EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0213

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten en tot intrekking van Besluit 2000/642/JBZ

COM/2018/213 final - 2018/0105 (COD)

Straatsburg,17.4.2018

COM(2018) 213 final

2018/0105(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten en tot intrekking van Besluit 2000/642/JBZ

{SWD(2018) 114 final}
{SWD(2018) 115 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Criminele groepen, waaronder terroristen, zijn in verschillende lidstaten actief, en hun bezittingen, inclusief bankrekeningen, bevinden zich vaak over de hele EU of zelfs daarbuiten. Zij maken gebruik van moderne technologie om binnen enkele uren geld over te maken tussen meerdere bankrekeningen en in verschillende valuta's.

Bij strafrechtelijke onderzoeken naar ernstige strafbare feiten is het essentieel om tijdig over informatie te beschikken. Gebrek aan financiële informatie kan leiden tot gemiste kansen om ernstige misdrijven te onderzoeken, criminele activiteiten en terreurplannen een halt toe te roepen en de opbrengsten van misdrijven op te sporen en te bevriezen. Gebrek aan informatie over alle rekeningen van een verdachte kan ertoe leiden dat slechts een deel van de tegoeden wordt bevroren, waardoor de verdachte de kans krijgt niet-ontdekte tegoeden van de andere rekeningen weg te sluizen. Veel onderzoeken lopen dood omdat niet tijdig toegang wordt verkregen tot alle relevante financiële gegevens 1 .

De huidige mechanismen voor de toegang tot en uitwisseling van financiële informatie zijn langzaam in vergelijking met het snelle tempo waarin geld in heel Europa en wereldwijd kan worden verplaatst. Het kost te veel tijd om aan financiële informatie te komen, hetgeen afbreuk doet aan de doeltreffendheid van onderzoek en vervolging. Er moeten snellere en doeltreffendere manieren worden gevonden voor toegang tot en uitwisseling van informatie over bankrekeningen, financiële informatie en financiële analyse. Een groter aantal succesvolle strafrechtelijke onderzoeken zal leiden tot een groter aantal veroordelingen en in beslag genomen vermogensbestanddelen. Dit zal bijdragen tot het tegengaan van criminele activiteiten en tot grotere veiligheid in de lidstaten en de Unie.

Op 2 februari 2016 heeft de Commissie een actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering goedgekeurd 2 , waarin werd toegelicht hoe de Commissie zou trachten de vierde antiwitwasrichtlijn 3 te verbeteren. In het actieplan werd ook opgeroepen tot een inventarisatie van de obstakels voor de toegang tot en de uitwisseling en het gebruik van informatie en voor de operationele samenwerking tussen FIE's, zo nodig gevolgd door wetgevingsvoorstellen.

In december 2017 hebben de medewetgevers van de Unie overeenstemming bereikt over een aantal belangrijke wijzigingen in de vierde antiwitwasrichtlijn (dat wordt de vijfde antiwitwasrichtlijn). Hierbij gaat het onder meer om de verplichte totstandbrenging van nationale centrale registers van bankrekeningen of systemen voor gegevensontsluiting in alle lidstaten, waartoe financiële-inlichtingeneenheden (FIE's) en antiwitwasautoriteiten toegang krijgen.

Omdat hun rechtsgrond artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is, stellen de antiwitwasrichtlijnen echter niet de precieze voorwaarden vast waaronder de voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten bevoegde autoriteiten en organen van de lidstaten (hierna "bevoegde autoriteiten" genoemd) gebruik kunnen maken van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten. Zij hebben dan ook voornamelijk betrekking op de preventieve inspanningen ter bestrijding van witwassen van geld, daarmee samenhangende basisdelicten en terrorismefinanciering, en de erin opgenomen verplichtingen houden rechtstreeks verband met de "meldingsplichtige entiteiten", d.w.z. marktdeelnemers, ondernemingen en beroepsbeoefenaars.

De meeste bevoegde autoriteiten hebben momenteel geen directe toegang tot de informatie over de identiteit van de houders van bankrekeningen die is opgeslagen in centrale registers van bankrekeningen of systemen voor gegevensontsluiting. Dergelijke registers en systemen zijn thans in 15 lidstaten operationeel, maar de bevoegde autoriteiten (en niet alle) hebben in slechts 6 lidstaten directe toegang. Zij vragen de informatie daarom meestal op via algemene verzoeken die naar alle financiële instellingen in hun lidstaat worden verzonden of, als zij indirecte toegang hebben gekregen, via een verzoek aan een tussenpersoon.

Een algemeen verzoek betekent dat de bevoegde autoriteit moet wachten op een antwoord van elke financiële instelling. Dit brengt het risico van aanzienlijke vertragingen mee die het strafrechtelijke onderzoek kunnen schaden. Er zijn ook gevolgen voor de grensoverschrijdende samenwerking. De tijd die nodig is voor het verkrijgen van financiële informatie van banken in verschillende lidstaten varieert vaak en kan de samenwerking verder vertragen. Overeenkomstig artikel 32 bis, lid 4, van de vijfde antiwitwasrichtlijn moet de Commissie uiterlijk in juni 2020 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin zij de mogelijke toekomstige interconnectie van gecentraliseerde registers van bankrekeningen evalueert. De Commissie zal haar beoordeling en bevindingen medio 2019 presenteren.

Dit voorstel voorziet dus in directe toegang voor de bevoegde autoriteiten tot de centrale nationale registers van bankrekeningen of systemen voor gegevensontsluiting. Tot de bevoegde autoriteiten die toegang krijgen, behoren ook de belastingautoriteiten en de corruptiebestrijdingsautoriteiten die krachtens nationaal recht strafrechtelijke onderzoeken kunnen uitvoeren. Ook de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen die belast zijn met de opsporing en identificatie van criminele vermogensbestanddelen met het oog op de eventuele bevriezing of confiscatie ervan, behoren hiertoe. Om ervoor te zorgen dat "misdaad niet loont" en dat criminelen hun winst wordt afgenomen 4 , moeten de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen de beschikking krijgen over passende instrumenten voor toegang tot de informatie die zij voor het vervullen van hun taken nodig hebben. Europol zal ook indirect toegang krijgen via de nationale eenheden van de lidstaten. Europol voert geen strafrechtelijke onderzoeken uit, maar ondersteunt het optreden van de lidstaten. Doordat Europol geen toegang heeft tot financiële informatie, waaronder die in de centrale nationale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting, kan het zijn analytische potentieel niet volledig benutten. Deze beperkingen werden benadrukt en uiteengezet in het in 2017 gepubliceerde verslag van Europol "From suspicion to action".

Wat betreft de samenwerking tussen FIE's onderling en tussen FIE's en de bevoegde autoriteiten, geldt dat zowel de FIE's als de bevoegde autoriteiten nog steeds met belemmeringen worden geconfronteerd, hoewel deze samenwerking al in de vierde antiwitwasrichtlijn is geregeld. De 28 FIE's 5 in de EU hebben in december 2016 een gezamenlijk inventarisatieverslag gepresenteerd om deze belemmeringen te identificeren en oplossingen voor te stellen. Het in juni 2017 gepubliceerde werkdocument van de diensten van de Commissie over de verbetering van de samenwerking tussen FIE's 6 maakt de stand van zaken op ten aanzien van de resultaten van het inventarisatieverslag en bepaalt welke kwesties kunnen worden aangepakt door middel van richtsnoeren en betere samenwerking in het kader van de werkzaamheden van het FIE-platform van de EU en welke andere aangelegenheden via regelgeving moeten worden opgelost.

Daarnaast heeft het Europees Parlement, dat "het gebrek aan verdere harmonisatie bij de aanpak van de lidstaten bij de bestrijding van financiële delicten" betreurde, de Unie opgeroepen om toe te werken naar doeltreffendere uitwisseling van informatie en nauwere samenwerking tussen de betrokken nationale autoriteiten om betere resultaten te boeken, onder meer door de nodige Uniewetgeving vast te stellen.

Dit voorstel voorziet derhalve in maatregelen om het gebruik van financiële en andere informatie te vergemakkelijken teneinde ernstige criminaliteit effectiever te voorkomen en te bestrijden, ook over de grenzen heen. Meer in het bijzonder regelt het dat de bevoegde autoriteiten eerder toegang krijgen tot de informatie die is opgenomen in de centrale registers van bankrekeningen of systemen voor gegevensontsluiting, zoals vastgesteld door de vierde antiwitwasrichtlijn. Het handhaaft een hoog niveau van bescherming van de grondrechten, met name het recht op de bescherming van persoonsgegevens, en verlicht de administratieve lasten in verband met de procedure van algemene verzoeken, voor zowel de bevoegde autoriteiten als de banksector. Directe toegang is de meest onmiddellijke vorm van toegang tot financiële informatie.

Het voorstel vergemakkelijkt ook de samenwerking tussen de FIE's onderling en tussen de FIE's en de bevoegde autoriteiten. Het definieert welke soort informatie (financiële informatie, financiële analyse, rechtshandhavingsinformatie) door de bevoegde autoriteiten respectievelijk FIE's kan worden opgevraagd en stelt een volledige lijst van strafbare feiten op waarvoor elke instantie altijd per geval informatie kan uitwisselen, d.w.z. voor een specifieke zaak die wordt onderzocht. Het stelt termijnen vast waarbinnen FIE's informatie moeten uitwisselen en stelt het gebruik van een beveiligd communicatiekanaal verplicht om de uitwisseling te verbeteren en te versnellen. Ten slotte bepaalt het voorstel dat de lidstaten alle bevoegde autoriteiten moeten aanwijzen die informatie mogen opvragen. Het zorgt voor een bredere en doeltreffendere, maar tegelijkertijd evenredige uitwisseling van informatie.

In deze context benadrukt de Commissie dat de financiële-inlichtingeneenheden de beschikking moeten krijgen over de middelen die voor de uitvoering van hun taken nodig zijn, zoals vereist door de vierde antiwitwasrichtlijn. Bovendien zal de Commissie, zoals artikel 65, tweede alinea, van de vijfde antiwitwasrichtlijn vereist, uiterlijk in juni 2019 het kader voor samenwerking van FIE's met derde landen en de obstakels en kansen voor de verbetering van de samenwerking tussen FIE's in de Unie beoordelen, inclusief de mogelijkheid om een mechanisme voor coördinatie en ondersteuning in te stellen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel voor een richtlijn maakt deel uit van de in april 2015 aangenomen Europese veiligheidsagenda 7 , waarin werd verzocht om aanvullende maatregelen om ernstige en georganiseerde criminaliteit te verstoren, en van het aanvullende actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering.

Zoals hierboven vermeld, zijn de vierde en vijfde antiwitwasrichtlijn gebaseerd op een rechtsgrondslag voor de interne markt en hebben zij betrekking op preventieve inspanningen ter bestrijding van het witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering. Dit voorstel vormt een aanvulling op en bouwt voort op de preventieve kant van de antiwitwasrichtlijnen en versterkt het juridische kader uit het oogpunt van politiële samenwerking.

Voorts versterkt dit voorstel voor een richtlijn het strafrechtelijke kader van de Unie inzake de bestrijding van ernstige strafbare feiten, met name Verordening (EU) 2016/794 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) 8 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde richtlijn strookt met de door de Unie nagestreefde beleidsdoelstellingen, en met name de herziene gegevensbeschermingsregeling die voortvloeit uit Richtlijn (EU) 2016/680, en met de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Dit wetgevingsinitiatief is ook in overeenstemming met de doelstellingen voor de ontwikkeling van de interne markt van de Unie, met name de interne markt voor betalingen, die tot veiligere en innovatievere betalingsdiensten in de EU moet leiden, en wel door middel van de in Richtlijn (EU) 2015/2366 9 vastgestelde regels.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Overeenkomstig artikel 87, lid 2, VWEU heeft de Europese Unie de bevoegdheid maatregelen inzake politiële samenwerking vast te stellen waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn (met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde rechtshandhavingsdiensten), met name met betrekking tot de verzameling, opslag en uitwisseling van informatie die van belang is voor preventie, opsporing en onderzoek van strafbare feiten (onder a)) en gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit (onder b)).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Overeenkomstig artikel 67 VWEU streeft de Unie ernaar een hoog niveau van veiligheid voor de burgers te waarborgen door criminaliteit te voorkomen en te bestrijden. De Unie dient op dit gebied slechts op te treden indien en voor zover deze doelstelling niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden bereikt.

De doelstellingen van het voorstel kunnen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. In overeenstemming met de bestaande regels hebben de lidstaten volgens dit voorstel het recht om maatregelen te treffen of te handhaven die strenger zijn dan die welke in het Unierecht zijn vastgesteld.

De plegers van strafbare feiten zijn vaak actief in verschillende lidstaten. Met name georganiseerde criminele groepen zijn vaak internationaal vertakt en opereren met financiële activa over de grenzen heen. Door hun grensoverschrijdende aard vormen terroristen en criminelen een bedreiging voor de EU als geheel, zodat een Europees antwoord vereist is. Als de bevoegde autoriteiten niet over voldoende financiële informatie beschikken of deze informatie niet efficiënt gebruiken, kan dit door criminelen worden uitgebuit.

Het optreden van de Unie beoogt meerwaarde te creëren door middel van een geharmoniseerde aanpak die de binnenlandse en grensoverschrijdende samenwerking bij financiële onderzoeken naar ernstige misdrijven en terrorisme versterkt. Daarnaast leiden maatregelen op Unieniveau tot geharmoniseerde bepalingen, waaronder inzake gegevensbescherming, terwijl gelijke waarborgen op dat gebied moeilijk te realiseren zijn wanneer iedere lidstaat zijn eigen wetgeving vaststelt.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5, lid 4, VEU, gaat dit voorstel niet verder dan wat nodig en evenredig is om het gebruik en de uitwisseling van relevante financiële en andere informatie door overheidsinstanties die de taak hebben de burgers van de Unie te beschermen, te vergemakkelijken.

Het voorgestelde initiatief beoogt bepaalde bevoegde autoriteiten directe toegang te verlenen tot de centrale nationale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting. Het verplicht de lidstaten ertoe onder hun autoriteiten die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, bevoegde autoriteiten aan te wijzen die toegang krijgen tot deze registers en deze kunnen doorzoeken. Hieronder vallen ook de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen en de nationale Europol-eenheden. Daarnaast zal Europol per geval indirecte toegang krijgen tot de in de centrale nationale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting opgenomen informatie om zijn taken te kunnen vervullen overeenkomstig zijn mandaat.

De toegang tot de nationale centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting geldt alleen voor een beperkt aantal gegevens (bv. naam en geboortedatum van de houder, bankrekeningnummer) dat strikt noodzakelijk is om te achterhalen bij welke banken de verdachte in een onderzoek bankrekeningen heeft. De autoriteiten zullen geen toegang hebben tot de inhoud van de bankrekeningen; dus niet tot het saldo van de rekeningen en ook niet tot details over de transacties. Zodra de bevoegde autoriteiten weten bij welke financiële instelling de verdachte in een onderzoek een bankrekening heeft, zullen zij zich in de meeste gevallen tot de betrokken instelling moeten wenden om verdere informatie op te vragen, bijvoorbeeld een lijst van transacties (meestal met toestemming van de rechter).

De voorgestelde maatregelen zullen geen wijzigingen aanbrengen in de kerntaken of de organisatorische status van de FIE's; zij blijven dezelfde taken uitoefenen als die welke in de thans geldende nationale wetgeving en Uniewetgeving zijn vastgelegd.

Het voorstel vergemakkelijkt de samenwerking tussen de FIE's onderling en tussen de FIE's en de bevoegde autoriteiten. Dit kader voor de uitwisseling van informatie is gebonden aan specifieke voorwaarden en beperkt tot specifieke strafbare feiten (witwassen van geld en daarmee verband houdende basisdelicten, terrorismefinanciering) en ernstige misdrijven. Het omvat een aantal waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, altijd om de binnenlandse en grensoverschrijdende samenwerking en informatie-uitwisseling te verbeteren en om te voorkomen dat criminelen de verschillen tussen nationale wetgevingen uitbuiten. De gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de uitwisseling van financiële gegevens is toegestaan, zijn beperkt tot een volledige lijst van bevoegde autoriteiten. Deze bevoegde autoriteiten zullen alleen toegang krijgen tot financiële gegevens en deze mogen uitwisselen met betrekking tot een vaste lijst van strafbare feiten en met inachtneming van nationale procedurele waarborgen en privacygaranties.

Keuze van het instrument

Dit voorstel heeft de vorm van een richtlijn, zodat alleen een doelstelling wordt geformuleerd die de lidstaten moeten bereiken en zij hun eigen wetgeving mogen ontwerpen om deze doelstelling te bereiken. Andere middelen zouden niet geschikt zijn, omdat de maatregel de onderlinge aanpassing beoogt van de wetgeving van de lidstaten inzake welke autoriteiten toegang krijgen tot de centrale nationale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting. Geen ander instrument dan een richtlijn zou dus passend zijn.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Wat betreft de toegang van de bevoegde autoriteiten tot centrale registers van bankrekeningen:

Over dit voorstel werden de volgende autoriteiten door de Commissie geraadpleegd: rechtshandhavingsautoriteiten, de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, de nationale autoriteiten die gevallen van corruptie en financiële criminaliteit onderzoeken, financiële-inlichtingeneenheden, OLAF en Europol, nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, banken, financiële instellingen, bankenverenigingen op nationaal of EU-niveau, de autoriteiten die belast zijn met het beheer van de bestaande centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting (of de ontwikkeling daarvan waar ze nog niet bestaan), en het grote publiek.

Hierbij werden onder meer de volgende methoden en instrumenten gebruikt:

·de raadpleging over de aanvangseffectbeoordeling (gehouden van 9 augustus 2017 tot 6 september 2017, waarbij elke belanghebbende feedback kon geven);

·een openbare raadpleging (elke belanghebbende kon 12 weken lang feedback geven, van 17 oktober 2017 tot 9 januari 2018);

·een gerichte enquête onder de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen en corruptiebestrijdingsautoriteiten van de lidstaten in juni 2016;

·een bijeenkomst van deskundigen over de verruiming van de toegang van rechtshandhavers tot centrale registers van bankrekeningen, die plaatsvond op 25-26 oktober 2017;

·als follow-up van de bijeenkomst over de verruiming van de toegang van rechtshandhavers tot centrale registers van bankrekeningen heeft de Commissie aan verschillende delegaties aanvullende vragen toegezonden;

·een raadpleging van de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen tijdens de bijeenkomst van het EU-platform van bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op 12-13 december 2017;

·een bijeenkomst op hoog niveau ter beoordeling van de behoefte aan aanvullende maatregelen ter vergemakkelijking van de toegang tot financiële informatie – 20 november 2017;

·een bijeenkomst om de samenwerking tussen FIE's en rechtshandhavingsautoriteiten te bespreken op 6-7 maart 2018.

Wat betreft de toegang tot centrale registers van bankrekeningen, hebben de rechtshandhavingsautoriteiten het initiatief ten volle gesteund en bevestigd dat:

·snelle toegang tot informatie over bankrekeningen cruciaal is voor de doeltreffende uitvoering van hun taken;

·de huidige praktijk om algemene verzoeken te verzenden uit doelmatigheidsoogpunt zeer onbevredigend is, tot aanzienlijke administratieve lasten voor zowel banken als voor henzelf leidt, en onderzoeken vertraagt;

·in de lidstaten verschillende benaderingen worden gevolgd ten aanzien van de toegang van rechtshandhavers. In sommige lidstaten hebben een aantal politiële autoriteiten, bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen en corruptiebestrijdingsinstanties toegang, maar in andere niet.

De bankenverenigingen herhaalden volledig achter de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme te staan en voerden aan dat:

·de beslissing of een systeem moet worden gecentraliseerd of gedecentraliseerd, op nationaal niveau moet worden genomen;

·het initiatief er zorg voor moet dragen geen afbreuk te doen aan het grondrecht van personen op privacy van gegevens.

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten benadrukten dat:

·de praktijk om algemene verzoeken te verzenden uit gegevensbeschermingsoogpunt onbevredigend is;

·er een gegronde reden moet zijn om de toegang te verruimen en de nodige waarborgen moeten worden geboden;

·een toekomstig wetgevingsvoorstel volledig in overeenstemming moet zijn met het Europese kader voor gegevensbescherming.

Met deze input werd bij het uitwerken van het voorstel naar behoren rekening gehouden.

Wat betreft de uitwisseling van informatie tussen FIE's en bevoegde autoriteiten:

Raadpleging van FIE's en bevoegde autoriteiten

De Commissie heeft in maart 2018 een bijeenkomst georganiseerd om de samenwerking tussen FIE's en rechtshandhavingsautoriteiten te bespreken. De lidstaten werden geraadpleegd en gaven input over de volgende kwesties:

i) de nationale toegang van FIE's tot informatie van rechtshandhavingsautoriteiten; alle FIE's lijken toegang te hebben, hetzij direct, hetzij indirect (via verbindingsofficieren van de politie bij de FIE's). Het grootste verschil tussen de lidstaten is het soort informatie waartoe de FIE's toegang hebben. De FIE's erkenden dat harmonisatie van de soorten informatie waartoe zij toegang hebben, belangrijk zou zijn.

ii) de toegang van de bevoegde autoriteiten tot financiële informatie via de FIE's; het lijkt erop dat geen enkele FIE de bevoegde autoriteiten rechtstreeks toegang tot haar databanken geeft. De politiële FIE's kunnen echter gemakkelijk ingaan op verzoeken om informatie van bevoegde autoriteiten. Voor administratieve FIE's is dit niet zo gemakkelijk;

(iii) diagonale samenwerking, d.w.z. samenwerking tussen een FIE in de ene lidstaat met de bevoegde autoriteiten in een andere lidstaat, die direct of indirect (via de FIE in de lidstaat van de verzoekende bevoegde autoriteiten) kan zijn: alle lidstaten waren tegen directe diagonale samenwerking en vóór indirecte diagonale samenwerking;

iv) samenwerking met Europol: 8 FIE's wisselen al informatie uit met Europol. De FIE's hadden over het algemeen belangstelling voor de uitwisseling van informatie met Europol, mits de uitwisseling wederzijds is.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

In het platform van de Unie voor FIE's is een inventarisatie gemaakt van de praktische belemmeringen voor de toegang tot en de uitwisseling en het gebruik van informatie en de operationele samenwerking, waarvan de resultaten vóór eind 2016 bekend moesten worden.

De raadpleging begon met een online EU-enquête die op 14 april 2016 werd gelanceerd om informatie van de FIE's in te winnen. Deze enquête was verdeeld in negen thematische gebieden, variërend van de binnenlandse kenmerken van FIE's tot het vermogen om op diverse wijzen met andere FIE's samen te werken, en bestond uit 290 vragen.

Het in december 2016 goedgekeurde eindverslag werd openbaar gemaakt op de website van het "Register van deskundigengroepen van de Commissie en andere adviesorganen" als bijlage bij de notulen van de 31e vergadering van het platform van de Unie voor FIE's: http://ec.europa.eu/transparency/regexpert/ .

De Commissie heeft zich ook gebaseerd op een verslag van de financiële-inlichtingeneenheid van Europol getiteld "From suspicion to action: converting financial intelligence into greater operational impact", dat in 2017 verscheen.

Effectbeoordeling

Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling waarin is beoordeeld op welke wijze de toegang van de bevoegde autoriteiten tot financiële informatie ten behoeve van onderzoek naar strafbare feiten kan worden verruimd, waarbij naar twee zaken werd gekeken: de toegang van de bevoegde autoriteiten tot centrale registers van bankrekeningen of systemen voor gegevensontsluiting en de verbetering van de samenwerking tussen financiële-inlichtingeneenheden en de bevoegde autoriteiten.

Op 31 januari 2018 werd een effectbeoordelingsverslag voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing. De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op 26 maart 2018 een positief advies met voorbehoud uitgebracht.

In de effectbeoordeling werden de volgende opties onderzocht:

(1)basisoptie;

(2)niet-wetgevend optreden – optie 0;

(3)wetgevende opties:

·Optie A hield verband met de soorten misdrijven ter voorkoming en bestrijding waarvan de bevoegde autoriteiten toegang tot informatie zouden krijgen en die informatie zouden kunnen uitwisselen.

Optie A.1 was beperkt tot de voorkoming en bestrijding van het witwassen van geld, daarmee samenhangende basisdelicten en terrorismefinanciering.

Optie A.2 was beperkt tot de voorkoming en bestrijding van Euromisdrijven.

Optie A.3 was beperkt tot de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit in de zin van de Europol-verordening.

·Optie B onderzocht de wijze van toegang tot de gegevens.

Optie B.1 hield verband met de wijze van toegang van de bevoegde autoriteiten tot de centrale registers van bankrekeningen, waarbij optie B.1.a voorzag in directe toegang en optie B.1.b in indirecte toegang.

Optie B.2 hield verband met de wijze van toegang van de bevoegde autoriteiten tot alle financiële informatie, waarbij optie B.2.a voorzag in directe toegang tot informatie van financiële instellingen en optie B.2.b in indirecte toegang via de financiële-inlichtingeneenheden.

Optie B.3 hield verband met de uitwisseling van informatie tussen de financiële-inlichtingeneenheden en met verzoeken om informatie van de financiële-inlichtingeneenheden aan de bevoegde autoriteiten, waarbij optie B.3.a rechtstreekse samenwerking onderzocht en optie B.3.b de instelling van een centrale FIE voor de EU onderzocht.

·Optie C onderzocht de categorieën autoriteiten die baat zouden hebben bij toegang tot en uitwisseling van informatie. Optie C.1 omvatte de bevoegde autoriteiten in de zin van de richtlijn gegevensbescherming rechtshandhaving, terwijl optie C.2 de samenwerking uitbreidde tot andere autoriteiten, namelijk de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, Europol en OLAF.

De opties werden beoordeeld in het licht van de economische en sociale effecten en de gevolgen op het gebied van de grondrechten.

Dit voorstel komt overeen met de in de effectbeoordeling behandelde voorkeursbeleidsopties.

De voorkeursoptie bestaat, voor wat de toegang tot centrale registers van bankrekeningen betreft, in de goedkeuring van een wetgevingsinstrument van de EU dat de bevoegde autoriteiten directe toegang zou verlenen. Deze toegang moet worden verleend ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek naar alle vormen van zware criminaliteit als bedoeld in artikel 3, lid 1, van de Europol-verordening. De toegang van Europol dient indirect te zijn, maar door Europol ondersteunde onderzoeken zouden ook profiteren van toegang tot informatie in centrale registers van bankrekeningen.

Directe toegang tot centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting is volgens de voorkeursoptie toegestaan, aangezien zij slechts beperkte informatie bevatten. De gevolgen voor het recht op de bescherming van persoonsgegevens zullen volgens de voorkeursoptie tot een minimum beperkt blijven. De toegangsrechten zijn beperkt en slechts bedoeld voor de autoriteiten die in het betrokken geval nodig zijn, zodat wordt gezorgd voor evenredigheid ten aanzien van de gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens.

De voorkeursoptie zou ook bepalingen bevatten om de uitwisseling van gegevens tussen FIE's onderling en tussen FIE's en de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken. De mogelijkheid voor Europol om informatie van FIE's op te vragen zou ook worden gereguleerd. Gezien de gevoeligheid van de informatie zou de voorkeursoptie voorzien in strikte waarborgen inzake gegevensbescherming.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

In oktober 2000 werd Besluit 2000/642/JBZ van de Raad inzake een regeling voor samenwerking tussen de FIE's van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens goedgekeurd. Omdat het onderwerp van dit besluit van de Raad wordt geregeld door andere rechtshandelingen van de Unie, heeft het besluit momenteel geen toegevoegde waarde meer. Het besluit wordt derhalve bij dit voorstel ingetrokken.

Grondrechten

Dit initiatief zal de bevoegde autoriteiten toegang verlenen tot mechanismen waarin persoonsgegevens van natuurlijke personen gecentraliseerd zijn of waaruit persoonsgegevens kunnen worden opgevraagd. Dit zal een impact hebben op de grondrechten van de betrokkenen. Het zal met name gevolgen hebben voor het recht op privacy en het recht op bescherming van persoonsgegevens krachtens artikel 7 respectievelijk artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de EU.

Wat het recht op privacy krachtens artikel 7 van het Handvest betreft, zou het effect qua omvang weliswaar aanzienlijk zijn gezien het grote aantal mensen dat wordt getroffen, maar qua ernst betrekkelijk beperkt blijven, aangezien de toegankelijke en doorzoekbare gegevens geen betrekking hebben op financiële transacties of het saldo van de rekeningen. De gevolgen betreffen slechts een beperkt aantal gegevens (bv. naam en geboortedatum van de houder, bankrekeningnummer) dat strikt noodzakelijk is om te achterhalen bij welke banken de verdachte in een onderzoek bankrekeningen heeft.

Wat het recht op de bescherming van persoonsgegevens krachtens artikel 8 van het Handvest betreft, geldt dat bankrekeninginformatie en andere soorten financiële informatie persoonsgegevens zijn of kunnen zijn, en dat de toegang tot deze gegevens overeenkomstig dit wetgevingsinitiatief als verwerking van persoonsgegevens moet worden beschouwd. Alle bepalingen van de richtlijn gegevensbescherming rechtshandhaving zijn van toepassing.

Dit voorstel specificeert voor welke doeleinden persoonsgegevens mogen worden verwerkt en bepaalt dat een lijst moet worden opgesteld van aangewezen bevoegde autoriteiten die informatie mogen opvragen. Informatie-uitwisseling geschiedt alleen per geval, dus alleen wanneer dit in een specifiek geval van belang is voor de bestrijding van een strafbaar feit dat op een volledige lijst van ernstige strafbare feiten staat.

Het voorstel bevat ook specifieke bepalingen met betrekking tot logbestanden, het bewaren van gegevens met betrekking tot verzoeken om informatie, beperking van rechten en de verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens ("gevoelige gegevens").

Europol zal via de nationale eenheden ook indirecte toegang tot de informatie in de centrale nationale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting krijgen en de mogelijkheid hebben om met de financiële-inlichtingeneenheden gegevens uit te wisselen ten behoeve van de uitoefening van zijn taken (ondersteuning en versterking van het optreden van de lidstaten bij het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van specifieke strafbare feiten die binnen zijn bevoegdheid vallen) overeenkomstig zijn mandaat. Alle in de hoofdstukken VI en VII van Verordening (EU) 2016/794 opgenomen waarborgen zijn van toepassing.

Wat procedurele rechten betreft, zou afschaffing van de in sommige lidstaten bestaande vereiste van rechterlijke toestemming zeer ernstige gevolgen hebben. Voor de uitwisseling van informatie tussen financiële-inlichtingeneenheden en de bevoegde autoriteiten zullen dus de nationale procedurele waarborgen gelden.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Volgens het voorstel moet drie jaar na de datum van omzetting, en vervolgens om de drie jaar, over de toepassing van de richtlijn verslag worden uitgebracht aan het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie zal ook de doeltreffendheid, doelmatigheid, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde van het resulterende juridische kader evalueren, maar niet eerder dan zes jaar na de omzettingsdatum om ervoor te zorgen dat er voldoende gegevens over de werking van de richtlijn beschikbaar zijn. Voor de evaluatie zullen belanghebbenden worden geraadpleegd om feedback te verzamelen over de gevolgen van de wijzigingen in de wetgeving. Het ijkpunt waaraan de vooruitgang wordt getoetst, is de uitgangssituatie bij de inwerkingtreding van de wetgevingshandeling. De Commissie zal bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de werking van de richtlijn indienen. Het verslag zal ook een evaluatie omvatten van de wijze waarop de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten en beginselen zijn geëerbiedigd.

Om een doeltreffende uitvoering van de voorgenomen maatregelen te waarborgen en de resultaten ervan te monitoren, zal de Commissie nauw samenwerken met belanghebbenden van de nationale autoriteiten van de lidstaten. De Commissie zal een programma opstellen voor de monitoring van de output, resultaten en effecten van deze richtlijn. In het monitoringprogramma zal worden vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens en andere noodzakelijke bewijsstukken zullen worden verzameld. De lidstaten dienen de Commissie jaarlijks in kennis te stellen van bepaalde gegevens die als essentieel worden beschouwd voor een doeltreffende monitoring van de toepassing van deze richtlijn. Deze jaarlijkse rapportage door de lidstaten moet met name betrekking hebben op het aantal zoekopdrachten dat de aangewezen bevoegde nationale autoriteiten hebben verricht om bankrekeninginformatie te verkrijgen uit de centrale nationale registers van bankrekeningen en/of systemen voor gegevensontsluiting, alsmede de voorwaarden voor het indienen van een verzoek, de redenen voor weigering, de voorwaarden voor het verdere gebruik, de termijn waarbinnen op een verzoek moet worden geantwoord, de toepassing van waarborgen bij de verwerking van persoonsgegevens, en een verslag over de internationale samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de financiële-inlichtingeneenheden en de bevoegde autoriteiten.

Voor rapportagedoeleinden zal de Commissie rekening houden met de specifieke statistieken die de lidstaten moeten indienen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 omschrijft het onderwerp van de handeling, namelijk vergemakkelijking van de toegang van bevoegde autoriteiten tot financiële informatie en bankrekeninginformatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van ernstige strafbare feiten. Dit artikel bepaalt ook dat de toegang van financiële-inlichtingeneenheden tot rechtshandhavingsinformatie wordt vergemakkelijkt.

Artikel 2 bevat definities van de in het voorstel gebruikte termen.

Artikel 3 verplicht de lidstaten ertoe de autoriteiten aan te wijzen die bevoegd zijn om toegang te hebben tot de centrale nationale registers van bankrekeningen, deze registers te doorzoeken en informatie op te vragen en te ontvangen. Dit artikel voorziet ook in de bekendmaking van deze bevoegde autoriteiten in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4 voorziet in directe toegang van de aangewezen bevoegde autoriteiten tot de registers en omschrijft de doeleinden waarvoor directe toegang en doorzoeken zijn toegestaan, namelijk het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van de in bijlage I bij Verordening (EU) 2016/794 (de Europol-verordening) genoemde misdrijven of de ondersteuning van een strafrechtelijk onderzoek, inclusief het identificeren, opsporen, bevriezen en confisqueren van vermogensbestanddelen in verband met een dergelijk onderzoek.

Artikel 5 stelt de voorwaarden vast voor toegang en doorzoeken door de aangewezen bevoegde autoriteiten.

Artikel 6 verplicht de lidstaten ertoe de toegang en het doorzoeken door de aangewezen bevoegde autoriteiten te monitoren. Elke toegang overeenkomstig deze richtlijn moet door de autoriteiten die de centrale registers van bankrekeningen beheren, worden bijgehouden in een logbestand, en de specifieke elementen van dit logbestand worden opgesomd.

Artikel 7 voorziet in een verplichting voor elke financiële-inlichtingeneenheid om te antwoorden op verzoeken om financiële informatie of financiële analyse door de aangewezen bevoegde autoriteiten van een lidstaat. Op deze procedure zijn nationale procedurele waarborgen van toepassing.

Artikel 8 voorziet in een verplichting voor de aangewezen bevoegde autoriteiten van een lidstaat om te antwoorden op door een financiële-inlichtingeneenheid gedane verzoeken om rechtshandhavingsinformatie. Op deze procedure zijn nationale procedurele waarborgen van toepassing.

Artikel 9 voorziet in de uitwisseling van informatie tussen financiële-inlichtingeneenheden van verschillende lidstaten, inclusief antwoordtermijnen en veilige kanalen voor de informatie-uitwisseling.

Artikel 10 stelt de voorwaarden vast voor de toegang van Europol tot bankrekeninginformatie en voor de uitwisseling van informatie tussen Europol en de financiële-inlichtingeneenheden.

Artikel 11 voorziet in een verplichting dat de verwerking van persoonsgegevens uitsluitend wordt verricht door personen binnen Europol die specifiek zijn aangewezen en gemachtigd om deze taak uit te voeren.

Artikel 12 beschrijft het toepassingsgebied van hoofdstuk V.

Artikel 13 stelt de voorwaarden vast voor de verwerking van gevoelige persoonsgegevens.

Artikel 14 voorziet in een verplichting voor de lidstaten om gegevens te bewaren met betrekking tot alle verzoeken uit hoofde van het voorstel.

Artikel 15 beschrijft onder welke voorwaarden het recht van de betrokkene op inzage van zijn of haar persoonsgegevens in bepaalde gevallen kan worden beperkt.

Artikel 16 bepaalt dat de Commissie een gedetailleerd programma voor de monitoring van de output, resultaten en effecten van deze richtlijn zal opstellen. Volgens dit artikel moeten de lidstaten deze informatie aan de Commissie verstrekken om de Commissie te helpen bij de uitoefening van haar taken uit hoofde van artikel 18. Dit artikel verplicht de lidstaten er tevens toe om specifieke statistieken met betrekking tot dit voorstel te bewaren en deze aan de Commissie mede te delen.

Artikel 17 regelt de verhouding van dit voorstel tot bilaterale of multilaterale overeenkomsten van de lidstaten of de Unie.

Artikel 18 omvat een verplichting voor de Commissie om drie jaar na de omzetting en vervolgens om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de toepassing van deze richtlijn.

Artikel 19 stelt de termijn voor de omzetting van deze richtlijn vast.

Artikel 20 voorziet in de intrekking van Besluit 2000/642/JBZ, dat gezien de vierde antiwitwasrichtlijn overbodig is.

2018/0105 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van regels ter vergemakkelijking van het gebruik van financiële en andere informatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van bepaalde strafbare feiten en tot intrekking van Besluit 2000/642/JBZ

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 87, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 10 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 11 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Vergemakkelijking van het gebruik van financiële informatie is noodzakelijk voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige strafbare feiten.

(2)Om de veiligheid in de lidstaten en de Unie als geheel te vergroten, moet de toegang tot informatie voor financiële-inlichtingeneenheden en overheidsinstanties die belast zijn met het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige vormen van criminaliteit worden verbeterd, zodat zij beter in staat zijn financiële onderzoeken uit te voeren en hun onderlinge samenwerking verbetert.

(3)In haar actieplan ter versterking van de strijd tegen de financiering van terrorisme 12 heeft de Commissie toegezegd de mogelijkheid te onderzoeken van een specifiek rechtsinstrument om de toegang van de autoriteiten van de lidstaten tot centrale registers van bankrekeningen te verruimen, en wel de voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten bevoegde autoriteiten, bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, belastingautoriteiten en corruptiebestrijdingsautoriteiten. Bovendien werd in het actieplan van 2016 opgeroepen tot een inventarisatie van de obstakels voor de toegang tot en de uitwisseling en het gebruik van informatie en voor de operationele samenwerking tussen FIE's.

(4)Richtlijn (EU) 2015/849 13 verplicht de lidstaten tot de instelling van centrale registers van bankrekeningen of systemen voor gegevensontsluiting om de tijdige identificatie van houders van bank- en betaalrekeningen en kluizen mogelijk te maken.

(5)Krachtens Richtlijn (EU) 2015/849 is de informatie in die registers rechtstreeks toegankelijk voor financiële-inlichtingeneenheden, en ook toegankelijk voor de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor de voorkoming van het witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering.

(6)Onmiddellijke en directe toegang tot de informatie in centrale registers van bankrekeningen is vaak onmisbaar voor het succes van een strafrechtelijk onderzoek of voor de tijdige identificatie, opsporing en bevriezing van de daarmee verband houdende vermogensbestanddelen met het oog op de confiscatie ervan. Directe toegang is de meest onmiddellijke vorm van toegang tot de informatie in centrale registers van bankrekeningen. De richtlijn moet daarom regels vastleggen voor de verlening van directe toegang tot informatie in centrale registers van bankrekeningen aan de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en andere organen die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten.

(7)Aangezien er in elke lidstaat vele autoriteiten of organen zijn die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, en om te zorgen voor een evenredige toegang tot financiële en andere informatie in het kader van deze richtlijn, moeten de lidstaten de autoriteiten aanwijzen die gemachtigd zijn om voor de toepassing van deze richtlijn toegang te hebben tot de centrale registers van bankrekeningen en informatie op te vragen bij financiële-inlichtingeneenheden.

(8)Tot de aangewezen bevoegde autoriteiten moeten de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen behoren; zij dienen directe toegang te hebben tot de informatie in centrale registers van bankrekeningen wanneer zij zich bezighouden met het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een specifiek ernstig strafbaar feit of het ondersteunen van een specifiek strafrechtelijk onderzoek, inclusief de identificatie, opsporing en bevriezing van vermogensbestanddelen.

(9)Voor zover belastingautoriteiten en corruptiebestrijdingsautoriteiten op grond van het nationale recht bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, moeten ook zij worden beschouwd als autoriteiten die kunnen worden aangewezen voor de toepassing van deze richtlijn. Administratieve onderzoeken dienen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te vallen.

(10)De plegers van strafbare feiten, met name criminele groeperingen en terroristen, zijn vaak in verschillende lidstaten actief, en hun bezittingen, inclusief bankrekeningen, bevinden zich vaak in andere lidstaten. Gezien de grensoverschrijdende dimensie van dergelijke ernstige strafbare feiten, inclusief terrorisme, en de bijbehorende financiële activiteiten, is het voor bevoegde autoriteiten die onderzoeken uitvoeren vaak noodzakelijk om toegang te hebben tot informatie over bankrekeningen in andere lidstaten.

(11)De informatie die door de bevoegde autoriteiten uit de centrale nationale registers van bankrekeningen is verkregen, kan worden uitgewisseld met de bevoegde autoriteiten in een andere lidstaat overeenkomstig Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad 14 en Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad 15 .

(12)Richtlijn (EU) 2015/849 heeft het juridische kader van de Unie voor de activiteiten van en de samenwerking tussen de financiële-inlichtingeneenheden aanzienlijk versterkt. De bevoegdheden van financiële-inlichtingeneenheden omvatten het recht op toegang tot de financiële, administratieve en rechtshandhavingsinformatie die zij nodig hebben om witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering te bestrijden. Desondanks zijn niet alle specifieke instrumenten en mechanismen waarover de financiële-inlichtingeneenheden moeten beschikken om toegang te krijgen tot deze informatie en hun taken te vervullen, in het Unierecht neergelegd. Aangezien de lidstaten volledig verantwoordelijk blijven voor het opzetten van financiële-inlichtingeneenheden en het nemen van beslissingen over de organisatorische aard ervan, hebben verschillende financiële-inlichtingeneenheden in uiteenlopende mate toegang tot regelgevingsdatabanken, hetgeen leidt tot onvoldoende uitwisseling van informatie tussen rechtshandhavings- of vervolgingsdiensten en financiële-inlichtingeneenheden.

(13)Om de rechtszekerheid en de operationele doeltreffendheid te vergroten, moet deze richtlijn regels omvatten ter versterking van het vermogen van de financiële-inlichtingeneenheden om met de aangewezen bevoegde autoriteiten informatie over alle ernstige strafbare feiten uit te wisselen.

(14)Deze richtlijn moet ook een duidelijk omschreven juridisch kader omvatten om de financiële-inlichtingeneenheden in staat te stellen door aangewezen bevoegde autoriteiten opgeslagen relevante gegevens op te vragen teneinde het witwassen van geld, daarmee samenhangende basisdelicten en terrorismefinanciering doeltreffend te kunnen voorkomen en bestrijden.

(15)Het delen van informatie tussen de financiële-inlichtingeneenheden onderling en met de bevoegde autoriteiten moet alleen per geval worden toegestaan wanneer dat nodig is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige strafbare feiten of wegens het witwassen van geld, daarmee samenhangende basisdelicten en terrorismefinanciering.

(16)Om het witwassen van geld, daaraan gerelateerde basisdelicten en terrorismefinanciering doeltreffender te voorkomen en te bestrijden en haar rol bij de verstrekking van financiële informatie en analyse te versterken, moet een financiële-inlichtingeneenheid de bevoegdheid krijgen om informatie of analyses uit te wisselen die zij reeds in bezit heeft of die van meldingsplichtige entiteiten kunnen worden verkregen op verzoek van een andere financiële-inlichtingeneenheid of een bevoegde autoriteit in haar lidstaat. Deze uitwisseling mag geen belemmering vormen voor de actieve rol van een financiële-inlichtingeneenheid bij de verspreiding van haar analyse onder andere financiële-inlichtingeneenheden wanneer deze analyse feiten, gedragingen of vermoedens van witwassen van geld en terrorismefinanciering onthult die van rechtstreeks belang zijn voor die andere financiële-inlichtingeneenheden. Financiële analyse omvat operationele analyse die gericht is op individuele gevallen en specifieke doelen of op passende geselecteerde informatie, afhankelijk van het soort en de omvang van de ontvangen onthullingen en het verwachte gebruik van de informatie na verspreiding, alsmede strategische analyse ten aanzien van trends en patronen op het gebied van witwassen van geld en terrorismefinanciering. Deze richtlijn dient de organisatorische status en rol van de financiële-inlichtingeneenheden krachtens het nationale recht van de lidstaten evenwel onverlet te laten.

