscoëfficiënten worden cumulatief toegepast op het in lid 2 genoemde basisbedrag, op basis van het volgende:
a)
de aanpassingscoëfficiënten die verband houden met verzwarende factoren, zijn als volgt:
i) wanneer de inbreuk herhaaldelijk is gemaakt, wordt voor elke keer dat de inbreuk opnieuw is gemaakt, een coëfficiënt 1,1 toegepast;
ii) wanneer de inbreuk meer dan zes maanden heeft geduurd, wordt een coëfficiënt 1,5 toegepast;
iii) wanneer de inbreuk opzettelijk is gemaakt, wordt een coëfficiënt 2 toegepast;
iv) wanneer geen remediërende maatregelen zijn genomen sinds de inbreuk is geconstateerd, wordt een coëfficiënt 1,7 toegepast;
v) wanneer het hogere management van de entiteit niet met de Autoriteit heeft meegewerkt, wordt een coëfficiënt 1,5 toegepast;
b)
de aanpassingscoëfficiënten die verband houden met verzachtende factoren, zijn als volgt:
i) wanneer de inbreuk minder dan 10 werkdagen heeft geduurd, wordt een coëfficiënt 0,9 toegepast;
ii) wanneer het hogere management van de instelling of entiteit kan aantonen dat zij alle nodige maatregelen hebben genomen om de niet-nakoming van een verzoek overeenkomstig artikel 35, lid 6 bis, te voorkomen, wordt een coëfficiënt 0,7 toegepast;
iii) wanneer de entiteit de inbreuk snel, effectief en volledig onder de aandacht van Autoriteit heeft gebracht, wordt een coëfficiënt 0,4 toegepast;
iv) wanneer de entiteit uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat er in de toekomst gelijksoortige inbreuken kunnen worden gemaakt, wordt een coëfficiënt 0,6 toegepast.
5. Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3 bedraagt de totale geldboete niet meer dan 20% van de jaaromzet van de betrokken entiteit over het voorafgaande boekjaar, tenzij de entiteit direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk. In dat geval is de totale geldboete ten minste gelijk aan dat financiële voordeel.
Artikel 35 sexies
Dwangsommen
1. De Autoriteit stelt besluiten tot het opleggen van een dwangsom vast om in artikel 35 ter, lid 1, genoemde instellingen of entiteiten te dwingen de overeenkomstig artikel 35 ter, lid 3, bij besluit verlangde informatie te verstrekken.
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd op dagbasis totdat de betrokken instelling of entiteit het in lid 1 bedoelde besluit ter zake nakomt.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3% van de gemiddelde dagomzet van de betrokken instelling of entiteit in het voorafgaande boekjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
4. Een dwangsom kan worden opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de Autoriteit.
Artikel 35 septies
Het recht te worden gehoord
1. Voordat de Autoriteit een besluit neemt om op grond van de artikelen 35 quinquies en 35 sexies een geldboete en dwangsom op te leggen, stelt zij de instelling of entiteit waarop het informatieverzoek ziet, in de gelegenheid te worden gehoord.
De Autoriteit doet haar besluiten slechts steunen op de bevindingen ten aanzien waarvan de betrokken instellingen of entiteiten in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
2. De rechten van verdediging van de in lid 1 bedoelde instelling of entiteit worden tijdens de procedure volledig in acht genomen. De instelling of entiteit is gerechtigd toegang tot het dossier van de Autoriteit te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van de Autoriteit.
Artikel 35 octies
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
1. Overeenkomstig de artikelen 35 quinquies en 35 sexies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard en zijn afdwingbaar.
2. De tenuitvoerlegging van de geldboete en dwangsom verloopt volgens de procedureregels die van kracht zijn op het grondgebied van de lidstaat waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging van het besluit tot oplegging van een geldboete of een dwangsom wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door een autoriteit die door elke lidstaat daartoe wordt aangewezen; van de aanwijzing wordt door de lidstaat kennisgegeven aan de Autoriteit en het Hof van Justitie van de Europese Unie.
3. Wanneer de in lid 2 bedoelde formaliteiten op verzoek van de betrokken partij zijn vervuld, kan de betrokken partij overgaan tot de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.
4. De tenuitvoerlegging van de geldboete of dwangsom kan alleen worden opgeschort door een besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat zijn evenwel bevoegd voor klachten dat de tenuitvoerlegging van de geldboete of dwangsom op onregelmatige wijze plaatsvindt.
5. De Autoriteit maakt alle overeenkomstig de artikelen 35 quinquies en 35 sexies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen.
6. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 35 nonies
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van de Autoriteit waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de door de Autoriteit opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.".
(21)In artikel 36, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:
"Bij ontvangst van een tot een bevoegde autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ESRB maakt de Autoriteit in voorkomend geval van de bij deze verordening aan haar verleende bevoegdheden gebruik om een tijdige follow-up te verzekeren.".
(22)Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 4 wordt de laatste zin van de eerste alinea vervangen door:
"De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdergroep bankwezen bedraagt vier jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.";
in lid 5 worden de volgende alinea's toegevoegd:
"Wanneer de leden van de Stakeholdergroep bankwezen niet tot een gezamenlijk standpunt of advies kunnen komen, mogen de leden die een groep stakeholders vertegenwoordigen, een afzonderlijk standpunt of advies uitbrengen.
De Stakeholdergroep bankwezen, de Stakeholdergroep effecten en markten, de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen kunnen gezamenlijke standpunten en adviezen uitbrengen over kwesties die verband houden met de werkzaamheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA's) op grond van artikel 56 van deze verordening (over gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen).".
(23)Artikel 39 wordt vervangen door:
"Artikel 39
Besluitvormingsprocedures
1. De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 wanneer zij besluiten vaststelt waarin door deze verordening wordt voorzien, behoudens de besluiten die in overeenstemming met de artikelen 35 ter, 35 quinquies en 35 sexies worden vastgesteld.
2. De Autoriteit stelt adressaten van een besluit op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdende met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3.
3. De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed.
4. De adressaten van de besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.
5. Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3, of artikel 18, lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden.
6. Het feit dat de Autoriteit een besluit neemt ingevolge de artikelen 17, 18 of 19, wordt bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van die financiële instellingen of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar brengt.".
(24)Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) de voltijdse leden van de in artikel 45, lid 1, genoemde directie, zonder stemrecht;";
b)
in lid 7 wordt de tweede alinea geschrapt;
c)
het volgende lid 8 wordt toegevoegd:
"8. Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde nationale autoriteit niet met de handhaving van de regels inzake consumentenbescherming is belast, kan het in dat punt bedoelde lid van de raad van toezichthouders besluiten een vertegenwoordiger van de autoriteit voor consumentenbescherming van de lidstaat uit te nodigen, die niet stemgerechtigd is. Ingeval de verantwoordelijkheid inzake consumentenbescherming wordt gedeeld door verschillende autoriteiten in een lidstaat, worden die autoriteiten het eens over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger.".
(25)Artikel 41 wordt vervangen door:
"Artikel 41
Interne comités
De raad van toezichthouders kan voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de directie of aan de voorzitter.".
(26)In artikel 42 wordt de eerste alinea vervangen door:
"Bij de uitvoering van de bij deze verordening aan hen opgedragen taken handelen de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief uitsluitend in het belang van de Unie in haar geheel en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.".
(27)Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1. De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit aan. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, stelt de raad van toezichthouders de adviezen, aanbevelingen, richtsnoeren en besluiten van de Autoriteit vast, en brengt hij het in hoofdstuk II bedoelde advies uit, op basis van een voorstel van de directie.";
de leden 2 en 3 worden geschrapt;
in lid 4 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar, op basis van een voorstel van de directie, het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. De raad van toezichthouders stelt, op basis van een voorstel van de directie, het jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast op grond van het in artikel 53, lid 7, bedoelde ontwerpverslag en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.";
lid 8 wordt geschrapt.
(28)Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Met betrekking tot de in de artikelen 10 tot en met 16 genoemde handelingen en de ingevolge artikel 9, lid 5, derde alinea, en hoofdstuk VI en in afwijking van de eerste alinea van dit lid vastgestelde maatregelen en besluiten, besluit de raad van toezichthouders met gekwalificeerde meerderheid van zijn leden, als bepaald in artikel 16, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie; die meerderheid omvat ten minste een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die deelnemende lidstaten zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 ("deelnemende lidstaten"), en een gewone meerderheid van zijn bij de stemming aanwezige leden van bevoegde autoriteiten uit lidstaten die geen deelnemende lidstaten zijn in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 ("niet-deelnemende lidstaten").
De voltijdse leden van de directie en de voorzitter stemmen niet over die besluiten.";
in lid 1 worden de derde, de vierde, de vijfde en de zesde alinea geschrapt;
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen.
De eerste alinea is niet van toepassing op de voorzitter, de leden die ook lid zijn van de directie en de vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank die door de raad van toezicht van de bank is benoemd.".
(29)In hoofdstuk III wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:
"Afdeling 2
Directie".
(30)Artikel 45 wordt vervangen door:
"Artikel 45
Samenstelling
1. De directie is samengesteld uit de voorzitter en drie voltijdse leden. De voorzitter wijst helder omschreven beleids- en bestuurstaken toe aan elk van de voltijdse leden. Een van de voltijdse leden krijgt verantwoordelijkheden toegewezen voor begrotingsaangelegenheden en voor aangelegenheden met betrekking tot het werkprogramma van de Autoriteit (hierna "het dienstdoende lid" genoemd). Een van de voltijdse leden treedt op als vicevoorzitter en vervult de functies van de voorzitter wanneer deze afwezig of verhinderd is, in overeenstemming met deze verordening.
2. De voltijdse leden worden geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De voltijdse leden hebben uitgebreide managementervaring. De selectie vindt plaats op basis van een open sollicitatieoproep die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, waarna de Commissie een shortlist van geschikte kandidaten opstelt.
De Commissie legt deze shortlist ter goedkeuring aan het Europees Parlement voor. Na goedkeuring van die shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voltijdse leden van de directie, met inbegrip van het dienstdoende lid. De samenstelling van de directie is evenwichtig en evenredig en vormt een afspiegeling van de gehele Unie.
3. Wanneer een voltijds lid van de directie niet langer voldoet aan de in artikel 46 uiteengezette voorwaarden of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij dat lid uit zijn ambt wordt ontzet.
4. Het mandaat van de voltijdse leden bedraagt vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van het voltijdse lid, evalueert de raad van toezichthouders:
a) de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
b) de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdende met die evaluatie dient de Commissie bij de Raad de lijst in van de voltijdse leden van wie het mandaat moet worden verlengd. Op basis van die lijst en rekening houdende met de evaluatie kan de Raad het mandaat van de voltijdse leden verlengen.".
(31)Het volgende artikel 45 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 45 bis
Besluitvorming
1. De directie besluit met gewone meerderheid van haar leden. Elk lid heeft één stem. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
2. De vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de bijeenkomsten van de directie, maar heeft geen stemrecht, behalve voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden.
3. De directie stelt haar reglement van orde vast en maakt het bekend.
4. De vergaderingen van de directie worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter.
De directie komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de directie dit noodzakelijk acht. Zij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen.
5. De leden van de directie kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde deelnemers wonen geen besprekingen binnen de directie bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen.".
(32)Het volgende artikel 45 ter wordt ingevoegd:
"Artikel 45 ter
Interne comités
De directie kan voor bepaalde haar toegekende taken interne comités oprichten.".
(33)Artikel 46 wordt vervangen door:
"Artikel 46
Onafhankelijkheid
De leden van de directie handelen onafhankelijk en objectief uitsluitend in het belang van de Unie als geheel en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van enig ander publiek of privaat orgaan.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de directie bij het vervullen van hun taken.".
(34)
Artikel 47 wordt vervangen door:
"Artikel 47
Taken
1. De directie ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht in overeenstemming met deze verordening. Zij neemt alle nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van notities, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert.
2. De directie legt een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
3. De directie oefent haar begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 63 en 64.
Voor de toepassing van de artikelen 17, 19, 22, 29 bis, 30, 31 bis, 32 en 35 ter tot en met 35 nonies is de directie bevoegd te handelen en besluiten te nemen. De directie houdt de raad van toezichthouders op de hoogte van de besluiten die zij neemt.
3 bis. De directie onderzoekt, brengt een advies uit over en doet voorstellen over alle kwesties waarover de raad van toezichthouders moet beslissen.
4. De directie stelt het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast en treft, overeenkomstig artikel 68, lid 2, de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna "het Statuut" genoemd).
5. De directie stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht op toegang tot de documenten van de Autoriteit, overeenkomstig artikel 72.
6. De directie legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, op basis van het in artikel 53, lid 7, bedoelde ontwerpverslag, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
7. De directie benoemt en ontslaat de leden van de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 58, leden 3 en 5.
8. De leden van de directie maken alle georganiseerde bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.
9. Het dienstdoende lid heeft de volgende taken:
a) de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en onder toezicht van de directie;
b) het nemen van alle nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van notities, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert;
c) het opstellen van een meerjarig werkprogramma, als bedoeld in artikel 47, lid 2;
d) het opstellen tegen uiterlijk 30 juni van elk jaar van een werkprogramma voor het volgende jaar, als bedoeld in artikel 47, lid 2;
e) het opstellen van een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit overeenkomstig artikel 63 en het uitvoeren van de begroting van de Autoriteit overeenkomstig artikel 64;
f) het opstellen van een ontwerpjaarverslag met een hoofdstuk over de regulerings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden;
g) het uitoefenen van de in artikel 68 bepaalde bevoegdheden met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en het beheer van personeelskwesties.".
(35)Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
"De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de directie voor.";
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De voorzitter wordt, na een open sollicitatieoproep die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De Commissie legt een shortlist van kandidaten voor de functie van voorzitter ter goedkeuring aan het Europees Parlement voor. Na goedkeuring van die shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voorzitter.
Wanneer de voorzitter niet langer voldoet aan de in artikel 49 bedoelde voorwaarden of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij de voorzitter uit zijn ambt wordt ontzet.";
in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:
"De Raad kan, op voorstel van de Commissie en rekening houdende met de evaluatie, het mandaat van de voorzitter eenmaal verlengen;";
lid 5 wordt geschrapt.
(36)Artikel 49 bis wordt vervangen door:
"Artikel 49 bis
Onkosten
De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.".
(37)De artikelen 51, 52, 52 bis en 53 worden geschrapt.
(38)Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in artikel 54, lid 2, wordt het volgende streepje toegevoegd:
" — aangelegenheden met betrekking tot de bescherming van depositohouders, consumenten en beleggers.";
(b)in lid 2 wordt het vijfde streepje geschrapt;
(c)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. Wat betreft de taken van de Autoriteiten met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering fungeert het Gemengd Comité als forum waarop de Autoriteit zal samenwerken met de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten over kwesties die verband houden met de interactie tussen de in artikel 8, lid 1, punt l), genoemde specifieke taken van de Autoriteit en de taken die aan de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten zijn opgedragen.".
(39)In artikel 55 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Een lid van de directie, de vertegenwoordiger van de Commissie en de vertegenwoordiger van het ESRB worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité en van de in artikel 57 bedoelde subcomités bij te wonen.".
(40)Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
lid 3 wordt vervangen door:
"3. Twee leden van de bezwaarcommissie en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde lijst benoemd door de directie van de Autoriteit.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. Een lid van de bezwaarcommissie dat door de directie van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet worden ontslagen, tenzij hij op ernstige wijze is tekortgeschoten en de directie daartoe, na raadpleging van de raad van toezichthouders, een besluit neemt.".
(41)In artikel 59 wordt lid 1 vervangen door:
"1. De leden van de bezwaarcommissie zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten met betrekking tot de Autoriteit zelf, de directie of de raad van toezichthouders van de Autoriteit.".
(42)In artikel 60 wordt lid 1 vervangen door:
"1. Natuurlijke personen of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten, kunnen bezwaar maken tegen een in de artikelen 17, 18, 19 en 35 bedoeld besluit van de Autoriteit en tegen andere door de Autoriteit overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen genomen besluiten die gericht zijn tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook indien het tot een andere persoon is gericht.".
(43)Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. De inkomsten van de Autoriteit bestaan, afgezien van andere soorten inkomsten, uit één of meer van de volgende elementen:
a) een aanvullende bijdrage van de Unie, die in de algemene begroting van de Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen, en maximaal 40% bedraagt van de geraamde inkomsten van de Autoriteit;
b) jaarlijkse bijdragen van financiële instellingen, op basis van de jaarlijkse geraamde uitgaven in verband met de door deze verordening en de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen vereiste activiteiten voor elke categorie deelnemers die binnen de opdracht van de Autoriteit valt;
c) vergoedingen die de Autoriteit worden betaald in de in de desbetreffende instrumenten van Unierecht genoemde gevallen;
d) vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers;
e) vergoedingen voor publicaties, opleidingen en andere door de bevoegde autoriteiten gevraagde diensten.";
(b)de volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd:
"5. De in lid 1, onder b), bedoelde jaarlijkse bijdragen worden jaarlijks bij individuele financiële instellingen geïnd door daartoe door elke lidstaat aangewezen autoriteiten. Tegen 31 maart van elk boekjaar betaalt elke lidstaat de Autoriteit het bedrag dat hij moet innen overeenkomstig de criteria beschreven in de in artikel 62 bis bedoelde gedelegeerde handeling.
6. Vrijwillige bijdragen van lidstaten en waarnemers als bedoeld in lid 1, onder d), worden niet aanvaard indien de aanvaarding daarvan twijfel doet ontstaan over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Autoriteit.".
(44)Het volgende artikel 62 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 62 bis
Gedelegeerde handelingen betreffende de berekening van jaarlijkse bijdragen door financiële instellingen
De Commissie wordt, overeenkomstig artikel 75 bis, gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen hoe in artikel 62, lid 1, onder e), bedoelde jaarlijkse bijdragen moeten worden berekend, waarbij de volgende punten worden vastgelegd:
a) een methodiek om de geraamde uitgaven toe te rekenen aan categorieën financiële instellingen als grondslag voor het bepalen van het aandeel van de bijdragen die financiële instellingen uit elke categorie moeten leveren;
b) passende en objectieve criteria voor het bepalen van de jaarlijkse, door individuele financiële instellingen binnen het toepassingsgebied van de in de artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen op basis van hun grootte verschuldigde bijdragen, zodat hun belang in de markt benaderend tot uiting wordt gebracht.
Met de in punt b) van de eerste alinea bedoelde criteria kunnen ofwel de-minimisdrempels worden vastgesteld waaronder geen bijdrage verschuldigd is, of minima die bijdragen niet mogen onderschrijden.".
(45)Artikel 63 wordt vervangen door:
"Artikel 63
Vaststelling van de begroting
1. Jaarlijks stelt het dienstdoende lid, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt dit aan de directie en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie.
1 bis. De directie stelt, op basis van het door de raad van toezichthouders goedgekeurde ontwerp, het ontwerp van enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast.
1 ter. Het ontwerp van enig programmeringsdocument wordt door de directie tegen 31 januari aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad gezonden.
2.
Op basis van dit ontwerp van enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de aanvullende bijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het Verdrag.
3.
De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de aanvullende bijdrage aan de Autoriteit goed.
4. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
5. De directie stelt de begrotingsautoriteit onverwijld op de hoogte van de projecten die zij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van haar begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen.".
(46)Artikel 64 wordt vervangen door:
"Artikel 64
Uitvoering van en toezicht op de begroting
1. Het dienstdoende lid treedt op als ordonnateur en voert de begroting van de Autoriteit uit.
2. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.
3. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld.
4. Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en financieel beheer ook aan de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
5. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 148 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. Het dienstdoende lid zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over deze rekeningen uitbrengt.
6. Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
Uiterlijk op 1 juli zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld.
7. Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
8. Uiterlijk op 30 september zendt het dienstdoende lid de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen. Hij zendt ook een afschrift van dit antwoord aan de directie en de Commissie.
9. Overeenkomstig artikel 165, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt het dienstdoende lid het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.
10. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.".
(47)Artikel 65 wordt vervangen door:
"Artikel 65
Financiële regeling
De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de directie, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013* voor de organen bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tenzij de specifieke eisen voor het functioneren van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie.
*
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).".
(48)In artikel 66 wordt lid 1 vervangen door:
"1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad** onverkort van toepassing op de Autoriteit.
** Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).".
(49)Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1 en 2 worden vervangen door:
"1. Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de voltijdse leden van de directie en haar voorzitter.
2. De directie stelt, in samenspraak met de Commissie, de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut.";
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De directie stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit.".
(50)Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1. De leden van de raad van toezichthouders en alle personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren en alle overige personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.";
in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Bovendien staat de verplichting uit hoofde van lid 1 en van de eerste alinea van dit lid er niet aan in de weg dat de Autoriteit en de bevoegde autoriteiten de informatie gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen, en met name voor juridische procedures voor de vaststelling van besluiten.";
het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. De directie en de raad van toezichthouders zien erop toe dat personen die, direct of indirect, op permanente basis of incidenteel, diensten verrichten met betrekking tot de taken van de Autoriteit, met inbegrip van functionarissen en andere personen die door de directie en de raad van toezichthouders zijn gemachtigd of daartoe door de bevoegde autoriteiten zijn aangesteld, zijn onderworpen aan eisen inzake beroepsgeheim die gelijkwaardig zijn aan die in de voorgaande leden.
Dezelfde eisen inzake beroepsgeheim gelden ook voor waarnemers die de bijeenkomsten bijwonen van de directie en de raad van toezichthouders die deelnemen aan de activiteiten van de Autoriteit.";
in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De leden 1 en 2 staan er niet aan in de weg dat de Autoriteit informatie uitwisselt met bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Uniewetgeving die op financiële instellingen van toepassing is.".
(51)Artikel 71 wordt vervangen door:
"Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/XXX (Verordening gegevensbescherming voor EU-instellingen en -organen) bij het uitoefenen van haar taken.".
(52)In artikel 72 wordt lid 2 vervangen door:
"2. De directie stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.".
(53)In artikel 73 wordt lid 2 vervangen door:
"2. De directie besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit.".
(54)In artikel 74 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die wordt gesloten nadat de directie daarmee heeft ingestemd.".
(55)Het volgende artikel 75 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 75 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend op de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 35 quater en artikel 62 bis bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie voor onbepaalde tijd verleend.
3. De in artikel 35 quater en artikel 62 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6. Een overeenkomstig artikel 35 quater of artikel 62 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.".
(56)Artikel 76 wordt vervangen door:
"Artikel 76
Verhouding met het CEBS
De Autoriteit wordt als de rechtsopvolger van het CEBS beschouwd. Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CEBS automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CEBS stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CEBS en door de Commissie.".
(57)Een nieuw artikel 77 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 77 bis
Overgangsbepalingen
De taken en de functie van de uitvoerend directeur die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/2366, is aangesteld en in functie is op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.
De taken en de functie van de voorzitter die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/2366, is aangesteld en in functie is op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.
De taken en de functie van de leden van de raad van bestuur die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/2366, zijn aangesteld en in functie zijn op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.".
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1094/2010
Verordening (EU) nr. 1094/2010 wordt als volgt gewijzigd:
(1)In artikel 1 wordt lid 2 vervangen door:
"2. De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden, en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/138/EG, met uitzondering van titel IV daarvan, van de Richtlijnen 2002/92/EG, 2003/41/EG, 2002/87/EG, Richtlijn 2009/103/EG* en, voor zover die handelingen van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening en verzekeringstussenpersonen, binnen de toepasselijke onderdelen van de Richtlijnen (EU) 2015/849 en 2002/65/EG, met inbegrip van alle op die handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende Uniehandelingen waarmee taken aan de Autoriteit worden toegewezen.
*
Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 263 van 7.10.2009, blz. 11).".
(58)In artikel 2, lid 5, wordt de volgende alinea ingevoegd:
"Wanneer in deze verordening sprake is van toezicht, omvat dit ook de activiteiten van alle bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen moeten worden uitgevoerd.".
(59)In artikel 4, punt 2, wordt punt ii) vervangen door:
"ii) wat de Richtlijnen 2002/65/EG en (EU) 2015/849 betreft, de autoriteiten die bevoegd zijn voor het doen naleven van de voorschriften van die richtlijnen door de financiële instellingen in de zin van punt 1.".
(60)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
punt 2 wordt vervangen door:
"2. een directie, die de in artikel 47 vastgestelde taken uitoefent;";
punt 4 wordt geschrapt.
(61)Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie;";
ii)
de punten e) en f) worden vervangen door:
"e) organiseren en verrichten van toetsingen van bevoegde autoriteiten en in dat verband richtsnoeren en aanbevelingen bekendmaken en beste praktijken vaststellen, met de bedoeling de consistentie in de toezichtresultaten te verhogen;
f) monitoren en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebieden, onder meer, waar relevant, van ontwikkelingen met betrekking tot trends in innovatieve financiële diensten;";
iii)
punt h) wordt vervangen door:
"h) bevorderen van de bescherming van verzekeringnemers, deelnemers aan pensioenregelingen en begunstigden, consumenten en beleggers;";
iv)
punt l) wordt geschrapt;
v)
het volgende punt m) wordt ingevoegd:
"m) uitbrengen van adviezen over de toepassing van interne modellen, het ondersteunen van besluitvorming en het verlenen van bijstand zoals bepaald in artikel 21 bis.";
(b)een nieuw lid 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. Bij het uitvoeren van haar taken in overeenstemming met deze verordening houdt de Autoriteit rekening met technologische innovatie, innovatieve en houdbare bedrijfsmodellen, en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren.";
(c)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) punt c bis wordt ingevoegd:
"c bis) aanbevelingen te doen als bepaald in de artikelen 29 bis en 31 bis;";
ii) punt h) wordt vervangen door:
"h) overeenkomstig de artikelen 35 en 35 ter de nodige informatie over financiële instellingen te verzamelen;".
(d)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:
"3. Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde taken en bij de uitoefening van de in lid 2 bedoelde bevoegdheden houdt de Autoriteit naar behoren rekening met de beginselen van betere regelgeving, met inbegrip van de uitkomsten van de kosten-batenanalyses die overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd.".
(62)Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 worden de volgende punten a bis) en a ter) ingevoegd:
"a bis) het uitvoeren van diepgaande thematische onderzoeken naar marktgedragingen, waarbij wordt gewerkt aan het opbouwen van een gemeenschappelijk begrip van marktpraktijken om potentiële problemen in beeld te brengen en de impact ervan te analyseren;
a ter) het ontwikkelen van retailrisico-indicatoren om mogelijke oorzaken van schade voor consumenten tijdig te identificeren;";
in lid 1 wordt punt d) vervangen door:
"d) het ontwikkelen van gemeenschappelijke openbaarmakingsregels.";
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit monitort nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen om de veiligheid en de soliditeit van markten en de convergentie van regulerings- en toezichtpraktijken te bevorderen.";
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel ervan, een commissie financiële innovatie in, waarin alle betrokken bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten en autoriteiten voor consumentenbescherming zitting hebben met het oog op een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regulering van en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en die adviezen aanlevert welke de Autoriteit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verstrekt. De Autoriteit kan ook nationale autoriteiten voor gegevensbescherming opnemen in die commissie.".
(63)Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De Autoriteit kan ook richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen aan de autoriteiten van de lidstaten die op grond van deze verordening niet als bevoegde autoriteiten zijn omschreven, maar die gemachtigd zijn om de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen te doen toepassen.";
(b)lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit houdt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, open raadplegingen over de richtsnoeren en aanbevelingen die zij uitbrengt, en analyseert de potentiële kosten en baten van het uitbrengen van deze richtsnoeren en aanbevelingen. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de richtsnoeren of aanbevelingen. Ook wint de Autoriteit, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, het standpunt of advies in van de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen.";
(c)in lid 4 wordt de volgende zin toegevoegd:
"In het verslag wordt ook toegelicht hoe de Autoriteit de uitvaardiging van haar richtsnoeren en aanbevelingen heeft gerechtvaardigd en wordt een samenvatting gegeven van de bij openbare raadplegingen over die richtsnoeren en aanbevelingen ontvangen feedback.";
(d)het volgende lid 5 wordt toegevoegd:
"5. Wanneer twee derde van de leden van de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheden heeft overschreden door bepaalde richtsnoeren of aanbevelingen uit te vaardigen, kunnen zij de Commissie een met redenen omkleed advies zenden.
De Commissie verzoekt de Autoriteit dan om een toelichting waarin de uitvaardiging van de betrokken richtsnoeren of aanbevelingen wordt onderbouwd. De Commissie beoordeelt, nadat zij de toelichting van de Autoriteit heeft ontvangen, het toepassingsgebied van de richtsnoeren of aanbevelingen in het licht van de bevoegdheden van de Autoriteit. Wanneer de Commissie van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden, en na de Autoriteit in de gelegenheid te hebben gesteld haar standpunt kenbaar te maken, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waarin de Autoriteit wordt gelast de betrokken richtsnoeren of aanbevelingen in te trekken. Het besluit van de Commissie wordt bekendgemaakt.".
(64)Aan artikel 17, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:
"Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden kan de Autoriteit een goed onderbouwd en met redenen omkleed informatieverzoek richten aan andere bevoegde autoriteiten of betrokken financiële instellingen, wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht. Wanneer het met redenen omklede verzoek tot financiële instellingen is gericht, wordt daarin uitgelegd waarom de informatie noodzakelijk is voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk of niet-toepassing van het Unierecht.
De adressaat van dit soort verzoek verschaft de Autoriteit onverwijld duidelijke, correcte en volledige informatie.
Wanneer een informatieverzoek tot een financiële instelling is gericht, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten van dat verzoek in kennis. De bevoegde autoriteiten verlenen de Autoriteit, wanneer deze daarom verzoekt, bijstand bij het verzamelen van de informatie.".
(65)Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. In de gevallen vermeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen en onverminderd de in artikel 17 vastgestelde bevoegdheden, kan de Autoriteit de bevoegde autoriteiten bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de artikelen 2, 3 en 4 in één van de volgende omstandigheden:
a)
op verzoek van één of meer betrokken bevoegde autoriteiten wanneer een bevoegde autoriteit het oneens is met de procedure of de inhoud van een optreden, voorgenomen optreden of het niet-optreden van een andere bevoegde autoriteit;
b)
ambtshalve, wanneer op basis van objectieve criteria een verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten kan worden geconstateerd.
In de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen een gezamenlijk besluit moeten nemen, wordt een verschil van mening geacht te bestaan wanneer die autoriteiten binnen de in die handelingen bepaalde termijnen geen gezamenlijk besluit nemen.";
(b)de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:
"1 bis. De betrokken bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in de volgende gevallen onverwijld in kennis van het feit dat geen overeenstemming is bereikt:
a)
wanneer een termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen het eerste plaatsvindt:
i) de termijn is verstreken;
ii) één of meer betrokken bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve factoren, dat er een verschil van mening bestaat;
b)
wanneer geen termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen het eerste plaatsvindt:
i.één of meer betrokken bevoegde autoriteiten concludeert, op basis van objectieve factoren, dat er een verschil van mening bestaat; of
ii.twee maanden zijn verstreken sinds de datum van ontvangst door een bevoegde autoriteit van een verzoek van een andere bevoegde autoriteit om een bepaalde actie te ondernemen om aan het Unierecht te voldoen, en de aangezochte autoriteit heeft nog geen besluit genomen om aan dat verzoek te voldoen.";
(c)in lid 1 wordt de tweede alinea geschrapt;
"1 ter. De voorzitter beoordeelt of de Autoriteit dient te handelen in overeenstemming met lid 1. Wanneer de Autoriteit ambtshalve ingrijpt, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van haar besluit betreffende het ingrijpen.
In afwachting van het besluit van de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 47, lid 3 bis, stellen alle bevoegde autoriteiten in de gevallen waarin op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen een gezamenlijk besluit moet worden genomen, hun individuele besluiten uit. Wanneer de Autoriteit besluit te handelen, stellen alle bij het gezamenlijke besluit betrokken bevoegde autoriteiten hun besluiten uit totdat de in de leden 2 en 3 beschreven procedure is afgerond.";
(d)lid 3 wordt vervangen door:
"Wanneer de betrokken bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tijdens de in lid 2 bedoelde verzoeningsfase tot overeenstemming te komen, kan de Autoriteit een besluit nemen waarin wordt verlangd dat die bevoegde autoriteiten specifieke maatregelen nemen of van het nemen van bepaalde maatregelen afzien om de zaak te schikken, teneinde de naleving van het Unierecht te garanderen. Het besluit van de Autoriteit is bindend voor de betrokken bevoegde autoriteiten. In het besluit van de Autoriteit kan van bevoegde autoriteiten worden verlangd dat zij een door hen vastgesteld besluit herroepen of wijzigen of dat zij gebruikmaken van de bevoegdheden waarover zij op grond van het desbetreffende Unierecht beschikken.";
(e)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis. De Autoriteit stelt de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van het feit dat de procedures volgens de leden 2 en 3 zijn afgerond, samen met, in voorkomend geval, het op grond van lid 3 genomen besluit.";
(f)lid 4 wordt vervangen door:
"4. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 van het Verdrag, kan de Autoriteit, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en daardoor niet verzekert dat een financiële instelling voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen rechtstreeks op die instelling van toepassing zijn, een tot die financiële instelling gericht individueel besluit nemen waarin wordt verlangd dat die financiële instelling de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan haar verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van haar activiteiten.".
(66)Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"De Autoriteit draagt bij tot het bevorderen van en monitort de efficiënte, effectieve en consistente werking van de in Richtlijn 2009/138/EG bedoelde colleges van toezichthouders en bevordert de coherente toepassing van het Unierecht door alle colleges van toezichthouders. Teneinde te komen tot convergentie wat betreft beste praktijken inzake toezicht, kan personeel van de Autoriteit deelnemen aan of, waar passend, de leiding nemen bij de activiteiten van de colleges van toezichthouders, met inbegrip van inspecties ter plaatse, die gezamenlijk worden uitgevoerd door twee of meer bevoegde autoriteiten.";
(b)in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Voor de toepassing van dit lid en van lid 1 van dit artikel wordt de Autoriteit beschouwd als een "bevoegde autoriteit" of een "toezichthoudende autoriteit" in de zin van de toepasselijke wetgeving.".
(67)Het volgende artikel 21 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 21 bis
Interne modellen
1. Teneinde bij te dragen aan de invoering van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke toezichtnormen en -praktijken, handelt de Autoriteit ambtshalve of op verzoek van één of meer toezichthoudende autoriteiten als volgt:
a) zij geeft adviezen aan de betrokken toezichthoudende autoriteiten over het verzoek om een intern model te gebruiken of aan te passen. Met het oog daarop kan de Autoriteit van de betrokken toezichthoudende autoriteiten alle nodige informatie verlangen, en
b) in het geval van onenigheid met betrekking tot de goedkeuring van interne modellen verleent zij de betrokken toezichthoudende autoriteiten bijstand bij het bereiken van een akkoord volgens de procedure van artikel 19.
2. In de in artikel 231, lid 6 bis, van Richtlijn 2009/138/EG uiteengezette omstandigheden kunnen ondernemingen de Autoriteit verzoeken de bevoegde autoriteiten bijstand te verlenen bij het bereiken van een akkoord volgens de procedure van artikel 19.".
(68)In artikel 22, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:
"Daartoe kan de Autoriteit gebruikmaken van de bevoegdheden die haar krachtens deze verordening, met inbegrip van de artikelen 35 en 35 ter, zijn verleend.".
(69)Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) bekendmaken van het strategisch toezichtplan overeenkomstig artikel 29 bis;";
ii)
punt b) wordt vervangen door:
"b) bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met betrekking tot alle relevante thema's, met inbegrip van, in voorkomend geval, cyberveiligheid en cyberaanvallen, met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake geheimhouding en gegevensbescherming waarin door de desbetreffende Uniewetgeving wordt voorzien;";
iii) punt e) wordt vervangen door:
"e) opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma's, onder meer over technologische innovatie, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden en de bevoegde autoriteiten aanmoedigen om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten.";
in lid 2 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:
"Om een gemeenschappelijke toezichtcultuur tot stand te brengen, ontwikkelt en actualiseert de Autoriteit, rekening houdende met veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen van financiële instellingen, een Uniehandboek voor het toezicht op financiële instellingen in de Unie. In het Unietoezichthandboek worden beste praktijken voor het toezicht beschreven en worden hoogkwalitatieve methodieken en werkwijzen nader uitgewerkt.".
(70)Het volgende artikel 29 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 29 bis
Strategisch toezichtplan
1. Bij de inwerkingtreding van Verordening [XXX verwijzing invoegen naar wijzigingsverordening] en nadien om de drie jaar tegen 31 maart brengt de Autoriteit een aanbeveling aan de bevoegde autoriteiten uit, waarin strategische doeleinden en prioriteiten voor het toezicht ("strategisch toezichtplan") worden vastgelegd en waarin bijdragen van bevoegde autoriteiten worden meegenomen. De Autoriteit zendt het strategisch plan ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en maakt het op haar website bekend.
In het strategisch toezichtplan worden specifieke prioriteiten voor toezichtactiviteiten vastgelegd, om consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken en een consistente, efficiënte en effectieve toepassing van Unierecht te bevorderen en om in te spelen op overeenkomstig artikel 32 in kaart gebrachte microprudentiële trends, potentiële risico's en zwakke plekken.
2. Tegen 30 september van elk jaar legt elke bevoegde autoriteit een ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma voor het komende jaar voor aan de Autoriteit en geeft zij specifiek aan hoe dat ontwerp van het jaarlijkse werkprogramma aansluit bij het strategisch toezichtplan.
Het ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma bevat specifieke doelstellingen en prioriteiten voor toezichtactiviteiten en kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor het selecteren van financiële instellingen, marktprakijken en -gedragingen, en financiële markten die tijdens het jaar dat door dat programma wordt bestreken, zullen worden onderzocht door de bevoegde autoriteit die het ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma indient.
3. De Autoriteit beoordeelt dat ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma en doet, wanneer er substantiële risico's bestaan dat de prioriteiten uit het strategisch toezichtplan niet worden verwezenlijkt, een aanbeveling aan de betrokken bevoegde autoriteit om het jaarlijkse werkprogramma van die betrokken bevoegde autoriteit af te stemmen op het strategisch toezichtplan.
Tegen 31 december van elk jaar stellen de bevoegde autoriteiten hun jaarlijkse werkprogramma vast, waarin die aanbevelingen zijn verwerkt.
4. Tegen 31 maart van elk jaar zendt elke bevoegde autoriteit de Autoriteit een verslag over de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma.
Dit verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
a)
een beschrijving van de toezichtactiviteiten en onderzoeken van financiële instellingen, marktpraktijken en -gedragingen, en financiële markten, en de bestuurlijke maatregelen en sancties die zijn opgelegd aan financiële instellingen die verantwoordelijk zijn voor inbreuken op Unierecht en nationaal recht;
b)
een beschrijving van activiteiten die zijn uitgevoerd en die niet gepland stonden in het jaarlijkse werkprogramma;
c)
een verklaring over de in het jaarlijkse werkprogramma geplande activiteiten die niet zijn uitgevoerd en de doelstellingen uit dat programma die niet werden behaald, alsmede de redenen waarom die activiteiten niet zijn uitgevoerd en die doelstellingen niet zijn behaald.
5. De Autoriteit maakt een beoordeling van de uitvoeringsverslagen van de bevoegde autoriteiten. Wanneer er substantiële risico's bestaan dat de prioriteiten uit het strategisch toezichtplan niet worden verwezenlijkt, doet de Autoriteit een aanbeveling aan elke betrokken bevoegde autoriteit over de manier waarop de desbetreffende tekortkomingen in haar activiteiten kunnen worden verholpen.
Op basis van de verslagen en haar eigen risicobeoordeling bepaalt de Autoriteit welke activiteiten van de bevoegde autoriteit van kritiek belang zijn om het strategisch toezichtplan te kunnen uitvoeren en, waar nodig, toetst zij die activiteiten op grond van artikel 30.
6. De Autoriteit maakt bij de beoordeling van de jaarlijkse werkprogramma's geconstateerde beste praktijken publiek beschikbaar.".
(71)Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
(a)de titel van het artikel wordt vervangen door:
"Toetsingen van bevoegde autoriteiten";
(b)lid 1 wordt vervangen door:
"1. De Autoriteit toetst periodiek sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te versterken. Hiertoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking tussen de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle informatie van stakeholders.";
(c)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit een toetsingscommissie op, die uitsluitend uit personeelsleden van de Autoriteit bestaat. De Autoriteit kan bepaalde taken of besluiten delegeren aan de toetsingscommissie.";
(d)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) de inleidende zin wordt vervangen door:
"De toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar is niet beperkt tot:";
ii)
punt a) wordt vervangen door:
"a) de adequaatheid van de middelen, de mate van onafhankelijkheid en de governanceregelingen van de bevoegde autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;";
(e)lid 3 wordt vervangen door:
"3. De Autoriteit stelt een verslag op met de uitkomsten van de toetsing. Dat verslag geeft toelichting en vermeldt welke follow-upmaatregelen als gevolg van de toetsing gepland staan. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 en adviezen overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder a).
Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Wanneer bevoegde autoriteiten geen maatregelen nemen in respons op de follow-upmaatregelen uit het verslag, brengt de Autoriteit een follow-upverslag uit.
Bij het opstellen van ontwerpen van technische regulerings- of technische uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren en aanbevelingen overeenkomstig artikel 16, houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van de toetsing, alsmede met alle andere bij de uitvoering van haar taken verkregen informatie, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtpraktijken van de hoogste kwaliteit.";
(f)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis. De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat verdere harmonisering van de regels voor financiële instellingen of bevoegde autoriteiten noodzakelijk is.";
(g)lid 4 wordt vervangen door:
"4. De Autoriteit maakt het in lid 3 bedoelde verslag en alle genoemde follow-upverslagen bekend, tenzij bekendmaking risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel inhoudt. De bevoegde autoriteit die het voorwerp uitmaakt van de toetsing, wordt uitgenodigd opmerkingen te maken voordat verslagen worden bekendgemaakt. Die opmerkingen worden publiek beschikbaar gemaakt tenzij bekendmaking risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel inhoudt.".
(72)In artikel 31 wordt een nieuw lid 2 ingevoegd:
"2. "Wat betreft de activiteiten van bevoegde autoriteiten om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische innovatie, bevordert de Autoriteit toezichtconvergentie, met name via de uitwisseling van informatie en beste praktijken. Waar nodig kan de Autoriteit richtsnoeren of aanbevelingen in overeenstemming met artikel 16 vaststellen.".
(73)Een nieuw artikel 31 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 31 bis
Coördinatie met betrekking tot het delegeren en uitbesteden van activiteiten, alsmede van risico-overdracht
1. De Autoriteit coördineert op doorlopende basis toezichtactiviteiten van bevoegde autoriteiten om toezichtconvergentie te bevorderen op het gebied van het delegeren en uitbesteden van activiteiten van financiële instellingen, alsmede met betrekking tot door hen uitgevoerde risico-overdrachten, in overeenstemming met de leden 2, 3 en 4.
2. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis wanneer zij voornemens zijn een vergunning of registratie toe te kennen met betrekking tot een financiële instelling die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen onder toezicht van de betrokken bevoegde autoriteit staat en wanneer het bedrijfsplan van de financiële instelling het delegeren of uitbesteden van een wezenlijk deel van haar activiteiten of een van de sleutelfuncties of de risico-overdracht van een wezenlijk deel van haar activiteiten naar derde landen inhoudt, om de voordelen van het EU-paspoort te kunnen genieten, terwijl in wezen substantiële activiteiten of functies buiten de Unie plaatsvinden. De kennisgeving aan de Autoriteit is gedetailleerd genoeg om de Autoriteit in staat te stellen een correcte beoordeling te maken.
Wanneer de Autoriteit het nodig acht een advies te richten aan een bevoegde autoriteit wat betreft het feit dat bij een in overeenstemming met de eerste alinea kennisgegeven vergunning of registratie het Unierecht of door de Autoriteit vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen of adviezen niet in acht zijn genomen, stelt de Autoriteit de bevoegde autoriteit daarvan in kennis binnen 20 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving door die bevoegde autoriteit. In dat geval wacht de bevoegde autoriteit het advies van de Autoriteit af voordat zij de registratie of vergunning toekent.
Op verzoek van de Autoriteit verschaft de bevoegde autoriteit binnen 15 werkdagen na ontvangst van dat verzoek informatie met betrekking tot haar besluiten om aan een financiële instelling die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen onder haar toezicht staat, een vergunning of registratie af te geven.
De Autoriteit brengt het advies uit, ongeacht in Unierecht vastgestelde termijnen, binnen uiterlijk twee maanden na de ontvangst van de kennisgeving overeenkomstig de eerste alinea.
3. Een financiële instelling stelt de bevoegde autoriteit in kennis van het uitbesteden of delegeren van een wezenlijk deel van haar activiteiten of een van haar sleutelfuncties en de risico-overdacht van een wezenlijk deel van haar activiteiten aan een andere entiteit of aan haar in een derde land gevestigde eigen bijkantoor. De betrokken bevoegde autoriteit stelt de Autoriteit op halfjaarlijkse basis in kennis van die kennisgevingen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 35 verschaft de bevoegde autoriteit, op verzoek van de Autoriteit, informatie met betrekking tot de regelingen van financiële instellingen voor het uitbesteden of delegeren van activiteiten of het overdragen van risico's.
De Autoriteit monitort of de betrokken bevoegde autoriteiten zich ervan vergewissen dat de in de eerste alinea bedoelde regelingen voor het uitbesteden of delegeren van activiteiten of het overdragen van risico's worden aangegaan in overeenstemming met het Unierecht, voldoen aan de richtsnoeren, aanbevelingen of adviezen van de Autoriteit en geen belemmering vormen voor effectief toezicht door de bevoegde autoriteiten [en handhaving] in een derde land.
4. De Autoriteit kan aanbevelingen doen aan de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van aanbevelingen om een besluit te herzien of een vergunning in te trekken. Wanneer de betrokken bevoegde autoriteit de aanbevelingen van de Autoriteit niet binnen 15 werkdagen volgt, geeft de bevoegde autoriteit daarvoor de redenen en maakt de Autoriteit haar aanbevelingen openbaar, samen met die redenen.".
(74)Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
(75)een nieuw lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. De Autoriteit gaat ten minste jaarlijks na of het uitvoeren van in artikel 2 bedoelde Uniebrede beoordelingen van de weerbaarheid van financiële instellingen dienstig is en brengt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van haar bevindingen. Wanneer dergelijke Uniebrede beoordelingen worden uitgevoerd en de Autoriteit zulks dienstig acht, maakt zij voor elke deelnemende financiële instelling de uitkomsten bekend.
Verplichtingen inzake beroepsgeheim van bevoegde autoriteiten staan er niet aan in de weg dat bevoegde autoriteiten de uitkomsten van in lid 2 bedoelde Uniebrede beoordelingen bekendmaken of dat zij de uitkomst van die beoordelingen aan de Autoriteit zenden met het oog op de bekendmaking door de Autoriteit van de uitkomsten van Uniebrede beoordelingen van de weerbaarheid van financiële instellingen.".
(76)Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van equivalentiebesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtregimes in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Autoriteit of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen daartoe verplicht is.";
(b)de volgende leden 2 bis, 2 ter en 2 quater worden ingevoegd:
"2 bis. De Autoriteit monitort de ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht, alsmede handhavingspraktijken en relevante marktontwikkelingen in derde landen waarvoor equivalentiebesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen, om na te gaan of de criteria op basis waarvan die besluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden nog steeds vervuld zijn. Zij houdt rekening met de marktrelevantie van de betrokken derde landen. De Autoriteit dient op jaarbasis bij de Commissie een vertrouwelijk verslag in over haar bevindingen.
Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1, werkt de Autoriteit, waar mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, ook de afwikkelingsautoriteiten van derde landen waarvan het rechts- en toezichtkader als equivalent zijn erkend. Die samenwerking verloopt op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen neemt de Autoriteit bepalingen over de volgende punten op:
a)
de mechanismen waarmee de Autoriteit relevante informatie kan krijgen, onder meer informatie over het reguleringsregime, de toezichtbenadering, relevante marktontwikkelingen en veranderingen die van invloed kunnen zijn op het equivalentiebesluit;
b)
voor zover vereist voor de follow-up van die equivalentiebesluiten, de procedures voor het coördineren van toezichtactiviteiten, met inbegrip van inspecties ter plaatse.
De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken. De Commissie laat deze informatie meewegen wanneer zij de desbetreffende equivalentiebesluiten herziet.
2 ter. Wanneer de Autoriteit in de in lid 2 bis bedoelde derde landen ontwikkelingen constateert op het gebied van regulering, toezicht of de handhavingspraktijken die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt of de bescherming van beleggers of het functioneren van de interne markt stelt zij de Commissie daarvan vertrouwelijk en onverwijld in kennis.
De Autoriteit dient op jaarbasis een vertrouwelijk verslag in bij de Commissie over de ontwikkelingen in de in lid 2 bis bedoelde derde landen op het gebied van regulering, toezicht, handhaving en markten, waarin bijzondere aandacht gaat naar de gevolgen daarvan voor financiële stabiliteit, integriteit van de markt, bescherming van beleggers of het functioneren van de interne markt.
2 quater. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit vooraf in kennis van hun voornemens om administratieve regelingen aan te gaan met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen op een van de gebieden die onder de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen vallen, onder meer met betrekking tot bijkantoren van entiteiten uit derde landen. Terzelfder tijd verschaffen zij de Autoriteit een ontwerp van die voorgenomen regelingen.
De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om die modelregelingen te volgen.
In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van equivalentiebesluiten en over de monitoringactiviteiten door de Autoriteit uitgevoerd in overeenstemming met lid 2 bis.".
(77)In artikel 34 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Met betrekking tot de prudentiële beoordeling van fusies en overnames die onder de werkingssfeer van Richtlijn 2009/138/EG vallen en waarvoor, op grond van die richtlijn, overleg tussen bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten vereist is, kan de Autoriteit, op verzoek van een van de betrokken bevoegde autoriteiten, een advies uitbrengen en bekendmaken over een prudentiële beoordeling, behalve wat betreft de criteria genoemd in artikel 59, lid 1, onder e), van Richtlijn 2009/138/EG. Het advies wordt terstond uitgebracht en hoe dan ook vóór het eind van de in Richtlijn 2009/138/EG bedoelde beoordelingsperiode. De artikelen 35 en 35 ter zijn van toepassing op de gebieden waarvoor de Autoriteit een advies kan uitbrengen.".
(78)Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:
"1. Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de bevoegde autoriteiten de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren, op voorwaarde dat zij rechtens inzage kunnen krijgen in de desbetreffende informatie.
De verschafte informatie is accuraat en volledig en wordt binnen de door de Autoriteit gestelde termijn ingediend.
2. De Autoriteit kan ook verzoeken dat informatie op gezette tijden en volgens gespecificeerde formats of middels vergelijkbare, door de Autoriteit goedgekeurde templates wordt verstrekt. Voor deze verzoeken wordt, waar mogelijk, gebruikgemaakt van gemeenschappelijke rapportageformats.
3. Op een goed onderbouwd verzoek van een bevoegde autoriteit verstrekt de Autoriteit alle informatie die nodig is om die bevoegde autoriteit in staat te stellen haar taken uit te voeren, overeenkomstig de in de sectorale wetgeving en in artikel 70 vastgestelde verplichtingen inzake beroepsgeheim.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. Wanneer de overeenkomstig lid 1 verlangde informatie niet beschikbaar is of niet door de bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld binnen de door Autoriteit bepaalde termijn, richt de Autoriteit een goed onderbouwd en met redenen omkleed verzoek aan de volgende instanties:
a) andere autoriteiten met toezichttaken;
b) het ministerie dat in de betrokken lidstaat verantwoordelijk is voor financiën voor zover dat over toezichtinformatie beschikt;
c) de nationale centrale bank van de betrokken lidstaat;
d) het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van de informatie.";
de leden 6 en 7 worden geschrapt.
(79)De volgende artikelen 35 bis tot en met 35 nonies worden ingevoegd:
"Artikel 35 bis
Uitoefening van de in artikel 35 ter bedoelde bevoegdheden
De bevoegdheden die overeenkomstig artikel 35 ter aan de Autoriteit, haar functionarissen of een andere door de Autoriteit gemachtigde persoon zijn toegekend, worden niet gebruikt om de openbaarmaking te verlangen van aan het verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.
Artikel 35 ter
Informatieverzoek aan financiële instellingen
1. Wanneer op grond van artikel 35, lid 1 of 5, verlangde informatie niet beschikbaar is of niet binnen de door de Autoriteit bepaalde termijn beschikbaar wordt gesteld, kan de Autoriteit bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de betrokken financiële instellingen alle nodige informatie verschaffen om haar in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
2. In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt de Autoriteit het volgende in acht:
a)
zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f)
zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel 35 quater wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3. Wanneer de Autoriteit informatie bij besluit verlangt, neemt zij het volgende in acht:
a)
zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 35 quinquies zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f)
zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 35 quater zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g)
zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61.
4. De financiële instellingen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5. De Autoriteit zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudige verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde betrokken entiteit waarop het informatieverzoek ziet, gedomicilieerd of gevestigd is.
6. De Autoriteit kan in overeenstemming met dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij deze verordening opgedragen taken.
Artikel 35 quater
Procedureregels voor het opleggen van geldboeten
1. Wanneer de Autoriteit bij het verrichten van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die een inbreuk als bedoeld in artikel 35 quinquies, lid 1, kunnen vormen, stelt de Autoriteit intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij het directe of indirecte toezicht op de betrokken financiële instellingen en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders.
2. De in lid 1 bedoelde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in aanmerking, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders in te dienen.
3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 35 ter.
4. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de Autoriteit bij haar toezichtactiviteiten heeft vergaard.
5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat deze zijn onderzoek heeft afgerond en voordat deze het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het overeenkomstig dit artikel gevoerde onderzoek.
7. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat deze het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8. De Autoriteit neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 35 septies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of door de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 35 quinquies, lid 1, vermelde inbreuken zijn gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een maatregel overeenkomstig dat artikel.
9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders.
10. De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 75 bis gedelegeerde handelingen vast waarin de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid om geldboeten of dwangsommen op te leggen, nader worden uitgewerkt, met onder meer regels over de volgende punten:
a) de rechten van verdediging;
b) bepalingen inzake termijnen;
c) bepalingen over de wijze waarop geldboeten of dwangsommen moeten worden geïnd;
d) bepalingen waarin de verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen nader zijn uitgewerkt.
11. Wanneer de Autoriteit bij het uitoefenen van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet de Autoriteit af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 35 quinquies
Geldboeten
1. Wanneer de Autoriteit constateert dat een in artikel 35 ter bedoelde financiële instelling in antwoord op een verzoek bij een besluit overeenkomstig artikel 35 ter, lid 3, opzettelijk of uit onachtzaamheid geen informatie heeft verstrekt, dan wel onvolledige, onjuiste of misleidende informatie in antwoord op een eenvoudig informatieverzoek of een besluit overeenkomstig artikel 35 ter, lid 2, stelt zij een besluit vast tot het opleggen van een geldboete.
2. Het basisbedrag van de in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt ter minste 50 000 EUR en ten hoogste 200 000 EUR.
3. Bij het bepalen van het in lid 2 genoemde basisbedrag van de geldboete neemt de Autoriteit de jaaromzet van de betrokken financiële instelling voor het voorafgaande boekjaar in aanmerking en ligt dit bedrag:
a) bij de onderkant van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet van minder dan 10 miljoen EUR;
b) bij het midden van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet tussen 10 miljoen EUR en 50 miljoen EUR;
c) bij de bovenkant van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet van meer dan 50 miljoen EUR.
De binnen de in lid 2 bepaalde bandbreedtes vastgestelde basisbedragen worden zo nodig aangepast, rekening houdende met verzwarende of verzachtende factoren overeenkomstig de in lid 5 beschreven coëfficiënten.
De desbetreffende verzwarende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Wanneer er meer dan één verzwarende coëfficiënt geldt, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulterende bedrag aan het basisbedrag toegevoegd.
De desbetreffende verzachtende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Wanneer er meer dan één verzachtende coëfficiënt geldt, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulterende bedrag aan het basisbedrag toegevoegd.
4. De volgende aanpassingscoëfficiënten worden cumulatief toegepast op het in lid 2 genoemde basisbedrag, op basis van het volgende:
a)
de aanpassingscoëfficiënten die verband houden met verzwarende factoren, zijn als volgt:
i) wanneer de inbreuk herhaaldelijk is gemaakt, wordt voor elke keer dat de inbreuk opnieuw is gemaakt, een coëfficiënt 1,1 toegepast;
ii) wanneer de inbreuk meer dan zes maanden heeft geduurd, wordt een coëfficiënt 1,5 toegepast;
iii) wanneer de inbreuk opzettelijk is gemaakt, wordt een coëfficiënt 2 toegepast;
iv) wanneer geen remediërende maatregelen zijn genomen sinds de inbreuk is geconstateerd, wordt een coëfficiënt 1,7 toegepast;
v) wanneer het hogere management van de financiële instelling niet met de Autoriteit heeft meegewerkt, wordt een coëfficiënt 1,5 toegepast;
b)
de aanpassingscoëfficiënten die verband houden met verzachtende factoren, zijn als volgt:
i) wanneer de inbreuk minder dan 10 werkdagen heeft geduurd, wordt een coëfficiënt 0,9 toegepast;
ii) wanneer het hogere management van de financiële instelling kan aantonen dat zij alle nodige maatregelen hebben genomen om de niet-nakoming van een verzoek overeenkomstig artikel 35, lid 6 bis, te voorkomen, wordt een coëfficiënt 0,7 toegepast;
iii) wanneer de financiële instelling de inbreuk snel, effectief en volledig onder de aandacht van Autoriteit heeft gebracht, wordt een coëfficiënt 0,4 toegepast;
iv) wanneer de financiële instelling uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat er in de toekomst gelijksoortige inbreuken kunnen worden gemaakt, wordt een coëfficiënt 0,6 toegepast.
5. Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3 bedraagt de totale geldboete niet meer dan 20% van de jaaromzet van de betrokken financiële instelling over het voorafgaande boekjaar, tenzij de financiële instelling direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk. In dat geval is de totale geldboete ten minste gelijk aan dat financiële voordeel.
Artikel 35 sexies
Dwangsommen
1. De Autoriteit stelt besluiten tot het opleggen van een dwangsom vast om in artikel 35 ter, lid 1, genoemde instellingen of entiteiten te dwingen de overeenkomstig artikel 35 ter, lid 3, bij besluit verlangde informatie te verstrekken.
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd op dagbasis totdat de betrokken financiële instelling het in lid 1 bedoelde besluit ter zake nakomt.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3% van de gemiddelde dagomzet van de betrokken financiële instelling in het voorafgaande boekjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
4. Een dwangsom kan worden opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de Autoriteit.
Artikel 35 septies
Het recht te worden gehoord
1. Voordat de Autoriteit een besluit neemt om op grond van de artikelen 35 quinquies en 35 sexies een geldboete en dwangsom op te leggen, stelt zij de financiële instelling waarop het informatieverzoek ziet, in de gelegenheid te worden gehoord.
De Autoriteit doet haar besluiten slechts steunen op de bevindingen ten aanzien waarvan de betrokken financiële instellingen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
2. De rechten van verdediging van de in lid 1 bedoelde financiële instelling worden tijdens de procedure volledig in acht genomen. De financiële instelling is gerechtigd toegang tot het dossier van de Autoriteit te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van de Autoriteit.
Artikel 35 octies
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
1. Overeenkomstig de artikelen 35 quinquies en 35 sexies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard en zijn afdwingbaar.
2. De tenuitvoerlegging van de geldboete en dwangsom verloopt volgens de procedureregels die van kracht zijn op het grondgebied van de lidstaat waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging van het besluit tot oplegging van een geldboete of een dwangsom wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door een autoriteit die door elke lidstaat daartoe wordt aangewezen; van de aanwijzing wordt door de lidstaat kennisgegeven aan de Autoriteit en het Hof van Justitie van de Europese Unie.
3. Wanneer de in lid 2 bedoelde formaliteiten op verzoek van de betrokken partij zijn vervuld, kan de betrokken partij overgaan tot de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.
4. De tenuitvoerlegging van de geldboete of dwangsom kan alleen worden opgeschort door een besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat zijn evenwel bevoegd voor klachten dat de tenuitvoerlegging van de geldboete of dwangsom op onregelmatige wijze plaatsvindt.
5. De Autoriteit maakt alle overeenkomstig de artikelen 35 quinquies en 35 sexies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen.
6. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 35 nonies
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van de Autoriteit waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de door de Autoriteit opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.".
(80)In artikel 36, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:
"Bij ontvangst van een tot een bevoegde autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ESRB maakt de Autoriteit in voorkomend geval van de bij deze verordening aan haar verleende bevoegdheden gebruik om een tijdige follow-up te verzekeren.".
(81)Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 5 wordt de laatste zin van de eerste alinea vervangen door:
"De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen bedraagt vier jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.";
in lid 6 worden de volgende alinea's toegevoegd:
"Wanneer de leden van de Stakeholdergroep bankwezen niet tot een gezamenlijk standpunt of advies kunnen komen, mogen de leden die een groep stakeholders vertegenwoordigen, een afzonderlijk standpunt of advies uitbrengen.
De Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen, de Stakeholdergroep bankwezen, de Stakeholdergroep effecten en markten, kunnen gezamenlijke standpunten en adviezen uitbrengen over kwesties die verband houden met de werkzaamheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA's) op grond van artikel 56 van deze verordening (over gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen).".
(82)Artikel 39 wordt vervangen door:
"Artikel 39
Besluitvormingsprocedures
1. De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 wanneer zij besluiten vaststelt waarin door deze verordening wordt voorzien, behoudens de besluiten die in overeenstemming met de artikelen 35 ter, 35 quinquies en 35 sexies worden vastgesteld.
2. De Autoriteit stelt adressaten van een besluit op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdende met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3.
3. De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed.
4. De adressaten van de besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.
5. Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3, of artikel 18, lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden.
6. Het feit dat de Autoriteit een besluit neemt ingevolge de artikelen 17, 18 of 19, wordt bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiële instelling in kwestie en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van die financiële instellingen of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar brengt.".
(83)Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) de voltijdse leden van de in artikel 45, lid 1, genoemde directie, zonder stemrecht;";
in lid 7 wordt de tweede alinea geschrapt;
het volgende lid 8 wordt toegevoegd:
"8. Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde nationale autoriteit niet met de handhaving van de regels inzake consumentenbescherming is belast, kan het in dat punt bedoelde lid van de raad van toezichthouders besluiten een vertegenwoordiger van de autoriteit voor consumentenbescherming van de lidstaat uit te nodigen, die niet stemgerechtigd is. Ingeval de verantwoordelijkheid inzake consumentenbescherming wordt gedeeld door verschillende autoriteiten in een lidstaat, worden die autoriteiten het eens over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger.".
(84)Artikel 41 wordt vervangen door:
"Artikel 41
Interne comités
De raad van toezichthouders kan voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de directie of aan de voorzitter.".
;
(85)In artikel 42 wordt de eerste alinea vervangen door:
"Bij de uitvoering van de bij deze verordening aan hen opgedragen taken handelen de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief uitsluitend in het belang van de Unie in haar geheel en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.".
(86)Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1. De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit aan. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, stelt de raad van toezichthouders de adviezen, aanbevelingen, richtsnoeren en besluiten van de Autoriteit vast, en brengt hij het in hoofdstuk II bedoelde advies uit, op basis van een voorstel van de directie.";
de leden 2 en 3 worden geschrapt;
in lid 4 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar, op basis van een voorstel van de directie, het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. De raad van toezichthouders stelt, op basis van een voorstel van de directie, het jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast op grond van het in artikel 53, lid 7, bedoelde ontwerpverslag en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.";
e)
lid 8 wordt geschrapt.
(87)Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
aan lid 1, tweede alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:
"De voltijdse leden van de directie en de voorzitter stemmen niet over die besluiten.";
in lid 1 worden de derde en de zesde alinea geschrapt;
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen.
De eerste alinea is niet van toepassing op de voorzitter, de leden die ook lid zijn van de directie en de vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank die door de raad van toezicht van de bank is benoemd.".
(88)In hoofdstuk III wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:
"Directie".
(89)Artikel 45 wordt vervangen door:
"Artikel 45
Samenstelling
1. De directie is samengesteld uit de voorzitter en drie voltijdse leden. De voorzitter wijst helder omschreven beleids- en bestuurstaken toe aan elk van de voltijdse leden. Een van de voltijdse leden krijgt verantwoordelijkheden toegewezen voor begrotingsaangelegenheden en voor aangelegenheden met betrekking tot het werkprogramma van de Autoriteit (hierna "het dienstdoende lid" genoemd). Een van de voltijdse leden treedt op als vicevoorzitter en vervult de functies van de voorzitter wanneer deze afwezig of verhinderd is, in overeenstemming met deze verordening.
2. De voltijdse leden worden geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De voltijdse leden hebben uitgebreide managementervaring. De selectie vindt plaats op basis van een open sollicitatieoproep die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, waarna de Commissie een shortlist van geschikte kandidaten opstelt.
De Commissie legt deze shortlist ter goedkeuring aan het Europees Parlement voor. Na goedkeuring van die shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voltijdse leden van de directie, met inbegrip van het dienstdoende lid.
3. Wanneer een voltijds lid van de directie niet langer voldoet aan de in artikel 46 uiteengezette voorwaarden of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij dit lid uit zijn ambt wordt ontzet.
4. Het mandaat van de voltijdse leden bedraagt vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van het voltijdse lid, evalueert de raad van toezichthouders:
a) de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
b) de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdende met die evaluatie dient de Commissie bij de Raad de lijst in van de voltijdse leden van wie het mandaat moet worden verlengd. Op basis van die lijst en rekening houdende met de evaluatie kan de Raad het mandaat van de voltijdse leden verlengen.".
(90)Het volgende artikel 45 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 45 bis
Besluitvorming
1. De directie besluit met gewone meerderheid van haar leden. Elk lid heeft één stem. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
2. De vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de bijeenkomsten van de directie, maar heeft geen stemrecht, behalve voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden.
3. De directie stelt haar reglement van orde vast en maakt het bekend.
4. De vergaderingen van de directie worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter.
De directie komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de directie dit noodzakelijk acht. Zij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen.
5. De leden van de directie kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde deelnemers wonen geen besprekingen binnen de directie bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen.".
(91)Het volgende artikel 45 ter wordt ingevoegd:
"Artikel 45 ter
Interne comités
De directie kan voor bepaalde haar toegekende taken interne comités oprichten.".
(92)Artikel 46 wordt vervangen door:
"Artikel 46
Onafhankelijkheid
De leden van de directie handelen onafhankelijk en objectief uitsluitend in het belang van de Unie als geheel en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van enig ander publiek of privaat orgaan.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de directie bij het vervullen van hun taken.".
(93)Artikel 47 wordt vervangen door:
"Artikel 47
Taken
1. De directie ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht in overeenstemming met deze verordening. Zij neemt alle nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van notities, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert.
2. De directie legt een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
3. De directie oefent haar begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 63 en 64.
Voor de toepassing van de artikelen 17, 19, 22, 29 bis, 30, 31 bis, 32 en 35 ter tot en met 35 nonies is de directie bevoegd te handelen en besluiten te nemen. De directie houdt de raad van toezichthouders op de hoogte van de besluiten die zij neemt.
3 bis. De directie onderzoekt, brengt een advies uit over en doet voorstellen over alle kwesties waarover de raad van toezichthouders moet beslissen.
4. De directie stelt het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast en treft, overeenkomstig artikel 68, lid 2, de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna "het Statuut" genoemd).
5. De directie stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht op toegang tot de documenten van de Autoriteit, overeenkomstig artikel 72.
6. De directie legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, op basis van het in artikel 53, lid 7, bedoelde ontwerpverslag, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
7. De directie benoemt en ontslaat de leden van de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 58, leden 3 en 5.
8. De leden van de directie maken alle georganiseerde bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.
9. Het dienstdoende lid heeft de volgende taken:
a) de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en onder toezicht van de directie;
b) het nemen van alle nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van notities, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert;
c) het opstellen van een meerjarig werkprogramma, als bedoeld in artikel 47, lid 2;
d) het opstellen tegen uiterlijk 30 juni van elk jaar van een werkprogramma voor het volgende jaar, als bedoeld in artikel 47, lid 2;
e) het opstellen van een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit overeenkomstig artikel 63 en het uitvoeren van de begroting van de Autoriteit overeenkomstig artikel 64;
f) het opstellen van een ontwerpjaarverslag met een hoofdstuk over de regulerings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden;
g) het uitoefenen van de in artikel 68 bepaalde bevoegdheden met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en het beheer van personeelskwesties.".
(94)Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
"De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de directie voor.";
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De voorzitter wordt, na een open sollicitatieoproep die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiële instellingen en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De Commissie legt een shortlist van kandidaten voor de functie van voorzitter ter goedkeuring aan het Europees Parlement voor. Na goedkeuring van die shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voorzitter.
Wanneer de voorzitter niet langer voldoet aan de in artikel 49 bedoelde voorwaarden of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij de voorzitter uit zijn ambt wordt ontzet.";
in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:
"De Raad kan, op voorstel van de Commissie en rekening houdende met de evaluatie, het mandaat van de voorzitter eenmaal verlengen;";
lid 5 wordt geschrapt.
(95)Het volgende artikel 49 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 49 bis
Onkosten
De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.".
(96)De artikelen 51, 52 en 53 worden geschrapt.
(97)Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
(a)aan artikel 54, lid 2, wordt het volgende streepje toegevoegd:
" — aangelegenheden met betrekking tot de bescherming van consumenten en beleggers.";
(b)in lid 2 wordt het vijfde streepje geschrapt;
c) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis.
Het Gemengd Comité fungeert als forum waarop de Autoriteit zal samenwerken met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor effecten en markten over kwesties die verband houden met de interactie tussen de taken van de Autoriteit en van de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de in artikel 8, lid 1, punt l), van Verordening (EU) nr. 1093/2010 genoemde specifieke taken die de Europese Bankautoriteit zijn opgedragen.".
(98)In artikel 55 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Een lid van de directie, het overeenkomstig artikel 47, lid 8 bis, bevoegde directielid, de vertegenwoordiger van de Commissie en de vertegenwoordiger van het ESRB worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité en van de in artikel 57 bedoelde subcomités bij te wonen.".
(99)Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
lid 3 wordt vervangen door:
"3. Twee leden van de bezwaarcommissie en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde lijst benoemd door de directie van de Autoriteit.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. Een lid van de bezwaarcommissie dat door de directie van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet worden ontslagen, tenzij hij op ernstige wijze is tekortgeschoten en de directie daartoe, na raadpleging van de raad van toezichthouders, een besluit neemt.".
(100)In artikel 59 wordt lid 1 vervangen door:
"1. De leden van de bezwaarcommissie zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten met betrekking tot de Autoriteit zelf, de directie of de raad van toezichthouders van de Autoriteit.".
(101)In artikel 60 wordt lid 1 vervangen door:
"1. Natuurlijke personen of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten, kunnen bezwaar maken tegen een in de artikelen 17, 18, 19 en 35 bedoeld besluit van de Autoriteit en tegen andere door de Autoriteit overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen genomen besluiten die gericht zijn tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook indien het tot een andere persoon is gericht.".
(102)Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1. De inkomsten van de Autoriteit bestaan, afgezien van andere soorten inkomsten, uit één of meer van de volgende elementen:
a) een aanvullende bijdrage van de Unie, die in de algemene begroting van de Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen, en maximaal 40% bedraagt van de geraamde inkomsten van de Autoriteit;
b) jaarlijkse bijdragen van financiële instellingen, op basis van de jaarlijkse geraamde uitgaven in verband met de door deze verordening en de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen vereiste activiteiten voor elke categorie deelnemers die binnen de opdracht van de Autoriteit valt;
c) vergoedingen die de Autoriteit worden betaald in de in de desbetreffende instrumenten van Unierecht genoemde gevallen;
d) vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers;
e) vergoedingen voor publicaties, opleidingen en andere door de bevoegde autoriteiten gevraagde diensten.";
de volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd:
"5. De in lid 1, onder b), bedoelde jaarlijkse bijdragen worden jaarlijks bij individuele financiële instellingen geïnd door daartoe door elke lidstaat aangewezen autoriteiten. Tegen 31 maart van elk boekjaar betaalt elke lidstaat de Autoriteit het bedrag dat hij moet innen overeenkomstig de criteria beschreven in de in artikel 62 bis bedoelde gedelegeerde handeling.
6. Vrijwillige bijdragen van lidstaten en waarnemers als bedoeld in lid 1, onder d), worden niet aanvaard indien de aanvaarding daarvan twijfel kan doen ontstaan over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Autoriteit.".
(103)Het volgende artikel 62 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 62 bis
Gedelegeerde handelingen betreffende de berekening van jaarlijkse bijdragen door financiële instellingen
De Commissie wordt, overeenkomstig artikel 75 bis, gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen hoe in artikel 62, lid 1, onder e), bedoelde jaarlijkse bijdragen moeten worden berekend, waarbij de volgende punten worden vastgelegd:
a) een methodiek om de geraamde uitgaven toe te rekenen aan categorieën financiële instellingen als grondslag voor het bepalen van het aandeel van de bijdragen die financiële instellingen uit elke categorie moeten leveren;
b) passende en objectieve criteria voor het bepalen van de jaarlijkse, door individuele financiële instellingen binnen het toepassingsgebied van de in de artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen op basis van hun grootte verschuldigde bijdragen, zodat hun belang in de markt benaderend tot uiting wordt gebracht.
Met de in punt b) van de eerste alinea bedoelde criteria kunnen ofwel de-minimisdrempels worden vastgesteld waaronder geen bijdrage verschuldigd is, of minima die bijdragen niet mogen onderschrijden.".
(104)Artikel 63 wordt vervangen door:
"Artikel 63
Vaststelling van de begroting
1. Jaarlijks stelt het dienstdoende lid, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt dit aan de directie en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie.
1 bis. De directie stelt, op basis van het door de raad van toezichthouders goedgekeurde ontwerp, het ontwerp van enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast.
1 ter. Het ontwerp van enig programmeringsdocument wordt door de directie tegen 31 januari aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad gezonden.
2.
Op basis van dit ontwerp van enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de aanvullende bijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het Verdrag.
3.
De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de aanvullende bijdrage aan de Autoriteit goed.
4. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
5. De directie stelt de begrotingsautoriteit onverwijld op de hoogte van de projecten die zij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van haar begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen.".
(105)Artikel 64 wordt vervangen door:
"Artikel 64
Uitvoering van en toezicht op de begroting
1. Het dienstdoende lid treedt op als ordonnateur en voert de begroting van de Autoriteit uit.
2. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.
3. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld.
4. Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en financieel beheer aan de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
5. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 148 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. Het dienstdoende lid zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over deze rekeningen uitbrengt.
6. Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
Uiterlijk op 1 juli zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld.
7. Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
8. Uiterlijk op 30 september zendt het dienstdoende lid de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen. Hij zendt ook een afschrift van dit antwoord aan de directie en de Commissie.
9. Overeenkomstig artikel 165, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt het dienstdoende lid het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.
10. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.".
(106)Artikel 65 wordt vervangen door:
"Artikel 65
Financiële regeling
De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de directie, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013* voor de organen bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tenzij de specifieke eisen voor het functioneren van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie.
* Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).".
(107)In artikel 66 wordt lid 1 vervangen door:
"1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad* onverkort van toepassing op de Autoriteit.
* Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).".
(108)Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1 en 2 worden vervangen door:
"1. Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de voltijdse leden van de directie en haar voorzitter.
2. De directie stelt, in samenspraak met de Commissie, de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut.";
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De directie stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit.".
(109)Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:
"1. De leden van de raad van toezichthouders en alle personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren en alle overige personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.";
in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Bovendien staat de verplichting uit hoofde van lid 1 en van de eerste alinea van dit lid er niet aan in de weg dat de Autoriteit en de bevoegde autoriteiten de informatie gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen, en met name voor juridische procedures voor de vaststelling van besluiten.";
het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. De directie en de raad van toezichthouders zien erop toe dat personen die, direct of indirect, op permanente basis of incidenteel, diensten verrichten met betrekking tot de taken van de Autoriteit, met inbegrip van functionarissen en andere personen die door de directie en de raad van toezichthouders zijn gemachtigd of daartoe door de bevoegde autoriteiten zijn aangesteld, zijn onderworpen aan eisen inzake beroepsgeheim die gelijkwaardig zijn aan die in de voorgaande leden.
Dezelfde eisen inzake beroepsgeheim gelden ook voor waarnemers die de bijeenkomsten bijwonen van de directie en de raad van toezichthouders die deelnemen aan de activiteiten van de Autoriteit.";
in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De leden 1 en 2 staan er niet aan in de weg dat de Autoriteit informatie uitwisselt met bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Uniewetgeving die op financiële instellingen van toepassing is.".
(110)Artikel 71 wordt vervangen door:
"Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/XXX (Verordening gegevensbescherming voor EU-instellingen en -organen) bij het uitoefenen van haar taken.".
(111)In artikel 72 wordt lid 2 vervangen door:
"2. De directie stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.".
(112)In artikel 73 wordt lid 2 vervangen door:
"2. De directie besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit.".
(113)In artikel 74 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die wordt gesloten nadat de directie daarmee heeft ingestemd.".
(114)Het volgende artikel 75 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 75 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend op de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 35 quater en artikel 62 bis bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie voor onbepaalde tijd verleend.
3. De in artikel 35 quater en artikel 62 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6. Een overeenkomstig artikel 35 quater of artikel 62 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.".
(115)Artikel 76 wordt vervangen door:
"Artikel 76
Verhouding met het CEIOPS
De Autoriteit wordt als de rechtsopvolger van het CEIOPS beschouwd. Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CEIOPS automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CEIOPS stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CEIOPS en door de Commissie.".
(116)Een nieuw artikel 77 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 77 bis
Overgangsbepalingen
De taken en de functie van de uitvoerend directeur die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/51/EU, is aangesteld en in functie is op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.
De taken en de functie van de voorzitter die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/51/EU, is aangesteld en in functie is op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.
De taken en de functie van de leden van de raad van bestuur die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1094/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/51/EU, zijn aangesteld en in functie zijn op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.".
Artikel 3
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1095/2010
Verordening (EU) nr. 1095/2010 wordt als volgt gewijzigd:
(117)Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit handelt overeenkomstig de haar bij deze verordening toegekende bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 97/9/EG, Richtlijn 98/26/EG, Richtlijn 2001/34/EG, Richtlijn 2002/47/EG, Richtlijn 2003/71/EG, Richtlijn 2004/39/EG, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad*, Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad**, Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad*** en Verordening (EG) nr. 1060/2009, en voor zover deze handelingen van toepassing zijn voor ondernemingen die beleggingsdiensten verrichten of voor instellingen voor collectieve beleggingen die hun rechten van deelneming of aandelen aanbieden en de bevoegde autoriteiten die toezicht op hen uitoefenen, de desbetreffende onderdelen van Richtlijn 2002/87/EG, Richtlijn (EU) 2015/849, Richtlijn 2002/65/EG, met inbegrip van alle op die handelingen gebaseerde richtlijnen, verordeningen en besluiten en alle andere juridisch bindende Uniehandelingen waarmee taken aan de Autoriteit worden opgedragen.
* Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
** Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).
*** Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).";
het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis. Deze verordening is van toepassing onverminderd andere Uniehandelingen waarmee de taken van vergunningverlening of toezicht en de daarbij behorende bevoegdheden aan de Autoriteit worden toevertrouwd.".
(118)In artikel 2, lid 5, wordt de volgende alinea ingevoegd:
"Wanneer in deze verordening sprake is van toezicht, omvat dit ook de activiteiten van alle bevoegde autoriteiten die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde wetgevingshandelingen moeten worden uitgevoerd.".
(119)In artikel 4, punt 3, wordt punt ii) vervangen door:
"ii) wat de Richtlijnen 2002/65/EG en (EU) 2015/849 betreft, de autoriteiten die bevoegd zijn voor het doen naleven van de voorschriften van die richtlijnen door de ondernemingen die beleggingsdiensten verrichten en door de instellingen voor collectieve beleggingen die hun rechten van deelneming of aandelen aanbieden;".
(120)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
punt 2 wordt vervangen door:
"2. een directie, die de in artikel 47 vastgestelde taken uitoefent;";
punt 4 wordt geschrapt.
(121)Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
(a)
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) opstellen en actueel houden van een Uniehandboek voor het toezicht op financiëlemarktdeelnemers in de Unie;";
ii)
de punten e) en f) worden vervangen door:
"e) organiseren en verrichten van toetsingen van bevoegde autoriteiten en in dat verband richtsnoeren en aanbevelingen bekendmaken en beste praktijken vaststellen, met de bedoeling de consistentie in de toezichtresultaten te verhogen;
f) monitoren en beoordelen van marktontwikkelingen op haar bevoegdheidsgebieden, onder meer, waar relevant, van ontwikkelingen met betrekking tot trends in innovatieve financiële diensten;";
iii)
punt h) wordt vervangen door:
"h) bevorderen van de bescherming van consumenten en beleggers;";
iv)
punt l) wordt geschrapt;
(b)een nieuw lid 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. Bij het uitvoeren van haar taken in overeenstemming met deze verordening houdt de Autoriteit rekening met technologische innovatie, innovatieve en houdbare bedrijfsmodellen, en de integratie van ecologische, sociale en governancegerelateerde factoren.";
lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) punt c bis wordt ingevoegd:
"c bis) aanbevelingen te doen als bedoeld in de artikelen 29 bis en 31 bis;";
ii) punt h) wordt vervangen door:
"h) overeenkomstig de artikelen 35 en 35 ter de nodige informatie over financiële instellingen te verzamelen;".
(c)het volgende lid 3 wordt toegevoegd:
"3. Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde taken en bij de uitoefening van de in lid 2 bedoelde bevoegdheden houdt de Autoriteit naar behoren rekening met de beginselen van betere regelgeving, met inbegrip van de uitkomsten van de kosten-batenanalyses die overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd.".
(122)Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 worden de volgende punten a bis) en a ter) ingevoegd:
"a bis) het uitvoeren van diepgaande thematische onderzoeken naar marktgedragingen, waarbij wordt gewerkt aan het opbouwen van een gemeenschappelijk begrip van marktpraktijken om potentiële problemen in beeld te brengen en de impact ervan te analyseren;
a ter) het ontwikkelen van retailrisico-indicatoren om mogelijke oorzaken van schade voor consumenten tijdig te identificeren;";
(b)
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit monitort nieuwe en bestaande financiële activiteiten en kan richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen om de veiligheid en de soliditeit van markten en de convergentie van regulerings- en toezichtpraktijken te bevorderen.";
(c)lid 4 wordt vervangen door:
"4. De Autoriteit stelt, als een integrerend onderdeel ervan, een commissie financiële innovatie in, waarin alle betrokken bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten en autoriteiten voor consumentenbescherming zitting hebben met het oog op een gecoördineerde benadering ten aanzien van de regulering voor en het toezicht op nieuwe of innoverende financiële activiteiten, en die adviezen aanlevert welke de Autoriteit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verstrekt. De Autoriteit kan ook nationale autoriteiten voor gegevensbescherming opnemen in die commissie.".
(123)Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:
"De Autoriteit kan ook richtsnoeren vaststellen en aanbevelingen doen aan de autoriteiten van de lidstaten die op grond van deze verordening niet als bevoegde autoriteiten zijn omschreven, maar die gemachtigd zijn om de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen te doen toepassen.";
(b)lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit houdt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, open raadplegingen over de richtsnoeren en aanbevelingen die zij uitbrengt, en analyseert de potentiële kosten en baten van het uitbrengen van deze richtsnoeren en aanbevelingen. Die raadplegingen en analyses staan in verhouding tot de reikwijdte, de aard en het effect van de richtsnoeren of aanbevelingen. Ook wint de Autoriteit, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, het standpunt of advies in van de in artikel 37 bedoelde Stakeholdergroep effecten en markten.";
(c)in lid 4 wordt de volgende zin toegevoegd:
"In het verslag wordt ook toegelicht hoe de Autoriteit de uitvaardiging van haar richtsnoeren en aanbevelingen heeft gerechtvaardigd en wordt een samenvatting gegeven van de feedback ontvangen bij openbare raadplegingen over uitgebrachte richtsnoeren en aanbevelingen.";
(d)het volgende lid 5 wordt toegevoegd:
"5. Wanneer twee derde van de leden van de Stakeholdergroep effecten en markten van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheden heeft overschreden door bepaalde richtsnoeren of aanbevelingen uit te vaardigen, kunnen zij de Commissie een met redenen omkleed advies zenden.
De Commissie verzoekt de Autoriteit dan om een toelichting waarin de uitvaardiging van de betrokken richtsnoeren of aanbevelingen wordt onderbouwd. De Commissie beoordeelt, nadat zij de toelichting van de Autoriteit heeft ontvangen, het toepassingsgebied van de richtsnoeren of aanbevelingen in het licht van de bevoegdheden van de Autoriteit. Wanneer de Commissie van mening is dat de Autoriteit haar bevoegdheid heeft overschreden, en na de Autoriteit in de gelegenheid te hebben gesteld haar standpunt kenbaar te maken, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waarin de Autoriteit wordt gelast de betrokken richtsnoeren of aanbevelingen in te trekken. Het besluit van de Commissie wordt bekendgemaakt.".
(124)Aan artikel 17, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:
"Onverminderd de in artikel 35 vastgestelde bevoegdheden kan de Autoriteit een goed onderbouwd en met redenen omkleed informatieverzoek richten aan andere bevoegde autoriteiten of betrokken financiëlemarktdeelnemers, wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk op of niet-toepassing van het Unierecht. Wanneer het met redenen omklede verzoek tot financiëlemarktdeelnemers is gericht, wordt daarin uitgelegd waarom de informatie noodzakelijk is voor het onderzoek van een aangevoerde inbreuk of niet-toepassing van het Unierecht.
De adressaat van dit soort verzoek verschaft de Autoriteit onverwijld duidelijke, correcte en volledige informatie.
Wanneer een informatieverzoek tot een financiëlemarktdeelnemer is gericht, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten van dat verzoek in kennis. De bevoegde autoriteiten verlenen de Autoriteit, wanneer deze daarom verzoekt, bijstand bij het verzamelen van de informatie.".
(125)Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. In de gevallen vermeld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen en onverminderd de in artikel 17 vastgestelde bevoegdheden, kan de Autoriteit de bevoegde autoriteiten bijstaan bij het bereiken van overeenstemming volgens de procedure van de artikelen 2, 3 en 4 in één van de volgende omstandigheden:
a)
op verzoek van één of meer betrokken bevoegde autoriteiten wanneer een bevoegde autoriteit het oneens is met de procedure of de inhoud van een optreden, voorgenomen optreden of het niet-optreden van een andere bevoegde autoriteit;
b)
ambtshalve, wanneer op basis van objectieve criteria een verschil van mening tussen bevoegde autoriteiten kan worden geconstateerd.
In de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen een gezamenlijk besluit moeten nemen, wordt een verschil van mening geacht te bestaan wanneer die autoriteiten binnen de in die handelingen bepaalde termijnen geen gezamenlijk besluit nemen.";
(b)de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:
"1 bis. De betrokken bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in de volgende gevallen onverwijld in kennis van het feit dat geen overeenstemming is bereikt:
a)
wanneer een termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen het eerste plaatsvindt:
i) de termijn is verstreken;
ii) één of meer van de bevoegde autoriteiten concluderen, op basis van objectieve factoren, dat er een verschil van mening bestaat;
b)
wanneer geen termijn voor het bereiken van overeenstemming tussen bevoegde autoriteiten is vastgesteld in de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen, en een van de volgende gebeurtenissen het eerste plaatsvindt:
i)één of meer betrokken bevoegde autoriteiten concludeert, op basis van objectieve factoren, dat er een verschil van mening bestaat; of
ii)twee maanden zijn verstreken sinds de datum van ontvangst door een bevoegde autoriteit van een verzoek van een andere bevoegde autoriteit om een bepaalde actie te ondernemen om aan het Unierecht te voldoen, en de aangezochte autoriteit heeft nog geen besluit genomen om aan dat verzoek te voldoen.
1 ter. De voorzitter beoordeelt of de Autoriteit dient te handelen in overeenstemming met lid 1. Wanneer de Autoriteit ambtshalve ingrijpt, stelt de Autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van haar besluit betreffende het ingrijpen.
In afwachting van het besluit van de Autoriteit overeenkomstig de procedure van artikel 47, lid 3 bis, stellen alle bevoegde autoriteiten in de gevallen waarin op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen een gezamenlijk besluit moet worden genomen, hun individuele besluiten uit. Wanneer de Autoriteit besluit te handelen, stellen alle bij het gezamenlijke besluit betrokken bevoegde autoriteiten hun besluiten uit totdat de in de leden 2 en 3 beschreven procedure is afgerond.";
(c)lid 3 wordt vervangen door:
"Wanneer de betrokken bevoegde autoriteiten er niet in geslaagd zijn tijdens de in lid 2 bedoelde verzoeningsfase tot overeenstemming te komen, kan de Autoriteit een besluit nemen waarin wordt verlangd dat die bevoegde autoriteiten specifieke maatregelen nemen of van het nemen van bepaalde maatregelen afzien om de zaak te schikken, teneinde de naleving van het Unierecht te garanderen. Het besluit van de Autoriteit is bindend voor de betrokken bevoegde autoriteiten. In het besluit van de Autoriteit kan van bevoegde autoriteiten worden verlangd dat zij een door hen vastgesteld besluit herroepen of wijzigen of dat zij gebruikmaken van de bevoegdheden waarover zij op grond van het desbetreffende Unierecht beschikken.";
(d)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis. De Autoriteit stelt de betrokken bevoegde autoriteiten in kennis van het feit dat de procedures volgens de leden 2 en 3 zijn afgerond, samen met, in voorkomend geval, het op grond van lid 3 genomen besluit.";
(e)lid 4 wordt vervangen door:
"4. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 van het Verdrag, kan de Autoriteit, wanneer een bevoegde autoriteit het besluit van de Autoriteit niet naleeft en daardoor niet verzekert dat een financiëlemarktdeelnemer voldoet aan de eisen die krachtens de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen rechtstreeks op die marktdeelnemer van toepassing zijn, een tot die financiëlemarktdeelnemer gericht individueel besluit nemen waarin wordt verlangd dat die financiëlemarktdeelnemer de nodige maatregelen neemt om te voldoen aan zijn verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van zijn activiteiten.".
(126)In artikel 22, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:
"Daartoe kan de Autoriteit gebruikmaken van de bevoegdheden die haar krachtens deze verordening, met inbegrip van de artikelen 35 en 35 ter, zijn verleend.".
(127)Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i) het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) bekendmaken van het strategisch toezichtplan overeenkomstig artikel 29 bis;";
ii) punt b) wordt vervangen door:
"b) bevorderen van een effectieve bilaterale en multilaterale uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten, met betrekking tot alle relevante thema's, met inbegrip van, in voorkomend geval, cyberveiligheid en cyberaanvallen, met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen inzake geheimhouding en gegevensbescherming waarin door de desbetreffende Uniewetgeving wordt voorzien;";
iii) punt e) wordt vervangen door:
"e) opzetten van sectorale en sectoroverschrijdende opleidingsprogramma's, onder meer over technologische innovatie, vergemakkelijken van de uitwisseling van personeelsleden en de bevoegde autoriteiten aanmoedigen om intensiever gebruik te maken van detacheringsregelingen en andere instrumenten.";
in lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:
"Om een gemeenschappelijke toezichtcultuur tot stand te brengen, ontwikkelt en actualiseert de Autoriteit, rekening houdende met onder meer - ook door technologische innovatie - veranderende bedrijfspraktijken en bedrijfsmodellen van financiëlemarktdeelnemers, een Uniehandboek voor het toezicht op financiëlemarktdeelnemers in de Unie. In het Unietoezichthandboek worden beste praktijken voor het toezicht en hoogkwalitatieve methodieken en werkwijzen beschreven.".
(128)Het volgende artikel 29 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 29 bis
Strategisch toezichtplan
1. Bij de inwerkingtreding van Verordening [XXX verwijzing invoegen naar wijzigingsverordening] en nadien om de drie jaar tegen 31 maart brengt de Autoriteit een aanbeveling aan de bevoegde autoriteiten uit, waarin strategische doeleinden en prioriteiten voor het toezicht ("strategisch toezichtplan") worden vastgelegd en waarin bijdragen van bevoegde autoriteiten worden meegenomen. De Autoriteit zendt het strategisch plan ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en maakt het op haar website bekend.
In het strategisch toezichtplan worden specifieke prioriteiten voor toezichtactiviteiten vastgelegd, om consistente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken en een consistente, efficiënte en effectieve toepassing van Unierecht te bevorderen en om in te spelen op overeenkomstig artikel 32 in kaart gebrachte microprudentiële trends, potentiële risico's en zwakke plekken.
2. Tegen 30 september van elk jaar legt elke bevoegde autoriteit een ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma voor het komende jaar voor aan de Autoriteit en geeft zij specifiek aan hoe dat ontwerp van het jaarlijkse werkprogramma aansluit bij het strategisch toezichtplan.
Het ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma bevat specifieke doelstellingen en prioriteiten voor toezichtactiviteiten en kwantitatieve en kwalitatieve criteria voor het selecteren van financiëlemarktdeelnemers, marktprakijken en -gedragingen, en financiële markten die tijdens het jaar dat door dat programma wordt bestreken, zullen worden onderzocht door de bevoegde autoriteit die het ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma indient.
3. De Autoriteit beoordeelt dat ontwerp voor een jaarlijks werkprogramma en doet, wanneer er substantiële risico's bestaan dat de prioriteiten uit het strategisch toezichtplan niet worden verwezenlijkt, een aanbeveling aan de betrokken bevoegde autoriteit om het jaarlijkse werkprogramma van die betrokken bevoegde autoriteit af te stemmen op het strategisch toezichtplan.
Tegen 31 december van elk jaar stellen de bevoegde autoriteiten hun jaarlijkse werkprogramma vast, waarin die aanbevelingen zijn verwerkt.
4. Tegen 31 maart van elk jaar zendt elke bevoegde autoriteit de Autoriteit een verslag over de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma.
Dit verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
a)
een beschrijving van de toezichtactiviteiten en onderzoeken van financiële instellingen, marktpraktijken en -gedragingen, en financiële markten, en de bestuurlijke maatregelen en sancties die zijn opgelegd aan financiële instellingen die verantwoordelijk zijn voor inbreuken op Unierecht en nationaal recht;
b)
een beschrijving van activiteiten die zijn uitgevoerd en die niet gepland stonden in het jaarlijkse werkprogramma;
c)
een verklaring over de in het jaarlijkse werkprogramma geplande activiteiten die niet zijn uitgevoerd en de doelstellingen uit dat programma die niet werden behaald, alsmede de redenen waarom die activiteiten niet zijn uitgevoerd en die doelstellingen niet zijn behaald.
5. De Autoriteit maakt een beoordeling van de uitvoeringsverslagen van de bevoegde autoriteiten. Wanneer er substantiële risico's bestaan dat de prioriteiten uit het strategisch toezichtplan niet worden verwezenlijkt, doet de Autoriteit een aanbeveling aan elke betrokken bevoegde autoriteit over de manier waarop de desbetreffende tekortkomingen in haar activiteiten kunnen worden verholpen.
Op basis van de verslagen en haar eigen risicobeoordeling bepaalt de Autoriteit welke activiteiten van de bevoegde autoriteit van kritiek belang zijn om het strategisch toezichtplan te kunnen uitvoeren en, waar nodig, toetst zij die activiteiten op grond van artikel 30.
6. De Autoriteit maakt bij de beoordeling van de jaarlijkse werkprogramma's geconstateerde beste praktijken publiek beschikbaar.".
(129)Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
(a)de titel van het artikel wordt vervangen door:
"Toetsingen van bevoegde autoriteiten";
(b)lid 1 wordt vervangen door:
"1. De Autoriteit toetst periodiek sommige of alle activiteiten van bevoegde autoriteiten om de consistentie in de toezichtresultaten verder te versterken. Hiertoe ontwikkelt de Autoriteit methoden om een objectieve beoordeling en vergelijking tussen de aan toetsing onderworpen bevoegde autoriteiten mogelijk te maken. Bij de toetsingen wordt rekening gehouden met beschikbare informatie en reeds uitgevoerde evaluaties betreffende de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle overeenkomstig artikel 35 aan de Autoriteit verschafte informatie, en met alle informatie van stakeholders.";
(c)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. Voor de toepassing van dit artikel richt de Autoriteit een toetsingscommissie op, die uitsluitend uit personeelsleden van de Autoriteit bestaat. De Autoriteit kan bepaalde taken of besluiten met betrekking tot de toetsing van bevoegde autoriteiten delegeren aan de toetsingscommissie.";
(d)lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i) de inleidende zin wordt vervangen door:
"De toetsing omvat een beoordeling van onder meer, maar is niet beperkt tot:";
ii) punt a) wordt vervangen door:
"a) de adequaatheid van de middelen, de mate van onafhankelijkheid en de governanceregelingen van de bevoegde autoriteit, vooral met het oog op de effectieve toepassing van de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen en de capaciteit om op marktontwikkelingen te reageren;";
(e)lid 3 wordt vervangen door:
"3. De Autoriteit stelt een verslag op met de uitkomsten van de toetsing. Dat verslag geeft toelichting en vermeldt welke follow-upmaatregelen als gevolg van de toetsing gepland staan. Die follow-upmaatregelen kunnen worden genomen in de vorm van richtsnoeren en aanbevelingen overeenkomstig artikel 16 en adviezen overeenkomstig artikel 29, lid 1, onder a).
Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om aan die richtsnoeren en aanbevelingen te voldoen. Wanneer bevoegde autoriteiten geen maatregelen nemen in respons op de follow-upmaatregelen uit het verslag, brengt de Autoriteit een follow-upverslag uit.
Bij het opstellen van ontwerpen van technische regulerings- of ontwerpen van uitvoeringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 15 of van richtsnoeren en aanbevelingen overeenkomstig artikel 16, houdt de Autoriteit rekening met het resultaat van overeenkomstig dit artikel uitgevoerde toetsingen, alsmede met alle andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, om te zorgen voor convergentie in de richting van de toezichtpraktijken van de hoogste kwaliteit.";
(f)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis. De Autoriteit legt de Commissie een advies voor wanneer zij, gelet op de uitkomst van de toetsing of andere informatie die de Autoriteit bij de uitvoering van haar taken heeft verkregen, van oordeel is dat verdere harmonisering van de regels voor financiëlemarktdeelnemers of bevoegde autoriteiten noodzakelijk is.";
(g)lid 4 wordt vervangen door:
"4. De Autoriteit maakt het in lid 3 bedoelde verslag bekend, samen met follow-upverslagen, tenzij bekendmaking risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel inhoudt. De bevoegde autoriteit die het voorwerp uitmaakt van de toetsing, wordt uitgenodigd opmerkingen te maken voordat verslagen worden bekendgemaakt. Die opmerkingen worden publiek beschikbaar gemaakt tenzij bekendmaking risico's voor de stabiliteit van het financiële stelsel inhoudt.".
(130)In artikel 31 wordt een nieuw lid toegevoegd:
"Wat betreft de activiteiten van bevoegde autoriteiten om de markttoetreding te faciliteren van marktdeelnemers of producten die gebruikmaken van technologische of andere innovatie, bevordert de Autoriteit toezichtconvergentie, met name via de uitwisseling van informatie en beste praktijken. Waar nodig kan de Autoriteit richtsnoeren of aanbevelingen in overeenstemming met artikel 16 vaststellen.".
(131)Een nieuw artikel 31 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 31 bis
Coördinatie met betrekking tot het delegeren en uitbesteden van activiteiten, alsmede van risico-overdrachten
1. De Autoriteit coördineert op doorlopende basis toezichtactiviteiten van bevoegde autoriteiten om toezichtconvergentie te bevorderen op het gebied van het delegeren en uitbesteden van activiteiten van financiëlemarktdeelnemers, alsmede met betrekking tot door hen uitgevoerde risico-overdrachten, in overeenstemming met de leden 2, 3, en 4.
2. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit in kennis wanneer zij voornemens zijn een vergunning of registratie toe te kennen met betrekking tot een financiëlemarktdeelnemer die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen onder toezicht van de betrokken bevoegde autoriteit staat en wanneer het bedrijfsplan van de financiëlemarktdeelnemer het delegeren of uitbesteden van een wezenlijk deel van zijn activiteiten of een van de sleutelfuncties of de risico-overdracht van een wezenlijk deel van zijn activiteiten naar derde landen inhoudt, om de voordelen van het EU-paspoort te kunnen genieten, terwijl in wezen substantiële activiteiten of functies buiten de Unie plaatsvinden. De kennisgeving aan de Autoriteit is gedetailleerd genoeg om de Autoriteit in staat te stellen een correcte beoordeling te maken.
Wanneer de Autoriteit het nodig acht een advies te richten aan een bevoegde autoriteit wat betreft het feit dat bij een in overeenstemming met de eerste alinea kennisgegeven vergunning of registratie het Unierecht of door de Autoriteit vastgestelde richtsnoeren, aanbevelingen of adviezen niet in acht zijn genomen, stelt de Autoriteit de bevoegde autoriteit daarvan in kennis binnen 20 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving door die bevoegde autoriteit. In dat geval wacht de bevoegde autoriteit het advies van de Autoriteit af voordat zij de registratie of vergunning toekent.
Op verzoek van de Autoriteit verschaft de bevoegde autoriteit binnen 15 werkdagen na ontvangst van dat verzoek informatie met betrekking tot haar besluiten om aan een financiëlemarktdeelnemer die overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen onder haar toezicht staat, een vergunning of registratie af te geven.
De Autoriteit brengt het advies uit, ongeacht in Unierecht vastgestelde termijnen, binnen uiterlijk twee maanden na de ontvangst van de kennisgeving overeenkomstig de eerste alinea.
3. Een financiëlemarktdeelnemer stelt de bevoegde autoriteit in kennis van het uitbesteden of delegeren van een wezenlijk deel van zijn activiteiten of een van zijn sleutelfuncties en de risico-overdacht van een wezenlijk deel van zijn activiteiten, aan een andere entiteit of aan zijn in een derde land gevestigde eigen bijkantoor. De betrokken bevoegde autoriteit stelt de Autoriteit op halfjaarlijkse basis in kennis van die kennisgevingen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 35 verschaft de bevoegde autoriteit, op verzoek van de Autoriteit, informatie met betrekking tot de regelingen van financiëlemarktdeelnemers voor het uitbesteden of het delegeren van activiteiten of het overdragen van risico's.
De Autoriteit monitort of de betrokken bevoegde autoriteiten zich ervan vergewissen dat de in de eerste alinea bedoelde regelingen voor het uitbesteden of het delegeren van activiteiten of het overdragen van risico's worden aangegaan in overeenstemming met het Unierecht, voldoen aan de richtsnoeren, aanbevelingen of adviezen van de Autoriteit en geen belemmering vormen voor effectief toezicht door de bevoegde autoriteiten en handhaving in een derde land.
4. De Autoriteit kan aanbevelingen doen aan de betrokken bevoegde autoriteit, met inbegrip van aanbevelingen om een besluit te herzien of een vergunning in te trekken. Wanneer de betrokken bevoegde autoriteit de aanbevelingen van de Autoriteit niet binnen 15 werkdagen volgt, geeft de bevoegde autoriteit daarvoor de redenen en maakt de Autoriteit haar aanbevelingen openbaar, samen met die redenen.".
(132)Een nieuw artikel 31 ter wordt ingevoegd:
"Artikel 31 ter
Coördinerende functie met betrekking tot orders, transacties en activiteiten met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten
1. Wanneer de Autoriteit redelijke gronden heeft om te vermoeden dat orders, transacties of andere activiteiten met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of de financiële stabiliteit in de Unie in het gedrang brengen, doet zij de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de aanbeveling om een onderzoek in te stellen en verschaft zij die bevoegde autoriteiten de desbetreffende informatie.
2. Wanneer een bevoegde autoriteit redelijke gronden heeft om te vermoeden dat orders, transacties of andere activiteiten met aanzienlijke grensoverschrijdende effecten de ordelijke werking en de integriteit van financiële markten of de financiële stabiliteit in de Unie in het gedrang brengen, stelt zij de Autoriteit daarvan onverwijld in kennis en verschaft zij de desbetreffende informatie. De Autoriteit kan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de verdachte activiteit heeft plaatsgevonden, de aanbeveling doen om actie te ondernemen nadat zij de desbetreffende informatie naar die bevoegde autoriteiten heeft doorgeleid.
3. Om de uitwisseling van informatie tussen de Autoriteit en de bevoegde autoriteiten te bevorderen, zet de Autoriteit een daartoe ontworpen faciliteit voor gegevensopslag op en onderhoudt zij die.".
(133)In artikel 32 wordt een nieuw lid 2 bis ingevoegd:
"2 bis. De Autoriteit gaat ten minste jaarlijks na of het uitvoeren van in artikel 2 bedoelde Uniebrede beoordelingen van de weerbaarheid van financiële instellingen dienstig is en brengt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op de hoogte van haar bevindingen. Wanneer dergelijke Uniebrede beoordelingen worden uitgevoerd en de Autoriteit zulks dienstig acht, maakt zij voor elke deelnemende financiële instelling de uitkomsten bekend.
Verplichtingen inzake beroepsgeheim van bevoegde autoriteiten staan er niet aan in de weg dat bevoegde autoriteiten de uitkomsten van in lid 2 bedoelde Uniebrede beoordelingen bekendmaken of dat zij de uitkomst van die beoordelingen aan de Autoriteit zenden met het oog op de bekendmaking door de Autoriteit van de uitkomsten van Uniebrede beoordelingen van de weerbaarheid van financiële instellingen.".
(134)Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De Autoriteit verleent de Commissie bijstand bij het opstellen van equivalentiebesluiten met betrekking tot regulerings- en toezichtregimes in derde landen na een specifiek verzoek om advies van de Autoriteit of wanneer zij op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen daartoe verplicht is.";
de volgende leden 2 bis, 2 ter en 2 quater worden ingevoegd:
"2 bis. De Autoriteit monitort de ontwikkelingen op het gebied van regulering en toezicht en handhavingspraktijken en relevante marktontwikkelingen in derde landen waarvoor equivalentiebesluiten door de Commissie zijn vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen, om na te gaan of de criteria op basis waarvan die besluiten zijn genomen en de daarin bepaalde voorwaarden nog steeds vervuld zijn. Zij houdt rekening met de marktrelevantie van de betrokken derde landen. De Autoriteit dient op jaarbasis bij de Commissie een vertrouwelijk verslag in over haar bevindingen.
Onverminderd de specifieke voorwaarden bepaald in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen en volgens de voorwaarden van de tweede zin van lid 1, werkt de Autoriteit, waar mogelijk, samen met de betrokken bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, ook de afwikkelingsautoriteiten van derde landen waarvan het regulerings- en toezichtkader als equivalent zijn erkend. Die samenwerking verloopt op basis van administratieve regelingen die met de desbetreffende autoriteiten van die derde landen zijn aangegaan. Bij de onderhandelingen over die administratieve regelingen streeft de Autoriteit ernaar bepalingen over de volgende punten op te nemen:
a)
de mechanismen waarmee de Autoriteit relevante informatie kan krijgen, onder meer informatie over het reguleringsregime, alsmede de toezichtbenadering, relevante marktontwikkelingen en veranderingen die van invloed kunnen zijn op het equivalentiebesluit;
b)
voor zover vereist voor de follow-up van die besluiten, de procedures voor het coördineren van toezichtactiviteiten, met inbegrip van, waar nodig, inspecties ter plaatse.
De Autoriteit stelt de Commissie in kennis wanneer een bevoegde autoriteit van een derde land weigert dit soort administratieve regelingen aan te gaan of wanneer deze weigert om daadwerkelijk mee te werken. De Commissie laat deze informatie meewegen wanneer zij de desbetreffende equivalentiebesluiten herziet.
2 ter. Wanneer de Autoriteit in de in lid 2 bis bedoelde derde landen ontwikkelingen constateert op het gebied van regulering, toezicht of de handhavingspraktijken die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, op de integriteit van de markt of de bescherming van beleggers of het functioneren van de interne markt stelt zij de Commissie daarvan vertrouwelijk en onverwijld in kennis.
De Autoriteit dient op jaarbasis een vertrouwelijk verslag in bij de Commissie over de ontwikkelingen in de in lid 2 bis bedoelde derde landen op het gebied van regulering, toezicht, handhaving en markten, waarin bijzondere aandacht gaat naar de gevolgen daarvan voor financiële stabiliteit, integriteit van de markt, bescherming van beleggers of het functioneren van de interne markt.
2 quater. De bevoegde autoriteiten stellen de Autoriteit vooraf in kennis van hun voornemens om administratieve regelingen aan te gaan met toezichthoudende autoriteiten uit derde landen op een van de gebieden die onder de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen vallen, onder meer met betrekking tot bijkantoren van entiteiten uit derde landen. Terzelfder tijd verschaffen zij de Autoriteit een ontwerp van die voorgenomen regelingen.
De Autoriteit kan modellen voor administratieve regelingen uitwerken, met het oog op de totstandbrenging van coherente, efficiënte en effectieve toezichtpraktijken binnen de Unie en de versterking van de coördinatie van het internationale toezicht. Overeenkomstig artikel 16, lid 3, stellen de bevoegde autoriteiten alles in het werk om die modelregelingen te volgen.
In het in artikel 43, lid 5, bedoelde verslag neemt de Autoriteit informatie op over de administratieve regelingen die zijn overeengekomen met toezichthoudende autoriteiten, internationale organisaties of overheidsdiensten in derde landen, over de bijstand die de Autoriteit aan de Commissie heeft verleend bij de voorbereiding van equivalentiebesluiten en over de monitoringactiviteiten door de Autoriteit uitgevoerd in overeenstemming met lid 2 bis.".
(135)In artikel 34, lid 2, wordt de laatste zin vervangen door:
"De artikelen 35 en 35 ter zijn van toepassing op de gebieden waarvoor de Autoriteit een advies kan uitbrengen.".
(136)Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:
"1. Op verzoek van de Autoriteit verstrekken de bevoegde autoriteiten de Autoriteit alle nodige informatie om de haar bij deze verordening opgedragen taken uit te voeren, op voorwaarde dat zij rechtens inzage kunnen krijgen in de desbetreffende informatie.
De verschafte informatie is accuraat en volledig en wordt binnen de door de Autoriteit gestelde termijn ingediend.
2. De Autoriteit kan ook verzoeken dat informatie op gezette tijden en in het gespecificeerde format of middels vergelijkbare, door de Autoriteit goedgekeurde templates wordt verstrekt. Voor deze verzoeken wordt, waar mogelijk, gebruikgemaakt van gemeenschappelijke rapportageformats.
3. Op een goed onderbouwd verzoek van een bevoegde autoriteit kan de Autoriteit alle informatie verstrekken die nodig is om die bevoegde autoriteit in staat te stellen haar taken uit te voeren, overeenkomstig de in de sectorale wetgeving en in artikel 70 vastgestelde verplichtingen inzake beroepsgeheim.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. Wanneer de overeenkomstig lid 1 verlangde informatie niet beschikbaar is of niet door de bevoegde autoriteiten beschikbaar wordt gesteld binnen de door Autoriteit bepaalde termijn, richt de Autoriteit een goed onderbouwd en met redenen omkleed verzoek aan de volgende instanties:
a) andere toezichthoudende autoriteiten met toezichttaken;
b) het ministerie dat in de betrokken lidstaat verantwoordelijk is voor financiën voor zover dat over toezichtinformatie beschikt;
c) de nationale centrale bank of het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat;
d) het bureau voor de statistiek van de betrokken lidstaat.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van de informatie.";
de leden 6 en 7 worden geschrapt.
(137)De volgende artikelen 35 bis tot en met 35 nonies worden ingevoegd:
"Artikel 35 bis
Uitoefening van de in artikel 35 ter bedoelde bevoegdheden
De bevoegdheden die overeenkomstig artikel 35 ter aan de Autoriteit, haar functionarissen of een andere door de Autoriteit gemachtigde persoon zijn toegekend, worden niet gebruikt om de openbaarmaking te verlangen van aan het verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.
Artikel 35 ter
Informatieverzoek aan financiëlemarktdeelnemers
1. Wanneer op grond van artikel 35, lid 1 of 5, verlangde informatie niet beschikbaar zijn of niet binnen de door de Autoriteit bepaalde termijn beschikbaar worden gesteld, kan de Autoriteit bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de betrokken financiëlemarktdeelnemers alle nodige informatie verschaffen om haar in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
2. In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt de Autoriteit het volgende in acht:
a)
zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f)
wordt het bedrag vermeld van de geldboete die overeenkomstig artikel 35 quater wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend zijn.
3. Wanneer de Autoriteit informatie bij besluit verlangt, neemt zij het volgende in acht:
a)
zij vermeldt dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 35 quinquies zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f)
zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 35 quater zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g)
zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61.
4. De betrokken financiëlemarktdeelnemers of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5. De Autoriteit zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudige verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de betrokken financiëlemarktdeelnemers waarop het informatieverzoek ziet, gedomicilieerd of gevestigd is.
6. De Autoriteit kan in overeenstemming met dit artikel ontvangen vertrouwelijke informatie alleen gebruiken voor het uitvoeren van de haar bij deze verordening opgedragen taken.
Artikel 35 quater
Procedureregels voor het opleggen van geldboeten
1. Wanneer de Autoriteit bij het verrichten van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die een inbreuk als bedoeld in artikel 35 quinquies, lid 1, kunnen vormen, stelt de Autoriteit intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij het directe of indirecte toezicht op de betrokken financiëlemarktdeelnemers en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders.
2. De in lid 1 bedoelde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in aanmerking, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders in te dienen.
3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 35 ter.
4. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de Autoriteit bij haar toezichtactiviteiten heeft vergaard.
5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat deze zijn onderzoek heeft afgerond en voordat deze het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het overeenkomstig dit artikel gevoerde onderzoek.
7. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat deze het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8. De Autoriteit neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 35 septies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of door de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 35 quinquies, lid 1, vermelde inbreuken zijn gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een maatregel overeenkomstig dat artikel.
9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders.
10. De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 75 bis gedelegeerde handelingen vast waarin de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid om geldboeten of dwangsommen op te leggen, nader worden uitgewerkt, met onder meer regels over de volgende punten:
a) de rechten van verdediging;
b) bepalingen inzake termijnen;
c) bepalingen over de wijze waarop geldboeten of dwangsommen moeten worden geïnd;
d) bepalingen waarin de verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen nader zijn uitgewerkt.
11. Wanneer de Autoriteit bij het uitoefenen van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet de Autoriteit af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 35 quinquies
Geldboeten
1. Wanneer de Autoriteit constateert dat een financiëlemarktdeelnemer in antwoord op een verzoek bij een besluit overeenkomstig artikel 35 ter, lid 3, opzettelijk of uit onachtzaamheid geen informatie heeft verstrekt, dan wel onvolledige, onjuiste of misleidende informatie in antwoord op een eenvoudig informatieverzoek of een besluit overeenkomstig artikel 35 ter, lid 2, stelt zij een besluit vast tot het opleggen van een geldboete.
2. Het basisbedrag van de in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt ter minste 50 000 EUR en ten hoogste 200 000 EUR.
3. Bij het bepalen van het in lid 2 genoemde basisbedrag van de geldboete neemt de Autoriteit de jaaromzet van de betrokken financiëlemarktdeelnemer voor het voorafgaande boekjaar in aanmerking en ligt dit bedrag:
a) bij de onderkant van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet van minder dan 10 miljoen EUR;
b) bij het midden van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet tussen 10 miljoen EUR en 50 miljoen EUR;
c) bij de bovenkant van de bandbreedte voor entiteiten met een jaaromzet van meer dan 50 miljoen EUR.
De binnen de in lid 2 bepaalde bandbreedtes vastgestelde basisbedragen worden zo nodig aangepast, rekening houdende met verzwarende of verzachtende factoren overeenkomstig de in lid 5 beschreven coëfficiënten.
De desbetreffende verzwarende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Wanneer er meer dan één verzwarende coëfficiënt geldt, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulterende bedrag aan het basisbedrag toegevoegd.
De desbetreffende verzachtende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Wanneer er meer dan één verzachtende coëfficiënt geldt, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulterende bedrag aan het basisbedrag toegevoegd.
4. De volgende aanpassingscoëfficiënten worden cumulatief toegepast op het in lid 2 genoemde basisbedrag, op basis van het volgende:
a)
de aanpassingscoëfficiënten die verband houden met verzwarende factoren, zijn als volgt:
i) wanneer de inbreuk herhaaldelijk is gemaakt, wordt voor elke keer dat de inbreuk opnieuw is gemaakt, een coëfficiënt 1,1 toegepast;
ii) wanneer de inbreuk meer dan zes maanden heeft geduurd, wordt een coëfficiënt 1,5 toegepast;
iii) wanneer de inbreuk opzettelijk is gemaakt, wordt een coëfficiënt 2 toegepast;
iv) wanneer geen remediërende maatregelen zijn genomen sinds de inbreuk is geconstateerd, wordt een coëfficiënt 1,7 toegepast;
v) wanneer het hogere management van de financiëlemarktdeelnemer niet met de Autoriteit heeft meegewerkt, wordt een coëfficiënt 1,5 toegepast;
b)
de aanpassingscoëfficiënten die verband houden met verzachtende factoren, zijn als volgt:
i) wanneer de inbreuk minder dan 10 werkdagen heeft geduurd, wordt een coëfficiënt 0,9 toegepast;
ii) wanneer het hogere management van de financiëlemarktdeelnemer kan aantonen dat zij alle nodige maatregelen hebben genomen om de niet-nakoming van een verzoek overeenkomstig artikel 35, lid 6 bis, te voorkomen, wordt een coëfficiënt 0,7 toegepast;
iii) wanneer de financiëlemarktdeelnemer de inbreuk snel, effectief en volledig onder de aandacht van Autoriteit heeft gebracht, wordt een coëfficiënt 0,4 toegepast;
iv) wanneer de financiëlemarktdeelnemer uit eigen beweging maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat er in de toekomst gelijksoortige inbreuken kunnen worden gemaakt, wordt een coëfficiënt 0,6 toegepast.
5. Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3 bedraagt de totale geldboete niet meer dan 20% van de jaaromzet van de betrokken financiëlemarktdeelnemer over het voorafgaande boekjaar, tenzij de financiëlemarktdeelnemer direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk. In dat geval is de totale geldboete ten minste gelijk aan dat financiële voordeel.
Artikel 35 sexies
Dwangsommen
1. De Autoriteit stelt besluiten tot het opleggen van een dwangsom vast om in artikel 35 ter, lid 1, bedoelde financiëlemarktdeelnemers te dwingen de overeenkomstig artikel 35 ter, lid 3, bij besluit verlangde informatie te verstrekken.
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd op dagbasis totdat de betrokken financiëlemarktdeelnemer het in lid 1 bedoelde besluit ter zake nakomt.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3% van de gemiddelde dagomzet van de betrokken financiëlemarktdeelnemer in het voorafgaande boekjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
4. Een dwangsom kan worden opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van de Autoriteit.
Artikel 35 septies
Het recht te worden gehoord
1. Voordat de Autoriteit een besluit neemt om op grond van de artikelen 35 quinquies en 35 sexies een geldboete en dwangsom op te leggen, stelt zij de financiëlemarktdeelnemer waarop het informatieverzoek ziet, in de gelegenheid te worden gehoord.
De Autoriteit doet haar besluiten slechts steunen op de bevindingen ten aanzien waarvan de betrokken financiëlemarktdeelnemers in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
2. De rechten van verdediging van de in lid 1 bedoelde financiëlemarktdeelnemer worden tijdens de procedure volledig in acht genomen. De financiëlemarktdeelnemer is gerechtigd toegang tot het dossier van de Autoriteit te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van de Autoriteit.
Artikel 35 octies
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
1. Overeenkomstig de artikelen 35 quinquies en 35 sexies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard en zijn afdwingbaar.
2. De tenuitvoerlegging van de geldboete en dwangsom verloopt volgens de procedureregels die van kracht zijn op het grondgebied van de lidstaat waar de tenuitvoerlegging plaatsvindt. De formule van tenuitvoerlegging van het besluit tot oplegging van een geldboete of een dwangsom wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, aangebracht door een autoriteit die door elke lidstaat daartoe wordt aangewezen; van de aanwijzing wordt door de lidstaat kennisgegeven aan de Autoriteit en het Hof van Justitie van de Europese Unie.
3. Wanneer de in lid 2 bedoelde formaliteiten op verzoek van de betrokken partij zijn vervuld, kan de betrokken partij overgaan tot de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.
4. De tenuitvoerlegging van de geldboete of dwangsom kan alleen worden opgeschort door een besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat zijn evenwel bevoegd voor klachten dat de tenuitvoerlegging van de geldboete of dwangsom op onregelmatige wijze plaatsvindt.
5. De Autoriteit maakt alle overeenkomstig de artikelen 35 quinquies en 35 sexies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen.
6. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 35 nonies
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van de Autoriteit waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de door de Autoriteit opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.".
(138)In artikel 36, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:
"Bij ontvangst van een tot een bevoegde autoriteit gerichte waarschuwing of aanbeveling van het ESRB maakt de Autoriteit in voorkomend geval van de bij deze verordening aan haar verleende bevoegdheden gebruik om een tijdige follow-up te verzekeren.".
(139)Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
a)
in lid 4 wordt de laatste zin van de eerste alinea vervangen door:
"De ambtstermijn van de leden van de Stakeholdergroep effecten en markten bedraagt vier jaar, waarna een nieuwe selectieprocedure plaatsvindt.";
b)
in lid 5 worden de volgende alinea's toegevoegd:
"Wanneer de leden van de Stakeholdergroep effecten en markten niet tot een gezamenlijk standpunt of advies kunnen komen, mogen de leden die een groep stakeholders vertegenwoordigen, een afzonderlijk standpunt of advies uitbrengen.
De Stakeholdergroep effecten en markten, de Stakeholdergroep bankwezen, de Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen en de Stakeholdergroep bedrijfspensioenen kunnen gezamenlijke standpunten en adviezen uitbrengen over kwesties die verband houden met de werkzaamheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA's) op grond van artikel 56 van deze verordening (over gemeenschappelijke standpunten en gemeenschappelijke handelingen).".
(140)Artikel 39 wordt vervangen door:
"Artikel 39
Besluitingvormingsprocedure
1. De Autoriteit handelt in overeenstemming met de leden 2 tot en met 6 wanneer zij besluiten vaststelt waarin door deze verordening wordt voorzien, behoudens de besluiten die in overeenstemming met de artikelen 35 ter, 35 quinquies en 35 sexies worden vastgesteld.
2. De Autoriteit stelt adressaten van een besluit op de hoogte van haar voornemen om het besluit vast te stellen en bepaalt een termijn waarbinnen de adressaat, terdege rekening houdende met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, zijn standpunten over het voorwerp van het besluit kenbaar kan maken. De bepaling uit de eerste zin is van overeenkomstige toepassing op aanbevelingen als bedoeld in artikel 17, lid 3.
3. De besluiten van de Autoriteit worden met redenen omkleed.
4. De adressaten van de besluiten van de Autoriteit worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.
5. Wanneer de Autoriteit een besluit overeenkomstig artikel 18, lid 3, of artikel 18, lid 4, heeft genomen, evalueert zij dat besluit op gezette tijden.
6. Het feit dat de Autoriteit een besluit neemt ingevolge de artikelen 17, 18 of 19, wordt bekendgemaakt. De bekendmaking vermeldt de identiteit van de bevoegde autoriteit of financiëlemarktdeelnemer in kwestie en de belangrijkste punten van het besluit, tenzij deze bekendmaking in strijd is met het rechtmatige belang van financiëlemarktdeelnemers of met de bescherming van hun bedrijfsgeheimen, dan wel de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan ernstig in gevaar brengt.".
(141)Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:
"a bis) de voltijdse leden van de in artikel 45, lid 1, genoemde directie, zonder stemrecht;";
in lid 6 wordt de tweede alinea geschrapt;
het volgende lid 7 wordt toegevoegd:
"7. Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde nationale autoriteit niet met de handhaving van de regels inzake consumentenbescherming is belast, kan het in dat punt bedoelde lid van de raad van toezichthouders besluiten een vertegenwoordiger van de autoriteit voor consumentenbescherming van de lidstaat uit te nodigen, die niet stemgerechtigd is. Ingeval de verantwoordelijkheid inzake consumentenbescherming wordt gedeeld door verschillende autoriteiten in een lidstaat, worden die autoriteiten het eens over een gemeenschappelijke vertegenwoordiger.".
(142)Artikel 41 wordt vervangen door:
"Artikel 41
Interne comités
(143)De raad van toezichthouders kan voor bepaalde hem toegekende taken interne comités oprichten. De raad van toezichthouders kan voorzien in de delegatie van bepaalde welomschreven taken en besluiten aan interne comités, aan de directie of aan de voorzitter.".
(144)In artikel 42 wordt de eerste alinea vervangen door:
"Bij de uitvoering van de bij deze verordening aan hen opgedragen taken handelen de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, alsmede de stemgerechtigde CTP-specifieke en vaste leden van de CTP-bestuursvergadering, onafhankelijk en objectief uitsluitend in het belang van de Unie in haar geheel en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.".
(145)Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit aan.
Hij stelt de adviezen, aanbevelingen, richtsnoeren en besluiten van de Autoriteit vast, en brengt het in hoofdstuk II bedoelde advies uit, behalve voor de taken en bevoegdheden waarvoor de CTP-bestuursvergadering op grond van artikel 44 ter verantwoordelijk is en waarvoor de directie verantwoordelijk is op grond van artikel 47. De raad besluit op voorstel van de directie.";
de leden 2 en 3 worden geschrapt;
in lid 4 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De raad van toezichthouders stelt vóór 30 september van elk jaar, op basis van een voorstel van de directie, het werkprogramma van de Autoriteit voor het komende jaar vast en zendt het ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. De raad van toezichthouders stelt, op basis van een voorstel van de directie, het jaarverslag over de werkzaamheden van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, vast op grond van het in artikel 53, lid 7, bedoelde ontwerpverslag en doet dit verslag uiterlijk op 15 juni van ieder jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Dit verslag wordt openbaar gemaakt.";
lid 8 wordt geschrapt.
(146)Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
aan lid 1, tweede alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:
"De voltijdse leden van de directie en de voorzitter stemmen niet over die besluiten.";
in lid 1 worden de derde en de vierde alinea geschrapt;
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De niet-stemgerechtigde leden en de waarnemers wonen geen besprekingen binnen de raad van toezichthouders bij die betrekking hebben op individuele financiële instellingen, behoudens andersluidende bepaling in artikel 75, lid 3, of in de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen.
De eerste alinea is niet van toepassing op de voorzitter, de leden die ook lid zijn van de directie en de vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank die door de raad van toezicht van de bank is benoemd.".
(147)In hoofdstuk III wordt de titel van afdeling 2 vervangen door:
"Directie".
(148)Artikel 45 wordt vervangen door:
"Artikel 45
Samenstelling
1. De directie is samengesteld uit de voorzitter en vijf voltijdse leden. De voorzitter wijst helder omschreven beleids- en bestuurstaken toe aan elk van de voltijdse leden. Een van de voltijdse leden krijgt verantwoordelijkheden toegewezen voor begrotingsaangelegenheden en voor aangelegenheden met betrekking tot het werkprogramma van de Autoriteit (hierna "het dienstdoende lid" genoemd). Een van de voltijdse leden treedt op als vicevoorzitter en vervult de functies van de voorzitter wanneer deze afwezig of verhinderd is, in overeenstemming met deze verordening. Het hoofd van de CTP-bestuursvergadering neemt als waarnemer deel aan alle bijeenkomsten van de directie.
2. De voltijdse leden worden geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiëlemarktdeelnemers en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De voltijdse leden hebben uitgebreide managementervaring. De selectie vindt plaats op basis van een open sollicitatieoproep die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, waarna de Commissie een shortlist van geschikte kandidaten opstelt.
De Commissie legt deze shortlist ter goedkeuring aan het Europees Parlement voor. Na goedkeuring van die shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voltijdse leden van de directie, met inbegrip van het dienstdoende lid. De samenstelling van de directie is evenwichtig en evenredig en vormt een afspiegeling van de gehele Unie.
3. Wanneer een voltijds lid van de directie niet langer voldoet aan de in artikel 46 uiteengezette voorwaarden of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij dit lid uit zijn ambt wordt ontzet.
4. Het mandaat van de voltijdse leden bedraagt vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd. In de loop van de negen maanden die voorafgaan aan het einde van het vijfjarige mandaat van het voltijdse lid, evalueert de raad van toezichthouders:
a) de in de eerste ambtstermijn behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn bereikt;
b) de taken en de behoeften van de Autoriteit in de komende jaren.
Rekening houdende met die evaluatie dient de Commissie bij de Raad de lijst in van de voltijdse leden van wie het mandaat moet worden verlengd. Op basis van die lijst en rekening houdende met de evaluatie kan de Raad het mandaat van de voltijdse leden verlengen.".
(149)Het volgende artikel 45 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 45 bis
Besluitvorming
1. De directie besluit met gewone meerderheid van haar leden. Elk lid heeft één stem. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
2. De vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de bijeenkomsten van de directie, maar heeft geen stemrecht, behalve voor de in artikel 63 bedoelde aangelegenheden.
3. De directie stelt haar reglement van orde vast en maakt het bekend.
4. De vergaderingen van de directie worden door de voorzitter op zijn initiatief of op verzoek van ten minste een van de leden bijeengeroepen en worden voorgezeten door de voorzitter.
De directie komt voorafgaand aan iedere vergadering van de raad van toezichthouders bijeen en zo vaak als de directie dit noodzakelijk acht. Zij komt ten minste vijfmaal per jaar bijeen.
5. De leden van de directie kunnen zich, op de door het reglement van orde bepaalde wijze, laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. De niet-stemgerechtigde deelnemers wonen geen besprekingen binnen de directie bij die betrekking hebben op individuele financiëlemarktdeelnemers.".
(150)Het volgende artikel 45 ter wordt ingevoegd:
"Artikel 45 ter
Interne comités
De directie kan voor bepaalde haar toegekende taken interne comités oprichten.".
(151)Artikel 46 wordt vervangen door:
"Artikel 46
Onafhankelijkheid
De leden van de directie handelen onafhankelijk en objectief uitsluitend in het belang van de Unie als geheel en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van enig ander publiek of privaat orgaan.
Lidstaten, instellingen of organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de leden van de directie bij het vervullen van hun taken.".
(152)Artikel 47 wordt vervangen door:
"Artikel 47
Taken
1. De directie ziet erop toe dat de Autoriteit haar opdracht vervult en de haar opgedragen taken verricht in overeenstemming met deze verordening. Zij neemt alle nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van notities, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert.
2. De directie legt de raad van toezichthouders een jaarlijks en een meerjarig werkprogramma ter goedkeuring voor, dat een onderdeel over CTP-kwesties bevat.
3. De directie oefent haar begrotingsbevoegdheden uit overeenkomstig de artikelen 63 en 64.
Voor de toepassing van de artikelen 17, 19, 22, 29 bis, 30, 31 bis, 32 en 35 ter tot en met 35 nonies is de directie bevoegd te handelen en besluiten te nemen, behalve voor CTP-kwesties, waarvoor de CTP-bestuursvergadering bevoegd is. De directie houdt de raad van toezichthouders op de hoogte van de besluiten die zij neemt.
3 bis. De directie onderzoekt, brengt een advies uit over en doet een voorstel over alle kwesties waarover de raad van toezichthouders moet beslissen.
4. De directie onderzoekt en bereidt besluiten voor ter goedkeuring door de raad van toezichthouders met betrekking tot alle kwesties waarvoor door de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen de taken van vergunningverlening of toezicht en de daarbij behorende bevoegdheden aan de Autoriteit zijn toegekend. De directie stelt het personeelsbeleidsplan van de Autoriteit vast en treft, overeenkomstig artikel 68, lid 2, de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna "het Statuut" genoemd).
5. De directie stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht op toegang tot de documenten van de Autoriteit, overeenkomstig artikel 72.
6. De directie legt een jaarverslag over de activiteiten van de Autoriteit, met inbegrip van de uitvoering van de taken van de voorzitter, op basis van het in artikel 53, lid 7, bedoelde ontwerpverslag, ter goedkeuring voor aan de raad van toezichthouders.
7. De directie benoemt en ontslaat de leden van de bezwaarcommissie overeenkomstig artikel 58, leden 3 en 5.
8. De leden van de directie maken alle georganiseerde bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.
9. Het dienstdoende lid heeft de volgende taken:
a) de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en, voor de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken en bevoegdheden, van de CTP-bestuursvergadering, en onder toezicht van de directie;
b) het nemen van alle nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van notities, om ervoor te zorgen dat de Autoriteit overeenkomstig deze verordening functioneert;
c) het opstellen van een meerjarig werkprogramma, als bedoeld in lid 2;
d) het opstellen tegen uiterlijk 30 juni van elk jaar van een werkprogramma voor het volgende jaar, als bedoeld in artikel 47, lid 2;
e) het opstellen van een voorlopige ontwerpbegroting van de Autoriteit overeenkomstig artikel 63 en het uitvoeren van de begroting van de Autoriteit overeenkomstig artikel 64;
f) het opstellen van een ontwerpjaarverslag met een hoofdstuk over de regulerings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden;
g) het uitoefenen van de in artikel 68 bepaalde bevoegdheden met betrekking tot het personeel van de Autoriteit en het beheer van personeelskwesties.
Wat betreft evenwel het deel over CTP-kwesties, als bedoeld in lid 2, voert de CTP-bestuursvergadering de in punten c) en d) van de eerste alinea bedoelde taken uit.
Wat betreft het in punt f) van de eerste alinea bedoelde jaarverslag voert de CTP-bestuursvergadering de daarin bedoelde taken uit met betrekking tot CTP-kwesties.".
(153)De titel van afdeling 3 van hoofdstuk III wordt vervangen door:
"Voorzitter, hoofd van de CTP-bestuursvergadering en directeuren van de CTP-bestuursvergadering".
(154)Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
"De voorzitter is verantwoordelijk voor het voorbereiden van de werkzaamheden van de raad van toezichthouders en zit de vergaderingen van de raad van toezichthouders en de directie voor.";
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De voorzitter wordt, na een open sollicitatieoproep die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, geselecteerd op basis van verdienste, bekwaamheid, kennis van financiëlemarktdeelnemers en financiële markten, en relevante ervaring met betrekking tot financieel toezicht en financiële regulering. De Commissie legt een shortlist van kandidaten voor de functie van voorzitter ter goedkeuring aan het Europees Parlement voor. Na goedkeuring van die shortlist stelt de Raad een besluit vast tot aanstelling van de voorzitter.
Wanneer de voorzitter niet langer voldoet aan de in artikel 49 bedoelde voorwaarden of op ernstige wijze is tekortgeschoten, kan de Raad, op basis van een voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een besluit vaststellen waarbij de voorzitter uit zijn ambt wordt ontzet.";
in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:
"De Raad kan, op voorstel van de Commissie en rekening houdende met de evaluatie, het mandaat van de voorzitter eenmaal verlengen;";
lid 5 wordt geschrapt.
(155)Het volgende artikel 49 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 49 bis
Onkosten
De voorzitter maakt alle georganiseerde bijeenkomsten en de genoten gastvrijheid openbaar. Onkostenvergoedingen worden bijgehouden in een openbaar register overeenkomstig het Statuut.".
(156)De artikelen 51, 52 en 53 worden geschrapt.
(157)Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
(a)aan artikel 54, lid 2, wordt het volgende streepje toegevoegd:
" — aangelegenheden met betrekking tot de bescherming van consumenten en beleggers.";
(b)in lid 2 wordt het vijfde streepje geschrapt;
(c)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis.
Het Gemengd Comité fungeert als forum waarop de Autoriteit zal samenwerken met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen over kwesties die verband houden met de interactie tussen de taken van de Autoriteit en van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de in artikel 8, lid 1, punt l), van Verordening (EU) nr. 1093/2010 genoemde specifieke taken die de Europese Bankautoriteit zijn opgedragen.".
(158)In artikel 55 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Een lid van de directie, de vertegenwoordiger van de Commissie en de vertegenwoordiger van het ESRB worden uitgenodigd om als waarnemer de vergaderingen van het Gemengd Comité en van de in artikel 57 bedoelde subcomités bij te wonen.".
(159)Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
lid 3 wordt vervangen door:
"3. Twee leden van de bezwaarcommissie en twee vervangers worden na een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en na raadpleging van de raad van toezichthouders uit een door de Commissie voorgestelde lijst benoemd door de directie van de Autoriteit.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. Een lid van de bezwaarcommissie dat door de directie van de Autoriteit is benoemd, kan tijdens zijn mandaat niet worden ontslagen, tenzij hij op ernstige wijze is tekortgeschoten en de directie daartoe, na raadpleging van de raad van toezichthouders, een besluit neemt.".
(160)In artikel 59 wordt lid 1 vervangen door:
"1. De leden van de bezwaarcommissie zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten met betrekking tot de Autoriteit zelf, de directie of de raad van toezichthouders van de Autoriteit.".
(161)In artikel 60 wordt lid 1 vervangen door:
"1. Natuurlijke personen of rechtspersonen, met inbegrip van bevoegde autoriteiten, kunnen bezwaar maken tegen een in de artikelen 17, 18, 19 en 35 bedoeld besluit van de Autoriteit en tegen andere door de Autoriteit overeenkomstig de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen genomen besluiten die gericht zijn tot die persoon, of tegen een besluit dat van rechtstreeks en individueel belang is voor die persoon, ook indien het tot een andere persoon is gericht.".
(162)Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. De inkomsten van de Autoriteit bestaan, afgezien van andere soorten inkomsten, uit één of meer van de volgende elementen:
a) een aanvullende bijdrage van de Unie, die in de algemene begroting van de Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen, en maximaal 40% bedraagt van de geraamde inkomsten van de Autoriteit;
b) jaarlijkse bijdragen van financiële instellingen, op basis van de jaarlijkse geraamde uitgaven in verband met de door deze verordening en de in artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen vereiste activiteiten voor elke categorie deelnemers die binnen de opdracht van de Autoriteit valt;
c) vergoedingen die de Autoriteit worden betaald in de in de desbetreffende instrumenten van Unierecht genoemde gevallen;
d) vrijwillige bijdragen van lidstaten of waarnemers;
e) vergoedingen voor publicaties, opleidingen en andere door de bevoegde autoriteiten gevraagde diensten.";
(b)de volgende leden 5 en 6 worden toegevoegd:
"5. De in lid 1, onder b), bedoelde jaarlijkse bijdragen worden jaarlijks bij individuele financiële instellingen geïnd door daartoe door elke lidstaat aangewezen autoriteiten. Tegen 31 maart van elk boekjaar betaalt elke lidstaat de Autoriteit het bedrag dat hij moet innen overeenkomstig de criteria beschreven in de in artikel 62 bis bedoelde gedelegeerde handeling.
6. Vrijwillige bijdragen van lidstaten en waarnemers als bedoeld in lid 1, onder d), worden niet aanvaard indien de aanvaarding daarvan twijfel doet ontstaan over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Autoriteit.".
(163)Het volgende artikel 62 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 62 bis
Gedelegeerde handelingen betreffende de berekening van jaarlijkse bijdragen door financiële instellingen
De Commissie wordt, overeenkomstig artikel 75 bis, gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen om te bepalen hoe in artikel 62, lid 1, onder e), bedoelde jaarlijkse bijdragen moeten worden berekend, waarbij de volgende punten worden vastgelegd:
a) een methodiek om de geraamde uitgaven toe te rekenen aan categorieën financiële instellingen als grondslag voor het bepalen van het aandeel van de bijdragen die financiële instellingen uit elke categorie moeten leveren;
b) passende en objectieve criteria voor het bepalen van de jaarlijkse, door individuele financiële instellingen binnen het toepassingsgebied van de in de artikel 1, lid 2, genoemde Uniehandelingen op basis van hun grootte verschuldigde bijdragen, zodat hun belang in de markt benaderend tot uiting wordt gebracht.
Met de in punt b) van de eerste alinea bedoelde criteria kunnen ofwel de-minimisdrempels worden vastgesteld waaronder geen bijdrage verschuldigd is, of minima die bijdragen niet mogen onderschrijden.".
(164)Artikel 63 wordt vervangen door:
"Artikel 63
Vaststelling van de begroting
1. Jaarlijks stelt het dienstdoende lid, op basis van de jaarprogrammering en de meerjarenprogrammering van de Autoriteit, een voorlopig ontwerp op voor een enig programmeringsdocument van de Autoriteit voor de komende drie boekjaren, met daarin de geraamde inkomsten en uitgaven, alsmede informatie over het personeel, en zendt dit aan de directie en de raad van toezichthouders, samen met de personeelsformatie.
De uitgaven en vergoedingen van ESMA met betrekking tot de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken en bevoegdheden moeten afzonderlijk worden opgevoerd in de in de eerste alinea genoemde ramingen. Voordat die ramingen worden goedgekeurd, wordt het door het dienstdoende lid met betrekking tot die uitgaven en vergoedingen opgestelde ontwerp door de CTP-bestuursvergadering goedgekeurd.
In de in overeenstemming met artikel 64, lid 6, opgestelde en bekendgemaakte jaarrekeningen van ESMA zijn de inkomsten en uitgaven met betrekking tot de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken opgenomen.
1 bis. De directie stelt, op basis van het ontwerp dat is goedgekeurd door de raad van toezichthouders en, voor uitgaven en vergoedingen met betrekking tot in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken en bevoegdheden, door de CTP-bestuursvergadering, het ontwerp voor een enig programmeringsdocument voor de komende drie boekjaren vast.
1 ter. Het ontwerp van enig programmeringsdocument wordt door de directie tegen 31 januari aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad gezonden.
2.
Op basis van dit ontwerp van enig programmeringsdocument neemt de Commissie in de ontwerpbegroting van de Unie de ramingen op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de aanvullende bijdrage ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het Verdrag.
3.
De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor de Autoriteit vast. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de aanvullende bijdrage aan de Autoriteit goed.
4. De begroting van de Autoriteit wordt vastgesteld door de raad van toezichthouders. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
5. De directie stelt de begrotingsautoriteit onverwijld op de hoogte van de projecten die zij voornemens is uit te voeren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van haar begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen.".
(165)Artikel 64 wordt vervangen door:
"Artikel 64
Uitvoering van en toezicht op de begroting
1. Het dienstdoende lid treedt op als ordonnateur en voert de begroting van de Autoriteit uit.
2. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar deelt de rekenplichtige van de Autoriteit de voorlopige rekeningen mee aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.
3. Uiterlijk op 1 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de voor consolidatiedoeleinden vereiste boekhoudinformatie aan de rekenplichtige van de Commissie, op de wijze en in het formaat die door die laatste zijn vastgesteld.
4. Uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit het verslag over het begrotingsbeheer en financieel beheer aan de leden van de raad van toezichthouders, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
5. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Autoriteit overeenkomstig artikel 148 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen van de Autoriteit op. Het dienstdoende lid zendt deze aan de raad van toezichthouders, die een advies over deze rekeningen uitbrengt.
6. Uiterlijk op 1 juli van het volgende jaar zendt de rekenplichtige van de Autoriteit de definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van toezichthouders, aan de rekenplichtige van de Commissie, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
Uiterlijk op 1 juli zendt de rekenplichtige van de Autoriteit ook een verslagleggingspakket aan de rekenplichtige van de Commissie, in een gestandaardiseerd formaat zoals door de rekenplichtige van de Commissie voor consolidatiedoeleinden vastgesteld.
7. Uiterlijk op 15 november van het volgende jaar worden de definitieve rekeningen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
8. Uiterlijk op 30 september zendt het dienstdoende lid de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen. Hij zendt ook een afschrift van dit antwoord aan de directie en de Commissie.
9. Overeenkomstig artikel 165, lid 3, van het Financieel Reglement verstrekt het dienstdoende lid het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.
10. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de Autoriteit voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.".
(166)Artikel 65 wordt vervangen door:
"Artikel 65
Financiële regeling
De financiële regeling die van toepassing is op de Autoriteit wordt vastgesteld door de directie, na raadpleging van de Commissie. Die regeling mag niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013* voor de organen bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 tenzij de specifieke eisen voor het functioneren van de Autoriteit zulks vereisen en alleen na de voorafgaande toestemming van de Commissie.
* Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).".
(167)In artikel 66 wordt lid 1 vervangen door:
"1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad* onverkort van toepassing op de Autoriteit.
* Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).".
(168)Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1 en 2 worden vervangen door:
"1. Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van genoemd Statuut en van genoemde Regeling zijn van toepassing op het personeel van de Autoriteit, met inbegrip van de voltijdse leden van de directie, de voorzitter, het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en de directeuren als bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i).
2. De directie stelt, in samenspraak met de Commissie, de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut.";
lid 4 wordt vervangen door:
"4. De directie stelt bepalingen vast waardoor nationale deskundigen van de lidstaten kunnen worden gedetacheerd bij de Autoriteit.".
(169)Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1. De leden van de raad van toezichthouders en alle personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren en alle overige personen die op contractuele basis taken uitvoeren voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.";
in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Bovendien staat de verplichting uit hoofde van lid 1 en van de eerste alinea van dit lid er niet aan in de weg dat de Autoriteit en de bevoegde autoriteiten de informatie gebruiken voor de handhaving van de in artikel 1, lid 2, genoemde handelingen, en met name voor juridische procedures voor de vaststelling van besluiten.";
het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. De directie, de CTP-bestuursvergadering en de raad van toezichthouders zien erop toe dat personen die, direct of indirect, op permanente basis of incidenteel, diensten verrichten met betrekking tot de taken van de Autoriteit, met inbegrip van functionarissen en andere personen die door de directie en de raad van toezichthouders zijn gemachtigd of daartoe door de bevoegde autoriteiten zijn aangesteld, zijn onderworpen aan eisen inzake beroepsgeheim die gelijkwaardig zijn aan die in de voorgaande leden.
Dezelfde eisen inzake beroepsgeheim gelden ook voor waarnemers die de bijeenkomsten bijwonen van de directie, de CTP-bestuursvergadering en de raad van toezichthouders die deelnemen aan de activiteiten van de Autoriteit.";
in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De leden 1 en 2 staan er niet aan in de weg dat de Autoriteit informatie uitwisselt met bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening en andere Uniewetgeving die op financiële instellingen van toepassing is.".
(170)Artikel 71 wordt vervangen door:
"Deze verordening laat de verplichtingen van de lidstaten onverlet met betrekking tot hun verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2016/679 of de verplichtingen van de Autoriteit met betrekking tot haar verwerking van persoonsgegevens in het kader van Verordening (EU) 2018/XXX (Verordening gegevensbescherming voor EU-instellingen en -organen) bij het uitoefenen van haar taken.".
(171)In artikel 72 wordt lid 2 vervangen door:
"2. De directie stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.".
(172)In artikel 73 wordt lid 2 vervangen door:
"2. De directie besluit over de interne talenregeling van de Autoriteit.".
(173)In artikel 74 wordt de eerste alinea vervangen door:
"De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting van de Autoriteit in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd en de door die lidstaat ter beschikking te stellen voorzieningen, alsmede de specifieke voorschriften welke in die lidstaat gelden voor het personeel van de Autoriteit en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een vestigingsovereenkomst tussen de Autoriteit en die lidstaat, die wordt gesloten nadat de directie daarmee heeft ingestemd.".
(174)Het volgende artikel 75 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 75 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend op de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 35 quater en artikel 62 bis bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie voor onbepaalde tijd verleend.
3. De in artikel 35 quater en artikel 62 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6. Een overeenkomstig artikel 35 quater of artikel 62, lid 2 bis, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.".
(175)Artikel 76 wordt vervangen door:
"Artikel 76
Verhouding met het CESR
De Autoriteit wordt als de rechtsopvolger van het CESR beschouwd. Uiterlijk op de datum van oprichting van de Autoriteit worden alle activa en passiva en alle lopende verrichtingen van het CESR automatisch aan de Autoriteit overgedragen. Het CESR stelt een verklaring op waaruit de afsluiting van zijn activa en passiva op het tijdstip van de overdracht blijkt. Die verklaring wordt aan een audit onderworpen en goedgekeurd door het CESR en door de Commissie.".
(176)Een nieuw artikel 77 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 77 bis
Overgangsbepalingen
De taken en de functie van de uitvoerend directeur die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/51/EU, is aangesteld en in functie is op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.
De taken en de functie van de voorzitter die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/51/EU, is aangesteld en in functie is op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.
De taken en de functie van de leden van de raad van bestuur die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/51/EU, zijn aangesteld en in functie zijn op [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], lopen af op die datum.".
Artikel 4
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen
Verordening (EU) nr. 345/2013 wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt punt c) geschrapt;
lid 2 wordt vervangen door:
"2.
De artikelen 3 tot en met 6, artikel 12, artikel 13, lid 1, onder c) en i), de artikelen 14 bis tot en met 19, de artikelen 19 bis tot en met 19 quater, artikel 20, de artikelen 20 bis tot en met 20 quater, artikel 21, de artikelen 21 bis tot en met 21 quinquies, en artikel 25 zijn van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU die portefeuilles van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen beheren en voornemens zijn de benaming "EuVECA" te gebruiken bij het in de Unie op de markt aanbieden van deze fondsen.".
In artikel 3 wordt het eerste lid als volgt gewijzigd:
punt m) wordt vervangen door:
"m)
"bevoegde autoriteit": een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder f) en h), van Richtlijn 2011/61/EU;";
punt n) wordt geschrapt.
In artikel 7 worden de volgende alinea's toegevoegd:
"ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de criteria die worden gebruikt om te beoordelen of beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen hun verplichtingen uit hoofde van lid 1, onder a) tot en met g), in acht nemen, waarbij wordt gezorgd voor consistentie met artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
In artikel 8 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:
"3.
De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 25 gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de vereisten voor het delegeren van de in lid 2 bedoelde taken, waarbij wordt gezorgd voor consistentie met de vereisten voor het delegeren van taken zoals uiteengezet in artikel 20 van Richtlijn 2011/61/EU.".
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
in de tweede en in de laatste zin van lid 3 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
in lid 5 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
het volgende lid 7 wordt toegevoegd:
"7.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de passende personele en technische middelen die nodig zijn voor het behoorlijke beheer van de in lid 1 bedoelde in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, nader worden ingevuld.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
In artikel 11 worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:
"3.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de regels en procedures voor de in lid 1 bedoelde waardering van activa, waarbij wordt gezorgd voor consistentie met de vereisten voor de waardering van activa zoals uiteengezet in artikel 19 van Richtlijn 2011/61/EU.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 worden in de eerste zin van de eerste alinea de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
lid 4 wordt vervangen door:
"4.
ESMA stelt, op verzoek, de op grond van dit artikel verzamelde informatie tijdig aan bevoegde autoriteiten beschikbaar.".
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
in de inleidende woorden worden de woorden "de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
ii)
het volgende punt -a) wordt ingevoegd:
"-a)de lidstaat waar de beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds zijn statutaire zetel heeft;";
iii)
punt b) wordt vervangen door:
"b)de identiteit en het domicilie van de in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, de rechten van deelneming of aandelen die op de markt zullen worden aangeboden en hun beleggingsstrategieën;";
in de inleidende woorden van lid 2 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
lid 4 wordt vervangen door:
"4.
ESMA deelt elk van de volgende partijen mee of de in lid 1 bedoelde beheerder is geregistreerd als beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds en dat uiterlijk twee maanden nadat hij alle in dat lid bedoelde informatie heeft verstrekt:
a)
de in lid 1 bedoelde beheerder;
b)
de in lid 1, onder -a), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;
c)
de in lid 1, onder d), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten.";
lid 6 wordt als volgt gewijzigd:
i)
in de eerste alinea worden de woorden "de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
ii)
de tweede alinea wordt vervangen door:
"Wanneer ESMA bezwaar maakt tegen de in de eerste alinea bedoelde wijzigingen, deelt zij dat binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving van die wijzigingen mee aan de beheerder van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds en geeft zij de redenen waarom zij bezwaar maakt. De in de eerste alinea bedoelde wijzigingen kunnen alleen ten uitvoer worden gelegd op voorwaarde dat ESMA binnen die termijn tegen die wijzigingen geen bezwaar maakt.";
de leden 7 en 8 worden vervangen door:
"7.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de criteria voor het beoordelen van de in lid 2, onder a), bedoelde voldoende goede reputatie en voldoende ervaring.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
8.
ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op tot nadere uitwerking van de formulieren, templates en procedures voor de verstrekking van de in lid 1 bedoelde informatie, met inbegrip van de voor de toepassing van lid 2, onder a), te verschaffen informatie.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
Artikel 14 bis wordt als volgt gewijzigd:
in de inleidende woorden van lid 2 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds" vervangen door "ESMA";
lid 3 wordt vervangen door:
"3.
Ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag tot registratie overeenkomstig lid 1 stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de beheerder die de aanvraag indient, de vraag of het in aanmerking komende durfkapitaalfonds binnen het toepassingsgebied valt van de vergunning van die beheerder om instellingen voor collectieve belegging te beheren en of aan de in artikel 14, lid 2, onder a), vastgestelde voorwaarden is voldaan.
ESMA mag om verduidelijking en informatie verzoeken met betrekking tot de uit hoofde van de eerste alinea verstrekte documentatie en informatie.
De bevoegde autoriteit van de beheerder antwoordt binnen één maand na de datum van ontvangst van een verzoek door ESMA overeenkomstig de eerste en tweede alinea.";
in lid 5 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds" vervangen door "ESMA";
lid 6 wordt vervangen door:
"6.
ESMA deelt elk van de volgende partijen mee of een fonds geregistreerd is als een in aanmerking komend durfkapitaalfonds, uiterlijk twee maanden nadat de beheerders van die fondsen alle in lid 2 bedoelde documentatie hebben verstrekt:
a)
de in lid 1 bedoelde beheerder;
b)
de in artikel 14, lid 1, onder -a), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;
c)
de in artikel 14, lid 1, onder d), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;
d)
de in artikel 14 bis, lid 2, onder d), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten.";
lid 8 wordt vervangen door:
"8. ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op tot nadere uitwerking van de standaardformulieren, templates en procedures voor het verstrekken van de overeenkomstig lid 2 bedoelde informatie.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.";
de leden 9 en 10 worden geschrapt.
Artikel 14 ter wordt vervangen door:
"Artikel 14 ter
ESMA brengt een besluit om de registratie van een in artikel 14 bedoelde beheerder of een in artikel 14 bis bedoeld fonds te weigeren, ter kennis van de in die artikelen bedoelde beheerders.".
Het volgende artikel 14 quater wordt ingevoegd:
"Artikel 14 quater
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 20 trekt ESMA de registratie voor een EuVECA in wanneer de beheerder van dat EuVECA aan één of meer van de volgende voorwaarden voldoet:
a)
de beheerder heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of heeft geen gebruik gemaakt van de vergunning binnen zes maanden nadat de vergunning is afgegeven;
b)
de beheerder heeft de vergunning verkregen door het afleggen van valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;
c)
het EuVECA voldoet niet meer aan de voorwaarden waarop het zijn vergunning heeft gekregen.
2.
De intrekking van de vergunning wordt onmiddellijk in de gehele Unie van kracht.".
In artikel 15 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA".
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1.
ESMA stelt de in artikel 14, lid 4, en artikel 14 bis, lid 6, bedoelde bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis van elke registratie in of schrapping uit het register van een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds, van elke toevoeging aan of schrapping uit het register van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds, en van elke toevoeging aan of schrapping van de lijst van de lidstaten waar een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds voornemens is die fondsen op de markt aan te bieden.";
lid 3 wordt vervangen door:
"3.
Om voor een eenvormige toepassing van dit artikel te zorgen, stelt ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op tot vaststelling van het format van de kennisgeving krachtens dit artikel.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de technische uitvoeringsnormen als bedoeld in lid 3 van dit artikel vast te stellen overeenkomstig de procedure van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.";
de leden 4 en 5 worden geschrapt.
Artikel 16 bis wordt geschrapt.
Artikel 18 wordt vervangen door:
"Artikel 18
1.
ESMA zorgt ervoor dat deze verordening op doorlopende basis wordt toegepast.
2.
Wat betreft de in artikel 2, lid 1, genoemde beheerders oefent ESMA toezicht uit op de naleving van de in deze verordening vastgelegde eisen.
