EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 11.4.2016
COM(2016) 199 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, DE EUROPESE CENTRALE BANK, HET EUROPEES SOCIAAL EN ECONOMISCH COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
EU-scorebord voor justitie 2016
1.INLEIDING
Doeltreffende rechtsstelsels spelen een cruciale rol bij de handhaving van de rechtsstaat en de fundamentele waarden van de Unie. Zij vormen tevens een voorwaarde voor een investerings- en bedrijfsvriendelijk klimaat. Dat is de reden waarom een grotere doeltreffendheid van nationale rechtsstelsels een van de prioriteiten is van het Europees semester, de jaarlijkse cyclus van economische beleidscoördinatie van de EU. Het EU-scorebord voor justitie helpt lidstaten om deze prioritaire doelstelling te bereiken.
De vierde editie van het scorebord ontwikkelt een uitgebreid nader overzicht van de werking van nationale rechtsstelsels: meer lidstaten hebben aan het verzamelen van gegevens deelgenomen; nieuwe kwaliteitsindicatoren zijn ingevoerd, bijvoorbeeld ten aanzien van normen, opleidingen, onderzoeken en rechtsbijstand; indicatoren inzake onafhankelijkheid zijn uitgebreid, onder andere met nieuwe Eurobarometerenquêtes; en in bepaalde gebieden, zoals elektronische communicatie, wordt dieper inzicht gegeven.
Wat is het EU-scorebord voor justitie?
Het EU-scorebord voor justitie is een informatie-instrument dat als doel heeft de EU en de lidstaten bij te staan in hun streven naar een meer doeltreffende justitie, door objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens te verstrekken over de kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie van rechtsstelsels in alle lidstaten.
Het scorebord draagt bij tot het inventariseren van mogelijke tekortkomingen, verbeteringen en goede praktijken. Het geeft de ontwikkelingen in de loop der tijd in het functioneren van nationale rechtsstelsels weer. Het bevat niet één enkele algemene rangschikking, maar wel een overzicht van de werking van alle rechtsstelsels op basis van verschillende indicatoren die voor alle lidstaten van belang zijn.
Uit het scorebord spreekt geen voorkeur voor een bepaald soort rechtsstelsel en alle lidstaten worden gelijk behandeld. Snelheid, onafhankelijkheid, betaalbaarheid en gebruiksvriendelijke toegang zijn enkele essentiële parameters van een doeltreffend nationaal rechtsstelsel, ongeacht de vorm ervan of de rechtstraditie waarin het verankerd is.
Het scorebord is toegespitst op burgerlijke, bestuursrechtelijke en handelsrechtszaken. Het moet de lidstaten helpen bij het ontwikkelen van een investerings-, bedrijfs- en burgervriendelijker klimaat. Het scorebord is een instrument dat in overleg met de lidstaten en het Europees Parlement evolueert, met als doel de essentiële parameters van een doeltreffend rechtsstelsel vast te stellen. Het Europees Parlement heeft de Commissie opgeroepen om het toepassingsgebied van het scorebord geleidelijk uit te breiden; er wordt momenteel over nagedacht hoe dit moet gebeuren.
Wat is de methode van het EU-scorebord voor justitie?
Het scorebord maakt gebruik van verscheidene informatiebronnen. Een groot deel van de kwantitatieve gegevens wordt verstrekt door de Commissie voor efficiëntie in justitie van de Raad van Europa (CEPEJ), waarmee de Commissie een overeenkomst heeft gesloten om een specifieke jaarlijkse studie uit te voeren.
Deze gegevens betreffen de periode 2010 - 2014 en zijn door de lidstaten verstrekt overeenkomstig de CEPEJ-methodologie. De studie bevat tevens nadere toelichtingen en landspecifieke informatieoverzichten die een bredere context geven en in samenhang met de grafieken moeten worden gelezen.
De andere gegevensbronnen zijn de groep van contactpersonen inzake de nationale rechtsstelsels, het Europees netwerk van de Raden voor de rechtspraak (ENCJ), het netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de EU, de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de Europese Unie (ACA), het Europees Concurrentienetwerk, de Raad van de balies van Europa (CCBE), het Comité voor communicatie, het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming, Eurostat, het Europees netwerk voor justitiële opleiding (EJTN), de Wereldbank en het Economisch Wereldforum. De methode voor het Scorebord voor 2016 is verbeterd doordat de groep van contactpersonen inzake nationale rechtsstelsels er sterker bij is betrokken.
Hoe levert het EU-scorebord voor justitie informatie voor het Europees semester?
Het scorebord geeft informatie over de werking van rechtsstelsels en helpt de impact van justitiële hervormingen te beoordelen. Indien een rechtsstelsel volgens het scorebord slecht presteert, moeten de redenen daarvoor altijd nader worden geanalyseerd. Deze landspecifieke evaluatie wordt in het kader van het Europees semester uitgevoerd door middel van een bilaterale dialoog met de betrokken autoriteiten en belanghebbenden. Bij deze evaluatie wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van het rechtsstelsel en de context van de betrokken lidstaten. Dit kan ertoe leiden dat de Commissie de Raad voorstelt landspecifieke aanbevelingen te doen om nationale rechtsstelsels te verbeteren.
2.CONTEXT: VOORTDURENDE INSPANNINGEN OM RECHTSSTELSELS TE VERBETEREN
Deze editie van het scorebord wordt gepubliceerd op een moment waarop een aantal lidstaten maatregelen aan het nemen is om hun rechtsstelsel te verbeteren. De onderstaande grafiek laat zien dat bijna alle lidstaten in 2015 wijzigingen in hun rechtsstelsels hebben aangebracht of aangekondigd.
Grafiek 1: Wet- en regelgevende activiteiten betreffende rechtsstelsels in 2015 (vastgestelde maatregelen/aangekondigde initiatieven per lidstaat) (bron: Europese Commissie
)
Grafiek 1 geeft een feitelijk overzicht van "wie doet wat", zonder enige kwalitatieve beoordeling. Hieruit blijkt dat veel lidstaten op dezelfde gebieden actief zijn en derhalve van elkaar kunnen leren. Het laat ook een dynamiek van de justitiële hervormingen in de EU zien, aangezien een aantal lidstaten, naast de in 2015 genomen maatregelen, verdere initiatieven heeft aangekondigd.
Het doel, de omvang en de stand van zaken van deze initiatieven verschillen per lidstaat. Een groot aantal lidstaten heeft wijzigingen in het nationale procesrecht doorgevoerd of aangekondigd. Hun activiteiten bleven zich concentreren op informatie- en communicatietechnologieën (ICT), maar lidstaten hebben ook initiatieven genomen ten aanzien van juridische beroepen, methoden voor alternatieve geschillenbeslechting (ADR), rechtsbijstand, het beheer van rechterlijke instanties, griffierecht, de status van rechters, herziening van de gerechtelijke kaart, specialisaties van gerechten en raden voor de rechtspraak.
Deze inspanningen maken deel uit van de structurele hervormingen die in het kader van het Europees semester worden aangemoedigd. De jaarlijkse groeianalyse 2016 benadrukt dat "[d]e versterking van de kwaliteit, onafhankelijkheid en doelmatigheid van het rechtssysteem van lidstaten [...] een noodzakelijke voorwaarde voor een investering- en ondernemingsvriendelijk klimaat [is]. Er moeten snelle procedures komen, de gerechtelijke achterstand moet worden aangepakt, de garanties voor rechterlijke onafhankelijkheid moeten worden versterkt en de kwaliteit van de rechtspraak moet worden verbeterd, onder meer door beter ICT-gebruik in rechtbanken en het hanteren van kwaliteitsnormen."
Om dezelfde reden moeten op nationaal niveau onder andere ook de nationale rechtsstelsels worden verbeterd om het Investeringsplan voor Europa te flankeren.
Met de bevindingen van het scorebord voor 2015 is, net als met een landspecifieke beoordeling van elke betrokken lidstaat, rekening gehouden bij het Europees semester. Het Europees semester van 2015 laat zien dat sommige lidstaten nog steeds met bepaalde uitdagingen worden geconfronteerd.
In het bijzonder heeft de Raad op voorstel van de Commissie aan bepaalde lidstaten landspecifieke aanbevelingen gedaan waarin werd aangegeven hoe zij hun rechtsstelsels doeltreffender kunnen maken.
Daarnaast wordt toezicht gehouden op justitiële hervormingen in andere lidstaten die met problemen worden geconfronteerd door middel van landenrapporten die tijdens het Europees semester worden gepubliceerd
, en in de lidstaten zelf door middel van een economisch aanpassingsprogramma.
Voorts zijn in het kader van de derde pijler van het investeringsplan voor Europa de rechtsstelsels in negen lidstaten als problematisch voor investeringen aangemerkt.
Tussen 2014 en 2020 zal de EU via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) tot 4,2 miljard EUR beschikbaar stellen voor de ondersteuning van justitiële hervormingen.
Veertien lidstaten
gaven in hun programmeringsdocumenten aan dat justitie moet worden ondersteund door de ESI-fondsen. De Commissie wijst op het belang van een resultaatgerichte aanpak bij de besteding van deze gelden: ook krachtens de verordening inzake de ESI-fondsen wordt deze aanpak vereist. De Commissie is in overleg met de lidstaten over de wijze waarop de impact van ESI-fondsen op de betrokken rechtsstelsels het best kan worden beoordeeld en geëvalueerd.
De economische gevolgen van goed functionerende rechtsstelsels rechtvaardigen deze inspanningen. Doeltreffende rechtsstelsels zijn in de hele bedrijfscyclus essentieel om vertrouwen te scheppen. Als rechtsstelsels garanderen dat rechten worden gehandhaafd, zijn kredietverleners eerder geneigd leningen te verstrekken, worden bedrijven weerhouden van opportunistisch gedrag, nemen de transactiekosten af en zijn innovatieve ondernemingen, die dikwijls steunen op immateriële activa (zoals intellectuele-eigendomsrechten), eerder bereid om te investeren. Het belang van effectiviteit van nationale rechtsstelsels voor kmo's kwam naar voren in een enquête uit 2015 onder bijna 9 000 Europese kmo's op het gebied van innovatie en intellectuele-eigendomsrechten. Uit de enquête bleek met name dat de kosten en buitensporige duur van rechterlijke procedures twee van de belangrijkste redenen waren om van een gerechtelijke procedure wegens inbreuk op een intellectueel-eigendomsrecht af te zien. De positieve impact van nationale rechtsstelsels op de economie wordt benadrukt in de literatuur en onderzoek
, onder andere van het Internationaal Monetair Fonds
, de Europese Centrale Bank
, de OESO
, het Economisch Wereldforum
en de Wereldbank
.
Dat de inzet van de lidstaten van belang is om hun rechtsstelsels doeltreffender te maken, wordt tevens bevestigd door de constant hoge werklast van rechterlijke instanties door de jaren heen, al verschilt de situatie per lidstaat, zoals uit onderstaande grafiek blijkt.
Grafiek 2: Aantal binnenkomende burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ onderzoek
)
* Volgens de CEPEJ-methodologie heeft deze grafiek betrekking op alle litigieuze en niet-litigieuze burgerlijke en handelszaken, niet-litigieuze kadastrale en handelsregisterzaken, andere register- en andere niet-litigieuze zaken, bestuurszaken en andere niet-strafrechtelijke zaken. IT: In 2013 werd een andere indeling van burgerrechtelijke zaken ingevoerd, zodat een vergelijking van verschillende jaren tot onjuiste conclusies zou kunnen leiden. DK: dat rechterlijke instanties in elke aanleg minder zaken binnen hebben gekregen, wordt naar verluidt verklaard door een beter ondernemingsklimaat.
Grafiek 3: Aantal binnenkomende litigieuze burgerlijke en handelszaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Litigieuze burgerlijke en handelszaken betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen partijen, bijvoorbeeld geschillen over overeenkomsten. Daartegenover staan niet-litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken), die niet-contentieuze procedures betreffen, zoals onbetwiste betalingsopdrachten. Handelszaken worden in sommige landen behandeld door speciale handelsrechtbanken, en in andere landen door de gewone (burgerlijke) rechtbanken. ES: verschillen worden naar verluidt verklaard door de invoering van griffierecht voor natuurlijke personen tot maart 2014 en de uitsluiting van betalingsopdrachten. EL: in 2014 zijn methodologische veranderingen ingevoerd. IT: in 2013 werd een andere indeling van burgerrechtelijke zaken ingevoerd, zodat een vergelijking van verschillende jaren tot onjuiste conclusies zou kunnen leiden.
3.BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN VAN HET EU-SCOREBORD VOOR JUSTITIE VAN 2016
Efficiëntie, kwaliteit en de onafhankelijkheid zijn de belangrijkste parameters voor een doeltreffend rechtsstelsel, en het scorebord geeft indicatoren voor alle drie deze parameters.
3.1 Efficiëntie van rechtsstelsels
De indicatoren die betrekking hebben op de efficiëntie van de procedure zijn: de duur van de procedure (beslissingstermijn), het afhandelingspercentage en het aantal aanhangige zaken.
3.1.1 Duur van de procedure
De duur van de procedure is de tijd (in dagen) die naar schatting nodig is om een zaak voor de rechter te behandelen, met andere woorden de tijd die de rechter nodig heeft om een uitspraak te doen in eerste aanleg. De indicator "beslissingstermijn" is het aantal niet-afgehandelde zaken gedeeld door het aantal afgehandelde zaken aan het einde van een jaar, vermenigvuldigd met 365 (dagen). Alle cijfers hebben betrekking op procedures in eerste aanleg en vergelijken, voor zover beschikbaar, gegevens van 2010, 2012, 2013 en 2014.
Grafiek 4: tijd die nodig is voor de behandeling van burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken*
(eerste aanleg/in dagen) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Volgens de CEPEJ-methodologie heeft deze grafiek betrekking op alle litigieuze en niet-litigieuze burgerlijke en handelszaken, niet-litigieuze kadastrale en handelsregisterzaken, andere register- en andere niet-litigieuze zaken, bestuurszaken en andere niet-strafrechtelijke zaken. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, HR, IT, CY, LV, HU, RO, SI, FI). CZ en SK delen mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. PT: er waren geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.
Grafiek 5: tijd die nodig is voor de behandeling van litigieuze burgerlijke en handelszaken*
(eerste aanleg/in dagen) (bron: CEPEJ-onderzoek)
*Litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken) betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen partijen, bijvoorbeeld geschillen over overeenkomsten. Daartegenover staan niet-litigieuze burgerlijke zaken (en handelszaken), die niet-contentieuze procedures betreffen, zoals onbetwiste betalingsopdrachten. Handelszaken worden in sommige landen behandeld door speciale handelsrechtbanken, en in andere landen door de gewone (burgerlijke) rechtbanken. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meldden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, EL, ES, HR, IT, CY, LV, LU, HU, RO, SI, FI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). CZ en SK vermelden dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. NL gaf tot 2014 een beslissingstermijn op die op meting berustte, maar deze is niet berekend door de CEPEJ. PT: Voor 2014 zijn er geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.
Grafiek 6: tijd die nodig is voor de behandeling van bestuurszaken* (eerste aanleg/in dagen) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Bestuurszaken betreffen volgens de CEPEJ-methodologie geschillen tussen burgers en lokale, regionale of nationale autoriteiten. Bestuurszaken worden in sommige landen behandeld door speciale administratieve rechtbanken, en in andere landen door gewone (burgerlijke) rechtbanken. Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU, FI) of het bestuursrechtelijke stelsel te hebben gereorganiseerd (HR in 2012) dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). CZ en SK deelden mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. CY: verschillen worden naar verluidt verklaard door een toename van het aantal zaken met betrekking tot waarborgen en de gezamenlijke afhandeling daarvan. MT: verschillen worden naar verluidt verklaard door een toename van het aantal rechters.
