Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0507

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2016 over massagraven in Irak (2016/3028(RSP))

    PB C 238 van 6.7.2018, p. 117–119 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.7.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 238/117


    P8_TA(2016)0507

    Massagraven in Irak

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2016 over massagraven in Irak (2016/3028(RSP))

    (2018/C 238/11)

    Het Europees Parlement,

    gezien zijn resoluties van 27 oktober 2016 over de situatie in Noord-Irak/Mosul (1), van 27 februari 2014 over de situatie in Irak (2), van 18 september 2014 over de situatie in Irak en Syrië, en het IS-offensief, met inbegrip van de vervolging van minderheden (3), van 12 februari 2015 over de humanitaire crisis en Irak en Syrië, met name in de gebieden die onder controle van IS zijn (4), van 12 maart 2015 over recente aanvallen en ontvoeringen door ISIS/Da'esh in het Midden-Oosten, met name van Assyriërs (5), en van 4 februari 2016 over de systematische massamoord op religieuze minderheden door „ISIS/Da'esh” (6),

    gezien de conclusies van de Raad van 23 mei 2016 over de regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van Da'esh, van 14 december 2015 over Irak, van 16 maart 2015 over de regionale strategie van de EU voor Syrië en Irak en de dreiging die uitgaat van ISIS/Da'esh, van 20 oktober 2014 over de ISIS/Da'esh-crisis in Syrië en Irak, van 14 april 2014 en 12 oktober 2015 over Syrië, van 15 augustus 2014 over Irak, en de conclusies van de Europese Raad van 30 augustus 2014 over Irak en Syrië,

    gezien de verklaringen over Irak en Syrië van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (VV/HV),

    gezien het verslag van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten en van de mensenrechtenafgezant van de VN-Hulpmissie voor Irak (UNAMI), getiteld „A call for accountability and Protection: Yezidi Survivors of atrocities committed by ISIL” van augustus 2016,

    gezien het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof van 1998 en de bepalingen daarin inzake de rechterlijke bevoegdheid met betrekking tot genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en agressie,

    gezien de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en de Republiek Irak,

    gezien resolutie 2253(2015) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,

    gezien het Handvest van de Verenigde Naties,

    gezien zijn besluit om de Sacharov-prijs voor de vrijheid van denken 2016 toe te kennen aan de Irakese Yezidi-activisten en voormalige gevangen van ISIS/Da'esh Nadia Murad en Lamiya Aji Bashar,

    gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat ISIS/Da'esh in augustus 2014 aanvallen op Yezidi-gemeenschappen in de buurt van de stad Sinjar in de Irakese provincie Ninevé heeft uitgevoerd, waarbij naar verluidt duizenden mensen om het leven zijn gekomen; overwegende dat nadat Koerdische troepen in december 2014 gebied ten noorden van de berg Sinjar hadden heroverd meerdere massagraven zijn ontdekt; overwegende dat nadat Koerdische troepen medio november 2015 de stad Sinjar hadden heroverd nog meer massagraven zijn ontdekt;

    B.

    overwegende dat de door ISIS/Da'esh op systematische en grote schaal gepleegde gruweldaden tot doel hadden de Yezidi's uit te roeien; overwegende dat dergelijke gruweldaden overeenkomstig het internationaal recht, in het bijzonder artikel II van het VN-Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 1948, als genocide aan te merken zijn;

    C.

    overwegende dat het Europees Parlement, dat op 4 februari 2016 heeft erkend dat ISIS/Da'esh zich schuldig maakt aan het plegen van genocide jegens christenen, Yezidi's en andere religieuze en etnische minderheden, bijval heeft gekregen van de Raad van Europa, het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Amerikaanse Congres, het Britse parlement, het Australische parlement, en andere nationale en internationale instellingen bij de vaststelling dat de wreedheden die ISIS/Da'esh tegen religieuze en etnische minderheden in Irak heeft begaan ook oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide omvatten;

    D.

    overwegende dat de vlakte van Ninevé, Tal Afar en Sinjar, alsmede de omliggende regio, van oudsher het thuisland zijn van christenen (Chaldeeërs/Syrische christenen/Assyriërs), Yezidi's, soennitische en sjiitische Arabieren, Koerden, Shabakken, Turkmenen, Kaka'i, Sabiërs-Mandaeërs en anderen, waar zij eeuwenlang hebben geleefd in een geest van pluralisme, stabiliteit en onderlinge samenwerking, ondanks perioden van extern geweld en vervolging, tot aan het begin van deze eeuw en de bezetting van een groot deel van de regio door ISIS/Da'esh in 2014;