(17)Termijnen voor de uitwisseling van informatie tussen financiële-inlichtingeneenheden zijn nodig om te zorgen voor snelle, doeltreffende en consistente samenwerking. Informatie-uitwisseling is nodig om grensoverschrijdende zaken op te lossen, en onderzoeken moeten met dezelfde snelheid en prioriteit worden uitgevoerd als in een vergelijkbare binnenlandse zaak. Er moeten termijnen worden gesteld om doeltreffende informatie-uitwisseling binnen een redelijke tijdspanne te waarborgen of om aan bepaalde procedurele regels te voldoen. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen kortere termijnen worden gesteld, wanneer het verzoek betrekking heeft op specifieke ernstige strafbare feiten, zoals terroristische misdrijven en misdrijven in verband met een terroristische groep of terroristische activiteiten als neergelegd in het recht van de Unie.

(18)Voor de uitwisseling van informatie tussen financiële-inlichtingeneenheden moeten beveiligde voorzieningen worden gebruikt, met name het gedecentraliseerde computernetwerk FIU.net (hierna "FIU.net" genoemd), dat sinds 1 januari 2016 door Europol wordt beheerd, of de opvolger daarvan, alsmede de door FIU.net aangeboden technieken.

(19)Gezien de gevoeligheid van de financiële gegevens die door de financiële-inlichtingeneenheden moeten worden geanalyseerd en gelet op de nodige waarborgen inzake gegevensbescherming, moet deze richtlijn specifiek het soort informatie en de reikwijdte daarvan vastleggen die tussen de financiële-inlichtingeneenheden onderling en met de aangewezen bevoegde autoriteiten mag worden uitgewisseld. Deze richtlijn dient de huidige overeengekomen methoden voor gegevensverzameling niet te wijzigen.

(20)Krachtens zijn specifieke bevoegdheden en taken als vastgelegd in artikel 4 van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad 16 biedt Europol steun aan grensoverschrijdende onderzoeken van de lidstaten naar witwasactiviteiten van transnationale criminele organisaties. Volgens Verordening (EU) 2016/794 zijn de nationale Europol-eenheden de contactorganen tussen Europol en de voor het onderzoeken van strafbare feiten bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Om Europol de voor het vervullen van zijn taken benodigde informatie te verschaffen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun financiële-inlichtingeneenheden antwoorden op verzoeken om financiële informatie en financiële analyse die Europol via de respectieve nationale Europol-eenheden indient. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat hun nationale Europol-eenheid antwoordt op door Europol ingediende verzoeken om informatie over bankrekeningen. Door Europol ingediende verzoeken dienen naar behoren te worden gemotiveerd. Zij dienen per geval te worden ingediend, binnen de grenzen van de bevoegdheden van Europol en voor de uitoefening van zijn taken.

(21)In deze richtlijn moet ook rekening worden gehouden met het feit dat overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) 2017/1939 17 de gedelegeerd Europese aanklagers van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) onder dezelfde voorwaarden als die welke overeenkomstig de nationale wetgeving in soortgelijke gevallen gelden, alle relevante informatie kunnen verkrijgen die is opgeslagen in nationale strafonderzoeks- en rechtshandhavingsdatabanken en in andere registers van openbare instanties, inclusief centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting.

(22)Om een passend evenwicht tussen efficiëntie en een hoog niveau van gegevensbescherming te bereiken, moeten de lidstaten worden verplicht ervoor te zorgen dat de verwerking van gevoelige financiële informatie waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, vakbondslidmaatschap, gezondheid, seksleven of seksuele geaardheid van de betrokkene kan blijken, alleen wordt toegestaan voor zover dat strikt noodzakelijk en relevant is voor een specifiek onderzoek.

(23)Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die worden erkend bij artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het recht op de eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven (artikel 7) en het recht op de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), in internationaal recht en internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met inbegrip van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en in de grondwetten van de lidstaten, op hun respectieve toepassingsgebied.

(24)Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn het recht op de bescherming van persoonsgegevens ten volle eerbiedigt. Deze verwerking is onderworpen aan Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 18 , op hun respectieve toepassingsgebied. Wat de toegang van de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen tot centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting betreft, is Richtlijn (EU) 2016/680 van toepassing, terwijl artikel 5, lid 2, van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad niet van toepassing mag zijn. Wat Europol betreft, is Verordening (EU) 2016/794 van toepassing. In deze richtlijn moeten specifieke en aanvullende waarborgen en voorwaarden voor de bescherming van persoonsgegevens worden opgenomen met betrekking tot mechanismen voor de verwerking van gevoelige gegevens en het bewaren van gegevens met betrekking tot informatieverzoeken.

(25)De krachtens deze richtlijn verkregen persoonsgegevens mogen uitsluitend door de bevoegde autoriteiten worden verwerkt als dat nodig is en in verhouding staat tot de doeleinden van het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van ernstige strafbare feiten.

(26)Met het oog op de eerbiediging van het recht op de bescherming van persoonsgegevens en het recht op privacy en om de gevolgen van de toegang tot informatie in centrale registers van bankrekeningen en systemen voor gegevensontsluiting te beperken, is het voorts essentieel voorwaarden voor de beperking van de toegang op te nemen. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat passend beleid en passende maatregelen inzake gegevensbescherming van toepassing zijn op de toegang tot persoonsgegevens van bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn. Alleen bevoegde personen mogen toegang hebben tot informatie die persoonsgegevens bevat en die kan worden verkregen uit centrale registers van bankrekeningen of via authenticatieprocessen.

(27)De doorgifte van financiële gegevens aan derde landen en internationale partners voor de in deze richtlijn vastgelegde doeleinden mag alleen worden toegestaan onder de voorwaarden van hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2016/680 of hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679.

(28)De Commissie moet drie jaar na de datum van omzetting, en vervolgens om de drie jaar, verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven 19 moet de Commissie ook een evaluatie van deze richtlijn uitvoeren op basis van informatie die door middel van specifieke monitoringregelingen is verzameld, om de daadwerkelijke effecten van de richtlijn en de behoefte aan verdere maatregelen te beoordelen.

(29)Deze richtlijn beoogt ervoor te zorgen dat regels worden vastgesteld om de burgers van de Unie een hoger niveau van veiligheid te bieden door de voorkoming en bestrijding van criminaliteit, overeenkomstig artikel 67 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Door hun grensoverschrijdende aard vormen terroristen en criminelen een bedreiging voor de Unie als geheel, zodat een antwoord van de Unie vereist is. Als bankrekeninginformatie en financiële informatie in een lidstaat niet efficiënt wordt gebruikt, kan dit door criminelen worden uitgebuit, hetgeen gevolgen kan hebben in een andere lidstaat. Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en beter op het niveau van de Unie kan worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(30)    Besluit 2000/642/JBZ van de Raad moet worden ingetrokken omdat het onderwerp ervan wordt geregeld door andere rechtshandelingen van de Unie, zodat dit besluit niet meer nodig is.

(31)[Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens om aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn deel te nemen.]

(32)[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaten.]

(33)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn, die derhalve niet bindend voor, noch van toepassing is in Denemarken.

(34)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 20 [en heeft op … een advies uitgebracht 21 ],

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

1.Deze richtlijn stelt maatregelen vast ter vergemakkelijking van de toegang van bevoegde autoriteiten tot financiële informatie en bankrekeninginformatie voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van ernstige strafbare feiten. Zij voorziet ook in maatregelen om de toegang van financiële-inlichtingeneenheden tot rechtshandhavingsinformatie en de samenwerking tussen financiële-inlichtingeneenheden te vergemakkelijken.

2.Deze richtlijn doet geen afbreuk aan:

(a)de bepalingen van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad en de daarmee samenhangende bepalingen in het nationale recht van de lidstaten, met inbegrip van de organisatorische status van de financiële-inlichtingeneenheden volgens het nationale recht;

(b)de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten om onderling informatie uit te wisselen of informatie te verkrijgen van meldingsplichtige entiteiten op grond van het Unierecht of het nationale recht van de lidstaten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(a)"centrale registers van bankrekeningen": de automatische gecentraliseerde mechanismen, zoals centrale registers of centrale elektronische systemen voor gegevensontsluiting, ingesteld overeenkomstig artikel 32 bis, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849;

(b)"bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen": de nationale bureaus die overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad door de lidstaten zijn aangewezen voor de vergemakkelijking van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven, met het oog op de mogelijke bevriezing, inbeslagneming of confiscatie ervan op grond van een door een bevoegde rechterlijke instantie uitgevaardigd bevel;

(c) "financiële-inlichtingeneenheid": het orgaan dat in elke lidstaat is opgericht overeenkomstig artikel 32 van Richtlijn (EU) 2015/849;

(d)"meldingsplichtige entiteiten": de in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde entiteiten;

(e)"financiële informatie": elke soort informatie of gegevens waarover financiële-inlichtingeneenheden beschikken ter voorkoming, opsporing en effectieve bestrijding van witwassen van geld en terrorismefinanciering, of elke soort informatie of gegevens waarover overheidsinstanties of meldingsplichtige entiteiten voor die doeleinden beschikken en die voor financiële-inlichtingeneenheden beschikbaar zijn zonder dwangmaatregelen te nemen krachtens het nationale recht;

(f)"rechtshandhavingsinformatie": elke soort informatie of gegevens waarover de bevoegde autoriteiten beschikken voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, of elke soort informatie of gegevens waarover overheidsinstanties of particuliere entiteiten voor die doeleinden beschikken en die voor de bevoegde autoriteiten beschikbaar zijn zonder dwangmaatregelen te nemen krachtens het nationale recht;

(g) "bankrekeninginformatie": de volgende informatie die is opgenomen in de centrale registers van bankrekeningen:

a)betreffende de houder van de cliëntenrekening en iedere persoon die zegt namens de cliënt te handelen: de naam, aangevuld met de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, onder a), van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de identificatie van de cliënt en de verificatie van zijn identiteit, of een uniek identificatienummer;

b)betreffende de uiteindelijk begunstigde van de houder van de cliëntenrekening: de naam, aangevuld met de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de identificatie van de uiteindelijk begunstigde en de verificatie van zijn identiteit, of een uniek identificatienummer;

c)betreffende de bank- of betaalrekening: het IBAN-nummer en de datum van de opening en van de sluiting van de rekening;

d) betreffende de kluis: de naam van de huurder, aangevuld met de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de identificatie van de cliënt en de uiteindelijk begunstigde en de verificatie van hun identiteit, of een uniek identificatienummer en de duur van de huurperiode.

