Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016DC0199

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES SOCIAAL EN ECONOMISCH COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S EU-scorebord voor justitie 2016

COM/2016/0199 final

Brussel, 11.4.2016

COM(2016) 199 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES SOCIAAL EN ECONOMISCH COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

EU-scorebord voor justitie 2016


1.INLEIDING

Doeltreffende rechtsstelsels spelen een cruciale rol bij de handhaving van de rechtsstaat en de fundamentele waarden van de Unie. Zij vormen tevens een voorwaarde voor een investerings- en bedrijfsvriendelijk klimaat. Dat is de reden waarom een grotere doeltreffendheid van nationale rechtsstelsels een van de prioriteiten is van het Europees semester, de jaarlijkse cyclus van economische beleidscoördinatie van de EU. Het EU-scorebord voor justitie helpt lidstaten om deze prioritaire doelstelling te bereiken.

De vierde editie van het scorebord ontwikkelt een uitgebreid nader overzicht van de werking van nationale rechtsstelsels: meer lidstaten hebben aan het verzamelen van gegevens deelgenomen; nieuwe kwaliteitsindicatoren zijn ingevoerd, bijvoorbeeld ten aanzien van normen, opleidingen, onderzoeken en rechtsbijstand; indicatoren inzake onafhankelijkheid zijn uitgebreid, onder andere met nieuwe Eurobarometerenquêtes; en in bepaalde gebieden, zoals elektronische communicatie, wordt dieper inzicht gegeven.

Wat is het EU-scorebord voor justitie?

Het EU-scorebord voor justitie is een informatie-instrument dat als doel heeft de EU en de lidstaten bij te staan in hun streven naar een meer doeltreffende justitie, door objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens te verstrekken over de kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie van rechtsstelsels in alle lidstaten.

Het scorebord draagt bij tot het inventariseren van mogelijke tekortkomingen, verbeteringen en goede praktijken. Het geeft de ontwikkelingen in de loop der tijd in het functioneren van nationale rechtsstelsels weer. Het bevat niet één enkele algemene rangschikking, maar wel een overzicht van de werking van alle rechtsstelsels op basis van verschillende indicatoren die voor alle lidstaten van belang zijn.

Uit het scorebord spreekt geen voorkeur voor een bepaald soort rechtsstelsel en alle lidstaten worden gelijk behandeld. Snelheid, onafhankelijkheid, betaalbaarheid en gebruiksvriendelijke toegang zijn enkele essentiële parameters van een doeltreffend nationaal rechtsstelsel, ongeacht de vorm ervan of de rechtstraditie waarin het verankerd is.

Het scorebord is toegespitst op burgerlijke, bestuursrechtelijke en handelsrechtszaken. Het moet de lidstaten helpen bij het ontwikkelen van een investerings-, bedrijfs- en burgervriendelijker klimaat. Het scorebord is een instrument dat in overleg met de lidstaten en het Europees Parlement evolueert, met als doel de essentiële parameters van een doeltreffend rechtsstelsel vast te stellen. Het Europees Parlement heeft de Commissie opgeroepen om het toepassingsgebied van het scorebord geleidelijk uit te breiden; er wordt momenteel over nagedacht hoe dit moet gebeuren.

Wat is de methode van het EU-scorebord voor justitie?

Het scorebord maakt gebruik van verscheidene informatiebronnen. Een groot deel van de kwantitatieve gegevens wordt verstrekt door de Commissie voor efficiëntie in justitie van de Raad van Europa (CEPEJ), waarmee de Commissie een overeenkomst heeft gesloten om een specifieke jaarlijkse studie uit te voeren. 1 Deze gegevens betreffen de periode 2010 - 2014 en zijn door de lidstaten verstrekt overeenkomstig de CEPEJ-methodologie. De studie bevat tevens nadere toelichtingen en landspecifieke informatieoverzichten die een bredere context geven en in samenhang met de grafieken moeten worden gelezen.

De andere gegevensbronnen zijn de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels 2 , het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak (ENCJ), het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de EU, de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie (ACA), het Europees Concurrentienetwerk, de Raad van de balies van Europa (CCBE), het Comité voor communicatie, het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming, Eurostat, het Europees netwerk voor justitiële opleiding (EJTN), de Wereldbank en het Economisch Wereldforum. De methode voor het Scorebord voor 2016 is verbeterd doordat de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels er sterker bij is betrokken.

Hoe levert het EU-scorebord voor justitie informatie voor het Europees semester?

Het scorebord geeft informatie over de werking van rechtsstelsels en helpt de impact van justitiële hervormingen te beoordelen. Indien een rechtsstelsel volgens het scorebord slecht presteert, moeten de redenen daarvoor altijd nader worden geanalyseerd. Deze landspecifieke evaluatie wordt in het kader van het Europees semester uitgevoerd door middel van een bilaterale dialoog met de betrokken autoriteiten en belanghebbenden. Bij deze evaluatie wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van het rechtsstelsel en de context van de betrokken lidstaten. Dit kan ertoe leiden dat de Commissie de Raad voorstelt landspecifieke aanbevelingen te doen om nationale rechtsstelsels te verbeteren. 3

2.CONTEXT: VOORTDURENDE INSPANNINGEN OM RECHTSSTELSELS TE VERBETEREN

Deze editie van het scorebord wordt gepubliceerd op een moment waarop een aantal lidstaten maatregelen aan het nemen is om hun rechtsstelsel te verbeteren. De onderstaande grafiek laat zien dat bijna alle lidstaten in 2015 wijzigingen in hun rechtsstelsels hebben aangebracht of aangekondigd.

Grafiek 1: Wet- en regelgevende activiteiten betreffende rechtsstelsels in 2015 (vastgestelde maatregelen/aangekondigde initiatieven per lidstaat) (bron: Europese Commissie 4 )

Grafiek 1 geeft een feitelijk overzicht van "wie doet wat", zonder enige kwalitatieve beoordeling. Hieruit blijkt dat veel lidstaten op dezelfde gebieden actief zijn en derhalve van elkaar kunnen leren. Het laat ook een dynamiek van de justitiële hervormingen in de EU zien, aangezien een aantal lidstaten, naast de in 2015 genomen maatregelen, verdere initiatieven heeft aangekondigd.

Het doel, de omvang en de stand van zaken van deze initiatieven verschillen per lidstaat. Een groot aantal lidstaten heeft wijzigingen in het nationale procesrecht doorgevoerd of aangekondigd. Hun activiteiten bleven zich concentreren op informatie- en communicatietechnologieën (ICT), maar lidstaten hebben ook initiatieven genomen ten aanzien van juridische beroepen, methoden voor alternatieve geschillenbeslechting (ADR), rechtsbijstand, het beheer van rechterlijke instanties, griffierecht, de status van rechters, herziening van de gerechtelijke kaart, specialisaties van gerechten en raden voor de rechtspraak.

Deze inspanningen maken deel uit van de structurele hervormingen die in het kader van het Europees semester worden aangemoedigd. De jaarlijkse groeianalyse 2016 benadrukt dat "[d]e versterking van de kwaliteit, onafhankelijkheid en doelmatigheid van het rechtssysteem van lidstaten [...] een noodzakelijke voorwaarde voor een investering- en ondernemingsvriendelijk klimaat [is]. Er moeten snelle procedures komen, de gerechtelijke achterstand moet worden aangepakt, de garanties voor rechterlijke onafhankelijkheid moeten worden versterkt en de kwaliteit van de rechtspraak moet worden verbeterd, onder meer door beter ICT-gebruik in rechtbanken en het hanteren van kwaliteitsnormen." 5  Om dezelfde reden moeten op nationaal niveau onder andere ook de nationale rechtsstelsels worden verbeterd om het Investeringsplan voor Europa te flankeren. 6

Met de bevindingen van het scorebord voor 2015 is, net als met een landspecifieke beoordeling van elke betrokken lidstaat, rekening gehouden bij het Europees semester. Het Europees semester van 2015 laat zien dat sommige lidstaten nog steeds met bepaalde uitdagingen worden geconfronteerd. 7 In het bijzonder heeft de Raad op voorstel van de Commissie aan bepaalde lidstaten landspecifieke aanbevelingen gedaan waarin werd aangegeven hoe zij hun rechtsstelsels doeltreffender kunnen maken. 8 Daarnaast wordt toezicht gehouden op justitiële hervormingen in andere lidstaten die met problemen worden geconfronteerd door middel van landenrapporten die tijdens het Europees semester worden gepubliceerd 9 , en in de lidstaten zelf door middel van een economisch aanpassingsprogramma. 10 Voorts zijn in het kader van de derde pijler van het investeringsplan voor Europa de rechtsstelsels in negen lidstaten als problematisch voor investeringen aangemerkt. 11

Tussen 2014 en 2020 zal de EU via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) tot 4,2 miljard EUR beschikbaar stellen voor de ondersteuning van justitiële hervormingen. 12 Veertien lidstaten 13 gaven in hun programmeringsdocumenten aan dat justitie moet worden ondersteund door de ESI-fondsen. De Commissie wijst op het belang van een resultaatgerichte aanpak bij de besteding van deze gelden: ook krachtens de verordening inzake de ESI-fondsen wordt deze aanpak vereist. De Commissie is in overleg met de lidstaten over de wijze waarop de impact van ESI-fondsen op de betrokken rechtsstelsels het best kan worden beoordeeld en geëvalueerd.

De economische gevolgen van goed functionerende rechtsstelsels rechtvaardigen deze inspanningen. Doeltreffende rechtsstelsels zijn in de hele bedrijfscyclus essentieel om vertrouwen te scheppen. Als rechtsstelsels garanderen dat rechten worden gehandhaafd, zijn kredietverleners eerder geneigd leningen te verstrekken, worden bedrijven weerhouden van opportunistisch gedrag, nemen de transactiekosten af en zijn innovatieve ondernemingen, die dikwijls steunen op immateriële activa (zoals intellectuele-eigendomsrechten), eerder bereid om te investeren. Het belang van effectiviteit van nationale rechtsstelsels voor kmo's kwam naar voren in een enquête uit 2015 14 onder bijna 9 000 Europese kmo's op het gebied van innovatie en intellectuele-eigendomsrechten. Uit de enquête bleek met name dat de kosten en buitensporige duur van rechterlijke procedures twee van de belangrijkste redenen waren om van een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectueel-eigendomsrecht af te zien. De positieve impact van nationale rechtsstelsels op de economie wordt benadrukt in de literatuur en onderzoek 15 , onder andere van het Internationaal Monetair Fonds 16 , de Europese Centrale Bank 17 , de OESO 18 , het Economisch Wereldforum 19 en de Wereldbank 20 .

Dat de inzet van de lidstaten van belang is om hun rechtsstelsels doeltreffender te maken, wordt tevens bevestigd door de constant hoge werklast van rechterlijke instanties door de jaren heen, al verschilt de situatie per lidstaat, zoals uit onderstaande grafiek blijkt.

Grafiek 2: Aantal binnenkomende burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ onderzoek 21 )

* Volgens de CEPEJ-methodologie heeft deze grafiek betrekking op alle litigieuze en niet-litigieuze burgerlijke en handelszaken, niet-litigieuze kadastrale en handelsregisterzaken, andere register- en andere niet-litigieuze zaken, bestuurszaken en andere niet-strafrechtelijke zaken. IT: In 2013 werd een andere indeling van burgerrechtelijke zaken ingevoerd, zodat een vergelijking van verschillende jaren tot onjuiste conclusies zou kunnen leiden. DK: dat rechterlijke instanties in elke aanleg minder zaken binnen hebben gekregen, wordt naar verluidt verklaard door een beter ondernemingsklimaat.

Grafiek 3: Aantal binnenkomende litigieuze burgerlijke en handelszaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Litigieuze burgerlijke en handelszaken betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen partijen, bijvoorbeeld geschillen over overeenkomsten. Daartegenover staan niet-litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken), die niet-contentieuze procedures betreffen, zoals onbetwiste betalingsopdrachten. Handelszaken worden in sommige landen behandeld door speciale handelsrechtbanken, en in andere landen door de gewone (burgerlijke) rechtbanken. ES: verschillen worden naar verluidt verklaard door de invoering van griffierecht voor natuurlijke personen tot maart 2014 en de uitsluiting van betalingsopdrachten. EL: in 2014 zijn methodologische veranderingen ingevoerd. IT: in 2013 werd een andere indeling van burgerrechtelijke zaken ingevoerd, zodat een vergelijking van verschillende jaren tot onjuiste conclusies zou kunnen leiden.

3.BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN VAN HET EU-SCOREBORD VOOR JUSTITIE VAN 2016

Efficiëntie, kwaliteit en de onafhankelijkheid zijn de belangrijkste parameters voor een doeltreffend rechtsstelsel, en het scorebord geeft indicatoren voor alle drie deze parameters.

3.1 Efficiëntie van rechtsstelsels

De indicatoren die betrekking hebben op de efficiëntie van de procedure zijn: de duur van de procedure (beslissingstermijn), het afhandelingspercentage en het aantal aanhangige zaken.

3.1.1 Duur van de procedure

De duur van de procedure is de tijd (in dagen) die naar schatting nodig is om een zaak voor de rechter te behandelen, met andere woorden de tijd die de rechter nodig heeft om een uitspraak te doen in eerste aanleg. De indicator "beslissingstermijn" is het aantal niet-afgehandelde zaken gedeeld door het aantal afgehandelde zaken aan het einde van een jaar, vermenigvuldigd met 365 (dagen). 22 Alle cijfers 23 hebben betrekking op procedures in eerste aanleg en vergelijken, voor zover beschikbaar, gegevens van 2010, 2012, 2013 en 2014. 24  

Grafiek 4: tijd die nodig is voor de behandeling van burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken*
(eerste aanleg/in dagen) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Volgens de CEPEJ-methodologie heeft deze grafiek betrekking op alle litigieuze en niet-litigieuze burgerlijke en handelszaken, niet-litigieuze kadastrale en handelsregisterzaken, andere register- en andere niet-litigieuze zaken, bestuurszaken en andere niet-strafrechtelijke zaken. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, HR, IT, CY, LV, HU, RO, SI, FI). CZ en SK delen mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. PT: er waren geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.

Grafiek 5: tijd die nodig is voor de behandeling van litigieuze burgerlijke en handelszaken*
(eerste aanleg/in dagen) (bron: CEPEJ-onderzoek)

*Litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken) betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen partijen, bijvoorbeeld geschillen over overeenkomsten. Daartegenover staan niet-litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken), die niet-contentieuze procedures betreffen, zoals onbetwiste betalingsopdrachten. Handelszaken worden in sommige landen behandeld door speciale handelsrechtbanken, en in andere landen door de gewone (burgerlijke) rechtbanken. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, EL, ES, HR, IT, CY, LV, LU, HU, RO, SI, FI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). CZ en SK vermelden dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. NL gaf tot 2014 een beslissingstermijn op die op meting berustte, maar deze is niet berekend door de CEPEJ. PT: Voor 2014 zijn er geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.

Grafiek 6: tijd die nodig is voor de behandeling van bestuurszaken* (eerste aanleg/in dagen) (bron: CEPEJ-onderzoek) 

* Bestuurszaken betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen burgers en lokale, regionale of nationale autoriteiten. Bestuurszaken worden in sommige landen behandeld door speciale administratieve rechtbanken, en in andere landen door gewone (burgerlijke) rechtbanken. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU, FI) of het bestuursrechtelijke stelsel te hebben gereorganiseerd (HR in 2012) dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). CZ en SK deelden mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. CY: verschillen worden naar verluidt verklaard door een toename van het aantal zaken met betrekking tot waarborgen en de gezamenlijke afhandeling daarvan. MT: verschillen worden naar verluidt verklaard door een toename van het aantal rechters.

3.1.2 Afhandelingspercentage

Het afhandelingspercentage is de verhouding tussen het aantal afgehandelde zaken en het aantal binnenkomende zaken. Dit percentage meet of een rechtbank gelijke tred houdt met het aantal binnenkomende zaken. Wanneer het afhandelingspercentage ongeveer 100 % of meer bedraagt, betekent dit dat het rechtsstelsel ten minste evenveel zaken kan afhandelen als er binnenkomen. Ligt het afhandelingspercentage onder de 100 %, dan komen er meer zaken binnen dan er worden afgehandeld.


Grafiek 7: afhandelingspercentage burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken*
(eerste aanleg/in % – waarden boven 100 % geven aan dat meer zaken worden afgehandeld dan er binnenkomen, terwijl waarden onder 100 % aangeven dat er minder zaken worden afgehandeld dan er binnenkomen) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU, FI, SI). Naar verluidt zijn verschillen in LT en SK toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken. LV: in LV zijn bepaalde verschillen naar verluidt toe te schrijven aan externe en interne factoren, zoals nieuwe insolventieprocedures. PT: er zijn geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.

Grafiek 8: afhandelingspercentage litigieuze burgerlijke en handelszaken* (eerste aanleg/in %) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, EL, IT, CY, LV, HU, SI, FI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). NL: NL gaf tot 2014 een beslissingstermijn op die op meting berust en niet was berekend door de CEPEJ. LU: verschillen worden naar verluidt verklaard door de invoering van nieuwe statistische methoden. IE: de lage resultaten worden naar verluidt verklaard door historische praktijken bij de registratie van aanhangige burgerrechtelijke zaken. PT: voor 2014 waren er geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.

Grafiek 9: afhandelingspercentage bestuurszaken* (eerste aanleg/in %) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU, FI) of het bestuursrechtelijke rechtsstelsel te hebben gereorganiseerd (HR in 2012), dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). LT: verschillen worden naar verluidt verklaard door veranderingen in binnenkomende zaken. MT: verschillen worden naar verluidt verklaard door een toename van het aantal rechters.

3.1.3 Aanhangige zaken

Het aantal aanhangige zaken is het aantal zaken waarin nog uitspraak moet worden gedaan aan het eind van een periode. Dit is ook van invloed op de beslissingstermijn.

Grafiek 10: aantal aanhangige burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU, RO, SI, FI). CZ en SK deelden mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. ES: verschillen worden naar verluidt verklaard door veranderingen in binnenkomende zaken. PT: er zijn geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.

Grafiek 11: aantal aanhangige litigieuze burgerlijke en handelszaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, EL, IT, CY, LV, HU, RO, SI, FI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). Naar verluidt zijn verschillen in DK, EL en ES toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken. CZ en SK delen mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. PT: Voor 2014 zijn er geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.

Grafiek 12: aantal aanhangige bestuurszaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)

*Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU, FI) of het bestuursrechtelijke rechtsstelsel te hebben gereorganiseerd (HR in 2012), dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). In ES en CY worden verschillen naar verluidt verklaard door veranderingen in binnenkomende zaken. CZ en SK vermelden dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd.

3.1.4 Efficiëntie op specifieke gebieden

Dit gedeelte bevat nadere informatie over de tijd die rechterlijke instanties nodig hebben om geschillen op bepaalde rechtsgebieden af te handelen, en vult de algemene gegevens over de efficiëntie van de rechtsstelsels aan. De gebieden zijn geselecteerd op basis van hun relevantie voor de interne markt, de economie en het ondernemingsklimaat in het algemeen. Aan de hand van gegevens over de gemiddelde duur van procedures op deze specifieke rechtsgebieden wordt een meer genuanceerd inzicht geboden in de wijze waarop een nationaal rechtsstelsel werkt. Het scorebord voor 2016 bouwt voort op eerder verzamelde gegevens en kijkt met name naar insolventie, mededingingsrecht, consumentenrecht, intellectuele-eigendomsrechten, wetgeving op het gebied van elektronische communicatie en openbare aanbestedingen.

Daarbij is van bijzonder belang dat wordt gekeken naar het functioneren van rechterlijke instanties wanneer EU-recht op specifieke rechtsgebieden 25 wordt toegepast. Het EU-recht vormt een gemeenschappelijke basis voor de rechtsstelsels van de lidstaten en daarom zijn rechtszaken op grond van EU-recht bijzonder geschikt om vergelijkbare gegevens te verkrijgen. Bij de toepassing van EU-recht treden nationale rechters op als Unierechters en zorgen zij ervoor dat de rechten en verplichtingen uit hoofde van EU-recht daadwerkelijk worden gehandhaafd. Door specifieke gebieden van EU-recht nader te bekijken, wordt duidelijk hoe doeltreffend EU-recht ten uitvoer wordt gelegd. Langdurige gerechtelijke procedures kunnen negatieve gevolgen hebben voor de handhaving van uit het toepasselijke EU-recht voortvloeiende rechten, bijvoorbeeld indien er niet langer passende rechtsmiddelen beschikbaar zijn, of ernstige financiële schade niet meer kan worden verhaald.

Grafiek 13: insolventie: de tijd die nodig is voor de behandeling van insolventiezaken* (in jaren) (bron: Wereldbank: Doing Business)

* Termijn voor schuldeisers om hun vorderingen te innen. De termijn loopt vanaf het moment dat de onderneming in gebreke blijft tot de betaling van een deel of het geheel van het aan de bank te betalen bedrag. Mogelijke vertragingsmanoeuvres, zoals het instellen van dilatoire beroepen of verzoeken om verlenging, zijn in aanmerking genomen. De gegevens zijn afkomstig uit enquêtes die werden voorgelegd aan lokale insolventiefunctionarissen, en gecontroleerd door bestudering van wet- en regelgeving en aan de hand van openbare informatie over insolventiesystemen. De gegevens zijn elk jaar in juni verzameld.

Grafiek 14: mededinging: gemiddelde tijd die nodig is voor rechterlijke toetsing van besluiten van nationale mededingingsautoriteiten op grond van de artikelen 101 en 102 VWEU* 26 (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het Europees Concurrentienetwerk)

Een van de belangrijkste aspecten van een aantrekkelijk bedrijfsklimaat is dat het mededingingsrecht correct wordt toegepast. Dit is van essentieel belang om te garanderen dat ondernemingen op een gelijk speelveld concurreren. Rechterlijke toetsing van besluiten van nationale mededingingsautoriteiten in eerste aanleg lijkt meer tijd in beslag te nemen ten opzichte van de beslissingstermijn in bestuurszaken (zie grafiek 6) of in algemene burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken (zie grafiek 4). Deze resultaten vormen waarschijnlijk een indicatie van de complexiteit en het economische belang van de zaken waarin het EU-mededingingsrecht is toegepast.

* In deze periode werden in BG, CY, EE, MT geen zaken geconstateerd. IE: het voor de verkrijging van de gegevens in deze grafiek vastgestelde scenario is niet van toepassing (de nationale mededingingsautoriteit is niet bevoegd om besluiten te nemen met toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU). AT: het scenario is niet rechtstreeks van toepassing; de gegevens omvatten alle door het Kartellgericht behandelde zaken betreffende schending van de artikelen 101 en 102 VWEU. De voor rechterlijke toetsing benodigde tijd werd berekend op basis van de duur van de zaken waarin in het referentiejaar een rechterlijke beslissing is genomen. De lidstaten zijn weergegeven op basis van de gewogen gemiddelde duur van de gerechtelijke procedure in deze drie jaar. 27 Het aantal relevante gevallen verschilt per lidstaat, maar in veel gevallen is dit een laag aantal (minder dan drie per jaar). Hierdoor heeft een uitzonderlijk lange of korte procedure grote invloed op de gemiddelde duur, en zijn er van jaar tot jaar grote verschillen (bv. BE, DE, PL, UK). In een aantal van de langste zaken was er sprake van een prejudiciële verwijzing naar het Hof van Justitie van de Europese Unie (bijvoorbeeld CZ).

Grafiek 15: elektronische communicatie: gemiddelde tijd die nodig is voor rechterlijke toetsing van besluiten van nationale regelgevingsautoriteiten op grond van de EU-wetgeving inzake elektronische communicatie* (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het Comité voor communicatie)

Wetgeving inzake elektronische communicatie heeft tot doel de betrokken markten concurrerender te maken en investeringen, innovatie en groei te genereren. Doeltreffende handhaving van deze wetgeving is ook van essentieel belang om de doelstellingen van lagere prijzen voor de burgers, diensten van betere kwaliteit en meer transparantie te bereiken. In het algemeen lijkt de gemiddelde duur van rechterlijke toetsing in zaken betreffende wetgeving inzake elektronische communicatie 28 in eerste aanleg langer dan de gemiddelde duur van burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken (grafiek 4). Een vergelijking met wetgeving inzake mededinging (grafiek 14) en consumentenbescherming (grafiek 17) toont aan dat gemiddelde lengte binnen de groep zaken met betrekking tot elektronische communicatie grotere verschillen vertoont. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de grotere verscheidenheid van zaken die onder deze categorie vallen, variërend van uitgebreide evaluaties van "marktanalyses" tot consumentgerichte vraagstukken.

* In deze periode werden in LU en LV geen zaken geconstateerd, waren er in FI geen zaken in 2013 en in IE en MT geen zaken in 2014. Het aantal relevante gevallen van rechterlijke toetsing verschilt per lidstaat. In sommige gevallen (BE, EE, IE, CY, LW, UK) is het aantal relevante zaken zo beperkt, dat het gemiddelde door bijzonder langdurige zaken aanzienlijk kan oplopen. AT: in 2013 moest de bevoegde rechtbank een ongewoon groot aantal complexe gevallen van marktanalyse behandelen. DK: een semi-rechterlijke instantie is bevoegd ten aanzien van verzoeken in eerste aanleg. In ES, AT, PL zijn verschillende rechtbanken bevoegd, afhankelijk van het voorwerp van de zaak.

Grafiek16: gemeenschapsmerk: gemiddelde tijd die nodig is voor de behandeling van zaken met betrekking tot inbreuk op een Gemeenschapsmerk* (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten)

Intellectuele-eigendomsrechten zijn van essentieel belang om investeringen in innovatie te stimuleren. Zonder doeltreffende middelen om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven, worden innovatie en creativiteit ontmoedigd en drogen investeringen op. Daarom toont grafiek 16 de gegevens over de tijd die nationale rechterlijke instanties nodig hebben voor besluiten in zaken die betrekking hebben op inbreuken op de meest voorkomende intellectuele eigendom van de EU: het Gemeenschapsmerk. EU-wetgeving inzake Gemeenschapsmerken 29 kent een belangrijke rol toe aan nationale rechterlijke instanties, die als Uniegerechten optreden en beslissingen nemen die de hele interne markt raken. De gegevens laten zien dat de gemiddelde lengte van deze zaken in de diverse lidstaten verschilt, wat gevolgen kan hebben voor de houders van een Gemeenschapsmerk die in geval van een vermeende inbreuk een rechtszaak aanspannen.

* HR: in deze periode werden geen zaken geconstateerd. In LU en IE werden in 2012, in LT in 2013 en in EE en FI in 2014 geen zaken geconstateerd. De gemiddelde lengte van zaken is berekend op basis van statistische gegevens, voor zover beschikbaar, of steekproeven van zaken. De lidstaten zijn ingedeeld op basis van de gewogen gemiddelde duur van de gerechtelijke procedure in deze drie jaar. DK: de voor 2012 en 2013 verstrekte gegevens omvatten alle zaken inzake handelsmerken. EL: de gegevens voor 2014 zijn een gemiddelde dat op basis van gegevens van verschillende gerechten is berekend. In DE, ES, PT, SE werden voor de gegevens ramingen van rechterlijke instanties gebruikt. Het aantal relevante zaken per lidstaat verschilt. Het aantal relevante zaken was beperkt (minder dan vijf) in LT in 2012, in EE en FI in 2012 en 2013, in IE en LU in 2013 en 2014 en in HU in 2012 en 2014. Hierdoor heeft een uitzonderlijk lange of korte procedure grote invloed op de gemiddelde duur, en zijn er van jaar tot jaar grote verschillen.

Grafiek 17: consumentenbescherming: gemiddelde tijd die nodig is voor rechterlijke toetsing van besluiten van consumentenbeschermingsautoriteiten op grond van EU-wetgeving* (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming)

De doeltreffende handhaving van EU-wetgeving 30 inzake consumentenbescherming garandeert dat consumenten hun rechten kunnen uitoefenen en dat ondernemingen die inbreuk maken op consumentenvoorschriften geen oneerlijke voordelen verkrijgen. Consumentenbeschermingsautoriteiten en rechterlijke instanties spelen een cruciale rol bij de handhaving van EU-consumentenrecht. Het onderstaande scenario heeft betrekking op lidstaten waar de consumentenbeschermingsautoriteiten bevoegd zijn om inbreuken op consumentenrecht vast te stellen. 31 Door consumentenbeschermingsautoriteiten behandelde zaken betreffen vaak belangrijke consumentenvraagstukken. Door langdurige rechterlijke toetsing kan het lang duren voordat een mogelijke inbreuk op consumentenrecht wordt afgehandeld, hetgeen grote nadelen kan hebben voor consumenten en bedrijven.

* Het scenario is niet van toepassing op BE, LU, AT, FI, SE, UK. In de periode waarover gegevens beschikbaar zijn, zijn in IE, CY, MT geen relevante zaken geconstateerd. DE: de bestuurlijke autoriteiten zijn uitsluitend bevoegd om in grensoverschrijdende gevallen besluiten te nemen, en in deze periode zijn geen relevante grensoverschrijdende zaken geconstateerd. FR: het aantal beroepszaken is marginaal en er waren alleen gegevens voor 2013 beschikbaar. ES: de gegevens tonen het gemiddelde van vier autonome gemeenschappen per jaar en het gemiddelde kan voor andere autonome gemeenschappen verschillen. In DK, EE, FR, HR, LT, NL, SI is het aantal zaken in de betrokken periode gering, hetgeen betekent dat een zeer lange of korte procedure grote invloed heeft op het gemiddelde en er van jaar tot jaar grote verschillen kunnen zijn. Sommige lidstaten hebben een raming gegeven (IT, PL, RO voor 2013). In het algemeen hebben de gegevens geen betrekking op financiële diensten en producten. De gemiddelde lengte wordt berekend in kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop een vordering of hoger beroep bij het gerecht is ingediend tot de dag waarop het gerecht de eindbeslissing heeft genomen.

Andere specifieke gebieden

In 2015 heeft de Commissie samen met ACA-Europe (de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de EU op het gebied van overheidsopdrachten) onderzocht op welke wijze gegevens kunnen worden verzameld. De EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten 32 is in economisch opzicht belangrijk, aangezien zij bestaande en potentiële inschrijvers die de toekenning van een overheidsopdracht aanvechten snelle en doeltreffende rechtsmiddelen biedt. Uit gegevens van 17 lidstaten blijkt dat bodemprocedures in openbare-aanbestedingszaken bij gerechten in laatste aanleg 33 binnen de EU in 2013-2014 gemiddeld minder dan een jaar duurden (268 dagen). 34 Een doeltreffende rechterlijke toetsing garandeert dat inschrijvers kunnen profiteren van het volledige scala aan rechtsmiddelen dat het EU-recht inzake rechtsmiddelen met betrekking tot openbare aanbestedingen biedt, en dat de samenleving als geheel geen hinder ondervindt door de vertraagde uitvoering van overheidsopdrachten.

3.1.5  Samenvatting inzake de efficiëntie van rechtsstelsels

Voor een goede werking van rechtsstelsels is het van essentieel belang dat rechterlijke beslissingen snel worden genomen. De belangrijkste parameters die het scorebord hanteert om de efficiëntie van de rechtsstelsels te beoordelen zijn de duur van de procedure (de geschatte tijd in dagen die nodig is om een zaak af te handelen), het afhandelingspercentage (de verhouding tussen het aantal afgehandelde zaken en het aantal inkomende zaken) en het aantal aanhangige zaken (die aan het einde van een jaar nog moeten worden behandeld). Het scorebord voor 2016 laat enkele positieve signalen zien.

In vergelijking met de vorige editie van het scorebord tonen de gegevens dat:

In het algemeen de duur van litigieuze burgerlijke en handelszaken is afgenomen (grafiek 5). Voor de brede categorie "alle zaken" 35 (grafiek 4) en bestuurszaken (grafiek 6) is de duur van de procedure in meer landen eerder toegenomen dan afgenomen.

In de meeste lidstaten waarvan gegevens beschikbaar zijn, hebben gerechten afhandelingspercentages van meer dan 100 % in de categorie "alle zaken" (grafiek 7) en voor de litigieuze burgerlijke en handelszaken (grafiek 8). Dit betekent dat zij op deze rechtsgebieden in staat zijn om alle binnenkomende zaken af te handelen. Wat bestuurszaken betreft (grafiek 9), ligt het afhandelingspercentage in de meeste lidstaten evenwel onder de 100 %, hetgeen aangeeft dat zij bij de afhandeling van binnenkomende zaken moeilijkheden ondervinden.

Met betrekking tot aanhangige zaken is de situatie in het algemeen stabiel, maar er zijn verbeteringen geconstateerd in meerdere lidstaten die problemen ondervonden met een groot aantal aanhangige zaken, zowel in de categorie "alle zaken" (grafiek 10) als in die van bestuurszaken (grafiek 12).

Uit gegevens door de jaren heen blijkt dat:

de resultaten een zekere volatiliteit vertonen, en in lidstaten van jaar tot jaar kunnen verbeteren of verslechteren. Deze variatie kan worden verklaard door contextuele factoren, zoals een plotselinge stijging van het aantal binnenkomende zaken – variaties in binnenkomende zaken van meer dan 10 % zijn niet ongebruikelijk. Variërende resultaten kunnen ook het gevolg zijn van systemische tekortkomingen, zoals een gebrek aan flexibiliteit en reactievermogen van het rechtsstelsel, onvoldoende capaciteit om op veranderingen in te kunnen spelen of inconsistenties in het hervormingsproces.

Waar tendensen in de afgelopen drie jaar kunnen worden vastgesteld, lijkt de duur van procedures in litigieuze burgerlijke en handelszaken en in de categorie "alle zaken" in meer landen eerder te zijn afgenomen dan toegenomen. Ten aanzien van bestuurszaken is de situatie daarentegen verslechterd. In landen waar het afhandelingspercentage onder de 100 % ligt, kunnen voor alle zaken in het algemeen eerder negatieve dan positieve tendensen worden waargenomen. Wat aanhangige zaken betreft, is er een algehele lichte afname in alle categorieën zaken.

Gegevens voor specifieke gebieden geven dieper inzicht in de duur van procedures in bepaalde situaties waarin EU-recht een rol speelt (bijvoorbeeld wetgeving inzake mededinging, elektronische communicatie, consumentenrechten en intellectuele eigendom). Deze cijfers strekken ertoe een betere afspiegeling van de werking van rechtsstelsels in specifieke soorten bedrijfsgerelateerde geschillen te geven, ook al brengen de smalle scenario's die voor de verkrijging van de gegevens zijn gebruikt met zich dat bij het trekken van conclusies enige voorzichtigheid is geboden. Uit de cijfers blijkt dat:

De duur van procedures in binnen lidstaten aanzienlijk kan verschillen naar gelang het betrokken rechtsgebied. Ook blijkt dat sommige lidstaten het op deze specifieke gebieden minder goed doen dan in de hierboven vermelde bredere categorieën van zaken. Dit kan worden verklaard door de complexiteit van het onderwerp, specifieke procedurele stappen of door het feit dat enkele ingewikkelde zaken invloed kunnen hebben op de gemiddelde duur.

Rechtszaken tussen particulieren duren gemiddeld korter dan rechtszaken tegen overheidsinstanties. Zo zal rechterlijke toetsing in eerste aanleg van besluiten van nationale autoriteiten op grond van EU-wetgeving (bijvoorbeeld mededingingsautoriteiten, consumentenbeschermingsautoriteiten of autoriteiten op het gebied van elektronische communicatie) in maar weinig lidstaten gemiddeld minder dan één jaar in beslag nemen. Deze bevinding toont aan hoe belangrijk het voor ondernemingen en consumenten is dat de volledige handhavingsketen van EU-wetgeving soepel werkt, van de bevoegde autoriteit tot en met de rechter in laatste aanleg. Dit bevestigt eveneens hoe belangrijk de rechterlijke macht is voor de doeltreffendheid van EU-recht en economisch bestuur.

3.2 Kwaliteit van rechtsstelsels

Doeltreffende rechtsstelsels vergen niet alleen tijdige beslissingen, maar ook kwaliteit. Een gebrek aan kwaliteit kan leiden tot een toename van de bedrijfsrisico's voor grote ondernemingen en kmo's en de keuzes van de consument beïnvloeden. Er bestaat geen algemeen aanvaard systeem om de kwaliteit van rechtsstelsels te meten. Het scorebord concentreert zich daarom op een aantal factoren die over het algemeen als relevant worden aangemerkt 36 en kunnen bijdragen tot een betere kwaliteit van de rechtspleging. Deze zijn ingedeeld in vier categorieën: 1) de toegankelijkheid van justitie voor burgers en bedrijven; 2) toereikende materiële en personele middelen; 3) de invoering van evaluatie-instrumenten; en 4), toepassing van kwaliteitsnormen.

3.2.1 Toegankelijkheid

In de hele justitieketen is toegankelijkheid vereist om informatie te kunnen verkrijgen – over het rechtsstelsel, over de wijze waarop een vordering wordt ingediend en de financiële aspecten daarvan, alsmede over de stand van zaken tot aan het einde van de procedure – zodat snelle online toegang tot de beslissing mogelijk is.

Informatieverstrekking over het rechtsstelsel

De basis voor toegang tot justitie is de informatie over algemene aspecten van het rechtsstelsel die aan burgers en ondernemingen wordt verstrekt.

Grafiek 18: beschikbaarheid van online informatie over het rechtsstelsel voor het grote publiek* (bron: Europese Commissie 37 )

* In sommige lidstaten (SI, RO) wordt informatie over de samenstelling van proceskosten ter beschikking gesteld door de wetgeving die de relevante informatie bevat te publiceren. BG: niet elke website van elk gerecht biedt informatie over het rechtsstelsel, het starten van een procedure, rechtsbijstand en de samenstelling van de proceskosten. CZ: informatie over het starten van een procedure is beschikbaar op de website van het hooggerechtshof, het hooggerechtshof voor bestuurszaken en het constitutionele hof. DE: in elke deelstaat en op federaal niveau wordt bepaald welke informatie online wordt verstrekt.

Rechtsbijstand

"Rechtsbijstand wordt verleend aan diegenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen." (Handvest van de grondrechten van de EU, artikel 47, lid 3). Grafiek 19 toont per lidstaat de begrotingsmiddelen die per inwoner worden toegewezen voor rechtsbijstand. Alle lidstaten deelden mee dat begrotingsmiddelen worden toegewezen.

Grafiek 19: jaarlijkse overheidsbegroting voor rechtsbijstand* (in EUR per inwoner) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* In sommige lidstaten kunnen beoefenaars van juridische beroepen de rechtsbijstand ook voor een deel dekken, maar dat komt niet in bovenstaande cijfers tot uitdrukking.

Grafiek 20: inkomensgrens voor rechtsbijstand in een specifieke consumentenzaak* (verschillen in % tussen armoedegrens Eurostat en inkomensdrempel) (bron: Europese Commissie in samenwerking met de Raad van de balies van Europa (CCBE) 38 )

Bij de vergelijking van de begrotingen voor rechtsbijstand wordt geen rekening gehouden met de verschillende macro-economische omstandigheden die in de gehele Unie bestaan. Om tot een betere vergelijking te komen, is met de CCBE een specifiek beperkt scenario van een consumentengeschil onderzocht om na te gaan welke personen in de context van de inkomens- en leefomstandigheden van elke lidstaat voor rechtsbijstand in aanmerking komen. De gegevens in grafiek 20 hebben betrekking op dit specifieke scenario. Gezien de complexiteit van de regelgeving inzake rechtsbijstand van lidstaten is bij vergelijkingen voorzichtigheid geboden en mag niet worden gegeneraliseerd. 39  

De meeste lidstaten verlenen rechtsbijstand op basis van het inkomen van de aanvrager. 40 Grafiek 20 hieronder vergelijkt in % de inkomensdrempels voor de toekenning van rechtsbijstand 41 met de armoederisicogrens van Eurostat (Eurostat-drempel). 42 Indien de grens om voor rechtsbijstand in aanmerking te komen bijvoorbeeld 20 % is, betekent dit dat iemand met een inkomen dat 20 % boven de Eurostat-drempel ligt, voor rechtsbijstand in aanmerking kan komen. Indien echter de grens om voor rechtsbijstand in aanmerking te komen -20 % is, betekent dit dat de inkomensgrens voor rechtsbijstand 20 % onder de Eurostat-drempel ligt. Dit biedt een vergelijkend overzicht van de inkomensdrempels die lidstaten hanteren bij de toekenning van rechtsbijstand in dit specifieke scenario

Sommige lidstaten hanteren een rechtsbijstandsstelsel dat de kosten in verband met rechtszaken 100 % dekt (volledige rechtsbijstand), aangevuld met een systeem dat delen van de kosten dekt (gedeeltelijke rechtsbijstand). Sommige lidstaten werken alleen met volledige of alleen met gedeeltelijke rechtsbijstand.

* De meeste lidstaten stellen de drempel om voor rechtsbijstand in aanmerking te komen vast op grond van het beschikbare inkomen, met uitzondering van DK, FR, NL, PT, waar het bruto-inkomen wordt gehanteerd. BG: rechtsbijstand die 100 % van de kosten dekt, wordt verleend aan personen die in aanmerking komen voor maandelijkse socialebijstandsuitkeringen; DE: de inkomensgrens is gebaseerd op de Prozesskostenhilfebekanntmachung 2015 en op de gemiddelde jaarlijkse huisvestingskosten in DE in 2013 (SILC); IE: naast het inkomen moet de aanvrager kunnen aantonen dat hij door betaling van een financiële bijdrage in te grote moeilijkheden zou komen. LV: een inkomens tussen 128,06 en 320 EUR, afhankelijk van de woonplaats van de aanvrager. Het tarief is gebaseerd op het rekenkundige gemiddelde. FI: de inkomensgrens is gebaseerd op de drempel voor beschikbare middelen van een persoon zonder gezinslasten en op de gemiddelde jaarlijkse kosten voor huisvesting in FI in 2013 (SILC). UK (SC): de waarde van de zaak (3 000 EUR) zou vallen onder procedures voor geringe vorderingen waarvoor geen volledige rechtsbijstand mogelijk is.

Online een vordering indienen

Elektronische indiening van vorderingen en elektronische communicatie tussen rechters en advocaten vormt een andere bouwsteen voor een eenvoudigere toegang tot justitie, minder vertraging en lagere kosten. Ook bij de grensoverschrijdende samenwerking tussen justitiële autoriteiten spelen ICT-systemen in rechtbanken een steeds belangrijkere rol. Ze vergemakkelijken daardoor de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving.

Grafiek 21: elektronische indiening van vorderingen* (0 = beschikbaar in 0 % van de rechtbanken; 4 = beschikbaar in 100 % van de rechtbanken 43 ) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* PL: uitsluitend in geval van rechterlijke betalingsbevelen kan een verzoek elektronisch worden ingediend. RO: een zaak kan eventueel per e-mail aanhangig worden gemaakt. Deze e-mail wordt vervolgens afgedrukt en aan het dossier toegevoegd.

Grafiek 22: benchmarking van online procedures voor geringe vorderingen (bron: 13e eGovernment Benchmarking Report, onderzoek dat wordt uitgevoerd voor de Europese Commissie en het directoraat-generaal Communicatienetwerken, Inhoud en Technologie) 44  

Een eenvoudige procedure voor geringe vorderingen op nationaal of Europees niveau is van essentieel belang om burgers betere toegang tot justitie te bieden en de uitoefening van hun consumentenrechten te vergemakkelijken. Als gevolg van grensoverschrijdende elektronische handel neemt ook het belang van grensoverschrijdende online procedures voor geringe vorderingen toe. Als een van haar beleidsdoelen wil de Europese Commissie daarom de procedures voor geringe vorderingen vereenvoudigen en verkorten door betere communicatie tussen de gerechtelijke autoriteiten en slimmer gebruik van ICT. Uiteindelijk moet dit leiden tot minder administratieve lasten voor alle groepen gebruikers: gerechten, justitiële actoren en eindgebruikers. In het 13e eGovernment-Benchmarking Report, dat in opdracht van de Europese Commissie is opgesteld, werd de procedure voor geringe vorderingen beoordeeld door een groep onderzoekers (zogenoemde "mysteryshoppers") 45 . De bedoeling was om na te gaan of de online voorzieningen van overheidsdiensten zijn opgezet zijn met de behoeften van de gebruikers voor ogen. 46

* Lidstaten kregen alleen 100 punten per categorie wanneer de dienst volledig online beschikbaar was via een centraal portaal. Wanneer alleen informatie over de dienst als zodanig online beschikbaar was, kregen zij 50 punten.

In vergelijking met de cijfers van het voorgaande jaar laat de grafiek een verbeterde beschikbaarheid zien in alle zeven categorieën. Negentien lidstaten vertoonden verbeteringen ten opzichte van het vorig jaar, terwijl geen enkele lidstaat slechter scoorde.

Communicatie tussen rechters en advocaten

Grafiek 23: elektronische communicatie (0 = beschikbaar in 0 % van de rechterlijke instanties; 4 = beschikbaar in 100 % van de rechterlijke instanties 47 ) (bron: CEPEJ-onderzoek)

Communicatie met de media  

Door informatie te ontvangen en daarvan begrijpelijk en snel verslag te doen, vormen de media een kanaal dat bijdraagt tot de toegankelijkheid van rechtsstelsels en gerechtelijke werkzaamheden.

Grafiek 24: betrekkingen tussen de gerechten en de pers/media* (Bron: Europese Commissie 48 )

* Voor elke instantie (eerste, tweede en derde aanleg) kunnen twee punten worden toegekend indien zowel burgerlijke en handelszaken als bestuurszaken worden behandeld. Als slechts één van deze categorieën zaken (d.w.z. burgerlijke en handelszaken of bestuurszaken) wordt behandeld, wordt slechts één punt toegekend. DE: elke deelstaat heeft eigen richtsnoeren voor rechters met betrekking tot de communicatie met de pers en de media. SE: rechters worden actief aangemoedigd om hun beslissingen aan de media mee te delen. Verder is er een mediagroep opgezet die bestaat uit rechters van alle drie de instanties.

Toegang tot gerechtelijke beslissingen  

De online-toegankelijkheid van rechterlijke beslissingen draagt bij tot grotere transparantie en groter begrip van het rechtsstelsel en helpt burgers en bedrijven weloverwogen beslissingen te nemen wanneer zij toegang tot justitie zoeken. Het zou ook kunnen bijdragen aan een grotere samenhang van de jurisprudentie.

Grafiek 25: toegang tot online gepubliceerde rechterlijke uitspraken* (burgerlijke en handelszaken en bestuurszaken, alle instanties) (bron: Europese Commissie 49 )

* Voor burgerlijke/handelszaken en bestuurszaken is één punt toegekend voor elke instantie waarin uitspraken van alle gerechten online beschikbaar zijn voor het grote publiek (0,5 punt indien uitspraken van slechts een aantal gerechten beschikbaar zijn). Indien een lidstaat slechts twee instanties heeft, zijn punten toegekend voor drie instanties door de betrokken hogere aanleg in de niet-bestaande aanleg te weerspiegelen. Indien een lidstaat bijvoorbeeld alleen de eerste en een hoogste instantie heeft en de hoogste instantie twee punten krijgt, werden aan de tweede (niet-bestaande) instantie eveneens twee punten toegekend. Bij lidstaten die geen onderscheid maken tussen bestuurszaken en burgerlijke/handelszaken werd aan beide rechtsgebieden hetzelfde aantal punten toegekend. In een aantal lidstaten worden niet alle rechterlijke beslissingen online beschikbaar gesteld. CZ: sommige bestuursrechtelijke uitspraken in eerste aanleg worden beschikbaar gesteld op de website van het hooggerechtshof voor bestuurszaken. DE: in elke deelstaat en op federaal niveau wordt besloten of rechterlijke beslissingen van de respectieve gerechten online beschikbaar worden gesteld. IT: vonnissen in eerste en tweede aanleg in burgerlijke/handelszaken zijn uitsluitend voor de betrokken partijen online beschikbaar. SE: het publiek mag alle uitspraken en beslissingen lezen, voor zover zij niet als vertrouwelijk zijn aangemerkt. RO: rechterlijke beslissingen zijn met ingang van december 2015 online beschikbaar voor het publiek.

Grafiek 26: regelingen voor de online publicatie van uitspraken in alle instanties* – burgerlijke/handels- en bestuurszaken (bron: Europese Commissie 50 )

* Voor elke aanleg (eerste, tweede en derde) kunnen twee punten worden gegeven wanneer deze zowel burgerlijke/handelszaken als bestuurszaken bestrijkt. Wanneer slechts één categorie zaken wordt bestreken (bijvoorbeeld òf burgerlijke/handelszaken òf bestuurszaken) wordt slechts één punt per aanleg gegeven. In sommige lidstaten (IE, MT, EE) beslissen rechters over de anonimisering van vonnissen. IE: in procedures inzake familierecht en kinderbescherming en in bepaalde andere procedures waarvoor dat wettelijk is verplicht, worden uitspraken geanonimiseerd. MT: alle familiezaken worden geanonimiseerd. DE: online publicatie van bepaalde uitspraken in de meeste deelstaten, tagging van uitspraken met trefwoorden in sommige deelstaten, ECLI-systeem in het Bundesverfassungsgericht, het Bundesverwaltungsgericht en het Bundesarbeitsgericht. IT: rechterlijke beslissingen in eerste en tweede aanleg in burgerlijke/handelszaken zijn uitsluitend voor de betrokken partijen online toegankelijk. RO: rechterlijke beslissingen zijn met ingang van december 2015 beschikbaar voor het grote publiek en beslissingen tot aan 2007 worden geleidelijk geüpload.

Toegang tot alternatieve geschillenbeslechting

Toegang tot justitie is niet beperkt tot de rechterlijke instanties, maar ziet ook op buitengerechtelijke wegen. Alle lidstaten die gegevens hebben verstrekt, hebben methoden voor alternatieve geschillenbeslechting ingevoerd. Maatregelen ter bevordering van het vrijwillig gebruik van alternatieve geschillenbeslechting, zodat het publiek over deze mogelijkheid is geïnformeerd en zich er meer bewust van is, dragen bij tot een betere toegang tot justitie. Grafiek 27 heeft betrekking op elke methode voor geschillenbeslechting anders dan via de rechter. Bemiddeling, verzoening en arbitrage zijn de meest voorkomende vormen van alternatieve geschillenbeslechting.

Grafiek 27: maatregelen ter bevordering van het gebruik van methoden voor alternatieve geschillenbeslechting* (bron: Europese Commissie 51 )

* Geaggregeerde indicatoren gebaseerd op de volgende indicatoren: 1) websites met informatie over alternatieve geschillenbeslechting; 2) voorlichtingscampagnes in de media; 3) brochures voor het grote publiek; 4) specifieke voorlichtingsbijeenkomsten over alternatieve geschillenbeslechting die gerechten op verzoek organiseren, 5) aanwezigheid coördinator voor alternatieve geschillenbeslechting/mediation bij gerechten; 6) publicatie evaluaties van het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting, 7) publicatie statistieken over het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting; 8) rechtsbijstand dekt (geheel of gedeeltelijk) de kosten van alternatieve geschillenbeslechting; 9) volledige of gedeeltelijke terugbetaling van gerechtskosten, ook zegelrecht, als de alternatieve geschillenbeslechting succes heeft; 10) geen advocaat vereist voor de alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure; 11) de rechter kan als mediator optreden; 12) overig. Voor elk van deze 12 indicatoren werd één punt toegekend. Voor elk rechtsgebied konden maximaal 12 punten worden gegeven. In sommige lidstaten (ES, FR, LT) moet in arbeidsgeschillen alvorens een gerechtelijke procedure in te leiden eerst een bemiddelingsprocedure worden gevolgd. In ES is zodra de gerechtelijke procedure is begonnen tevens bemiddeling verplicht. IE: bevordering en stimuleringsmaatregelen betreffen uitsluitend familierechtelijke procedures. IT: rechters kunnen in een procedure als bemiddelaar optreden, en in dat geval kunnen partijen tot bemiddeling worden verplicht. LV: in arbeidsgeschillen wordt geen griffierecht geheven.

3.2.2 Middelen

Voor een goede werking van het rechtsstelsel en om te zorgen voor de juiste voorwaarden in gerechten en de aanwezigheid van goed gekwalificeerd personeel, zijn toereikende middelen vereist. Zonder een toereikend aantal functionarissen met de vereiste kwalificaties en vaardigheden en toegang tot permanente opleiding kan de kwaliteit van de procedures en beslissingen in het gedrang komen.

Financiële middelen

De onderstaande cijfers laten zien hoeveel begrotingsmiddelen daadwerkelijk aan rechtspleging zijn uitgegeven, eerst per inwoner (grafiek 28) en vervolgens als percentage van het bruto binnenlands product (grafiek 29). 52  

Grafiek 28: totale algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging* 
(in EUR per inwoner) (bron: Eurostat)

* De gegevens met betrekking tot ES, LT, LU, NL, en SK zijn voorlopig.

Grafiek 29: totale algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging* (als percentage van het bruto binnenlands product) (bron: Eurostat)

* De gegevens met betrekking tot ES, LT, LU, NL, en SK zijn voorlopig.

Personele middelen  

Personele middelen zijn van groot belang voor het rechtsstelsel. Genderbalans tussen mannelijke en vrouwelijke rechters zorgt voor complementaire kennis, vaardigheden en ervaring en geeft een afspiegeling van de samenleving.

Grafiek 30: aantal rechters* (per 100 000 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Volgens de CEPEJ-methodologie bestaat deze categorie uit voltijds werkende rechters. Rechtspfleger/griffiers, die in slechts enkele lidstaten voorkomen, zijn er niet in opgenomen. EL: in de getoonde jaren worden voor het totaal aantal beroepsrechters verschillende categorieën in aanmerking genomen, hetgeen de variatie van de cijfers deels verklaart.

Grafiek 31: percentage vrouwelijke beroepsrechters in eerste en tweede aanleg en bij hooggerechtshoven (bron: Europese Commissie (hoogste rechterlijke instanties) 53 en CEPEJ-onderzoek (eerste en tweede instantie))

Zeven lidstaten melden een goede genderbalans  54 onder rechters in beide instanties, en 14 lidstaten melden dat er in ten minste een van de twee instanties meer vrouwelijke dan mannelijke rechters zijn. 19 lidstaten meldden evenwel dat het percentage vrouwelijke beroepsrechters bij hooggerechtshoven – in sommige gevallen ver – onder de 40 % ligt.

Grafiek 32: variatie in het percentage vrouwelijke beroepsrechters bij gerechten van eerste en tweede aanleg tussen 2010 en 2014 en bij hooggerechtshoven tussen 2010 en 2015* (verschil in procentpunten) (bron: Europese Commissie (hoogste rechterlijke instanties) 55 en CEPEJ-onderzoek (eerste en tweede instantie))

* LU: het percentage vrouwelijke beroepsrechters bij het hooggerechtshof is teruggelopen van 100 % in 2010 tot 50 % in 2015.

Grafiek 33: aantal advocaten* (per 100 000 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* Een advocaat is een persoon die overeenkomstig het nationale recht gekwalificeerd en bevoegd is om namens zijn of haar cliënt te pleiten en te handelen, het recht te beoefenen, voor rechtbanken op te treden of zijn of haar cliënt te vertegenwoordigen en te adviseren in juridische aangelegenheden (Aanbeveling Rec(2000)21 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa inzake de vrije uitoefening van het beroep van advocaat).

– Opleiding –

De bevordering van opleiding, als onderdeel van personeelsbeleid, is een noodzakelijk instrument om de kwaliteit van de rechtsstelsels te handhaven en te verbeteren. Justitiële opleidingen, ook op het gebied van juridische vaardigheden, dragen ook in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van rechterlijke beslissingen en de rechtsbedeling aan burgers. De onderstaande gegevens betreffen justitiële opleidingen op een breed scala van gebieden, waaronder communicatie met partijen en met de pers.

Grafiek 34: verplichte opleiding voor rechters* (bron: CEPEJ-onderzoek 56 )

* De volgende lidstaten bieden geen opleiding in bepaalde categorieën: MT (basisopleiding); DK (gespecialiseerde functies); EL, IE, ES, MT (managementfuncties); BG, EE, MT (gebruik van informaticavoorzieningen). In alle andere gevallen kan de opleiding wel worden geboden, maar is zij facultatief.

Grafiek 35: rechters die deelnemen aan activiteiten voor permanente opleiding op het gebied van EU-recht of van het recht van een andere lidstaat* (als percentage van het totale aantal rechters) (bron: Europese Commissie, de Europese justitiële opleiding 2015 57 )

* In enkele door lidstaten gemelde gevallen bedraagt het percentage deelnemers in verhouding tot het aantal beoefenaars van een bepaald juridisch beroep meer dan 100 %, hetgeen betekent dat de deelnemers meer dan één opleidingsactiviteit op het gebied van EU-recht hebben gevolgd.

Grafiek 36: percentage permanente justitiële opleidingsactiviteiten voor verschillende soorten rechterlijke vaardigheden* (bron: Europese Commissie 58 )

* De tabel toont de verdeling van permanente justitiële opleidingsactiviteiten (d.w.z. die plaatsvinden na de basisopleiding voor rechters) op elk van de vier gebieden als percentage van het totaal. Juridische opleidingsactiviteiten zijn niet in aanmerking genomen. De autoriteiten voor de justitiële opleidingen in DK, LU, UK (NI) boden geen specifieke opleidingsactiviteiten voor de geselecteerde vaardigheden.

Grafiek 37: beschikbaarheid van opleidingen voor rechters inzake communicatie met partijen en met de pers (bron: Europese Commissie 59 )

3.2.3 Beoordelingsinstrumenten

Om de kwaliteit van de rechtsstelsels te verbeteren, zijn instrumenten nodig om hun werking te beoordelen. Het monitoren en evalueren van activiteiten van rechterlijke instanties draagt bij tot een verbetering van hun prestaties doordat gebreken en behoeften worden vastgesteld, en het rechtssysteem beter kan reageren op bestaande en toekomstige uitdagingen. Toereikende ICT-instrumenten maken realtime dossierbeheer, gestandaardiseerde statistieken van rechterlijke instanties, beheer van achterstanden, en geautomatiseerde systemen voor vroegtijdige waarschuwing mogelijk. Onderzoeken zijn ook onmisbaar om te beoordelen hoe de rechtsstelsels vanuit het oogpunt van beoefenaars van juridische beroepen en gebruikers opereren. In aanvulling op het enkel uitvoeren van enquêtes, is het scorebord voor justitie voor 2016 dieper ingegaan op de onderwerpen en de follow-up van enquêtes die onder gebruikers of beoefenaars van juridische beroepen zijn uitgevoerd.

Grafiek 38: beschikbaarheid van monitoring en evaluatie van activiteiten van gerechten* (bron: CEPEJ-onderzoek 60 )

* Monitoringsystemen beoordelen de dagelijkse activiteiten van de gerechten, met name door het verzamelen van gegevens en statistische analyse. Het evaluatiesysteem heeft betrekking op de prestaties van de gerechtssystemen en maakt gebruik van indicatoren en streefcijfers. In 2014 meldden alle lidstaten over een systeem te beschikken waarmee zij toezicht kunnen houden op het aantal binnenkomende zaken en het aantal uitspraken, zodat deze categorieën niet ter zake doen. Op vergelijkbare wijze heeft grondig werk in 2015 de loutere verwijzing naar kwaliteitsnormen als beoordelingscategorie overbodig gemaakt. Hierdoor konden de overige categorieën worden samengevoegd in één enkele grafiek voor monitoring en evaluatie. Gegevens over "andere elementen" betreffen bijvoorbeeld zaken in hoger beroep (EE, ES, LV), hoorzittingen (SE), of het aantal zaken dat binnen een bepaald tijdsbestek is afgehandeld (DK).

Grafiek 39: ICT wordt gebruikt voor dossierbeheer en voor statistieken inzake de activiteiten van gerechten*

(gewogen indicator, min. = 0, max. = 4 61 ) (bron: CEPEJ-onderzoek)

* IE: elektronische indiening is verplicht voor gevallen van persoonlijke insolventie anders dan faillissement, en is optioneel voor elke geringe vordering.

Grafiek 40: onderwerpen van enquêtes uitgevoerd onder gebruikers van rechtbanken en beoefenaars van juridische beroepen* (bron: Europese Commissie 62 )

* Sommige lidstaten die in 2014 geen enquêtes hebben uitgevoerd, hebben dat in 2015 gedaan of voor 2016 gepland (IE).

Grafiek 41: follow-up van enquêtes uitgevoerd onder gebruikers van rechtbanken en beoefenaars van juridische beroepen* (bron: Europese Commissie 63 )

(1) Beschikbaar op: http://ec.europa.eu/justice/effective-justice/scoreboard/index_en.htm
(2)  Met het oog op de voorbereiding van het EU-scorebord voor justitie en om de uitwisseling van beste praktijken inzake de doeltreffendheid van rechtsstelsels van de lidstaten te bevorderen, verzocht de Commissie de lidstaten om twee contactpersonen aan te wijzen, één bij de rechterlijke macht en één bij het ministerie van Justitie. Deze informele groep komt regelmatig bij elkaar.
(3) De Commissie maakt de redenen voor de landspecifieke aanbevelingen jaarlijks bekend in afzonderlijke landenrapporten in de vorm van werkdocumenten van haar diensten, die beschikbaar zijn op: http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/country-specific-recommendations/index_en.htm .
(4) De gegevens zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels met betrekking tot 26 lidstaten. DE en UK hebben geen gegevens verstrekt. DE verklaarde bezig te zijn met een hervorming van het rechtsstelsel waarvan het doel en de omvang binnen de 16 deelstaten varieert.
(5) Jaarlijkse groeianalyse 2016, Mededeling van de Commissie van 26 november 2015 aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, de Europese Sociaal- Economische Raad en Sociaal Comité en het Comité van de regio's en de Europese Investeringsbank, (COM(2015) 690 final, blz. 13).
(6)  Werkdocument van de diensten van de Commissie "Member States Investment Challenges" van 18 december 2015, SWD(2015) 400 final/2.
(7)  BE, BG, IE, ES, HR, IT, CY, LV, MT, PL, PT, RO, SI, SK.
(8) HR, IT, LV, SI; zie aanbeveling van de Raad van 14 juli 2015 over het nationale hervormingsprogramma 2015 van Kroatië met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2015 van Kroatië (2015/C 272/15); aanbeveling van de Raad van 14 juli 2015 over het nationale hervormingsprogramma 2015 van Italië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2015 van Italië (2015/C 272/16); aanbeveling van de Raad van 14 juli 2015 over het nationale hervormingsprogramma 2015 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2015 van Letland (2015/C 272/17); aanbeveling van de Raad van 14 juli 2015 over het nationale hervormingsprogramma 2015 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2015 van Slovenië (2015/C 272/02).
(9) De landenrapporten van 2015 zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/economy_finance/eu/index_nl.htm
(10) CY en EL.
(11) BG, ES, HR, IT, MT, PL, RO, SK, SI; zie werkdocument van de diensten van de Commissie "Member States Investment Challenges" van 18 december 2015, SWD(2015) 400 final/2.
(12) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013).
(13) BG, CZ, EL, ES (alleen EFRO), HR, IT, LV, LT, MT, PL, PT, RO, SK, SI.
(14) scorebord voor het midden- en kleinbedrijf inzake intellectuele eigendom 2015, opgesteld ten behoeve van het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (aangekondigd)
(15)  Alves Ribeiro Correia/Antas Videira "Troika's Portuguese Ministry of Justice Experiment: An Empirical Study on the Success Story of the Civil Enforcement Actions", in International Journal for Court Administration, Vol. 7, nr. 1, juli 2015 geeft een beeld van de succesvolle hervormingen in Portugal.
(16)  IMF, "Fostering Growth in Europe Now", 18 juni 2012.
(17) Beschikbaar op: http://www.ecb.europa.eu/press/key/date/2013/html/sp130516.en.html .
(18) Zie bijvoorbeeld: "What makes civil justice effective?", beleidsnota's van de Afdeling economische zaken van de OESO, nr. 18 juni 2013 en "The Economics of Civil Justice: New Cross-Country Data and Empirics, werkdocument nr. 1060 van de Afdeling economische zaken van de OESO.
(19) Economische Wereldforum, "The Global Competitiveness Report; 2013-2014", beschikbaar op: http://www3.weforum.org/docs/WEF_GlobalCompetitivenessReport_2013-14.pdf .
(20) Beschikbaar op: http://www.doingbusiness.org/reports/global-reports/~/media/GIAWB/Doing%20Business/Documents/Annual-Reports/English/DB14-Chapters/DB14-Enforcing-contracts.pdf .
(21)  "2015 Study on the functioning of judicial systems in the EU Member States", verricht voor de Commissie door het secretariaat van de CEPEJ, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/justice/effective-justice/scoreboard/index_en.htm .
(22) De duur van de procedure, het afhandelingspercentage en het aantal aanhangige zaken zijn standaard-indicatoren die door de CEPEJ zijn gedefinieerd: http://www.coe.int/t/dghl/cooperation/cepej/evaluation/default_en.asp .
(23)  CEPEJ-gegevens over de procedures in tweede aanleg en voor het hooggerechtshof en voor specifieke categorieën zaken (bv. insolventie) zijn niet voor een voldoende aantal lidstaten beschikbaar.
(24) De gegevens bevatten aanpassingen die de CEPEJ heeft aangebracht na de publicatie van de onderzoeken die zij aan de Commissie heeft voorgelegd.
(25)  Met betrekking tot bepaalde gebieden focust het scorebord op de gegevens van zaken in eerste aanleg in de eerste drie jaar (twee jaar voor elektronische communicatie). Gegevens over de tweede en, in voorkomend geval, derde aanleg zijn verzameld, maar worden in dit scorebord niet gepresenteerd, aangezien te weinig lidstaten gegevens hebben verstrekt.
(26)  Zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:12012E/TXT&from=NL .
(27)  Deze aanpak geeft een evenwichtiger beeld van de gemiddelde lengte van zaken, zodat rekening wordt gehouden met jaarlijkse schommelingen in de lidstaten die een klein aantal zaken hebben.
(28)  De berekening vond plaats op basis van de duur van beroepszaken tegen besluiten van nationale regelgevingsautoriteiten op grond van nationale wetgeving ter uitvoering van het Regelgevingskader voor elektronische communicatie (Richtlijn 2002/19/EG (Toegangsrichtlijn), Richtlijn 2002/20/EG (Machtigingsrichtlijn), Richtlijn 2002/21/EG (Kaderrichtlijn), Richtlijn 2002/22/EG (Universeledienstrichtlijn), en andere relevante EU-wetgeving, zoals het programma voor radiospectrumbeleid, spectrumbeschikkingen van de Commissie, uitgezonderd Richtlijn 2002/58/EG betreffende bescherming van de persoonlijke levenssfeer en elektronische communicatie).
(29) Verordening inzake het Gemeenschapsmerk (207/2009/EG)
(30)  De grafiek toont de gemiddelde lengte van de beroepen tegen besluiten van consumentenbeschermingsautoriteiten in gerechtelijke procedures betreffende de richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (93/13/EEG), de richtlijn betreffende de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (1999/44/EG), de richtlijn oneerlijke handelspraktijken (2005/29/EG), de richtlijn consumentenrechten (2011/83/EG) en de nationale uitvoeringsbepalingen daarvan.
(31)  In BE, AT, FI, SE, UK zijn bepaalde bestuurlijke consumentenbeschermingsautoriteiten niet bevoegd om een inbreuk op het betrokken consumentenrecht vast te stellen en wordt het scenario in  grafiek 17 niet van toepassing geacht. De bevoegdheden van bepaalde consumentenbeschermingsautoriteiten omvatten slechts delen van de toepasselijke EU-consumentenwetgeving (bijvoorbeeld de gegevens voor PT hebben uitsluitend betrekking hebben op Richtlijn 2005/29/EG en Richtlijn 99/44/EG).
(32)  Richtlijn 89/665/EEG en Richtlijn 92/13/EEG (rechtsmiddelenrichtlijnen), zoals gewijzigd bij latere wetgeving, met name Richtlijn 2007/66/EG.
(33) Deze gegevens hebben geen betrekking op de duur van procedures bij lagere rechters vóór het instellen van beroep.
(34)  BE, BG, CZ, EL, ES, IE, FR, HR, CY, LV, LT, HU, NL, AT, SI, FI, SE. De gegevens hebben betrekking op de duur van bodemprocedures in openbare-aanbestedingszaken bij hooggerechtshoven voor bestuurszaken en gerechten in laatste aanleg berekend in werkdagen van de dag waarop het beroep wordt ingesteld tot de dag waarop uitspraak wordt gedaan.
(35)  Alle litigieuze en niet-litigieuze burgerlijke en handelszaken, niet-litigieuze kadastrale en handelsregisterzaken, andere register- en andere niet-litigieuze zaken, bestuurszaken en andere niet-strafrechtelijke zaken, volgens de CEPEJ-methodologie.
(36) Zie bijvoorbeeld de CEPEJ-checklist voor bevordering van de kwaliteit van de rechtspleging en de gerechten, en advies nr. 6 (2004) van de adviesraad van de Europese Rechters (CCJE) te vinden op: https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?Ref=CCJE(2004)OP6&Sector=secDGHL&Language=lanEnglish
(37) Gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(38)  De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld via de antwoorden van CCBE-leden op een vragenlijst die was gebaseerd op het volgende specifieke scenario: rechtszaak van een natuurlijke persoon tegen een bedrijf (de waarde van de vordering is 3 000 EUR). Aangezien de voorwaarden voor rechtsbijstand afhangen van de persoonlijke situatie, is het volgende scenario gebruikt: een werkende alleenstaande van 35 jaar zonder gezinslasten met regelmatige inkomsten en een huurwoning.
(39)  De lidstaten gebruiken verschillende methoden om de voorwaarden voor rechtsbijstand vast te stellen, bijvoorbeeld verschillende referentieperioden (maand-/jaarinkomen). Ongeveer de helft van de lidstaten past naast een inkomstendrempel verschillende financiële en niet-financiële kapitaaldrempels toe. De door de lidstaten vastgestelde kapitaaldrempels zijn niet in aanmerking genomen. In het rechtsbijstandsstelsel van sommige lidstaten wordt de toegekende rechtsbijstand met terugwerkende kracht teruggevorderd indien het inkomen/kapitaal van de begunstigde binnen een bepaald aantal jaren nadat rechtsbijstand is verleend een bepaalde limiet overschrijdt. In BE, BG, IE, ES, FR, HR, LV, LT, LU, MT, NL, PL, PT, RO, en UK (SC) hebben bepaalde categorieën personen (bijvoorbeeld personen die een werkloosheids-, arbeidsongeschiktheids- of ziektewetuitkering ontvangen) automatisch recht op rechtsbijstand in burgerlijke en handelsgeschillen, zonder dat zij bewijs hoeven te leveren van hun financiële middelen.
(40) Aanvullende criteria die de lidstaten kunnen hanteren voor toekenning van rechtsbijstand aan personen, zoals de grond van de zaak, zijn niet in dit scenario weerspiegeld.
(41)  De gegevens hebben betrekking op inkomensdrempels die in 2015 golden.
(42)  Bron: European Survey on Income and Living Conditions, Eurostat-tabel ilc_li01, http://ec.europa.eu/eurostat/web/income-and-living-conditions/data/database .
(43)

     De gegevens hebben betrekking op 2014. De uitrustingsgraad, variërend van 100 % (apparatuur volledig ingezet) tot 0 % (geen apparatuur voorhanden), geeft de functionele aanwezigheid aan van apparatuur in rechtbanken, die in de grafiek wordt weergegeven volgens de volgende schaal: (100 % = 4 punten indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 1,33 punten per rechtsgebied; 50-99 % = 3 punten indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 1 punt per rechtsgebied; 10-49 % = 2 indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 0,66 punt per rechtsgebied; 1-9 % = 1 indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 0,33 punt per rechtsgebied. Het rechtsgebied betreft het soort geschil dat wordt behandeld (burgerlijk recht/handelsrecht, strafrecht, bestuursrecht of anders).

(44)  De gegevens hebben betrekking op 2015. Publicatie vindt plaats op: http://ec.europa.eu/digital-agenda/en/news/ .
(45)

     Mysteryshoppers zijn opgeleid en geïnstrueerd om een (overheids)proces te observeren, te ervaren, en te meten door zich als een potentiële gebruiker voor te doen.

(46)

     Elke onderzoeker gedroeg zich daartoe als een normale burger, en zijn of haar "reis" was in de tijd beperkt: elke mysteryshopper had één dag de tijd om een bepaalde reële gebeurtenis te beoordelen. Dit houdt in dat wanneer een bepaald aspect niet binnen die tijd werd gevonden, dat negatief werd beoordeeld.

(47)

     De gegevens hebben betrekking op 2014. De uitrustingsgraad, variërend van 100 % (apparatuur volledig ingezet) tot 0 % (geen apparatuur voorhanden), geeft de functionele aanwezigheid aan van apparatuur in rechtbanken, die in de grafiek wordt weergegeven volgens de volgende schaal: (100 % = 4 punten indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 1,33 punten per rechtsgebied; 50-99 % = 3 punten indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 1 punt per rechtsgebied; 10-49 % = 2 indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 0,66 punt per rechtsgebied; 1-9 % = 1 indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 0,33 punt per rechtsgebied. Het rechtsgebied betreft het soort geschil dat wordt behandeld (burgerlijk recht/handelsrecht, strafrecht, bestuursrecht of anders).

(48) De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(49) De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(50) De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(51) De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(52) Bron: de totale (werkelijke) overheidsuitgaven voor het beheer, de werking en de ondersteuning van adminstratieve, civiele en strafrechtbanken en het rechtsstelsel, met inbegrip van de afdwinging van boetes en de handhaving van juridische regelingen die door de rechter zijn opgelegd en de werking van systemen voor voorwaardelijke invrijheidstelling en rechtsbijstand - juridische vertegenwoordiging en juridisch advies van overheidswege of namens anderen, door de overheid gefinancierd of in de vorm van diensten verstrekt; met uitzondering van gevangeniswezen (gegevens van de nationale rekeningen, classificatie van overheidsfuncties (COFOG), groep 03.3), Eurostat-tabel gov_10a_exp, http://ec.europa.eu/eurostat/data/database .
(53) http://ec.europa.eu/justice/gender-equality/gender-decision-making/database/index_en.htm Bron voor data inzake hoogste rechterlijke instanties: Europese Commissie, databank van de Europese Commissie inzake vrouwen en mannen in de besluitvorming, te vinden op:
(54) .
(55) Bron van gegevens inzake hooggerechtshoven: Europese Commissie, databank van de Europese Commissie inzake vrouwen en mannen in de besluitvorming, te vinden op: http://ec.europa.eu/justice/gender-equality/gender-decision-making/database/index_en.htm
(56) De gegevens hebben betrekking op 2014.
(57) De Europese Commissie stelde in 2011 als doel dat ten minste de helft van alle beoefenaars van juridische beroepen in de EU in 2020 een opleiding over Europees recht of het recht van een andere lidstaat moet hebben gevolgd, hetgeen neerkomt op gemiddeld 5 % per jaar. In het Rapport inzake justitiële training van 2015 (beschikbaar op: http://ec.europa.eu/justice/criminal/files/final_report_2015_en.pdf ) wordt de voortgang naar dit doel beschreven. De gegevens hebben betrekking op 2014.
(58) De gegevens hebben betrekking op 2014 en zijn verzameld in samenwerking met het Europees netwerk voor justitiële opleiding, dat de EU-instellingen op het gebied van justitiële opleidingen vertegenwoordigt. Permanente opleiding inzake rechterlijke vaardigheden omvat activiteiten als het houden van een hoorzitting, het opstellen van uitspraken of oefening in retoriek.
(59) De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(60) De gegevens hebben betrekking op 2014.
(61)  De gegevens hebben betrekking op 2014. Een uitrustingsgraad van 100 % (apparatuur volledig ingezet) tot 0 % (geen apparatuur voorhanden) wijst op de functionele aanwezigheid van apparatuur in rechtbanken, die in de grafiek wordt weergegeven volgens de volgende schaal: (100 % = 4 punten indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 1,33 punten per rechtsgebied; 50-99 % = 3 punten indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 1 punt per rechtsgebied; 10-49 % = 2 punten indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 0,66 punt per rechtsgebied; 1-9 % = 1 punt indien van toepassing op alle rechtsgebieden / 0,33 punt per rechtsgebied. Het rechtsgebied betreft het soort geschil dat wordt behandeld (burgerlijk recht/handelsrecht, strafrecht, bestuursrecht of anders).
(62) De gegevens hebben betrekking op 2014 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(63) De gegevens hebben betrekking op 2014 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
Top

Brussel, 11.4.2016

COM(2016) 199 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES SOCIAAL EN ECONOMISCH COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

EU-scorebord voor justitie 2016


3.2.4 Kwaliteitsnormen

Normen kunnen de kwaliteit van de rechtsstelsels opschroeven. 1 In 2015 begon de Commissie samen met de groep contactpersonen specifiek aan normen voor het functioneren van rechtsstelsels te werken. De kwaliteitsnormen hebben betrekking op een breed scala aan onderwerpen betreffende de wijze waarop de rechtsstelsels zijn opgezet en functioneren. Meerdere actoren kunnen bij de vaststelling van dergelijke normen een rol spelen. 2 Grafiek 42 geeft een algemeen overzicht van bestaande normen. Hieruit blijkt dat in een groot aantal lidstaten normen voor diverse aspecten van het rechtsstelsel zijn vastgesteld. Uit de verzamelde informatie blijkt ook dat normen hoofdzakelijk in wetgeving zijn vastgelegd. Kwesties die rechtstreeks verband houden met de operationele werking van gerechten worden echter hoofdzakelijk op het niveau van het betreffende gerecht geregeld, onder meer aan de hand van vaste rechtspraktijken. Dit betreft met name het beheer van achterstanden, monitoren van dossiers, werkbelasting van gerechten, diensten voor gebruikers van gerechten, gerechtelijke voorzieningen en informatie aan partijen.

Grafiek 42: vastgestelde normen inzake aan het rechtsstelsel gerelateerde aspecten* (Bron: Europese Commissie 3 )

* Indien er in normen betreffende bestuursrechtzaken velden leeg zijn, kan het zijn dat er geen specifieke categorie "bestuurszaken" is (bijvoorbeeld IE). PL en het UK hebben geen gegevens over normen verstrekt. In het geval van de gemarkeerde velden zijn normen hoofdzakelijk vastgesteld door gerechten, onder meer aan de hand van vaste rechtspraktijken. In alle andere velden zijn normen hoofdzakelijk vastgesteld door de wet.

Grafiek 43 hieronder onderzoekt zes specifieke aspecten: de procesduur (tijdslimieten 4 en termijnen 5 ), beheer van achterstanden, actief monitoren van zaken, informatie aan partijen, rechterlijke uitspraken en toewijzing van personeel. Hieruit blijkt dat hoewel de gebieden waarop de normen van toepassing zijn in de meeste lidstaten hetzelfde lijken, zij inhoudelijk aanzienlijk kunnen verschillen.

Zo voorziet het beheer van achterstanden in een beperkt aantal lidstaten in een tijdslimiet voor aanhangige zaken of corrigerende maatregelen voor achterstanden 6 . Normen op het gebied van informatie aan partijen variëren van informatieverstrekking aan partijen over hun zaak in de gerechtsgebouwen tot online toegang tot of automatische verstrekking van deze informatie. 7 Monitoring- en systemen voor vroegtijdige waarschuwing zijn zelden geautomatiseerd, hoewel verstrekking van realtime-informatie door middel van dossierbeheersystemen in de meeste lidstaten technisch wel mogelijk is. In een aantal lidstaten hebben rechters de beschikking over gestandaardiseerde elektronische modellen, uiteenlopend van eenvoudige formele modellen tot nader uitgewerkt materiaal dat tot doel heeft de formulering van besluiten te vereenvoudigen.