3.
Wat betreft de in artikel 2, lid 2, genoemde beheerders oefent ESMA toezicht uit op de naleving van de in artikel 2, lid 2, genoemde voorschriften en de desbetreffende voorwaarden van Richtlijn 2011/61/EU ten aanzien van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds.
ESMA is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving door het in aanmerking komende durfkapitaalfonds van de in het reglement en de statuten van het fonds vastgestelde verplichtingen.
4.
Voor het vervullen van de haar bij deze verordening opgedragen taken en met het oog op het waarborgen van hoogwaardige toezichtnormen past ESMA alle desbetreffende Unierecht toe en, wanneer het bij dat Unierecht gaat om richtlijnen, de nationale wetgeving waarmee die richtlijnen zijn omgezet.
5.
Bevoegde autoriteiten monitoren dat op hun grondgebied gevestigde of verhandelde instellingen voor collectieve belegging de benaming "EuVECA" alleen gebruiken of alleen suggereren dat zij een EuVECA zijn indien zij in overeenstemming met deze verordening zijn geregistreerd.
Wanneer een bevoegde autoriteit van mening is dat een instelling voor collectieve belegging de benaming "EuVECA" gebruikt of suggereert dat zij een EuVECA is zonder dat zij in overeenstemming met deze verordening is geregistreerd, stelt zij ESMA daarvan onverwijld in kennis.".
Artikel 19 wordt vervangen door:
"Artikel 19
De op grond van de artikelen 19 bis, 19 ter en 19 quater aan ESMA, aan een functionaris van ESMA of een andere door ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden mogen niet worden aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.".
De volgende artikelen 19 bis, 19 ter en 19 quater worden ingevoegd:
"Artikel 19 bis
1. ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle nodige informatie verschaffen om ESMA in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
a) beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen;
b) bij het beheer van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen betrokken personen;
c) derden waaraan een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds taken heeft gedelegeerd;
d) personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met het beheer van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen.
2. In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt de Autoriteit het volgende in acht:
a) zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b) zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c) zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e) zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f) zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel 20 bis wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3. Wanneer ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
a) zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b) zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c) zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e) zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 20 ter zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f) zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 20 bis zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g) zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie van ESMA en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna "Hof van Justitie" genoemd) tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
4. De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5. ESMA zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudige verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde personen op wie het informatieverzoek ziet, woonachtig of gevestigd zijn.
Artikel 19 ter
1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 19 bis, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:
a) alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
b) voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
c) alle in artikel 19 bis, lid 1, genoemde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
d) alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
e) overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden ook de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 20 ter worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 19 bis, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de in artikel 20 vastgestelde geldboeten die worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 19 bis, lid 1, genoemde personen, onjuist of misleidend zijn.
3. De in artikel 19 bis, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die in artikel 20 ter zijn vastgesteld, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
4. Tijdig vóór een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5. Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
6. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 3 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
7. Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 19 quater
1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 19 bis, lid 1, genoemde personen.
2. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten van de personen die onder het door ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 19 ter, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.
3. ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties.
4. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 20 ter worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven.
5. De in artikel 19 bis, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 20 ter worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
6. De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van ESMA actief bijstand aan de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
7. ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 19 ter, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 19 ter, lid 1.
8. Wanneer de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
9. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
10. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 4 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
11. Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
Artikel 20 wordt vervangen door:
"Artikel 20
1. Wanneer ESMA, in overeenstemming met artikel 21, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 20 bis, lid 2, vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
a) intrekking van de registratie van de beheerder van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds of van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds;
b) vaststelling van een besluit waarbij de persoon wordt gelast de inbreuk te beëindigen;
c) vaststelling van een besluit waarbij geldboeten worden opgelegd;
d) het doen van openbare kennisgevingen.
2. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
a) de duur en de frequentie van de inbreuk;
b) de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door, dan wel op enige andere wijze valt toe te schrijven aan de inbreuk;
c) de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;
d) de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
e) de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, zoals deze met name blijkt uit de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en het nettovermogen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;
f) de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;
g) de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;
h) de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon aan ESMA medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;
i) eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
j) maatregelen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon na de inbreuk heeft genomen, om herhaling van de inbreuk te voorkomen.
3. ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon onverwijld in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop die maatregelen zijn genomen.
4. De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
a)
een verklaring dat de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;
b)
in voorkomend geval een verklaring dat bezwaar is gemaakt, met de vermelding dat dit bezwaar geen schorsende werking heeft;
c)
een verklaring dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.".
De volgende artikelen 20 bis, 20 ter en 20 quater worden ingevoegd:
"Artikel 20 bis
1. Wanneer ESMA, overeenkomstig artikel 21, lid 8, tot de bevinding komt dat een persoon, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in lid 2 genoemde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 3 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd.
Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien ESMA objectieve elementen vindt waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.
2. De in lid 1 bedoelde lijst van inbreuken is als volgt:
a)
in strijd met artikel 5 de voor portefeuillesamenstelling geldende eisen niet naleven;
b)
in strijd met artikel 6 de rechten van deelneming en aandelen van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds op de markt aanbieden aan niet in aanmerking komende beleggers;
c)
de benaming "EuVECA" gebruiken zonder overeenkomstig artikel 14 te zijn geregistreerd, of zonder als instelling voor collectieve belegging te zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 14 bis;
d)
de benaming "EuVECA" gebruiken voor het op de markt aanbieden van fondsen die niet in overeenstemming met artikel 3, eerste alinea, onder b), iii), zijn opgericht;
e)
in strijd met artikel 14 of artikel 14 bis een registratie verkregen hebben via valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;
f)
in strijd met artikel 7, eerste alinea, onder a), bij de uitoefening van zijn werkzaamheden niet eerlijk, billijk of met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid of toewijding te werk gaan;
g)
in strijd met artikel 7, eerste alinea, onder b), geen passend beleid en passende procedures toepassen om wanpraktijken te voorkomen;
h)
herhaaldelijk niet aan de eisen van artikel 12 betreffende het jaarverslag voldoen;
i)
herhaaldelijk niet voldoen aan de verplichting om beleggers te informeren overeenkomstig artikel 13.
3. Het bedrag van de in lid 1 bedoelde geldboeten bedraagt ten minste 500 000 EUR en ten hoogste 5 miljoen EUR voor de in de lid 2, onder a) tot en met i), genoemde inbreuken.
4. Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 3 houdt ESMA rekening met de in artikel 20, lid 2, uiteengezette criteria.
5. Onverminderd het bepaalde in lid 3 is, wanneer een persoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.
Wanneer een handeling of verzuim van een persoon meer dan één van de in lid 2 genoemde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig lid 4 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.
Artikel 20 ter
1. ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
a) een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 20, lid 1, onder b), genomen besluit;
b) een in artikel 19 bis, lid 1, genoemde persoon ertoe te dwingen:
i)volledige informatie te verschaffen waarom is verzocht bij een besluit uit hoofde van artikel 19 bis;
ii)zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 19 bis ingesteld onderzoek zijn verstrekt;
iii)zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 19 quater gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet ESMA de maatregel opnieuw.
Artikel 20 quater
1. ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 20 bis en 20 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen.
2. Overeenkomstig de artikelen 20 bis en 20 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard.
3. Wanneer ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.
4. De overeenkomstig de artikelen 20 bis en 20 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.
De tenuitvoerlegging verloopt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land waar zij plaatsvindt.
5. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.".
De artikelen 21 en 21 bis worden vervangen door:
"Artikel 21
1. Wanneer ESMA bij het verrichten van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 20 bis, lid 2, genoemde inbreuken vormen, stelt ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij de goedkeuring van het prospectus waarmee de inbreuk verband houdt, en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van ESMA.
2. De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA in te dienen.
3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 19 bis en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 19 ter en 19 quater.
4. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.
5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.
7. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8. ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 20 ter te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 20 bis, lid 2, vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 20.
9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van ESMA of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van ESMA.
10. De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] overeenkomstig artikel 25 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen.
11. Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 21 bis
1. Voordat ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 20, 20 bis en 20 ter, stelt zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
De eerste alinea is niet van toepassing wanneer dringende maatregelen overeenkomstig artikel 20 vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
2. De rechten van verdediging van de aan de procedure onderworpen personen worden volledig in acht genomen tijdens de procedure. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of voor interne voorbereidende documenten van ESMA.".
De volgende artikelen 21 ter, 21 quater en 21 quinquies worden ingevoegd:
"Artikel 21 ter
Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
Artikel 21 quater
1. ESMA berekent beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen vergoedingen overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van ESMA die nodig zijn voor de registratie van, de vergunningverlening aan en het toezicht op beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en op in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 21 quinquies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt.
2. Het bedrag van een individuele vergoeding die een bepaalde beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds wordt berekend, dekt alle door ESMA voor haar activiteiten op het gebied van registratie van en doorlopend toezicht op een beheerder van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en een in aanmerking komend durfkapitaalfonds gemaakte administratieve kosten. Het is evenredig aan de activa onder beheer van het betrokken in aanmerking komende durfkapitaalfonds of, in voorkomend geval, het eigen vermogen van de beheerder van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds.
3. De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] overeenkomstig artikel 25 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan.
Artikel 21 quinquies
1. ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichttaak is vereist, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die gedelegeerde toezichttaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 19 bis om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 19 ter en 19 quater onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren.
In afwijking van het in de eerste alinea bepaalde worden de registraties overeenkomstig de artikelen 14 en 14 bis niet gedelegeerd.
2. Voordat een taak in overeenstemming met lid 1 wordt gedelegeerd, pleegt ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
a) de reikwijdte van de te delegeren taak;
b) het tijdschema voor het vervullen van de taak; en
c) het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan ESMA.
3. ESMA vergoedt een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken, in overeenstemming met de in artikel 21 quater, lid 3, bedoelde gedelegeerde handeling.
4. ESMA evalueert delegaties overeenkomstig lid 1 op gezette tijden. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken.
5. Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van ESMA onverlet en beperkt ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen.".
Artikel 25 wordt vervangen door:
"Artikel 25
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend op de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De bevoegdheid om de in artikel 8, lid 3, artikel 21, lid 10, en artikel 21 quater, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt met ingang van [PB: datum inwerkingtreding invoegen] voor onbepaalde tijd aan de Commissie gedelegeerd.
3. De in artikel 8, lid 3, artikel 21, lid 10, en artikel 21 quater, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6. Een overeenkomstig artikel 8, lid 3, artikel 21, lid 10, en artikel 21 quater, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.".
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i) punt f) wordt vervangen door:
"f) de doeltreffendheid, evenredigheid en toepassing van geldboeten en dwangsommen waarin overeenkomstig deze verordening wordt voorzien;";
ii) het volgende punt k) wordt toegevoegd:
"k)
een evaluatie van de rol van ESMA, haar onderzoeksbevoegdheden, de delegatie van taken aan bevoegde autoriteiten, en de doeltreffendheid van genomen toezichtmaatregelen.";
in lid 2 wordt het volgende punt c) toegevoegd:
"c) uiterlijk [PB: datum invoegen 84 maanden na de inwerkingtreding] voor de punten f) en k).".
Het volgende artikel 27 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 27 bis
1.
Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen die aan bevoegde autoriteiten zijn verleend, lopen af op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding]. Die bevoegdheden en taken worden op diezelfde datum door ESMA opgenomen.
2. Alle dossiers en werkdocumenten met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, met inbegrip van alle lopende onderzoeken en handhavingsmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, worden door ESMA overgenomen op de in lid 1 genoemde datum.
Een registratieaanvraag die uiterlijk op [PB: datum invoegen 30 maanden na de inwerkingtreding] door de bevoegde autoriteiten is ontvangen, wordt evenwel niet aan ESMA overgedragen en het besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie wordt door de desbetreffende autoriteit genomen.
3. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk [...] door de in aanmerking komende durfkapitaalfondsen aan ESMA worden overgedragen. Die bevoegde autoriteiten verlenen ook alle noodzakelijke bijstand en advies aan ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen te vergemakkelijken.
4. ESMA fungeert als de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten in alle bestuurlijke of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezicht- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten zijn verricht.
5. Registraties van een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds of van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds die door een bevoegde autoriteit als bedoeld in lid 1 zijn toegekend, blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan ESMA geldig.".
Artikel 5
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen
Verordening (EU) nr. 346/2013 wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt punt c) geschrapt;
lid 2 wordt vervangen door:
"2.
De artikelen 3 tot en met 6, de artikelen 10 en 13, artikel 14, lid 1, onder d), e) en f), de artikelen 15 bis tot en met 20, de artikelen 20 bis tot en met 20 quater, artikel 21, de artikelen 21 bis tot en met 21 quater, artikel 22, de artikelen 22 bis tot en met 22 quinquies, en artikel 26 zijn van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU die portefeuilles van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen beheren en voornemens zijn de benaming "EuSEF" te gebruiken bij het in de Unie op de markt aanbieden van deze fondsen.".
In artikel 3 wordt het eerste lid als volgt gewijzigd:
punt m) wordt vervangen door:
"m)
"bevoegde autoriteit": een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder f) en h), van Richtlijn 2011/61/EU;";
punt n) wordt geschrapt.
In artikel 7 worden de volgende alinea's toegevoegd:
"ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de criteria die worden gebruikt om te beoordelen of beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen hun verplichtingen uit hoofde van lid 1, onder a) tot en met g), in acht nemen, waarbij wordt gezorgd voor consistentie met artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
In artikel 8 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:
"3.
De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 26 gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de vereisten voor het delegeren van de in lid 2 bedoelde taken, waarbij wordt gezorgd voor consistentie met de vereisten voor het delegeren van taken zoals uiteengezet in artikel 20 van Richtlijn 2011/61/EU.".
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
in de tweede en in de laatste zin van lid 3 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
in lid 5 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
het volgende lid 7 wordt toegevoegd:
"7.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de passende personele en technische middelen die nodig zijn voor het behoorlijke beheer van de in lid 1 bedoelde in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, nader worden ingevuld.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
In artikel 12 worden de volgende leden 3 en 4 toegevoegd:
"3.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de regels en procedures voor de in lid 1 bedoelde waardering van activa, waarbij wordt gezorgd voor consistentie met de vereisten voor de waardering van activa zoals uiteengezet in artikel 19 van Richtlijn 2011/61/EU.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 worden in de eerste zin van de eerste alinea de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
lid 4 wordt vervangen door:
"4.
ESMA stelt, op verzoek, de op grond van dit artikel verzamelde informatie tijdig aan bevoegde autoriteiten beschikbaar.".
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
in de inleidende woorden worden de woorden "de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
ii)
het volgende punt -a) wordt ingevoegd:
"-a)de lidstaat waar de beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds zijn statutaire zetel heeft;";
iii)
punt b) wordt vervangen door:
"b)
de identiteit en het domicilie van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds, de rechten van deelneming of aandelen die op de markt zullen worden aangeboden en hun beleggingsstrategieën;";
in de inleidende woorden van lid 2 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
lid 4 wordt vervangen door:
"4.
ESMA deelt elk van de volgende partijen mee of de in lid 1 bedoelde beheerder is geregistreerd als beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds en dat uiterlijk twee maanden nadat hij alle in dat lid bedoelde informatie heeft verstrekt:
a)
de in lid 1 bedoelde beheerder;
b)
de in lid 1, onder -a), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;
c)
de in lid 1, onder d), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten.";
lid 6 wordt als volgt gewijzigd:
i)
in de eerste alinea worden de woorden "de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA";
ii)
de tweede alinea wordt vervangen door:
"Wanneer ESMA bezwaar maakt tegen de in de eerste alinea bedoelde wijzigingen, deelt zij dat binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving van die wijzigingen mee aan de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds en geeft zij de redenen waarom zij bezwaar maakt. De in de eerste alinea bedoelde wijzigingen kunnen alleen ten uitvoer worden gelegd op voorwaarde dat ESMA binnen die termijn tegen die wijzigingen geen bezwaar maakt.";
de leden 7 en 8 worden vervangen door:
"7.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de criteria voor het beoordelen van de in lid 2, onder a), bedoelde voldoende goede reputatie en voldoende ervaring.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
8.
ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op tot nadere uitwerking van de formulieren, templates en procedures voor de verstrekking van de in lid 1 bedoelde informatie, met inbegrip van de voor de toepassing van lid 2, onder a), te verschaffen informatie.
ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
Artikel 15 bis wordt als volgt gewijzigd:
in de inleidende woorden van lid 2 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds" vervangen door "ESMA";
lid 3 wordt vervangen door:
"3.
Ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag tot registratie overeenkomstig lid 1 stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de beheerder die de aanvraag indient, de vraag of het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds binnen het toepassingsgebied valt van de vergunning van die beheerder om instellingen voor collectieve belegging te beheren en of aan de in artikel 15, lid 2, onder a), vastgestelde voorwaarden is voldaan.
ESMA mag om verduidelijking en informatie verzoeken met betrekking tot de uit hoofde van de eerste alinea verstrekte documentatie en informatie.
De bevoegde autoriteit van de beheerder antwoordt binnen één maand na de datum van ontvangst van een verzoek door ESMA overeenkomstig de eerste en tweede alinea.";
in lid 5 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds" vervangen door "ESMA";
lid 6 wordt vervangen door:
"6.
ESMA deelt elk van de volgende partijen mee of een fonds geregistreerd is als een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds, uiterlijk twee maanden nadat de beheerders van die fondsen alle in lid 2 bedoelde documentatie hebben verstrekt:
a)de in lid 1 bedoelde beheerder;
b)de in artikel 15, lid 1, onder -a), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;
c)de in artikel 15, lid 1, onder d), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;
d)de in artikel 15 bis, lid 2, onder d), bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten.";
in lid 8 wordt de eerste alinea vervangen door:
"8. ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de overeenkomstig lid 2 te verschaffen informatie.
ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.";
de leden 9 en 10 worden geschrapt.
Artikel 15 ter wordt vervangen door:
"Artikel 15 ter
ESMA brengt een besluit om de registratie van een in artikel 15 bedoelde beheerder of een in artikel 15 bis bedoeld fonds te weigeren, ter kennis van de in die artikelen bedoelde beheerders.".
Het volgende artikel 15 quater wordt ingevoegd:
"Artikel 15 quater
1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 21 trekt ESMA de registratie voor een EuSEF in wanneer de beheerder van dat EuSEF aan één of meer van de volgende voorwaarden voldoet:
a)
de beheerder heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of heeft geen gebruik gemaakt van de vergunning binnen zes maanden nadat de vergunning is afgegeven;
b)
de beheerder heeft de vergunning verkregen door het afleggen van valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;
c)
het EuSEF voldoet niet meer aan de voorwaarden waarop het zijn vergunning heeft gekregen.
2.
De intrekking van de vergunning wordt onmiddellijk in de gehele Unie van kracht.".
In artikel 16 worden de woorden "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" vervangen door "ESMA".
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1.
ESMA stelt de in artikel 15, lid 4, en artikel 15 bis, lid 6, bedoelde bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis van elke registratie in of schrapping uit het register van een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds, van elke toevoeging aan of schrapping uit het register van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds, en van elke toevoeging aan of schrapping van de lijst van de lidstaten waar een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds voornemens is die fondsen op de markt aan te bieden.";
lid 3 wordt vervangen door:
"3.
Om voor een eenvormige toepassing van dit artikel te zorgen, stelt ESMA ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op tot vaststelling van het format van de kennisgeving krachtens dit artikel.
ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de technische uitvoeringsnormen als bedoeld in lid 3 van dit artikel vast te stellen overeenkomstig de procedure van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.";
de leden 4 en 5 worden geschrapt.
Artikel 17 bis wordt geschrapt.
Artikel 19 wordt vervangen door:
"Artikel 19
1.
ESMA zorgt ervoor dat deze verordening op doorlopende basis wordt toegepast.
2.
Wat betreft de in artikel 2, lid 1, genoemde beheerders oefent ESMA toezicht uit op de naleving van de in deze verordening vastgelegde eisen.
3.
Wat betreft de in artikel 2, lid 2, genoemde beheerders oefent ESMA toezicht uit op de naleving van de in artikel 2, lid 2, genoemde voorschriften en de desbetreffende voorwaarden van Richtlijn 2011/61/EU ten aanzien van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds.
ESMA is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving door het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds van de in het reglement en de statuten van het fonds vastgestelde verplichtingen.
4.
Voor het vervullen van de haar bij deze verordening opgedragen taken en met het oog op het waarborgen van hoogwaardige toezichtnormen past ESMA alle desbetreffende Unierecht toe en, wanneer het bij dat Unierecht gaat om richtlijnen, de nationale wetgeving waarmee die richtlijnen zijn omgezet.
5.
Bevoegde autoriteiten monitoren dat op hun grondgebied gevestigde of verhandelde instellingen voor collectieve belegging de benaming "EuSEF" alleen gebruiken of alleen suggereren dat zij een EuSEF zijn indien zij in overeenstemming met deze verordening zijn geregistreerd.
Wanneer een bevoegde autoriteit van mening is dat een instelling voor collectieve belegging de benaming "EuSEF" gebruikt of suggereert dat zij een EuSEF is zonder dat zij in overeenstemming met deze verordening is geregistreerd, stelt zij ESMA daarvan onverwijld in kennis.".
Artikel 20 wordt vervangen door:
"Artikel 20
De op grond van de artikelen 20 bis, 20 ter en 20 quater aan ESMA, een functionaris van ESMA of een andere door ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden mogen niet worden aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.".
De volgende artikelen 20 bis, 20 ter en 20 quater worden ingevoegd:
"Artikel 20 bis
1. ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle nodige informatie verschaffen om ESMA in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
a) beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen;
b) bij het beheer van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen betrokken personen;
c) derden waaraan een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds taken heeft gedelegeerd;
d) personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met het beheer van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen.
2. In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt de Autoriteit het volgende in acht:
a) zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b) zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c) zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e) zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f) zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel 21 bis wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3. Wanneer ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
a) zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b) zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c) zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e) zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 21 ter zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f) zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 21 bis zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g) zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie van ESMA en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna "Hof van Justitie" genoemd) tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
4. De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5. ESMA zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde personen op wie het verzoek om informatie ziet, woonachtig of gevestigd zijn.
Artikel 20 ter
1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 20 bis, lid 1, genoemde personen verrichten. In dat verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:
a) alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
b) voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
c) alle in artikel 20 bis, lid 1, genoemde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
d) alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
e) overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden ook de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 21 ter worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 20 bis, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de in artikel 21 vastgestelde geldboeten die worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 20 bis, lid 1, genoemde personen, onjuist of misleidend zijn.
3. De in artikel 20 bis, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die in artikel 21 ter zijn vastgesteld, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
4. Tijdig vóór een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5. Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
6. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 3 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 20 quater
1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 20 bis, lid 1, genoemde personen.
2. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten van de personen die onder het door ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 20 ter, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.
3. ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties.
4. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 21 ter worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven.
5. De in artikel 20 bis, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 21 ter worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
6. De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van ESMA actief bijstand aan de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
7. ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 20 ter, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 20 ter, lid 1.
8. Wanneer de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
9. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
10. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 4 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
11. Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
Artikel 21 wordt vervangen door:
"Artikel 21
1. Wanneer ESMA, in overeenstemming met artikel 22, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 21 bis, lid 2, vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
a) intrekking van de registratie van de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds;
b) vaststelling van een besluit waarbij de persoon wordt gelast de inbreuk te beëindigen;
c) vaststelling van een besluit waarbij geldboeten worden opgelegd;
d) het doen van openbare kennisgevingen.
2. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
a) de duur en de frequentie van de inbreuk;
b) de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door, dan wel op enige andere wijze valt toe te schrijven aan de inbreuk;
c) de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;
d) de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
e) de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, zoals deze met name blijkt uit de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en het nettovermogen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;
f) de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;
g) de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;
h) de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon aan ESMA medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;
i) eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
j) maatregelen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon na de inbreuk heeft genomen, om herhaling van de inbreuk te voorkomen.
3. ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon onverwijld in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop die maatregelen zijn genomen.
4. De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
a)
een verklaring dat de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;
b)
in voorkomend geval een verklaring dat bezwaar is gemaakt, met de vermelding dat dit bezwaar geen schorsende werking heeft;
c)
een verklaring dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.".
De volgende artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater worden ingevoegd:
"Artikel 21 bis
1. Wanneer ESMA, overeenkomstig artikel 22, lid 8, tot de bevinding komt dat een persoon, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in lid 2 genoemde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 3 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd.
Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien ESMA objectieve elementen vindt waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.
2. De in lid 1 bedoelde lijst van inbreuken is als volgt:
a)
in strijd met artikel 5 de voor portefeuillesamenstelling geldende eisen niet naleven;
b)
in strijd met artikel 6 de rechten van deelneming en aandelen van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds op de markt aanbieden aan niet in aanmerking komende beleggers;
c)
de benaming "EuSEF" gebruiken zonder overeenkomstig artikel 15 te zijn geregistreerd, of zonder als instelling voor collectieve belegging te zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 15 bis;
d)
de benaming "EuSEF" gebruiken voor het op de markt aanbieden van fondsen die niet in overeenstemming met artikel 3, eerste alinea, onder b), iii), zijn opgericht;
e)
in strijd met artikel 15 of artikel 15 bis een registratie verkregen hebben via valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;
f)
in strijd met artikel 7, eerste alinea, onder a), bij de uitoefening van zijn werkzaamheden niet eerlijk, billijk of met de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid of toewijding te werk gaan;
g)
in strijd met artikel 7, eerste alinea, onder b), geen passend beleid en passende procedures toepassen om wanpraktijken te voorkomen;
h)
herhaaldelijk niet aan de eisen van artikel 13 betreffende het jaarverslag voldoen;
i)
herhaaldelijk niet voldoen aan de verplichting om beleggers te informeren overeenkomstig artikel 14.
3. Het bedrag van de in lid 1 bedoelde geldboeten bedraagt ten minste 500 000 EUR en ten hoogste 5 miljoen EUR voor de in de lid 2, onder a) tot en met i), genoemde inbreuken.
4. Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 3 houdt ESMA rekening met de in artikel 21, lid 2, uiteengezette criteria.
5. Onverminderd het bepaalde in lid 3 is, wanneer een persoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.
6. Wanneer een handeling of verzuim van een persoon meer dan één van de in lid 2 genoemde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig lid 4 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.
Artikel 21 ter
1. ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
a) een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 21, lid 1, onder b), genomen besluit;
b) een in artikel 20 bis, lid 1, genoemde persoon ertoe te dwingen:
i)volledige informatie te verschaffen waarom is verzocht bij een besluit uit hoofde van artikel 20 bis;
ii)zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 20 bis ingesteld onderzoek zijn verstrekt;
iii)zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 20 quater gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet ESMA de maatregel opnieuw.
Artikel 21 quater
1. ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 21 bis en 21 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen.
2. Overeenkomstig de artikelen 21 bis en 21 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard.
3. Wanneer ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.
4. De overeenkomstig de artikelen 21 bis en 21 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.
De tenuitvoerlegging verloopt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land waar zij plaatsvindt.
5. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.".
De artikelen 22 en 22 bis worden vervangen door:
"Artikel 22
1. Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 21 bis, lid 2, genoemde inbreuken vormen, stelt ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij de goedkeuring van het prospectus waarmee de inbreuk verband houdt, en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van ESMA.
2. De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA in te dienen.
3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 20 bis en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 20 ter en 20 quater.
4. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.
5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.
7. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8. ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 21 ter te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 21 bis, lid 2, vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 21.
9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van ESMA of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van ESMA.
De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen.
11. Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 22 bis
1. Voordat ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 21, 21 bis en 21 ter, stelt zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
2. De eerste alinea is niet van toepassing wanneer dringende maatregelen overeenkomstig artikel 21 vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
3. De rechten van verdediging van de aan de procedure onderworpen personen worden volledig in acht genomen tijdens de procedure. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of voor interne voorbereidende documenten van ESMA.".
De volgende artikelen 22 ter, 22 quater en 22 quinquies worden ingevoegd:
"Artikel 22 ter
Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
Artikel 22 quater
1. ESMA berekent beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen vergoedingen overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van ESMA die nodig zijn voor de registratie van, de vergunningverlening aan en het toezicht op beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en op in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 22 quinquies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt.
2. Het bedrag van een individuele vergoeding die een bepaalde beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds wordt berekend, dekt alle door ESMA voor haar activiteiten op het gebied van registratie van en doorlopend toezicht op een beheerder van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds gemaakte administratieve kosten. Het is evenredig aan de activa onder beheer van het betrokken in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds of, in voorkomend geval, het eigen vermogen van de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds.
3. De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan.
Artikel 22 quinquies
1. ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichttaak is vereist, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die gedelegeerde toezichttaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 20 bis om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 20 ter en 20 quater onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren.
In afwijking van het in de eerste alinea bepaalde worden de registraties overeenkomstig de artikelen 15 en 15 bis niet gedelegeerd.
2. Voordat een taak in overeenstemming met lid 1 wordt gedelegeerd, pleegt ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
a) de reikwijdte van de te delegeren taak;
b) het tijdschema voor het vervullen van de taak; en
c) het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan ESMA.
3. ESMA vergoedt een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken, in overeenstemming met de in artikel 22 quater, lid 3, bedoelde gedelegeerde handeling.
4. ESMA evalueert delegaties overeenkomstig lid 1 op gezette tijden. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken.
5. Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van ESMA onverlet en beperkt ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen.".
Artikel 26 wordt vervangen door:
"Artikel 26
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend op de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De bevoegdheid om de in artikel 8, lid 3, artikel 22, lid 10, en artikel 22 quater, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt met ingang van [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] voor onbepaalde tijd aan de Commissie gedelegeerd.
3. De in artikel 8, lid 3, artikel 22, lid 10, en artikel 22 quater, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6. Een overeenkomstig artikel 8, lid 3, artikel 22, lid 10, en artikel 22 quater, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.".
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i) het volgende punt n) wordt toegevoegd:
"n) de doeltreffendheid, evenredigheid en toepassing van geldboeten en dwangsommen waarin overeenkomstig deze verordening wordt voorzien;";
ii) het volgende punt o) wordt toegevoegd:
"o)
een evaluatie van de rol van ESMA, haar onderzoeksbevoegdheden, de delegatie van taken aan bevoegde autoriteiten, en de doeltreffendheid van genomen toezichtmaatregelen.";
b) in lid 2 wordt het volgende punt c) toegevoegd:
"c) uiterlijk [PB: datum invoegen 84 maanden na de inwerkingtreding] voor de punten n) en o).".
Het volgende artikel 28 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 28 bis
1.
Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen die aan bevoegde autoriteiten zijn verleend, lopen af op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding]. Die bevoegdheden en taken worden op diezelfde datum door ESMA opgenomen.
2. Alle dossiers en werkdocumenten met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, met inbegrip van alle lopende onderzoeken en handhavingsmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, worden door ESMA overgenomen op de in lid 1 genoemde datum.
Een registratieaanvraag die uiterlijk op [PB: datum invoegen 30 maanden na de inwerkingtreding] door de bevoegde autoriteiten is ontvangen, wordt evenwel niet aan ESMA overgedragen en het besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie wordt door de desbetreffende autoriteit genomen.
3. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk [...] door de in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen aan ESMA worden overgedragen. Die bevoegde autoriteiten verlenen ook alle noodzakelijke bijstand en advies aan ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen te vergemakkelijken.
4. ESMA fungeert als de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten in alle bestuurlijke of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezicht- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten zijn verricht.
5. Registraties van een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds of van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds die door een bevoegde autoriteit als bedoeld in lid 1 zijn toegekend, blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan ESMA geldig.".
Artikel 6
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten
Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt het volgende punt g) toegevoegd:
"g) de vergunningverlening aan en het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten.";
in artikel 1 wordt het volgende lid 5 bis ingevoegd:
"5 bis. De artikelen 40 en 42 zijn ook van toepassing op beheersmaatschappijen van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) en icbe-beleggingsmaatschappijen die krachtens Richtlijn 2009/65/EG daartoe een vergunning hebben gekregen, en op beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi's) die krachtens Richtlijn 2011/61/EU daartoe een vergunning hebben gekregen.".
Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
de punten 34, 35 en 36 worden vervangen door:
"34.
"goedgekeurde publicatieregeling" of "APA" (approved publication arrangement): een persoon die uit hoofde van deze verordening een vergunning heeft voor dienstverlening op het gebied van de publicatie van transactiemeldingen namens beleggingsondernemingen krachtens de artikelen 20 en 21;
35. "verstrekker van een consolidated tape": een persoon aan wie uit hoofde van deze verordening een vergunning is verleend voor dienstverlening op het gebied van het verzamelen van handelsverslagen van gereglementeerde markten, MTF's, OTF's en APA's voor financiële instrumenten die zijn vermeld in de artikelen 6, 7, 10, 12, 13, 20 en 21, en het consolideren daarvan in een doorlopende elektronische live datastroom die per financieel instrument gegevens met betrekking tot prijs en volume geeft;
36. "goedgekeurd rapporteringsmechanisme" of "ARM" (approved reporting mechanism): een persoon aan wie uit hoofde van deze richtlijn een vergunning is verleend voor dienstverlening op het gebied van het rapporteren van bijzonderheden van transacties aan bevoegde autoriteiten of ESMA namens beleggingsondernemingen;";
het volgende punt 36 bis wordt ingevoegd:
"36 bis. "aanbieders van datarapporteringsdiensten": de in de punten 34, 35 en 36 bedoelde personen en de in artikel 38 bis, 27 bis, lid 2, bedoelde personen];".
Artikel 22 wordt vervangen door:
"Artikel 22
Informatieverstrekking met het oog op transparantie en andere berekeningen
1. Teneinde berekeningen te maken met het oog op de vaststelling van de eisen inzake transparantie vóór en na de handel en de handelsverplichtingsregelingen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 11, de artikelen 14 tot en met 21 en artikel 32, die van toepassing zijn op financiële instrumenten, alsmede om te bepalen of een beleggingsonderneming een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is, kunnen ESMA en bevoegde autoriteiten informatie verlangen van:
a) handelsplatformen;
b) APA's; en
c) verstrekkers van een consolidated tape.
2. Handelsplatformen, APA's en verstrekkers van een consolidated tape slaan de noodzakelijke gegevens voor een voldoende lange periode op.
3. ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van de inhoud en frequentie van verzoeken om gegevens, het format en het tijdsbestek waarbinnen handelsplatformen, APA's en verstrekkers van een consolidated tape aan in lid 1 bedoelde verzoeken om gegevens moeten beantwoorden, het soort gegevens dat moet worden opgeslagen, en de minimale periode tijdens welke handelsplatformen, APA's en verstrekkers van een consolidated tape overeenkomstig lid 2 gegevens moeten opslaan om verzoeken om gegevens te kunnen beantwoorden.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
Artikel 26 wordt vervangen door:
"Artikel 26
Meldplicht voor transacties
1.
Beleggingsondernemingen die transacties in financiële instrumenten verrichten, melden zo spoedig mogelijk en uiterlijk aan het eind van de volgende werkdag de volledige en nauwkeurige details van deze transacties aan ESMA.
ESMA stelt de overeenkomstig dit artikel gemelde informatie beschikbaar aan de bevoegde autoriteiten.
2.
De in lid 1 vastgelegde verplichting geldt voor:
a) financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld op een handelsplatform of waarvoor een verzoek om toelating tot de handel is gedaan;
b) financiële instrumenten waarvan het onderliggende een financieel instrument is dat op een handelsplatform wordt verhandeld; en
c) financiële instrumenten waarvan het onderliggende een index of mand is die is samengesteld uit financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld.
Voor transacties in de in de punten a), b) en c) bedoelde financiële instrumenten is de verplichting van toepassing, ongeacht of deze op het handelsplatform worden uitgevoerd.
3.
De meldingen behelzen met name nadere gegevens over de naam en het aantal van de gekochte of verkochte financiële instrumenten, de hoeveelheid, de datum en het tijdstip van de transactie, de prijs van de transactie, een kenmerk ter identificatie van de cliënten namens wie de beleggingsonderneming de transactie heeft uitgevoerd, een kenmerk ter identificatie van de personen en de computeralgoritmen die binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk zijn voor het beleggingsbesluit en de uitvoering van de transactie, informatie ter identificatie van de toepasselijke ontheffing met gebruikmaking waarvan de transactie heeft plaatsgevonden, een kenmerk ter identificatie van de betrokken beleggingsondernemingen en informatie ter identificatie van een shorttransactie in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 236/2012 met betrekking tot aandelen en overheidsschuld binnen het toepassingsgebied van de artikelen 12, 13 en 17 van die verordening. Voor transacties die niet op een handelsplatform worden uitgevoerd, bevatten de meldingen tevens een kenmerk ter identificatie van de soorten transacties overeenkomstig de op grond van artikel 20, lid 3, onder a), en artikel 21, lid 5, onder a), vast te stellen maatregelen. Voor grondstoffenderivaten wordt in de melding aangegeven of de transactie overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU risico's op objectief meetbare wijze vermindert.
4.
Beleggingsondernemingen die orders doorgeven, nemen hierbij alle bijzonderheden op als nader aangegeven in de leden 1 en 3. Een beleggingsonderneming kan er ook voor kiezen om bij het doorgeven van orders de genoemde bijzonderheden niet in het doorgegeven order op te nemen, maar het order, indien dat wordt uitgevoerd, te melden als een transactie in overeenstemming met de vereisten van lid 1. In dat geval wordt in de transactiemelding van de beleggingsonderneming vermeld dat de transactie tot een doorgegeven order behoort.
5.
De exploitant van een handelsplatform meldt de bijzonderheden van transacties in financiële instrumenten die door een onderneming waarop deze verordening niet van toepassing is, zijn verhandeld via zijn platform en die zijn uitgevoerd via zijn systemen in overeenstemming met de leden 1 en 3.
6.
Bij het melden van het kenmerk ter identificatie van cliënten als vereist krachtens de leden 3 en 4 gebruiken beleggingsondernemingen voor cliënten die een rechtspersoon zijn, een identificator voor juridische entiteiten (legal entity identifier - LEI).
Uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] stelt ESMA overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 richtsnoeren op om ervoor te zorgen dat het gebruik van identificatoren voor juridische entiteiten (LEI) in de Unie voldoet aan de internationale normen, met name die van de Raad voor financiële stabiliteit (FSB).
7.
De meldingen worden aan ESMA gedaan door de beleggingsonderneming zelf, een namens haar optredend ARM of het handelsplatform waarvan het systeem werd gebruikt om de transactie uit te voeren, overeenkomstig de leden 1, 3 en 9.
De beleggingsondernemingen zijn verantwoordelijk voor de volledigheid, de nauwkeurigheid en de tijdige indiening van de meldingen bij ESMA.
In afwijking van die verplichting is een beleggingsonderneming die bijzonderheden van transacties meldt via een namens haar optredend ARM of een handelsplatform, niet verantwoordelijk voor tekortkomingen in de volledigheid, de nauwkeurigheid en de tijdige indiening van de meldingen die zijn toe te schrijven aan het ARM of het handelsplatform. In die gevallen is, behoudens artikel 66, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU, het ARM of het handelsplatform verantwoordelijk voor die tekortkomingen.
De beleggingsondernemingen moeten niettemin redelijke stappen ondernemen om na te gaan of de namens hen ingediende transactiemeldingen volledig, nauwkeurig en tijdig zijn ingediend.
De lidstaat van herkomst eist dat het handelsplatform, bij het doen van meldingen namens de beleggingsonderneming, over deugdelijke beveiligingsmechanismen beschikt teneinde de beveiliging en de authenticatie van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op gegevensverminking en onbevoegde toegang tot een minimum te beperken en te voorkomen dat informatie uitlekt, waarbij de geheimhouding van de gegevens te allen tijde wordt gegarandeerd. De lidstaat van herkomst eist dat het handelsplatform voldoende middelen aanhoudt en over back-upvoorzieningen beschikt om zijn diensten te allen tijde te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden.
Systemen voor matching of melding van transacties, waaronder transactieregisters die zijn geregistreerd of erkend overeenkomstig titel VI van Verordening (EU) nr. 648/2012, kunnen door ESMA worden goedgekeurd als een ARM voor het toezenden van transactiemeldingen aan ESMA overeenkomstig de leden 1, 3 en 9.
Wanneer transacties aan een als ARM goedgekeurd transactieregister zijn gemeld overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 648/2012 en die meldingen de krachtens de leden 1, 3 en 9 vereiste details bevatten en door het transactieregister binnen de in lid 1 gestelde termijn aan ESMA worden toegezonden, wordt de beleggingsonderneming geacht te hebben voldaan aan de verplichting op grond van lid 1.
Wanneer een transactiemelding fouten of omissies bevat, corrigeren de ARM's, de beleggingsondernemingen of de handelsplatforms die de transactie melden, de informatie en dienen zij bij ESMA een gecorrigeerde melding in.
8.
Wanneer de in dit artikel bedoelde meldingen overeenkomstig artikel 35, lid 8, van Richtlijn 2014/65/EU aan ESMA worden gezonden, geleidt deze informatie door naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, tenzij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst besluiten dat zij die informatie niet wensen te ontvangen.
9.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op om de volgende punten nader in te vullen:
a) de gegevensstandaarden en -formaten voor de overeenkomstig de leden 1 en 3 te melden informatie, waaronder de methoden en regelingen voor het melden van financiële transacties en de vorm en inhoud van dergelijke meldingen;
b) de criteria voor het afbakenen van een relevante markt overeenkomstig lid 1;
c) de referenties van de gekochte of verkochte financiële instrumenten, het aantal, de datum en het tijdstip van de transactie, de prijs van de transactie, gedetailleerde gegevens over de identiteit van de cliënt, een kenmerk ter identificatie van cliënten namens wie de beleggingsonderneming de transactie heeft uitgevoerd, een kenmerk ter identificatie van de personen en de computeralgoritmen die binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk zijn voor het beleggingsbesluit en de uitvoering van de transactie, informatie ter identificatie van de toepasselijke ontheffing met gebruikmaking waarvan de transactie heeft plaatsgevonden, de middelen ter identificatie van de betreffende beleggingsondernemingen, de wijze waarop de transactie is uitgevoerd, de gegevensvelden die nodig zijn voor het verwerken en analyseren van de transactiemeldingen overeenkomstig lid 3; en
d) het kenmerk ter identificatie van shorttransacties in aandelen en overheidsschuld als bedoeld in lid 3;
e) de relevante categorieën financiële instrumenten die overeenkomstig lid 2 moeten worden gemeld;
f) de voorwaarden waarop de lidstaten overeenkomstig lid 6 identificatoren voor juridische entiteiten moeten ontwikkelen, toekennen en handhaven, en de voorwaarden voor het gebruik van deze identificatoren door beleggingsondernemingen om overeenkomstig de leden 3, 4 en 5 te voorzien in een kenmerk ter identificatie van de cliënten in de transactiemeldingen die zij krachtens lid 1 moeten verrichten;
g) de toepassing van verplichtingen inzake het melden van transacties op bijkantoren van beleggingsondernemingen;
h) de vraag wat voor de toepassing van dit artikel onder een transactie en de uitvoering van een transactie dient te worden verstaan;
i) de vraag wanneer een beleggingsonderneming voor de toepassing van lid 4 geacht wordt een order te hebben doorgegeven.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
10.
Uiterlijk [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] brengt ESMA aan de Commissie verslag uit over de toepassing van dit artikel, waarin onder meer de interactie met de overeenkomstige rapportageverplichtingen op grond van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt bezien en wordt beoordeeld of de inhoud en het format van de transactiemeldingen die zijn ontvangen en uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteiten, uitgebreide monitoring van de activiteiten van beleggingsondernemingen overeenkomstig artikel 24 van deze verordening mogelijk maken. De Commissie kan stappen ondernemen om in dit verband aanpassingen voor te stellen. De Commissie zendt het verslag van ESMA aan het Europees Parlement en de Raad.".
Artikel 27 wordt vervangen door:
"Artikel 27
Verplichting tot verstrekking van referentiegegevens voor financiële instrumenten
1.
Ten aanzien van financiële instrumenten die tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten of worden verhandeld via MTF's of OTF's, verstrekken deze handelsplatformen ESMA referentiegegevens ten behoeve van de melding van transacties op grond van artikel 26.
Ten aanzien van andere onder artikel 26, lid 2, vallende financiële instrumenten die via haar systeem worden verhandeld, verstrekt elke beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling ESMA referentiegegevens betreffende die financiële instrumenten.
De referentiegegevens ter identificatie worden in een elektronisch en gestandaardiseerd format gereed gemaakt voor toezending aan ESMA vóór de aanvang van de handel in het financiële instrument waarop zij betrekking hebben. De referentiegegevens betreffende het financiële instrument worden geactualiseerd telkens als er zich veranderingen in de gegevens betreffende een financieel instrument voordoen. ESMA maakt deze referentiegegevens onmiddellijk op haar website bekend. ESMA geeft bevoegde autoriteiten onverwijld toegang tot die referentiegegevens.
2.
Om bevoegde autoriteiten in staat te stellen overeenkomstig artikel 26 de werkzaamheden van beleggingsondernemingen te monitoren teneinde ervoor te zorgen dat zij eerlijk, billijk en professioneel optreden en op een manier die bevorderlijk is voor de integriteit van de markt, treft ESMA, na overleg met de bevoegde autoriteiten, de nodige regelingen om ervoor te zorgen dat:
a) ESMA de in lid 1 bedoelde referentiegegevens voor financiële instrumenten daadwerkelijk ontvangt;
b) de kwaliteit van de ontvangen gegevens adequaat is voor de melding van transacties overeenkomstig artikel 26;
c) de overeenkomstig lid 1 ontvangen referentiegegevens voor financiële instrumenten op efficiënte wijze worden uitgewisseld tussen de betrokken bevoegde autoriteiten;
d) er effectieve mechanismen voorhanden zijn tussen ESMA en de bevoegde autoriteiten om problemen inzake levering of kwaliteit van gegevens op te lossen.
3.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op om de volgende punten nader in te vullen:
a) de gegevensstandaarden en -formaten voor de in lid 1 bedoelde referentiegegevens voor financiële instrumenten, met inbegrip van de methoden en regelingen voor de levering van die gegevens, en eventuele actualiseringen, aan ESMA en de doorgifte ervan aan bevoegde autoriteiten overeenkomstig lid 1, alsmede de vorm en inhoud van die gegevens;
b) de technische maatregelen die nodig zijn met het oog op de voorzieningen die ESMA en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig lid 2 moeten treffen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
De volgende titel IV bis wordt ingevoegd:
"TITEL IV bis
DATARAPPORTERINGSDIENSTEN
HOOFDSTUK 1
Vergunningverlening aan aanbieders van datarapporteringsdiensten
Artikel 27 bis
Vergunningvereisten
1. De exploitatie van een APA, een verstrekker van een consolidated tape of een ARM als gewoon beroep of bedrijf wordt afhankelijk gesteld van een voorafgaande toestemming door ESMA in overeenstemming met deze titel.
2. Een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een handelsplatform exploiteert, kan ook diensten van een APA, een verstrekker van een consolidated tape of een ARM aanbieden, mits ESMA eerst heeft vastgesteld dat door de beleggingsonderneming of de marktexploitant deze titel in acht wordt genomen. Het aanbieden van die diensten wordt in hun vergunning opgenomen.
3. ESMA legt een register aan van alle aanbieders van datarapporteringsdiensten in de Unie. Het register is publiek beschikbaar en bevat informatie over de diensten die de aanbieder van datarapporteringsdiensten op grond van zijn vergunning mag verlenen, en wordt regelmatig bijgewerkt.
Wanneer ESMA een vergunning heeft ingetrokken overeenkomstig artikel 27 quinquies, wordt die intrekking in het register bekendgemaakt voor een periode van vijf jaar.
4. Aanbieders van datarapporteringsdiensten bieden hun diensten aan onder toezicht van ESMA. ESMA monitort op gezette tijdstippen de naleving door de aanbieders van datarapporteringsdiensten van deze titel. ESMA monitort dat aanbieders van datarapporteringsdiensten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden voor de initiële vergunningverlening die in deze titel zijn vastgesteld.
Artikel 27 ter
Vergunningverlening aan aanbieders van datarapporteringsdiensten
1. Aanbieders van datarapporteringsdiensten krijgen voor de toepassing van titel IV bis van ESMA vergunning verleend wanneer:
a) de aanbieder van datarapporteringsdiensten een in de Unie gevestigde rechtspersoon is; en
b) de aanbieder van datarapporteringsdiensten voldoet aan de in titel IV bis bepaalde voorwaarden.
2. In de in lid 1 bedoelde vergunning wordt de datarapporteringsdienst vermeld die de aanbieder van datarapporteringsdiensten op grond van de vergunning mag aanbieden. Wanneer een vergunninghoudende aanbieder van datarapporteringsdiensten zijn werkzaamheden tot andere datarapporteringsdiensten wil uitbreiden, dient hij bij ESMA een verzoek in tot uitbreiding van zijn vergunning.
3. Een vergunninghoudende aanbieder van datarapporteringsdiensten voldoet te allen tijde aan de voorwaarden voor vergunningverlening als bedoeld in titel IV bis. Een vergunninghoudende aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt ESMA onverwijld in kennis van materiële wijzigingen in de voorwaarden voor vergunningverlening.
4. De in lid 1 bedoelde vergunning is effectief en geldig voor het volledige grondgebied van Unie en de aanbieder van datarapporteringsdiensten kan daarmee overal in de Unie de diensten aanbieden waarvoor hem vergunning is verleend.
Artikel 27 quater
Procedures voor de toekenning en weigering van vergunningaanvragen
1. De aanvragende aanbieder van datarapporteringsdiensten dient een aanvraag in welke alle informatie bevat die ESMA nodig heeft om te kunnen bevestigen dat de aanbieder van datarapporteringsdiensten ten tijde van de initiële vergunningverlening alle noodzakelijke regelingen heeft getroffen om te voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze titel, met inbegrip van een programma van werkzaamheden waarin onder meer het soort beoogde diensten en de organisatiestructuur zijn vermeld.
2. Uiterlijk twintig werkdagen na ontvangst van de vergunningaanvraag beoordeelt ESMA of de aanvraag volledig is.
Wanneer de aanvraag onvolledig is, stelt ESMA een termijn vast waarbinnen de aanbieder van datarapporteringsdiensten aanvullende informatie moet verstrekken.
Wanneer ESMA een aanvraag volledig acht, stelt zij de aanbieder van datarapporteringsdiensten daarvan in kennis.
3. ESMA beoordeelt, binnen zes maanden na de ontvangst van een volledige aanvraag, of de aanbieder van datarapporteringsdiensten aan deze titel voldoet en stelt een volledig met redenen omkleed besluit vast waarin de vergunning wordt toegekend of geweigerd, en stelt de aanvragende aanbieder van datarapporteringsdiensten binnen vijf werkdagen daarvan in kennis.
4. ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:
a) de informatie die haar overeenkomstig lid 6 moet worden verstrekt, met inbegrip van het programma van werkzaamheden;
b) de informatie die in de kennisgevingen uit hoofde van artikel 27 ter, lid 3, moet worden verstrekt.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
8. ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op met het oog op de vaststelling van de standaardformulieren, templates en procedures voor de in lid 2 van dit artikel en in artikel 27 sexies, lid 3, bedoelde kennisgeving of informatieverstrekking.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 27 quinquies
Intrekking van een vergunning
1. ESMA mag de vergunning van een aanbieder van datarapporteringsdiensten intrekken indien deze:
a) binnen twaalf maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen geeft geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de voorafgaande zes maanden geen diensten heeft aangeboden;
b) de vergunning door het afleggen van valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze heeft verkregen;
c) niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop hij zijn vergunning heeft gekregen;
d) de bepalingen van deze verordening ernstig en stelselmatig heeft geschonden.
2. ESMA stelt de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar de aanbieder van datarapporteringsdiensten is gevestigd, onverwijld in kennis van een besluit tot intrekking van de vergunning van een aanbieder van datarapporteringsdiensten.
Artikel 27 sexies
Vereisten voor het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten
1. Het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten staat steeds als voldoende betrouwbaar bekend, beschikt over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring en besteedt voldoende tijd aan de vervulling van zijn taken.
