EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 23.6.2016
COM(2016) 413 final
2016/0192(NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Op 19 december 1966 ondertekenden Denemarken, Noorwegen en Zweden een overeenkomst betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak en het Kattegat, die op 7 augustus 1967 in werking trad. Op grond van deze overeenkomst, die van kracht was naast de bilaterale visserijovereenkomst tussen de Europese Unie en Noorwegen van 1980, hadden deze drie landen wederzijdse toegang tot de visserij tot vier zeemijl vanaf hun respectieve basislijnen van het Skagerrak en het Kattegat, d.i. de wateren tussen de Noordzee en de Oostzee. Bovendien was in de overeenkomst vastgesteld dat het betrokken gebied voor de toepassing van dergelijke visserij als volle zee werd beschouwd. Bij deze overeenkomst werden dus de betrekkingen tussen de vlaggenstaten enerzijds en de betrokken kuststaten anderzijds vastgesteld.
De overeenkomst van 1966 was een eenvoudige overeenkomst, waarin rekening werd gehouden met de specifieke geografische omstandigheden van het Skagerrak en het Kattegat voor de visserij en waarin werd erkend dat er praktische redenen waren om een eenvoudige toegangsregeling in te stellen voor wat in wezen een zeer klein zeegebied is. Om die reden bestond de overeenkomst van 1966 uit slechts drie artikelen, waarbij in het eerste het betrokken gebied was afgebakend en in het tweede de toegangsrechten werden omschreven en de wens op harmonisatie van de technische voorschriften werd uitgedrukt.
Met de toetreding van Denemarken en Zweden tot de EU in respectievelijk 1973 en 1995 werd de Commissie verantwoordelijk voor het beheer van deze overeenkomst namens die twee lidstaten. Overleg over de uit deze overeenkomst voortvloeiende regelingen werd parallel met het overleg in het kader van de bilaterale visserijovereenkomst van 1980 gepleegd.
De overeenkomst van 1966 bleef aanvankelijk van kracht voor een periode van 35 jaar tot en met 2002 en werd vervolgens verlengd met twee termijnen van vijf jaar tot 2012. De overeenkomst kon worden beëindigd door een van de partijen met een opzegtermijn van drie jaar vóór de datum van verstrijken van een termijn van vijf jaar.
In het licht van de recente ontwikkelingen in het internationale visserijrecht en, in het bijzonder, de invoering van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 en de VN-overeenkomst inzake visbestanden van 1995, heeft Noorwegen geoordeeld dat de bestaande overeenkomst niet in overeenstemming was met de huidige bepalingen van het recht van de zee. Noorwegen was vooral bezorgd over de bepalingen inzake controle. Het was bovendien van oordeel dat de overeenkomst niet in overeenstemming was met de beginselen van de normale kuststaatbevoegdheid overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en niet strookte met moderne instandhoudings- en beheersbeginselen.
Op 29 juli 2009 heeft het Noorse ministerie van Buitenlandse Zaken de Deense autoriteiten, als depositaris van de overeenkomst, er formeel van op de hoogte gesteld dat het de overeenkomst wenste te beëindigen met een formele opzegging overeenkomstig artikel 3, lid 3, van de overeenkomst. Bijgevolg is de overeenkomst van 1966 op 7 augustus 2012 vervallen.
Daarop is Noorwegen formele onderhandelingen met de namens de Europese Unie optredende Commissie aangegaan met het oog op de sluiting van een vervangende overeenkomst inzake de wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak en het Kattegat. Die nieuwe overeenkomst werd op 24 oktober 2013 geparafeerd en op 15 januari 2015 ondertekend. De overeenkomst is in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee en met daarmee samenhangende bepalingen in andere overeenkomsten.
Bij de nieuwe overeenkomst wordt de exclusieve toegang voor vaartuigen uit Denemarken, Noorwegen en Zweden tot elkaars wateren buiten vier zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen, behouden. De overeenkomst garandeert voor de twee lidstaten en Noorwegen blijvende wederzijdse toegang tot de respectieve wateren van de andere partijen in het Skagerrak en zorgt tegelijkertijd voor krachtige instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visserij in het gebied. Bovendien maakt zij controlemaatregelen mogelijk die in overeenstemming zijn met de beginselen van de normale kuststaatbevoegdheid, zoals reeds het geval is voor de visserij in de Noordzee.
•Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied
Met het oog op de continuïteit van de toegang van EU-vaartuigen tot de visserij was de nieuwe overeenkomst, in afwachting van de inwerkingtreding ervan, voorlopig van toepassing gedurende een periode van maximaal twee jaar vanaf de datum van ondertekening ervan.
•Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
De voorgestelde maatregelen zijn opgesteld overeenkomstig de doelstellingen en de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid en zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie inzake duurzame ontwikkeling.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
•Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)
Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder d), van het Verdrag. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
•Evenredigheid
Het optreden van de Unie is nodig voor het beheer van grensoverschrijdende bestanden die door vaartuigen van de Unie en van Noorwegen worden bevist.
•Keuze van het instrument
3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
•Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
•Raadplegingen van belanghebbenden
De betrokken lidstaten zijn geraadpleegd tijdens het overleg met Noorwegen.
•Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
•Effectbeoordeling
•Gezonde regelgeving en vereenvoudiging
•Grondrechten
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
2016/0192 (NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Unie heeft met het Koninkrijk Noorwegen onderhandeld over een overeenkomst betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak en het Kattegat.
(2)Op 15 januari 2015 is de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak en het Kattegat ondertekend overeenkomstig Besluit 2014/505/EU van de Raad van 23 juli 2014 inzake de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren().
(3)De overeenkomst dient namens de Unie te worden goedgekeurd,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende wederzijdse toegang tot de visserij in het Skagerrak voor vaartuigen die de vlag van Denemarken, Noorwegen en Zweden voeren, wordt hierbij namens de Unie gesloten.
De tekst van de overeenkomst is als bijlage 1 aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wijst de persoon of personen aan die bevoegd is of zijn om namens de Unie over te gaan tot de in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde kennisgevingen() teneinde kenbaar te maken dat de Unie ermee instemt door de overeenkomst gebonden te zijn.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter