Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AE2779

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van de nadere technische maatregelen voor de werking van het definitieve btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten (COM(2018) 329 final — 2018/0164 (CNS))

EESC 2018/03429

PB C 159 van 10.5.2019, p. 38–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 159/38


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de invoering van de nadere technische maatregelen voor de werking van het definitieve btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten

(COM(2018) 329 final — 2018/0164 (CNS))

(2019/C 159/05)

Rapporteur: Krister ANDERSSON

Corapporteur: Giuseppe GUERINI

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, 11.7.2018

Rechtsgrondslag

Artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

20.12.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

24.1.2019

Zitting nr.

540

Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen)

163/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de meer dan 25 jaar geleden ingevoerde en nog steeds van kracht zijnde btw-overgangsregeling voor de belasting van het handelsverkeer tussen de lidstaten te vervangen. Het beëindigen van de overgangsregeling is een cruciale stap in de richting van een definitief btw-stelsel op basis van het bestemmingsbeginsel voor het belasten van goederen in b2b-transacties, en is een belangrijke verwezenlijking die bewijst dat de interne markt van de EU voortdurend wordt geconsolideerd.

1.2.

Het EESC dringt er nogmaals (1) bij de Commissie op aan na te gaan hoe een gemeenschappelijk systeem voor zowel diensten als goederen zo snel mogelijk kan worden ingevoerd, zodat de te verwachten problemen als gevolg van het naast elkaar bestaan van twee verschillende systemen voor goederen en diensten worden verminderd. De Commissie heeft echter herhaaldelijk gepleit voor een geleidelijke overgang in twee stappen naar de nieuwe regeling, waarbij goederen in de eerste stap aan bod komen en diensten in de tweede stap.

1.3.

Het EESC benadrukt dat de werkzaamheden in de richting van de tweede stap moeten worden voorgezet, aangezien een gelijke behandeling van goederen en diensten voor btw-doeleinden bevorderlijker zou zijn voor de groei en doeltreffender tegen fraude.

1.4.

Hoewel het een uitgebreid en goed geformuleerd voorstel van de Commissie is, wijst het EESC erop dat er nog enkele onopgeloste vraagstukken zijn. Het voorgestelde systeem zou inderdaad gebaat zijn bij heldere bepalingen of meer duidelijkheid over de regels voor oninbare vorderingen en het beheer van terugbetalingen binnen het éénloketsysteem. Bovendien zouden aanvullende definities van begrippen als „marktplaats” en „platformen” kunnen worden gegeven en uitgewerkt.

1.5.

Het EESC merkt op dat het voorgestelde systeem kasstroomeffecten als gevolg van de btw op grensoverschrijdende b2b-leveringen van goederen tot gevolg zal hebben, wat leidt tot kasstroominkomsten voor de verkoper en kasstroomkosten voor de koper. De kapitaalkosten zullen over het algemeen echter hoger zijn, aangezien de tijd voor het innen van de btw altijd langer zal zijn dan de tijd dat de btw in het bezit is van de verkoper. Bovendien zal er in het éénloketsysteem een gedifferentieerde aangifteperiode zijn, omdat de rapportagetermijnen van de lidstaten, de betalingstermijnen van de lokale belastingdiensten en de efficiëntie van de belastingdienst bij de teruggave van de btw aan het land van de koper uiteenlopen.

1.6.

Het EESC dringt erop aan dat deze aspecten verder worden onderzocht om negatieve gevolgen voor de interne markt te voorkomen en om de zekerheid en voorspelbaarheid van het nieuwe btw-stelsel in aanbouw te waarborgen, zodat de nalevingskosten en administratieve lasten worden verminderd.

1.7.

Het EESC dringt erop aan dat in alle lidstaten duidelijke en evenredige criteria voor het begrip „gecertificeerd belastingplichtige” worden gehanteerd om een zo ruim mogelijke toegang tot de status van gecertificeerd belastingplichtige mogelijk te maken. Om het doel van de de nieuwe, op de bestemming gebaseerde regeling te bereiken, zou het nuttig zijn het tijdsbestek waarbinnen de lidstaten aanvraag moeten behandelen om de status van gecertificeerd belastingplichtige te verkrijgen, te harmoniseren. De lidstaten moeten een aanvraag voor de status van gecertificeerd belastingplichtige zo snel mogelijk behandelen, zodat bedrijven hun activiteiten kunnen voortzetten zonder onnodige onderbrekingen, vertragingen en administratieve lasten als gevolg van de onzekerheid. Tegelijkertijd moet de Europese Commissie met name tijdens de eerste maanden van toepassing nauwlettend toezien op de werking van deze status, om mogelijk misbruik en een gebrek aan uniformiteit in de regelgeving te voorkomen.

1.8.

Een goed functionerend éénloketsysteem is van cruciaal belang voor de invoering van het nieuwe, op de bestemming gebaseerde systeem. Zonder een goed ontwikkeld éénloketsysteem op basis van controles in het land van oorsprong, schaalbare vereenvoudigingen en de mogelijkheid om voorbelasting uit alle lidstaten te verrekenen, zal het bestemmingsbeginsel de administratieve lasten, met name voor het mkb, dramatisch doen stijgen.

1.9.

Het EESC is bezorgd dat het huidige voorstel zowel voor het mkb als voor startende ondernemingen een onoverkomelijk obstakel kan blijken te zijn. Het EESC is van mening dat de verleggingsregeling moet worden toegepast op alle grensoverschrijdende b2b-leveringen van goederen, totdat de definitieve regeling volledig is ingevoerd en de btw tijdig wordt terugbetaald.

1.10.

Het EESC beveelt aan om voldoende te investeren in IT-hardware/software om een solide en betrouwbaar éénloketsysteem te ontwikkelen dat in staat is een aanzienlijke hoeveelheid gevoelige informatie op efficiënte wijze te beheren en een snelle en veilige werking van het systeem te garanderen, ten voordele van zowel Europese bedrijven als de belastingdiensten. Dergelijke investeringen zijn van strategisch belang om negatieve resultaten tijdens de overgangsperiode van het oude naar het nieuwe systeem te voorkomen. Dit brengt aanzienlijke aanpassingskosten met zich mee, die zo laag mogelijk moeten worden gehouden door middel van een adequate digitalisering.

1.11.

Het EESC benadrukt dat de lidstaten verder moeten samenwerken om fraude te bestrijden, en dat een voortdurende analyse nodig is om ervoor te zorgen dat het voorgestelde systeem niet zal leiden tot nieuwe vormen van fraude en verliezen bij de inning. Belastingheffing op grensoverschrijdende b2b-transacties zal het totale btw-bedrag in het stelsel verhogen. Hierdoor wordt mogelijk de deur opengezet voor andere vormen van fraude en het mislopen en verliezen van belastinginkomsten. Een belastingplichtige in een lidstaat met een grote btw-kloof zal als ontvanger optreden voor lidstaten met een kleinere btw-kloof.

1.12.

Het EESC pleit voor meer samenwerking tussen de nationale belasting- en handhavingsautoriteiten om het nieuwe, op de bestemming gebaseerde btw-stelsel doeltreffender te maken, zowel wat betreft de bestrijding van fraude als wat betreft de betrouwbaarheid ten gunste van Europese ondernemingen. Dergelijke samenwerking zou onder andere moeten bestaan uit een geautomatiseerde uitwisseling van informatie en gegevens, alsook periodieke verslagen en analyses over de werking van de nieuwe regeling, met name tijdens de eerste jaren van de toepassing ervan.

1.13.

Ten slotte is het EESC van mening dat Europese ondernemingen baat zouden hebben bij een uitgebreide communicatiecampagne van de Commissie om de belangrijkste kenmerken van het nieuwe btw-stelsel en de concrete voordelen die de btw-hervorming naar verwachting zal opleveren voor Europese ondernemingen en hun groei, in duidelijke en praktische bewoordingen uit te leggen.