Het leidinggevend orgaan als geheel beschikt over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring om inzicht te hebben in de activiteiten van de aanbieder van datarapporteringsdiensten. Elk lid van het leidinggevend orgaan handelt eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest om, als dat nodig is, de besluiten van de directie op doeltreffende wijze aan te vechten en, als dat nodig is, op doeltreffende wijze toe te zien en controle uit te oefenen op de besluitvorming van de directie.
Wanneer een marktexploitant overeenkomstig artikel 27 quater een vergunning tot exploitatie van een APA, een verstrekker van een consolidated tape of een ARM aanvraagt en de leden van het leidinggevend orgaan van de APA, de verstrekker van een consolidated tape of het ARM dezelfden zijn als de leden van het leidinggevend orgaan van de gereglementeerde markt, worden die personen geacht te voldoen aan de vereisten van de eerste alinea.
2. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt ESMA in kennis stelt van alle leden van zijn leidinggevend orgaan en van wijzigingen in het lidmaatschap ervan, en verschaft tegelijkertijd alle informatie die nodig is om te beoordelen of de entiteit aan lid 1 voldoet.
3. Het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt governanceregelingen op en ziet toe op de tenuitvoerlegging ervan; deze regelingen garanderen een doeltreffende en prudente bedrijfsvoering van een organisatie en voorzien onder meer in een scheiding van taken binnen de organisatie en in de voorkoming van belangenconflicten, en dit op een wijze die de integriteit van de markt en de belangen van zijn cliënten bevordert.
4. ESMA weigert een vergunning indien zij zich er niet van heeft kunnen vergewissen dat de persoon of de personen die het bedrijf van de aanbieder van datarapporteringsdiensten feitelijk gaan leiden, als voldoende betrouwbaar bekendstaan, dan wel indien er objectieve en aantoonbare redenen zijn om aan te nemen dat voorgenomen wijzigingen in het bestuur van de aanbieder een bedreiging kunnen vormen voor de gezonde en prudente bedrijfsvoering ervan en voor een passende inachtneming van de belangen van zijn cliënten en de integriteit van de markt.
5. ESMA stelt uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] ontwerpen van technische reguleringsnormen op voor de beoordeling van de geschiktheid van de leden van het leidinggevend orgaan als beschreven in lid 1, rekening houdende met de verschillende rollen en functies die zij vervullen en met het feit dat belangenconflicten tussen de leden van het leidinggevend orgaan en de gebruikers van APA's, verstrekkers van een consolidated tape of ARM's dienen te worden voorkomen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Hoofdstuk 2
VOORWAARDEN VOOR APA'S, VERSTREKKERS VAN EEN CONSOLIDATED TAPE OF ARM'S
Artikel 27 septies
Organisatorische eisen voor APA's
1. Een APA beschikt over een adequaat beleid en afdoende regelingen om de krachtens de artikelen 20 en 21 te verstrekken informatie tegen redelijke commerciële voorwaarden openbaar te maken binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is. De informatie wordt 15 minuten na de bekendmaking ervan door de APA kosteloos beschikbaar gesteld. De APA verspreidt deze informatie op efficiënte en consistente wijze, zodat deze snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is in een formaat dat de consolidatie van de informatie met vergelijkbare gegevens uit andere bronnen vergemakkelijkt.
2. De informatie die overeenkomstig lid 1 door een APA openbaar wordt gemaakt, omvat ten minste de volgende elementen:
a) de identificatiecode van het financiële instrument;
b) de prijs waartegen de transactie is gesloten;
c) de omvang van de transactie;
d) het tijdstip waarop de transactie heeft plaatsgevonden;
e) het tijdstip waarop de transactie is gemeld;
f) de eenheid van de prijs van de transactie;
g) de code voor het handelsplatform waarop de transactie is uitgevoerd of, wanneer de transactie was uitgevoerd via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, de code 'SI' of anders de code 'OTC';
h) in voorkomend geval, een indicator dat de transactie aan specifieke voorwaarden was onderworpen.
3. Een APA treft doeltreffende bestuurlijke regelingen en handhaaft deze om belangenconflicten met zijn cliënten te voorkomen. Met name geldt dat een APA die ook een marktexploitant of een beleggingsonderneming is, alle verzamelde informatie op niet-discriminerende wijze behandelt en passende regelingen treft en handhaaft met het oog op de scheiding van verschillende bedrijfsfuncties.
4. Een APA beschikt over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op gegevensverminking en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken, en te voorkomen dat informatie uitlekt vóór de bekendmaking ervan. De APA houdt voldoende middelen aan en beschikt over back-upvoorzieningen om haar diensten te allen tijde te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden.
5. De APA beschikt over systemen die transactiemeldingen doeltreffend op volledigheid kunnen controleren, omissies en aperte fouten kunnen opsporen, en om de hernieuwde transmissie van eventuele foutmeldingen kunnen verzoeken.
6. ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van gemeenschappelijke formaten, gegevensstandaarden en technische voorzieningen ter vergemakkelijking van de in lid 1 bedoelde consolidatie van informatie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
7. De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin nader wordt ingevuld wat onder de in lid 1 van dit artikel bedoelde redelijke commerciële voorwaarden voor de openbaarmaking van informatie dient te worden verstaan.
8. ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van:
a) de middelen waarmee een APA aan de informatieverplichting van lid 1 kan voldoen;
b) de inhoud van de overeenkomstig lid 1 openbaar te maken informatie, waaronder ten minste de in lid 2 bedoelde informatie, op een wijze die publicatie van de uit hoofde van dit artikel vereiste informatie mogelijk maakt;
c) de concrete organisatorische eisen die zijn vastgelegd in de leden 3, 4 en 5.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 27 octies
Organisatorische eisen voor verstrekkers van een consolidated tape
1. Een verstrekker van een consolidated tape beschikt over adequaat beleid en afdoende regelingen om overeenkomstig de artikelen 6 en 20 openbaar gemaakte informatie te verzamelen, in een continue elektronische datastroom te consolideren en tegen redelijke commerciële voorwaarden voor het publiek beschikbaar te stellen binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is.
Die informatie omvat ten minste de volgende bijzonderheden:
a) de identificatiecode van het financiële instrument;
b) de prijs waartegen de transactie is gesloten;
c) de omvang van de transactie;
d) het tijdstip waarop de transactie heeft plaatsgevonden;
e) het tijdstip waarop de transactie is gemeld;
f) de eenheid van de prijs van de transactie;
g) de code voor het handelsplatform waarop de transactie is uitgevoerd of, wanneer de transactie was uitgevoerd via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, de code 'SI' of anders de code 'OTC';
h) in voorkomend geval, het feit dat een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk was voor het beleggingsbesluit en de uitvoering van de transactie;
i) in voorkomend geval, een indicator dat de transactie aan specifieke voorwaarden was onderworpen;.
j) indien overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a) of b), ontheffing was verleend van de verplichting om de in artikel 3, lid 1, genoemde informatie openbaar te maken, een markering om aan te geven welke van die ontheffingen voor die transactie gold.
De informatie wordt 15 minuten na de bekendmaking ervan door de verstrekker van een consolidated tape kosteloos beschikbaar gesteld. De verstrekker van een consolidated tape is in staat deze informatie op efficiënte en consistente wijze te verspreiden, zodat deze snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is in formaten die gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar zijn voor marktdeelnemers.
2. Een verstrekker van een consolidated tape beschikt over adequaat beleid en afdoende regelingen om overeenkomstig de artikelen 10 en 21 openbaar gemaakte informatie te verzamelen, deze in een continue elektronische datastroom te consolideren en de volgende informatie tegen redelijke commerciële voorwaarden voor het publiek beschikbaar te stellen binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is, en met ten minste de volgende bijzonderheden:
a) de identificatiecode of identificatiekenmerken van het financiële instrument;
b) de prijs waartegen de transactie is gesloten;
c) de omvang van de transactie;
d) het tijdstip waarop de transactie heeft plaatsgevonden;
e) het tijdstip waarop de transactie is gemeld;
f) de eenheid van de prijs van de transactie;
g) de code voor het handelsplatform waarop de transactie is uitgevoerd of, wanneer de transactie was uitgevoerd via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, de code 'SI' of anders de code 'OTC';
h) in voorkomend geval, een indicator dat de transactie aan specifieke voorwaarden was onderworpen.
De informatie wordt 15 minuten na de bekendmaking ervan door de verstrekker van een consolidated tape kosteloos beschikbaar gesteld. De verstrekker van een consolidated tape is in staat deze informatie op efficiënte en consistente wijze te verspreiden, zodat deze snel en op niet-discriminerende basis toegankelijk is in formaten die interoperabel en gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar zijn voor marktdeelnemers.
3. De verstrekker van een consolidated tape zorgt ervoor zorgt dat de verstrekte gegevens geconsolideerde gegevens zijn van alle gereglementeerde markten, MTF's, OTF's en APA's en tevens betrekking hebben op de financiële instrumenten die overeenkomstig lid 8, onder c), via technische reguleringsnormen zijn gespecificeerd.
4. De verstrekker van een consolidated tape treft doeltreffende bestuurlijke regelingen en handhaaft deze om belangenconflicten met zijn cliënten te voorkomen. Met name geldt dat een marktexploitant of een APA die ook een geconsolideerde transactiemeldingsregeling exploiteert, alle verzamelde informatie op niet-discriminerende wijze behandelt en passende regelingen treft en handhaaft met het oog op de scheiding van verschillende bedrijfsfuncties.
5. De verstrekker van een consolidated tape beschikt over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen en om het risico op gegevensverminking en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken. De verstrekker van een consolidated tape houdt voldoende middelen aan en beschikt over back-upvoorzieningen om zijn diensten te allen tijde te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden.
ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van gegevensstandaarden en -formaten voor de overeenkomstig de artikelen 6, 10, 20 en 21 openbaar te maken informatie die de identificatiecode van het financiële instrument, de prijs, de omvang, het tijdstip, de eenheid van de prijs, de identificatiecode van het handelsplatform en indicatoren voor de specifieke voorwaarden waaraan de transactie onderworpen was omvat, alsmede technische regelingen ter bevordering van een efficiënte en consistente verspreiding van informatie zodat deze gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar is voor marktdeelnemers als bedoeld in de leden 1 en 2 en waarin aanvullende diensten worden vermeld die de verstrekker van een consolidated tape kan verlenen om de efficiëntie van de markt te verhogen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
6. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 89 gedelegeerde handelingen vast ter verduidelijking van de vraag wat onder de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde redelijke commerciële voorwaarden voor de verlening van toegang tot datastromen dient te worden verstaan.
7. ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van:
a) de middelen waarmee een verstrekker van een consolidated tape aan de informatieverplichting van de leden 1 en 2 kan voldoen;
b) de inhoud van de overeenkomstig de leden 1 en 2 openbaar te maken informatie;
c) de financiële instrumenten waarover in de datastroom gegevens moeten worden verstrekt en voor andere dan eigendomsinstrumenten de handelsplatformen en APA's die moeten worden opgenomen;
d) andere middelen om te garanderen dat de gegevens die door verschillende verstrekkers van een consolidated tape worden bekendgemaakt, consistent zijn, kunnen worden afgezet tegen en vergeleken met vergelijkbare gegevens uit andere bronnen en kunnen worden samengevoegd op het niveau van de Unie;
e) de concrete organisatorische eisen die zijn vastgelegd in de leden 4 en 5.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 27 nonies
Organisatorische eisen voor ARM's
1. Een ARM beschikt over adequaat beleid en afdoende regelingen om de krachtens artikel 26 te verstrekken informatie zo spoedig mogelijk en uiterlijk aan het eind van de werkdag volgende op die waarop de transactie heeft plaatsgevonden, te rapporteren.
2. Het ARM treft doeltreffende bestuurlijke regelingen en handhaaft deze om belangenconflicten met zijn cliënten te voorkomen. Met name geldt dat een ARM dat ook een marktexploitant of een beleggingsonderneming is, alle verzamelde informatie op niet-discriminerende wijze behandelt en passende regelingen treft en handhaaft met het oog op de scheiding van verschillende bedrijfsfuncties.
3. Het ARM beschikt over deugdelijke beveiligingsmechanismen om de beveiliging en authenticatie van de middelen voor de informatieoverdracht te garanderen, het risico op gegevensverminking en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken, en de vertrouwelijkheid van de gegevens te allen tijde in stand te houden. Het ARM houdt voldoende middelen aan en beschikt over back-upvoorzieningen om zijn diensten te allen tijde te kunnen aanbieden en in stand te kunnen houden.
4. Het ARM beschikt over systemen die transactiemeldingen doeltreffend op volledigheid kunnen controleren, door de beleggingsonderneming veroorzaakte omissies en aperte fouten kunnen opsporen en, wanneer zich een fout of een omissie voordoet, nadere bijzonderheden over de fout of de omissie aan de beleggingsonderneming kunnen meedelen en om de hernieuwde transmissie van eventuele foutmeldingen kunnen verzoeken.
Het ARM beschikt over systemen waarmee het door het ARM zelf veroorzaakte fouten of omissies kan opsporen, transactiemeldingen kan corrigeren en juiste en volledige transactiemeldingen aan de bevoegde autoriteit kan toezenden, of opnieuw toezenden, naargelang het geval.
5. ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter specificatie van:
a) de middelen waarmee het ARM aan de informatieverplichting van lid 1 kan voldoen; en
b) de concrete organisatorische eisen die zijn vastgelegd in de leden 2, 3 en 4.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.".
De volgende titel VI bis wordt ingevoegd:
"TITEL VI BIS
Bevoegdheden van ESMA
HOOFDSTUK 1
BEVOEGDHEDEN EN PROCEDURES
Artikel 38 bis
Bevoegdheidsoefening door ESMA
De op grond van de artikelen 38 ter tot en met 38 sexies aan ESMA, een functionaris van ESMA of een andere door ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden worden niet aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.
Artikel 38 ter
Informatieverzoek
1. ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle nodige informatie verschaffen om ESMA in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
a)
een APA, een verstrekker van een consolidated tape, een ARM of een marktexploitant die een handelsplatform exploiteert om de datarapporteringsdiensten van een APA, een verstrekker van een consolidated tape of een ARM te exploiteren, en de personen onder wier zeggenschap zij staan of over wie zij zeggenschap uitoefenen;
b) de bestuurders van de in punt a) genoemde personen;
c) de accountants en adviseurs van de in punt a) genoemde personen.
2. In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt de Autoriteit het volgende in acht:
a) zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b) zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c) zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e) zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f) zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel 38 sexies wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3. Wanneer ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
a) zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b) zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c) zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d) zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e) zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 38 octies zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f) zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 38 septies zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g) zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie van ESMA en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna "Hof van Justitie" genoemd) tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
4. De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5. ESMA zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde personen op wie het verzoek om informatie ziet, woonachtig of gevestigd zijn.
Artikel 38 quater
Algemene onderzoeken
1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:
a) alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
b) voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
c) alle in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
d) alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
e) overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden ook de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 38 decies worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de in artikel 38 nonies vastgestelde geldboeten die worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen, onjuist of misleidend zijn.
3. De in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die in artikel 38 decies zijn vastgesteld, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
4. Tijdig vóór een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5. Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
6. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a) het in lid 3 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b) de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure beschreven in Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 38 quinquies
Inspecties ter plaatse
1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen.
2. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten van de personen die onder het door ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 38 ter, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.
3. ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties.
4. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 38 octies worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven.
5. De in artikel 38 ter, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 38 decies worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
6. De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van ESMA actief bijstand aan de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat mogen eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
7. ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 38 ter, lid 1.
8. Wanneer de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
9. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
10. Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 4 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure beschreven in Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 38 sexies
Uitwisseling van informatie
ESMA en de bevoegde autoriteiten verschaffen elkaar onverwijld de informatie die nodig is voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze verordening.
Artikel 38 septies
Beroepsgeheim
Het beroepsgeheim als bedoeld in artikel 76 van Richtlijn 2014/65/EU geldt voor ESMA en alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor ESMA, of alle andere personen aan wie ESMA taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van door ESMA aangestelde accountants en deskundigen.
Artikel 38 octies
Toezichtmaatregelen van ESMA
1. Wanneer ESMA tot de bevinding komt dat een in artikel 38 bis, lid 1, onder a), genoemde persoon een van de in titel IV bis vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
a) vaststelling van een besluit waarbij de persoon wordt gelast de inbreuk te beëindigen;
b) vaststelling van een besluit waarbij geldboeten worden opgelegd overeenkomstig de artikelen 38 nonies en 38 decies;
c) het doen van openbare kennisgevingen.
2. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
a) de duur en de frequentie van de inbreuk;
b) de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door, dan wel op enige andere wijze valt toe te schrijven aan de inbreuk;
c) de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;
d) de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
e) de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, zoals deze met name blijkt uit de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en het nettovermogen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;
f) de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;
g) de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;
h) de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon aan ESMA medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;
i) eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
j) maatregelen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon na de inbreuk heeft genomen, om herhaling van de inbreuk te voorkomen.
3. ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon onverwijld in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt dit soort besluiten publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop die maatregelen zijn genomen.
De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
a)
een verklaring dat de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;
b)
in voorkomend geval een verklaring dat bezwaar is gemaakt, met de vermelding dat dit bezwaar geen schorsende werking heeft;
c)
een verklaring dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.
HOOFDSTUK 2
BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIES EN ANDERE MAATREGELEN
Artikel 38 nonies
Geldboeten
1. Wanneer ESMA, overeenkomstig artikel 38 duodecies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in titel IV bis genoemde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 2 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd.
Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien ESMA objectieve elementen vindt waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.
2. De in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt maximaal 200 000 EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta.
3. Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 1 houdt ESMA rekening met de in artikel 38 octies, lid 2, uiteengezette criteria.
Artikel 38 decies
Dwangsommen
1. ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
a) een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 38 ter, lid 1, onder a), genomen besluit;
b) een in artikel 38 ter, lid 1, genoemde persoon ertoe te dwingen:
volledige informatie te verschaffen waarom is verzocht bij een besluit uit hoofde van artikel 38 ter;
zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 38 quater ingesteld onderzoek zijn verstrekt;
zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 38 quinquies gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.
2. Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.
3. Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
4. Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet ESMA de maatregel opnieuw.
Artikel 38 undecies
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
1. ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 38 nonies en 38 decies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen. Die openbaarmaking bevat geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001.
2. Overeenkomstig de artikelen 38 nonies en 38 decies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard.
3. Wanneer ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.
4. De overeenkomstig de artikelen 38 nonies en 38 decies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.
5. De tenuitvoerlegging verloopt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt.
6. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 38 duodecies
Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten
1. Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in titel IV bis genoemde inbreuken vormen, stelt ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij het toezicht op of de vergunningprocedure voor de betrokken aanbieder van datarapporteringsdiensten en vervult zijn taken onafhankelijk van ESMA.
2. De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij ESMA in te dienen.
3. Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 38 ter en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 38 quater en 38 quinquies.
4. Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.
5. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6. De rechten van verdediging van de betrokken personen worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.
7. Wanneer de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn bevindingen aan ESMA voorlegt, stelt hij de personen die voorwerp zijn van onderzoek, van dat feit in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8. ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 38 terdecies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in titel IV bis vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 38 quaterdecies.
9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van ESMA of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van ESMA.
10. De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen.
11. Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 38 terdecies
Horen van de betrokken personen
1. Voordat ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 38 octies, 38 nonies en 38 decies, stelt zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
De eerste alinea is niet van toepassing indien dringende maatregelen vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
2. De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens de procedure. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of voor interne voorbereidende documenten van ESMA.".
Artikel 38 quaterdecies
Beroep bij het Hof van Justitie
Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
Artikel 38 quindecies
Vergunning- en toezichtvergoedingen
1. ESMA berekent de aanbieders van datarapporteringsdiensten vergoedingen overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van ESMA die nodig zijn voor de vergunningverlening aan en het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 38 sexdecies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt.
2. Het bedrag van een individuele vergoeding die een bepaalde aanbieder van datarapporteringsdiensten wordt berekend, dekt alle administratieve kosten die ESMA maakt voor haar activiteiten met betrekking tot het prospectus, met inbegrip van de aanvullingen daarvan, opgesteld door die uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van toelating tot de handel op een gereglementeerde markt. Het is evenredig aan de omzet van de uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van toelating tot de handel op een gereglementeerde markt.
3. De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 50 een gedelegeerde handeling vast tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan.
Artikel 38 sexdecies
Delegatie van taken door ESMA aan bevoegde autoriteiten
1. ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichttaak is vereist, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die gedelegeerde toezichttaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 38 ter om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 38 quater en 38 quinquies onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren.
2. Voordat een taak wordt gedelegeerd, pleegt ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
a) de reikwijdte van de te delegeren taak;
b) het tijdschema voor het vervullen van de taak; en
c) het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan ESMA.
3. ESMA vergoedt een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken, in overeenstemming met de door de Commissie uit hoofde van artikel 38 quindecies, lid 3, vastgestelde verordening inzake vergoedingen.
4. ESMA evalueert het in lid 1 bedoelde besluit op gezette tijden. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken.
5. Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van ESMA onverlet en beperkt ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen.".
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
lid 2 wordt vervangen door:
"2. De bevoegdheid om de in artikel 1, lid 9, artikel 2, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 15, lid 5, artikel 17, lid 3, artikel 19, leden 2 en 3, artikel 27 quater, artikel 31, lid 4, artikel 40, lid 8, artikel 41, lid 8, artikel 42, lid 7, artikel 45, lid 10, en artikel 52, leden 10 en 12, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt met ingang van 2 juli 2014 voor onbepaalde tijd toegekend.";
in lid 3 wordt de eerste zin vervangen door:
"Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 1, lid 9, artikel 2, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 15, lid 5, artikel 17, lid 3, artikel 19, leden 2 en 3, artikel 27 quater, artikel 31, lid 4, artikel 40, lid 8, artikel 41, lid 8, artikel 42, lid 7, artikel 45, lid 10, en artikel 52, leden 10 en 12, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.";
in lid 5 wordt de eerste zin vervangen door:
"Een gedelegeerde handeling die ingevolge artikel 1, lid 9, artikel 2, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 15, lid 5, artikel 17, lid 3, artikel 19, leden 2 en 3, artikel 27 quater, artikel 31, lid 4, artikel 40, lid 8, artikel 41, lid 8, artikel 42, lid 7, artikel 45, lid 10, en artikel 52, leden 10 of 12, is vastgesteld, treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken.".
In artikel 52 worden de volgende leden 13 en 14 toegevoegd:
"13.
De Commissie dient, na overleg met ESMA, bij het Europees Parlement en de Raad verslagen in over het functioneren van de overeenkomstig titel IV bis ingestelde consolidated tape. Het verslag met betrekking tot artikel 27 quinquies, lid 1, wordt uiterlijk op 3 september 2019 ingediend. Het verslag met betrekking tot artikel 27 quinquies, lid 2, wordt uiterlijk op 3 september 2021 ingediend.
In de in de eerste alinea genoemde verslagen wordt het functioneren van de consolidated tape beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a)
de beschikbaarheid en tijdigheid van geconsolideerde posttransactionele informatie die alle transacties omvat, ongeacht of zij op dan wel buiten een handelsplatform zijn uitgevoerd;
b)
de beschikbaarheid en tijdigheid van volledige en gedeeltelijke posttransactionele informatie van hoge kwaliteit, in formaten die goed toegankelijk en bruikbaar zijn voor marktdeelnemers en die tegen redelijke commerciële voorwaarden ter beschikking worden gesteld.
Wanneer de Commissie concludeert dat de verstrekkers van een consolidated tape er niet in geslaagd zijn informatie te verstrekken op een wijze die aan de criteria van de tweede alinea voldoet, hecht zij aan haar verslag een verzoek aan ESMA om een procedure van gunning door onderhandelingen in te leiden voor het aanwijzen, via een door ESMA beheerde aanbestedingsprocedure, van een commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert. ESMA leidt de procedure in na ontvangst van het verzoek van de Commissie, op de in het verzoek van de Commissie nader aangegeven voorwaarden en in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad(**).
14.
De Commissie stelt, wanneer de in lid 13 beschreven procedure wordt ingeleid, overeenkomstig artikel 50 gedelegeerde handelingen vast door maatregelen te specificeren om:
a)
de duur van de overeenkomst van de commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert, alsmede de procedure en de voorwaarden voor de verlenging van de overeenkomst en de plaatsing van een nieuwe opdracht te bepalen;
b)
te bepalen dat de commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert, dat op exclusieve basis doet en dat geen andere entiteit een vergunning als verstrekker van een consolidated tape krijgt overeenkomstig artikel 27 bis;
c)
ESMA te machtigen om te waarborgen dat de via een aanbesteding aangewezen commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert, de aanbestedingsvoorwaarden naleeft;
d)
ervoor te zorgen dat de commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert, posttransactionele informatie verstrekt die van hoge kwaliteit is, in formaten die goed toegankelijk en bruikbaar zijn voor marktdeelnemers en in een geconsolideerd formaat dat de gehele markt omvat;
e)
ervoor te zorgen dat de posttransactionele informatie tegen redelijke commerciële voorwaarden wordt verstrekt, zowel op geconsolideerde als op niet-geconsolideerde basis, en aan de behoeften van de gebruikers van deze informatie in de gehele Unie voldoet;
f)
ervoor te zorgen dat handelsplatformen en APA's hun transactiegegevens tegen een redelijke kostprijs ter beschikking stellen van de via een door ESMA beheerde aanbestedingsprocedure aangewezen commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert;
g)
regelingen te specificeren die van toepassing zijn wanneer de via een aanbestedingsprocedure aangewezen commerciële entiteit die een consolidated tape exploiteert, niet aan de aanbestedingsvoorwaarden voldoet;
h)
regelingen te specificeren waarbij verstrekkers van een consolidated tape die uit hoofde van artikel 27 bis een vergunning hebben gekregen, wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de in punt b) van dit lid vastgestelde machtiging of wanneer er via de aanbestedingsprocedure geen entiteit wordt aangewezen, een consolidated tape kunnen blijven exploiteren totdat een nieuwe aanbestedingsprocedure is afgerond en een commerciële entiteit is aangewezen om een consolidated tape te exploiteren.
*
Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
**
Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).".
De volgende artikelen 54 bis en 54 ter worden ingevoegd:
"Artikel 54 bis
Overgangsmaatregelen met betrekking tot ESMA
1. Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van aanbieders van datarapporteringsdiensten die op grond van artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU aan bevoegde autoriteiten zijn verleend, lopen af op [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding]. Die bevoegdheden en taken worden op diezelfde datum door ESMA opgenomen.
2. Alle dossiers en werkdocumenten met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van aanbieders van datarapporteringsdiensten, met inbegrip van alle lopende onderzoeken en handhavingsmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, worden door ESMA overgenomen op de in lid 1 genoemde datum.
Een registratieaanvraag die uiterlijk op [PB: datum invoegen 30 maanden na de inwerkingtreding] door de bevoegde autoriteiten is ontvangen, wordt evenwel niet aan ESMA overgedragen en het besluit tot aanvaarding of weigering van de registratie wordt door de desbetreffende autoriteit genomen.
3. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk [...] door de aanbieders van datarapporteringsdiensten aan ESMA worden overgedragen. Die bevoegde autoriteiten verlenen ook alle noodzakelijke bijstand en advies aan ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van aanbieders van datarapporteringsdiensten te vergemakkelijken.
4. ESMA fungeert als de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten in alle bestuurlijke of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezicht- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten zijn verricht.
5. Vergunningen van een aanbieder van datarapporteringsdiensten die door een bevoegde autoriteit als bedoeld in lid 1 zijn afgegeven, blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan ESMA geldig.
Artikel 54 ter
Betrekkingen met accountants
1.
Iedere persoon die is toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (*) en bij een aanbieder van datarapporteringsdiensten de taak verricht als beschreven in artikel 34 van Richtlijn 2013/34/EU of artikel 73 van Richtlijn 2009/65/EG, dan wel een andere wettelijke taak, heeft de plicht aan ESMA snel melding te doen van elk feit of besluit met betrekking tot die onderneming waarvan die persoon bij de uitvoering van die taken kennis heeft gekregen en dat van dien aard is:
a)
dat het een substantiële inbreuk inhoudt op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden voor vergunning of van specifieke voorschriften betreffende de uitoefening van de werkzaamheden van de aanbieder van datarapporteringsdiensten;
b)
dat het de bedrijfscontinuïteit van de aanbieder van datarapporteringsdiensten aantast;
c)
dat het leidt tot weigering van de goedkeuring van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud.
Die persoon heeft ook de plicht melding te doen van feiten en besluiten waarvan deze kennis heeft gekregen bij de uitvoering van een van de in de eerste alinea beschreven taken bij een onderneming die nauwe banden heeft met de aanbieder van datarapporteringsdiensten waar deze persoon die taak uitvoert.
2.
Melding te goeder trouw aan de bevoegde autoriteiten door de personen die zijn toegelaten in de zin van Richtlijn 2006/43/EG van de in lid 1 bedoelde feiten of besluiten, vormt geen inbreuk op een op grond van een contract of een wettelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en leidt voor de betrokken persoon tot geen enkele vorm van aansprakelijkheid.
*
Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).".
Artikel 7
Wijzigingen van Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen
Verordening (EU) 2015/760 wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
punt 10 wordt vervangen door:
"10.
"bevoegde autoriteit": een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder f) en h), van Richtlijn 2011/61/EU;";
punt 11 wordt geschrapt.
In artikel 3 wordt lid 3 vervangen door:
"3.
ESMA houdt een centraal publiek register bij dat elke Eltif die op grond van deze verordening een vergunning heeft, en de beheerder van de Eltif bevat. Het register wordt in elektronisch formaat beschikbaar gesteld.".
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
de eerste alinea wordt vervangen door:
"Een aanvraag voor een vergunning als Eltif wordt gedaan bij ESMA.";
ii)
in de tweede alinea wordt het volgende punt e) toegevoegd:
"e)
een lijst van de lidstaten waar de Eltif zal worden verhandeld.";
iii)
de derde alinea wordt vervangen door:
"ESMA mag om verduidelijking en informatie verzoeken met betrekking tot de uit hoofde van de tweede alinea verstrekte documentatie en informatie.";
lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
i)
de eerste alinea wordt vervangen door:
"Alleen een EU-abi-beheerder die overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een vergunning heeft gekregen, mag bij ESMA toestemming vragen voor het beheer van een Eltif waarvoor overeenkomstig lid 1 om een vergunning is verzocht.";
ii)
de laatste alinea wordt vervangen door:
"ESMA mag de bevoegde autoriteit van de EU-abi-beheerder om verduidelijking en informatie vragen ten aanzien van de in de tweede alinea bedoelde documentatie of een verklaring ten aanzien van de vraag of Eltif's binnen het toepassingsgebied vallen van de vergunning van de EU-abi-beheerder om abi's te beheren. De bevoegde autoriteit van de EU-abi-beheerder verstrekt een antwoord binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop zij het door ESMA ingediende verzoek heeft ontvangen.";
lid 4 wordt vervangen door:
"4.
Alle verdere wijzigingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde documentatie en informatie worden onverwijld ter kennis gebracht van ESMA.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5.
In afwijking van de leden 1, 2 en 3 dient een EU-abi waarvan de rechtsvorm intern beheer toestaat en het leidinggevend orgaan ervoor kiest geen externe abi-beheerder aan te wijzen, bij ESMA tegelijkertijd een aanvraag voor een vergunning als Eltif in overeenkomstig deze verordening en als abi-beheerder overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU.
De aanvraag voor vergunning als een intern beheerde Eltif omvat het volgende:
a)
het reglement of de statuten van de instelling;
b)
informatie over de identiteit van de bewaarder;
c)
een beschrijving van de aan beleggers beschikbaar te stellen informatie, met inbegrip van een beschrijving van de regelingen voor het behandelen van klachten van niet-professionele beleggers;
e)
een lijst van de lidstaten waar de Eltif zal worden verhandeld;
f)
de in artikel 7, lid 2, onder a) tot en met e), van Richtlijn 2011/61/EU bedoelde informatie.
ESMA stelt de EU-abi in kennis van de vraag of de in de eerste alinea bedoelde vergunningen zijn afgegeven binnen drie maanden vanaf de datum van indiening van een volledige aanvraag.";
de volgende leden 6 en 7 worden toegevoegd:
"6. ESMA stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de Eltif zal worden verhandeld, onverwijld in kennis van de vergunningen die op grond van artikel 6 in overeenstemming met artikel 31, lid 2, zijn afgegeven.
7. De in lid 6 bedoelde kennisgeving bevat de volgende gegevens:
a)
de identificatie van de beheerder van de Eltif, de Eltif en de lidstaat waar de Eltif haar statutaire zetel of hoofdkantoor heeft;
b)
het reglement of de statuten van de Eltif;
c)
de identificatie van de bewaarder van de Eltif;
d)
een beschrijving van de aan beleggers beschikbaar te stellen informatie;
e)
een beschrijving van de regelingen voor het behandelen van klachten van niet-professionele beleggers;
f)
het prospectus en, voor zover relevant, het in Verordening (EU) nr. 1286/2014 genoemde essentiële-informatiedocument (KID);
g)
informatie over de voorzieningen waarvan sprake in artikel 26.".
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:
"1.
Een EU-abi verkrijgt alleen een vergunning als Eltif wanneer ESMA:
a)
zich ervan heeft vergewist dat de EU-abi in staat is aan alle vereisten van deze verordening te voldoen;
b)
haar goedkeuring heeft gegeven aan de aanvraag om de Eltif te beheren van een over een vergunning overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU beschikkende EU-abi-beheerder, het reglement of de statuten van de instelling, en de keuze van de bewaarder.
2.
Indien een EU-abi een aanvraag doet op grond van artikel 5, lid 5, van deze verordening, verleent ESMA de EU-abi alleen een vergunning wanneer zij:
a)
zich ervan heeft vergewist dat de EU-abi aan deze verordening voldoet;
b)
zich ervan heeft vergewist dat de EU-abi aan de vereisten van Richtlijn 2011/61/EU voldoet;
c)
goedkeuring heeft verleend voor het reglement of de statuten van de instelling, en de keuze van de bewaarder.
3.
ESMA mag de aanvraag van een EU-abi-beheerder om een Eltif te beheren alleen weigeren goed te keuren indien de EU-abi-beheerder:
a)
niet aan deze verordening voldoet;
b)
niet aan Richtlijn 2011/61/EU voldoet ten aanzien van de Eltif die zij voornemens is te beheren;
c)
niet over een vergunning van de bevoegde autoriteit van de EU-abi-beheerder beschikt om abi's te beheren die beleggingsstrategieën hebben van het soort dat onder deze verordening valt;
d)
niet de in artikel 5, lid 2, bedoelde informatie heeft verstrekt, of geen verduidelijking of informatie heeft verstrekt waar uit hoofde van dat lid om is verzocht.
ESMA raadpleegt de bevoegde autoriteit van de EU-abi-beheerder voordat zij een aanvraag weigert goed te keuren.";
lid 4 wordt geschrapt;
lid 5 wordt vervangen door:
"5.
ESMA deelt de EU-abi mee wat de reden is van de weigering om een vergunning als Eltif af te geven.";
de leden 6 en 7 worden geschrapt.
Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 6 bis
Intrekking van een vergunning
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 35 trekt ESMA de vergunning voor een Eltif in wanneer de beheerder van die Eltif al aan één of meer van de volgende voorwaarden voldoet:
a)
de beheerder heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of heeft geen gebruik gemaakt van de vergunning binnen zes maanden nadat de vergunning is afgegeven;
b)
de beheerder heeft de vergunning verkregen door het afleggen van valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;
c)
de Eltif voldoet niet meer aan de voorwaarden waarop zij haar vergunning heeft gekregen.
2. De intrekking van de vergunning wordt onmiddellijk in de gehele Unie van kracht.".
In artikel 7 wordt lid 3 vervangen door:
"3.
De beheerder van de Eltif is verantwoordelijk voor het verzekeren van de naleving van deze verordening en de desbetreffende vereisten van Richtlijn 2011/61/EU ten aanzien van de Eltif. De beheerder van de Eltif is ook aansprakelijk voor verliezen of schade die uit niet-naleving van deze verordening voortvloeit.".
In artikel 17, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:
"Bij de in de eerste alinea onder a) bedoelde datum wordt rekening gehouden met de typische en andere kenmerken van de activa waarin door de Eltif wordt belegd, en deze datum is niet langer dan vijf jaar na de datum van de vergunning als Eltif of de helft van de overeenkomstig artikel 18, lid 3, bepaalde duur van de Eltif, al naargelang welke van die data eerder valt. In uitzonderlijke omstandigheden mag ESMA, na overlegging van een goed onderbouwd beleggingsplan, een verlenging van die termijn met niet meer dan één jaar goedkeuren.";
In artikel 18, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
"b)
de beheerder van de Eltif kan op het tijdstip van vergunningverlening en gedurende de hele duur van de Eltif aan ESMA aantonen dat voor het monitoren van het liquiditeitsrisico van de Eltif een passend liquiditeitsbeheersysteem en doeltreffende procedures zijn ingevoerd, die verenigbaar zijn met de langetermijnbeleggingsstrategie van de Eltif en het voorgestelde terugbetalingsbeleid;".
In artikel 21 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
Een Eltif keurt een gespecificeerd schema voor de ordelijke vervreemding van haar activa goed om de rechten van deelneming of aandelen van beleggers na het einde van de duur van de Eltif terug te betalen en doet dit ten laatste één jaar vóór de datum van het einde van de duur van de Eltif toekomen aan ESMA.".
In artikel 23, lid 3, wordt punt f) vervangen door:
"f)
alle overige informatie die ESMA voor de toepassing van lid 2 relevant acht.".
In artikel 24 wordt lid 1 vervangen door:
"1.
Een Eltif zendt haar prospectus en de wijzigingen daarvan, alsmede haar jaarverslag, aan ESMA. Een Eltif zendt die documenten op verzoek ook aan de bevoegde autoriteit van de beheerder van de Eltif. Die documentatie wordt door de Eltif verschaft binnen de door ESMA en de bevoegde autoriteit van de Eltif-beheerder aangegeven termijn.".
In artikel 28 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:
"3.
De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 36 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de interne procedures voor het beoordelen van de vraag of de Eltif geschikt is om aan niet-professionele beleggers te worden verhandeld, waarbij wordt gezorgd voor consistentie met het in artikel 25 van Richtlijn 2014/65/EU* bepaalde inzake de beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid.
___________________________________
* Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).".
De artikelen 31 tot en met 34 worden vervangen door:
"Artikel 31
Verhandeling van rechten van deelneming of aandelen van Eltif's
De beheerder van een Eltif is het toegestaan rechten van deelneming of aandelen van die Eltif rechtstreeks te verhandelen nadat de beheerder door ESMA op de hoogte is gesteld van de in artikel 5, lid 6, bedoelde kennisgeving.
Artikel 32
Toezicht door ESMA
1.
ESMA zorgt ervoor dat deze verordening op doorlopende basis wordt toegepast.
2.
ESMA ziet toe op de naleving van het reglement of de statuten van de Eltif en op de verplichtingen die zijn vervat in het prospectus, die aan deze verordening dient te voldoen.
3.
Voor het vervullen van de haar bij deze verordening opgedragen taken en met het oog op het waarborgen van hoogwaardige toezichtnormen past ESMA alle desbetreffende Unierecht toe en, wanneer het bij dat Unierecht gaat om richtlijnen, de nationale wetgeving waarmee die richtlijnen zijn omgezet.
4.
Bevoegde autoriteiten monitoren dat op hun grondgebied gevestigde of verhandelde instellingen voor collectieve belegging de benaming "Eltif" alleen gebruiken of alleen suggereren dat zij een Eltif zijn indien zij in overeenstemming met deze verordening zijn geregistreerd.
Wanneer een bevoegde autoriteit van mening is dat een instelling voor collectieve belegging de benaming "Eltif" gebruikt of suggereert dat zij een Eltif is zonder dat haar in overeenstemming met deze verordening een vergunning is verleend, stelt zij ESMA daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 33
Uitoefening van de in artikel 34, 34 bis en 34 ter bedoelde bevoegdheden
De op grond van de artikelen 34, 34 bis en 34 ter aan ESMA, een functionaris van ESMA of een andere door ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden mogen niet worden aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.
Artikel 34
Informatieverzoeken
1.
ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle informatie verschaffen die nodig is om haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
a)
beheerders van Eltif's;
b)
bij het beheer van Eltif's betrokken personen;
c)
derden waaraan een beheerder van een Eltif taken heeft gedelegeerd;
d)
personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met het beheer van Eltif's.
2.
In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt de Autoriteit het volgende in acht:
a)
zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f)
zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel 35 bis wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3.
Wanneer ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
a)
zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 35 ter zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f)
zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 35 bis, lid 3, juncto artikel 35 bis, lid 2, onder n), zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g)
zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie van ESMA en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
4.
De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5.
ESMA zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde personen op wie het verzoek om informatie ziet, woonachtig of gevestigd zijn.".
De volgende artikelen 34 bis, 34 ter, 34 quater en 34 quinquies worden ingevoegd:
"Artikel 34 bis
Algemene onderzoeken
1.
Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 34, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:
a)
alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
b)
voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
c)
alle in artikel 34, lid 1, genoemde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
d)
alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
e)
overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden ook de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 35 ter worden opgelegd wanneer de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 34, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de in artikel 35 bis, juncto artikel 35 bis, lid 2, onder o), vastgestelde geldboeten die worden opgelegd indien de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 34, lid 1, genoemde personen, onjuist of misleidend zijn.
3.
De in artikel 34, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die in artikel 35 ter zijn vastgesteld, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep in te stellen.
4.
Tijdig vóór het onderzoek stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5.
Indien volgens de nationale voorschriften voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
6.
Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a) het in lid 3 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b) de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 34 ter
Inspecties ter plaatse
1.
Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 34, lid 1, genoemde personen.
2.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten en terreinen van de personen die onder het door ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 34 bis, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.
3.
ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties.
4. De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 35 ter worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven.
5.
De in artikel 34, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 35 ter worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep in te stellen.
6.
De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van ESMA actief bijstand aan de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
7.
ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 34 bis, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 34 bis, lid 1.
8.
Wanneer de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
9.
Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
10.
Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a) het in lid 4 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b) de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 34 quater
Uitwisseling van informatie
ESMA en de bevoegde autoriteiten verschaffen elkaar onverwijld de informatie die nodig is voor het uitvoeren van hun taken uit hoofde van deze verordening.
Artikel 34 quinquies
Beroepsgeheim
1. Het beroepsgeheim geldt voor ESMA, de bevoegde autoriteiten en alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor ESMA, de bevoegde autoriteiten of alle andere personen aan wie ESMA taken heeft gedelegeerd, met inbegrip van de door ESMA aangestelde accountants en deskundigen. Onder het beroepsgeheim vallende informatie wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit verstrekt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.
2.
Alle informatie die uit hoofde van deze verordening door ESMA wordt verkregen of tussen ESMA en de bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld, geldt als vertrouwelijk, tenzij ESMA of de bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop die informatie wordt meegedeeld, verklaart dat deze informatie openbaar mag worden gemaakt of wanneer de openbaarmaking in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.".
Het volgende hoofdstuk VI bis wordt ingevoegd:
"HOOFDSTUK VI BIS
BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIES EN ANDERE MAATREGELEN".
Artikel 35 wordt vervangen door:
"Artikel 35
Toezichtmaatregelen van ESMA
1.
Wanneer ESMA, in overeenstemming met artikel 35 quinquies, lid 8, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 35 bis, lid 2, vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
a)
intrekking van de vergunning als Eltif;
b)
tijdelijk verbod voor de beheerder van de Eltif om de Eltif in de hele Unie te verhandelen, totdat de inbreuk is beëindigd;
c)
vaststelling van een besluit waarbij de persoon wordt gelast de inbreuk te beëindigen;
d)
vaststelling van een besluit waarbij geldboeten worden opgelegd overeenkomstig artikel 35 bis;
e)
het doen van openbare kennisgevingen.
2.
Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
a)
de duur en de frequentie van de inbreuk;
b)
de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door, dan wel op enige andere wijze valt toe te schrijven aan de inbreuk;
c)
de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;
d)
de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
e)
de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, zoals deze met name blijkt uit de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en het nettovermogen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;
f)
de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;
g)
de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;
h)
de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon aan ESMA medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;
i)eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
j)maatregelen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon na de inbreuk heeft genomen, om herhaling van de inbreuk te voorkomen.
3.
ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon onverwijld in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop die maatregelen zijn genomen.
De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
a)
een verklaring dat de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;
b)
in voorkomend geval een verklaring dat bezwaar is gemaakt, met de vermelding dat dit bezwaar geen schorsende werking heeft;
c)
een verklaring dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.".
De volgende artikelen 35 bis tot en met 35 nonies worden toegevoegd:
"Artikel 35 bis
Geldboeten
1. Wanneer ESMA, overeenkomstig artikel 35 quinquies, lid 8, tot de bevinding komt dat een beheerder van een Eltif, in artikel 34, lid 1, genoemde personen of een instelling voor collectieve belegging, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in lid 2 genoemde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 3 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd.
Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien ESMA objectieve elementen vindt waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.
2. De in lid 1 bedoelde lijst van inbreuken is als volgt:
a)
het niet voldoen aan de in artikel 8 uiteengezette vereisten;
b)
in strijd met de artikelen 9 tot en met 12 beleggen in niet in aanmerking komende beleggingen;
c)
de portefeuille in strijd met de artikelen 13 en 17 samenstellen en diversifiëren of de portefeuille in strijd met de artikelen 13 en 17 samenstellen en diversifiëren en geen maatregelen nemen overeenkomstig artikel 14;
e)
het niet voldoen aan de in artikel 15 uiteengezette vereisten inzake concentratie;
f)
het niet voldoen aan de in artikel 16 uiteengezette vereisten inzake het lenen van contanten;
g)
het niet voldoen aan de in artikel 18 uiteengezette vereisten inzake de terugbetaling en duur van de Eltif;
h)
het niet openbaar maken van informatie in overeenstemming met artikel 19, leden 3 en 4;
i)
het niet aanbieden van nieuwe rechten van deelneming of aandelen aan bestaande beleggers in de Eltif in overeenstemming met artikel 20, lid 2;
j)
het in strijd met artikel 21 vervreemden van Eltif-activa of het in strijd met artikel 22 uitkeren van opbrengsten en kapitaal;
k)
het niet voldoen aan de in de artikelen 23, 24 en 25 uiteengezette transparantievereisten;
l)
het niet voldoen aan de in de artikelen 26 tot en met 31 uiteengezette vereisten inzake het verhandelen van rechten van deelneming of aandelen van Eltif's;
m)
een vergunning verkrijgen door het afleggen van valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;
n)
het niet verschaffen van informatie in antwoord op een besluit waarbij informatie wordt verlangd overeenkomstig artikel 34, leden 2 en 3, of het verschaffen van onvolledige, onjuiste of misleidende informatie in antwoord op een eenvoudig informatieverzoek of op een besluit;
o)
het inbreuk maken op artikel 34 bis, lid 1, onder c), door geen toelichting te geven of door onjuiste of misleidende toelichting te geven bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van een inspectie;
p)
de benaming "Eltif" gebruiken zonder daartoe overeenkomstig deze verordening te zijn gemachtigd.
3. Het bedrag van de in lid 1 bedoelde geldboeten bedraagt ten minste 500 000 EUR en ten hoogste 5 miljoen EUR voor de in lid 2, onder a) tot en met p), genoemde inbreuken.
4.
Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 3 houdt ESMA rekening met de in artikel 35, lid 2, uiteengezette criteria.
5.
Onverminderd het bepaalde in lid 3 is, wanneer een persoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.
6.
Wanneer een handeling of verzuim van een persoon meer dan één van de in lid 2 genoemde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig lid 4 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.
Artikel 35 ter
Dwangsommen
1. ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
a)
een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 35, lid 1, onder c), genomen besluit;
b)
een in artikel 34, lid 1, genoemde persoon ertoe te dwingen:
i) volledige informatie te verschaffen waarom is verzocht bij een besluit uit hoofde van artikel 34;
ii) zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 34 bis ingesteld onderzoek zijn verstrekt;
iii) zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 34 ter gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.
2.
Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.
3.
Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
4.
Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet ESMA de maatregel opnieuw.
Artikel 35 quater
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
1.
ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 35 bis en 35 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen.
2.
Overeenkomstig de artikelen 35 bis en 35 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard.
3.
Wanneer ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.
4.
De overeenkomstig de artikelen 35 bis en 35 ter opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.
De tenuitvoerlegging verloopt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land waar zij plaatsvindt.
4.
De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 35 quinquies
Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten
1.
Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 35 bis, lid 2, genoemde inbreuken vormen, stelt ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De onderzoeksfunctionaris is niet betrokken bij of niet betrokken geweest bij het directe of indirecte toezicht op of de registratieprocedure voor het betrokken ratingbureau en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van ESMA.
2.
De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA in te dienen.
3.
Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 34 en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 34 bis en 34 ter. Bij het aanwenden van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan het bepaalde in artikel 33.
4.
Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.
5.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de personen die voorwerp zijn van onderzoek, de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6.
De rechten van verdediging van de betrokken personen worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.
7.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8.
ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 35 sexies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 35 bis, lid 2, vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 35 en legt zij een geldboete op overeenkomstig artikel 35 bis.
9.
De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van ESMA of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van ESMA.
10.
De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 36 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en nadere regels inzake verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van sancties.
11.
Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 35 sexies
Horen van de aan de procedure onderworpen personen
1.
Voordat ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 35 en 35 bis of artikel 35 ter, lid 1, onder a) en b), stelt zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
De eerste alinea is niet van toepassing indien dringende maatregelen overeenkomstig artikel 35 vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
2.
De rechten van verdediging van de aan de procedure onderworpen personen worden volledig in acht genomen tijdens de procedure. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van ESMA.
Artikel 35 septies
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
Artikel 35 octies
Vergunning- en toezichtvergoedingen
1.
ESMA berekent beheerders van Eltif's vergoedingen overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van ESMA die nodig zijn voor de vergunningverlening aan en het toezicht op Eltif's en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 35 nonies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt.
2.
Het bedrag van een individuele vergoeding die een bepaalde beheerder van een Eltif wordt berekend, dekt alle door ESMA voor haar activiteiten op het gebied van vergunningverlening aan en toezicht op een beheerder van een Eltif en een Eltif gemaakte administratieve kosten. Het is evenredig aan de activa onder beheer van de betrokken Eltif of, in voorkomend geval, het eigen vermogen van de beheerder van de Eltif.
3.
De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 36 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan.
Artikel 35 nonies
Delegatie van taken door ESMA aan bevoegde autoriteiten
1.
ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichttaak is vereist, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die gedelegeerde toezichttaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 34 om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 34 bis en 34 ter onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren.
2.
Voordat een taak in overeenstemming met lid 1 wordt gedelegeerd, pleegt ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
a)
de reikwijdte van de te delegeren taak;
b)
het tijdschema voor het vervullen van de te delegeren taak;
c)
het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan ESMA.
3.
ESMA vergoedt een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken, in overeenstemming met de door de Commissie uit hoofde van artikel 35 octies, lid 3, vastgestelde verordening inzake vergoedingen.
4.
ESMA evalueert de in lid 1 bedoelde delegatie op gezette tijden. Een delegatie van taken kan op ieder moment worden ingetrokken.
Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van ESMA onverlet en beperkt ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen. Toezichttaken uit hoofde van deze verordening, met inbegrip van registratiebesluiten, besluiten omtrent de definitieve beoordeling van en vervolgcontrole bij inbreuken, worden niet gedelegeerd.".
De volgende artikelen 36 bis en 36 ter worden ingevoegd:
"Artikel 36 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend op de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
2. De bevoegdheid om de in artikel 28, lid 3, artikel 35 quinquies, lid 10, en artikel 35 octies, lid 3, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt met ingang van [PB: datum van de inwerkingtreding invoegen] voor onbepaalde tijd aan de Commissie gedelegeerd.
3. De in artikel 28, lid 3, artikel 35 quinquies, lid 10, en artikel 35 octies, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.
6.
Een overeenkomstig artikel 28, lid 3, artikel 35 quinquies, lid 10, en artikel 35 octies, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.
Artikel 36 ter
Overgangsmaatregelen met betrekking tot ESMA
1. Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van Eltif's die aan bevoegde autoriteiten zijn verleend, lopen af op [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding]. Die bevoegdheden en taken worden op diezelfde datum door ESMA opgenomen.