Tot slot blijkt dat sommige normen landelijk zijn vastgesteld en uitgevoerd, terwijl andere slechts van toepassing zijn op bepaalde gerechten of gebieden of op bepaalde soorten zaken of rechtsgebieden. 8

Grafiek 43: specifieke normen inzake bepaalde aan het rechtsstelsel gerelateerde aspecten* (bron: Europese Commissie 9 )

* CY, IE hebben inzake de geselecteerde gebieden geen normen vermeld. PL, UK hebben geen informatie over normen verstrekt. DE: gedecentraliseerde structuren houden in dat normen per deelstaat en per gerecht kunnen verschillen. De lichtgekleurde kolom komt overeen met het totale aantal lidstaten dat inzake de geselecteerde gebieden andere normen heeft vastgesteld. Normen over termijnen voor de behandeling van zaken omvatten burgerlijke, handels- en bestuurszaken. 

3.2.5 Samenvatting van de kwaliteit van rechtsstelsels

Eenvoudige toegang, toereikende middelen, doeltreffende beoordelingsinstrumenten en passende normen dragen in hoge mate bij aan de kwaliteit van de rechtsstelsels. Het scorebord voor 2016 bevestigt dat de situatie binnen de EU sterk uiteenloopt, maar ook dat veel lidstaten op dit gebied bijzondere inspanningen leveren.

Toegankelijkheid

Het scorebord onderzoekt de toegankelijkheid van rechtsstelsels in de hele justitieketen en laat het volgende zien:

Online informatie over het rechtsstelsel is in alle lidstaten beschikbaar. In een aantal lidstaten is informatie over het starten van een gerechtelijke procedure en de samenstelling van proceskosten evenwel nog steeds niet beschikbaar (grafiek 18). Bepaalde lidstaten hebben op dit gebied geavanceerde gebruikersvriendelijke oplossingen ontwikkeld, bijvoorbeeld door te voorzien in een interactief online instrument waarmee aanvragers van rechtsbijstand kunnen berekenen hoe waarschijnlijk het is dat zij voor rechtsbijstand in aanmerking komen.

Rechtsbijstand is essentieel om gelijke toegang tot de rechter te verzekeren. Ten opzichte van 2010 blijkt dat meer lidstaten het budget voor rechtsbijstand eerder hebben verhoogd dan verlaagd (grafiek 19). Bij een vergelijking van de financiële voorwaarden om in het specifieke scenario van een consumentengeschil voor rechtsbijstand in aanmerking te komen, ligt de inkomensgrens voor rechtsbijstand die ten minste een deel van de kosten dekt in de meeste lidstaten boven de betreffende armoededrempel van Eurostat (grafiek 20). Sommige lidstaten hebben een systeem dat een jaarlijkse herziening en eventueel een aanpassing van de inkomensgrens voor rechtsbijstand voorschrijft.

Elektronische indiening van schuldvorderingen is niet in alle lidstaten ingevoerd (grafiek 21). De kwaliteit van de onlineprocedure voor geringe vorderingen, bijvoorbeeld de verkrijging van informatie over de behandeling van de zaak of de mogelijkheid om beroep tegen beslissingen in te dienen, is sinds 2013 evenwel verbeterd (grafiek 22). Dit is een teken dat de lidstaten zich hebben ingespannen om tegemoet te komen aan de behoeften van burgers en ondernemingen die gebruik maken van het rechtsstelsel.

Elektronische communicatie tussen de gerechten en partijen is in sommige lidstaten nog steeds niet mogelijk (grafiek 23). Het ontbreken van ICT-instrumenten maakt gerechtelijke procedures moeilijker en duurder, zowel voor de gerechten als voor de partijen. Zo heeft een hervorming waardoor gerechten documenten op elektronische wijze aan partijen en advocaten kunnen verstrekken in 2015 een lidstaat een besparing opgeleverd van meer dan 4,2 miljoen EUR (meer dan 2 % van de begroting voor rechtspleging).

Online beschikbaarheid van rechterlijke beslissingen in burgerlijke, handels- en bestuurszaken kan worden verbeterd (grafiek 25). Na de publicatie van de cijfers over dit onderwerp in het scorebord voor 2015 zijn sommige lidstaten begonnen maatregelen voor een betere beschikbaarheid van rechterlijke beslissingen, ook in eerste aanleg, ten uitvoer te leggen.

Het vrijwillige gebruik van methoden voor alternatieve geschillenbeslechting (Alternative Dispute Resolution - ADR) (bemiddeling, verzoening) wordt in alle lidstaten aangemoedigd en gestimuleerd. Dit geldt vaak meer voor burgerlijke en handelsgeschillen dan voor arbeids- en consumentengeschillen (grafiek 27). Deze positieve ontwikkeling toont aan dat er middelen zijn om vrijwillig gebruik van alternatieve geschillenbeslechting aan te moedigen zonder dat dit ten koste gaat van het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte. Het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting tussen consumenten en handelaren zal naar verwachting toenemen wanneer in 2016 de richtlijn ADR voor consumenten en de verordening onlinegeschillenbeslechting in werking treden. 10

Hulpbronnen

Rechtsbedeling van hoge kwaliteit vereist toereikende financiële en personele middelen, passende opleidingen en genderbalans onder rechters. Het scorebord toont het volgende:

Wat de financiële middelen betreft, tonen de gegevens dat de uitgaven voor het gerechtelijk apparaat in de meeste lidstaten vrij stabiel blijven (grafiek 28). Bij de vaststelling van de financiële middelen voor het gerechtelijk apparaat houden slechts enkele lidstaten bij de evaluatie van gemaakte kosten rekening met actuele gegevens over het aantal inkomende of afgehandelde zaken (grafiek 51).

De genderbalans onder rechters in eerste en/of tweede aanleg is in het algemeen goed. In de meeste lidstaten is van elk geslacht 40 tot 60 % vertegenwoordigd. De meeste lidstaten bewegen zich richting een genderbalans, maar in hooggerechtshoven in een aantal lidstaten blijft deze ontwikkeling achter (grafiek 32).

Wat de opleiding van rechters betreft, erkennen lidstaten weliswaar het belang van een permanente en verplichte basisopleiding (grafiek 34), maar zijn er toch inspanningen nodig om het scala aan aangeboden opleidingen te vergroten, met name wat juridische vaardigheden betreft. Niet in alle lidstaten bestaan er permanente opleidingen op het gebied van rechterlijke vaardigheden, IT-vaardigheden, rechtbankbeheer en rechtsethiek, en waar zij wel bestaan, dekken de opleidingen vaak niet al deze vaardigheden (grafiek 36). Bovendien voorzien sommige lidstaten niet in opleidingen voor communicatie met partijen en de pers (grafiek 37), een cruciaal aspect voor eindgebruikers en om het vertrouwen in het rechtsstelsel te vergroten.

Beoordelingsinstrumenten

De meeste lidstaten beschikken over monitoring- en evaluatie-instrumenten om de werking van rechtsstelsels te beoordelen (grafiek 38). De monitoringprocessen voor achterstanden of systemen voor vroegtijdige waarschuwing zijn evenwel zelden geautomatiseerd (grafiek 43). Bovendien bieden niet alle systemen voor gegevensverzameling voldoende informatie over de werking van het systeem, met name in tweede en hogere instantie en voor specifieke categorieën, zoals insolventie. In bepaalde lidstaten zijn nieuwe generaties ICT-hulpmiddelen flexibel genoeg om aan nieuwe behoeften te voldoen of om gegevens over de effecten van specifieke hervormingen te verzamelen; zo heeft een lidstaat na de hervorming van zijn wetgeving inzake alternatieve geschillenbeslechting speciaal elk kwartaal gegevens verzameld om de impact daarvan te beoordelen.

ICT-systemen voor dossierbeheer moeten in tal van lidstaten nog worden verbeterd om verschillende doelen te kunnen dienen en consequent in het hele rechtssysteem te worden uitgevoerd (grafiek 39). In sommige lidstaten is het nog steeds niet mogelijk om landelijke gegevens over alle rechtsgebieden te verzamelen. In sommige lidstaten is het met de ICT-instrumenten niet mogelijk om de voortgang van de behandeling van zaken realtime te monitoren of achterstanden te beheren, of bijzonder oude zaken op te sporen. Andere lidstaten hebben daarentegen systemen voor vroegtijdige waarschuwing om disfunctioneren te detecteren of aan normen voor de behandeling van zaken te voldoen, zodat er sneller oplossingen kunnen worden gevonden.

Het regelmatig uitvoeren van enquêtes is belangrijk om de meningen van gebruikers en beroepsbeoefenaren over het rechtsstelsel beter te begrijpen. Enquêtes zijn echter nog lang niet in alle lidstaten gebruikelijk (grafiek 40). Daar komt nog bij dat wanneer enquêtes worden uitgevoerd, slechts enkele lidstaten een systematische follow-up hebben, bijvoorbeeld om de opleidingsbehoeften van rechters en rechtbankpersoneel vast te stellen of de werking van bepaalde gerechten te verbeteren (grafiek 41). In één lidstaat worden enquêtes bijvoorbeeld gebruikt voor de evaluatie van het vierjarige werkprogramma van de rechterlijke macht en worden de resultaten in aanmerking genomen bij de opstelling van het programma voor de volgende vier jaar.

Normen

Het gebruik van normen is belangrijk om de kwaliteit van de rechtsstelsels op te schroeven. Het scorebord voor 2016 biedt een eerste algemeen overzicht van normen in lidstaten inzake de werking van rechtsstelsels, waaruit het volgende blijkt:

De meeste lidstaten hebben normen voor vergelijkbare aspecten van hun rechtsstelsels. Zo hebben de meeste lidstaten normen over de wijze waarop gerechtelijke procedures moeten worden gevoerd, over de wijze waarop partijen moeten worden geïnformeerd of de wijze waarop de beslissingen moeten worden opgesteld (grafiek 42).

Er zijn echter nog steeds aanzienlijke verschillen ten aanzien van inhoud van deze normen en het kwaliteitsniveau dat zij vaststellen (grafiek 43). Bovendien worden normen op verschillende wijze ten uitvoer gelegd; sommige zijn landelijk vastgesteld, terwijl andere slechts van toepassing zijn op bepaalde rechterlijke instanties of jurisdicties of bepaalde soorten zaken of rechtsgebieden.

Wat de normen inzake het beheer van dossiers en achterstanden betreft, voorziet minder dan de helft van de lidstaten in normen inzake maatregelen om achterstanden weg te werken, en hebben nog minder lidstaten een tijdslimiet voor aanhangige zaken vastgesteld. Enkele lidstaten hebben normen inzake termijnen voor procedures en systemen voor vroegtijdige waarschuwing, zoals automatische berichten voor oude of urgente zaken of zaken die anderszins speciale aandacht vereisen.

De meeste lidstaten hebben normen inzake kennisgeving aan partijen over hun zaken. In slechts enkele daarvan worden partijen automatisch geïnformeerd of hebben zij online toegang tot deze informatie. Zo ontvangen partijen in sommige lidstaten automatisch berichten via het elektronische dossiersysteem of worden zij via sms aan de datum van terechtzittingen herinnerd.

In een aantal lidstaten bestaan er normen inzake de formulering van rechterlijke beslissingen, met name met betrekking tot specifieke eisen voor de structuur. In veel lidstaten hebben rechters ook de beschikking over gestandaardiseerde elektronische modellen. Deze lopen uiteen van eenvoudige modellen tot meer geavanceerd materiaal en hebben tot doel de formulering van besluiten te vereenvoudigen. In een kleiner aantal lidstaten voorziet het procesrecht in algemene vereisten van duidelijkheid en beknoptheid, en sommige hebben zelfs een specifiek beleid voor duidelijk taalgebruik in schriftelijke en mondelinge communicatie van gerechten ontwikkeld.

Normen inzake de toewijzing van personele middelen zijn in de meeste lidstaten gekoppeld aan de werkbelasting. Hoewel aanpassingen in sommige landen niet vaak voorkomen, hebben andere juist een flexibeler toewijzingssysteem waardoor zij zich elk jaar aan veranderingen kunnen aanpassen of met verwachte behoeften rekening kunnen houden.



3.3 Onafhankelijkheid

Onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is een vereiste dat voortvloeit uit het recht op een doeltreffende voorziening in rechte dat is neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (artikel 47). 11 Deze onafhankelijkheid is ook van belang om een aantrekkelijk investeringsklimaat te creëren, omdat zo de eerlijkheid, voorspelbaarheid, en zekerheid van het rechtsstelsel waarin ondernemingen werken, gewaarborgd wordt.

Naast informatie over de perceptie van de rechterlijke onafhankelijkheid, toont het scorebord de manier waarop de nationale rechtsstelsels zijn georganiseerd om gerechtelijke onafhankelijkheid te beschermen in bepaalde soorten situaties waarin die in het gedrang kan komen. Dankzij de samenwerking met de Europese justitiële netwerken, met name het Europees netwerk van raden voor de rechtspraak (ENCJ), toont het scorebord voor 2016 recente gegevens over structurele onafhankelijkheid. 12

Voor het eerst presenteert het scorebord de resultaten van Eurobarometerenquêtes over de perceptie van rechterlijke onafhankelijkheid vanuit het oogpunt van burgers en het bedrijfsleven.

3.3.1 Perceptie van rechterlijke onafhankelijkheid

Grafiek 44: perceptie van onafhankelijkheid van gerechten en rechters bij het grote publiek (bron: Eurobarometer 13 )

Grafiek 45: voornaamste redenen voor de perceptie bij het grote publiek van een gebrek aan onafhankelijkheid

(percentage van alle respondenten — hogere waarde wijst op meer invloed) (bron: Eurobarometer 14 )

Deze grafiek geeft de voornaamste redenen weer voor de perceptie van een gebrek aan onafhankelijkheid van gerechten en rechters. De respondenten onder het algemene publiek die de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel als "tamelijk slecht" of "zeer slecht" beoordeelden, konden als verklaring voor die beoordeling uit drie redenen kiezen. De lidstaten zijn in dezelfde volgorde vermeld als in grafiek 44.

Van de respondenten onder het algemene publiek die de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel als "zeer goed" of "tamelijk goed" beoordeelden, gaf bijna drie vierde (overeenkomend met 39 % van alle respondenten) de waarborgen die de status en de positie van rechters bieden als een reden voor hun beoordeling op. 15

Grafiek 46: perceptie van onafhankelijkheid van gerechten en rechters bij ondernemingen (bron: Eurobarometer 16 )

Grafiek 47: voornaamste redenen voor de perceptie bij ondernemingen van een gebrek aan onafhankelijkheid (percentage van alle respondenten — hogere waarde wijst op meer invloed) (bron: Eurobarometer 17 )

Deze grafiek geeft de voornaamste redenen weer voor de perceptie van een gebrek aan onafhankelijkheid van gerechten en rechters. De respondenten onder de ondernemingen die de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel als "tamelijk slecht" of "zeer slecht" beoordeelden, konden als verklaring voor die beoordeling uit drie redenen kiezen. De lidstaten zijn in dezelfde volgorde vermeld als in grafiek 46.

Van de ondernemingen die de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel als "zeer goed" of "tamelijk goed" beoordeelden, gaf drie vierde (overeenkomend met 39 % van alle responderede ondernemingen) de waarborgen die de status en de positie van rechters bieden als een reden voor hun beoordeling op. 18

Grafiek 48: Economisch wereldforum: perceptie van onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bij het bedrijfsleven (perceptie hogere waarde wijst op betere perceptie) (bron: Economisch Wereldforum 19 )

* Het cijfer tussen haakjes is de meest recente rangorde onder 140 deelnemende landen in de hele wereld.

3.3.2 Structurele onafhankelijkheid

Structurele onafhankelijkheid vereist wettelijke waarborgen. De meeste lidstaten hebben een raad voor de rechtspraak die als taak heeft de rechterlijke onafhankelijkheid te waarborgen. De grafieken 49 en 50 geven een uitgebreide recente vergelijking van de samenstelling (door middel van benoeming) en de belangrijkste bevoegdheden van bestaande raden voor de rechtspraak in de EU. Dit vergelijkend overzicht kan de lidstaten helpen bij het vaststellen van hervormingen die de doeltreffende werking van hun raad voor de rechtspraak kunnen waarborgen, zodat deze als onafhankelijke nationale instelling de eindverantwoordelijkheid kan dragen voor de ondersteuning van de rechterlijke macht bij de onafhankelijke rechtsbedeling, met inachtneming van de tradities en bijzonderheden van het nationale rechtsstelsel.

Ook onderzoekt het scorebord hoe rechtsstelsels zijn georganiseerd om rechterlijke onafhankelijkheid te waarborgen in bepaalde situaties waar de onafhankelijkheid in gevaar kan komen. De vier indicatoren tonen waarborgen in dergelijke situaties: de waarborgen betreffende de onvrijwillige overplaatsing van rechters (grafiek 52), het ontslag van rechters (grafiek 53), de toewijzing van binnenkomende zaken binnen een gerecht (grafiek 54), en de verschoning en wraking van rechters (grafiek 55). De 2010 Council of Europe Recommendation on judges: independence, efficiency and responsibilities (hierna "de Aanbeveling" genoemd) voorziet in normen ter waarborging van de rechterlijke onafhankelijkheid in dergelijke situaties. 20 De grafieken zijn geactualiseerd indien het rechtskader of de praktijk in een lidstaat na de publicatie van het scorebord van 2015 is gewijzigd. Zij geven een overzicht van juridische waarborgen in bepaalde soorten situaties. Zij geven echter geen beoordeling en evenmin kwantitatieve gegevens over de doeltreffendheid van de waarborgen en de aanwezigheid van meer waarborgen garandeert op zich niet dat een rechtsstelsel effectief is. 21 Er moet ook op worden gewezen dat de uitvoering van beleid en praktijken ter bevordering van intregriteit en ter voorkoming van corruptie binnen de rechterlijke macht ook van wezenlijk belang is om de rechterlijke onafhankelijkheid te waarborgen.

Grafiek 49: samenstelling van de raden voor de rechtspraak volgens benoemingsmethode* 22

In de grafiek wordt de samenstelling weergegeven van de raden voor de rechtspraak 23 die lid zijn van het ENCJ, volgens de benoemingsmethode: de leden van de raad zijn rechters/aanklagers die door hun ambtsgenoten worden gekozen of aangesteld/voorgesteld, of worden benoemd door de uitvoerende of de wetgevende macht, of worden benoemd door andere instanties of autoriteiten. Ten minste de helft van de leden van de raden voor de rechtspraak moeten rechters zijn die door hun ambtsgenoten uit alle niveaus van de rechterlijke macht zijn gekozen, met inachtneming van het pluralisme binnen het gerechtelijk apparaat. 24

*BE: de justitiële leden zijn rechters of aanklagers. BG: bij de categorie aanklagers is één verkozen onderzoeksmagistraat inbegrepen. DK: alle leden worden formeel benoemd door de minister van Justitie. Onder de categorie "benoemd/aangewezen door andere instanties/autoriteiten" vallen twee vertegenwoordigers van gerechten die zijn aangewezen door de vakbond voor administratief personeel en de politievakbond. ES: de leden van de raad die uit de rechterlijke macht afkomstig zijn, worden benoemd door het parlement. De Raad deelt het parlement de lijst mee van kandidaten die zijn voorgedragen door een rechtersvereniging of door 25 rechters. FR: de raad heeft twee formaties een die bevoegd is voor rechters en een die bevoegd is voor aanklagers. In de raad zit onder andere één lid van de Conseil d'État, dat door de algemene vergadering van de Conseil d'État is verkozen. IT-CSM: Consiglio Superiore della Magistratura (civiele en strafgerechten). Van deze categorie rechters maken twee magistraten (rechters en/of aanklagers) deel uit die gekozen worden uit het hooggerechtshof; IT-CPGA: Consiglio di presidenza della giustizia amministrativa (administratieve gerechten). MT: de oppositieleider benoemt één lekenlid. NL: de leden worden formeel benoemd bij Koninklijk Besluit, op voorstel van de minister van Veiligheid en Justitie. RO: de gekozen magistraten worden bekrachtigd door de senaat. SI: de leden worden verkozen door de nationale vergadering, op voorstel van de president van de Republiek.


Grafiek 50: Bevoegdheden van de raden voor de rechtspraak* 25

Deze grafiek toont een aantal van de belangrijkste bevoegdheden van de raden voor de rechtspraak die lid zijn van het ENCJ, zoals bevoegdheden betreffende de benoeming van rechters en bevoegdheden die van invloed zijn op hun loopbaan. De grafiek is zodanig uitgebreid dat ook de bevoegdheid om rechters te beoordelen en bepaalde beheersbevoegdheden zijn inbegrepen, zoals de bevoegdheid om het aantal personeelsleden vast te stellen, begrotingsmiddelen aan bepaalde gerechten toe te wijzen en het gebruik van ICT in gerechten te bepalen.

* De grafiek toont niet alle bevoegdheden en is niet exhaustief. De raden voor de rechtspraak hebben nog andere bevoegdheden die hier niet zijn vermeld. IT: de kolom toont de bevoegdheden van beide raden, de CSM (civiele en strafgerechten) en de CPGA (administratieve gerechten); alleen de CPGA heeft bevoegdheden ten aanzien van ICT in gerechten en is een adviesorgaan. LV: bepaalde bevoegdheden, bijvoorbeeld betreffende tuchtrechtelijke en ethische vraagstukken, worden door andere zelfbesturende rechterlijke organen uitgeoefend. In sommige landen is de uitvoerende macht bij wet of in de praktijk verplicht om voorstellen van de raad voor de rechtspraak tot ontslag van een rechter te volgen (bv. ES).

Grafiek 51: criteria voor de vaststelling van de financiële middelen van de rechterlijke macht* 26  

De grafiek toont welke tak van het staatsbestel (rechterlijke, wetgevende of uitvoerende macht) de criteria vaststelt voor de vaststelling van de financiële middelen die voor het gerechtelijk apparaat worden uitgetrokken. Ook worden de volgende criteria per land aangegeven: toewijzing op basis van de historische/werkelijke kosten (het meest voorkomende criterium), ofwel (minder vaak) op basis van het aantal inkomende/behandelde zaken, de geraamde kosten of behoeften/verzoeken van de gerechten.

* EL en CY: informatie uit scorebord 2015. DK: er wordt rekening gehouden met het aantal inkomende en behandelde zaken in eerste aanleg. DE: alleen voor de begroting van het Bundesgerichtshof - wat de gerechten in eerste en tweede aanleg betreft verschillen rechtsstelsels per deelstaat. EE: aantal inkomende en behandelde zaken in eerste en tweede aanleg. FR: aantal inkomende en behandelde zaken in alle instanties. IT: het ministerie van Justitie stelt criteria voor civiele en strafgerechten vast, terwijl de Raad voor de rechtspraak (CPGA) criteria voor administratieve gerechten vaststelt. HU: volgens de wet wordt de bezoldiging van rechters bepaald in de wet betreffende de nationale begroting, met dien verstande dat het bedrag niet lager mag zijn dan in het voorgaande jaar. NL: er wordt rekening gehouden met het aantal behandelde zaken, op basis van een evaluatie van de gerechtskosten.

Grafiek 52: waarborgen in verband met de onvrijwillige overplaatsing van rechters* (onafzetbaarheid van rechters) 27

De grafiek toont of onvrijwillige overplaatsing van rechters mogelijk is, en zo ja, welke autoriteiten daarover beslissen, wat de redenen voor overplaatsing kunnen zijn, en of beroep tegen de beslissing mogelijk is. De cijfers geven aan hoeveel rechters om organisatorische, tuchtrechtelijke of andere redenen in 2014 onvrijwillig zijn overgeplaatst, en hoeveel rechters beroep tegen de beslissing hebben ingesteld (indien cijfers ontbreken zijn er geen gegevens beschikbaar). 28

* BE: overplaatsing om organisatorische redenen uitsluitend binnen een gerecht. CZ: een rechter kan slechts worden overgeplaatst naar een gerecht van dezelfde aanleg, dan wel één aanleg hoger of lager (binnen eenzelfde arrondissement). DE: overplaatsing voor de duur van ten hoogste drie maanden, en alleen indien er sprake is van vertegenwoordiging. FR: de minister van justitie kan een rechter om organisatorische reden overplaatsen in uitzonderingsgevallen, zoals de sluiting van een gerecht, of om juridische redenen, zoals een vaste benoeming (van de president van een gerecht of een gespecialiseerde rechter). IT: zes rechters zijn overgeplaatst door de CSM (raad voor burgerlijke en strafrechtspraak), waartegen drie van hen beroep hebben ingesteld; de twee rechters die door de CPGA (raad voor administratieve rechtspraak) zijn overgeplaatst hebben daartegen beroep ingesteld. LT: dringende tijdelijke overplaatsing i.v.m. de goede werking van de rechtbank. RO: uitsluitend tijdelijke overplaatsingen (voor ten hoogste een jaar) om tuchtrechtelijke redenen. FI: overplaatsing in geval van reorganisatie van functies van overheidsdiensten.

Grafiek 53: ontslag van rechters bij de gerechten van eerste en tweede aanleg* 29  

Deze grafiek geeft aan welke autoriteiten bevoegd zijn om voorstellen te doen en te beslissen over het ontslag van rechters in gerechten van eerste en tweede aanleg. 30 In het bovenste gedeelte van elke kolom wordt aangegeven welke autoriteit de eindbeslissing 31 neemt en in het onderste gedeelte - in voorkomend geval - welke autoriteit het ontslag voorstelt of wie moet worden geraadpleegd voordat een besluit wordt genomen. De cijfers laten zien hoeveel rechters (ongeacht de instantie) in 2014 door een bepaald orgaan werden afgezet en hoeveel rechters daartegen beroep hebben ingesteld (indien cijfers ontbreken zijn er geen gegevens beschikbaar).

* IT: CSM (raad voor civiele en strafrechtspraak): drie rechters afgezet, die daartegen beroep hebben ingesteld; de CPGA (raad voor administratieve rechtspraak) heeft geen rechters afgezet. PT: er werden geen rechters afgezet, maar de drie rechters die verplicht werden met pensioen te gaan, hebben daartegen beroep ingesteld. SE: beroep betrof een beslissing van een districtsrechtbank waarbij een beslissing van de nationale tuchtcommissie uit 2011 werd herzien. UK (EN + WL): er werden geen voltijd- maar wel deeltijdrechters (met dagvergoeding) afgezet, te weten één rechter bij een tribunaal, vijf bij een gerechtshof en tien (leken)magistraten. In sommige landen is de uitvoerende macht bij wet of in de praktijk verplicht om voorstellen van de raad voor de rechtspraak tot ontslag van een rechter te volgen (bv. ES, LT).

Grafiek 54: toewijzing van zaken binnen een rechtbank 32  

De grafiek toont op welk niveau de criteria voor de toewijzing van zaken binnen een gerecht worden vastgesteld, hoe zaken worden toegewezen, en welke autoriteit daarop toeziet. 33 De wijze waarop systemen als de aselecte toewijzing van zaken in de praktijk worden uitgevoerd, is ook van wezenlijk belang. 34

Grafiek 55: verschoning en wraking van een rechter 35

De grafiek geeft weer of aan rechters sancties kunnen worden opgelegd wanneer zij zich niet houden aan de verplichting zich op het verschoningsrecht te beroepen in zaken waarin hun onpartijdigheid in twijfel wordt getrokken of in het gedrang komt of wanneer er sprake is van een redelijke perceptie van vooringenomenheid. De grafiek geeft ook weer welke autoriteit 36 bevoegd is om een besluit op een verzoek tot wraking van een rechter te nemen. 37

3.3.3 Werkzaamheden van de jusitiële netwerken inzake rechterlijke onafhankelijkheid

Het scorebord biedt een vergelijkend overzicht van bepaalde juridische waarborgen ter bescherming van de rechterlijke onafhankelijkheid, maar geeft geen evaluatie van de doeltreffendheid daarvan. In de vorige scoreborden moedigde de Commissie justitiële netwerken aan om de doeltreffendheid van deze juridische waarborgen voor rechterlijke onafhankelijkheid diepgaander te evalueren en gaf zij aan dat zij zou nadenken over de wijze waarop de bevindingen in toekomstige scoreborden weergegeven zouden kunnen worden.

Als eerste stap in deze richting heeft het ENCJ in 2015 een onderzoek uitgevoerd 38 naar de onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht van rechterlijke autoriteiten, waarin de formeel bij wet vastgestelde waarborgen werden onderzocht. Het onderzoek had betrekking op de situatie in lidstaten waarvan de raden voor de rechtspraak ENCJ-leden zijn. Naast een enquête onder rechters over de perceptie van de eigen onafhankelijkheid bevat de studie een aantal indicatoren inzake rechterlijke onafhankelijkheid, zoals organisatorische autonomie, financiering van de rechterlijke macht, rechtbankbeheer, personeelsbesluiten inzake rechters, niet-overplaatsbaarheid, klachtenprocedure, periodieke verslaglegging, relaties met de pers, rechterlijk ethiek en de verschoning en wraking van rechters. Sommige van deze indicatoren hebben betrekking op situaties die in de cijfers hierboven zijn weergegeven, bijvoorbeeld inzake de niet-overplaatsbaarheid van rechters en de verschoning en wraking van rechters.



Grafiek 56: door ENCJ onderzochte voorbeelden van waarborgen betreffende niet-overplaatsbaarheid van rechters 39

De grafiek hieronder betreft de verschoning en wraking en de niet-overplaatsbaarheid van rechters. Zij biedt een inzicht in de bij wet vastgestelde regelingen met betrekking tot deze situaties, maar meet niet de doeltreffendheid in de praktijk daarvan en evalueert evenmin de toepassing. Meer in het bijzonder betreft de grafiek regelingen inzake vrijwillige verschoning, niet-nakoming van een verplichting tot verschoning, verzoek om wraking, de beslissende autoriteit en de mogelijkheid in beroep te gaan tegen een beslissing over een wrakingsverzoek. De grafiek betreft ook de regeling inzake de mogelijkheid een rechter zonder zijn of haar instemming (tijdelijk of permanent; om andere dan tuchtrechtelijke redenen) over te plaatsen naar een ander rechtsambt (andere gerechtelijke taken, een ander gerecht of een andere locatie).

Grafiek 57: ENCJ-enquête inzake de perceptie bij rechters van hun onafhankelijkheid (perceptie — hogere waard wijst op betere perceptie) 40

3.3.4 Overzicht van de rechterlijke onafhankelijkheid

Rechterlijke onafhankelijkheid is fundamenteel voor een doeltreffend rechtsstelsel. Het is van vitaal belang voor de handhaving van de rechtsstaat, het eerlijke verloop van gerechtelijke procedures en het vertrouwen van burgers en bedrijven in het rechtsstelsel. Het scorebord laat tendensen zien ten aanzien van de perceptie van rechterlijke onafhankelijkheid, en biedt informatie over wettelijke waarborgen voor onafhankelijkheid en over raden voor de rechterlijke macht (de instanties die de rechterlijke onafhankelijkheid moeten beschermen).

In aanvulling op de enquête van het Economisch Wereldforum (WEF) is in het scorebord voor 2016 het onderzoek uitgebreid naar perceptie van onafhankelijkheid aan de hand van nieuwe Eurobaromter-enquêtes onder het algemene publiek en ondernemingen:

Een vergelijking van alle enquêtes laat in het algemeen overeenkomstige resultaten zien, met name bij de lidstaten waar de perceptie van de rechterlijke onafhankelijkheid het laagst dan wel het hoogst is.

De WEF-enquête, die voor de vierde keer werd gehouden, laat zien dat de perceptie van onafhankelijkheid bij het bedrijfsleven in de meeste lidstaten is verbeterd of stabiel is gebleven in vergelijking met het voorgaande jaar, en dat deze perceptie in een aantal lidstaten met een perceptie van geringe onafhankelijkheid sterk is verbeterd (grafiek 48).

Bij de redenen voor de perceptie van een gebrek aan onafhankelijkheid van gerechten en rechters, vallen bij een aantal staten waar de perceptie van onafhankelijkheid zeer laag is, vooral de inmenging of druk van regering of politici en vanwege economische of andere specifieke belangen op (grafieken 45 en 47).