2.   Inleiding en achtergrond

2.1.

In het kader van haar in april 2016 goedgekeurde actieplan inzake de btw (2) heeft de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot invoering van gedetailleerde technische wijzigingen van de EU-voorschriften inzake de belasting over de toegevoegde waarde („btw”) gepubliceerd (3). De voorgestelde richtlijn wijzigt ongeveer tweehonderd artikelen van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (4), die zullen worden aangepast om nadere technische maatregelen in te voeren voor de werking van het definitieve btw-stelsel voor de belasting van het handelsverkeer tussen de lidstaten (op basis van het bestemmingsbeginsel).

2.2.

Het voorstel van de Commissie vervangt de overgangsregeling die sinds 1 januari 1993 van kracht is en bevat gedetailleerde bepalingen voor de b2b-handel binnen de Unie, op grond waarvan binnenlandse en grensoverschrijdende transacties van goederen op dezelfde manier zullen worden behandeld. Bovendien is het voorstel de eerste van twee regelgevingsmaatregelen — de ene voor goederen, de andere voor diensten — die de Commissie treft om tot een eenvoudiger en fraudebestendiger definitief btw-stelsel voor de handel binnen de Unie te komen.

2.3.

Het voorstel van de Commissie brengt grote wijzigingen in de btw-richtlijn met zich mee die het bedrijfsleven en de nationale begrotingen de volgende voordelen moeten opleveren: 1) vereenvoudiging van de wijze waarop goederen worden belast; 2) ontwikkeling van één onlineportaal (éénloketsysteem) voor ondernemers; 3) terugdringen van de administratieve rompslomp, en 4) vaststelling van de algemene verantwoordelijkheid van de verkoper voor de inning van de btw.

2.4.

De belangrijkste wijzigingen betreffen de schrapping van het begrip „intracommunautaire verwerving van goederen”, waarbij de handel in goederen tussen bedrijven (b2b) voor btw-doeleinden wordt opgesplitst in twee transacties: een van btw vrijgestelde verkoop in de lidstaat van oorsprong en een belaste verwerving in de lidstaat van bestemming. Dit zal worden vervangen door het nieuwe concept van „intra-Unieleveringen van goederen”, waarbij een grensoverschrijdende b2b-levering van goederen binnen de Unie voor btw-doeleinden als één enkele transactie zal worden beschouwd.

2.5.

De door de Commissie voorgestelde wijzigingen omvatten ook: i) een nieuwe uitzondering op de algemene regel die inhoudt dat een intra-Unielevering wordt geacht plaats te vinden daar waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer; ii) een wijziging die één enkele regel vaststelt voor het tijdstip waarop de btw op intra-Unieleveringen verschuldigd wordt, en iii) een nieuw artikel op grond waarvan de btw verschuldigd wordt door de afnemer van de goederen voor zover deze een gecertificeerd belastingplichtige is. De Commissie verwacht dat het voorstel ook de grensoverschrijdende btw-fraude met wel 41 miljard EUR per jaar zal doen dalen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie om de meer dan 25 jaar geleden ingevoerde en nog steeds van kracht zijnde btw-overgangsregeling voor de belasting van het handelsverkeer tussen de lidstaten te vervangen. Het beëindigen van de overgangsregeling is een cruciale stap in de richting van een definitief btw-stelsel op basis van het bestemmingsbeginsel voor het belasten van goederen in b2b-transacties, en is een belangrijke verwezenlijking die bewijst dat de interne markt van de EU voortdurend wordt geconsolideerd.

3.2.

Het EESC is bezorgd over de kosten voor bedrijven en met name voor het mkb. Zij moeten hun systemen aanpassen aan de regels voor de handel binnen en buiten Europa. Het is van het grootste belang dat de nieuwe rapportageverplichtingen voor de btw niet in het voorstel of de uitvoering ervan worden opgenomen. Dergelijke veranderingen zouden de nalevingskosten alleen maar opdrijven.

3.3.

In eerdere adviezen heeft het EESC er bij de Commissie op aangedrongen om na te gaan hoe een gemeenschappelijk systeem voor zowel diensten als goederen zo snel mogelijk kan worden ingevoerd, zodat de te verwachten problemen als gevolg van het naast elkaar bestaan van twee verschillende systemen voor goederen en diensten worden verminderd (5). De Commissie heeft echter herhaaldelijk gepleit voor een geleidelijke overgang in twee stappen naar de nieuwe regeling.

3.4.

Zo zullen de Commissie en de nationale belastingautoriteiten, alvorens ook de diensten op te nemen, de resultaten van het nieuwe, op de bestemming gebaseerde btw-stelsel beoordelen op het stuk van: i) de doeltreffendheid in de strijd tegen fraude; ii) de nalevingskosten voor Europese bedrijven, en iii) het beheer van het nieuwe kader door de belastingdiensten.

3.5.

Het EESC hoopt dat de keuze voor een geleidelijke en tragere overgang naar het nieuwe btw-stelsel in de nabije toekomst zal leiden tot een uniek en efficiënt definitief systeem voor zowel goederen als diensten. Tijdens de geleidelijke tenuitvoerlegging kan lering worden getrokken uit de eerste operationele resultaten van de nieuwe regeling, die alleen betrekking heeft op goederen.

3.6.

Er zij echter op gewezen dat al meer dan 25 jaar wordt gewacht op het definitieve btw-stelsel, als tweede stap van de overgangsregeling. Het EESC benadrukt dan ook dat de werkzaamheden ter verwezenlijking van de tweede stap moeten worden voortgezet. Als goederen en diensten op dezelfde manier zouden worden behandeld, zou het btw-stelsel meer bevorderlijk zijn voor groei en fraudebestendiger zijn.

3.7.

Hoewel het een uitgebreid voorstel is, wijst het EESC erop dat er nog enkele onopgeloste vraagstukken zijn. Het voorgestelde systeem zou bijvoorbeeld gebaat zijn bij heldere bepalingen of meer duidelijkheid over de regels voor oninbare vorderingen, het beheer van terugbetalingen binnen het éénloketsysteem, vooruitbetalingen en definities van „marktplaats”, „platform” enz. Deze onzekerheden, in combinatie met een negatieve kasstroom, zullen ertoe leiden dat bedrijven maatregelen nemen om de risico’s tot een minimum te beperken. Het EESC wil dat een en ander verder wordt onderzocht om negatieve gevolgen voor de interne markt te voorkomen.

3.8.

Vanuit een ander perspectief is het vermeldenswaardig dat Europese ondernemingen baat zouden hebben bij een uitgebreide communicatiecampagne van de Commissie om de belangrijkste kenmerken van het nieuwe btw-stelsel en de concrete voordelen die de btw-hervorming naar verwachting zal opleveren om Europese ondernemingen en hun groei te ondersteunen, in duidelijke en praktische bewoordingen uit te leggen.

3.9.

Belastingheffing op grensoverschrijdende b2b-transacties zal het totale btw-bedrag in het stelsel verhogen. Hierdoor wordt mogelijk de deur opengezet voor andere vormen van fraude en het mislopen en verliezen van belastinginkomsten. Een belastingplichtige in een lidstaat met een grote btw-kloof zal als ontvanger optreden voor lidstaten met een kleinere btw-kloof. Daarom benadrukt het EESC dat de lidstaten verder moeten samenwerken om fraude te bestrijden, en dat een voortdurende analyse nodig is om ervoor te zorgen dat het voorgestelde systeem niet zal leiden tot nieuwe vormen van fraude en verliezen bij de inning.

4.   Voornaamste wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG

4.1.

De huidige opsplitsing van een goederentransactie in twee delen voor btw-doeleinden — een levering in de lidstaat van vertrek van de goederen, die is vrijgesteld, en een intracommunautaire verwerving in de lidstaat van bestemming, die is belast — zal worden vervangen door één enkele transactie, genaamd „intra-Unie levering van goederen”, waarbij het woord „communautair” is vervangen door het woord „Unie” (6).

4.1.1.

De overgang naar één enkele transactie is noodzakelijk om het nieuwe btw-stelsel op basis van het bestemmingsbeginsel tot stand te brengen en zal het administratieve beheer van de afzonderlijke transacties waarschijnlijk vereenvoudigen. Anderzijds is de schrapping van de verwijzing naar de „Europese Gemeenschap” in de volledige tekst van Richtlijn 2006/112/EG een noodzakelijke aanpassing van de tekst in het licht van de nieuwe institutionele formulering van het Verdrag van Lissabon, waarin wordt verwezen naar de „Europese Unie”.

4.1.2.

Onder „intra-Unielevering van goederen” wordt verstaan „een levering van goederen door een belastingplichtige aan een andere belastingplichtige of een niet-belastingplichtige rechtspersoon, waarbij de goederen worden verzonden of vervoerd, door of voor rekening van de leverancier of de persoon die de goederen binnen de Unie verwerft, van een lidstaat naar een andere lidstaat” (7).

4.1.3.

Er zij op gewezen dat een dergelijk alomvattend begrip niet van toepassing is op: i) de levering van goederen met of zonder beproeven van de geïnstalleerde of gemonteerde goederen; ii) leveringen van goederen die zijn vrijgesteld op grond van artikel 148 of artikel 151 van Richtlijn 2006/112/EG, en iii) goederen die onder de forfaitaire regelingen voor landbouwproducenten vallen (8). Wanneer dergelijke transacties grensoverschrijdend worden verricht, geven zij momenteel geen aanleiding tot intracommunautaire leveringen en verwervingen, en de nieuwe tekst bevestigt deze specifieke regeling.

4.1.4.

Het EESC beschouwt de bovengenoemde vrijstellingen als een nuttige bevestiging van de bepalingen die reeds in Richtlijn 2006/112/EG zijn opgenomen met betrekking tot specifieke in de lijst opgenomen goederen, zodat de samenhang en zekerheid van de btw-regels in de hele interne markt tijdens de initiële tenuitvoerlegging van het nieuwe stelsel kan worden gewaarborgd.

4.2.

Het begrip „intra-Unie levering van goederen” wordt aangevuld met een specifieke toevoeging in Richtlijn 2006/112/EG betreffende de „plaats van levering van goederen”, die bepaalt in welke lidstaat de btw verschuldigd is. De bestaande algemene regels ter zake worden bevestigd, maar met een nieuwe uitzondering (9), die inhoudt dat „een intra-Unielevering wordt geacht plaats te vinden daar waar de goederen zich bevinden op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer (10)”.

4.2.1.

Het EESC steunt het idee achter beide regelgevingskeuzes van de Commissie, aangezien deze duidelijk gericht zijn op de ontwikkeling van het nieuwe, op de bestemming gebaseerde systeem. Het behoud van uitgebreide uitzonderingen op basis van het oorsprongslandbeginsel zou de consistentie van het nieuwe btw-kader kunnen schaden, de voorspelbaarheid van de wetgeving kunnen verminderen en zowel de nalevingskosten voor ondernemingen als de administratieve lasten voor de belastingdiensten kunnen verhogen.

4.2.2.

Wel is het belangrijk om de kasstroomeffecten van het voorgestelde systeem verder te analyseren. Momenteel zijn er geen kasstroomeffecten als gevolg van de btw op grensoverschrijdende b2b-leveringen van goederen. Het voorgestelde systeem zal juist resulteren in kasstroominkomsten voor de verkoper en kasstroomkosten voor de koper (11).

4.2.3.

De kapitaalkosten zullen over het algemeen echter hoger zijn, aangezien de tijd voor het innen van de btw normaal gesproken langer zal zijn dan de tijd dat de btw in het bezit is van de verkoper. Dit is te wijten aan het feit dat veel lidstaten de teruggaaf van de btw uitstellen. De kapitaalkosten zullen variëren naargelang van de rapporteringsperioden van de lidstaten, de betalingstermijn aan de lokale belastingdienst en de efficiëntie van de belastingdienst bij de teruggaaf van de btw aan de koper. De kapitaalkosten zijn vooral een punt van zorg voor kleine lidstaten met hoge exportcijfers.

4.2.4.

De gevolgen voor de kasstroom en liquiditeit van Europese ondernemingen moeten zowel door de Europese als de nationale belastingautoriteiten voldoende in overweging worden genomen en op efficiënte wijze worden aangepakt, om vertragingen bij de teruggave en de daaraan verbonden kosten te vermijden. Veranderingen in de toeleveringsketens als gevolg van kasstroomeffecten kunnen een belemmering vormen voor de intra-Unie handel en de voltooiing van de interne markt in de weg staan.

4.3.

Het beginsel dat de btw verschuldigd is door elke belastingplichtige die een belastbare levering van goederen verricht, blijft een hoeksteen van het btw-stelsel, met uitzondering van enkele van de reeds in artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG opgenomen afwijkingen, die nu worden aangevuld met een nieuwe afwijking uit hoofde van artikel 194, onder a). Deze afwijking houdt in dat, in het geval dat de leverancier niet is gevestigd in de staat waar de btw verschuldigd is, de btw verschuldigd wordt door de afnemer van de goederen, voor zover deze een gecertificeerde belastingplichtige is (12).

4.3.1.

Wat de gecertificeerde belastingplichtige betreft, heeft het EESC begrip voor het idee om bedrijven waarvan de fiscale betrouwbaarheid is aangetoond, te laten profiteren van passende vereenvoudigingsmaatregelen. Maar zoals opgemerkt in advies ECO/442 over het btw-hervormingspakket (I), moet het concept van de gecertificeerde belastingplichtige worden geschraagd door duidelijke en transparante criteria voor de tenuitvoerlegging, die het bedrijfsleven, en met name het mkb, in staat stellen om van de status van gecertificeerd belastingplichtige te profiteren.

4.3.2.

Het Comité onderstreept dat het voor het behalen van de verwachte voordelen van belang is dat een belastingplichtige die samengestelde leveringen verricht, de geboden vereenvoudigingen op alle onderdelen van een transactie kan toepassen. Door een fictieve opsplitsing van de transactie af te dwingen, dreigt de beoogde vereenvoudiging eerder een complicatie te worden.

4.3.3.

In dit verband is het van cruciaal belang dat in alle lidstaten geharmoniseerde, duidelijke en evenredige criteria worden toegepast om een zo ruim mogelijke toegang tot de status van gecertificeerd belastingplichtige mogelijk te maken. Tegelijkertijd moet de Europese Commissie met name tijdens de eerste maanden van toepassing nauwlettend toezien op de werking van deze status, om mogelijk misbruik en een gebrek aan uniformiteit in de regelgeving te voorkomen.

4.3.4.

Om het doel van de regeling te bereiken, zou het nuttig zijn het tijdsbestek waarbinnen de lidstaten een aanvraag moeten behandelen om de status van gecertificeerd belastingplichtige te verkrijgen, te harmoniseren. De lidstaten moeten een aanvraag voor de status van gecertificeerd belastingplichtige zo snel mogelijk behandelen, zodat bedrijven hun activiteiten kunnen voortzetten zonder onnodige onderbrekingen, vertragingen en administratieve lasten als gevolg van de onzekerheid.

4.3.5.

Bovendien is het EESC bezorgd dat het huidige voorstel zowel voor het mkb als voor startende ondernemingen een onoverkomelijk obstakel kan blijken te zijn. Het EESC is van mening dat de verleggingsregeling moet worden toegepast op alle grensoverschrijdende b2b-leveringen van goederen, totdat de definitieve regeling volledig is ingevoerd en de btw tijdig wordt terugbetaald.

4.4.

De door de Commissie voorgestelde afschaffing van de btw-lijsten voor goederen is in overeenstemming met het nieuwe btw-kader, dat het zelfregulerende karakter van de btw opnieuw invoert. Anderzijds is de bevestiging van de lijsten voor diensten in overeenstemming met de keuze van de Commissie om het actieplan in twee verschillende stappen uit te voeren (13).

4.4.1.

Het EESC steunt de door de Commissie voorgestelde wijzigingen om de lidstaten de mogelijkheid te geven om de verplichting tot het indienen van lijsten te vereenvoudigen, aangezien vereenvoudiging de administratieve rompslomp en operationele kosten voor Europese ondernemingen hopelijk zal verminderen. Het benadrukt echter dat dergelijke vereenvoudigingsmaatregelen goed moeten worden uitgewerkt om wanpraktijken van ondernemingen te voorkomen, temeer daar een groter gebruik van elektronische facturen de totstandkoming van een eenvoudiger systeem binnen de nationale belastingstelsels aanzienlijk zou kunnen bevorderen.

4.4.2.

De huidige bijzondere regeling voor intra-Unieafstandsverkopen van goederen en voor diensten verricht door belastingplichtigen binnen de EU, maar niet in de lidstaten van verbruik, is ingrijpend gewijzigd om het beginsel van één registratiesysteem voor de aangifte, betaling en aftrek van de belasting toe te passen.

4.5.

Met ingang van 1 januari 2021 kan een belastingplichtige die in zijn lidstaat van identificatie is geregistreerd, elk kwartaal elektronisch de btw-aangiften met betrekking tot diensten en intra-Unieafstandsverkopen aan niet-belastingplichtigen in een andere lidstaat (lidstaat van verbruik) indienen, samen met de verschuldigde btw (14).

4.5.1.

De lidstaat van identificatie zendt vervolgens de aangiften samen met de betaalde btw door naar de lidstaat van verbruik, waarmee wordt voorkomen dat deze belastingplichtigen in de lidstaat van verbruik moeten worden geregistreerd.

4.5.2.

Het toepassingsgebied van de transacties die onder een dergelijk mechanisme vallen, wordt uitgebreid van b2c-transacties tot b2b-transacties (objectieve uitbreiding) en wordt ook beschikbaar gesteld voor buiten de EU gevestigde belastingplichtigen die een tussenpersoon binnen de EU aanwijzen, die de btw voldoet en de in de regeling vastgestelde verplichtingen vervult (subjectieve uitbreiding).

4.5.3.

Belastingplichtigen die van de regeling gebruikmaken, moeten elke maand via het éénloketsysteem een btw-aangifte indienen wanneer hun jaaromzet in de Unie hoger is dan 2 500 000 EUR.

4.5.4.

Door de mogelijkheid om btw af te trekken en teruggaaf van btw-krediet te verkrijgen van een lidstaat binnen het éénloketsysteem, kunnen verschillende btw-verplichtingen die moeten worden uitgevoerd door zowel belastingplichtigen als belastingdiensten, doeltreffend op één plaats worden geconcentreerd.

4.5.5.

Het is een goede zaak dat de nieuwe regeling, met inbegrip van de aftrek, wordt vereenvoudigd door de belastingplichtige in staat te stellen de som van het nettobedrag van de btw (15) in elk van de lidstaten van belastingheffing te betalen.

4.5.6.

Anderzijds vergroot de aftrekmogelijkheid de behoefte aan rechtszekerheid en de volledigheid van de informatie waarover de belastingautoriteiten beschikken. Dit rechtvaardigt het voorstel van de Commissie om voor btw-aangiften via het éénloketsysteem extra informatie te verlangen, waaronder: i) het totale bedrag aan btw dat verschuldigd is geworden over leveringen van goederen en diensten waarvoor de belastingplichtige als ontvanger tot voldoening van de btw is gehouden, en over de invoer van goederen wanneer de lidstaat de keuzemogelijkheid van artikel 211, tweede alinea, toepast; ii) de btw die in mindering wordt gebracht; iii) wijzigingen betreffende vorige belastingtijdvakken, en iv) het nettobedrag van de te betalen, terug te geven of te verrekenen btw.

4.5.7.

Een goed werkend éénloketsysteem is een essentieel onderdeel van een op het bestemmingsbeginsel gebaseerd stelsel. Zonder een goed ontwikkeld éénloketsysteem op basis van controles in het land van oorsprong, schaalbare vereenvoudigingen en de mogelijkheid om voorbelasting uit alle lidstaten te verrekenen, zal het bestemmingsbeginsel de administratieve lasten, met name voor het mkb dramatisch doen stijgen.

4.5.8.

Er moet aandachtig worden gekeken naar de eerste operationele resultaten van het mini-éénloketsysteem dat sinds 1 januari 2015 van kracht is voor telecommunicatie-, omroep- en elektronische diensten en dat zal worden uitgebreid tot alle b2b-transacties op het gebied van elektronische handel (16), om een solide en volledig functionerend éénloketsysteem te realiseren met een uitgebreid en significant toepassingsgebied op basis van de concrete resultaten die dit instrument tot dusver heeft opgeleverd wanneer het op specifieke sectoren of industrieën wordt toegepast.

4.5.9.

Ten slotte beveelt het EESC aan om voldoende te investeren in IT-hardware/software om een solide en betrouwbaar éénloketsysteem te ontwikkelen dat in staat is een aanzienlijke hoeveelheid gevoelige informatie op efficiënte wijze te beheren en een snelle en veilige werking van het systeem te garanderen, ten voordele van zowel Europese bedrijven als de belastingdiensten. Dergelijke investeringen zijn van strategisch belang om negatieve resultaten tijdens de overgangsperiode van het oude naar het nieuwe systeem te voorkomen. Dit brengt aanzienlijke aanpassingskosten met zich mee, die zo laag mogelijk moeten worden gehouden door middel van een adequate digitalisering.

Brussel, 24 januari 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Zie eerdere EESC-adviezen over een actieplan betreffende de btw (PB C 389 van 21.10.2016, blz. 43); een btw-hervormingspakket (I) (PB C 237 van 6.7.2018, blz. 40), en een btw-hervormingspakket (II) (PB C 283 van 10.8.2018, blz. 35).

(2)  COM(2016) 148 final.

(3)  COM(2018) 329 final.

(4)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(5)  Zie eerdere EESC-adviezen over een actieplan betreffende de btw (PB C 389 van 21.10.2016, blz. 43); een btw-hervormingspakket (I) (PB C 237 van 6.7.2018, blz. 40), en een btw-hervormingspakket (II) (PB C 283 van 10.8.2018, blz. 35).

(6)  Wijziging van de artikelen 2, 3 en 4 van Richtlijn 2006/112/EG.

(7)  COM(2018) 329 final, blz. 6.

(8)  Wijziging van artikel 14 van Richtlijn 2006/112/EG.

(9)  Zoals bepaald in artikel 35 bis van Richtlijn 2006/112/EG.

(10)  COM(2018) 329 final, blz. 7.

(11)  Indien de verkoper de btw moet betalen voordat hij het bedrag van de koper heeft ontvangen, zal de verkoper te maken krijgen met een negatieve kasstroom en dus met kosten.

(12)  Wijziging van de artikelen 193 en 194, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG.

(13)  Wijziging van de artikelen 262-271 van Richtlijn 2006/112/EG.

(14)  Wijziging van de artikelen 358-369 van Richtlijn 2006/112/EG.

(15)  De verschuldigde btw, verminderd met de aftrekbare btw.

(16)  Bedrijven die telecommunicatiediensten, televisie- en radio-omroepdiensten en elektronische diensten leveren aan niet-belastingplichtigen in lidstaten waar zij niet over een vestiging beschikken, krijgen de mogelijkheid om via een webportaal in de lidstaat waar zij zijn geïdentificeerd, de btw op dergelijke diensten af te dragen.


Top