2. Alle dossiers en werkdocumenten met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van Eltif's, met inbegrip van alle lopende onderzoeken en handhavingsmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, worden door ESMA overgenomen op de in lid 1 genoemde datum.
Een aanvraag voor een vergunning als Eltif die uiterlijk op [PB: datum invoegen 30 maanden na de inwerkingtreding] door de bevoegde autoriteiten is ontvangen, wordt evenwel niet aan ESMA overgedragen en het besluit tot registratie of tot weigering van de vergunning wordt door de desbetreffende autoriteit genomen.
3. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding] aan ESMA worden overgedragen. Die bevoegde autoriteiten verlenen ook alle noodzakelijke bijstand en advies aan ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezicht- en handhavingsactiviteiten op het gebied van Eltif's te vergemakkelijken.
4. ESMA fungeert als de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten in alle bestuurlijke of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezicht- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten zijn verricht.
5. Vergunningen van een Eltif die door een bevoegde autoriteit als bedoeld in lid 1 zijn afgegeven, blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan ESMA geldig.".
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:
"1 bis. Uiterlijk [PB: datum invoegen 84 maanden na de inwerkingtreding] begint de Commissie de toepassing van deze verordening te toetsen. Daarbij analyseert de Commissie met name:
a) de doeltreffendheid, evenredigheid en toepassing van geldboeten en dwangsommen waarin overeenkomstig deze verordening wordt voorzien;
b) de rol van ESMA, haar onderzoeksbevoegdheden, de delegatie van taken aan bevoegde autoriteiten, en de doeltreffendheid van genomen toezichtmaatregelen.";
in lid 2 worden de inleidende woorden "Na de in lid 1 van dit artikel bedoelde toetsing" vervangen door "Na de in lid 1 of lid 1 bis van dit artikel bedoelde toetsingen".
Artikel 8
Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten
Verordening (EU) 2016/1011 wordt als volgt gewijzigd:
(1)In artikel 4 wordt het volgende lid 9 toegevoegd:
"9.
De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 49 gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de vereisten die moeten garanderen dat de in lid 1 bedoelde governanceregelingen voldoende solide zijn.".
In artikel 12 wordt het volgende lid 9 toegevoegd:
"4.
De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 49 gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de voorwaarden die moeten garanderen dat de in lid 1 bedoelde methodologie voldoet aan de punten a) tot en met e) van dat lid.".
In artikel 14 wordt het volgende lid toegevoegd:
"4.
De Commissie stelt in overeenstemming met artikel 49 gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de kenmerken van de in lid 1 bedoelde systemen en controles.".
Artikel 20 wordt vervangen door:
"Artikel 20
Cruciale benchmarks
1.
De Commissie merkt als cruciale benchmark aan iedere benchmark die direct of indirect door een in de Unie gevestigde beheerder wordt gebruikt binnen een combinatie van benchmarks als referentie voor financiële instrumenten of financiële overeenkomsten of voor de meting van de prestatie van beleggingsfondsen met een totale waarde van ten minste 500 miljard EUR op basis van alle looptijden van de benchmark, indien van toepassing.
Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat of ESMA van mening is dat een benchmark overeenkomstig de eerste alinea als cruciale benchmark dient te worden aangemerkt, stelt die bevoegde autoriteit of ESMA, waar passend, de Commissie daarvan in kennis en onderbouwt zij haar standpunt schriftelijk.
De Commissie evalueert haar beoordeling van het cruciale karakter van de benchmarks ten minste om de twee jaar.
2.
ESMA merkt als cruciaal benchmarks aan die als referentie worden gebruikt voor financiële overeenkomsten of voor de meting van de prestatie van beleggingsfondsen met een totale waarde van minder dan 500 miljard EUR zoals beschreven in lid 1 die voldoen aan criterium a) en ofwel criterium b) of c) hieronder:
a)
voor de benchmark zijn geen of zeer weinig passende marktgestuurde vervangers;
b)
er zouden aanzienlijke en negatieve gevolgen zijn voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens en ondernemingen in meer dan één lidstaat ingeval de benchmark niet meer wordt aangeboden of wordt aangeboden op basis van inputgegevens die niet meer volledig representatief zijn voor de onderliggende markt of economische realiteit, of op basis van onbetrouwbare inputgegevens;
c) i)
de benchmark is gebaseerd op indieningen door contribuanten die voor het merendeel in die lidstaat zijn gevestigd zijn, en
c) ii)
er zouden aanzienlijke en negatieve gevolgen zijn voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens en ondernemingen in één lidstaat ingeval de benchmark niet meer wordt aangeboden of wordt aangeboden op basis van inputgegevens die niet meer volledig representatief zijn voor de onderliggende markt of economische realiteit, of op basis van onbetrouwbare inputgegevens.
3.
Bij het beoordelen van de vraag of de in de punten a) en b) vastgestelde criteria zijn vervuld, houdt ESMA met alle volgende elementen rekening:
i)de waarde van financiële instrumenten en financiële overeenkomsten die naar de benchmark verwijzen, en de waarde van beleggingsfondsen die naar de benchmark verwijzen om hun prestatie en relevantie te meten in termen van de totale waarde van de financiële instrumenten en van de lopende financiële overeenkomsten en de totale waarde van beleggingsfondsen, in de betrokken lidstaten;
ii)de waarde van financiële instrumenten en financiële overeenkomsten die naar de benchmark verwijzen, en de waarde van beleggingsfondsen die naar de benchmark verwijzen om hun prestatie binnen de betrokken lidstaten te meten, en de relevantie daarvan in termen van het bruto nationaal product van die lidstaten;
iii)andere cijfers om op objectieve gronden het mogelijke effect te beoordelen van het niet langer aanbieden of de onbetrouwbaarheid van de benchmark op de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens en bedrijven in de betrokken lidstaten.
4.
Voordat ESMA een benchmark als cruciale benchmark aanmerkt, overlegt zij met de bevoegde autoriteit van de beheerder van die benchmark en houdt zij rekening met de door die bevoegde autoriteit gemaakte beoordeling.
ESMA evalueert haar beoordeling van het cruciale karakter van de benchmark ten minste om de twee jaar.
ESMA stelt de Commissie onverwijld in kennis van het feit dat een benchmark als cruciale benchmark is aangemerkt, en van besluiten tot herziening van de status van een benchmark als cruciale benchmark ingeval de in de vierde alinea van dit lid bedoelde herziening tot de conclusie leidt dat een benchmark die door ESMA als cruciaal was beoordeeld, niet langer als cruciaal wordt beoordeeld.
Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat van mening is dat een benchmark overeenkomstig dit lid als cruciale benchmark dient te worden aangemerkt, stelt die bevoegde autoriteit ESMA daarvan in kennis en onderbouwt zij haar standpunt schriftelijk. ESMA verschaft die bevoegde autoriteit een met redenen omkleed standpunt indien zij besluit om die benchmark niet als cruciale benchmark aan te merken.
3.
De Commissie stelt overeenkomstig de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast met het oog op de vaststelling van een lijst met benchmarks die overeenkomstig de leden 1 en 2 als cruciale benchmarks zijn aangemerkt. De Commissie stelt overeenkomstig de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast om die lijst in de volgende situaties onverwijld bij te werken:
a)
de Commissie merkt een benchmark als een cruciale benchmark aan of herziet die status in overeenstemming met lid 1;
b)
de Commissie ontvangt kennisgevingen van ESMA als bedoeld in de vijfde alinea van lid 2.
4.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde:
a)
te specificeren hoe de nominale waarde van financiële instrumenten niet zijnde derivaten, de notionele waarde van derivaten en de intrinsieke waarde van beleggingsfondsen dienen te worden beoordeeld, ook ingeval van een indirecte verwijzing naar een benchmark binnen een combinatie van benchmarks, om deze te kunnen vergelijken met de drempels als bedoeld in lid 1 van dit artikel en in artikel 24, lid 1, onder a);
b)
een evaluatie te verrichten van de berekeningsmethode die wordt gebruikt voor de bepaling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde drempels in het licht van de ontwikkelingen inzake markt, prijs en regelgeving, alsmede de geschiktheid van de classificering van benchmarks met een totale waarde van financiële instrumenten, financiële overeenkomsten of beleggingsfondsen voor de verwijzing ernaar die dicht bij de drempels ligt. Die evaluatie wordt ten minste om de twee jaar vanaf [18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] verricht;
c)
te specificeren hoe de criteria in de punten i), ii), en iii), van de tweede alinea van lid 2 van dit artikel dienen te worden toegepast, rekening houdende met gegevens die ertoe bijdragen om op objectieve gronden het mogelijke effect te beoordelen van het niet langer aanbieden of de onbetrouwbaarheid van de benchmark op de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens en ondernemingen in één of meer lidstaten.
De Commissie houdt rekening met relevante marktontwikkelingen of technologische ontwikkelingen.".
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
lid 2 wordt vervangen door:
"2.
Na ontvangst van de in lid 1 bedoelde beoordeling door de beheerder onderneemt de bevoegde autoriteit de volgende acties:
a)
zij stelt ESMA daarvan in kennis;
b)
binnen vier weken na ontvangst van die beoordeling, maakt zij haar eigen beoordeling van de vraag hoe de overgang van de benchmark naar een nieuwe beheerder dient plaats te vinden of hoe de aanbieding ervan dient te worden stopgezet, met inachtneming van de procedure als vastgelegd in artikel 28, lid 1.
Tijdens de in de punt b) van de eerste alinea bedoelde periode zet de beheerder het aanbieden van de benchmark niet stop zonder de schriftelijke toestemming van ESMA.";
een nieuw lid 5 wordt toegevoegd:
"5.
De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere invulling van de criteria waarop de in lid 2, onder b), bedoelde beoordeling dient te worden gebaseerd.".
In artikel 23 worden de leden 3 en 4 vervangen door:
"3.
Indien een onder toezicht staande contribuant van een cruciale benchmark voornemens is de aanlevering van inputgegevens stop te zetten, brengt hij dit onverwijld schriftelijk ter kennis van de beheerder. Daarop stelt de beheerder ESMA daarvan onverwijld in kennis.
ESMA stelt de bevoegde autoriteit van die onder toezicht staande contribuant daarvan onverwijld in kennis. De beheerder dient zo snel als mogelijk en uiterlijk 14 dagen na de kennisgeving door de onder toezicht staande contribuant bij ESMA een beoordeling in van de gevolgen voor het vermogen van de cruciale benchmark om de onderliggende markt of economische realiteit te meten.
4.
Na ontvangst van de in de leden 2 en 3 bedoelde beoordeling maakt ESMA, op basis van die beoordeling, haar eigen beoordeling van het vermogen van de benchmark om de onderliggende markt of economische realiteit te meten, met inachtneming van de procedure van de beheerder voor de stopzetting van de benchmark die is vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 1.".
In artikel 26 wordt het volgende lid 9 toegevoegd:
"6.
De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere invulling van de criteria op grond waarvan bevoegde autoriteiten aanpassingen mogen verlangen van de in lid 4 bedoelde nalevingsverklaring.".
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
lid 2 wordt vervangen door:
"2.
De Commissie kan een uitvoeringsbesluit vaststellen waarin wordt verklaard dat het rechtskader en de toezichtpraktijk van een derde land het volgende waarborgen:
a)
beheerders die over een vergunning beschikken of geregistreerd zijn in dat derde land, voldoen aan bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten op grond van deze verordening. Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid kan de Commissie rekening houden met de vraag of het rechtskader en de toezichtpraktijk van dat derde land de naleving waarborgen van de IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks of van de IOSCO-beginselen voor PRA's;
b)
die bindende vereisten zijn voortdurend onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving in dat derde land.
De Commissie kan de toepassing van het in de eerste alinea bedoelde uitvoeringsbesluit afhankelijk stellen van de eisen dat dat derde land op doorlopende basis daadwerkelijk voldoet aan in dat uitvoeringsbesluit uiteengezette voorwaarden en dat ESMA effectief de in artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde monitoringtaken kan uitoefenen.
Dat uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.";
het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:
"2 bis. De Commissie kan in overeenstemming met artikel 49 een gedelegeerde handeling vaststellen tot nadere invulling van de in de punten a) en b) van de eerste alinea van lid 2 bedoelde voorwaarden.";
lid 3 wordt vervangen door:
"3.
Wanneer geen uitvoeringsbesluit is vastgesteld overeenkomstig lid 2, kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waarin wordt verklaard:
a)
dat bindende vereisten in een derde land met betrekking tot specifieke beheerders of specifieke benchmarks of benchmarkgroepen gelijkwaardig zijn aan de vereisten op grond deze verordening, met name rekening houdende met de vraag of het rechtskader en de toezichtpraktijk van dat derde land de naleving waarborgen van de IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks of van de IOSCO-beginselen voor PRA's, en
b)
dat die specifieke beheerders, benchmarks of benchmarkgroepen voortdurend zijn onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving in dat derde land.
De Commissie kan de toepassing van het in de eerste alinea bedoelde uitvoeringsbesluit afhankelijk stellen van de eisen dat dat derde land op doorlopende basis daadwerkelijk voldoet aan in dat uitvoeringsbesluit uiteengezette voorwaarden en dat ESMA effectief de in artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde monitoringtaken kan uitoefenen.
Dat uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld volgens de in artikel 50, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.";
het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
"3 bis.
De Commissie kan in overeenstemming met artikel 49 een gedelegeerde handeling vaststellen tot nadere invulling van de in de punten a) en b) van lid 3 bedoelde voorwaarden.";
in lid 4 wordt de inleidende alinea vervangen door:
"4. ESMA gaat samenwerkingsregelingen aan met de bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het rechtskader en de toezichtpraktijk in overeenstemming met lid 2 of lid 3 als gelijkwaardig zijn erkend, tenzij dat derde land, overeenkomstig een van kracht zijnde gedelegeerde handeling die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement de Raad, is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die in hun nationale wet- en regelgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering strategische gebreken vertonen die een significante bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie. In die regelingen wordt ten minste het volgende gespecificeerd:";
in lid 4 wordt het volgende punt d) toegevoegd:
"d)
de procedures voor de uitwisseling van informatie op regelmatige basis, en ten minste per kwartaal, over in dat derde lande aangeboden benchmarks die voldoen aan de voorwaarden als bepaald in artikel 20, lid 1, onder a) of c).";
in lid 5 wordt de tweede alinea vervangen door:
"ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PB: datum invoegen 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.".
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1.
Tot het tijdstip dat een gelijkwaardigheidsbesluit overeenkomstig artikel 30, lid 2 of lid 3, is vastgesteld, kan een benchmark die wordt aangeboden door een in een derde land gevestigde aanbieder, worden gebruikt door onder toezicht staande entiteiten in de Unie, op voorwaarde dat die beheerder voorafgaande erkenning door ESMA overeenkomstig dit artikel heeft verkregen.";
in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Om te bepalen of is voldaan aan de in de eerste alinea bedoelde voorwaarde en om de overeenstemming met, naargelang het geval, de IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks of de IOSCO-beginselen voor PRA's te beoordelen, kan ESMA rekening houden met een beoordeling door een onafhankelijke externe controleur of met de certificering die is verstrekt door de bevoegde autoriteit van de beheerder in het derde land waar de beheerder is gevestigd.";
lid 3 wordt vervangen door:
"3.
Een in een derde land gevestigde beheerder die voornemens is voorafgaande erkenning te verkrijgen als bedoeld in lid 1, heeft een wettelijke vertegenwoordiger. De wettelijke vertegenwoordiger is een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die uitdrukkelijk door de beheerder is aangewezen om te handelen namens die beheerder ten aanzien van de verplichtingen van de beheerder uit hoofde van deze verordening. De wettelijke vertegenwoordiger vervult, samen met de beheerder, de toezichtfunctie met betrekking tot het aanbieden van benchmarks door de beheerder uit hoofde van deze verordening en is in dat verband verantwoording verschuldigd aan ESMA.";
lid 4 wordt geschrapt;
lid 5 wordt vervangen door:
"5.
Een in een derde land gevestigde beheerder die voornemens is voorafgaande erkenning te verkrijgen als bedoeld in lid 1, dient een aanvraag tot erkenning in bij ESMA. De aanvragende beheerder verstrekt alle informatie die ESMA nodig heeft om zich ervan te vergewissen dat hij op het tijdstip van erkenning alle vereiste regelingen heeft getroffen om te voldoen aan de in lid 2 genoemde vereisten en verstrekt een overzicht van zijn feitelijke of geplande benchmarks die in de Unie zullen worden gebruikt, en vermeldt, in voorkomend geval, de naam van de bevoegde autoriteit in het derde land die voor het toezicht hierop verantwoordelijk is.
Binnen negentig werkdagen na ontvangst van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde aanvraag controleert ESMA of aan de in de leden 2 en 3 gestelde voorwaarden is voldaan.
Wanneer ESMA van mening is dat niet is voldaan aan de in de leden 2 en 3 gestelde voorwaarden, wijst zij de erkenningsaanvraag af en geeft zij de redenen voor die afwijzing. Bovendien wordt geen erkenning verleend tenzij aan de volgende bijkomende voorwaarden is voldaan:
a)
wanneer een in een derde land gevestigde beheerder aan toezicht is onderworpen, bestaat er een passende samenwerkingsregeling tussen ESMA en de bevoegde autoriteit van het derde land waar de beheerder is gevestigd, die voldoet aan de op grond van artikel 30, lid 5, vastgestelde de technische reguleringsnormen, om een efficiënte informatie-uitwisseling te waarborgen zodat de bevoegde autoriteit van dat derde land haar taken overeenkomstig deze verordening kan uitoefenen;
b)
de daadwerkelijke uitoefening door ESMA van haar toezichtfuncties uit hoofde van deze verordening wordt niet verhinderd door de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het derde land waar de beheerder is gevestigd, noch, in voorkomend geval, door beperkingen van de toezicht- en onderzoeksbevoegdheden van de bevoegde autoriteit van dat derde land.";
de leden 6 en 7 worden geschrapt.
lid 8 wordt vervangen door:
"8.
ESMA schort de overeenkomstig lid 5 verleende erkenning op of trekt deze in voorkomend geval in wanneer zij gegronde redenen heeft om, op basis van gedocumenteerd bewijs, aan te nemen dat de beheerder:
a)
handelt op een wijze die duidelijk afbreuk doet aan de belangen van de gebruikers van zijn benchmarks of de ordelijke werking van markten;
b)
ernstig inbreuk heeft gemaakt op de desbetreffende voorschriften van deze verordening;
c)
valse verklaringen heeft afgelegd of andere onregelmatige middelen heeft gebruikt om de erkenning te verkrijgen.".
Artikel 33 wordt vervangen door:
"Artikel 33
Bekrachtiging van in een derde land aangeboden benchmarks
1.
Een in de Unie gevestigde beheerder die over een vergunning beschikt of is geregistreerd overeenkomstig artikel 34, of iedere andere onder toezicht staande, in de Unie is gevestigde entiteit met een heldere en welomschreven rol binnen het controle- of verantwoordingskader van een beheerder uit een derde land, die in staat is daadwerkelijk toezicht uit te oefenen op het aanbieden van de benchmark, kan aan ESMA vragen om een in een derde land aangeboden benchmark of benchmarkgroep voor gebruik daarvan in de Unie te bekrachtigen, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a)
de bekrachtigende beheerder of andere onder toezicht staande entiteit heeft zich ervan vergewist en kan op elk moment aan ESMA aantonen dat de te bekrachtigen aangeboden benchmark of benchmarkgroep op verplichte of vrijwillige basis voldoet aan voorwaarden die ten minste even streng zijn als de in deze verordening gestelde voorwaarden;
b)
de bekrachtigende beheerder of andere onder toezicht staande entiteit beschikt over de nodige deskundigheid om het aanbieden van een benchmark in een derde land doeltreffend te controleren en de daaraan verbonden risico's te beheren;
c)
er is een objectieve reden om de benchmark of benchmarkgroep in een derde land aan te bieden en om genoemde benchmark of benchmarkgroep voor gebruik in de Unie te bekrachtigen.
Voor de toepassing van punt a) kan ESMA bij de beoordeling van de vraag of de aanbieding van de benchmark of de benchmarkgroep die moet worden bekrachtigd, voldoet aan voorwaarden die ten minste even streng zijn als de in deze verordening gestelde voorwaarden, rekening houden met de vraag of de naleving van de aanbieding van de benchmark of benchmarkgroep van, naargelang het geval, de IOSCO-beginselen voor financiële benchmarks of de IOSCO-beginselen voor PRA's gelijkwaardig is aan de naleving van de vereisten in deze verordening.
2.
Een beheerder of andere onder toezicht staande entiteit die een bekrachtigingsaanvraag indient als bedoeld in lid 1, verstrekt alle informatie die ESMA nodig heeft om te kunnen vaststellen dat, op het tijdstip van de aanvraag, aan alle in dat lid vermelde voorwaarden is voldaan.
3.
Binnen negentig werkdagen na ontvangst van de in de lid 1 bedoelde bekrachtigingsaanvraag beoordeelt ESMA de aanvraag en neemt zij een besluit om de bekrachtiging goed te keuren dan wel te weigeren, en stelt zij de aanvrager daarvan in kennis.
4.
Een bekrachtigde benchmark of benchmarkgroep wordt beschouwd als een benchmark of benchmarkgroep die door de bekrachtigende beheerder of andere onder toezicht staande entiteit wordt aangeboden. De bekrachtigende beheerder of andere onder toezicht staande entiteit gebruikt deze bekrachtiging niet met de bedoeling de voorwaarden van deze verordening te ontwijken.
5.
Een beheerder of andere onder toezicht staande entiteit die een benchmark of benchmarkgroep die in een derde land wordt aangeboden, heeft bekrachtigd, blijft volledig verantwoordelijk voor deze benchmark of benchmarkgroep, alsmede voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.
6.
Wanneer ESMA gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de in lid 1 vastgestelde voorwaarden niet langer zijn vervuld, heeft zij de bevoegdheid om van de bekrachtigende beheerder of andere onder toezicht staande entiteit te eisen dat de bekrachtiging wordt ingetrokken. Artikel 28 is van toepassing ingeval de bekrachtiging wordt stopgezet.
7.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen ter bepaling van de voorwaarden waarop ESMA kan beoordelen of sprake is van een objectieve reden om een benchmark of benchmarkgroep in een derde land aan te bieden en om deze te bekrachtigen voor gebruik daarvan in de Unie. De Commissie houdt rekening met elementen zoals de specifieke kenmerken van de onderliggende markt of economische realiteit die de benchmark beoogt te meten, de noodzaak dat benchmarks dicht bij een dergelijke markt of economische realiteit worden aangeboden, de noodzaak dat benchmarks dicht bij contribuanten worden aangeboden, de materiële beschikbaarheid van inputgegevens als gevolg van verschillende tijdzones en specifieke vaardigheden die bij het aanbieden van benchmarks zijn vereist.".
In artikel 34 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:
"1 bis. Wanneer één of meer van de door de in lid 1 genoemde persoon aangeboden indices als cruciale benchmark zou kwalificeren, wordt de aanvraag tot ESMA gericht.".
Artikel 40 wordt vervangen door:
"1.
Voor de toepassing van deze verordening is ESMA de bevoegde autoriteit voor:
a)
beheerders van cruciale benchmarks als bedoeld in artikel 20, leden 1 en 2;
b)
in de artikelen 30 en 32 bedoelde beheerders van benchmarks;
c)
beheerders of andere onder toezicht staande entiteiten die overeenkomstig artikel 33 de bekrachtiging aanvragen van een in een derde land aangeboden benchmark of die deze benchmark hebben bekrachtigd;
d)
onder toezicht staande contribuanten van cruciale benchmarks als bedoeld in artikel 20, lid 1;
e)
in de artikelen 30, 32 en 33 bedoelde onder toezicht staande beheerders van benchmarks.
2.
Elke lidstaat wijst de relevante bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de taken uit hoofde van deze verordening ten aanzien van beheerders en onder toezicht staande entiteiten, en brengt de Commissie en ESMA daarvan op de hoogte.
3.
Een lidstaat die overeenkomstig lid 2 meer dan één bevoegde autoriteit aanwijst, bepaalt duidelijk de respectieve taken van die bevoegde autoriteiten en wijst één autoriteit aan als zijnde verantwoordelijk voor de coördinatie van de samenwerking en de uitwisseling van informatie met de Commissie, ESMA en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten.
4.
ESMA publiceert op haar website een lijst van de overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 aangewezen bevoegde autoriteiten.".
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
in lid 1 wordt het inleidende deel vervangen door:
"1.
Ter vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening beschikken in artikel 40, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationale recht, ten minste over de volgende toezicht- en onderzoeksbevoegdheden:";
in lid 2 wordt het inleidende deel vervangen door:
"1.
De in artikel 40, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteiten oefenen de in lid 1 bedoelde taken en bevoegdheden, en de in artikel 42 bedoelde bevoegdheden om sancties op te leggen, in overeenstemming met hun nationale rechtskader op een van de volgende manieren uit:".
In artikel 43, lid 1, wordt het inleidende deel vervangen door:
"1.
De lidstaten zorgen er bij het bepalen van het soort en het niveau van de bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen voor dat bevoegde autoriteiten die zij overeenkomstig artikel 40, lid 2, hebben aangewezen, rekening houden met alle relevante omstandigheden, waaronder, indien passend:".
Artikel 44 wordt vervangen door:
"Artikel 44
Verplichting tot medewerking
1.
Lidstaten die ervoor hebben gekozen om, overeenkomstig artikel 42, strafrechtelijke sancties vast te stellen voor inbreuken op de in dat artikel genoemde bepalingen, zorgen ervoor dat passende maatregelen voorhanden zijn zodat de overeenkomstig artikel 40, lid 2, aangewezen bevoegde autoriteiten over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikken om met de rechterlijke instanties in hun ambtsgebied contacten te onderhouden om specifieke informatie te ontvangen met betrekking tot strafrechtelijke onderzoeken naar of procedures ingeleid wegens mogelijke inbreuken op deze verordening. Die bevoegde autoriteiten verschaffen die informatie aan andere bevoegde autoriteiten en ESMA.
2.
Bevoegde autoriteiten staan andere bevoegde autoriteiten en ESMA bij. Met name wisselen zij informatie uit en verlenen zij medewerking bij onderzoeken of toezichtwerkzaamheden. Bevoegde autoriteiten kunnen ook meewerken met andere bevoegde autoriteiten om de invordering van geldelijke sancties te faciliteren.".
In artikel 45, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:
"5.
De lidstaten verstrekken ESMA op jaarbasis geaggregeerde informatie over alle bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen die overeenkomstig artikel 42 zijn opgelegd. Die verplichting geldt niet voor onderzoeksmaatregelen. ESMA maakt die informatie bekend in een jaarlijks verslag, samen met geaggregeerde informatie over alle bestuursrechtelijke sancties en andere bestuursrechtelijke maatregelen die zijzelf heeft opgelegd overeenkomstig artikel 48 septies.".
Artikel 46 wordt geschrapt.
In artikel 47 worden de leden 1 en 2 vervangen door:
"1.
De in artikel 40, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteiten verlenen ten behoeve van deze verordening hun medewerking aan ESMA, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1095/2010.
2.
De in artikel 40, lid 2, bedoelde bevoegde autoriteiten verstrekken ESMA onverwijld alle informatie die deze nodig heeft om haar taken, in overeenstemming met artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, te kunnen uitvoeren. [Te vergelijken met de wijzigingen van de ESMA-verordening].".
In titel VI wordt het volgende hoofdstuk 4 ingevoegd:
"HOOFDSTUK 4
Bevoegdheden van ESMA
Afdeling 1
Bevoegdheden en procedures
Artikel 48 bis
Bevoegdheidsuitoefening door ESMA
De op grond van de artikelen 48 ter, 48 quater en 48 quinquies aan ESMA, een functionaris van ESMA of een andere door ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden worden niet aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.
Artikel 48 ter
Informatieverzoek
1.
ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle nodige informatie verschaffen om ESMA in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
a)
in artikel 40 bedoelde personen betrokken bij het aanbieden van, of bij het aanleveren van inputdata voor, de benchmarks;
b)
entiteiten die gebruikmaken van de in punt a) bedoelde benchmarks, en verbonden derden;
c)
derden waaraan de in punt a) bedoelde personen functies of activiteiten hebben uitbesteed;
d)
personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met de in punt a) bedoelde personen.
2.
In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt zij het volgende in acht:
a)
zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f)
zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel [48 septies] wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3.
Wanneer ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
a)
zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van dat verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel [48 octies] zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f)
zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel [48 septies] zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g)
zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie van ESMA en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna "Hof van Justitie" genoemd) tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen [ex 60 Bezwaar] en [ex 61 Beroep] van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
4.
De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5.
ESMA zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 bedoelde beheerder of onder toezicht staande contribuant op wie het informatieverzoek ziet, woonachtig of gevestigd is.
Artikel 48 quater
Algemene onderzoeken
1.
Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:
a)
alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
b)
voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
c)
al die personen, hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
d)
alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
e)
overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel [48 octies] worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de in artikel [48 septies] vastgestelde geldboeten die worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan die personen, onjuist of misleidend zijn.
3.
De in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die in artikel [48 octies] zijn vastgesteld, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
4.
Tijdig vóór een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5.
Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
6.
Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 5, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 3 bedoelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel [61] van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 48 quinquies
Inspecties ter plaatse
1.
Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen.
2.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten van de personen die onder het door ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 48 quater, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.
3.
ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties.
4.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel [48 octies] worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven.
5.
De in artikel 48 ter, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel [48 octies] worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
6.
De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van ESMA actief bijstand aan de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
7.
ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 48 quater, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 48 quater, lid 1.
8.
Wanneer de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
9.
Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
10.
Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 4 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
AFDELING 2
BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIES EN ANDERE MAATREGELEN
Artikel 48 sexies
Toezichtmaatregelen van ESMA
1.
Wanneer ESMA, in overeenstemming met artikel 48 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 48 septies, lid 2, vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
a)
vaststelling van een besluit waarbij de persoon wordt gelast de inbreuk te beëindigen;
b)
vaststelling van een besluit waarbij geldboeten worden opgelegd overeenkomstig artikel 48 septies;
c)
het doen van openbare kennisgevingen.
2.
Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
a)
de duur en de frequentie van de inbreuk;
b)
de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door, dan wel op enige andere wijze valt toe te schrijven aan de inbreuk;
c)
de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;
d)
de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
e)
de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, zoals deze met name blijkt uit de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en het nettovermogen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;
f)
de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;
g)
de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;
h)
de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon aan ESMA medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;
i)
eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
j)
maatregelen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon na de inbreuk heeft genomen, om herhaling van de inbreuk te voorkomen.
3.
ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon onverwijld in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop die maatregelen zijn genomen.
De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
a)
een verklaring dat de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;
b)
in voorkomend geval een verklaring dat bezwaar is gemaakt, met de vermelding dat dit bezwaar geen schorsende werking heeft;
c)
een verklaring dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.
Artikel 48 septies
Geldboeten
1.
Wanneer ESMA, overeenkomstig artikel 48 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in lid 2 genoemde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 3 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd.
Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien ESMA objectieve elementen vindt waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.
2.
De in lid 1 bedoelde lijst van inbreuken is als volgt: inbreuken op de artikelen 4 tot en met 16, artikel 21, de artikelen 23 tot en met 29 en artikel 34 van Verordening (EU) 2016/1011.
3.
De in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt maximaal:
(67)i) in het geval van een rechtspersoon: 1 000 000 EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op 30 juni 2016, dan wel 10 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is;
(68)ii) in het geval van een natuurlijke persoon: 500 000 EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de munteenheid is, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 30 juni 2016.
Onverminderd het in de eerste alinea bepaalde bedraagt de geldboete voor inbreuken op artikel 11, lid 1, onder d), of artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1011 maximaal 250 000 EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op 30 juni 2016, dan wel 2 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is, en voor natuurlijke personen 100 000 EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de officiële valuta is, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 30 juni 2016.
Voor de toepassing van punt i) is, wanneer de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of het in overeenstemming met het desbetreffende Unierecht inzake jaarrekeningen daarmee corresponderende soort inkomsten volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening.
4.
Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 1 houdt ESMA rekening met de in artikel 48 sexies, lid 2, uiteengezette criteria.
5.
Onverminderd het bepaalde in lid 4 is, wanneer de rechtspersoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.
6.
Wanneer een handeling of verzuim van een persoon meer dan één van de in artikel 48 septies, lid 2, genoemde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig lid 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.
Artikel 48 octies
Dwangsommen
1.
ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
a) een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel [48 sexies, lid 1, onder a),] genomen besluit;
b) een in artikel 48 ter, lid 1, genoemde persoon ertoe te dwingen:
i)volledige informatie te verschaffen waarom is verzocht bij een besluit uit hoofde van artikel [48 ter];
ii)zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel [48 quater] ingesteld onderzoek zijn verstrekt;
iii)zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel [48 quinquies] gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.
2.
Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.
3.
Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
4.
Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet ESMA de maatregel opnieuw.
Artikel 48 nonies
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
1.
ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 48 septies en 48 octies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen. Die openbaarmaking bevat geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001.
2.
Overeenkomstig de artikelen [48 septies] en [48 octies] opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard.
3.
Wanneer ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.
4.
De overeenkomstig de artikelen [48 septies] en [48 octies] opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.
De tenuitvoerlegging verloopt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land waar zij plaatsvindt.
5.
De bedragen van de geldboeten en de dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
AFDELING 3
PROCEDURES EN BEROEP
Artikel 48 decies
Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten
1.
Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 48 septies, lid 2, genoemde inbreuken vormen, stelt ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij het toezicht op de benchmarks waarmee de inbreuk verband houdt, en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van ESMA.
2.
De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA in te dienen.
3.
Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 48 ter en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 48 quater en 48 quinquies.
4.
Bij het verrichten van die taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.
5.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6.
De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.
7.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8.
ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel [48 undecies] te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 48 septies, lid 1, vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 48 sexies en legt zij een geldboete op overeenkomstig artikel [48 septies].
9.
De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van ESMA of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van ESMA.
10.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen.
11.
Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens eenzelfde feit of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 48 undecies
Horen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek
1.
Voordat ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 48 septies, 48 octies en 48 sexies, stelt zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
2.
De eerste alinea is niet van toepassing indien dringende maatregelen overeenkomstig artikel 48 sexies vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
3.
De rechten van verdediging van de aan de procedure onderworpen personen worden volledig in acht genomen tijdens het onderzoek. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of voor interne voorbereidende documenten van ESMA.".
Artikel 48 duodecies
Beroep bij het Hof van Justitie
Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
AFDELING 4
VERGOEDINGEN EN DELEGATIE
Artikel 48 terdecies
Toezichtvergoedingen
1.
ESMA berekent beheerders vergoedingen overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van ESMA die nodig zijn voor het toezicht op beheerders en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 48 quaterdecies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt.
2.
Het bedrag van een individuele vergoeding die een beheerder wordt berekend, dekt alle door ESMA voor haar activiteiten op het gebied van toezicht gemaakte administratieve kosten. Het is evenredig aan de omzet van de beheerder.
3.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan.
Artikel 48 quaterdecies
Delegatie van taken door ESMA aan bevoegde autoriteiten
1.
ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichttaak is vereist, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die gedelegeerde toezichttaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 48 ter om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 48 quater en 48 quinquies onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren.
In afwijking van het in de eerste alinea bepaalde wordt de vergunningverlening voor cruciale benchmarks niet gedelegeerd.
2.
Voordat een taak in overeenstemming met lid 1 wordt gedelegeerd, pleegt ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
a) de reikwijdte van de te delegeren taak;
b) het tijdschema voor het vervullen van de taak; en
c) het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan ESMA.
3.
ESMA vergoedt een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken, in overeenstemming met de door Commissie overeenkomstig artikel 48 terdecies, lid 3, vastgestelde verordening inzake vergoedingen.
4.
ESMA evalueert delegaties overeenkomstig lid 1 op gezette tijden. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken.
5.
Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van ESMA onverlet en beperkt ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen.".
Artikel 48 sexdecies
Overgangsmaatregelen met betrekking tot ESMA
1.
Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten ten aanzien van in artikel 40, lid 1, genoemde beheerders die aan bevoegde autoriteiten zijn verleend, lopen af op [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding]. Die bevoegdheden en taken worden op diezelfde datum door ESMA opgenomen.
2. Alle dossiers en werkdocumenten met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten ten aanzien van in artikel 40, lid 1, genoemde beheerders, met inbegrip van alle lopende onderzoeken en handhavingsmaatregelen, of gewaarmerkte kopieën daarvan, worden door ESMA overgenomen op de in lid 1 genoemde datum.
Vergunningaanvragen door beheerders van een cruciale benchmark, erkenningsaanvragen overeenkomstig artikel 32 en aanvragen tot goedkeuring van bekrachtiging overeenkomstig artikel 33 die bevoegde autoriteiten hebben ontvangen vóór [PB: datum invoegen 34 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], worden niet aan ESMA overgedragen, en het besluit tot vergunningverlening of tot weigering van een vergunning, tot erkenning of tot goedkeuring van de bekrachtiging wordt door de betrokken bevoegde autoriteit genomen.
3. De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle bestaande bescheiden en werkdocumenten, of gewaarmerkte kopieën daarvan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding] aan ESMA worden overgedragen. Die bevoegde autoriteiten verlenen ook alle noodzakelijke bijstand en advies aan ESMA om het effectief en efficiënt overdragen en aanvangen van de toezicht- en handhavingsactiviteiten ten aanzien van in artikel 40, lid 1, genoemde beheerders te vergemakkelijken.
4. ESMA fungeert als de rechtsopvolger van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten in alle bestuurlijke of gerechtelijke procedures die voortvloeien uit toezicht- en handhavingsactiviteiten die met betrekking tot onder deze verordening vallende aangelegenheden door die bevoegde autoriteiten zijn verricht.
5. Vergunningen van beheerders van een cruciale benchmark, erkenningen overeenkomstig artikel 32 en goedkeuringen van bekrachtiging overeenkomstig artikel 33 die door bevoegde autoriteiten als bedoeld in lid 1 zijn afgegeven, blijven ook na de bevoegdheidsoverdracht aan ESMA geldig.".
Artikel 53 wordt vervangen door:
"Artikel 53
Evaluaties door ESMA
ESMA heeft de bevoegdheid om van een bevoegde autoriteit gedocumenteerd bewijs te verlangen voor besluiten die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 51, lid 2, eerste alinea, en artikel 25, lid 3, alsmede voor maatregelen genomen met betrekking tot de handhaving van artikel 24, lid 1.".
"Artikel 9
Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten
Verordening (EU) 2017/1129 wordt als volgt gewijzigd:
(1)Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
punt iii) van de definitie van "lidstaat van herkomst" in punt m) wordt geschrapt;
de volgende definities worden ingevoegd:
"za)
"vastgoedmaatschappijen": een onderneming waarvan de belangrijkste activiteiten onder de economische activiteiten in sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad* vallen;
zb)
"delfstofmaatschappijen": een onderneming waarvan de belangrijkste activiteiten onder de economische activiteiten in sectie B, afdelingen 05 tot en met 08, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 vallen;
zc)
"instellingen voor wetenschappelijk onderzoek": een onderneming waarvan de belangrijkste activiteiten onder de economische activiteiten in sectie M, afdeling 72, groep 72.1, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 vallen;
zd)
"scheepvaartmaatschappijen": een onderneming waarvan de belangrijkste activiteiten onder de economische activiteiten in sectie H, afdeling 50, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 vallen.
* Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).".
In artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Een dergelijk, op vrijwillige basis opgesteld prospectus dat is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, zoals bepaald overeenkomstig artikel 2, onder m), of door ESMA overeenkomstig artikel 31 bis, brengt alle rechten en plichten met zich mee die gelden bij een krachtens deze verordening verplicht prospectus, en is aan alle bepalingen van deze verordening onderworpen, onder het toezicht van die bevoegde autoriteit.".
In artikel 20 wordt lid 8 vervangen door:
"8.
Op verzoek van de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de goedkeuring van een prospectus overdragen aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, mits die bevoegde autoriteit daarin toestemt en, behoudens wanneer ESMA in overeenstemming met artikel 31 bis de rol van bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op zich neemt, ESMA vooraf in kennis wordt gesteld. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst draagt de ingediende documentatie, samen met haar besluit tot goedkeuring van de overdracht, in elektronisch formaat over aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat op de datum van haar besluit. Die overdracht wordt binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de datum van het besluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ter kennis gebracht van de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt. De in de eerste alinea van lid 2 en in lid 3 gestelde termijnen zijn van toepassing vanaf de datum waarop het besluit door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst is genomen. Artikel 28, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 is niet van toepassing op de overdracht van de goedkeuring van het prospectus overeenkomstig dit lid. Zodra de overdracht van de goedkeuring van het prospectus is voltooid, wordt de bevoegde autoriteit waaraan de goedkeuring van het prospectus is overgedragen, voor de toepassing van deze verordening geacht de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst te zijn.".
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
het volgende lid 6 bis wordt ingevoegd:
"6 bis.
In afwijking van lid 6 heeft ESMA de bevoegdheid om te controleren of de reclameactiviteiten aan de vereisten van de leden 2, 3 en 4 voldoen in elke lidstaat van ontvangst waar de reclame wordt verspreid, in de volgende gevallen:
a) wanneer ESMA overeenkomstig artikel 31 bis de bevoegde autoriteit is;
b) voor prospectussen die overeenkomstig de wetgeving van een derde land zijn opgesteld en in de Unie worden gebruikt overeenkomstig artikel 29.
Onverminderd het bepaalde in artikel 32, lid 1, is controle door ESMA van de reclame geen voorwaarde om in een lidstaat van ontvangst effecten aan het publiek aan te bieden of toelating tot de handel op een gereglementeerde markt te krijgen.
Wanneer ESMA van de in artikel 32 beschreven toezicht- en onderzoeksbevoegdheden met betrekking tot de handhaving van dit artikel uitoefent, wordt zulks onverwijld meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van herkomst.
Op verzoek van de bevoegde lidstaat van een lidstaat oefent ESMA de in de eerste alinea bedoelde controle uit voor alle reclame die binnen haar ambtsgebied wordt verspreid met betrekking tot alle of sommige categorieën prospectussen die ESMA overeenkomstig artikel 31 bis goedkeurt. ESMA publiceert een lijst van de lidstaten waarvoor zij dit soort controle uitoefent en van de betrokken categorieën prospectussen, en werkt deze lijst regelmatig bij.";
lid 7 wordt vervangen door:
"7.
Bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en ESMA mogen alleen vergoedingen berekenen die verband houden met de uitoefening van hun toezichttaken overeenkomstig dit artikel. De hoogte van de vergoedingen wordt bekendgemaakt op de websites van de bevoegde autoriteiten en van ESMA. Vergoedingen zijn niet-discriminerend, redelijk en evenredig aan de toezichttaak. Bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en ESMA leggen niet meer voorschriften of bestuurlijke procedures op dan die welke voor de uitoefening van hun toezichttaak overeenkomstig dit artikel vereist zijn.";
lid 8 wordt vervangen door:
"8.
In afwijking van de leden 6 en 6 bis kunnen twee bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen, in voorkomend geval, ESMA, een overeenkomst sluiten waarbij, met het oog op het uitoefenen van de nalevingscontrole van reclameactiviteiten in grensoverschrijdende situaties of in situaties waarin lid 6 bis van toepassing is, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of, wanneer lid 6 bis van toepassing is, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de controle op die naleving behoudt. Dit soort overeenkomsten wordt ter kennis gebracht van ESMA, tenzij ESMA partij is bij de overeenkomst in haar hoedanigheid van bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in overeenstemming met artikel 31 bis. ESMA publiceert een lijst van zulke overeenkomsten en werkt deze regelmatig bij.".
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
lid 4 wordt vervangen door:
"4.
Wanneer de definitieve voorwaarden van een basisprospectus niet in het basisprospectus, noch in een aanvulling daarbij, zijn opgenomen, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst deze, zo snel als praktisch doenbaar is na de indiening ervan, langs elektronische weg mee aan ESMA en, wanneer van het basisprospectus voordien is kennisgegeven, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat of lidstaten van ontvangst.";
het volgende lid 6 bis wordt ingevoegd:
"6 bis.
Voor alle prospectussen die een uitgevende instelling van een derde land overeenkomstig artikel 29 heeft opgesteld, wordt het in dit artikel genoemde certificaat van goedkeuring vervangen door een indieningsbewijs.".
In artikel 27 wordt het volgende lid 3 bis ingevoegd:
"3 bis.
In afwijking van de leden 1, 2 en 3 wordt, wanneer ESMA overeenkomstig artikel 31 bis de bevoegde autoriteit is, het prospectus naar keuze van de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt opgesteld hetzij in een taal die door die bevoegde autoriteiten van elk van de lidstaten van ontvangst wordt geaccepteerd, hetzij in een in de internationale financiële wereld gangbare taal.
De bevoegde autoriteit van elke lidstaat van ontvangst verlangt dat de in artikel 7 bedoelde samenvatting beschikbaar is in de officiële taal van de betrokken lidstaat, of ten minste in één van de officiële talen ervan, of in een andere taal die door de bevoegde autoriteit van die lidstaat wordt geaccepteerd, maar zij mag geen vertaling van enigerlei ander deel van het prospectus verlangen.".
Artikel 28 wordt vervangen door:
"Artikel 28
Aanbieding van effecten aan het publiek of toelating tot de handel op een gereglementeerde markt op grond van een overeenkomstig deze verordening opgesteld prospectus
Wanneer een uitgevende instelling van een derde land voornemens is op grond van een overeenkomstig deze verordening opgesteld prospectus in de Unie effecten aan het publiek aan te bieden of om toelating van effecten tot de handel op een in de Unie gevestigde gereglementeerde markt te verzoeken, verkrijgt zij overeenkomstig artikel 20 goedkeuring van haar prospectus door ESMA.
Zodra een prospectus is goedgekeurd overeenkomstig het in de eerste alinea bepaalde, zijn daaraan alle rechten en plichten verbonden zoals voor prospectussen in deze verordening is geregeld, en zijn het prospectus en de uitgevende instelling van het derde land onderworpen aan alle bepalingen van deze verordening onder het toezicht van ESMA.".
Artikel 29 wordt vervangen door:
"Artikel 29
Aanbieding van effecten aan het publiek of toelating tot de handel op een gereglementeerde markt op grond van een overeenkomstig de wetgeving van een derde land opgesteld prospectus
1.
Een uitgevende instelling van een derde land mag effecten aan het publiek aanbieden of om toelating van effecten tot de handel op een gereglementeerde markt in de Unie verzoeken na voorafgaande publicatie van een prospectus dat is opgesteld en goedgekeurd in overeenstemming met, en onderworpen is aan de nationale wetgeving van de uitgevende instelling van een derde land, op voorwaarde dat:
a)
de Commissie een uitvoeringsbesluit heeft vastgesteld in overeenstemming met lid 3;
b)
de uitgevende instelling van een derde land het prospectus bij ESMA heeft ingediend;
c)
de uitgevende instelling van een derde land schriftelijk bevestiging heeft verschaft dat het prospectus door een toezichthoudende autoriteit van een derde land is goedgekeurd, en de contactgegevens van die autoriteit heeft verschaft;
d)
het prospectus voldoet aan de in artikel 27 uiteengezette taalvoorwaarden;
e)
alle in de Unie door de uitgevende instelling van een derde land met betrekking tot de aanbieding of toelating tot de handel verspreide reclame voldoet aan de in artikel 22, leden 2 tot en met 5, uiteengezette voorwaarden;
f) ESMA overeenkomstig artikel 30 samenwerkingsregelingen is aangegaan met de desbetreffende toezichthoudende autoriteiten van de uitgevende instelling van een derde land.
Wanneer in deze verordening sprake is van "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" wordt dit, wat voor in dit lid genoemde prospectussen geldende bepalingen betreft, begrepen als "ESMA".
2.
De voorwaarden van de artikelen 24 en 25 gelden voor een overeenkomstig de wetgeving van een derde land opgesteld prospectus wanneer de voorwaarden van lid 1 zijn vervuld.
3.
De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door het vastleggen van algemene gelijkwaardigheidscriteria die zijn gebaseerd op de in de artikelen 6, 7, 11, 12 en 13 en in hoofdstuk IV vastgestelde voorwaarden.
Op grond van de in die gedelegeerde handelingen vastgestelde criteria kan de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waarin wordt verklaard dat de wettelijke regelingen en toezichtregelingen van een derde land waarborgen dat prospectussen die overeenkomstig het nationale recht van dat derde land zijn opgesteld, voldoen aan juridisch bindende eisen die uit toezichtoogpunt een gelijkwaardig effect hebben als de in deze verordening uiteengezette voorwaarden. Dit soort uitvoeringsbesluit wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 45, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.
De Commissie kan de toepassing van het uitvoeringsbesluit afhankelijk stellen van de eisen dat een derde land op doorlopende basis daadwerkelijk voldoet aan in dat uitvoeringsbesluit uiteengezette voorwaarden en dat ESMA effectief de in artikel 33, lid 2 bis, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde monitoringtaken kan uitoefenen.".
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
lid 1 wordt vervangen door:
"1.
Voor de toepassing van artikel 29 en, wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht, voor de toepassing van artikel 28 gaat ESMA met toezichthoudende autoriteiten van derde landen samenwerkingsregelingen aan met betrekking tot het uitwisselen van informatie met die toezichthoudende autoriteiten van derde landen en het handhaven in derde landen van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Die samenwerkingsregelingen waarborgen minimaal een doelmatige informatie-uitwisseling waardoor ESMA in staat is haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren.
In afwijking van het in de eerste alinea bepaalde gaat ESMA geen samenwerkingsregelingen aan met toezichthoudende autoriteiten van een derde land wanneer dat derde land is opgenomen in de lijst van rechtsgebieden die gelden als rechtsgebieden die in hun nationale beleid ter bestrijding van het witwassen van geld en hun beleid inzake wet- en regelgeving ter bestrijding van terrorismefinanciering strategische gebreken vertonen die een significante bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie, zoals bedoeld in een door de Commissie overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad* vastgestelde van kracht zijnde gedelegeerde handeling.
ESMA stelt alle in overeenstemming met artikel 31, lid 1, aangewezen bevoegde autoriteiten in kennis van samenwerkingsregelingen die overeenkomstig de eerste alinea zijn aangegaan.
* Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).";
lid 2 wordt geschrapt;
lid 3 wordt vernummerd tot lid 2 en vervangen door:
"2.
ESMA gaat alleen samenwerkingsregelingen voor informatie-uitwisseling met de toezichthoudende autoriteiten van derde landen aan indien met betrekking tot de verstrekte gegevens waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in artikel 35 zijn uitgezet.";
lid 4 wordt geschrapt.
In hoofdstuk VII worden de volgende artikelen 31 bis en 31 ter ingevoegd:
"Artikel 31 bis
Toezicht van ESMA op bepaalde soorten prospectussen
Voor de volgende prospectussen, met inbegrip van alle aanvullingen daarvan, is ESMA de bevoegde autoriteit wat betreft de controle en goedkeuring van die prospectussen als uiteengezet in artikel 20 en de kennisgevingen aan bevoegde autoriteiten van lidstaten van ontvangst als uiteengezet in artikel 25:
a)
prospectussen opgesteld door in de Unie gevestigde rechtspersonen of personen en die betrekking hebben op de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van effecten zonder aandelenkarakter die uitsluitend mogen worden verhandeld op een gereglementeerde markt of een bepaald segment daarvan waartoe alleen gekwalificeerde beleggers toegang kunnen krijgen met het oog op het verhandelen van die effecten;
b)
prospectussen opgesteld door in de Unie gevestigde rechtspersonen of personen en die betrekking hebben op door activa gedekte effecten;
c)
prospectussen opgesteld door de volgende soorten in de Unie gevestigde ondernemingen:
i) vastgoedmaatschappijen;
ii) delfstofmaatschappijen;
iii) instellingen voor wetenschappelijk onderzoek;
iv) scheepvaartmaatschappijen;
d)
prospectussen opgesteld door uitgevende instellingen van een derde land in overeenstemming met artikel 28 van deze verordening.
Wanneer in deze verordening sprake is van "de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst" wordt dit, wat voor in de eerste alinea genoemde prospectussen geldende bepalingen betreft, begrepen als "ESMA".".
Een nieuw artikel 31 ter wordt ingevoegd:
"Artikel 31 ter
Overgangsmaatregelen met betrekking tot ESMA
1.