3.1.2 Afhandelingspercentage
Het afhandelingspercentage is de verhouding tussen het aantal afgehandelde zaken en het aantal binnenkomende zaken. Dit percentage meet of een rechtbank gelijke tred houdt met het aantal binnenkomende zaken. Wanneer het afhandelingspercentage ongeveer 100 % of meer bedraagt, betekent dit dat het rechtsstelsel ten minste evenveel zaken kan afhandelen als er binnenkomen. Ligt het afhandelingspercentage onder de 100 %, dan komen er meer zaken binnen dan er worden afgehandeld.
Grafiek 7: afhandelingspercentage burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken*
(eerste aanleg/in % – waarden boven 100 % geven aan dat meer zaken worden afgehandeld dan er binnenkomen, terwijl waarden onder 100 % aangeven dat er minder zaken worden afgehandeld dan er binnenkomen) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU, FI, SI). Naar verluidt zijn verschillen in LT en SK toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken. LV: in LV zijn bepaalde verschillen naar verluidt toe te schrijven aan externe en interne factoren, zoals nieuwe insolventieprocedures. PT: er zijn geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.
Grafiek 8: afhandelingspercentage litigieuze burgerlijke en handelszaken* (eerste aanleg/in %) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, EL, IT, CY, LV, HU, SI, FI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). NL: NL gaf tot 2014 een beslissingstermijn op die op meting berust en niet was berekend door de CEPEJ. LU: verschillen worden naar verluidt verklaard door de invoering van nieuwe statistische methoden. IE: de lage resultaten worden naar verluidt verklaard door historische praktijken bij de registratie van aanhangige burgerrechtelijke zaken. PT: voor 2014 waren er geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.
Grafiek 9: afhandelingspercentage bestuurszaken* (eerste aanleg/in %) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU, FI) of het bestuursrechtelijke rechtsstelsel te hebben gereorganiseerd (HR in 2012), dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). LT: verschillen worden naar verluidt verklaard door veranderingen in binnenkomende zaken. MT: verschillen worden naar verluidt verklaard door een toename van het aantal rechters.
3.1.3 Aanhangige zaken
Het aantal aanhangige zaken is het aantal zaken waarin nog uitspraak moet worden gedaan aan het eind van een periode. Dit is ook van invloed op de beslissingstermijn.
Grafiek 10: aantal aanhangige burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, IT, CY, LV, HU, RO, SI, FI). CZ en SK deelden mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. ES: verschillen worden naar verluidt verklaard door veranderingen in binnenkomende zaken. PT: er zijn geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.
Grafiek 11: aantal aanhangige litigieuze burgerlijke en handelszaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (CZ, EE, EL, IT, CY, LV, HU, RO, SI, FI) of een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). Naar verluidt zijn verschillen in DK, EL en ES toe te schrijven aan veranderingen in binnenkomende zaken. CZ en SK delen mee dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd. PT: Voor 2014 zijn er geen gegevens beschikbaar wegens technische beperkingen.
Grafiek 12: aantal aanhangige bestuurszaken* (eerste aanleg/per 100 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)
*Bij vergelijkingen is voorzichtigheid geboden, aangezien bepaalde lidstaten meedeelden het verzamelen of rubriceren van gegevens anders te hebben aangepakt (HU, FI) of het bestuursrechtelijke rechtsstelsel te hebben gereorganiseerd (HR in 2012), dan wel een voorbehoud maakten ten aanzien van de volledigheid van gegevens, omdat wellicht niet alle deelstaten of gerechten waren meegeteld (DE, LU). In ES en CY worden verschillen naar verluidt verklaard door veranderingen in binnenkomende zaken. CZ en SK vermelden dat het niet mogelijk is om het aantal aanhangige zaken in eerste aanleg vast te stellen, aangezien zaken als aanhangig worden beschouwd tot niet verder kan worden geprocedeerd.
3.1.4 Efficiëntie op specifieke gebieden
Dit gedeelte bevat nadere informatie over de tijd die rechterlijke instanties nodig hebben om geschillen op bepaalde rechtsgebieden af te handelen, en vult de algemene gegevens over de efficiëntie van de rechtsstelsels aan. De gebieden zijn geselecteerd op basis van hun relevantie voor de interne markt, de economie en het ondernemingsklimaat in het algemeen. Aan de hand van gegevens over de gemiddelde duur van procedures op deze specifieke rechtsgebieden wordt een meer genuanceerd inzicht geboden in de wijze waarop een nationaal rechtsstelsel werkt. Het scorebord voor 2016 bouwt voort op eerder verzamelde gegevens en kijkt met name naar insolventie, mededingingsrecht, consumentenrecht, intellectuele-eigendomsrechten, wetgeving op het gebied van elektronische communicatie en openbare aanbestedingen.
Daarbij is van bijzonder belang dat wordt gekeken naar het functioneren van rechterlijke instanties wanneer EU-recht op specifieke rechtsgebieden wordt toegepast. Het EU-recht vormt een gemeenschappelijke basis voor de rechtsstelsels van de lidstaten en daarom zijn rechtszaken op grond van EU-recht bijzonder geschikt om vergelijkbare gegevens te verkrijgen. Bij de toepassing van EU-recht treden nationale rechters op als Unierechters en zorgen zij ervoor dat de rechten en verplichtingen uit hoofde van EU-recht daadwerkelijk worden gehandhaafd. Door specifieke gebieden van EU-recht nader te bekijken, wordt duidelijk hoe doeltreffend EU-recht ten uitvoer wordt gelegd. Langdurige gerechtelijke procedures kunnen negatieve gevolgen hebben voor de handhaving van uit het toepasselijke EU-recht voortvloeiende rechten, bijvoorbeeld indien er niet langer passende rechtsmiddelen beschikbaar zijn, of ernstige financiële schade niet meer kan worden verhaald.
Grafiek 13: insolventie: de tijd die nodig is voor de behandeling van insolventiezaken* (in jaren) (bron: Wereldbank: Doing Business)
* Termijn voor schuldeisers om hun vorderingen te innen. De termijn loopt vanaf het moment dat de onderneming in gebreke blijft tot de betaling van een deel of het geheel van het aan de bank te betalen bedrag. Mogelijke vertragingsmanoeuvres, zoals het instellen van dilatoire beroepen of verzoeken om verlenging, zijn in aanmerking genomen. De gegevens zijn afkomstig uit enquêtes die werden voorgelegd aan lokale insolventiefunctionarissen, en gecontroleerd door bestudering van wet- en regelgeving en aan de hand van openbare informatie over insolventiesystemen. De gegevens zijn elk jaar in juni verzameld.
Grafiek 14: mededinging: gemiddelde tijd die nodig is voor rechterlijke toetsing van besluiten van nationale mededingingsautoriteiten op grond van de artikelen 101 en 102 VWEU* (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het Europees Concurrentienetwerk)
Een van de belangrijkste aspecten van een aantrekkelijk bedrijfsklimaat is dat het mededingingsrecht correct wordt toegepast. Dit is van essentieel belang om te garanderen dat ondernemingen op een gelijk speelveld concurreren. Rechterlijke toetsing van besluiten van nationale mededingingsautoriteiten in eerste aanleg lijkt meer tijd in beslag te nemen ten opzichte van de beslissingstermijn in bestuurszaken (zie grafiek 6) of in algemene burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken (zie grafiek 4). Deze resultaten vormen waarschijnlijk een indicatie van de complexiteit en het economische belang van de zaken waarin het EU-mededingingsrecht is toegepast.
* In deze periode werden in BG, CY, EE, MT geen zaken geconstateerd. IE: het voor de verkrijging van de gegevens in deze grafiek vastgestelde scenario is niet van toepassing (de nationale mededingingsautoriteit is niet bevoegd om besluiten te nemen met toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU). AT: het scenario is niet rechtstreeks van toepassing; de gegevens omvatten alle door het Kartellgericht behandelde zaken betreffende schending van de artikelen 101 en 102 VWEU. De voor rechterlijke toetsing benodigde tijd werd berekend op basis van de duur van de zaken waarin in het referentiejaar een rechterlijke beslissing is genomen. De lidstaten zijn weergegeven op basis van de gewogen gemiddelde duur van de gerechtelijke procedure in deze drie jaar. Het aantal relevante gevallen verschilt per lidstaat, maar in veel gevallen is dit een laag aantal (minder dan drie per jaar). Hierdoor heeft een uitzonderlijk lange of korte procedure grote invloed op de gemiddelde duur, en zijn er van jaar tot jaar grote verschillen (bv. BE, DE, PL, UK). In een aantal van de langste zaken was er sprake van een prejudiciële verwijzing naar het Hof van Justitie van de Europese Unie (bijvoorbeeld CZ).
Grafiek 15: elektronische communicatie: gemiddelde tijd die nodig is voor rechterlijke toetsing van besluiten van nationale regelgevingsautoriteiten op grond van de EU-wetgeving inzake elektronische communicatie* (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het Comité voor communicatie)
Wetgeving inzake elektronische communicatie heeft tot doel de betrokken markten concurrerender te maken en investeringen, innovatie en groei te genereren. Doeltreffende handhaving van deze wetgeving is ook van essentieel belang om de doelstellingen van lagere prijzen voor de burgers, diensten van betere kwaliteit en meer transparantie te bereiken. In het algemeen lijkt de gemiddelde duur van rechterlijke toetsing in zaken betreffende wetgeving inzake elektronische communicatie in eerste aanleg langer dan de gemiddelde duur van burgerlijke, handels-, bestuurs- en andere zaken (grafiek 4). Een vergelijking met wetgeving inzake mededinging (grafiek 14) en consumentenbescherming (grafiek 17) toont aan dat gemiddelde lengte binnen de groep zaken met betrekking tot elektronische communicatie grotere verschillen vertoont. Dit is waarschijnlijk te wijten aan de grotere verscheidenheid van zaken die onder deze categorie vallen, variërend van uitgebreide evaluaties van "marktanalyses" tot consumentgerichte vraagstukken.
* In deze periode werden in LU en LV geen zaken geconstateerd, waren er in FI geen zaken in 2013 en in IE en MT geen zaken in 2014. Het aantal relevante gevallen van rechterlijke toetsing verschilt per lidstaat. In sommige gevallen (BE, EE, IE, CY, LW, UK) is het aantal relevante zaken zo beperkt, dat het gemiddelde door bijzonder langdurige zaken aanzienlijk kan oplopen. AT: in 2013 moest de bevoegde rechtbank een ongewoon groot aantal complexe gevallen van marktanalyse behandelen. DK: een semi-rechterlijke instantie is bevoegd ten aanzien van verzoeken in eerste aanleg. In ES, AT, PL zijn verschillende rechtbanken bevoegd, afhankelijk van het voorwerp van de zaak.
Grafiek16: gemeenschapsmerk: gemiddelde tijd die nodig is voor de behandeling van zaken met betrekking tot inbreuk op een Gemeenschapsmerk* (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten)
Intellectuele-eigendomsrechten zijn van essentieel belang om investeringen in innovatie te stimuleren. Zonder doeltreffende middelen om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven, worden innovatie en creativiteit ontmoedigd en drogen investeringen op. Daarom toont grafiek 16 de gegevens over de tijd die nationale rechterlijke instanties nodig hebben voor besluiten in zaken die betrekking hebben op inbreuken op de meest voorkomende intellectuele eigendom van de EU: het Gemeenschapsmerk. EU-wetgeving inzake Gemeenschapsmerken kent een belangrijke rol toe aan nationale rechterlijke instanties, die als Uniegerechten optreden en beslissingen nemen die de hele interne markt raken. De gegevens laten zien dat de gemiddelde lengte van deze zaken in de diverse lidstaten verschilt, wat gevolgen kan hebben voor de houders van een Gemeenschapsmerk die in geval van een vermeende inbreuk een rechtszaak aanspannen.
* HR: in deze periode werden geen zaken geconstateerd. In LU en IE werden in 2012, in LT in 2013 en in EE en FI in 2014 geen zaken geconstateerd. De gemiddelde lengte van zaken is berekend op basis van statistische gegevens, voor zover beschikbaar, of steekproeven van zaken. De lidstaten zijn ingedeeld op basis van de gewogen gemiddelde duur van de gerechtelijke procedure in deze drie jaar. DK: de voor 2012 en 2013 verstrekte gegevens omvatten alle zaken inzake handelsmerken. EL: de gegevens voor 2014 zijn een gemiddelde dat op basis van gegevens van verschillende gerechten is berekend. In DE, ES, PT, SE werden voor de gegevens ramingen van rechterlijke instanties gebruikt. Het aantal relevante zaken per lidstaat verschilt. Het aantal relevante zaken was beperkt (minder dan vijf) in LT in 2012, in EE en FI in 2012 en 2013, in IE en LU in 2013 en 2014 en in HU in 2012 en 2014. Hierdoor heeft een uitzonderlijk lange of korte procedure grote invloed op de gemiddelde duur, en zijn er van jaar tot jaar grote verschillen.
Grafiek 17: consumentenbescherming: gemiddelde tijd die nodig is voor rechterlijke toetsing van besluiten van consumentenbeschermingsautoriteiten op grond van EU-wetgeving* (in eerste aanleg/in dagen) (bron: Europese Commissie in samenwerking met het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming)
De doeltreffende handhaving van EU-wetgeving inzake consumentenbescherming garandeert dat consumenten hun rechten kunnen uitoefenen en dat ondernemingen die inbreuk maken op consumentenvoorschriften geen oneerlijke voordelen verkrijgen. Consumentenbeschermingsautoriteiten en rechterlijke instanties spelen een cruciale rol bij de handhaving van EU-consumentenrecht. Het onderstaande scenario heeft betrekking op lidstaten waar de consumentenbeschermingsautoriteiten bevoegd zijn om inbreuken op consumentenrecht vast te stellen. Door consumentenbeschermingsautoriteiten behandelde zaken betreffen vaak belangrijke consumentenvraagstukken. Door langdurige rechterlijke toetsing kan het lang duren voordat een mogelijke inbreuk op consumentenrecht wordt afgehandeld, hetgeen grote nadelen kan hebben voor consumenten en bedrijven.
* Het scenario is niet van toepassing op BE, LU, AT, FI, SE, UK. In de periode waarover gegevens beschikbaar zijn, zijn in IE, CY, MT geen relevante zaken geconstateerd. DE: de bestuurlijke autoriteiten zijn uitsluitend bevoegd om in grensoverschrijdende gevallen besluiten te nemen, en in deze periode zijn geen relevante grensoverschrijdende zaken geconstateerd. FR: het aantal beroepszaken is marginaal en er waren alleen gegevens voor 2013 beschikbaar. ES: de gegevens tonen het gemiddelde van vier autonome gemeenschappen per jaar en het gemiddelde kan voor andere autonome gemeenschappen verschillen. In DK, EE, FR, HR, LT, NL, SI is het aantal zaken in de betrokken periode gering, hetgeen betekent dat een zeer lange of korte procedure grote invloed heeft op het gemiddelde en er van jaar tot jaar grote verschillen kunnen zijn. Sommige lidstaten hebben een raming gegeven (IT, PL, RO voor 2013). In het algemeen hebben de gegevens geen betrekking op financiële diensten en producten. De gemiddelde lengte wordt berekend in kalenderdagen, te rekenen vanaf de dag waarop een vordering of hoger beroep bij het gerecht is ingediend tot de dag waarop het gerecht de eindbeslissing heeft genomen.
