Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018IP0324

    Resolutie van het Europees Parlement van 11 september 2018 over specifieke maatregelen voor Griekenland uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1839 (2018/2038(INI))

    PB C 433 van 23.12.2019, p. 5–8 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    23.12.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 433/5


    P8_TA(2018)0324

    Specifieke maatregelen voor Griekenland

    Resolutie van het Europees Parlement van 11 september 2018 over specifieke maatregelen voor Griekenland uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1839 (2018/2038(INI))

    (2019/C 433/03)

    Het Europees Parlement,

    gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1),

    gezien de mededeling van de Commissie van 15 juli 2015 met als titel "Een nieuwe start voor banen en groei in Griekenland"(COM(2015)0400),

    gezien Verordening (EU) 2015/1839 van het Europees Parlement en de Raad van 14 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft specifieke maatregelen voor Griekenland (2),

    gezien Verordening (EU) 2017/825 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 (SRSP) (3),

    gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 19 september 2016 over de ex-post-evaluatie van het EFRO en het Cohesiefonds 2007-2013 (SWD(2016)0318 final),

    gezien het verslag van het Griekse ministerie van Economie en Ontwikkeling over het gebruik van de bedragen die krachtens Verordening (EU) 2015/1839 beschikbaar zijn gesteld (programmeringsperiode 2007-2013) (4),

    gezien de mondelinge vraag aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2015/1839 wat betreft specifieke maatregelen voor Griekenland (O-000100/2017 – B8-0001/2018),

    gezien artikel 52 van zijn Reglement en artikel 1, lid 1, onder e), van en bijlage 3 bij het besluit van de Conferentie van voorzitters van 12 december 2002 betreffende de procedure inzake het verlenen van toestemming voor het opstellen van initiatiefverslagen,

    gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A8-0244/2018),

    A.

    overwegende dat het cohesiebeleid een uiting van solidariteit en het belangrijkste investeringsinstrument van de EU is, dat alle regio's bestrijkt en ongelijkheden verkleint; overwegende dat het belang van de meerwaarde en flexibiliteit ervan gedurende de economische en financiële crisis bij diverse gelegenheden gebleken is; overwegende dat het cohesiebeleid met de bestaande begrotingsmiddelen heeft bijgedragen tot de instandhouding van de broodnodige publieke investeringen, heeft helpen voorkomen dat de crisis nog nijpender werd en de lidstaten en regio's in staat heeft gesteld om op maat gesneden oplossingen vast te stellen om hun weerbaarheid bij onvoorziene gebeurtenissen en externe schokken te vergroten;

    B.

    overwegende dat er in Griekenland tussen 2007 en 2015 voor 15,8 miljard EUR steun is verleend uit het EFRO en het Cohesiefonds, wat overeenkomt met 19 % van de totale overheidsuitgaven;

    C.

    overwegende dat de economische en financiële crisis tot aanhoudend negatieve groeicijfers in Griekenland had geleid, wat niet kon worden aangepakt met de drie internationale reddingspakketten, alsook tot ernstige liquiditeitsproblemen en een gebrek aan overheidsmiddelen;

    D.

    overwegende dat Griekenland en de Griekse eilanden bijzonder zwaar te lijden hebben gehad - en dat nog steeds doen - onder de vluchtelingen- en migratiecrisis en onder grote druk staan als gevolg van de toegenomen toestroom van migranten en vluchtelingen, waardoor de plaatselijke economische activiteit en met name het toerisme een bijzonder zware slag is toegebracht;

    E.

    overwegende dat het Griekse bbp tussen 2007 en 2013 met 26 % in reële termen is gedaald, en dat, toen er in 2014 een einde kwam aan de recessie, de groei de twee daarop volgende jaren minder dan 1 % bedroeg; overwegende dat de arbeidsparticipatie gedaald is van 66 % tot 53 % in 2013, wat betekent dat slechts iets meer dan de helft van de mensen in de werkende leeftijd een baan had, terwijl de werkloosheid in dezelfde periode steeg van 8,4 % tot 27,5 %, wat ernstige gevolgen had voor de koopkracht van de Griekse bevolking en waardoor diverse sectoren, waaronder de gezondheidszorg, zwaar werden getroffen; overwegende dat het werkloosheidspercentage volgens de meest recente gegevens van Eurostat momenteel 20,8 % bedraagt en dat veel jongeren werkloos zijn;

    F.

    overwegende dat de Commissie en de medewetgevers in 2015 constateerden dat Griekenland op unieke wijze getroffen was door de crisis en dat dit ernstige gevolgen zou kunnen hebben, zowel voor de afronding van de verrichtingen in het kader van de operationele programma's van de periode 2000-2006 en 2007-2013 als voor de start van de tenuitvoerlegging van de cohesiebeleidsprogramma's 2014-2020;

    G.

    overwegende dat Verordening (EU) 2015/1839 werd vastgesteld om Griekenland van liquiditeit te voorzien op een cruciaal moment voordat de uitvoering van programma's stil kwam te liggen en er noodzakelijke investeringskansen werden gemist, aangezien er aanzienlijke bedragen zouden zijn teruggevorderd als de projecten van de perioden 2000-2006 en 2007-2013 niet werden voltooid;

    H.

    overwegende dat Verordening (EU) 2015/1839 voorzag in een aanvullende initiële voorfinanciering voor de programmeringsperiode 2014-2020, verdeeld over twee tranches van elk 3,5 % van het steunbedrag uit de cohesiebeleidsfondsen en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZF), alsook in de toepassing, voor de programmeringsperiode 2007-2013, van een medefinancieringspercentage van 100 % op subsidiabele uitgaven en de vervroegde uitkering van de laatste 5 % van de resterende EU-betalingen, dat anders tot de afsluiting van de programma's ingehouden zou zijn;

    I.

    overwegende dat de verordening werd vastgesteld om zo spoedig mogelijk te reageren op een ernstige crisissituatie en ervoor te zorgen dat Griekenland voldoende middelen had om de projecten in het kader van de programmeringsperiode 2007-2013 af te maken en te beginnen met de uitvoering van de projecten in het kader van de huidige programmeringsperiode;

    J.

    overwegende dat Griekenland overeenkomstig artikel 156, lid 6, tweede alinea, uiterlijk eind 2016 een verslag moest voorleggen aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van de bepalingen in verband met de toepassing van het medefinancieringspercentage van 100 % en met het plafond voor betalingen voor programma's aan het einde van de programmeringsperiode;

    K.

    overwegende dat de EU ook 95 % van de totale investeringskosten van de financieringsperiode 2007-2013 in Griekenland voor haar rekening heeft genomen (terwijl dat anders maximaal 85 % zou zijn geweest) via de zogenaamde "aanvullingsmaatregel"van Verordening (EU) nr. 1311/2011;

    L.

    overwegende dat er in oktober 2015 een afgeschermde rekening werd geopend waarnaar alle aan door de EU gefinancierde projecten toegekende middelen werden overgebracht om ervoor te zorgen dat deze middelen uitsluitend werden gebruikt voor betalingen aan begunstigden en acties in het kader van de operationele programma's;

    M.

    overwegende dat Griekenland sinds 2011 ook steun heeft ontvangen via de taskforce Griekenland van de Commissie, die technische bijstand leverde voor het hervormingsproces in het land, en sinds 2015 via de Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen, die bijstand verleende bij het voorbereiden, opzetten, uitvoeren en beoordelen van groeibevorderende maatregelen; overwegende dat Verordening (EU) 2017/825 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 op 20 mei 2017 in werking is getreden en een belangrijk moment betekende in de inzet van de Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen ten behoeve van de betrokken landen, waaronder Griekenland;

    1.

    wijst nogmaals op de belangrijke rol van het cohesiebeleid bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU inzake slimme, duurzame en inclusieve groei, bij de bestrijding van werkloosheid, bij de verkleining van ongelijkheden, bij de verbetering van het concurrentievermogen van alle EU-regio's, bij het in de praktijk brengen van Europese solidariteit en als aanvulling op ander beleid; herinnert er tevens aan dat de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) de voornaamste bron zijn van rechtstreekse investeringen in Griekenland;