    E.

    overwegende dat ISIS/Da'esh op 27 oktober 2016 begonnen is met het overbrengen van ontvoerde vrouwen, met inbegrip van Yazidi-vrouwen, naar Mosul en Tel Afar; overwegende dat sommige van deze vrouwen naar verluidt onder strijders van ISIS/Da'esh zijn „uitgedeeld”, terwijl andere vrouwen is verteld dat zij als begeleiders van konvooien van ISIS/Da'esh zullen worden gebruikt;

    F.

    overwegende dat de bescherming, instandhouding en bestudering van alle massagraven in Irak, alsook in Syrië, van cruciaal belang is voor het bijeen brengen en intact houden van bewijzen van de oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide door ISIS/Dae'sh, en voor het ter verantwoording roepen van de daders; overwegende dat de verwanten van de slachtoffers psychologische en logistieke ondersteuning moet worden geboden;

    G.

    overwegende dat meerdere plaatselijke organisaties de misdaden van ISIS/Da'esh tegen de Yezidi's gedocumenteerd hebben, maar dat hun capaciteit hiervoor beperkt is; overwegende dat volgens internationale mensenrechtenorganisaties, zoals Human Rights Watch, geen enkele internationale forensische deskundige werk in het gebied heeft verricht, ondanks de politieke steun voor een dergelijke missie uit meerdere landen, waaronder de VS en Duitsland;

    H.

    overwegende dat de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten op 11 november 2016 het volgende heeft verklaard: „Door de situatie in Irak aan het Internationaal Strafhof voor te leggen, de Iraakse rechtbanken jurisdictie over internationale misdaden te geven, het strafrechtsysteem te hervormen en justitie meer mogelijkheden te geven om misdaden te documenteren en te onderzoeken, en tegen de daders vervolging in te stellen, kan de regering van Irak voor gerechtigheid zorgen en de fundamenten leggen voor een permanente vrede in het land. Indien zij dit verzuimt, kan dat ernstige gevolgen hebben voor de vrede en veiligheid op de lange termijn waar de bevolking van Irak recht op heeft.”;

    I.

    overwegende dat het Iraakse leger, gesteund door de internationale coalitie tegen ISIS/Da'esh en de Peshmerga-strijders van de Koerdische Regionale Regering (KRG), een offensief is gestart om Mosul, de op een na grootste stad van Irak, en de rest van het Iraakse grondgebied dat ISIS/Da'esh nog bezet houdt, te bevrijden;

    1.

    veroordeelt zonder voorbehoud de aanhoudende gruweldaden en de flagrante schendingen van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten door ISIS/Da'esh; stelt met ontzetting vast dat er steeds weer nieuwe massagraven in Irak en Syrië worden ontdekt, hetgeen getuigt van het terreurbewind van ISIS/Da'esh; spreekt zijn medeleven uit met iedereen in Irak die familieleden heeft verloren als gevolg van de misdaden tegen de menselijkheid en de oorlogsmisdaden van ISIS/Da'esh en zijn handlangers;

    2.

    vraagt de internationale gemeenschap, en in het bijzonder de VN-Veiligheidsraad, met klem de ontdekte massagraven in Irak als een zoveelste bewijs van genocide te beschouwen en ISIS/Da'esh voor het Internationaal Strafhof (ICC) te dagen;

    3.

    vraagt de Iraakse autoriteiten, inclusief de KRG, zo snel mogelijk maatregelen te nemen om de graven in de buurt van de berg Sinjar, die toegankelijk werden na de herovering van het gebied op ISIS/Da'esh, te beschermen en al het nodige te doen om de bewijzen van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid gepleegd door ISIS/Da'esh veilig te stellen, teneinde de daders ter verantwoording te kunnen roepen;

    4.