Andere specifieke gebieden
In 2015 heeft de Commissie samen met ACA-Europe (de Vereniging van Raden van State en Hoogste Administratieve Rechtscolleges van de EU op het gebied van overheidsopdrachten) onderzocht op welke wijze gegevens kunnen worden verzameld. De EU-wetgeving inzake overheidsopdrachten
is in economisch opzicht belangrijk, aangezien zij bestaande en potentiële inschrijvers die de toekenning van een overheidsopdracht aanvechten snelle en doeltreffende rechtsmiddelen biedt. Uit gegevens van 17 lidstaten blijkt dat bodemprocedures in openbare-aanbestedingszaken bij gerechten in laatste aanleg binnen de EU in 2013-2014 gemiddeld minder dan een jaar duurden (268 dagen). Een doeltreffende rechterlijke toetsing garandeert dat inschrijvers kunnen profiteren van het volledige scala aan rechtsmiddelen dat het EU-recht inzake rechtsmiddelen met betrekking tot openbare aanbestedingen biedt, en dat de samenleving als geheel geen hinder ondervindt door de vertraagde uitvoering van overheidsopdrachten.
3.1.5 Samenvatting inzake de efficiëntie van rechtsstelsels
Voor een goede werking van rechtsstelsels is het van essentieel belang dat rechterlijke beslissingen snel worden genomen. De belangrijkste parameters die het scorebord hanteert om de efficiëntie van de rechtsstelsels te beoordelen zijn de duur van de procedure (de geschatte tijd in dagen die nodig is om een zaak af te handelen), het afhandelingspercentage (de verhouding tussen het aantal afgehandelde zaken en het aantal inkomende zaken) en het aantal aanhangige zaken (die aan het einde van een jaar nog moeten worden behandeld). Het scorebord voor 2016 laat enkele positieve signalen zien.
In vergelijking met de vorige editie van het scorebord tonen de gegevens dat:
In het algemeen de duur van litigieuze burgerlijke en handelszaken is afgenomen (grafiek 5). Voor de brede categorie "alle zaken" (grafiek 4) en bestuurszaken (grafiek 6) is de duur van de procedure in meer landen eerder toegenomen dan afgenomen.
In de meeste lidstaten waarvan gegevens beschikbaar zijn, hebben gerechten afhandelingspercentages van meer dan 100 % in de categorie "alle zaken" (grafiek 7) en voor de litigieuze burgerlijke en handelszaken (grafiek 8). Dit betekent dat zij op deze rechtsgebieden in staat zijn om alle binnenkomende zaken af te handelen. Wat bestuurszaken betreft (grafiek 9), ligt het afhandelingspercentage in de meeste lidstaten evenwel onder de 100 %, hetgeen aangeeft dat zij bij de afhandeling van binnenkomende zaken moeilijkheden ondervinden.
Met betrekking tot aanhangige zaken is de situatie in het algemeen stabiel, maar er zijn verbeteringen geconstateerd in meerdere lidstaten die problemen ondervonden met een groot aantal aanhangige zaken, zowel in de categorie "alle zaken" (grafiek 10) als in die van bestuurszaken (grafiek 12).
Uit gegevens door de jaren heen blijkt dat:
de resultaten een zekere volatiliteit vertonen, en in lidstaten van jaar tot jaar kunnen verbeteren of verslechteren. Deze variatie kan worden verklaard door contextuele factoren, zoals een plotselinge stijging van het aantal binnenkomende zaken – variaties in binnenkomende zaken van meer dan 10 % zijn niet ongebruikelijk. Variërende resultaten kunnen ook het gevolg zijn van systemische tekortkomingen, zoals een gebrek aan flexibiliteit en reactievermogen van het rechtsstelsel, onvoldoende capaciteit om op veranderingen in te kunnen spelen of inconsistenties in het hervormingsproces.
Waar tendensen in de afgelopen drie jaar kunnen worden vastgesteld, lijkt de duur van procedures in litigieuze burgerlijke en handelszaken en in de categorie "alle zaken" in meer landen eerder te zijn afgenomen dan toegenomen. Ten aanzien van bestuurszaken is de situatie daarentegen verslechterd. In landen waar het afhandelingspercentage onder de 100 % ligt, kunnen voor alle zaken in het algemeen eerder negatieve dan positieve tendensen worden waargenomen. Wat aanhangige zaken betreft, is er een algehele lichte afname in alle categorieën zaken.
Gegevens voor specifieke gebieden geven dieper inzicht in de duur van procedures in bepaalde situaties waarin EU-recht een rol speelt (bijvoorbeeld wetgeving inzake mededinging, elektronische communicatie, consumentenrechten en intellectuele eigendom). Deze cijfers strekken ertoe een betere afspiegeling van de werking van rechtsstelsels in specifieke soorten bedrijfsgerelateerde geschillen te geven, ook al brengen de smalle scenario's die voor de verkrijging van de gegevens zijn gebruikt met zich dat bij het trekken van conclusies enige voorzichtigheid is geboden. Uit de cijfers blijkt dat:
De duur van procedures in binnen lidstaten aanzienlijk kan verschillen naar gelang het betrokken rechtsgebied. Ook blijkt dat sommige lidstaten het op deze specifieke gebieden minder goed doen dan in de hierboven vermelde bredere categorieën van zaken. Dit kan worden verklaard door de complexiteit van het onderwerp, specifieke procedurele stappen of door het feit dat enkele ingewikkelde zaken invloed kunnen hebben op de gemiddelde duur.
Rechtszaken tussen particulieren duren gemiddeld korter dan rechtszaken tegen overheidsinstanties. Zo zal rechterlijke toetsing in eerste aanleg van besluiten van nationale autoriteiten op grond van EU-wetgeving (bijvoorbeeld mededingingsautoriteiten, consumentenbeschermingsautoriteiten of autoriteiten op het gebied van elektronische communicatie) in maar weinig lidstaten gemiddeld minder dan één jaar in beslag nemen. Deze bevinding toont aan hoe belangrijk het voor ondernemingen en consumenten is dat de volledige handhavingsketen van EU-wetgeving soepel werkt, van de bevoegde autoriteit tot en met de rechter in laatste aanleg. Dit bevestigt eveneens hoe belangrijk de rechterlijke macht is voor de doeltreffendheid van EU-recht en economisch bestuur.
|
3.2 Kwaliteit van rechtsstelsels
Doeltreffende rechtsstelsels vergen niet alleen tijdige beslissingen, maar ook kwaliteit. Een gebrek aan kwaliteit kan leiden tot een toename van de bedrijfsrisico's voor grote ondernemingen en kmo's en de keuzes van de consument beïnvloeden. Er bestaat geen algemeen aanvaard systeem om de kwaliteit van rechtsstelsels te meten. Het scorebord concentreert zich daarom op een aantal factoren die over het algemeen als relevant worden aangemerkt
en kunnen bijdragen tot een betere kwaliteit van de rechtspleging. Deze zijn ingedeeld in vier categorieën: 1) de toegankelijkheid van justitie voor burgers en bedrijven; 2) toereikende materiële en personele middelen; 3) de invoering van evaluatie-instrumenten; en 4), toepassing van kwaliteitsnormen.
3.2.1 Toegankelijkheid
In de hele justitieketen is toegankelijkheid vereist om informatie te kunnen verkrijgen – over het rechtsstelsel, over de wijze waarop een vordering wordt ingediend en de financiële aspecten daarvan, alsmede over de stand van zaken tot aan het einde van de procedure – zodat snelle online toegang tot de beslissing mogelijk is.
– Informatieverstrekking over het rechtsstelsel –
De basis voor toegang tot justitie is de informatie over algemene aspecten van het rechtsstelsel die aan burgers en ondernemingen wordt verstrekt.
Grafiek 18: beschikbaarheid van online informatie over het rechtsstelsel voor het grote publiek* (bron: Europese Commissie)
* In sommige lidstaten (SI, RO) wordt informatie over de samenstelling van proceskosten ter beschikking gesteld door de wetgeving die de relevante informatie bevat te publiceren. BG: niet elke website van elk gerecht biedt informatie over het rechtsstelsel, het starten van een procedure, rechtsbijstand en de samenstelling van de proceskosten. CZ: informatie over het starten van een procedure is beschikbaar op de website van het hooggerechtshof, het hooggerechtshof voor bestuurszaken en het constitutionele hof. DE: in elke deelstaat en op federaal niveau wordt bepaald welke informatie online wordt verstrekt.
– Rechtsbijstand –
"Rechtsbijstand wordt verleend aan diegenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen." (Handvest van de grondrechten van de EU, artikel 47, lid 3). Grafiek 19 toont per lidstaat de begrotingsmiddelen die per inwoner worden toegewezen voor rechtsbijstand. Alle lidstaten deelden mee dat begrotingsmiddelen worden toegewezen.
Grafiek 19: jaarlijkse overheidsbegroting voor rechtsbijstand* (in EUR per inwoner) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* In sommige lidstaten kunnen beoefenaars van juridische beroepen de rechtsbijstand ook voor een deel dekken, maar dat komt niet in bovenstaande cijfers tot uitdrukking.
Grafiek 20: inkomensgrens voor rechtsbijstand in een specifieke consumentenzaak* (verschillen in % tussen armoedegrens Eurostat en inkomensdrempel) (bron: Europese Commissie in samenwerking met de Raad van de balies van Europa (CCBE))
Bij de vergelijking van de begrotingen voor rechtsbijstand wordt geen rekening gehouden met de verschillende macro-economische omstandigheden die in de gehele Unie bestaan. Om tot een betere vergelijking te komen, is met de CCBE een specifiek beperkt scenario van een consumentengeschil onderzocht om na te gaan welke personen in de context van de inkomens- en leefomstandigheden van elke lidstaat voor rechtsbijstand in aanmerking komen. De gegevens in grafiek 20 hebben betrekking op dit specifieke scenario. Gezien de complexiteit van de regelgeving inzake rechtsbijstand van lidstaten is bij vergelijkingen voorzichtigheid geboden en mag niet worden gegeneraliseerd.
De meeste lidstaten verlenen rechtsbijstand op basis van het inkomen van de aanvrager. Grafiek 20 hieronder vergelijkt in % de inkomensdrempels voor de toekenning van rechtsbijstand met de armoederisicogrens van Eurostat (Eurostat-drempel). Indien de grens om voor rechtsbijstand in aanmerking te komen bijvoorbeeld 20 % is, betekent dit dat iemand met een inkomen dat 20 % boven de Eurostat-drempel ligt, voor rechtsbijstand in aanmerking kan komen. Indien echter de grens om voor rechtsbijstand in aanmerking te komen -20 % is, betekent dit dat de inkomensgrens voor rechtsbijstand 20 % onder de Eurostat-drempel ligt. Dit biedt een vergelijkend overzicht van de inkomensdrempels die lidstaten hanteren bij de toekenning van rechtsbijstand in dit specifieke scenario
Sommige lidstaten hanteren een rechtsbijstandsstelsel dat de kosten in verband met rechtszaken 100 % dekt (volledige rechtsbijstand), aangevuld met een systeem dat delen van de kosten dekt (gedeeltelijke rechtsbijstand). Sommige lidstaten werken alleen met volledige of alleen met gedeeltelijke rechtsbijstand.
* De meeste lidstaten stellen de drempel om voor rechtsbijstand in aanmerking te komen vast op grond van het beschikbare inkomen, met uitzondering van DK, FR, NL, PT, waar het bruto-inkomen wordt gehanteerd. BG: rechtsbijstand die 100 % van de kosten dekt, wordt verleend aan personen die in aanmerking komen voor maandelijkse socialebijstandsuitkeringen; DE: de inkomensgrens is gebaseerd op de Prozesskostenhilfebekanntmachung 2015 en op de gemiddelde jaarlijkse huisvestingskosten in DE in 2013 (SILC); IE: naast het inkomen moet de aanvrager kunnen aantonen dat hij door betaling van een financiële bijdrage in te grote moeilijkheden zou komen. LV: een inkomens tussen 128,06 en 320 EUR, afhankelijk van de woonplaats van de aanvrager. Het tarief is gebaseerd op het rekenkundige gemiddelde. FI: de inkomensgrens is gebaseerd op de drempel voor beschikbare middelen van een persoon zonder gezinslasten en op de gemiddelde jaarlijkse kosten voor huisvesting in FI in 2013 (SILC). UK (SC): de waarde van de zaak (3 000 EUR) zou vallen onder procedures voor geringe vorderingen waarvoor geen volledige rechtsbijstand mogelijk is.
– Online een vordering indienen –
Elektronische indiening van vorderingen en elektronische communicatie tussen rechters en advocaten vormt een andere bouwsteen voor een eenvoudigere toegang tot justitie, minder vertraging en lagere kosten. Ook bij de grensoverschrijdende samenwerking tussen justitiële autoriteiten spelen ICT-systemen in rechtbanken een steeds belangrijkere rol. Ze vergemakkelijken daardoor de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving.
Grafiek 21: elektronische indiening van vorderingen* (0 = beschikbaar in 0 % van de rechtbanken; 4 = beschikbaar in 100 % van de rechtbanken) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* PL: uitsluitend in geval van rechterlijke betalingsbevelen kan een verzoek elektronisch worden ingediend. RO: een zaak kan eventueel per e-mail aanhangig worden gemaakt. Deze e-mail wordt vervolgens afgedrukt en aan het dossier toegevoegd.
Grafiek 22: benchmarking van online procedures voor geringe vorderingen (bron: 13e eGovernment Benchmarking Report, onderzoek dat wordt uitgevoerd voor de Europese Commissie en het directoraat-generaal Communicatienetwerken, Inhoud en Technologie)
Een eenvoudige procedure voor geringe vorderingen op nationaal of Europees niveau is van essentieel belang om burgers betere toegang tot justitie te bieden en de uitoefening van hun consumentenrechten te vergemakkelijken. Als gevolg van grensoverschrijdende elektronische handel neemt ook het belang van grensoverschrijdende online procedures voor geringe vorderingen toe. Als een van haar beleidsdoelen wil de Europese Commissie daarom de procedures voor geringe vorderingen vereenvoudigen en verkorten door betere communicatie tussen de gerechtelijke autoriteiten en slimmer gebruik van ICT. Uiteindelijk moet dit leiden tot minder administratieve lasten voor alle groepen gebruikers: gerechten, justitiële actoren en eindgebruikers. In het 13e eGovernment-Benchmarking Report, dat in opdracht van de Europese Commissie is opgesteld, werd de procedure voor geringe vorderingen beoordeeld door een groep onderzoekers (zogenoemde "mysteryshoppers"). De bedoeling was om na te gaan of de online voorzieningen van overheidsdiensten zijn opgezet zijn met de behoeften van de gebruikers voor ogen.
* Lidstaten kregen alleen 100 punten per categorie wanneer de dienst volledig online beschikbaar was via een centraal portaal. Wanneer alleen informatie over de dienst als zodanig online beschikbaar was, kregen zij 50 punten.
In vergelijking met de cijfers van het voorgaande jaar laat de grafiek een verbeterde beschikbaarheid zien in alle zeven categorieën. Negentien lidstaten vertoonden verbeteringen ten opzichte van het vorig jaar, terwijl geen enkele lidstaat slechter scoorde.
– Communicatie tussen rechters en advocaten –
Grafiek 23: elektronische communicatie (0 = beschikbaar in 0 % van de rechterlijke instanties; 4 = beschikbaar in 100 % van de rechterlijke instanties) (bron: CEPEJ-onderzoek)
– Communicatie met de media –
Door informatie te ontvangen en daarvan begrijpelijk en snel verslag te doen, vormen de media een kanaal dat bijdraagt tot de toegankelijkheid van rechtsstelsels en gerechtelijke werkzaamheden.
Grafiek 24: betrekkingen tussen de gerechten en de pers/media* (Bron: Europese Commissie)
* Voor elke instantie (eerste, tweede en derde aanleg) kunnen twee punten worden toegekend indien zowel burgerlijke en handelszaken als bestuurszaken worden behandeld. Als slechts één van deze categorieën zaken (d.w.z. burgerlijke en handelszaken of bestuurszaken) wordt behandeld, wordt slechts één punt toegekend. DE: elke deelstaat heeft eigen richtsnoeren voor rechters met betrekking tot de communicatie met de pers en de media. SE: rechters worden actief aangemoedigd om hun beslissingen aan de media mee te delen. Verder is er een mediagroep opgezet die bestaat uit rechters van alle drie de instanties.
– Toegang tot gerechtelijke beslissingen –
De online-toegankelijkheid van rechterlijke beslissingen draagt bij tot grotere transparantie en groter begrip van het rechtsstelsel en helpt burgers en bedrijven weloverwogen beslissingen te nemen wanneer zij toegang tot justitie zoeken. Het zou ook kunnen bijdragen aan een grotere samenhang van de jurisprudentie.
Grafiek 25: toegang tot online gepubliceerde rechterlijke uitspraken* (burgerlijke en handelszaken en bestuurszaken, alle instanties) (bron: Europese Commissie)
* Voor burgerlijke/handelszaken en bestuurszaken is één punt toegekend voor elke instantie waarin uitspraken van alle gerechten online beschikbaar zijn voor het grote publiek (0,5 punt indien uitspraken van slechts een aantal gerechten beschikbaar zijn). Indien een lidstaat slechts twee instanties heeft, zijn punten toegekend voor drie instanties door de betrokken hogere aanleg in de niet-bestaande aanleg te weerspiegelen. Indien een lidstaat bijvoorbeeld alleen de eerste en een hoogste instantie heeft en de hoogste instantie twee punten krijgt, werden aan de tweede (niet-bestaande) instantie eveneens twee punten toegekend. Bij lidstaten die geen onderscheid maken tussen bestuurszaken en burgerlijke/handelszaken werd aan beide rechtsgebieden hetzelfde aantal punten toegekend. In een aantal lidstaten worden niet alle rechterlijke beslissingen online beschikbaar gesteld. CZ: sommige bestuursrechtelijke uitspraken in eerste aanleg worden beschikbaar gesteld op de website van het hooggerechtshof voor bestuurszaken. DE: in elke deelstaat en op federaal niveau wordt besloten of rechterlijke beslissingen van de respectieve gerechten online beschikbaar worden gesteld. IT: vonnissen in eerste en tweede aanleg in burgerlijke/handelszaken zijn uitsluitend voor de betrokken partijen online beschikbaar. SE: het publiek mag alle uitspraken en beslissingen lezen, voor zover zij niet als vertrouwelijk zijn aangemerkt. RO: rechterlijke beslissingen zijn met ingang van december 2015 online beschikbaar voor het publiek.
Grafiek 26: regelingen voor de online publicatie van uitspraken in alle instanties* – burgerlijke/handels- en bestuurszaken (bron: Europese Commissie)
* Voor elke aanleg (eerste, tweede en derde) kunnen twee punten worden gegeven wanneer deze zowel burgerlijke/handelszaken als bestuurszaken bestrijkt. Wanneer slechts één categorie zaken wordt bestreken (bijvoorbeeld òf burgerlijke/handelszaken òf bestuurszaken) wordt slechts één punt per aanleg gegeven. In sommige lidstaten (IE, MT, EE) beslissen rechters over de anonimisering van vonnissen. IE: in procedures inzake familierecht en kinderbescherming en in bepaalde andere procedures waarvoor dat wettelijk is verplicht, worden uitspraken geanonimiseerd. MT: alle familiezaken worden geanonimiseerd. DE: online publicatie van bepaalde uitspraken in de meeste deelstaten, tagging van uitspraken met trefwoorden in sommige deelstaten, ECLI-systeem in het Bundesverfassungsgericht, het Bundesverwaltungsgericht en het Bundesarbeitsgericht. IT: rechterlijke beslissingen in eerste en tweede aanleg in burgerlijke/handelszaken zijn uitsluitend voor de betrokken partijen online toegankelijk. RO: rechterlijke beslissingen zijn met ingang van december 2015 beschikbaar voor het grote publiek en beslissingen tot aan 2007 worden geleidelijk geüpload.
– Toegang tot alternatieve geschillenbeslechting –
Toegang tot justitie is niet beperkt tot de rechterlijke instanties, maar ziet ook op buitengerechtelijke wegen. Alle lidstaten die gegevens hebben verstrekt, hebben methoden voor alternatieve geschillenbeslechting ingevoerd. Maatregelen ter bevordering van het vrijwillig gebruik van alternatieve geschillenbeslechting, zodat het publiek over deze mogelijkheid is geïnformeerd en zich er meer bewust van is, dragen bij tot een betere toegang tot justitie. Grafiek 27 heeft betrekking op elke methode voor geschillenbeslechting anders dan via de rechter. Bemiddeling, verzoening en arbitrage zijn de meest voorkomende vormen van alternatieve geschillenbeslechting.
Grafiek 27: maatregelen ter bevordering van het gebruik van methoden voor alternatieve geschillenbeslechting* (bron: Europese Commissie)
* Geaggregeerde indicatoren gebaseerd op de volgende indicatoren: 1) websites met informatie over alternatieve geschillenbeslechting; 2) voorlichtingscampagnes in de media; 3) brochures voor het grote publiek; 4) specifieke voorlichtingsbijeenkomsten over alternatieve geschillenbeslechting die gerechten op verzoek organiseren, 5) aanwezigheid coördinator voor alternatieve geschillenbeslechting/mediation bij gerechten; 6) publicatie evaluaties van het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting, 7) publicatie statistieken over het gebruik van alternatieve geschillenbeslechting; 8) rechtsbijstand dekt (geheel of gedeeltelijk) de kosten van alternatieve geschillenbeslechting; 9) volledige of gedeeltelijke terugbetaling van gerechtskosten, ook zegelrecht, als de alternatieve geschillenbeslechting succes heeft; 10) geen advocaat vereist voor de alternatieve geschillenbeslechtingsprocedure; 11) de rechter kan als mediator optreden; 12) overig. Voor elk van deze 12 indicatoren werd één punt toegekend. Voor elk rechtsgebied konden maximaal 12 punten worden gegeven. In sommige lidstaten (ES, FR, LT) moet in arbeidsgeschillen alvorens een gerechtelijke procedure in te leiden eerst een bemiddelingsprocedure worden gevolgd. In ES is zodra de gerechtelijke procedure is begonnen tevens bemiddeling verplicht. IE: bevordering en stimuleringsmaatregelen betreffen uitsluitend familierechtelijke procedures. IT: rechters kunnen in een procedure als bemiddelaar optreden, en in dat geval kunnen partijen tot bemiddeling worden verplicht. LV: in arbeidsgeschillen wordt geen griffierecht geheven.
3.2.2 Middelen
Voor een goede werking van het rechtsstelsel en om te zorgen voor de juiste voorwaarden in gerechten en de aanwezigheid van goed gekwalificeerd personeel, zijn toereikende middelen vereist. Zonder een toereikend aantal functionarissen met de vereiste kwalificaties en vaardigheden en toegang tot permanente opleiding kan de kwaliteit van de procedures en beslissingen in het gedrang komen.
– Financiële middelen –
De onderstaande cijfers laten zien hoeveel begrotingsmiddelen daadwerkelijk aan rechtspleging zijn uitgegeven, eerst per inwoner (grafiek 28) en vervolgens als percentage van het bruto binnenlands product (grafiek 29).
Grafiek 28: totale algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging*
(in EUR per inwoner) (bron: Eurostat)
* De gegevens met betrekking tot ES, LT, LU, NL, en SK zijn voorlopig.
Grafiek 29: totale algemene overheidsuitgaven voor rechtspleging* (als percentage van het bruto binnenlands product) (bron: Eurostat)
* De gegevens met betrekking tot ES, LT, LU, NL, en SK zijn voorlopig.
– Personele middelen –
Personele middelen zijn van groot belang voor het rechtsstelsel. Genderbalans tussen mannelijke en vrouwelijke rechters zorgt voor complementaire kennis, vaardigheden en ervaring en geeft een afspiegeling van de samenleving.
Grafiek 30: aantal rechters* (per 100 000 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Volgens de CEPEJ-methodologie bestaat deze categorie uit voltijds werkende rechters. Rechtspfleger/griffiers, die in slechts enkele lidstaten voorkomen, zijn er niet in opgenomen. EL: in de getoonde jaren worden voor het totaal aantal beroepsrechters verschillende categorieën in aanmerking genomen, hetgeen de variatie van de cijfers deels verklaart.
Grafiek 31: percentage vrouwelijke beroepsrechters in eerste en tweede aanleg en bij hooggerechtshoven (bron: Europese Commissie (hoogste rechterlijke instanties) en CEPEJ-onderzoek (eerste en tweede instantie))
Zeven lidstaten melden een goede genderbalans
onder rechters in beide instanties, en 14 lidstaten melden dat er in ten minste een van de twee instanties meer vrouwelijke dan mannelijke rechters zijn. 19 lidstaten meldden evenwel dat het percentage vrouwelijke beroepsrechters bij hooggerechtshoven – in sommige gevallen ver – onder de 40 % ligt.
Grafiek 32: variatie in het percentage vrouwelijke beroepsrechters bij gerechten van eerste en tweede aanleg tussen 2010 en 2014 en bij hooggerechtshoven tussen 2010 en 2015* (verschil in procentpunten) (bron: Europese Commissie (hoogste rechterlijke instanties) en CEPEJ-onderzoek (eerste en tweede instantie))
* LU: het percentage vrouwelijke beroepsrechters bij het hooggerechtshof is teruggelopen van 100 % in 2010 tot 50 % in 2015.
Grafiek 33: aantal advocaten* (per 100 000 inwoners) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Een advocaat is een persoon die overeenkomstig het nationale recht gekwalificeerd en bevoegd is om namens zijn of haar cliënt te pleiten en te handelen, het recht te beoefenen, voor rechtbanken op te treden of zijn of haar cliënt te vertegenwoordigen en te adviseren in juridische aangelegenheden (Aanbeveling Rec(2000)21 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa inzake de vrije uitoefening van het beroep van advocaat).
– Opleiding –
De bevordering van opleiding, als onderdeel van personeelsbeleid, is een noodzakelijk instrument om de kwaliteit van de rechtsstelsels te handhaven en te verbeteren. Justitiële opleidingen, ook op het gebied van juridische vaardigheden, dragen ook in belangrijke mate bij aan de kwaliteit van rechterlijke beslissingen en de rechtsbedeling aan burgers. De onderstaande gegevens betreffen justitiële opleidingen op een breed scala van gebieden, waaronder communicatie met partijen en met de pers.
Grafiek 34: verplichte opleiding voor rechters* (bron: CEPEJ-onderzoek)
* De volgende lidstaten bieden geen opleiding in bepaalde categorieën: MT (basisopleiding); DK (gespecialiseerde functies); EL, IE, ES, MT (managementfuncties); BG, EE, MT (gebruik van informaticavoorzieningen). In alle andere gevallen kan de opleiding wel worden geboden, maar is zij facultatief.
Grafiek 35: rechters die deelnemen aan activiteiten voor permanente opleiding op het gebied van EU-recht of van het recht van een andere lidstaat* (als percentage van het totale aantal rechters) (bron: Europese Commissie, de Europese justitiële opleiding 2015)
* In enkele door lidstaten gemelde gevallen bedraagt het percentage deelnemers in verhouding tot het aantal beoefenaars van een bepaald juridisch beroep meer dan 100 %, hetgeen betekent dat de deelnemers meer dan één opleidingsactiviteit op het gebied van EU-recht hebben gevolgd.
Grafiek 36: percentage permanente justitiële opleidingsactiviteiten voor verschillende soorten rechterlijke vaardigheden* (bron: Europese Commissie)
* De tabel toont de verdeling van permanente justitiële opleidingsactiviteiten (d.w.z. die plaatsvinden na de basisopleiding voor rechters) op elk van de vier gebieden als percentage van het totaal. Juridische opleidingsactiviteiten zijn niet in aanmerking genomen. De autoriteiten voor de justitiële opleidingen in DK, LU, UK (NI) boden geen specifieke opleidingsactiviteiten voor de geselecteerde vaardigheden.
Grafiek 37: beschikbaarheid van opleidingen voor rechters inzake communicatie met partijen en met de pers (bron: Europese Commissie)
3.2.3 Beoordelingsinstrumenten
Om de kwaliteit van de rechtsstelsels te verbeteren, zijn instrumenten nodig om hun werking te beoordelen. Het monitoren en evalueren van activiteiten van rechterlijke instanties draagt bij tot een verbetering van hun prestaties doordat gebreken en behoeften worden vastgesteld, en het rechtssysteem beter kan reageren op bestaande en toekomstige uitdagingen. Toereikende ICT-instrumenten maken realtime dossierbeheer, gestandaardiseerde statistieken van rechterlijke instanties, beheer van achterstanden, en geautomatiseerde systemen voor vroegtijdige waarschuwing mogelijk. Onderzoeken zijn ook onmisbaar om te beoordelen hoe de rechtsstelsels vanuit het oogpunt van beoefenaars van juridische beroepen en gebruikers opereren. In aanvulling op het enkel uitvoeren van enquêtes, is het scorebord voor justitie voor 2016 dieper ingegaan op de onderwerpen en de follow-up van enquêtes die onder gebruikers of beoefenaars van juridische beroepen zijn uitgevoerd.
Grafiek 38: beschikbaarheid van monitoring en evaluatie van activiteiten van gerechten* (bron: CEPEJ-onderzoek)
* Monitoringsystemen beoordelen de dagelijkse activiteiten van de gerechten, met name door het verzamelen van gegevens en statistische analyse. Het evaluatiesysteem heeft betrekking op de prestaties van de gerechtssystemen en maakt gebruik van indicatoren en streefcijfers. In 2014 meldden alle lidstaten over een systeem te beschikken waarmee zij toezicht kunnen houden op het aantal binnenkomende zaken en het aantal uitspraken, zodat deze categorieën niet ter zake doen. Op vergelijkbare wijze heeft grondig werk in 2015 de loutere verwijzing naar kwaliteitsnormen als beoordelingscategorie overbodig gemaakt. Hierdoor konden de overige categorieën worden samengevoegd in één enkele grafiek voor monitoring en evaluatie. Gegevens over "andere elementen" betreffen bijvoorbeeld zaken in hoger beroep (EE, ES, LV), hoorzittingen (SE), of het aantal zaken dat binnen een bepaald tijdsbestek is afgehandeld (DK).
Grafiek 39: ICT wordt gebruikt voor dossierbeheer en voor statistieken inzake de activiteiten van gerechten*
(gewogen indicator, min. = 0, max. = 4) (bron: CEPEJ-onderzoek)
* IE: elektronische indiening is verplicht voor gevallen van persoonlijke insolventie anders dan faillissement, en is optioneel voor elke geringe vordering.
Grafiek 40: onderwerpen van enquêtes uitgevoerd onder gebruikers van rechtbanken en beoefenaars van juridische beroepen* (bron: Europese Commissie)
* Sommige lidstaten die in 2014 geen enquêtes hebben uitgevoerd, hebben dat in 2015 gedaan of voor 2016 gepland (IE).
Grafiek 41: follow-up van enquêtes uitgevoerd onder gebruikers van rechtbanken en beoefenaars van juridische beroepen* (bron: Europese Commissie)