Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0461

    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee

    COM/2017/0461 final - 2017/0212 (NLE)

    Brussel, 29.8.2017

    COM(2017) 461 final

    2017/0212(NLE)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) moeten de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten worden hersteld en gehandhaafd op een niveau dat hoger is dan datgene wat de maximale duurzame opbrengst (MSY) kan opleveren. Een belangrijk instrument in dit verband is de jaarlijkse vaststelling van de vangstmogelijkheden in de vorm van totale toegestane vangsten (TAC's – total allowable catches) en quota.

    Verordening (EU) nr. 2016/1139 van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, omvat een nadere omschrijving van de waarden van de visserijsterfte, uitgedrukt in bandbreedtes, die in dit voorstel worden gebruikt met het oog op het bereiken van de doelstellingen van het GVB, met name het bereiken en behouden van het MSY-niveau.

    Het doel van dit voorstel is voor 2018 de vangstmogelijkheden van de lidstaten vast te stellen voor de in commercieel opzicht belangrijkste visbestanden in de Oostzee. Met het oog op de vereenvoudiging en de verduidelijking van de jaarlijkse besluiten inzake TAC's en quota worden de vangstmogelijkheden in de Oostzee sinds 2006 bij een afzonderlijke verordening vastgesteld.

    Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsterrein

    Het voorstel stelt quota vast op niveaus die verenigbaar zijn met de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het houdt rekening met de wijzigingen die zijn doorgevoerd bij Verordening (EU) 2015/812, waarbij de visserijinspanningsregeling in de Oostzee is afgeschaft.

    Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

    De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de doelstellingen en voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en stroken met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

    Evenredigheid

    Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    Het gemeenschappelijk visserijbeleid is een gemeenschappelijk beleid. Krachtens artikel 43, lid 3, VWEU is het aan de Raad om maatregelen aan te nemen tot vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

    Bij de betrokken verordening van de Raad worden vangstmogelijkheden aan de lidstaten toegewezen. Gelet op artikel 16, leden 6 en 7, en artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de lidstaten deze mogelijkheden volgens de in die artikelen vastgestelde voorwaarden verdelen over de regio's of de marktdeelnemers. De lidstaten kunnen dus met een ruime mate aan vrijheid en conform het sociaaleconomische model van hun keuze beslissen hoe zij de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden benutten.

    Het voorstel heeft geen nieuwe financiële gevolgen voor de lidstaten. De Raad stelt elk jaar een verordening als de onderhavige vast, en de openbare en particuliere middelen voor de uitvoering van deze verordening zijn reeds beschikbaar.

    Keuze van het instrument

    Voorgesteld instrument: verordening.

    Dit is een voorstel voor visserijbeheer op basis van artikel 43, lid 3, VWEU.

    3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

    Raadpleging van belanghebbenden

    Overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2018 in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2017) 368 final) is de adviesraad voor de Oostzee (BSAC – Baltic Sea Advisory Council) geraadpleegd. De wetenschappelijke basis voor het voorstel werd aangeleverd door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES). De in dat verband ingenomen voorlopige standpunten over alle betrokken visbestanden zijn in overweging genomen en waar mogelijk in het voorstel verwerkt voor zover deze niet indruisten tegen het bestaande beleid of zouden leiden tot een verslechtering van de toestand van kwetsbare bestanden.

    Het wetenschappelijk advies over vangstbeperkingen en de toestand van de visbestanden is in juni 2017 ook met de lidstaten besproken in het regionale forum Baltfish.

    Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    De geraadpleegde wetenschappelijke organisatie is de ICES.

    De Unie verzoekt de ICES elk jaar om wetenschappelijk advies over de toestand van belangrijke visbestanden. Het ontvangen advies bestrijkt alle bestanden in de Oostzee. Voor de in commercieel opzicht belangrijkste bestanden worden TAC’s voorgesteld.

    Effectbeoordeling

    Het voorstel maakt deel uit van een langetermijnaanpak waarbij de visserij wordt gebracht op niveaus die op lange termijn duurzaam zijn, en op die niveaus wordt behouden. Deze aanpak zal leiden tot een stabiele visserijdruk en hogere quota, en daardoor tot een beter inkomen voor de vissers en hun gezinnen. De toename van de aanlandingen zal naar verwachting gunstig zijn voor de visserijsector, de consument, de verwerkende industrie en de detailhandel, evenals voor de rest van de toeleveringsbedrijven die banden hebben met de commerciële en de recreatieve visserij.

    De besluiten die de afgelopen jaren over de vangstmogelijkheden in de Oostzee zijn vastgesteld, hebben al geleid tot het herstel van sommige bestanden (een toename van de biomassa voor pelagische bestanden met 50 % tussen 2012 en 2016) en tot het opnieuw in evenwicht brengen van de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden. Er is evenwel verdere vooruitgang nodig voor het herstel van de demersale bestanden, waarvan sommige zich nog steeds onder de veilige grenswaarden voor de biomassa bevinden, en om alle bestanden onder het MSY-niveau te brengen.

    Rekening houdend met het voorgaande worden in het voorstel van de Commissie de quota voor haring in het westelijke deel van de Oostzee, in de Botnische Golf en in de Golf van Riga, voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee en voor de scholbestanden verlaagd met gemiddeld 32 %. Voor de centrale haring- en sprotbestanden wordt een verhoging met respectievelijk 25 % en 0,5 % voorgesteld. Voor de zalmbestanden zullen de vangstmogelijkheden in de Oostzee, uitgedrukt in aantal vissen, toenemen van 106 413 naar 116 099. Dit is een toename met 9 % ten opzichte van 2017. Voor kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee wordt voorgesteld de bestaande TAC te handhaven.

    Het effect van de voorstellen voor 2018 zal dan ook sterk verschillen naargelang van het soort visserij. Al met al leidt het voorstel van de Commissie tot ongeveer 647 000 ton aan vangstmogelijkheden voor de Oostzee. Dat is een vermindering met 7 % ten opzichte van 2017.

    Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

    Het voorstel blijft soepel door de toepassing van de mechanismen voor quotaruil die reeds waren ingesteld bij de verordeningen betreffende de vangstmogelijkheden in de Oostzee van de voorgaande jaren. Er zijn geen nieuwe elementen of nieuwe administratieve procedures voor de overheidsinstanties (van de EU of de lidstaten) voorgesteld die de administratieve lasten zouden kunnen verhogen.

    Het voorstel betreft een jaarlijkse verordening, dit keer voor het jaar 2018, en bevat derhalve geen herzieningsclausule.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en monitoring-, evaluatie- en rapportageregelingen

    De monitoring van het gebruik van de vangstmogelijkheden in de vorm van TAC's en quota is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.

    Artikelsgewijze toelichting

    In dit voorstel worden voor de lidstaten die in de Oostzee visserijactiviteiten verrichten, de voor 2018 geldende vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden vastgesteld. Voor het eerst wordt ook een soort vastgesteld waarop niet meer mag worden gevist: de Europese aal.

    Vangstmogelijkheden

    Het nieuwe meerjarenplan voor de visserijen in de Oostzee is op 20 juli 2016 in werking getreden 1 . Op grond van dat plan moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld in overeenstemming met de streefdoelen van het plan en moeten zij in overeenstemming zijn met de daarin vermelde bandbreedtes voor het streefdoel voor de visserijsterfte. Belandt de biomassa van een bestand onder de referentiepunten van het plan, dan moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld op een met de visserijsterfte overeenkomend niveau dat evenredig met de afname van de biomassa van dat bestand wordt verlaagd.

    De vangstmogelijkheden worden voorgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 1 (beginsel van relatieve stabiliteit) en artikel 16, lid 4 (doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de meerjarenplannen).

    Waar dit van toepassing is, worden met het oog op de vaststelling van de EU-quota voor met de Russische Federatie gedeelde bestanden de respectieve hoeveelheden van deze bestanden in mindering gebracht op de door de ICES aanbevolen TAC's. De aan de lidstaten toegewezen TAC's en quota zijn opgenomen in de bijlage bij de verordening.

    De vijf pelagische bestanden (vier haringbestanden en één sprotbestand), kabeljauw in het westelijke deel, schol, en zalm in het hoofdzeegebied moeten in 2018 in de Oostzee op MSY-niveau worden bevist. De vangstmogelijkheden voor alle bestanden die onder het meerjarenplan voor de Oostzee vallen, zijn vastgesteld op de bandbreedtes voor het streefdoel voor de visserijsterfte die stroken met het halen van de maximale duurzame opbrengst in 2018: de voorgestelde quota voor drie haringbestanden in het westelijke en het centrale deel van de Oostzee en in de Golf van Riga komen overeen met de visserijsterftecijfers die beantwoorden aan beide delen van de brandbreedte voor de visserijsterfte op MSY-niveau als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 2016/1139. Voor twee bestanden, namelijk haring in het westelijke deel van de Oostzee en kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee komen de vangstmogelijkheden overeen met de visserijsterfte binnen de bandbreedte als bedoeld in artikel 5, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 2016/1139.