    2.

    neemt nota van het verslag over het gebruik van de uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1839 toegewezen bedragen voor de programmeringsperiode 2007-2013 dat eind 2016 moest worden ingediend; wijst erop dat het verslag in mei 2017 door de Griekse autoriteiten werd ingediend en pas in december 2017 na herhaaldelijk aandringen beschikbaar werd gesteld aan het Parlement; stelt het op prijs dat de Commissie het Parlement een voorlopige beoordeling had verstrekt van de lijst van 181 prioritaire projecten, voor in totaal 11,5 miljard EUR, d.w.z. ongeveer 55 % van de totale kredieten voor Griekenland uit het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF voor de periode 2007-2013, waarvan er 118 al met succes ten uitvoer waren gelegd aan het einde van de programmeringsperiode, terwijl er 24 als uitgefaseerd waren aangemerkt;

    3.

    benadrukt dat volgens de gegevens uit dat verslag na de vaststelling van de verordening inzake specifieke maatregelen voor Griekenland de rechtstreekse impact op de liquiditeit in 2015 1 001 709 731,50 EUR bedroeg en de inputs in 2016 467 674 209,45 EUR beliepen; noteert bovendien dat Griekenland, in combinatie met de verhoging van de initiële voorfinanciering voor de programmeringsperiode 2014-2020, in 2015-2016 circa 2 miljard EUR heeft ontvangen;

    4.

    stelt het op prijs dat de uitbetaalde bedragen voor een breed scala aan projecten zijn gebruikt: vervoer- en andere infrastructuur (milieu, toerisme, cultuur, sanering van steden en platteland, sociale infrastructuur), projecten in verband met de informatiemaatschappij en acties voor de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen; is daarnaast ingenomen met het feit dat 63 % van de totale betalingen voor staatssteunprojecten betrekking hadden op steun aan ondernemingen en zakelijke projecten die rechtstreeks bijdragen tot het concurrentievermogen en de verlaging van het ondernemersrisico, terwijl 37 % betrekking had op door de staat gesubsidieerde acties voor infrastructuurprojecten, als aanvulling op regelingen op het gebied van marktvoorwaarden en bedrijfsverbetering;

    5.

    waardeert het dat in het door de Griekse autoriteiten ingediende verslag wordt erkend dat de vergroting van de liquiditeit tegelijkertijd een verhoging van de financiële inkomsten betekende met ongeveer 1,5 miljard EUR en een uitbreiding van het programma van overheidsinvesteringen voor 2015-2016;

    6.

    is ingenomen met de gevolgen van de maatregelen ten behoeve van de versterking van de economische bedrijvigheid, de normalisering en consolidering van de omzet en het werkkapitaal van tal van bedrijven, de creatie en het behoud van arbeidsplaatsen en de voltooiing van belangrijke productie-infrastructuur, die ook doorklinkt in een significante impact op de belastinginkomsten in de begroting;

    7.

    begrijpt dat de bedragen die de EU betaald heeft als gevolg van de vaststelling van de verordening in 2015 gebruikt werden voor de voltooiing van de projecten in het kader van de operationele programma's tot het eind van de subsidiabiliteitsperiode, en dat het resterende bedrag dat in 2016 bovenop de nationale middelen werd uitbetaald ook heeft bijgedragen aan de voltooiing van andere projecten;

    8.

    stelt het op prijs dat de Griekse autoriteiten de gelegenheid hebben aangegrepen om de projectindeling op een andere leest te schoeien en vast te stellen welke belangrijke projecten moesten worden geselecteerd voor voltooiing; benadrukt dat dit zeer belangrijk is geweest voor het overwinnen van institutionele en administratieve belemmeringen en het vaststellen van acties die met prioriteit en zonder uitstel moesten worden uitgevoerd, waardoor financiële correcties werden voorkomen; is verheugd dat de middelen die de EU in het kader van Verordening (EU) 2015/1839 heeft betaald ertoe hebben geleid dat er aanzienlijk minder projecten als onvoltooid moesten worden aangemerkt; merkt op dat er in vergelijking met de programmeringsperiode 2000-2006, waarin ongeveer 900 projecten niet werden voltooid, voor de programmeringsperiode 2007-2013 nog 79 projecten niet waren voltooid op het moment dat de laatste vorderingen voor die periode moesten worden ingediend, maar dat die projecten naar verwachting zullen worden afgemaakt met gebruikmaking van nationale middelen;

    9.

    benadrukt dat de absorptie van structuurfondsen aanmerkelijk is verbeterd en dat het betalingspercentage in Griekenland voor de programmeringsperiode 2007-2013 eind maart 2016 meer dan 97 % bedroeg (5) en dat Griekenland volgens de staat van uitvoering van 31 maart 2018 van de totale betalingen en de nog te betalen vastleggingen ("reste à liquider"(RAL)) voor de programma’s voor 2007-2013 geen RAL heeft in rubriek 1b (6); is verheugd dat Griekenland als eerste lidstaat de beschikbare middelen volledig heeft gebruikt en een absorptiepercentage van 100 % heeft bereikt, waar het EU-gemiddelde 96 % bedraagt;

    10.

    beseft echter dat de absorptiepercentages slechts een indicatie geven en dat de nadruk op de absorptie van middelen niet ten koste moet gaan van de doeltreffendheid, de toegevoegde waarde en de kwaliteit van investeringen; wijst erop dat de specifieke maatregelen macro-economisch van aard zijn en dat het effect ervan moeilijk kan tot afzonderlijke projecten worden herleid;

    11.

    herinnert eraan dat de ESI-fondsen een aanzienlijke impact hebben op het bbp en andere indicatoren in verschillende lidstaten, alsook op de sociale, economische en territoriale samenhang in het algemeen, en dat investeringen met steun uit hoofde van het cohesie- en het plattelandsontwikkelingsbeleid in Griekenland in 2015, aan het einde van de vorige programmeringsperiode, naar schatting een bbp-groei hebben opgeleverd van meer dan 2 % meer dan wat het zonder die financiering zou zijn geweest; herinnert eraan dat het gebruik van de structuurfondsen van de EU altijd gericht moet zijn op de verwezenlijking van de in het Verdrag vastgestelde doelstellingen en het bereiken van echte EU-meerwaarde, ten dienste moet staan van EU-prioriteiten, en meer moet opleveren dan alleen maar groei van het bbp;

    12.

    neemt nota van de hoofdzakelijk kwantitatieve analyse van het door de Griekse autoriteiten ingediende verslag over het gebruik van de bedragen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1839 in verband met de programmeringsperiode 2007-2013, een analyse die voldoet aan de wettelijke voorschriften; beseft dat het effect van de specifieke maatregelen niet los kan worden gezien van de algehele impact van de ESI-fondsen in Griekenland, maar is van mening dat een kwalitatieve beoordeling, hoewel die moeilijk uit te voeren is, zou helpen die analyse aan te vullen en inzicht te krijgen in de bereikte resultaten; moedigt de Commissie aan meer informatie te verstrekken op punten als de verbetering van het concurrentievermogen en de productiviteit en de sociale en ecologische duurzaamheid;

    13.

    waardeert het dat het bedrag aan door de Griekse autoriteiten ingediende betalingsverzoeken volgens de definitieve gegevens die de Commissie op 31 december 2016 heeft meegedeeld 1,6 miljard EUR bedroeg en dat Griekenland, met een uitvoeringspercentage van 28 % voor de programmeringsperiode 2014-2020 (7) op 31 maart 2018, in het algemeen tot de best presterende lidstaten blijkt te behoren, waarbij echter rekening moet worden gehouden met enkele verschillen in het uitsplitsingsniveau of het absorptiepercentage per fonds; acht het voorts positief dat Verordening (EU) 2015/1839 werd vastgesteld, aangezien dat een belangrijke en juiste maatregel was om op maat gesneden steun te bieden op een voor Griekenland cruciaal moment; is ingenomen met het feit dat de aanvullende voorfinanciering zoals gevraagd volledig werd gedekt door tussentijdse verzoeken om betalingen uit het EFRO en het Cohesiefonds, maar plaatst daarbij de kanttekening dat dit niet volledig werd gedekt door het Europees Sociaal Fonds (circa 4 %) of het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij;

    14.

    wijst nogmaals op het belang van relevante structurele hervormingen; neemt nota van de inspanningen van Griekenland om ten volle gebruik te blijven maken van de bijstandmogelijkheden in het kader van het SRSP, teneinde een gezond bedrijfsklimaat te scheppen waarin de ESI-fondsen doelmatig en doeltreffend kunnen worden gebruikt en een zo groot mogelijk sociaaleconomisch effect kunnen sorteren;

    15.

    beseft dat het regionaal beleid dankzij de ondersteuning van overheidsinvesteringen en de flexibele inzet van EU-investeringen via de herprogrammering van fondsen en de verhoging van het medefinancieringspercentage de gevolgen van de financiële crisis en van de voortdurende begrotingsconsolidatie in diverse lidstaten heeft kunnen verzachten; wijst er in dit verband op dat het van belang is te zorgen voor passende financiële middelen hiervoor in het volgende meerjarig financieel kader; herhaalt niettemin dat het cohesiebeleid moet worden gezien als het belangrijkste hulpmiddel voor overheidsinvesteringen en als een katalysator voor het aantrekken van aanvullende publieke en private financiering, en dat soortgelijke maatregelen die leiden tot verlaging van de nationale medefinancieringspercentages die vereist zijn om steun voor door de structuurfondsen gefinancierde programma's te krijgen, zowel voor Griekenland als voor andere lidstaten alleen in uitzonderlijke gevallen moeten worden overwogen en dat dergelijke maatregelen, voordat zij worden vastgesteld en uitgevoerd, moeten worden beoordeeld op hun effectiviteit en naar behoren moeten worden gemotiveerd;

    16.

    merkt op dat sommige regio's moeite hebben met het medefinancieren van projecten in het kader van de ESI-fondsen; verzoekt de Commissie daarom zich in het kader van het Europees Semester en het stabiliteits- en groeipact met spoed te bezinnen op de impact op de berekening van de nationale overheidstekorten van via de ESI-fondsen gecofinancierde regionale investeringen, met name van die in de minst ontwikkelde regio's;

    17.

    herinnert de Griekse autoriteiten aan het belang van een goede communicatie over en zichtbaarheid van investeringen in het kader van de ESI-fondsen;

    18.

    is ingenomen met de voorlopige inschatting dat de programmeringsperiode 2007-2013 zal worden afgesloten zonder verlies van middelen voor Griekenland; verzoekt de Commissie het Parlement te informeren over de resultaten van het afsluitingsproces, dat naar verwachting in de eerste helft van 2018 wordt afgerond, en bijgewerkte gegevens te verstrekken over de projecten die met nationale middelen moeten worden voltooid en de projecten die per 31 maart 2018 nog niet waren afgerond;

    19.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.

    (2)  PB L 270 van 15.10.2015, blz. 1.

    (3)  PB L 129 van 19.5.2017, blz. 1.

    (4)  Athene, mei 2017.

    (5)  Werkdocument van de diensten van de Commissie over de ex-post-evaluatie van het EFRO en het Cohesiefonds 2007-2013.

    (6)  Staat van uitvoering van de totale betalingen en de nog te betalen vastleggingen ("reste à liquider"(RAL)) voor rubriek 1b (programma's 2007-2013) - Aanwijzing van nationale autoriteiten en staat van uitvoering van tussentijdse betalingen voor operationele programma's van de ESI-fondsen 2014-2020 (staat per 31 maart 2018).

    (7)  Staat van uitvoering van de totale betalingen en de nog te betalen vastleggingen ("reste à liquider"(RAL)) voor rubriek 1b (programma's 2007-2013) - Aanwijzing van nationale autoriteiten en staat van uitvoering van tussentijdse betalingen voor operationele programma's van de ESI-fondsen 2014-2020 (staat per 31 maart 2018).


    Top