(h)"witwassen van geld": de in artikel 3 van Richtlijn (EU) 2018/XX 22 omschreven gedragingen;

(i)"gerelateerde basisdelicten": de in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2018/XX bedoelde delicten;

(j)"terrorismefinanciering": de in artikel 11 van Richtlijn (EU) 2017/541 23 omschreven gedragingen;

(k)"financiële analyse": de operationele en strategische analyse die door de financiële-inlichtingeneenheden wordt verricht voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849;

(l)"ernstige strafbare feiten": de vormen van criminaliteit die worden genoemd in bijlage I bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 3

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten

1.Elke lidstaat wijst onder zijn autoriteiten die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, de bevoegde autoriteiten aan die toegang krijgen tot de overeenkomstig artikel 32 bis van Richtlijn (EU) 2015/849 door de lidstaten ingestelde nationale centrale registers van bankrekeningen en deze kunnen doorzoeken. Zij omvatten de nationale Europol-eenheden en de bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen.

2.Elke lidstaat wijst onder zijn autoriteiten die bevoegd zijn voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van strafbare feiten, de bevoegde autoriteiten aan die financiële informatie of financiële analyse van de financiële-inlichtingeneenheid mogen opvragen en ontvangen. Zij omvatten de nationale Europol-eenheden.

3.Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk op [6 maanden na de datum van omzetting] zijn overeenkomstig de leden 1 en 2 aangewezen bevoegde autoriteiten mede en stelt de Commissie in kennis van eventuele wijzigingen. De Commissie maakt de kennisgevingen en eventuele wijzigingen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Hoofdstuk II

Toegang van bevoegde autoriteiten tot bankrekeninginformatie

Artikel 4 

Toegang tot en doorzoeken van bankrekeninginformatie door de bevoegde autoriteiten

1.    De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig artikel 3, lid 1, aangewezen bevoegde autoriteiten rechtstreeks en onmiddellijk toegang hebben tot bankrekeninginformatie en deze kunnen doorzoeken wanneer dit voor het vervullen van hun taken op het gebied van het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van een ernstig strafbaar feit of het ondersteunen van een strafrechtelijk onderzoek naar een ernstig strafbaar feit, inclusief de identificatie, opsporing en bevriezing van vermogensbestanddelen in verband met een dergelijk onderzoek, noodzakelijk is.

2.De aanvullende informatie die de lidstaten essentieel achten en in de centrale registers van bankrekeningen opnemen overeenkomstig artikel 32 bis, lid 4, van Richtlijn 2018/XX/EU, is niet toegankelijk en doorzoekbaar voor de bevoegde autoriteiten op grond van deze richtlijn.

Artikel 5 

Voorwaarden voor toegang en doorzoeken door de bevoegde autoriteiten

1.De toegang tot en het doorzoeken van bankrekeninginformatie overeenkomstig artikel 4 wordt alleen verricht door de personen die bij elke bevoegde autoriteit per geval specifiek zijn aangewezen en gemachtigd om deze taken uit te voeren.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de toegang en het doorzoeken door de bevoegde autoriteiten wordt ondersteund door technische en organisatorische maatregelen ter beveiliging van de gegevens.

Artikel 6 

Monitoring van toegang en doorzoeken door de bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de autoriteiten die de centrale registers van bankrekeningen beheren, een logbestand bijhouden van elke toegang van de bevoegde autoriteiten tot bankrekeninginformatie. In de logbestanden wordt met name het volgende vermeld:

(a)het referentiekenmerk van het nationale bestand;

(b)de datum en het tijdstip van de zoekopdracht;

(c)het soort gegevens dat is gebruikt om de zoekopdracht te starten;

(d)de resultaten van de zoekopdracht;

(e)de naam van de autoriteit die het register raadpleegt;

(f)de identificatienummers van de functionaris die de zoekopdracht heeft verricht en van de functionaris die opdracht heeft gegeven tot de zoekopdracht.

2. De logbestanden worden regelmatig gecontroleerd door de functionarissen voor gegevensbescherming van de centrale registers van bankrekeningen en door de bevoegde toezichthoudende autoriteit die is opgericht overeenkomstig artikel 41 van Richtlijn (EU) 2016/680.

3.De in lid 1 bedoelde logbestanden worden uitsluitend gebruikt voor het monitoren van de gegevensbescherming, onder meer door de toelaatbaarheid van een verzoek en de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren, en voor het waarborgen van de gegevensbeveiliging. De logbestanden worden met passende maatregelen tegen ongeoorloofde toegang beschermd en vijf jaar na het aanleggen ervan gewist, tenzij zij nodig zijn voor reeds aangevangen monitoringprocedures.

Hoofdstuk III

Uitwisseling van gegevens tussen bevoegde autoriteiten en financiële-inlichtingeneenheden en tussen financiële-inlichtingeneenheden onderling

Artikel 7

Verzoeken om informatie van de bevoegde autoriteiten aan de financiële-inlichtingeneenheid

1.Met inachtneming van de nationale procedurele waarborgen zorgt elke lidstaat ervoor dat zijn nationale financiële-inlichtingeneenheid moet antwoorden op verzoeken om financiële informatie of financiële analyse van zijn in artikel 3, lid 2, bedoelde aangewezen bevoegde autoriteiten wanneer die financiële informatie of financiële analyse in het betrokken geval nodig is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige strafbare feiten.

2.De van de financiële-inlichtingeneenheid ontvangen financiële informatie en financiële analyse mag door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden verwerkt voor de specifieke doeleinden van het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van ernstige strafbare feiten anders dan de doeleinden waarvoor persoonsgegevens worden verzameld overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/680.

Artikel 8

Verzoeken om informatie van een financiële-inlichtingeneenheid aan de bevoegde autoriteiten

Met inachtneming van de nationale procedurele waarborgen zorgt elke lidstaat ervoor dat zijn aangewezen nationale bevoegde autoriteiten moeten antwoorden op verzoeken om rechtshandhavingsinformatie van zijn nationale financiële-inlichtingeneenheid wanneer die informatie in het betrokken geval nodig is voor het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld, daaraan gerelateerde basisdelicten en terrorismefinanciering.

Artikel 9

Uitwisseling van informatie tussen financiële-inlichtingeneenheden van verschillende lidstaten

1.Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn financiële-inlichtingeneenheid in staat is om financiële informatie of financiële analyse uit te wisselen met elke financiële-inlichtingeneenheid in de Unie wanneer die financiële informatie of financiële analyse nodig is voor het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld, daaraan gerelateerde basisdelicten en terrorismefinanciering.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat een financiële-inlichtingeneenheid die overeenkomstig lid 1 een verzoek ontvangt om financiële informatie of financiële analyse uit te wisselen, dit zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk drie dagen na de ontvangst van het verzoek doet. In uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen mag deze termijn met ten hoogste 10 dagen worden verlengd.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat in uitzonderlijke en dringende gevallen, en in afwijking van lid 2, een financiële-inlichtingeneenheid die overeenkomstig lid 1 een verzoek ontvangt om financiële informatie of financiële analyse uit te wisselen die zij reeds in bezit heeft en die verband houdt met specifieke onderzoeken met betrekking tot een als ernstig strafbaar feit aangemerkte handeling of gedraging, die informatie of analyse uiterlijk 24 uur na de ontvangst van het verzoek verstrekt.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een overeenkomstig dit artikel ingediend verzoek en het antwoord daarop worden verzonden via het specifieke beveiligde elektronische communicatienetwerk FIU.net of de opvolger daarvan. Dat netwerk waarborgt veilige communicatie en is in staat een schriftelijke melding te genereren op zodanige wijze dat de echtheid kan worden geverifieerd. In geval van technische storing van het FIU.net wordt de financiële informatie of financiële analyse verzonden via andere passende middelen die een hoog niveau van gegevensbeveiliging garanderen.

Hoofdstuk IV

Europol

Artikel 10 

Toegang van Europol tot bankrekeninginformatie en uitwisseling van informatie tussen Europol en de financiële-inlichtingeneenheden.

1.Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn nationale Europol-eenheid antwoordt op naar behoren gemotiveerde verzoeken met betrekking tot bankrekeninginformatie die het bij Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Agentschap voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) per geval, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden en voor de vervulling van zijn taken indient.

2.Elke lidstaat zorgt ervoor dat zijn financiële-inlichtingeneenheid antwoordt op naar behoren gemotiveerde verzoeken met betrekking tot financiële informatie en financiële analyse die Europol binnen de grenzen van zijn bevoegdheden en voor de vervulling van zijn taken via de nationale Europol-eenheid indient.

3.De uitwisseling van informatie overeenkomstig de leden 1 en 2 geschiedt elektronisch via SIENA en in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/794. Voor het verzoek om en de uitwisseling van informatie wordt de taal gebruikt die in het kader van SIENA gebruikelijk is.

Artikel 11

Gegevensbeschermingsvereisten

1.De verwerking van persoonsgegevens in verband met bankrekeninginformatie, financiële informatie en financiële analyse als bedoeld in artikel 10, leden 1 en 2, wordt alleen verricht door de personen die bij Europol specifiek zijn aangewezen en gemachtigd om die taken uit te voeren.

2.Europol stelt de overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) 2016/794 benoemde functionaris voor gegevensbescherming in kennis van elke uitwisseling van informatie krachtens artikel 10 van deze richtlijn.

Hoofdstuk V

Aanvullende bepalingen in verband met de verwerking van persoonsgegevens

Artikel 12

Werkingssfeer

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op aangewezen bevoegde autoriteiten en financiële-inlichtingeneenheden bij de uitwisseling van informatie krachtens hoofdstuk III en bij de uitwisseling van financiële informatie en financiële analyse waarbij de nationale Europol-eenheden betrokken zijn krachtens hoofdstuk IV.

Artikel 13

Verwerking van gevoelige gegevens

1.De verwerking van informatie waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, vakbondslidmaatschap, gezondheid, seksleven of seksuele geaardheid van de betrokkene kan blijken, mag alleen worden toegestaan voor zover dat in een specifiek geval strikt noodzakelijk en relevant is.

2.Alleen specifiek gemachtigde personen mogen de in lid 1 bedoelde gegevens raadplegen en verwerken overeenkomstig de instructies van de functionaris voor gegevensbescherming.

Artikel 14

Bewaren van gegevens betreffende verzoeken om informatie

De lidstaten zorgen ervoor dat de verzoekende en de antwoordende autoriteiten gegevens betreffende verzoeken om informatie krachtens deze richtlijn bewaren. Ten minste de volgende gegevens worden bewaard:

(a)de naam en contactgegevens van de organisatie die en het personeelslid dat om informatie verzoekt;

(b)de verwijzing naar de nationale zaak in verband waarmee om de informatie wordt verzocht;

(c)de krachtens deze richtlijn ingediende verzoeken en de uitvoeringsmaatregelen.

De gegevens worden gedurende een periode van vijf jaar bewaard en worden uitsluitend gebruikt om de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens te controleren. De betrokken autoriteiten stellen alle bewaarde gegevens op verzoek aan de nationale toezichthoudende autoriteit ter beschikking.

Artikel 15

Beperking van de rechten van betrokkenen

De lidstaten stellen wetgevingsmaatregelen vast om de rechten van de betrokkene op inzage van zijn of haar krachtens deze richtlijn verwerkte persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk te beperken, teneinde:

(a)de financiële-inlichtingeneenheid of de bevoegde nationale autoriteit in staat te stellen haar taken in het kader van deze richtlijn naar behoren te vervullen;

(b)het belemmeren van officiële of gerechtelijke informatieverzoeken, analyses, onderzoeken of procedures in het kader van deze richtlijn te voorkomen en ervoor te zorgen dat het voorkomen, onderzoeken en opsporen van witwassen van geld, terrorismefinanciering en andere ernstige strafbare feiten niet in gevaar worden gebracht.

Hoofdstuk VI

Slotbepalingen

Artikel 16 

Monitoring

1.De lidstaten beoordelen de doeltreffendheid van hun systemen ter bestrijding van ernstige strafbare feiten door uitvoerige statistieken bij te houden.

2.Uiterlijk [zes maanden na de inwerkingtreding] stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor de monitoring van de output, resultaten en effecten van deze richtlijn.

In het monitoringprogramma wordt vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens en andere noodzakelijke bewijsstukken zullen worden verzameld. In het programma wordt tevens aangegeven welke actie de Commissie en de lidstaten moeten ondernemen om de gegevens en andere bewijsstukken te verzamelen en te analyseren.

De lidstaten verstrekken de Commissie de gegevens en andere bewijsstukken die voor de monitoring nodig zijn.

3.De in lid 1 bedoelde statistieken omvatten in ieder geval de volgende informatie:

a)het aantal overeenkomstig artikel 4 door de aangewezen bevoegde autoriteiten verrichte zoekopdrachten;

b)gegevens over het aantal verzoeken dat is gedaan door elke onder deze richtlijn vallende autoriteit, het aan deze verzoeken gegeven gevolg, het aantal onderzochte gevallen, het aantal vervolgde personen en het aantal wegens ernstige strafbare feiten veroordeelde personen, wanneer dergelijke informatie beschikbaar is;

c)gegevens over de tijd die een autoriteit nodig heeft om na de ontvangst van het verzoek op het verzoek te antwoorden;

d)    indien beschikbaar gegevens over de kosten van de personele middelen of IT-middelen die worden ingezet voor binnenlandse en grensoverschrijdende verzoeken in het kader van deze richtlijn.

4.De lidstaten organiseren de productie en verzameling van de statistieken en geven de in lid 3 bedoelde statistieken jaarlijks aan de Commissie door.

Artikel 17

Verhouding tot andere instrumenten

1.De lidstaten mogen onderling de bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen betreffende de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde instanties die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn van kracht zijn, blijven toepassen voor zover deze overeenkomsten of regelingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.

2.Deze richtlijn laat bestaande verplichtingen en verbintenissen van lidstaten of de Unie op grond van bilaterale of multilaterale overeenkomsten met derde landen onverlet. 

Artikel 18

Evaluatie

1.Uiterlijk op [OJ please insert date: three years after the date of transposition of this Directive] en vervolgens om de drie jaar stelt de Commissie een verslag op over de toepassing van deze richtlijn en legt zij dat verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

2.Niet eerder dan zes jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de belangrijkste bevindingen. De evaluatie zal worden verricht conform de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie. Het verslag omvat ook een evaluatie van de wijze waarop de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten en beginselen zijn geëerbiedigd.

3.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 verstrekken de lidstaten de voor de opstelling van de verslagen benodigde informatie aan de Commissie. De Commissie houdt rekening met de door de lidstaten overeenkomstig artikel 16 verstrekte statistieken en kan de lidstaten en de toezichthoudende autoriteiten om aanvullende informatie verzoeken.

Artikel 19

Omzetting

1.Uiterlijk op XXYY [26 months after the date of entry into force of Directive (EU) (…)/2018: OJ please insert number of Directive amending Directive (EU) 2015/849] stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 20

Intrekking van Besluit
2000/642/JBZ

Besluit 2000/642/JBZ wordt ingetrokken met ingang van [the date of transposition of this Directive].

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 22

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Het Europol-verslag "From suspicion to action: converting financial intelligence into greater operational impact" , dat in 2017 werd gepubliceerd, benadrukte deze problemen en de noodzaak om rechtshandhavingsinstanties betere toegang te geven tot financiële informatie.
(2)    COM(201650 final.
(3)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(4)    In het verslag "Does crime still pay? Criminal Asset Recovery in the EU" (2016) raamde Europol de waarde van bevroren of in beslag genomen vermogensbestanddelen in de Europese Unie in de periode 2010-2014 op 2,2 % van de geraamde opbrengst van misdrijven, terwijl de waarde van de geconfisqueerde vermogensbestanddelen ongeveer 1,1 % van deze opbrengst vertegenwoordigde. https://www.europol.europa.eu/newsroom/news/does-crime-still-pay
(5)    De FIE's zijn operationeel onafhankelijke en zelfstandige eenheden die de bevoegdheid en het vermogen hebben om zelfstandige beslissingen te nemen over analyse, verzoeken en verspreiding van hun analyses aan de bevoegde autoriteiten, wanneer er aanwijzingen zijn voor witwassen van geld, aanverwante misdrijven of terrorismefinanciering.
(6)    SWD (2017) 275.
(7)    COM(2015) 185 final van 28 april 2015.
(8)    Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad.
(9)    Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010.
(10)    PB C van , blz. .
(11)    PB C van , blz. .
(12)    COM(2016) 50 van 2.2.2016.
(13)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.
(14)    Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, PB L 386 van 29.12.2006, blz. 89.
(15)    Richtlijn 2014/41/EU van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken, PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1.
(16)    Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad, PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53.
(17)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM"), PB L 283 van 31 oktober 2017, blz. 1.
(18)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.
(19)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven, PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(20)    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(21)    PB C …
(22)

   Richtlijn 2018/XX/EU inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld, PB … .

(23)    Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad, PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6.
Top