    De TAC's voor zalm in de Finse Golf en voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee zijn in overeenstemming met de ICES-aanpak van bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn.

    Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, onder meer de flexibiliteitsbepalingen van artikel 3 en artikel 4 voor bestanden waarvoor voorzorgs-TAC's, respectievelijk analytische TAC's zijn vastgesteld. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn gelet op met name de biologische situatie van de bestanden. Meer recent is dit flexibiliteitsmechanisme bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoorde exploitatie van de levende mariene biologische rijkdommen zou ondergraven en een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, moet worden verduidelijkt dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn wanneer de lidstaten niet gebruikmaken van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    Europese aal

    De levenscyclus van de Europese aal is complex omdat het een langlevende vis is met een groot verspreidingsgebied: recente gegevens wijzen erop dat de aal paait in de Sargassozee en dat de larven met de oceaanstromingen meekomen naar het continentaal plat van Europa en Noord-Afrika, waar zij een metamorfose ondergaan tot glasaal en daarna de continentale wateren binnenzwemmen.

    Tijdens het continentale deel van hun levenscyclus (in brak en/of zoet water) hangen de factoren die van invloed zijn op de sterfte van aal af van de regionale omstandigheden. Op grond van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (hierna "de aalverordening" genoemd) moeten lidstaten met grote habitats voor aal beheersplannen voor dat bestand uitvoeren die kunnen waarborgen dat een voldoende groot aantal volwassen alen de stroomgebieden kan verlaten en de volle zee kan bereiken, zodat zij kunnen paaien en het bestand zich kan herstellen. De nationale beheersplannen voor aal kunnen ook mariene wateren omvatten (maar dat is geen verplichting).

    Uit recente gegevens is evenwel gebleken dat 57 % van de schieralen die de open zee bereiken, door de commerciële en de recreatieve visserij in de Oostzee wordt gevangen. De aalverordening verplicht de lidstaten die in de EU-wateren op aal vissen, hun visserijinspanning en/of vangsten te verminderen met 50 % ten opzichte van het gemiddelde voor 2004-2006, tenzij hun beheersplannen ook betrekking hebben op de mariene wateren. Geen enkele lidstaat rond de Oostzee haalt die doelstelling.

    Het steeds terugkomende wetenschappelijk advies luidt als volgt: "... wanneer de voorzorgsaanpak voor Europese aal wordt toegepast, moeten alle antropogene invloeden (bijv. de recreatieve en de commerciële visserij voor alle stadia, waterkracht, pompstations en verontreiniging) die de productie en de ontsnappingskansen van schieralen doen dalen, worden gereduceerd tot – of zo dicht mogelijk worden gehouden bij – nul." 2  

    In het licht van de toestand van het bestand, dat in bijlage II van CITES is opgenomen, strookt de in de aalverordening voorgeschreven vermindering met 50 % van de visserijinspanning of de vangsten niet met de doelstellingen van het GVB van 2013 voor een duurzame exploitatie van de visbestanden. Gezien het advies van de ICES is het van belang dat alle visserijen op paaibestanden worden stopgezet totdat er duidelijke tekenen zijn dat de toestand van het bestand verbetert. Gezien dit strenge ICES-advies is het dan ook passend om, in afwachting van oplossingen op langere termijn, in 2018 elke visserij op Europese aal in de Oostzee te verbieden.

    2017/0212 (NLE)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1) In artikel 43, lid 3, van het Verdrag is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden vaststelt.

    2) Krachtens artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 moet bij de vaststelling van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de Visserij (WTECV) en van andere adviesinstanties, alsook met de adviezen van de adviesraden die voor de betrokken geografische gebieden of bevoegdheidsgebieden zijn opgericht, en de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

    3)Het is aan de Raad om de maatregelen vast te stellen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, voor zover nodig, bepaalde voorwaarden die daar functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten zo over de lidstaten worden verdeeld dat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van elke lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd, mede met inachtneming van de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

    4) In artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het GVB onder meer tot doel heeft het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MSY) oplevert, indien mogelijk in 2015 en, door het geleidelijk te laten oplopen, uiterlijk in 2020 te verwezenlijken.