 

Het scorebord blijft wettelijke waarborgen voor onafhankelijkheid in kaart brengen, door te tonen hoe rechtsstelsels zijn georganiseerd om de rechterlijke onafhankelijkheid te beschermen in bepaalde situaties waarin de onafhankelijkheid in het gedrang zou kunnen komen:

Wat de overplaatsing van rechters zonder hun instemming en het ontslag van rechters in gerechten van eerste en tweede aanleg betreft, toont het scorebord dat overgeplaatste of afgezette rechters in bijna alle lidstaten beroep tegen deze beslissing kunnen instellen of om herziening kunnen verzoeken. De grafieken laten zien dat een klein aantal rechters zonder hun instemming werd afgezet of overgeplaatst, en dat de meeste overplaatsingen om tuchtrechtelijke redenen plaatsvonden (grafieken 52 en 53).

In de meeste lidstaten worden inkomende zaken aselect of volgens een vaste volgorde aan rechters toegewezen, zodat de discretionaire ruimte wordt beperkt, mits de systemen juist worden uitgevoerd en toezicht op de toewijzing wordt gehouden (grafiek 52).

In bijna alle lidstaten kunnen aan rechters die zich in een zaak waarin hun onpartijdigheid in twijfel wordt getrokken niet op hun verschoningsrecht beroepen, tuchtrechtelijke sancties worden opgelegd (grafiek 55).

Het scorebord geeft de werkzaamheden weer van het Europees Netwerk van Raden voor de rechtspraak (ENJC) inzake rechterlijke onafhankelijkheid, wat een eerste stap inhoudt richting een evaluatie van de doeltreffendheid van de waarborgen in de praktijk (grafiek 56).

In het licht van een actueel overzicht van de samenstelling en bevoegdheden van raden voor de rechtspraak laat het scorebord zien dat de rechters (en openbare aanklagers) in de meeste raden door hun ambtsgenoten worden gekozen (grafiek 49). Het toont ook dat slechts enkele raden naast de bevoegdheid rechters te benoemen en af te zetten en beslissingen over hun loopbaan te nemen, ook beheersbevoegdheden hebben om te beslissen over het aantal personeelsleden bij specifieke gerechten, begrotingsmiddelen voor gerechten en het gebruik van ICT in gerechten (grafiek 50).

Bij slechts een minderheid van de lidstaten is de rechterlijke macht betrokken bij het bepalen van de criteria voor de vaststelling van hun financiële middelen. In een grotere groep lidstaten worden deze criteria uitsluitend bepaald door de uitvoerende en/of wetgevende macht (grafiek 51).

4.CONCLUSIES

Het EU-scorebord voor justitie geeft in zijn vierde editie een geconsolideerd beeld van de vooruitgang die nationale rechtsstelsels hebben geboekt met betrekking tot hun efficiëntie, kwaliteit en onafhankelijkheid. De situatie verschilt sterk per lidstaat en indicator, maar het scorebord voor 2016 laat toch enkele positieve tekenen zien dat inspanningen om rechtsstelsels te verbeteren vruchten afwerpen. Het scorebord zal deze ontwikkelingen blijven volgen en haar vergelijkend overzicht verder uitdiepen. De fundamentele rol van rechtsstelsels voor de handhaving van de rechtsstaat vereist dat deze inspanningen met toewijding en vastbeslotenheid worden verricht.

(1) De jaarlijkse groeianalyse van 2016 (zie COM(2015) 690 final) vermeldt dat de kwaliteit van de rechtspraak moet worden verbeterd, "onder meer door [...] het hanteren van kwaliteitsnormen".
(2) Normen kunnen worden vastgesteld in de wet, door gerechten (onder meer aan de hand van vaste rechtspraktijken), door de Raad voor de Rechtspraak (of een andere onafhankelijke instantie) of anderszins (in CZ worden normen bijvoorbeeld meestal door het Ministerie van Justitie geformuleerd).
(3) De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(4) Tijdslimieten zijn kwantitatieve procedurele termijnen voor bepaalde soorten zaken of procedurele stappen, die doorgaans in het procesrecht zijn vastgelegd.
(5) Termijnen zijn meetbare streefdoelen/praktijken ter bevordering van een snelle afhandeling van gerechtelijke procedures, bijvoorbeeld als rechters in eerste aanleg bij aanvang van een procedure de duur van de procedure moeten inschatten, gerechten en het ministerie van Justitie in onderling overleg termijnen vaststellen, rechtbanken voor verschillende categorieën zaken tijdnormen vaststellen.
(6) Zo kunnen in bepaalde lidstaten aanhangige zaken waarin partijen in drie jaar geen actie hebben ondernomen van de rol worden geschrapt, of worden zaken die meer dan twee jaar aanhangig zijn als oud aangemerkt en nauwlettend gevolgd. Corrigerende maatregelen kunnen onder meer inhouden dat een speciale eenheid rechters tijdelijk assistentie verleent.
(7)

   Zo kunnen partijen informatie over hun zaken verkrijgen via informatiecentra bij gerechten, of automatisch over relevante ontwikkelingen worden geïnformeerd via e-mail, sms, of een geautomatiseerd proces voor gebruikers van het elektronische- dossiersysteem. In Duitsland houden de gerechten partijen op de hoogte ook zonder dat daarom is verzocht.

(8) Zo is de online toegang tot gegevens in sommige lidstaten beperkt tot bepaalde soorten zaken of gerechten of wordt deze niet consistent uitgevoerd.
(9) De gegevens hebben betrekking op 2015 en zijn verzameld in samenwerking met de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels.
(10)  De richtlijn ADR voor consumenten garandeert dat consumenten en ondernemers zich tot een ADR-entiteit kunnen wenden voor al hun contractuele geschillen in vrijwel alle economische sectoren, ongeacht waar (binnenlands of grensoverschrijdend) en op welke wijze (online/offline) de aankoop is verricht. De verordening onlinegeschillenbeslechting beoogt het gebruik van ADR voor geschillen die uit het online-aankopen voortvloeien, te vereenvoudigen.
(11)   http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:12012P/TXT&from=NL .
(12) De cijfers zijn gebaseerd op de ENCJ Guide en antwoorden op een vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het ENCJ heeft opgesteld. Antwoorden op de vragenlijst van lidstaten die geen raden voor de rechtspraak hebben of geen lid zijn van het ENJC (CZ, DE, EE, EL, CY, LU, AT en FI) zijn verkregen in samenwerking met het Netwerk van voorzitters van de hoge rechtscolleges van de Europese Unie. Zie de Guide to the European Network of Councils for the Judiciary, oktober 2015, beschikbaar op:  http://www.encj.eu/images/stories/pdf/workinggroups/guide/encj_guide_version_oct_2015.pdf
(13) http://ec.europa.eu/justice/effective-justice/scoreboard/index_en.htm Eurobarometer-enquête FL435, uitgevoerd tussen 24 en 25 februari 2016; antwoorden op de vraag: "Voor zover u op de hoogte bent, hoe zou u het rechtsstelsel in (ons land) beoordelen wat betreft de onafhankelijkheid van gerechten en rechters? Zou u het zeer goed, tamelijk goed, tamelijk slecht of zeer slecht noemen?", te vinden op:
(14) Eurobarometer-enquête FL435; antwoorden op de vraag: "Kunt u zeggen in hoeverre elk van de volgende redenen uw evaluatie van de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel in (ons land) verklaart: in hoge mate, enigszins, niet echt, in het geheel niet?".
(15) Eurobarometer-enquête FL435
(16) http://ec.europa.eu/justice/effective-justice/scoreboard/index_en.htm Eurobarometer-enquête FL436, uitgevoerd tussen 25 februari en 4 maart 2016; antwoorden op de vraag: "Voor zover u op de hoogte bent, hoe zou u het rechtsstelsel in (ons land) beoordelen wat betreft de onafhankelijkheid van gerechten en rechters? Zou u het zeer goed, tamelijk goed, tamelijk slecht of zeer slecht noemen?", te vinden op:
(17) Eurobarometer-enquête FL436; antwoorden op de vraag: "Kunt u zeggen in hoeverre elk van de volgende redenen uw evaluatie van de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel in (ons land) verklaart: in hoge mate, enigszins, niet echt, in het geheel niet?"
(18) Eurobarometer-enquête FL436.
(19) De indicator van het Economisch Wereldforum is gebaseerd op antwoorden op een enquête waarin de vraag werd gesteld: "In hoeverre is het gerechtelijk apparaat in uw land onafhankelijk van invloeden van de overheid, personen of ondernemingen? [1 = volstrekt niet onafhankelijk; 7 = volstrekt onafhankelijk]?"De enquête werd beantwoord door steekproefsgewijs geselecteerde representatieve ondernemingen uit alle landen, die de voornaamste sectoren van de economie (landbouw, verwerkende industrie, niet-verwerkende industrie en diensten) vertegenwoordigen. Het onderzoek is op verschillende wijzen uitgevoerd, onder andere door persoonlijke of telefonische interviews met directeuren, door middel van via e-mail verzonden formulieren en online enquêtes, beschikbaar op: http://www.weforum.org/reports/global-competitiveness-report-2015-2016 .
(20) Recommendation CM/Rec(2010)12 of the Committee of Ministers to member states on judges: independence, efficiency and responsibilities.
(21) Dit overzicht toont hoe de rechtsstelsels zijn georganiseerd. Het is niet bedoeld om de complexiteit en de details daarvan weer te geven.
(22) Op basis van de ENCJ-Guide, oktober 2015.
(23) Raden voor de rechtspraak zijn onafhankelijke instanties die bij wet of krachtens de grondwet zijn ingesteld en wier taak erin bestaat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en van afzonderlijke rechters te waarborgen en zo de doeltreffende werking van het rechtsstelsel te bevorderen. Alle drie de raden van het UK zijn in het overzicht opgenomen: UK (EN+WL) - Judges' Council of England and Wales, UK (NI) - Judges' Council for Northern Ireland, en UK (SC) - Judicial Council for Scotland.
(24) Zie Aanbeveling, punten 26-27.
(25) Op basis van de ENCJ-Guide, oktober 2015.
(26) Gegevens verzameld aan de hand van een geactualiseerde vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het ENJC heeft opgesteld. Antwoorden van lidstaten die geen raden voor de rechtspraak hebben, werden verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie. De lidstaten zijn gerangschikt in de alfabetische volgorde van hun geografische benaming in de oorspronkelijke taal. De hoogte van de kolommen geeft niet noodzakelijkerwijze de doeltreffendheid van de waarborgen weer.
(27) Gegevens verzameld aan de hand van een geactualiseerde vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het ENJC heeft opgesteld. Antwoorden van lidstaten die geen raden voor de rechtspraak hebben, werden verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie. De lidstaten zijn gerangschikt in de alfabetische volgorde van hun geografische benaming in de oorspronkelijke taal. De hoogte van de kolommen geeft niet noodzakelijkerwijze de doeltreffendheid van de waarborgen weer.
(28) Punt 52 van de Aanbeveling bevat waarborgen inzake de onafzetbaarheid van rechters. Rechters mogen niet zonder hun instemming naar een andere gerechtelijke dienst worden overgeplaatst, tenzij er sprake is van tuchtrechtelijke sancties of een reorganisatie van de rechterlijke macht.
(29) Gegevens verzameld met een geactualiseerde vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het ENJC heeft opgesteld. Antwoorden van lidstaten die geen raden voor de rechtspraak hebben, werden verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie. De lidstaten zijn gerangschikt in de alfabetische volgorde van hun geografische benaming in de oorspronkelijke taal. De hoogte van de kolommen geeft niet noodzakelijkerwijze de doeltreffendheid van de waarborgen weer.
(30) Volgens de punten 46 en 47 van de Aanbeveling dienen nationale stelsels te voorzien in waarborgen betreffende het ontslag van rechters.
(31) Het kan gaan om één of twee verschillende organen, afhankelijk van de reden voor het ontslag of het soort rechter (bv. president).
(32) Gegevens verzameld met een geactualiseerde vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het ENJC heeft opgesteld. Antwoorden van lidstaten die geen raden voor de rechtspraak hebben, werden verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie. De lidstaten zijn gerangschikt in de alfabetische volgorde van hun geografische benaming in de oorspronkelijke taal. De hoogte van de kolommen geeft niet noodzakelijkerwijze de doeltreffendheid van de waarborgen weer.
(33) Punt 24 van de Aanbeveling bepaalt dat de systemen voor de toewijzing van zaken binnen een rechtbank op objectieve, vooraf bepaalde criteria moeten gebaseerd zijn, teneinde het recht op een onafhankelijke en onpartijdige rechter te waarborgen.
(34) http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1460530677220&uri=CELEX:52016DC0040 Zo werd Bulgarije in het meest recente verslag over de vooruitgang in Bulgarije met betrekking tot het mechanisme voor samenwerking en toetsing uitgenodigd tot het "[o]pzetten van capaciteit binnen de Hoge Raad van Justitie en het gerechtelijke inspectoraat om toe te zien op de toepassing en de veiligheid van het nieuwe systeem voor de lukrake toewijzing van rechtszaken. Deze instellingen moeten transparant zijn met betrekking tot de uitkomst van inspecties en de follow-up van geconstateerde problemen." COM(2016) 40 final, te vinden op:
(35) Gegevens verzameld met een geactualiseerde vragenlijst die de Commissie in nauwe samenwerking met het ENJC heeft opgesteld. Antwoorden van lidstaten die geen raden voor de rechtspraak hebben, werden verkregen in samenwerking met het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie. De lidstaten zijn gerangschikt in de alfabetische volgorde van hun geografische benaming in de oorspronkelijke taal. De hoogte van de kolommen geeft niet noodzakelijkerwijze de doeltreffendheid van de waarborgen weer.
(36) Soms kan meer dan één autoriteit een dergelijk besluit nemen, afhankelijk van de aanleg van het gerecht waartoe de gewraakte rechter behoort.
(37) De punten 59, 60 en 61 van de Aanbeveling bepalen dat rechters alle zaken onafhankelijk en onpartijdig moeten behandelen, en zich op hun verschoningsrecht dienen te beroepen indien daartoe bij wet vastgestelde gegronde redenen bestaan, en niet in andere gevallen.
(38) ENCJ-rapport inzake de onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht van rechterlijke autoriteiten en openbare aanklagers van 2014-2015. Het rapport maakt gebruik van indicatoren inzake juridische en andere objectief waarneembare aspecten van het rechtsstelsel die essentieel zijn voor de onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht. Voor het meten van deze objectieve aspecten is de raad, of indien er geen raad is, zijn andere bestuursorganen verantwoordelijk, die aan de hand van een standaardvragenlijst scores toekennen en een indeling vaststellen. Dit is een zelfevaluatie, maar wel een evaluatie van aspecten die door eenieder met kennis van zaken over rechtsstelsels kan worden gecontroleerd. De indicatoren geven het standpunt van het ENCJ weer over hoe formele, in wetgeving ter bescherming van rechterlijke onafhankelijkheid neergelegde regelingen eruit moeten zien. Zie blz. 16 en 23, ENCJ-rapport, te vinden op: http://www.encj.eu/images/stories/pdf/workinggroups/independence/encj_report_ independence_accountability_2014_2015_adopted_ga_corr_2016.pdf  .
(39) De grafiek is gebaseerd op de resultaten in het ENCJ-rapport inzake de onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht van rechterlijke autoriteiten en openbare aanklagers van 2014-2015 (de resultaten zijn weergegeven als een percentage van een gestandaardiseerde maximumscore).
(40) De grafiek is gebaseerd op antwoorden op een enquête waarin de vraag werd gesteld: "Op een schaal van 0-10 (waar 0 "volstrekt niet onafhankelijk" betekent en 10 "uitermate onafhankelijk"): als rechter voel ik mij in het geheel niet onafhankelijk of voel ik mij volledig onafhankelijk". In totaal hebben 4 874 rechters deelgenomen aan de enquête die in maart 2015 werd gehouden. De volgende ENCJ-leden hebben niet aan het onderzoek deelgenomen: FR, MT, HR en HU. SE is een ENCJ-waarnemer.
Top