    vraagt de Iraakse autoriteiten internationale forensische deskundigen, inclusief hen die reeds eerder in het kader van strafrechtprocessen met rechtbanken hebben samengewerkt, uit te nodigen alle massagraven in kaart te brengen en te helpen bij het veiligstellen en onderzoeken van het bewijsmateriaal in de massagraven die pas sinds kort weer toegankelijk zijn, aangezien bij het opgraven van lijken door personen die niet over forensische deskundigheid beschikken belangrijke bewijzen verloren kunnen gaan, hetgeen de identificatie van lichamen ernstig kan bemoeilijken;

    5.

    vraagt de EU, haar lidstaten en andere potentiële internationale donoren de regering van Irak alle mogelijke steun te geven bij het bijeenbrengen van de mankracht en de infrastructuur die nodig is voor het veiligstellen en onderzoeken van het bewijsmateriaal, dat van doorslaggevend belang kan zijn bij nationale en internationale strafprocessen in de toekomst gericht op het ter verantwoording roepen van de daders van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide;

    6.

    maakt zich met name zorgen over de situatie van vrouwen en kinderen in het conflict, in het bijzonder Yezidi-vrouwen en -kinderen, die het slachtoffer worden van vervolging, executies, foltering, seksuele uitbuiting en andere gruweldaden; hamert op het belang van het ter beschikking stellen van een volledig scala aan medische diensten, met name voor verkrachtingsslachtoffers; vraagt de EU en haar lidstaten met klem in dit verband nauw samen te werken met en steun te verlenen aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO); roept ISIS/Da'esh op de vrouwen en kinderen die het nog gevangen houdt onmiddellijk vrij te laten;

    7.

    herhaalt zijn volledige steun voor het Iraakse leger, de troepen van de internationale coalitie tegen ISIS/Da'esh, en de Peshmerga-strijders van de KRG en hun bondgenoten bij hun inspanningen gericht op het bevrijden van Mosul en de andere delen van het land die nu nog in handen zijn van ISIS/Da'esh, alsook zijn steun voor de onafhankelijkheid, territoriale integriteit en soevereiniteit van Irak;

    8.

    herinnert eraan dat de Iraakse autoriteiten concrete stappen moeten ondernemen om tijdens de campagne burgers te beschermen, inclusief door alle mogelijke voorzorgen te nemen om tijdens de strijde burgerslachtoffers en schending van de mensenrechten te voorkomen; benadrukt dat de strijdkrachten ter plaatse zich bij hun operaties aan het internationaal humanitair recht en de internationale mensenrechtenwetgeving moeten houden;

    9.

    spreekt zijn steun uit voor de Republiek Irak en de Iraakse bevolking door een politiek, maatschappelijk en economisch levensvatbare en duurzame provincie in de regio’s van de vlakte van Ninevé, Tal Afar en Sinjar te erkennen, in overeenstemming met het recht op regionale autonomie, dat gewaarborgd wordt door de Iraakse grondwet;

    10.

    benadrukt dat het recht op terugkeer van de verdreven ontheemde volkeren van de vlakte van Ninevé, Tal Afar en Sinjar, waarvan velen zijn ontheemd binnen Irak, naar hun thuisland een politieke prioriteit moet zijn voor de regering van Irak, met steun van de EU, haar lidstaten en de internationale gemeenschap; onderstreept dat, met de steun van de regering van Irak en de KRG, de mensenrechten, waaronder het recht van politieke gelijkheid, van deze volkeren volledig moeten worden gerespecteerd, net als hun eigendomsrechten, die voorrang moeten hebben op aanspraken op eigendomsrechten van anderen;

    11.

    dringt er met klem bij Irak op aan lid te worden van het ICC, teneinde de vervolging van ISIS/Da'esh voor oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide mogelijk te maken;

    12.

    vraagt de internationale gemeenschap, met inbegrip van de lidstaten van de EU, met klem leden van ISIS/Da'esh die zich binnen hun rechtsgebied bevinden, voor het gerecht te brengen, waaronder middels toepassing van het beginsel van universele jurisdictie;

    13.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regering en de Raad van Volksvertegenwoordigers van Irak, en de Koerdische Regionale Regering.

    (1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0422.

    (2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0171.

    (3)  PB C 234 van 28.6.2016, blz. 25.

    (4)  PB C 310 van 25.8.2016, blz. 35.

    (5)  PB C 316 van 30.8.2016, blz. 113.

    (6)  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0051.


    Top