    5) De totale toegestane vangsten (TAC's) dienen derhalve, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013, te worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, rekening houdend met de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij wordt gezorgd voor een gelijke behandeling van de visserijsectoren, en met inachtneming van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

    6) In Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad 4 is een meerjarenplan vastgesteld voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren (hierna "het plan" genoemd). Het plan beoogt ervoor te zorgen dat de levende mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten worden hersteld en gehandhaafd op een niveau dat hoger is dan datgene wat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Daartoe moeten de streefdoelen voor de visserijsterfte, uitgedrukt in bandbreedtes, voor de betrokken bestanden zo snel mogelijk, en geleidelijk oplopend, uiterlijk in 2020 worden gerealiseerd. Het is passend dat de vangstbeperkingen voor 2018 voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee worden vastgesteld met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan.

    7) Volgens het plan moeten, indien uit het wetenschappelijk advies blijkt dat de paaibiomassa van een van de betrokken bestanden beneden de in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1139 vastgestelde referentiepunten voor de paaibiomassa ligt, alle passende corrigerende maatregelen worden genomen zodat het betrokken bestand snel opnieuw boven het niveau zit dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. De Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) heeft aangegeven dat de biomassa van het kabeljauwbestand in het westelijke deel van de Oostzee (Gadus morhua) en van het haringbestand in het westelijke deel van de Oostzee (Clupea harengus) zich onder de in bijlage II bij die verordening vermelde instandhoudingsreferentiepunten bevindt. Bijgevolg is het passend de vangstmogelijkheden voor kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee en voor haring in het westelijke deel van de Oostzee onder de in kolom B van bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1139 genoemde bandbreedte voor visserijsterfte vast te stellen, op een niveau dat rekening houdt met de afname van de biomassa. Daartoe dient rekening te worden gehouden met de termijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB in het algemeen en van het plan in het bijzonder, in het licht van het verwachte effect van de genomen corrigerende maatregelen, terwijl tegelijk wordt vastgehouden aan de doelstellingen om economische, sociale en werkgelegenheidsvoordelen te bewerkstelligen, zoals bepaald in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    8) Voor de kabeljauwbestanden in het westelijke deel van de Oostzee moeten verdere corrigerende maatregelen worden genomen. De handhaving van de thans geldende sluitingsperiode van acht weken zou verder bescherming bieden aan de scholen paaiende kabeljauw. Volgens wetenschappelijk advies dragen recreatieve visserijen op kabeljauw in het westelijke deel van de Oostzee in aanzienlijke mate bij tot de algemene visserijsterfte van dat bestand. Rekening houdend met de huidige toestand van dat bestand is het aangewezen bepaalde nu geldende maatregelen betreffende de recreatievisserijen te handhaven. Meer in het bijzonder moet een baglimiet (vangstlimiet) per dag per visser gelden die restrictiever moet zijn tijdens de paaitijd. Dit doet geen afbreuk aan het beginsel van relatieve stabiliteit, dat van toepassing is op commerciële visserijactiviteiten.

    9) Voor het kabeljauwbestand in het oostelijke deel van de Oostzee (Gadus morhua) heeft de ICES wegens wijzigingen in de biologie van dat bestand geen biologische referentiepunten kunnen vaststellen. Daarom is het, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan, zinvol de TAC voor kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee overeenkomstig het voorzorgsbeginsel vast te stellen, zoals bepaald in artikel 9, lid 2, van Verordening 1380/2013.

    10) Voor haring in de Botnische Golf heeft de ICES een evaluatie van het bestand gemaakt aan de hand van de meest recente gegevens en de meest actuele informatie en heeft hij de bandbreedtes voor de visserijsterfte die met de maximale duurzame opbrengst overeenkomen, herzien. Hoewel er een verschil is tussen de bandbreedtes voor de visserijsterfte in het wetenschappelijk advies en die in het plan, dat ook gebaseerd is op het beste wetenschappelijk advies dat op het tijdstip van de vaststelling beschikbaar was, is het plan juridisch bindend en van kracht en moet het daarom bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor dit bestand worden gevolgd.

    11) Voor het bestand van Europese aal luidde het advies van de ICES dat alle door de mens veroorzaakte sterfte, waaronder die door de recreatieve en de commerciële visserij, tot nul moet worden gereduceerd of zo dicht mogelijk bij nul moet worden gehouden. Het is dan ook noodzakelijk dit advies te volgen door de visserij op deze soort in de Oostzee te verbieden.

    12) De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 5 , en met name de artikelen 33 en 34 betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de toezending van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden aan de Commissie. Daarom moeten in de onderhavige verordening de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

    13) Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad 6 zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's ingevoerd, waaronder, in de artikelen 3 en 4, flexibiliteitsbepalingen voor voorzorgs-TAC's en analytische TAC's. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC's, met name op basis van de biologische situatie van de bestanden, voor welke bestanden de artikelen 3 en 4 niet van toepassing zijn. Meer recent is deze jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoorde exploitatie van de levende mariene biologische rijkdommen zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en tot een verslechtering van de biologische toestand van de bestanden zou leiden, moet worden vastgesteld dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing zijn op analytische TAC's wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    14) Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2018. Gezien de urgentie moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening worden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee de vangstmogelijkheden voor 2018 vastgesteld.

    Artikel 2

    Werkingssfeer

    1. Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die actief zijn in de Oostzee.

    2. Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserijen wanneer in de desbetreffende bepalingen uitdrukkelijk naar die visserijen wordt verwezen.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden ook de volgende definities:

    (1)"ICES": de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee;

    (2)"Oostzee": de ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId;

    (3)"bestand": in een bepaald beheersgebied voorkomende biologische rijkdom van de zee;

    (4)"deelsector": een ICES-deelsector van de Oostzee als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad 7 ;

    (5)"totale toegestane vangst" (TAC): de hoeveelheid van elk bestand die in een jaar mag worden gevangen;

    (6)"quotum": een aan de Unie, een lidstaat of een derde land toegewezen gedeelte van de TAC;

    (7)"recreatievisserijen": niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene biologische hulpbronnen worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden.

    HOOFDSTUK II

    VANGSTMOGELIJKHEDEN

    Artikel 4

    TAC's en toewijzingen

    De TAC's, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in de bijlage.

    Artikel 5

    Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden

    De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig deze verordening aan de lidstaten toegewezen, onverminderd:

    (a)het ruilen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    (b)kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

    (c)extra aanlandingen die worden toegestaan op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    (d)hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen op grond van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    (e)verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

    Artikel 6

    Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

    1. Vis van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die is gevangen in visserijen als gespecificeerd in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, valt onder de aanlandingsverplichting van artikel 15 van die verordening.

    2. De in artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde bestanden van niet-doelsoorten die zich binnen biologisch veilige grenzen bevinden, worden in de bijlage vermeld met het oog op de afwijking van de verplichting om vangsten in mindering te brengen op de betrokken, in dat artikel bedoelde quota.

    Artikel 7

    Maatregelen betreffende de recreatievisserij op kabeljauw in de deelsectoren 22-24

    1. In het kader van de recreatievisserij mag elke visser in de deelsectoren 22-24 per dag maximaal vijf kabeljauwen in bezit hebben.

    2. In afwijking van lid 1 mag elke visser in de deelsectoren 22-24 in de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 maart 2018 per dag maximaal drie kabeljauwen in bezit hebben.

    3. De leden 1 en 2 gelden onverminderd strengere nationale maatregelen.

    Artikel 8

    Verbodsbepalingen

    1. Het is vissersvaartuigen van de Unie verboden Europese aal (Anguilla anguilla) te bevissen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen.

    2. Recreatieve visserij op Europese aal (Anguilla anguilla) is verboden.

    HOOFDSTUK III

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 9

    Toezending van gegevens

    Wanneer de lidstaten overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de hoeveelheden gevangen of aangelande hoeveelheden vis aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

    Artikel 10

    Flexibiliteit

    1. Tenzij anders vermeld in de bijlage bij deze verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een voorzorgs-TAC geldt, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC geldt.

    2. Artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing indien een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    Artikel 11

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1) Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).
    (2) ICES Advice on fishing opportunities, catch and effort, Northeast Atlantic. ICES-advies 2016, boek 9, gepubliceerd op 28 oktober 2016.
    (3) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
    (4) Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).
    (5) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 ( PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1 ).
    (6) Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC's en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).
    (7) Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont ( PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1 ).
    Top

    Brussel, 29.8.2017

    COM(2017) 461 final

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

    tot vaststelling, voor 2018, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee


    NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC'S VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN GEBIEDEN WAAR TAC'S GELDEN

    De onderstaande tabellen bevatten de TAC's en quota per bestand (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) en de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.

    Tenzij anders bepaald, zijn de verwijzingen naar visserijgebieden verwijzingen naar ICES-gebieden.

    De visbestanden zijn vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

    Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van wetenschappelijke en gewone namen:

    Wetenschappelijke naam

    Drielettercode

    Gewone naam

    Clupea harengus

    HER

    Haring

    Gadus morhua

    COD

    Kabeljauw

    Pleuronectes platessa

    PLE

    Schol

    Salmo salar

    SAL

    Atlantische zalm

    Sprattus sprattus

    SPR

    Sprot

    Soort:

    Haring

    Gebied:

    Deelsectoren 30-31

    Clupea harengus

    (HER/30/31.)

    Finland

    57 896

    Zweden

    12 721

    Unie

    70 617

    TAC

    70 617

    Analytische TAC

    Soort:

    Haring

    Gebied:

    Deelsectoren 22-24

    Clupea harengus

    (HER/3BC+24)

    Denemarken

    1 820

    Duitsland

    7 166

    Finland

    1

    Polen

    1 690

    Zweden

    2 310

    Unie

    12 987

    TAC

    12 987

    Analytische TAC

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.




    Soort:

    Haring

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

    Clupea harengus

    (HER/3D-R30)

    Denemarken

    5 241

    Duitsland

    1 390

    Estland

    26 764

    Finland

    52 243

    Letland

    6 605

    Litouwen

    6 955

    Polen

    59 353

    Zweden

    79 678

    Unie

    238 229

    TAC

    Niet relevant

    Analytische TAC

    Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing.

    Soort:

    Haring

    Gebied:

    Deelsector 28.1

    Clupea harengus

    (HER/03D.RG)

    Estland

    13 392

    Letland

    15 607

    Unie

    28 999

    TAC

    28 999

    Analytische TAC

    Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing.



    Soort

    Kabeljauw

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 25-32

    Gadus morhua

    (COD/3DX32.)

    Denemarken

    5 117

    Duitsland

    2 036

    Estland

    499

    Finland

    392

    Letland

    1 903

    Litouwen

    1 253

    Polen

    5 891

    Zweden

    5 184

    Unie

    22 275

     

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.



    Soort:

    Kabeljauw

    Gebied:

    Deelsectoren 22-24

    Gadus morhua

    (COD/3BC+24)

    Denemarken

    2 444(1)

    Duitsland

    1 194(1)

    Estland

    54(1)

    Finland

    48(1)

    Letland

    202(1)

    Litouwen

    131(1)

    Polen

    654(1)

    Zweden

    870(1)

    Unie

    5 597(1)

    TAC

    5 597(1)

    Analytische TAC

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    (1) Dit quotum mag worden gevangen van 1 januari tot en met 31 januari 2018 en van 1 april tot en met 31 december 2018.




    Soort:

    Schol

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

    Pleuronectes platessa

    (PLE/3BCD-C)

    Denemarken

    4 493

    Duitsland

    499

    Polen

    941

    Zweden

    339

    Unie

    6 272

    TAC

    6 272

    Analytische TAC

    Soort:

    Atlantische zalm

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-31

    Salmo salar

    (SAL/3BCD-F)

    Denemarken

    21 986

    (1)

    Duitsland

    2 446

    (1)

    Estland

    2 234

    (1)

    Finland

    27 415

    (1)

    Letland

    13 984

    (1)

    Litouwen

    1 644

    (1)

    Polen

    6 670

    (1)

    Zweden

    29 717

    (1)

    Unie

    106 096

    (1)

    TAC

    Niet relevant

    Analytische TAC

    Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

    __________

    (1) Aantal stuks.



    Soort:

    Atlantische zalm

    Gebied:

    Wateren van de Unie van deelsector 32

    Salmo salar

    (SAL/3D32.)

    Estland

    1 026

    (1)

    Finland

    8 977

    (1)

    Unie

    10 003

    (1)

    TAC

    Niet relevant

    Voorzorgs-TAC

    __________

    (1) Aantal stuks.

    Soort:

    Sprot

    Gebied:

    Wateren van de Unie van de deelsectoren 22-32

    Sprattus sprattus

    (SPR/3BCD-C)

    Denemarken

    25 875

    Duitsland

    16 393

    Estland

    30 047

    Finland

    13 545

    Letland

    36 289

    Litouwen

    13 127

    Polen

    77 012

    Zweden

    50 022

    Unie

    262 310

    TAC

    Niet relevant

    Analytische TAC

    Artikel 6, lid 2, van deze verordening is van toepassing.

    Top