In artikel 31 bis genoemde prospectussen die ter goedkeuring aan een bevoegde autoriteit zijn voorgelegd vóór [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding], blijven onder het toezicht van die bevoegde autoriteit staan, met inbegrip van, in voorkomend geval, eventuele aanvullingen en definitieve voorwaarden daarvan, tot het eind van de geldigheid ervan.
De door een bevoegde autoriteit voor die prospectussen vóór [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding] verleende goedkeuring, blijven ook na de in lid 2 bedoelde bevoegdheidsoverdracht aan ESMA geldig.
Voor het toezicht op die prospectussen, met inbegrip van, in voorkomend geval, eventuele aanvullingen en definitieve voorwaarden daarvan, blijven de voorschriften gelden die van toepassing waren op het tijdstip van de indiening ervan bij de bevoegde autoriteit.
2.
Alle bevoegdheden en taken met betrekking tot de toezicht- en handhavingsactiviteiten ten aanzien van in artikel 31 bis genoemde prospectussen die vóór [PB: datum invoegen 36 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] ter goedkeuring zijn ingediend, worden opgenomen door ESMA.".
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
de inleidende zin van de eerste alinea van lid 1 wordt vervangen door:
"1.
Ter vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening beschikken bevoegde autoriteiten en ESMA, overeenkomstig het nationale recht, ten minste over de volgende toezicht- en onderzoeksbevoegdheden:";
punt j) van de eerste alinea van lid 1 wordt vervangen door:
"j) zij kunnen de controle van een ter goedkeuring voorgelegd prospectus schorsen, dan wel een aanbieding van effecten aan het publiek of een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt schorsen of beperken wanneer ESMA of de bevoegde autoriteit gebruikmaakt van de bij artikel 40 of 42 van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad verleende bevoegdheid tot het opleggen van een verbod of beperking, totdat een dergelijk verbod of een dergelijke beperking wordt opgeheven;";
in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
"Wanneer het nationale recht dit vereist, kan de bevoegde autoriteit of ESMA de betrokken rechterlijke instantie verzoeken zich uit te spreken over het gebruik van de in de eerste alinea genoemde bevoegdheden.";
lid 2 wordt vervangen door:
"2.
Bevoegde autoriteiten en ESMA oefenen hun in lid 1 genoemde taken en bevoegdheden op één of meer van de volgende wijzen uit:
a)
op rechtstreekse wijze;
b)
in samenwerking met andere autoriteiten of ESMA;
c)
op hun verantwoordelijkheid door middel van delegatie aan die autoriteiten of ESMA;
d)
door middel van een verzoek tot de bevoegde rechterlijke instanties.";
lid 5 wordt vervangen door:
"5. Een persoon die overeenkomstig deze verordening informatie aan de bevoegde autoriteit of ESMA beschikbaar stelt, wordt niet geacht inbreuk te maken op enige beperking op de openbaarmaking van informatie zoals vastgesteld in een overeenkomst, of zoals neergelegd in wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, en deze kennisgeving brengt voor de melder generlei aansprakelijkheid met zich mee.".
In artikel 35 wordt het tweede lid vervangen door:
"2.
Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij de bevoegde autoriteit, bij ESMA of bij elke derde waaraan de bevoegde autoriteit of ESMA haar bevoegdheden heeft gedelegeerd. Informatie die onder het beroepsgeheim valt, mag aan geen enkele andere persoon of autoriteit worden verstrekt, behoudens op grond van in het Unierecht of het nationale recht vastgelegde bepalingen.".
In artikel 38 wordt de laatste alinea van lid 1 vervangen door:
"Uiterlijk op 21 juli 2019 stellen de lidstaten de Commissie en ESMA nader in kennis van de in de eerste en tweede alinea bedoelde bepalingen. Zij stellen de Commissie en ESMA onverwijld van alle verdere wijzigingen daarvan in kennis.".
Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:
"HOOFDSTUK VIII bis
BEVOEGDHEDEN VAN ESMA
AFDELING 1
BEVOEGDHEDEN EN PROCEDURES
Artikel 43 bis
Bevoegdheidsuitoefening door ESMA
De op grond van de artikelen 43 ter, 43 quater en 43 quinquies aan ESMA, een functionaris van ESMA of een andere door ESMA gemachtigde persoon verleende bevoegdheden worden niet aangewend om de openbaarmaking te verlangen van aan het juridische verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.
Artikel 43 ter
Informatieverzoek
1.
ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle nodige informatie verschaffen om ESMA in staat te stellen haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:
a)
uitgevende instellingen, aanbieders of aanvragers van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt, alsmede de personen onder wier zeggenschap deze staan of over wie deze zeggenschap uitoefenen;
b)
de bestuurders van de in punt a) genoemde personen;
c)
de accountants en adviseurs van de in punt a) genoemde personen;
d)
de financiële tussenpersonen die door de in punt a) genoemde personen met de aanbieding van effecten aan het publiek of de aanvraag van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt zijn belast;
e)
de garant van de effecten die aan het publiek worden aangeboden of die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt.
2.
In een eenvoudig informatieverzoek als bedoeld in lid 1 neemt zij het volgende in acht:
a)
zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij geeft aan dat de persoon die om de informatie wordt gevraagd, niet verplicht is die informatie te verstrekken, maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;
f)
zij vermeldt het bedrag van de geldboete die overeenkomstig artikel 43 septies wordt opgelegd wanneer de verschafte informatie onjuist of misleidend is.
3.
Wanneer ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:
a)
zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;
b)
zij vermeldt het doel van het verzoek;
c)
zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;
d)
zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;
e)
zij vermeldt de dwangsommen die overeenkomstig artikel 43 octies zullen worden opgelegd wanneer de verlangde informatie onvolledig is;
f)
zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 43 septies zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;
g)
zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie van ESMA en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna "Hof van Justitie" genoemd) tegen het besluit beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
4.
De in lid 1 genoemde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. Deze laatsten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5.
ESMA zendt onverwijld een afschrift van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde personen op wie het verzoek om informatie ziet, woonachtig of gevestigd zijn.
Artikel 43 quater
Algemene onderzoeken
1.
Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 43 ter, lid 1, genoemde personen uitvoeren. In dat verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:
a)
alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken dat relevant is voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
b)
voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
c)
alle in artikel 43 ter, lid 1, genoemde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
d)
alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
e)
overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden ook de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 43 octies worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 43 ter, lid 1, genoemde personen, niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de in artikel 43 septies vastgestelde geldboeten die worden opgelegd wanneer de antwoorden op vragen, gesteld aan de in artikel 43 ter, lid 1, genoemde personen, onjuist of misleidend zijn.
3.
De in artikel 43 ter, lid 1, genoemde personen zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die in artikel 43 octies zijn vastgesteld, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
3.
Tijdig vóór een in lid 1 bedoeld onderzoek stelt ESMA de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek dient plaats te vinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden op verzoek van ESMA door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.
5.
Indien volgens het toepasselijke nationale recht voor een verzoek om de in lid 1, onder e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
6.
Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om toestemming voor een in lid 1, onder e), bedoeld verzoek om overzichten van telefoon- of dataverkeer ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a) het in lid 3 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b) de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
Artikel 43 quinquies
Inspecties ter plaatse
1.
Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten van de in artikel 43 ter, lid 1, genoemde personen.
2.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen mogen bedrijfsruimten van de personen die onder het door ESMA vastgestelde onderzoeksbesluit vallen, betreden en hebben alle in artikel 43 quater, lid 1, vastgestelde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.
3.
ESMA stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt uitvoeren van de inspecties vereist is, kan ESMA, nadat zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis heeft gesteld, de inspectie ter plaatse onaangekondigd uitvoeren. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties.
4.
De functionarissen van ESMA en andere door ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 43 octies worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen, nader zijn aangegeven.
5.
De in artikel 43 ter, lid 1, genoemde personen onderwerpen zich aan bij ESMA-besluit gelaste inspecties ter plaatse. Dat besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 43 decies worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit beroep in te stellen.
6.
De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van ESMA actief bijstand aan de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
7.
ESMA mag bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 43 quater, lid 1. Daartoe genieten bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 43 quater, lid 1.
8.
Wanneer de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.
9.
Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een nationale rechterlijke instantie is vereist, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
10.
Wanneer een nationale rechterlijke instantie een aanvraag om de toestemming voor een in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand ontvangt, vergewist die instantie zich ervan dat:
a)
het in lid 4 bedoelde door ESMA vastgestelde besluit authentiek is;
b)
de te nemen maatregelen evenredig en niet willekeurig of buitensporig zijn.
Voor de toepassing van punt b) mag de nationale rechterlijke instantie ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van ESMA. Het besluit van ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de procedure van artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
AFDELING 2
BESTUURSRECHTELIJKE SANCTIES EN ANDERE MAATREGELEN
Artikel 43 sexies
Toezichtmaatregelen van ESMA
1.
Wanneer ESMA, in overeenstemming met artikel 43 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 38, lid 1, onder a), vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:
a)
vaststelling van een besluit waarbij de persoon wordt gelast de inbreuk te beëindigen;
b)
vaststelling van een besluit waarbij geldboeten worden opgelegd overeenkomstig artikel 43 septies;
c)
het doen van openbare kennisgevingen.
2.
Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde maatregelen houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:
a)
de duur en de frequentie van de inbreuk;
b)
de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door, dan wel op enige andere wijze valt toe te schrijven aan de inbreuk;
c)
de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;
d)
de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
e)
de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon, zoals deze met name blijkt uit de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en het nettovermogen van de verantwoordelijke natuurlijke persoon;
f)
de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;
g)
de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;
h)
de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon aan ESMA medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;
i)
eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon;
j)
maatregelen die de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon na de inbreuk heeft genomen, om herhaling van de inbreuk te voorkomen.
3.
ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon onverwijld in kennis van op grond van lid 1 genomen maatregelen en zij deelt die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop die maatregelen zijn genomen.
De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:
a)
een verklaring dat de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;
b)
in voorkomend geval een verklaring dat bezwaar is gemaakt, met de vermelding dat dit bezwaar geen schorsende werking heeft;
c)
een verklaring dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.
Artikel 43 septies
Geldboeten
1.
Wanneer ESMA, overeenkomstig artikel 43 decies, lid 5, tot de bevinding komt dat een persoon, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in artikel 38, lid 1, onder a), genoemde inbreuken heeft gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 2 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd.
Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien ESMA objectieve elementen vindt waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.
2.
De in lid 1 bedoelde geldboete bedraagt maximaal:
i)
in het geval van een rechtspersoon: 10 000 000 EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op 20 juli 2017, dan wel 6 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening;
ii)
in het geval van een natuurlijke persoon: 1 400 000 EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de munteenheid is, het overeenkomstige bedrag in de nationale munteenheid op 20 juli 2017.
Voor de toepassing van punt i) is, wanneer de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, de betrokken totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of het in overeenstemming met het desbetreffende Unierecht inzake jaarrekeningen daarmee corresponderende soort inkomsten volgens de meest recente door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening.
3.
Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 1 houdt ESMA rekening met de in artikel 43 sexies, lid 2, uiteengezette criteria.
4.
Onverminderd het bepaalde in lid 3 is, wanneer een persoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.
5.
Wanneer een handeling of verzuim van een persoon meer dan één van de in artikel 38, lid 1, onder a), genoemde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig lid 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.
Artikel 43 octies
Dwangsommen
1.
ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
a)
een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 43 sexies, lid 1, onder a), genomen besluit;
b)
een in artikel 43 ter, lid 1, genoemde persoon ertoe te dwingen:
i) volledige informatie te verschaffen waarom is verzocht bij een besluit uit hoofde van artikel 43 ter;
ii) zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige vastleggingen, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 43 quater ingesteld onderzoek zijn verstrekt;
iii) zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 43 quinquies gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.
2.
Een dwangsom is effectief en evenredig. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.
3.
Onverminderd het bepaalde in lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom bepaalde datum.
4.
Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden vanaf de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet ESMA de maatregel opnieuw.
Artikel 43 nonies
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van geldboeten en dwangsommen
1.
ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 43 septies en 43 octies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou berokkenen aan de betrokken partijen.
2.
Overeenkomstig de artikelen 43 septies en 43 octies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn bestuurlijk van aard.
3.
Wanneer ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.
4.
De overeenkomstig de artikelen 43 septies en 43 octies opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.
De tenuitvoerlegging verloopt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land waar zij plaatsvindt.
5.
De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
AFDELING 3
PROCEDURES EN BEROEP
Artikel 43 decies
Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten
1.
Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 38, lid 1, onder a), genoemde inbreuken vormen, stelt ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De aangestelde functionaris is niet betrokken bij of al dan niet middellijk betrokken geweest bij de goedkeuring van het prospectus waarmee de inbreuk verband houdt, en vervult zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van ESMA.
2.
De in lid 1 genoemde onderzoeksfunctionaris onderzoekt de eventuele inbreuken en neemt daarbij opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, om daarna een volledig dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA in te dienen.
3.
Voor het verrichten van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 43 ter en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 43 quater en 43 quinquies.
4.
Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.
5.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij zijn onderzoek heeft afgerond en voordat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA indient, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
6.
De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.
7.
De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
8.
ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 43 undecies te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 38, lid 1, onder a), vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 43 sexies en legt zij een geldboete op overeenkomstig artikel 43 septies.
9.
De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van ESMA of mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van ESMA.
10.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake de rechten van verdediging, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en verjaringstermijnen voor het opleggen en de tenuitvoerlegging van geldboeten en dwangsommen.
11.
Wanneer ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten. Voorts ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 43 undecies
Horen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek
1.
Voordat ESMA een besluit neemt overeenkomstig de artikelen 43 sexies, 43 septies en 43 octies, stelt zij de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen ten aanzien waarvan de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.
De eerste alinea is niet van toepassing indien dringende maatregelen overeenkomstig artikel 43 sexies vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan ESMA een voorlopig besluit nemen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
2.
De rechten van verdediging van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, worden volledig in acht genomen tijdens de procedure. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie of voor interne voorbereidende documenten van ESMA.".
Artikel 43 duodecies
Beroep bij het Hof van Justitie
Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten van ESMA waarbij een geldboete of een dwangsom wordt opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
AFDELING 4
VERGOEDINGEN EN DELEGATIE
Artikel 43 terdecies
Toezichtvergoedingen
1.
ESMA berekent uitgevende instellingen, aanbieders of aanvragers van een toelating tot de handel op een gereglementeerde markt vergoedingen overeenkomstig deze verordening en overeenkomstig de ingevolge lid 3 vastgestelde gedelegeerde handelingen. De uitgaven van ESMA die nodig zijn voor de controle en goedkeuring van prospectussen, met inbegrip van de aanvullingen daarvan, en de kennisgeving ervan aan bevoegde autoriteiten van lidstaten van herkomst en voor de terugbetaling van alle kosten die de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun werkzaamheden uit hoofde van deze verordening kunnen maken, met name ingevolge overeenkomstig artikel 43 quaterdecies gedelegeerde taken, worden volledig door die vergoedingen gedekt.
2.
Het bedrag van een individuele vergoeding die een bepaalde uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van toelating tot de handel op een gereglementeerde markt wordt berekend, dekt alle administratieve kosten die ESMA maakt voor haar activiteiten met betrekking tot het prospectus, met inbegrip van de aanvullingen daarvan, opgesteld door die uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van toelating tot de handel op een gereglementeerde markt. Het is evenredig aan de omzet van de uitgevende instelling, aanbieder of aanvrager van toelating tot de handel op een gereglementeerde markt.
3.
De Commissie stelt overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan.
Artikel 43 quaterdecies
Delegatie van taken door ESMA aan bevoegde autoriteiten
1.
ESMA kan, wanneer zulks voor de goede uitoefening van een toezichttaak is vereist, overeenkomstig de uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 door ESMA gepubliceerde richtsnoeren specifieke toezichttaken aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat delegeren. Bij die gedelegeerde toezichttaken kan het met name gaan om de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 43 ter om informatie te verzoeken en om overeenkomstig de artikelen 43 quater en 43 quinquies onderzoeken en inspecties ter plaatse uit te voeren.
In afwijking van het in de eerste alinea bepaalde worden de controle, goedkeuring en kennisgeving van prospectussen, met inbegrip van aanvullingen daarvan, de definitieve beoordelingen van en vervolgbesluiten met betrekking tot inbreuken niet gedelegeerd.
2.
Voordat een taak in overeenstemming met lid 1 wordt gedelegeerd, pleegt ESMA met de betrokken bevoegde autoriteit overleg over:
a)
de reikwijdte van de te delegeren taak;
b)
het tijdschema voor het vervullen van de taak; en
c)
het overdragen van de noodzakelijke informatie door en aan ESMA.
3.
ESMA vergoedt een bevoegde autoriteit de kosten die zijn gemaakt als gevolg van het uitvoeren van gedelegeerde taken, in overeenstemming met de in artikel 43 terdecies, lid 3, bedoelde gedelegeerde handeling.
4.
ESMA evalueert delegaties overeenkomstig lid 1 op gezette tijden. Een delegatie van taken kan te allen tijde worden ingetrokken.
5.
Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van ESMA onverlet en beperkt ESMA niet in haar mogelijkheden om ten aanzien van de gedelegeerde activiteit leiding te geven en toezicht uit te oefenen.".
Artikel 9 bis
Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2015/849
Richtlijn (EU) 2015/849 wordt als volgt gewijzigd:
(177)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 3 wordt vervangen door:
"3. De Commissie stelt het in lid 1 bedoelde verslag beschikbaar aan de lidstaten en de meldingsplichtige entiteiten als hulpmiddel bij het identificeren, inzichtelijk maken, beheren en beperken van het risico op witwassen van geld en terrorismefinanciering, alsmede om andere belanghebbenden, waaronder nationale wetgevers, het Europees Parlement, de Europese Bankautoriteit ("EBA") en de vertegenwoordigers van de financiële-inlichtingeneenheden een beter inzicht in de risico's te geven. De verslagen worden uiterlijk zes maanden nadat zij aan de lidstaten beschikbaar zijn gesteld, openbaar gemaakt, met uitzondering van de onderdelen van de verslagen die vertrouwelijke informatie bevatten.";
(b)in lid 5 wordt de tweede zin vervangen door:
"Vervolgens verstrekt EBA een advies om de twee jaar.";
(178)Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 2 wordt de tweede zin vervangen door:
"De identiteit van die autoriteit of de beschrijving van dat mechanisme wordt ter kennis gebracht van de Commissie, EBA en de andere lidstaten.";
(b)in lid 5 wordt de eerste zin vervangen door:
"5. De lidstaten stellen de resultaten van hun risicobeoordelingen, met inbegrip van de geactualiseerde versies daarvan, beschikbaar aan de Commissie, EBA en de andere lidstaten.";
(179)In artikel 17 wordt de eerste zin vervangen door:
"De ESA's, en nadien EBA, geven uiterlijk op 26 juni 2017 richtsnoeren die gericht zijn tot de bevoegde autoriteiten en krediet- en financiële instellingen, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, betreffende de risicofactoren die in overweging moeten worden genomen en de maatregelen die moeten worden toegepast in omstandigheden waarin vereenvoudigde cliëntenonderzoeksmaatregelen passend zijn.".
(180)In artikel 18, lid 4, wordt de eerste zin vervangen door:
"4. "De ESA's, en nadien EBA, geven uiterlijk op 26 juni 2017 richtsnoeren die gericht zijn tot de bevoegde autoriteiten en krediet- en financiële instellingen, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, betreffende de risicofactoren die in overweging moeten worden genomen en de maatregelen die moeten worden toegepast in omstandigheden waarin verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen passend zijn.".
(181)In artikel 41 wordt lid 1 vervangen door:
"1. De verwerking van persoonsgegevens op grond van deze richtlijn is onderworpen aan Richtlijn 95/46/EG zoals omgezet in het nationale recht. Persoonsgegevens die op grond van deze richtlijn door de Commissie of EBA worden verwerkt, zijn onderworpen aan Verordening (EG) nr. 45/2001.".
(182)Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 4 wordt vervangen door:
"4. De lidstaten en EBA stellen elkaar in kennis van gevallen waarin het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan de krachtens lid 1 voorgeschreven gedragslijnen en procedures toe te passen. In dergelijke gevallen kan gecoördineerd optreden plaatsvinden om een oplossing te vinden. Wanneer zij beoordelen welke derde landen niet toestaan dat de krachtens lid 1 voorgeschreven gedragslijnen en procedures worden toegepast, houden de lidstaten en EBA rekening met eventuele juridische beperkingen die de correcte toepassing van deze gedragslijnen en procedures kunnen belemmeren, met inbegrip van geheimhouding, gegevensbescherming en andere beperkingen die de uitwisseling van informatie die daartoe relevant kan zijn, beperken.";
(b)lid 6 wordt vervangen door:
"6. EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de soort bijkomende maatregelen bedoeld in lid 5 en de minimumactie die moet worden ondernomen door de krediet- en financiële instellingen, indien in het recht van een derde land de uitvoering van de bij de leden 1 en 3 voorgeschreven maatregelen niet is toegestaan.
EBA legt de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 26 december 2016 voor aan de Commissie.";
(c)lid 10 wordt vervangen door:
"10. EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen met betrekking tot de criteria voor het bepalen van de omstandigheden waarin de aanwijzing van een centraal contactpunt overeenkomstig lid 9 passend is, en ter omschrijving van wat de taken van de centrale contactpunten moeten zijn.
EBA legt de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 26 juni 2017 voor aan de Commissie.";
(183)Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 1 bis wordt de slotzin van de tweede alinea vervangen door:
"De financiële toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten fungeren ook als aanspreekpunt voor EBA.";
(b)in lid 10 wordt de eerste zin vervangen door:
"De ESA's, en nadien EBA, geven uiterlijk op 26 juni 2017 richtsnoeren voor de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 16 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 betreffende de kenmerken van een risicogebaseerde aanpak van het toezicht en de maatregelen die moeten worden genomen wanneer toezicht op basis van het risico plaatsvindt.".
(184)In afdeling 3 wordt de titel van onderafdeling II vervangen door:
"Samenwerking met EBA".
(185)Artikel 50 wordt vervangen door:
"De bevoegde autoriteiten verstrekken EBA alle informatie die deze nodig heeft om haar in staat te stellen haar taken krachtens deze richtlijn te verrichten.".
(186)Artikel 62 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten EBA informeren over alle administratieve sancties en maatregelen die overeenkomstig de artikelen 58 en 59 worden opgelegd aan krediet- en financiële instellingen, met inbegrip van een eventueel beroep daartegen en de uitkomst van dat beroep.
(b)lid 3 wordt vervangen door:
"3. EBA onderhoudt een website met links naar de bekendmaking door elke bevoegde autoriteit van administratieve sancties en maatregelen die overeenkomstig artikel 60 zijn opgelegd aan krediet- en financiële instellingen, en vermeldt de termijn gedurende welke elke lidstaat administratieve sancties en maatregelen bekendmaakt.".
Artikel 10
Overgangsbepalingen
4.
De procedure voor de aanstelling van de leden van de directie wordt bekendgemaakt na de inwerkingtreding van de artikelen 1, 2 en 3. In afwachting dat alle leden van de directie hun taken opnemen voeren de raad van toezichthouders en de raad van bestuur hun taken uit.
5.
De voorzitters die vóór de inwerkingtreding van de artikelen 1, 2 en 3 waren aangesteld, blijven hun taken en verplichtingen uitvoeren tot het eind van hun mandaat. De voorzitters die na de inwerkingtreding van de artikelen 1, 2 en 3 zullen worden aangesteld, worden geselecteerd en aangesteld volgens de nieuwe aanstellingsprocedure.
Artikel 11
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van [24 maanden na de inwerkingtreding].
De artikelen 1, 2 en 3 zijn van toepassing met ingang van [PB: datum invoegen 3 maanden na de inwerkingtreding]. Evenwel is punt [artikel 62] van artikel 1, punt [artikel 62] van artikel 2 en punt [artikel 62] van artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari [PB: datum invoegen van 1 jaar van het jaar na afloop van een periode van één jaar na de datum van inwerkingtreding].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
Financieel memorandum "agentschappen"
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en)
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
1.4.
Doelstelling(en)
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.6.
Duur en financiële gevolgen
1.7.
Beheersvorm(en)
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
3.2.5.
Bijdragen van derden
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van:
- Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit),
- Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen),
- Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten),
en tot wijziging van:
Verordening (EU) nr. 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen;
Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen;
Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen; tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten;
Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten;
Verordening (EU) 2016/1011 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten
Verordening (EU) 2017/1129 betreffende het prospectus dat moet worden gepubliceerd wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten;
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en)
Beleidsterrein: financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie
Activiteit: financiële stabiliteit
1.3.
Aard van het voorstel/initiatief
◻ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie
⌧ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie
1.4.
Doelstelling(en)
1.4.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Bijdragen tot een diepere en billijkere interne markt met een versterkte industriële basis
1.4.2.
Specifieke doelstelling(en)
Specifieke doelstelling nr.
2.5 Het financiële regelgevingskader wordt in heel de EU geëvalueerd, op passende wijze ten uitvoer gelegd en gehandhaafd.
1.4.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
De ETA's zullen zorgen voor een grotere toezichtconvergentie met een versterkte EU-dimensie. Versterkte toezichtconvergentie heeft het potentieel om de administratieve lasten voor alle onder toezicht staande entiteiten te verminderen en bijkomende synergieën te creëren door het verminderen van de nalevingskosten voor grensoverschrijdende entiteiten, terwijl het systeem wordt gevrijwaard van toezichtsarbitrage door marktdeelnemers.
De ETA's zullen in een positie verkeren om de nationale autoriteiten beter te coördineren en in voorkomend geval rechtstreeks toezicht uit te oefenen. Deze grotere rol voor de ETA's kan de marktintegratie bevorderen door grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken.
Door de toezichtconvergentie te versterken en een gelijk speelveld op heel de eengemaakte markt tot stand te brengen met een uniform mechanisme voor het vaststellen van vergoedingen zouden de ETA's middelen kunnen aantrekken (in het kader van een duidelijk en transparant mechanisme waarbij het beginsel van gelijke behandeling in acht wordt genomen) om ten volle aan hun huidige en toekomstige taken en mandaten te voldoen. Een dergelijk resultaat zou uiteindelijk ten goede komen aan alle marktdeelnemers.
1.4.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.
Mogelijke indicatoren
•
Aantal vastgestelde technische normen in verhouding tot het aantal te ontwikkelen normen
•
Aantal ontwerpen van technische normen dat binnen de gestelde termijnen ter bekrachtiging aan de Commissie wordt voorgelegd
•
Aantal voorgestelde, maar door de Commissie afgewezen technische normen
•
Aantal vastgestelde niet-bindende aanbevelingen in verhouding tot het aantal te ontwikkelen aanbevelingen
•
Aantal verzoeken om toelichting door bevoegde autoriteiten
•
Aantal met succes afgesloten onderzoeken wegens schending van het EU-recht
•
Gemiddelde duur van een onderzoek naar schending van het EU-recht
•
Aantal waarschuwingen in verband met een kennelijke schending van het EU-recht
•
Aantal succesvolle bemiddelingen zonder bindende regeling
•
Aantal colleges met deelname van EBA/EIOPA/ESMA
•
Aantal bilaterale vergaderingen met bevoegde autoriteiten
•
Aantal gezamenlijke inspecties ter plaatse
•
Aantal uren opleiding voor toezichthouders
•
Aantal uitgewisselde/gedetacheerde personeelsleden
•
Aantal uitgevoerde peerreviews
•
Aantal vastgestelde en opgeheven belemmeringen voor convergentie
•
Nieuwe praktische tools en instrumenten om convergentie te bevorderen
•
Aantal initiatieven op het gebied van financiële basiskennis en onderwijs
•
Aantal gepubliceerde analytische studies
•
Aantal inspecties ter plaatse en specifieke onderzoeken
•
Aantal vergaderingen met onder toezicht staande entiteiten
•
Aantal klachten/beroepen van aan toezicht onderworpen ondernemingen
•
Aantal vastgestelde formele besluiten om noodsituaties aan te pakken
•
Aantal databanken waarin gegevens zijn ingevoerd
•
Aantal uitgevoerde stresstests of gelijkwaardige oefeningen
•
Verhouding tussen voorgestelde en vastgestelde definitieve begroting (per jaar)
1.5.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien
Met voorliggend voorstel moeten de volgende uitdagingen worden aangepakt:
1) Bevoegdheden: Geharmoniseerde regelgeving via het gemeenschappelijk rulebook is weliswaar belangrijk voor de eengemaakte markt, maar volstaat niet. Een coherente aanpak van de interpretatie en toepassing van de EU-wetgeving is even belangrijk om de werking van de eengemaakte markt te verbeteren en de risico's van toezichtsarbitrage en -concurrentie te beperken. Daartoe moeten de ETA's worden toegerust om de goede toepassing van het EU-recht en effectieve gemeenschappelijke toezichtnormen in heel de EU te bevorderen via toezichtconvergentiemaatregelen en direct toezicht op bepaalde gebieden. Dit is met name het geval voor de ESMA in het kader van de kapitaalmarktenunie. Om die reden heeft het wetgevingsvoorstel tot doel nieuwe bevoegdheden toe te kennen om de marktintegratie te versterken (voor de ESMA) en bestaande bevoegdheden die in de ETA-verordeningen zijn vastgelegd, te versterken of te verduidelijken.
2) Governance: Het voornaamste probleem met de huidige governancestructuur is de samenstelling van de raad van toezichthouders en de raad van bestuur, die niet voldoende leidt tot het bevorderen van de EU-belangen bij de besluitvorming en de ETA's ervan weerhoudt hun mandaat ten volle uit te voeren doordat het gebruik van bepaalde bestaande instrumenten wordt ontmoedigd. Het probleem zit hem in het feit dat de raad van bestuur en de raad van toezichthouders van de ETA's hoofdzakelijk zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de nationale bevoegde autoriteiten, die ook de enige zijn die stemrecht hebben (behalve de Commissie bij de stemming over de begroting in elk van de raden van bestuur). Dit leidt tot belangenconflicten. Bovendien zijn de rol en de bevoegdheden van de voorzitters eveneens zeer beperkt en worden zij benoemd door de raden van toezichthouders, wat hun gezag en onafhankelijkheid vermindert. Daarnaast zijn de raden van toezichthouders overbelast, terwijl de raden van bestuur beperktere taken hebben, waardoor geen snelle besluitvorming mogelijk is. Verder heeft de governancestructuur gevolgen voor de prikkels die de ETA's krijgen om gebruik te maken van bepaalde instrumenten zoals bindende bemiddeling, de reikwijdte van peerreviews, de inleiding van procedures wegens schending van het EU-recht of de vaststelling van vervolgverslagen.
3) Financiering: Een herziening van het huidige financieringssysteem is noodzakelijk om de effectieve werking van de ETA's en een eerlijke verdeling van de kosten van hun activiteiten te waarborgen. Aangezien het wetgevingsvoorstel tot doel heeft de rol van de ETA's bij het toezicht te versterken, zal de financiering moeten worden bijgesteld (het meest waarschijnlijk naar boven toe) in een omgeving waarin zowel de EU-begroting als de nationale begrotingen onder druk staan. Bovendien houdt het feit dat de ETA's volledig door de overheid worden gefinancierd in dat overheidsgeld wordt betaald voor een dienst die gericht is op een specifiek deel van de private sector. Een efficiëntere en eerlijkere toerekening van de kosten van de ETA's aan de economische actoren zou mogelijk zijn door deze uit te splitsen volgens de verschillende geleverde diensten en door ervoor te zorgen dat deze sector ten minste een deel ervan draagt. Ten slotte is het huidige systeem niet helemaal eerlijk voor sommige nationale bevoegde autoriteiten, die een onevenredig groot deel van de financiering verstrekken in vergelijking met de omvang van de sector in hun respectieve lidstaten.
|
1.5.2.
Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.
Redenen voor een EU-optreden (ex-ante)
Uit de evaluatie van 2017 blijkt dat een EU-optreden gerechtvaardigd en noodzakelijk is om de problemen aan te pakken die zijn geconstateerd in verband met de bevoegdheden van de ETA's, hun governancekader en hun financieringskader. Alle maatregelen op dit gebied vergen een wijziging van de ETA-verordeningen. De ETA's zijn organen van de Unie waarvan de bevoegdheden en werkwijze alleen kunnen worden gewijzigd door de wetgever van de Unie — in dit geval op basis van artikel 114 VWEU.
Verwachte gegenereerde meerwaarde voor de Unie (ex-post)
Met de oprichting van de ETA's werd erkend dat er behoefte was aan een toezichtsysteem op EU-niveau om de consumenten- en beleggersbescherming te verbeteren en de stabiliteit en effectiviteit van het financiële stelsel in heel de EU duurzaam te versterken. Deze doelstellingen kunnen beter worden verwezenlijkt op het niveau van de Unie.
De belanghebbenden zijn het erover eens dat de ETA's in significante mate hebben bijgedragen tot de versterking van de coördinatie en samenwerking tussen de nationale toezichthouders en een sleutelrol hebben gespeeld in het waarborgen dat de financiële markten in heel de EU ordelijk functioneren, goed gereguleerd en gecontroleerd zijn en de consumentenbescherming verbeterd is.
De behoefte aan de ETA's en hun bijdrage aan een effectief toezicht in heel de EU zal des te groter zijn gezien de toenemende onderlinge verwevenheid van de financiële markten, zowel in de EU als wereldwijd. De ETA's zullen centraal staan bij de inspanningen om de kapitaalmarktenunie uit te bouwen, omdat zij een cruciale rol spelen in het bevorderen van de marktintegratie en het creëren van kansen op de eengemaakte markt voor financiële entiteiten en beleggers.
Terugkeren naar een nationaal toezichtkader dat gebaseerd is op het beginsel van toezicht door het land van herkomst in combinatie met minimale prudentiële normen en wederzijdse erkenning zou eenvoudigweg niet volstaan om te voorzien in de dringende behoefte aan verdere integratie van de financiële markten in de EU en met name het kader voor de kapitaalmarkten. Dit zou een negatief effect hebben op het vermogen van de EU om langetermijnbeleggingen te versterken en financieringsbronnen voor EU-bedrijven te creëren die noodzakelijk zijn om de EU-economie te versterken en investeringen voor het scheppen van banen te stimuleren.
1.5.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
De drie ETA's zijn in januari 2011 in het kader van de ETA-verordeningen van 2010 als onafhankelijke EU-agentschappen van start gegaan.
De Commissie heeft in 2014 een evaluatie van de activiteiten van de ETA's uitgevoerd. Destijds concludeerde zij dat de ETA's goed hadden gepresteerd, maar dat er niettemin vier gebieden waren waarop een aantal verbeteringen mogelijk waren: 1) financieringskader (ter vervanging van het huidige kader); 2) bevoegdheden (bv. meer aandacht voor toezichtconvergentie, effectiever gebruik van bestaande bevoegdheden en verduidelijking en mogelijke verlenging van de huidige mandaten); 3) governance (bv. versterkte interne governance om ervoor te zorgen dat besluiten in het belang van de EU als geheel worden genomen); en 4) toezichtarchitectuur (beoordeling van structurele veranderingen, zoals het samenvoegen van de autoriteiten tot één orgaan en één zetel of invoering van een "twin-peaks"-aanpak).
Het Europees Parlement heeft in oktober 2013 ook een evaluatie uitgevoerd van de ETA's. Sommige van de conclusies waren vergelijkbaar met die van de Commissie wat betreft de prestaties van de ETA's, waaronder met betrekking tot het feit dat de waarnemingsperiode zeer kort was. Het verslag van het Parlement bevatte een gedetailleerde lijst van punten die voor verbetering vatbaar waren, waarvan sommige wetswijzigingen zouden vereisen. Daarnaast heeft het Parlement in zijn resolutie van maart 2014 over de evaluatie van het ESFT de Commissie in maart 2014 verzocht nieuwe wetgevingsvoorstellen in te dienen voor de hervorming van de ETA's op gebieden als governance, vertegenwoordiging, samenwerking en convergentie op toezichtgebied en versterking van bevoegdheden.
De Raad heeft in november 2014 geconcludeerd dat specifieke aanpassingen bekeken moesten worden om de prestaties, governance en financiering van de ETA's te verbeteren.
In het onderhavige wetgevingsvoorstel is gekeken naar kwesties die in eerdere evaluaties aan bod kwamen en naar claims van belanghebbenden (waaronder die welke in het kader van de call for evidence en van de kapitaalmarktenunie werden geformuleerd). Er is echter bijzondere aandacht besteed aan de evaluatie die in het voorjaar van 2017 is uitgevoerd en waarin werd geconcludeerd dat de ETA's hun huidige doelstellingen in het algemeen hebben verwezenlijkt en dat de huidige sectorale toezichtarchitectuur van de ETA's goed is. Er werd echter aanbevolen specifieke verbeteringen door te voeren om toekomstige uitdagingen aan te kunnen, met name wat betreft de versterking van de bevoegdheden van de ETA's, het governancekader en het financieringskader.
|
1.5.4.
Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
De doelstellingen van voorliggend voorstel zijn verenigbaar met een aantal andere EU-beleidslijnen en lopende initiatieven die gericht zijn op: i) ontwikkeling van de economische en monetaire unie ("EMU"); ii) ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie; iii) verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van het toezicht op EU-niveau, zowel binnen als buiten de EU.
Allereerst is voorliggend voorstel verenigbaar met de EMU. In het verslag van de vijf voorzitters over de voltooiing van de Europese EMU is benadrukt dat de hechtere integratie van de kapitaalmarkten en de geleidelijke opheffing van resterende nationale belemmeringen nieuwe risico's voor de financiële stabiliteit met zich mee kunnen brengen. Volgens dit verslag zal het toezichtkader moeten worden uitgebreid en versterkt om de soliditeit van alle financiële actoren te verzekeren. In het verslag van de vijf voorzitters werd geconcludeerd dat deze situatie uiteindelijk zou moeten leiden tot een gemeenschappelijke Europese toezichthouder voor de kapitaalmarkten. Verder werd in de recente discussienota over de verdieping van de EMU het volgende opgemerkt: "Een beter geïntegreerd toezichtskader ter waarborging van een uniforme toepassing van de regels voor de financiële sector en meer gecentraliseerde handhaving op het gebied van toezicht zijn van cruciaal belang." Het wetgevingsvoorstel is er weliswaar niet op gericht een gemeenschappelijke toezichthouder voor de kapitaalmarkten in het leven te roepen, maar heeft tot doel het toezichtkader te versterken. Het voorziet ook in de overdracht van bepaalde toezichtverantwoordelijkheden (onder meer met betrekking tot de goedkeuring van sommige EU-prospectussen, benchmarkbeheerders, aanbieders van datarapporteringsdiensten en sommige EU-fondsen) aan het EU-niveau en met name aan de ESMA.
In de tweede plaats is voorliggend voorstel verenigbaar met het programma voor de kapitaalmarktenunie. Door het bevorderen van meer diverse financieringskanalen zal de kapitaalmarktenunie de veerkracht van het financiële stelsel van de EU verder verbeteren. Tegelijkertijd moeten we alert zijn op de financiële risico's die op de kapitaalmarkten ontstaan. Bijgevolg is de kwaliteit van het toezichtkader een noodzakelijk element voor goed functionerende en geïntegreerde kapitaalmarkten. Het wetgevingsvoorstel moet ervoor zorgen dat het gemeenschappelijk rulebook op uniforme wijze in heel de eengemaakte markt wordt geïmplementeerd. Bijgevolg gelden voor financiële entiteiten van vergelijkbare bedrijfsgrootte en met vergelijkbare risicoprofielen dezelfde toezichtnormen, ongeacht waar ze in de EU zijn gevestigd, mede om regelgevingsarbitrage te voorkomen.
In de derde plaats is het voorstel verenigbaar met de algemene doelstelling van verbetering van de efficiëntie en effectiviteit van het toezicht op EU-niveau, zowel binnen als buiten de EU. De afgelopen jaren heeft de EU een reeks hervormingen doorgevoerd om de bank-, verzekerings- en kapitaalmarktsectoren transparanter, beter gereguleerd en robuuster te maken. Door enkele aan de ETA's verleende bevoegdheden (zoals geschillenbeslechting, onafhankelijke evaluaties) te verduidelijken en door de governancestructuur van deze agentschappen te wijzigen, zal het voorstel leiden tot een beter toezicht binnen de EU. Bovendien zijn in de financiële wetgeving van de EU steeds meer "regelingen voor derde landen" opgenomen die niet-EU-ondernemingen toegang tot de EU verlenen, meestal op voorwaarde dat zij over een vergunning beschikken in een staat met een regelgeving die gelijkwaardig is aan die van de EU en die voorziet in een effectief wederkerigheidsmechanisme dat ervoor zorgt dat EU-ondernemingen toegang krijgen. In het wetgevingsvoorstel wordt duidelijker gesteld dat de ETA's de Commissie kunnen bijstaan bij de monitoring van ontwikkelingen in derde landen (d.w.z. regelgevings-, toezicht- en marktontwikkelingen in derde landen en de toezichtreputatie van autoriteiten van derde landen) in rechtsgebieden die vallen onder een positief gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie. Het doel van deze monitoring is ervoor te zorgen dat voortdurend wordt voldaan aan de voorwaarden waarop het gelijkwaardigheidsbesluit is gebaseerd, met bijzondere nadruk op ontwikkelingen in derde landen die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten.
In de vierde plaats is dit wetgevingsvoorstel ook in lijn met het recente voorstel van de Commissie betreffende de procedures en autoriteiten die betrokken zijn bij de vergunningverlening aan centrale tegenpartijen ("CTP's") en de vereisten voor de erkenning van CTP's uit derde landen. Het CTP-voorstel introduceert een meer pan-Europese aanpak van het toezicht op de CTP's van de EU. Binnen de ESMA zal een nieuw gecreëerd toezichtmechanisme worden opgezet dat verantwoordelijk zal zijn voor het verzekeren van een coherenter en consistenter toezicht op de CTP's van de EU en een robuuster toezicht op CTP's in niet-EU-landen of "derde landen".
1.6.
Duur en financiële gevolgen
◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur
◻
Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
◻
Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
⌧ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur
Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2019 tot en met 2020,
gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.
Beheersvorm(en)
◻ Direct beheer door de Commissie via
◻
uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met de lidstaten
⌧ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
⌧ de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen;
◻ publiekrechtelijke organen;
◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Opmerkingen
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
In lijn met de reeds bestaande regelingen stellen de ETA's regelmatig verslagen op over hun activiteiten (waaronder interne rapportage aan het senior management, rapportage aan de raden en het jaarverslag) en zijn zij onderworpen aan audits door de Rekenkamer en de dienst voor interne audit van de Commissie over hun gebruik van middelen en prestaties. De monitoring en rapportage van de in het voorstel opgenomen acties zal in overeenstemming zijn met reeds bestaande vereisten en met alle nieuwe vereisten die uit voorliggend voorstel voortvloeien.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico's
Met betrekking tot het juridische, economische, efficiënte en effectieve gebruik van uit het voorstel voortvloeiende kredieten vallen geen nieuwe significante risico's te verwachten die momenteel niet in een bestaand kader voor interne controle aan bod komen.
Een nieuwe uitdaging kan echter liggen in de verschuiving van financiering, namelijk het zorgen voor tijdige inning van jaarlijkse bijdragen van de betrokken financiële instellingen en financiëlemarktdeelnemers.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
De beheers- en controlesystemen waarin de ETA-verordeningen voorzien zijn reeds geïmplementeerd. De ETA's werken nauw samen met de dienst voor interne audit van de Commissie om ervoor te zorgen dat op alle gebieden van het internecontrolekader aan de passende normen wordt voldaan. Deze regelingen gelden ook ten aanzien van de rol van de ETA's in het kader van het onderhavige voorstel.
Bovendien verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad elk begrotingsjaar kwijting aan elke ETA voor de uitvoering van haar begroting.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.
Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op de ETA's.
De ETA's beschikken over een specifieke fraudebestrijdingsstrategie en een daaruit resulterend actieplan. De versterkte acties van de ETA's op het gebied van fraudebestrijding zullen in overeenstemming zijn met de regels en richtsnoeren van het Financieel Reglement (fraudebestrijdingsmaatregelen als onderdeel van goed financieel beheer), het fraudepreventiebeleid van OLAF, de bepalingen van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (COM(2011)376) en van de gemeenschappelijke aanpak van gedecentraliseerde EU-agentschappen (juli 2012) en de bijbehorende routekaart.
Daarnaast bevatten de verordeningen tot oprichting van de ETA's en de financiële verordeningen van de ETA's bepalingen over de uitvoering en controle van de begroting van de ETA's en de toepasselijke financiële regels, met inbegrip van die ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader:
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgaven
|
Bijdrage
|
|
Nummer
[Rubriek………………………...…………]
|
GK/NGK.
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement
|
1a
|
12 02 04 EBA
12 02 05 EIOPA
12 02 06 ESMA
|
GK
|
JA
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: n.v.t.
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader:
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgaven
|
Bijdrage
|
|
Nummer
[Rubriek………………………...…………]
|
GK/NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement
|
[…]
|
[XX.JJ.JJ.JJ]
[…]
|
[…]
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
Onderhavig wetgevingsinitiatief heeft de volgende gevolgen voor de uitgaven:
1. De indienstneming van in totaal 210 nieuwe personeelsleden bij de EBA, EIOPA en ESMA in de periode 2019-2022.
2. De kosten van deze nieuwe personeelsleden (en andere uitgaven in verband met de nieuwe taken van de ETA's) zullen volledig worden gefinancierd met jaarlijkse bijdragen voor indirect toezicht en vergoedingen voor direct toezicht vanuit de sector (geen gevolgen voor de EU-begroting). Wat de ESMA betreft, moet worden opgemerkt dat het extra personeel en alle extra kosten van direct toezicht volledig zullen worden gedekt door vergoedingen vanuit de sector.
In de veronderstelling echter dat de vaststelling en inwerkingtreding plaatsvinden in het eerste kwartaal van 2019, dat de Commissie een gedelegeerde handeling moet opstellen waarin de jaarlijkse bijdragen, de elementen waarvoor de vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen en de wijze waarop zij moeten worden betaald, worden gespecificeerd, voorziet het voorstel erin dat de jaarlijkse bijdragen worden geïnd vanaf het begin van het jaar dat een volledig jaar na de inwerkingtreding begint - hetgeen in dit scenario betekent dat vanaf 1 januari 2021 de extra uitgaven voor indirect toezicht als gevolg van voorliggend voorstel gefinancierd kunnen worden uit de jaarlijkse bijdragen. Aangezien de ETA's echter vanaf de inwerkingtreding van de verordening kosten zouden maken in het kader van de verordening, is het echter noodzakelijk dat de EU in 2019 en 2020 extra middelen ter beschikking stelt voor de dekking op overgangsbasis van de eerste fase van de activiteiten totdat de jaarlijkse bijdragen worden geïnd, en dat de ETA's deze middelen daadwerkelijk vanaf 2021 kunnen terugstorten aan de EU-begroting voor de reeds genoemde overgangsdekking in 2019 en 2020.
Evenzo zullen vergoedingen ter volledige dekking van de uitgaven voor direct toezicht (die volgens voorliggend voorstel van toepassing zijn vanaf 24 maanden na de inwerkingtreding ervan, d.w.z. 2021 in dit scenario), ook pas worden geïnd na de inwerkingtreding van specifieke gedelegeerde handelingen. In dit document wordt aangenomen dat er in 2021 sprake is van gevolgen voor de EU-begroting uit hoofde van de voorschotten voordat deze vergoedingen kunnen worden geïnd en dat de ETA's het door de EU betaalde voorschot uiterlijk in 2022 zullen terugstorten. In 2022 worden dienovereenkomstig geen extra uitgaven voor de EU-begroting verwacht. In beginsel zullen de extra uitgaven op het gebied van het directe toezicht worden gefinancierd uit vergoedingen die van de onder toezicht staande marktdeelnemers zullen worden geïnd.
Dit extra budget moet uit de algemene begroting van de EU komen, aangezien de begroting van DG FISMA een dergelijk bedrag niet kan dekken.
De kosten van reeds bestaande en lopende ETA-taken en -activiteiten in 2019 en 2020 zullen worden gefinancierd overeenkomstig het huidige financieringskader in lijn met het MFK 2014-2020.
DE GERAAMDE GEVOLGEN VOOR DE UITGAVEN EN HET PERSONEELSBESTAND VOOR DE JAREN 2021 EN DAARNA IN DIT MEMORANDUM WORDEN TER ILLUSTRATIE TOEGEVOEGD EN LOPEN NIET VOORUIT OP HET VOORSTEL VOOR HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER VOOR DE PERIODE NA 2020, DAT TEGEN 2018 MOET WORDEN INGEDIEND. In dit verband zij er ook op gewezen dat, hoewel het aantal personeelsleden dat voor het directe toezicht nodig is na verloop van tijd zal afhangen van de ontwikkeling van het aantal en de omvang van de kapitaalmarktdeelnemers die onder toezicht staan, de betrokken uitgaven in beginsel zullen worden gefinancierd uit van deze marktdeelnemers te ontvangen vergoedingen.
|
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarige financiële
kader
|
Nummer
|
Rubriek 1a Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid
|
DG: FISMA
|
|
|
2019
|
2020
|
2021
|
2022
|
TOTAAL
|
12.0204 EBA
|
Vastleggingen
|
(1)
|
2 493,0
|
4 096,3
|
0
|
|
6 589,3
|
|
Betalingen
|
(2)
|
2 493,0
|
4 096,3
|
0
|
|
6 589,3
|
12.0205 EIOPA
|
Vastleggingen
|
(1a)
|
3 759,7
|
5 356,0
|
0
|
|
9 115,7
|
|
Betalingen
|
(2a)
|
3 759,7
|
5 356,0
|
0
|
|
9 115,7
|
12.0206 ESMA
|
Vastleggingen
|
(3a)
|
17 728,6
|
20 589,6
|
10 142,8
|
|
48 461,0
|
|
Betalingen
|
(3b)
|
17 728,6
|
20 589,6
|
10 142,8
|
|
48 461,0
|
TOTAAL kredieten
for DG FISMA
|
Vastleggingen
|
=1+1a +3a
|
23 981,3
|
30 041,9
|
10 142,8
|
|
64 166,0
|
|
Betalingen
|
=2+2a+3b
|
23 981,3
|
30 041,9
|
10 142,8
|
|
64 166,0
|
Rubriek van het meerjarige financiële
kader
|
5
|
"Administratieve uitgaven"
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
DG: <…….>
|
• Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG <…….>
|
Kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
|
|
2019
|
2020
|
2021
|
2022
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader
|
Vastleggingen
|
23 981,3
|
30 041,9
|
10 142,8
|
|
|
|
|
64 166,0
|
|
Betalingen
|
23 981,3
|
30 041,9
|
10 142,8
|
|
|
|
|
64 166,0
|
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]
◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
◻
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs
⇩
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Nr.
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE KOSTEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie] — Zie bijlage bij het financieel memorandum
1.
Samenvatting
◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
◻
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
Ambtenaren (AD)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ambtenaren (AST)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Arbeidscontractanten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Tijdelijke functionarissen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Geraamde gevolgen voor het personeel (aanvullende VTE) - lijst van het aantal ambten
Functiegroep en rang
|
Jaar N
|
Jaar N+1
|
Jaar N+2
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
AD16
|
|
|
|
|
AD15
|
|
|
|
|
AD14
|
|
|
|
|
AD13
|
|
|
|
|
AD12
|
|
|
|
|
AD11
|
|
|
|
|
AD10
|
|
|
|
|
AD9
|
|
|
|
|
AD8
|
|
|
|
|
AD7
|
|
|
|
|
AD6
|
|
|
|
|
AD5
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totaal AD
|
|
|
|
|
AST11
|
|
|
|
|
AST10
|
|
|
|
|
AST9
|
|
|
|
|
AST8
|
|
|
|
|
AST7
|
|
|
|
|
AST6
|
|
|
|
|
AST5
|
|
|
|
|
AST4
|
|
|
|
|
AST3
|
|
|
|
|
AST2
|
|
|
|
|
AST1
|
|
|
|
|
Totaal AST
|
|
|
|
|
AST/SC 6
|
|
|
|
|
AST/SC 5
|
|
|
|
|
AST/SC 4
|
|
|
|
|
AST/SC 3
|
|
|
|
|
AST/SC 2
|
|
|
|
|
AST/SC 1
|
|
|
|
|
Totaal AST/SC
|
|
|
|
|
EINDTOTAAL
|
|
|
|
|
Geraamde gevolgen voor het personeel (extra) - extern personeel
Arbeidscontractanten
|
Jaar N
|
Jaar N+1
|
Jaar N+2
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Functiegroep IV
|
|
|
|
|
Functiegroep III
|
|
|
|
|
Functiegroep II
|
|
|
|
|
Functiegroep I
|
|
|
|
|
Totaal
|
|
|
|
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
Jaar N
|
Jaar N+1
|
Jaar N+2
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Totaal
|
|
|
|
|
Vermeld de geplande datum van indiensttreding en pas het aantal dienovereenkomstig aan (als de indiensttreding in juli plaatsvindt, wordt slechts rekening gehouden met 50 % van de gemiddelde kosten). Vermeld nadere informatie in een bijlage.
2.
Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG
⌧
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
◻
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar N+2
|
Jaar N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 01 02 (delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 01 (onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 01 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 04 jj
|
- hoofdkantoor
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
|
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
|
Extern personeel
|
|
De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent dient in het derde onderdeel van bijlage V, deel 3, te worden opgenomen.
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
◻
Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader
⌧
Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader
Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
De begrotingsonderdelen van de ETA's (12.0204, 12.0205 en 12.0206) moeten opnieuw worden geprogrammeerd. Hoewel de geplande bedragen uiteindelijk volledig door vergoedingen zullen worden gedekt, zal een voorschot uit de EU-begroting nodig zijn om de kosten te dekken die gedurende ten minste de eerste 18 maanden van de operationele periode zijn gemaakt.
Na vaststelling van het voorstel moet de Commissie een gedelegeerde handeling vaststellen waarin de methode voor de berekening en inning van de vergoedingen in detail wordt gespecificeerd. Pas als het Europees Parlement en de Raad geen bezwaar maken en na publicatie in het Publicatieblad kan met de inning van de vergoedingen worden begonnen. Deze uitgaven moeten echter op termijn worden teruggestort, uiterlijk in 2021.
◻
Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
[…]
3.2.5.
Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden
Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Totaal
|
Medefinancieringsbron
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL medegefinancierde kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
⌧
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
◻
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
◻
voor de eigen middelen
◻
voor de diverse ontvangsten
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Artikel ….
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
BIJLAGE
Voor de personeelsuitgaven zijn de kosten die op de door de ETA's te verrichten taken betrekking hebben, geraamd in overeenstemming met de kostenclassificatie in de ontwerpbegroting van de ETA's voor 2018. Voorliggend voorstel zal gevolgen hebben voor de kosten die door de ETA's worden gemaakt vanwege de veranderingen in: I.) de governance, II.) de indirecte toezichtbevoegdheden van de ETA's III.) het financieringssysteem voor deze agentschappen en IV) de directe toezichtbevoegdheden die aan de ESMA zijn verleend. Het extra personeel zal ook moeten worden ondersteund met overheadmiddelen en juridische deskundigen (V.). Gezien de toename van het aantal personeelsleden kan dit wetgevingsvoorstel ook enkele aanpassingen in de huisvesting van de ETA's met zich meebrengen (VI.).
I. Governance van de ETA's:
Als gevolg van dit wetgevingsvoorstel zou de huidige raad van bestuur (bestaande uit de voorzitter, de uitvoerend directeur en de leden van de raad van toezichthouders) worden vervangen door een directie, een nieuw opgericht orgaan van vier voltijdse onafhankelijke leden (met inbegrip van de voorzitter) voor de EBA en de EIOPA en zes voltijdse onafhankelijke leden (met inbegrip van de voorzitter) voor de ESMA, die zich alleen bezighouden met de mandaten van de ETA's. De huidige uitvoerend directeur kan deel gaan uitmaken van de directie. Deze wijzigingen kunnen twee extra personeelsleden voor de EBA en EIOPA en vier extra personeelsleden voor de ESMA vereisen (als deze werknemers buiten de organisatie worden aangeworven). Zij zullen worden betaald uit de begroting van de ETA's. Die 2 nieuwe werknemers voor de EBA en EIOPA en 4 nieuwe werknemers voor de ESMA moeten ervaring hebben en moeten worden aangeworven als tijdelijke AD-functionaris van ten minste de rang AD 13. Voor deze extra personeelsleden zullen onvermijdelijk kosten in verband met de aanwerving (reiskosten, hotelkosten, kosten van medische keuringen en andere toelagen, verhuiskosten, enz.) worden gemaakt van naar schatting 12 700 EUR per persoon.
Op grond van het wetgevingsvoorstel zou deze directie beslissingsbevoegdheid krijgen voor bepaalde niet-regelgevende taken, waarbij de uit het huidige governancemodel voortvloeiende verkeerde afstemming van prikkels bijzonder veel problemen oplevert (bijvoorbeeld procedures wegens schending van het Unierecht en geschillenbeslechting). Aangezien een van de doelstellingen van voorliggend voorstel is om meer gebruik te maken van die bevoegdheden, moeten de vaste leden van de directie in hun taken goed worden ondersteund door extra personele middelen. De wijzigingen die in deze bevoegdheden worden aangebracht, moeten bijvoorbeeld leiden tot een groter aantal verzoeken om informatie (die aan bevoegde autoriteiten of marktdeelnemers worden gezonden) en een intensiever gebruik van geschillenbeslechtingsbevoegdheden. De meeste van deze nieuwe taken kunnen worden uitgevoerd door bestaand ETA-personeel dat kan worden overgeplaatst van quasi-wetgevingswerk naar taken op het gebied van toezichtconvergentie. In de toekomst wordt immers verwacht dat de regelgevingswerkzaamheden licht zullen afnemen of stagneren en dat meer VTE's van de ETA's zich met toezichtconvergentie zullen bezighouden. Om de nieuwe directie bij haar nieuwe taken te ondersteunen, zijn bijgevolg slechts twee extra VTE's voor de EBA en EIOPA en drie extra VTE's voor de ESMA noodzakelijk.
Samengevat wordt in dit financieel memorandum ervan uitgegaan dat veranderingen in de governance van de ETA's voor elk van deze agentschappen het volgende kunnen impliceren:
de aanwerving van 4 nieuwe AD's als tijdelijk functionaris voor de ESMA en 2 nieuwe AD's als tijdelijk functionaris voor de EBA en de EIOPA met ten minste de rang AD 13 en een grote beroepservaring;
2 VTE's (allebei tijdelijke functionarissen) voor de EBA en EIOPA en 3 VTE's voor de ESMA om de leden van de nieuwe directie te helpen bij hun nieuwe taken en om de verwachte toename van de werklast in verband met toezichtconvergentiewerkzaamheden te compenseren;
·aanwervingskosten voor deze extra personeelsleden (reiskosten, hotelkosten, kosten voor medische onderzoeken en andere vergoedingen, verhuiskosten, enz.).
|
II. Indirect toezicht door de ETA's:
i. Gemeenschappelijke taken waarvoor dezelfde middelen nodig zijn voor de 3 ETA's
Om de consistentie binnen het netwerk van financiële toezichthouders te bevorderen, zouden de peerreviews die door de ETA's worden uitgevoerd, worden vervangen door onafhankelijke evaluaties. Terwijl peerreviews momenteel worden uitgevoerd door peerreviewpanels die hoofdzakelijk bestaan uit personeel van de nationale bevoegde autoriteiten van de EU-28, zullen de onafhankelijke evaluaties worden uitgevoerd onder toezicht van de pas opgerichte directie. Om deze taak te vervullen voorziet het wetgevingsvoorstel erin dat de directie een toetsingscommissie kan instellen. Deze commissie zou uitsluitend uit personeelsleden van de ETA's bestaan teneinde de onafhankelijkheid van de evaluaties te waarborgen. De oprichting van een dergelijke commissie zou dus extra personeel vereisen, ook al nemen sommige ETA's al deel aan de huidige peerreviews. Deze toename van het personeelsbestand van de ETA's kan worden geraamd op vijf extra personeelsleden per ETA, om het gebrek aan personele middelen die door de bevoegde autoriteiten voor dergelijke exercities ter beschikking worden gesteld, te compenseren.
De ETA's zullen ook worden belast met een nieuwe taak inzake coördinatie van de bevoegde autoriteiten, om te zorgen voor convergentie in de toezichtpraktijken en een consistente toepassing van het Unierecht. In deze context zouden de ETA's gemeenschappelijke doelstellingen voor toezicht vaststellen in de vorm van een strategisch meerjarenplan van de EU. De ETA's stellen reeds een jaarlijks werkprogramma op. Het huidige jaarlijkse werkprogramma van de ETA's is echter bedoeld voor regelgevings- en toezichtactiviteiten die door de ETA's zelf moeten worden uitgevoerd, terwijl het nieuwe strategische plan van de EU bedoeld is voor toezichtactiviteiten die door de bevoegde autoriteiten moeten worden uitgevoerd. Bovendien impliceren de nieuwe coördinatiebevoegdheden ook dat de bevoegde autoriteiten (met inbegrip van het gemeenschappelijk toezichtmechanisme en het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme/de gemeenschappelijke afwikkelingsraad) jaarlijks werkprogramma's moeten opstellen (in lijn met het strategisch plan van de EU) en deze moeten voorleggen aan de ETA's, die deze aftoetsen aan het strategisch plan van de EU. Elke ETA zou dan voor haar jaarprogramma een aanbeveling of een individueel goedkeuringsbesluit tot elke bevoegde autoriteit richten en de uitvoering ervan gaandeweg evalueren. Deze interactie met de bevoegde autoriteiten en de coördinatiewerkzaamheden met de relevante teams binnen elke ETA vereisen extra personele middelen. Er zouden drie extra personeelsleden nodig zijn per ETA.
De ETA's zouden ook worden belast met nieuwe taken die verband houden met financiële technologieën (fintech). Op grond van het wetgevingsvoorstel zijn de ETA's met het volgende belast: i) streven naar convergentie met betrekking tot licentievereisten voor fintechbedrijven, ii) verduidelijken en actualiseren van de toezichtkaders voor uitbesteding, in het bijzonder wat uitbesteding aan clouddiensten betreft; iii) coördineren van de nationale knooppunten voor technologische innovatie en eventueel uitvaardigen van richtsnoeren over door de lidstaten opgezette knooppunten voor technologische innovatie/proeftuinen voor regelgeving; en iv) wat cyberbeveiliging betreft, streven naar convergentie van het risicobeheer op IT-gebied en bijdragen tot de ontwikkeling, in samenwerking met de Commissie en de Europese Centrale Bank, van manieren om cyberstresstests uit te voeren. Er zouden specifieke middelen voor fintech noodzakelijk zijn in verband met deze extra taken, namelijk naar schatting 3 extra personeelsleden.
ii. Taken die verschillende middelen vereisen voor de drie ETA's
De ETA's zouden ook duidelijker omschreven verantwoordelijkheden hebben met betrekking tot de monitoring van het gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie dat van toepassing is op het regelgevings- en toezichtkader van een derde land. In het verleden ontbrak het aan een duidelijke rechtsgrondslag voor ETA's om de Commissie bij te staan bij de monitoring na gelijkwaardigheidsbeoordeling, waardoor sommige ETA's wegens beperkte middelen niet in staat waren bijstand te verlenen. Momenteel maakt de ETA een eerste analyse als input voor de gelijkwaardigheidsbeoordeling van de Commissie in een van de volgende twee scenario's: de Commissie heeft de EBA specifiek verzocht om technisch advies, of de EBA is specifiek met deze taak belast krachtens bepaalde primaire wetgeving. In het wetgevingsvoorstel betreffende de ETA's wordt duidelijker gesteld dat de ETA's de Commissie kunnen bijstaan bij de monitoring van ontwikkelingen in derde landen (d.w.z. regelgevings-, toezicht- en marktontwikkelingen in derde landen en de toezichtreputatie van autoriteiten van derde landen) in rechtsgebieden die vallen onder een positief gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie. Het doel van deze monitoring is ervoor te zorgen dat voortdurend wordt voldaan aan de voorwaarden waarop het gelijkwaardigheidsbesluit is gebaseerd, met bijzondere nadruk op ontwikkelingen in derde landen die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De ETA's zouden met name een jaarverslag over hun bevindingen bij de Commissie indienen. Deze duidelijkere rol zou vereisen dat de ontwikkelingen in derde landen voortdurend worden geanalyseerd en dat de werkzaamheden met gesprekspartners binnen of buiten de organisatie worden gecoördineerd.
De drie ETA's hebben echter niet dezelfde werklast op het stuk van gelijkwaardigheidsbesluiten. De ESMA gaat over 11 wetgevingsteksten van de 13 verordeningen van de drie ETA's op basis waarvan gelijkwaardigheidsbesluiten voor derde landen kunnen worden vastgesteld. De EIOPA en EBA gaan telkens over één tekst die voorziet in een gelijkwaardigheidsregeling voor derde landen (namelijk Solvabiliteit II respectievelijk RKVIV/VKV). Bijgevolg moeten de extra middelen die de ESMA nodig heeft, groter zijn dan die welke de EIOPA en EBA nodig hebben.
De extra middelen voor de ESMA kunnen worden geraamd op 9 VTE's en de gerelateerde transactiekosten kunnen worden geraamd op 1 miljoen EUR per jaar. Voor de EIOPA en EBA kunnen de extra personele middelen worden geraamd op 2 VTE's en de gerelateerde transactiekosten op 200 000 EUR per jaar.
iii. Specifieke taken voor de ESMA
Het voorstel geeft de ESMA een sterker mandaat om samenwerking tussen nationale bevoegde autoriteiten in verband met potentiële grensoverschrijdende gevallen van marktmisbruik te bevorderen, terwijl onderzoek, handhaving en vervolging op nationaal niveau blijven. Op grond van dit wetgevingsvoorstel zou de ESMA een rol spelen als "informatieknooppunt" voor het verzamelen en verspreiden op verzoek van regelgevers van handelsgegevens waarbij meerdere EU-rechtsgebieden betrokken zijn. Bovendien zou een bevoegde autoriteit, als en wanneer zij in de loop van het toezichtsproces een verdachte grensoverschrijdende transactie vaststelt, deze moeten melden aan de ESMA, die op haar beurt wordt belast met de actieve coördinatie van de onderzoeksactiviteiten op EU-niveau. Een dergelijke structuur zou verder gaan dan de bestaande marktmisbruikverordening en de mandaten van de verordening betreffende de markt voor financiële instrumenten, aangezien de ESMA versterkte coördinatiebevoegdheden zou krijgen en het werk van de bij grensoverschrijdende onderzoeken betrokken toezichthouders zou vergemakkelijken. Voor deze nieuwe taken zijn 2 extra VTE's nodig (één voor coördinatie, één voor IT-diensten) naast de IT-kosten die nodig zijn om een "dropbox" op te zetten waar bevoegde autoriteiten door hun collega's verstrekte documenten met betrekking tot toezicht op en onderzoek naar marktmisbruik kunnen downloaden en uploaden. Deze vaste IT-kosten worden geraamd op 100 000 EUR per jaar en de eenmalige IT-kosten worden geraamd op 500 000 EUR.
Tot de in MiFID II/MiFIR vastgestelde rapportagevereisten behoren onder meer een verplichting voor de nationale bevoegde autoriteiten om bij handelsplatforms gegevens te verzamelen over een groot aantal financiële instrumenten en transactiemeldingen die door beleggingsondernemingen zijn ingediend (ongeveer 15 miljoen in heel de EU). Volgens het voorstel zal de ESMA worden belast met het centraliseren van de verzameling van referentiegegevens overeenkomstig MiFID II/MiFIR en met het rechtstreeks verzamelen van deze gegevens op handelsplatforms. Het opzetten van een gemeenschappelijke IT-infrastructuur binnen de ESMA is een manier om toezichtconvergentie bij de uitvoering van MiFIDII/MiFIR te bevorderen. Aangezien meer gegevens moeten worden gerapporteerd, zal de ESMA extra middelen nodig hebben, waaronder IT-middelen. Om de rapportering van transacties te centraliseren zijn 8 VTE's en IT-uitgaven vereist (3 miljoen EUR in het eerste jaar en 2 miljoen EUR voor onderhoud in de daaropvolgende jaren).
iv. Specifieke taken voor de EIOPA
Volgens dit wetgevingsvoorstel zou de EIOPA ook nieuwe bevoegdheden krijgen met betrekking tot interne modellen van verzekeringsondernemingen. De EIOPA zou met name de bevoegdheid krijgen om een onafhankelijke beoordeling uit te voeren van de aanvragen tot gebruik of wijziging van een intern model en om de betrokken bevoegde autoriteiten advies te geven. Bij geschillen tussen bevoegde autoriteiten over een intern model worden de mogelijkheden voor de EIOPA om door middel van een bindende bemiddeling bij te dragen aan de beslechting van geschillen versterkt. De EIOPA heeft momenteel een 'internmodellenteam' dat bestaat uit 4 fulltime medewerkers (en in de nabije toekomst 5 medewerkers). Deze nieuwe taak voor de EIOPA zou de werkbelasting van een dergelijk team aanzienlijk verhogen en extra personeel vereisen dat gespecialiseerd is in interne modellen. Gezien de technische aard van de werkzaamheden kan de behoefte aan personele middelen worden geraamd op 5 extra VTE's.
Samengevat wordt in dit financieel memorandum ervan uitgegaan dat de toekenning van nieuwe en sterkere indirecte toezichtbevoegdheden aan de ETA's het volgende kan inhouden:
·Voor de EIOPA: zouden 18 VTE's (15 tijdelijke functionarissen en 3 gedetacheerde nationale deskundigen) nodig zijn; 200 000 EUR per jaar voor vertaalkosten
·Voor de ESMA: zouden 30 VTE's (24 tijdelijke functionarissen en 6 gedetacheerde nationale deskundigen) nodig zijn; 3,5 miljoen EUR eenmalige IT-kosten; 2,1 miljoen EUR per jaar voor IT-onderhoudskosten; 1 miljoen EUR per jaar voor vertaalkosten.
·Voor de EBA: zouden 13 VTE's (11 tijdelijke functionarissen en 2 gedetacheerde nationale deskundigen) nodig zijn; 200 000 EUR per jaar voor vertaalkosten
|
III. Financiering
i. Middelen voor de berekening van de jaarlijkse bijdragen
Onderhavig wetgevingsvoorstel heeft tot doel de financiering van de ETA's te wijzigen. Deze financiering zal hoofdzakelijk afkomstig zijn van een subsidie uit de algemene begroting van de EU en van jaarlijkse bijdragen van de entiteiten die onder de bevoegdheid van de autoriteit vallen. Volgens het wetgevingsvoorstel moeten de jaarlijkse bijdragen van de particuliere sector indirect door de ETA's worden geïnd via door elke lidstaat aangewezen autoriteiten. Zelfs in dat scenario zouden de ETA's: i) de bevoegde nationale autoriteiten om informatie dienen te verzoeken; ii) de jaarlijkse bijdragen moeten berekenen; en iii) deze informatie aan de lidstaten/de bevoegde nationale autoriteiten moeten zenden. Vervolgens zouden de nationale bevoegde autoriteiten of de lidstaten: i) de facturen opstellen; en ii) de jaarlijkse bijdragen van de particuliere sector innen. Ten slotte zouden de ETA's de van de lidstaten/nationale bevoegde autoriteiten ontvangen jaarlijkse bijdragen verifiëren. De lidstaten/bevoegde nationale autoriteiten zouden verantwoordelijk zijn voor het nemen van handhavingsmaatregelen in geval van niet-betaling. Het aantal entiteiten dat onder de bevoegdheid van de ETA's valt, is zeer groot. Er vallen meer dan 11 600 kredietinstellingen en beleggingsondernemingen onder de bevoegdheid van de EBA, 20 000 entiteiten onder de bevoegdheid van de ESMA en 20 000 verzekerings- en pensioenondernemingen onder de bevoegdheid van de EIOPA. Bijgevolg kan het extra personeel dat nodig is voor deze nieuwe taak worden geschat op 4 extra VTE's (waarvan 3 voor het verzamelen van gegevens en de berekening van vergoedingen en 1 voor het beheer van het IT-systeem).
Bovendien zal voor dit nieuwe financieringssysteem een nieuw IT-systeem moeten worden opgezet. In plaats van hun eigen IT-systeem te ontwikkelen, zouden de drie ETA's een gemeenschappelijke IT-infrastructuur kunnen ontwikkelen, wat synergieën zou creëren. Een gemeenschappelijke IT-interface zou ook praktischer zijn voor financiëlemarktdeelnemers die vergoedingen aan meer dan één ETA kunnen moeten betalen (bv. beleggingsondernemingen).
De kosten van een dergelijk IT-systeem kunnen worden geraamd op 1,5 miljoen EUR (eenmalige kosten, d.w.z. 500 000 EUR per ETA) en vervolgens 300 000 EUR onderhoudskosten per jaar (d.w.z. 100 000 EUR per ETA). Dit nieuwe IT-systeem moet worden gekoppeld aan het ABM-systeem van de ETA's.
ii. Middelen voor berekening, facturering en inning van toezichtvergoedingen (ESMA)
Onderhavig wetgevingsvoorstel verleent de ESMA nieuwe directe toezichtbevoegdheden (zie volgend punt). De ESMA heft bijgevolg vergoedingen van de entiteiten waarop zij rechtstreeks toezicht houdt of ontvangt vergoedingen voor de diensten die zij aanbieden. De ESMA heeft nieuwe middelen nodig om deze entiteiten te factureren en vergoedingen van hen te innen.
Vier nieuwe sectoren zullen naar de ESMA worden overgeheveld (fondsen, prospectussen, benchmarks en aanbieders van datarapporteringsdiensten). Er is naar schatting één VTE per sector nodig, d.w.z. drie extra VTE's.
Samengevat wordt in dit financieel memorandum ervan uitgegaan dat veranderingen in de financiering van de ETA's kunnen impliceren:
·Voor de EBA en EIOPA: 4 extra VTE's (1 tijdelijk functionaris en 3 arbeidscontractanten) en IT-systemen, geraamd op 0,5 miljoen EUR (eenmalige kosten) en 100 000 EUR per jaar (onderhoudskosten)
·Voor de ESMA: 7 extra VTE's (1 tijdelijk functionaris en 6 arbeidscontractanten) en IT-systemen, geraamd op 0,5 miljoen EUR (eenmalige kosten) en 100 000 EUR per jaar (onderhoudskosten)
|
IV. Directe toezichtbevoegdheden - ESMA
Om te beginnen dient eraan te worden herinnerd dat entiteiten die onder rechtstreeks toezicht van de ESMA staan vergoedingen aan de ESMA moeten betalen (eenmalige kosten voor registratie en vaste kosten voor continu toezicht). Dit is het geval voor ratingbureaus (zie Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 272/2012 van de Commissie) en transactieregisters (Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1003/2013 van de Commissie).
Volgens onderhavig wetgevingsvoorstel zal de ESMA verantwoordelijk zijn voor het directe toezicht op Europese durfkapitaalfondsen (EuVECA's), Europese sociaalondernemerschapsfondsen (EuSEF's) en Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (ELTIF's). De toezichthoudende taken zouden bestaan in vergunningverlening/aanmelding (paspoortverlening) voor deze fondsen en in dagelijks toezicht. De ESMA zal ook directe onderzoeksbevoegdheden hebben ten aanzien van deze fondsen. Momenteel zijn er 117 EuVECA-fondsen (beheerd door 97 EuVECA-beheerders), 7 EuSEF-fondsen (beheerd door 3 EuSEF-beheerders) en minder dan 10 ELTIF's in de EU waarvoor vergunning is verleend. Aangezien deze fondsen relatief nieuwe structuren zijn, is het aantal registraties hoog (bv. 22 nieuwe EuVECA-fondsen in 2016). Vanwege het nieuwe wettelijke kader dat van toepassing is op EuVECA- of EuSEF-fondsen en de wijzigingen in de kapitaalvereisten voor beleggingen door verzekeringsmaatschappijen in ELTIF's, wordt verwacht dat het aantal vergunningsaanvragen zal toenemen. Bijgevolg zal de ESMA extra personeel dat gespecialiseerd is in vermogensbeheer aanwerven. Die behoeften aan personele middelen kunnen worden geraamd op 7 VTE's (daaronder begrepen één in IT gespecialiseerd VTE en één gegevensanalist). Er is ook één IT-systeem nodig voor het beheer van het proces van vergunningverlening en toezicht, alsmede voor het verzamelen van gegevens van de fondsen. Die kosten worden geraamd op 500 000 EUR (eenmalige kosten) en 100 000 EUR per jaar voor onderhoud.
Er zij op gewezen dat deze overdracht van bevoegdheden van de nationale bevoegde autoriteiten aan de ESMA met betrekking tot de vergunningverlening aan en de dagelijkse monitoring van deze fondsen (ELTIF-, EuVECA- en EuSEF-fondsen) ook een inkrimping van het personeel van de nationale bevoegde autoriteiten dat momenteel met het toezicht op deze fondsen is belast, zou kunnen inhouden. De nationale bevoegde autoriteiten met de grootste vermogensbeheersector bieden werk aan een groot aantal VTE's die zich bezighouden met fondsen, voornamelijk icbe's en alternatieve beleggingsfondsen (abi's) (d.w.z. LU 197 VTE' s, FR 102, DE 120, NL 25, IT 65/70 plus regionale vestigingen, UK 100). Naar schatting zou de instelling van 7 VTE's op EU-niveau om toezicht te houden op ELTIF-, EuVECA- en EuSEF-fondsen ook moeten leiden tot een algemene daling van het aantal personeelsleden van de nationale bevoegde autoriteiten met 7 VTE. Als het aantal fondsen in latere jaren toeneemt, zullen er meer middelen nodig zijn, maar deze zullen dan worden gefinancierd met vergoedingen van de sector.
Krachtens het wetgevingsvoorstel zal de ESMA ook verantwoordelijk zijn voor de goedkeuring van sommige prospectussen (wholesale-prospectussen voor andere dan eigenvermogensinstrumenten, prospectussen opgesteld door gespecialiseerde emittenten, prospectussen met betrekking tot asset-backed security's en prospectussen door emittenten uit derde landen), met inbegrip van de aanvullingen daarop. Naar schatting zal de ESMA jaarlijks 1600 prospectussen goedkeuren (1100 prospectussen, 400 ABS-prospectussen, 60 prospectussen van gespecialiseerde emittenten). Bovendien draagt voorliggend voorstel ook het toezicht op reclame in verband met die prospectussen die door de ESMA zouden worden goedgekeurd, over aan de ESMA. Om bovengenoemde taak uit te voeren, moet de ESMA beschikken over adequaat personeel met de juiste taalvaardigheden en voldoende kennis van de relevante nationale regels inzake consumentenbescherming, met name voor de controle van marketingmateriaal. Naar schatting zou de ESMA 35 VTE's moeten inzetten (waarvan 33 gespecialiseerd in prospectussen, 1 VTE gespecialiseerd in IT-systemen en 1 gegevensanalist). Die nieuwe bevoegdheden zouden ook IT-kosten met zich meebrengen voor het beheer van het goedkeuringsproces voor prospectussen. Die kosten worden geraamd op 500 000 EUR (eenmalige kosten) en 100 000 EUR per jaar voor onderhoud. Aangezien de ontwerpprospectussen voor goedkeuring kunnen worden ingediend in de 23 officiële talen van de EU, zouden deze nieuwe bevoegdheden die aan de ESMA worden verleend ook vertaalkosten met zich meebrengen, die op 1,2 miljoen EUR per jaar worden geraamd.
De ESMA zou 1 600 van de 3 500 door alle nationale bevoegde autoriteiten in de EU goedgekeurde prospectussen, d.w. z. 45% van alle EU-prospectussen goedkeuren. Bijgevolg moet deze overdracht van bevoegdheden gepaard gaan met een vermindering van het personeel van de nationale bevoegde autoriteiten belast met de goedkeuring van prospectussen die door de ESMA zouden worden goedgekeurd.
Onderhavig wetgevingsvoorstel voorziet er ook in dat de ESMA beheerders van cruciale benchmarks vergunning verleent en superviseert, de bekrachtiging van benchmarks voor derde landen goedkeurt en de in derde landen gevestigde beheerders erkent. De ESMA zal ook onderzoeksbevoegdheden krijgen ten aanzien van deze benchmarkbeheerders. Gezien de synergieën die een direct toezicht op EU-niveau zou bieden, zouden naar schatting tien extra VTE's moeten worden aangeworven. Door deze overdracht van bevoegdheden aan de ESMA zou geen extra personeel door de nationale bevoegde autoriteiten hoeven te worden aangeworven voor het toezicht op beheerders van cruciale benchmarks.
De ESMA zal verantwoordelijk zijn voor het registreren van aanbieders van datarapporteringsdiensten (d.w.z. goedgekeurde rapportagemechanismen, goedgekeurde publicatieregelingen en aanbieders van geconsolideerde tape) die nieuwe soorten entiteiten zijn die door de richtlijn markten voor financiële instrumenten in het leven zijn geroepen. De ESMA zal ook zorgen voor het doorlopend toezicht daarop en zal bevoegd zijn om onderzoeken uit te voeren. Hiervoor is ook extra gespecialiseerd personeel nodig, dat op 20 VTE's wordt geschat, waaronder 3 in IT-systemen gespecialiseerde VTE's en 2 gegevensanalisten. Gezien het grote aantal gegevens die door deze entiteiten worden beheerd, is een groot IT-systeem nodig om de kwaliteit en de manier waarop zij worden verwerkt en gepubliceerd te beoordelen. Die IT-kosten worden geraamd op 2 miljoen EUR (eenmalige kosten) en 400 000 EUR per jaar (onderhoudskosten). Door deze overdracht van bevoegdheden aan de ESMA zou geen extra personeel door de nationale bevoegde autoriteiten hoeven te worden aangeworven voor het toezicht op aanbieders van datarapporteringsdiensten.
Samengevat wordt in dit financieel memorandum ervan uitgegaan dat de nieuwe directe toezichtbevoegdheden van de ESMA met betrekking tot bovengenoemde entiteiten het volgende inhouden:
·de aanwerving van 65 extra VTE's tot 2022;
·eenmalige IT-kosten, die worden geraamd op 3 miljoen EUR;
·vaste IT-kosten, die worden geraamd op 600 000 EUR per jaar;
·vertaalkosten, die worden geraamd op 1,2 miljoen EUR per jaar.
|
V. Overhead en juridische ondersteuning
De overhead op het gebied van middelenondersteuning op het niveau van de agentschappen omvat personele middelen, financiën, faciliteitenbeheer, coördinatie en IT-basisondersteuning (exclusief pan-Europese IT-projecten). Gezien hun uitgebreide regelgevingswerkzaamheden hebben de ETA's ook belangrijke behoeften op het stuk van juridische ondersteuning. Op basis van het ABM-systeem van de ESMA maken de posten middelenoverhead en juridische ondersteuning respectievelijk 22% en 13% van het totale personeel uit. Met andere woorden, voor 7 VTE's die een kernactiviteit uitvoeren, worden ruwweg 2 extra personeelsleden aan middelenoverhead en 1 personeelslid aan juridische ondersteuning toegewezen. Rekening houdend met het feit dat de ETA's tijdens hun groei verdere schaalvoordelen kunnen ontwikkelen, zijn wij er in dit financieel memorandum van uitgegaan dat de overhead op het stuk van middelen en juridische ondersteuning respectievelijk 18% en 8% van het totale personeelsbestand zou uitmaken.
Bijgevolg kan de toename van de personele middelen (VTE's) tot 2022 als volgt worden samengevat:
EBA:
|
Kernactiviteit
|
Middelenoverhead
|
Juridische ondersteuning
|
Totaal
|
Governance
|
4
|
1
|
1
|
6
|
Indirecte toezichtbevoegdheden
|
13
|
3
|
2
|
18
|
Financiering
|
4
|
1
|
0
|
5
|
Totaal
|
21
|
5
|
3
|
29
|
EIOPA:
|
Kernactiviteit
|
Middelenoverhead
|
Juridische ondersteuning
|
Totaal
|
Governance
|
4
|
1
|
1
|
6
|
Indirecte toezichtbevoegdheden
|
18
|
4
|
2
|
24
|
Financiering
|
4
|
1
|
0
|
5
|
Totaal
|
26
|
6
|
3
|
35
|
ESMA:
|
Kernactiviteit
|
Middelenoverhead
|
Juridische ondersteuning
|
Totaal
|
Governance
|
7
|
2
|
1
|
10
|
Indirecte toezichtbevoegdheden
|
30
|
7
|
3
|
40
|
Financiering
|
7
|
2
|
0
|
9
|
Directe toezichtbevoegdheden
|
65
|
16
|
6
|
87
|
Totaal
|
109
|
27
|
10
|
146
|
Met het oog op een verdere vermindering van de kosten door de ETA's kan een groot aantal nieuwe VTE's in dienst worden genomen als arbeidscontractanten of gedetacheerde nationale deskundigen. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen mag echter niet te hoog worden geraamd. De ETA's zouden moeilijkheden kunnen ondervinden om dergelijke deskundigen aan te werven vanwege de kosten die dit voor de lidstaten en de nationale bevoegde autoriteiten zou vertegenwoordigen. Naast deze moeilijkheden in verband met hun beschikbaarheid, moet op het gebied van direct toezicht worden verwacht dat zij voor essentiële ervaring zullen zorgen wanneer de ESMA die taken opneemt, maar dat het op lange termijn na de opstartfase voor de ESMA belangrijker zal zijn om deskundigheid in huis te houden en relatief meer op tijdelijke functionarissen een beroep te doen. De volgende tabel geeft een indicatieve uitsplitsing van het aantal personeelsleden in deze categorieën.
|
2019
|
2020
|
2021
|
2022
|
Tijdelijke functionarissen
|
63
|
104
|
121
|
147
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
5
|
11
|
15
|
15
|
Arbeidscontractanten
|
29
|
37
|
41
|
48
|
Totaal
|
97
|
152
|
177
|
210
|
(personeelsbestand in 2021 en latere jaren is indicatief)
VI. Huisvesting
De wijzigingen van de taken zullen ook nieuwe middelen voor de ETA's inhouden in termen van huisvesting. De geraamde extra kosten zijn in aanmerking genomen voor zowel de ESMA als de EIOPA. Wat de EBA betreft is in dit document met geen extra kosten rekening gehouden, aangezien er op dit moment geen informatie beschikbaar is over de nieuwe zetel en de omvang van het door de lidstaten voorgestelde gebouw.
AANVULLEND FINANCIEEL MEMORANDUM
Inhoud
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
1.3.Het voorstel betreft
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
1.4.4.Prestatie-indicatoren
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
1.7.Beheersvorm(en)
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van EBA
3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van EBA
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
AANVULLEND FINANCIEEL MEMORANDUM "AGENTSCHAPPEN"
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van:
- Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit),
- Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen),
- Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten),
- Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen,
- Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen,
- Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2015 betreffende markten in financiële instrumenten,
- Verordening (EU) nr. 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen,
- Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten
- Richtlijn 2015/849/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
Beleidsterrein: financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie
Activiteit: financiële stabiliteit
1.3.Het voorstel betreft
◻ een nieuwe actie
◻ een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie
☑ de verlenging van een bestaande actie
◻ een samenvoegen van één of meer acties tot een andere / een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
Bijdragen tot een diepere en billijkere interne markt met een versterkte industriële basis
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
Specifieke doelstelling nr.
2.5 Het financiële regelgevingskader wordt in de hele EU geëvalueerd, op passende wijze ten uitvoer gelegd en gehandhaafd.
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Het voorstel zal ervoor zorgen dat risico's van witwassen en terrorismefinanciering (ML/TF) stelselmatig, doeltreffend en coherent worden meegenomen in toezichtstrategieën en -praktijken van alle betrokken autoriteiten en dat EBA bij het bereiken van die doelstelling een sleutelrol zal spelen. Het zal ervoor zorgen dat het toezicht op financiële instellingen en markten doeltreffend en robuust is waar het erom gaat ML/TF-uitdagingen aan te pakken.
De evaluaties en de bevoegdheden om gegevens te verzamelen en te analyseren met betrekking tot zwakke punten die zijn geconstateerd in de processen en procedures, de governanceregelingen, de bedrijfsmodellen en activiteiten van financiële instellingen zowel over bestrijding van witwassen (AML) als bij toezichthouders, zal EBA in staat stellen het tempo van de convergentie in het toezicht te versnellen. Met die instrumenten zou er een omvattende en actuele analyse van de sterke en zwakke punten in het toezicht moeten kunnen komen, maar ook een overzicht van opduikende ML/TF-dreigingen en kwetsbare punten die grensoverschrijdende effecten kunnen hebben.
De oprichting van een permanent intern Anti-Money Laundering-comité binnen EBA, bestaande uit de hoofden van alle nationale AML-toezichthouders, zal zorgen voor een passende betrokkenheid bij en een niveau van vertegenwoordiging van alle nationale AML/CFT-toezichthouders die verantwoordelijk zijn voor alle betrokken entiteiten uit de financiële sector. De middelen en deskundigheid die momenteel verspreid zitten over de drie ESA's en het AML-subcomité van het Gemengd Comité zullen worden gecentraliseerd en zullen een robuustere governancestructuur krijgen.
1.4.4.Prestatie-indicatoren
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten
Mogelijke indicatoren
•
Aantal vastgestelde technische normen in verhouding tot het aantal te ontwikkelen normen
•
Aantal ontwerpen van technische normen dat binnen de gestelde termijnen ter bekrachtiging aan de Commissie wordt voorgelegd
•
Aantal voorgestelde, maar door de Commissie afgewezen technische normen
•
Aantal vastgestelde niet-bindende aanbevelingen in verhouding tot het aantal te ontwikkelen aanbevelingen
•
Aantal verzoeken om toelichting door bevoegde autoriteiten
•
Aantal met succes afgesloten onderzoeken wegens schending van het EU-recht
•
Gemiddelde duur van een onderzoek naar schending van het EU-recht
•
Aantal bijeenkomsten van het Anti-Money Laundering-comité
•
Aantal bilaterale vergaderingen met bevoegde autoriteiten
•
Aantal gezamenlijke inspecties ter plaatse
•
Aantal uren opleiding voor bevoegde autoriteiten
•
Aantal twinningprogramma's voor bevoegde autoriteiten
•
Aantal uitgewisselde/gedetacheerde personeelsleden
•
Aantal uitgevoerde peerreviews
•
Aantal uitgevoerde evaluaties met betrekking tot AML/CFT-kwesties
•
Aantal vastgestelde en opgeheven belemmeringen voor convergentie
•
Nieuwe praktische tools en instrumenten om convergentie te bevorderen
•
Aantal gepubliceerde analytische studies
•
Aantal deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen
•
Aantal inspecties ter plaatse en specifieke onderzoeken
•
Aantal uitgebrachte richtsnoeren en aanbevelingen
•
Aantal vergaderingen met onder toezicht staande entiteiten
•
Aantal klachten/beroepen van aan toezicht onderworpen ondernemingen
•
Aantal vastgestelde formele besluiten om noodsituaties aan te pakken
•
Aantal uitgebrachte adviezen over passende preventieve of remediërende maatregelen
•
Aantal databanken waarin gegevens zijn ingevoerd
•
Aantal uitgevoerde stresstests of gelijkwaardige oefeningen
•
Aantal uitgevoerde risicobeoordelingsexercities
•
Verhouding tussen voorgestelde en vastgestelde definitieve begroting (per jaar)
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
De Commissie wijzigt haar bestaande voorstel om de ESA-oprichtingsverordeningen aan te passen met het oog op de versterking van het daarin vervatte AML/CTF-mandaat.
De doelstellingen van de voorgestelde wijzigingen zijn als volgt:
• optimaliseren van het gebruik van deskundigheid en middelen ingezet voor het uitvoeren van AML/CFT-gerelateerde taken
• meer duidelijkheid verschaffen over het toepassingsbereik en de inhoud van de AML/CFT-gerelateerde taken
• de instrumenten voor het uitvoeren van AML/CFT-gerelateerde taken versterken
• de coördinerende rol van EBA versterken voor internationale AML/CFT-gerelateerde kwesties.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.
Redenen voor een EU-optreden (ex-ante)
Binnen het huidige EU-raamwerk worden de verantwoordelijkheden voor het toezicht op financiële instellingen beregeld in een aantal wetgevingsinstrumenten met betrekking tot de banksector, de verzekeringssector, de pensioensector en de effectensector wat betreft de toezichtaspecten, en in de AML-richtlijn wat betreft AML/CFT-aspecten. De toezichtbevoegdheden in het toezichtraamwerk zijn uitgebreid geharmoniseerd, terwijl de taakverdeling is gebaseerd op het "land van herkomst"-beginsel. Dit complexe raamwerk, met verschillende soorten autoriteiten in verschillende rechtsgebieden, met verschillende toezichttaken, -bevoegdheden en -verantwoordelijkheden, draagt niet bij tot naadloze samenwerking wat AML/CFT-aspecten betreft, met name wanneer financiële instellingen over de grenzen heen opereren. Die situatie kwam bijzonder in de aandacht door recente witwaszaken die de ontoereikende samenwerking tussen AML- en prudentieel toezicht op diverse Europese banken aan het licht brachten.
Verwachte gegenereerde meerwaarde voor de Unie (ex-post)
De doelstellingen van dit voorstel tot wijziging van het ESA-herzieningsvoorstel zijn als volgt:
1) het mandaat en de bevoegdheden op EU-niveau duidelijker en explicieter maken om te zorgen voor een coherente, systematische en doeltreffende monitoring en beoordeling van risico's van witwassen en terrorismefinanciering in het financiële bestel van de Unie, en
2) het optimaliseren van het gebruik van deskundigheid en middelen die bij het toezicht op het financiële bestel van de Unie worden ingezet bij de uitvoering van taken met betrekking tot de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering.
Met het oog daarop wordt voorgesteld om de Europese Bankautoriteit (EBA) een leidende en coördinerende rol te geven, omdat precies in de banksector de kans het grootst is dat de risico's inzake witwassen en terrorismefinanciering een systemische impact hebben. Op basis van de bestaande instrumenten en bevoegdheden van de autoriteiten, als gewijzigd door het in behandeling zijnde ESA-herzieningsvoorstel, is het voorstel om de Europese Bankautoriteit een uitdrukkelijker en omvattender mandaat te geven om ervoor te zorgen dat risico's van witwassen en terrorismefinanciering in het financiële bestel van de Unie daadwerkelijk en coherent worden meegenomen in de toezichtstrategieën en -praktijken van alle betrokken autoriteiten.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Ondanks het versterkte wetgevingskader voor de bestrijding van witwassen en het tegengaan van terrorismefinanciering hebben diverse recente witwaszaken bij Europese banken bezorgdheid doen ontstaan dat het EU-toezichtraamwerk nog lacunes vertoont. Met name houdt een belangrijke lacune verband met het ontbreken van een duidelijke rolverdeling tussen de raamwerken voor prudentieel toezicht op banken en andere financiële instellingen, enerzijds, en het toezichtraamwerk voor het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering, anderzijds. Voorts zijn er zorgen gerezen in verband met de vertraagde reactie en de tekortkomingen in het toezicht wat betreft samenwerking en het delen van informatie - zowel nationaal tussen prudentiële en AML-autoriteiten als over de grenzen heen tussen autoriteiten in diverse lidstaten of in derde landen.
De EBA-verantwoordelijkheden op AML/CFT-gebied zijn terug te voeren op de oprichtingsverordeningen ervan, waarin is bepaald dat zij de integriteit, transparantie, efficiëntie en ordelijke werking van de financiële markten moeten verzekeren, de coördinatie van het toezicht moeten versterken en reguleringsarbitrage moeten voorkomen. In het kader van deze doelstelling hebben de ESA's specifiek het mandaat gekregen om ervoor te zorgen dat het AML/CFT-recht van de Unie consistent, doeltreffend en daadwerkelijk wordt toegepast. Bovendien zijn de ESA's door de AML-richtlijn en de richtlijn geldovermakingen gemachtigd om convergentie in het AML/CFT-toezicht rond specifieke thema's te stimuleren, door richtsnoeren te publiceren over risicogebaseerd toezicht en door ontwerpen van technische reguleringsnormen voor te bereiden.
De ESA's dienen in staat te worden gesteld hun inspanningen op te voeren voor het bevorderen van meer convergentie en betere coördinatie wat betreft AML/CFT-vraagstukken. Voorts hebben de ESA's op dit punt tot dusver een vrij beperkte rol gespeeld door het moeizame en tijdrovende proces waarop de besluitvorming binnen het Gemengd Comité van de ESA's is gebaseerd, gecombineerd met verschillende prioritering van AML/CFT-kwesties door de drie ESA's. Ook heeft het ontbreken van een uitdrukkelijke evaluatie van het mandaat op dit gebied de ESA's tot dusver belet het initiatief te nemen om als toezichthouders op AML/CFT-gebied evaluaties uit te voeren.
1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Dit wijzigingsvoorstel sluit aan bij de inspanningen die de Commissie levert om het EU-raamwerk voor financieel toezicht te versterken, en met name om de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering te voeren. Het sluit ook aan bij de conclusies van de discussienota die op 31 augustus 2018 is uitgebracht door de gezamenlijke werkgroep die bestond uit de voorzitters van de ESA's, de voorzitter van de raad van toezicht van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme, de voorzitter van het Anti-Money Laundering-subcomité van het Gemengd Comité, en de Commissie. Die werkgroep is opgericht om collectief te reflecteren over de vraag hoe het kader voor samenwerking tussen het AML/CFT-toezicht en het prudentiële toezicht kan worden verbeterd.
.
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
◻ beperkte geldigheidsduur
–◻
Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–◻
Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
☑ onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2019 tot en met 2020,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Beheersvorm(en)
◻ Direct beheer door de Commissie via
–◻
uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met lidstaten
☑ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
◻de EIB en het Europees Investeringsfonds;;
☑ de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen;
◻ publiekrechtelijke organen;
◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Opmerkingen
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
In lijn met de reeds bestaande regelingen stelt EBA regelmatig verslagen op over haar activiteiten (waaronder interne rapportage aan het senior management, rapportage aan de raden en het jaarverslag) en is zij onderworpen aan audits door de Rekenkamer en de dienst voor interne audit van de Commissie over haar gebruik van middelen en prestaties. De monitoring en rapportage van de in het voorstel opgenomen acties zal in overeenstemming zijn met reeds bestaande vereisten en met alle nieuwe vereisten die uit voorliggend voorstel voortvloeien.
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
Met betrekking tot het juridische, economische, efficiënte en effectieve gebruik van uit het voorstel voortvloeiende kredieten vallen geen nieuwe significante risico's te verwachten die momenteel niet in een bestaand kader voor interne controle aan bod komen.
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken
De beheers- en controlesystemen waarin de ESA-verordeningen voorzien zijn reeds geïmplementeerd. De ESA's werken nauw samen met de dienst voor interne audit van de Commissie om ervoor te zorgen dat op alle gebieden van het internecontrolekader aan de passende normen wordt voldaan. Deze regelingen gelden ook ten aanzien van de rol van de ETA's in het kader van het onderhavige voorstel.
Bovendien verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad elk begrotingsjaar kwijting aan EBA voor de uitvoering van haar begroting.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op EBA.
EBA beschikt over een specifieke fraudebestrijdingsstrategie en een daaruit resulterend actieplan. De versterkte acties van EBA op het gebied van fraudebestrijding zullen in overeenstemming zijn met de regels en richtsnoeren van het Financieel Reglement (fraudebestrijdingsmaatregelen als onderdeel van goed financieel beheer), het fraudepreventiebeleid van OLAF, de bepalingen van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (COM(2011) 376) en van de gemeenschappelijke aanpak van gedecentraliseerde EU-agentschappen (juli 2012) en de daarbij behorende routekaart.
Daarnaast bevatten de verordeningen tot oprichting van EBA en het financieel reglement van EBA bepalingen over de uitvoering en controle van de EBA-begroting en de toepasselijke financiële regels, met inbegrip van die ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgaven
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/ NGK.
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement
|
|
12.020400 - EBA
|
GK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen (niet van toepassing)
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader:
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgaven
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement
|
|
[XX.JJ.JJ.JJ]
|
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarige financiële
kader
|
1a
|
Concurrentievermogen voor groei en banen
|
EBA
|
|
|
2019
|
2020
|
|
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
Titel 1: Personeel
|
Vastleggingen
|
(1)
|
0,621
|
1,132
|
|
|
|
|
|
1,753
|
|
Betalingen
|
(2)
|
0,621
|
1,132
|
|
|
|
|
|
1,753
|
Titel 2: Administratieve kosten
|
Vastleggingen
|
(1a)
|
0,040
|
0,066
|
|
|
|
|
|
0,106
|
|
Betalingen
|
(2a)
|
0,040
|
0,066
|
|
|
|
|
|
0,106
|
Titel 3:
|
Vastleggingen
|
(3a)
|
2,055
|
0,055
|
|
|
|
|
|
2,110
|
|
Betalingen
|
(3b)
|
2,055
|
0,055
|
|
|
|
|
|
2,110
|
TOTAAL kredieten
voor EBA
|
Vastleggingen
|
=1+1a +3a
|
2,716
|
1,253
|
|
|
|
|
|
3,969
|
|
Betalingen
|
=2+2a
+3b
|
2,716
|
1,253
|
|
|
|
|
|
3,969
|
Rubriek van het meerjarige financiële
kader
|
5
|
"Administratieve uitgaven"
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
|
|
2019
|
2020
|
|
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
DG: <…….>
|
• Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG <…….>
|
Kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
voor RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
|
|
2019
|
2020
|
|
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader
|
Vastleggingen
|
2,716
|
1,253
|
|
|
|
|
|
3,969
|
|
Betalingen
|
2,716
|
1,253
|
|
|
|
|
|
3,969
|
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van EBA
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs
⇩
|
|
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Aantal (outputs)
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1
…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bestrijding witwaspraktijken en terrorsimefinanciering
|
|
|
|
2,055
|
|
0,055
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2,110
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE KOSTEN
|
|
2,055
|
|
0,055
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2,110
|
3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van EBA
3.2.3.1.Samenvatting
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
2019
|
2020
|
|
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)
|
0,401
|
0,750
|
|
|
|
|
|
1,151
|
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Arbeidscontractanten
|
0,220
|
0,382
|
|
|
|
|
|
0,602
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personeelsvereisten (VTE):
|
2019
|
2020
|
2021
|
2022
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)
|
2
|
4
|
4
|
4
|
4
|
4
|
4
|
|
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Arbeidscontractanten
|
2
|
3,8
|
3,8
|
3,8
|
3,8
|
3,8
|
3,8
|
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
4
|
7,8
|
7,8
|
7,8
|
7,8
|
7,8
|
7,8
|
|
De geplande aanwervingsdata zijn januari 2019 en januari 2020. Daarom zijn de uitgaven voor 100 % opgenomen.
3.2.3.2.Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar N+2
|
Jaar N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 01 02 (delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 01 (onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 01 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 04 jj
|
- hoofdkantoor
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
|
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
|
Extern personeel
|
|
De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent dient in het derde onderdeel van bijlage V, deel 3, te worden opgenomen.
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
–◻
Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader
–☑
Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.
Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
Het EBA-begrotingsonderdeel (12.020400) moet opnieuw worden geprogrammeerd. Hoewel de beoogde bedragen uiteindelijk volledig door vergoedingen zullen worden gedekt, zal een voorschot uit de EU-begroting nodig zijn om de kosten te dekken die gedurende ten minste de eerste 24 maanden van de operationele periode zijn gemaakt.
Na vaststelling van het voorstel moet de Commissie een gedelegeerde handeling vaststellen waarin de methode voor de berekening en inning van de vergoedingen nader wordt ingevuld. Pas als het Europees Parlement en de Raad geen bezwaar maken en na publicatie in het EU-Publicatieblad kan met de inning van de vergoedingen worden begonnen. Deze uitgaven moeten echter op termijn worden teruggestort, uiterlijk in 2021.
–◻
Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader
.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
[…]
3.2.5.Bijdragen van derden
–Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–☑
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
–◻
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻
voor de eigen middelen
–◻
voor overige ontvangsten
– ◻ geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Artikel ...........
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
De daadwerkelijke toewijzing van de hierboven gepresenteerde middelen zal worden bezien in de algemene context van de onderhandelingen over het voorliggende wetgevingsvoorstel. Dit kan een herzien financieel memorandum vergen waarin de gevolgen voor de personele middelen van de aan de ESA's toevertrouwde taken worden beschreven, onverminderd de middelen die zijn goedgekeurd tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure: