This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015XG0120(01)
Council conclusions on entrepreneurship in education and training
Conclusies van de Raad over ondernemerschap in onderwijs en opleiding
Conclusies van de Raad over ondernemerschap in onderwijs en opleiding
PB C 17 van 20.1.2015, p. 2–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.1.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 17/2 |
Conclusies van de Raad over ondernemerschap in onderwijs en opleiding
(2015/C 17/02)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
HERINNEREND AAN DE POLITIEKE ACHTERGROND VAN DIT VRAAGSTUK, ALS OPGENOMEN IN DE BIJLAGE BIJ DEZE CONCLUSIES, EN MET NAME AAN DE RECENTE OPROEP VAN DE EUROPESE RAAD OM TE „WERKEN AAN EEN KLIMAAT VAN ONDERNEMERSCHAP EN HET SCHEPPEN VAN WERKGELEGENHEID” (1),
REKENING HOUDEND MET DE DEFINITIE VAN ONDERNEMERSCHAP IN DE ZIN VAN DE AANBEVELING VAN 2006 INZAKE SLEUTELCOMPETENTIES VOOR EEN LEVEN LANG LEREN (2),
BENADRUKT HET VOLGENDE
1. |
Ondernemerschap en onderwijs zijn beide prioriteiten van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. |
2. |
Het ontwikkelen van ondernemingszin kan de burgers aanzienlijke voordelen opleveren, in zowel hun beroeps- als hun privéleven. |
3. |
Ondernemerschap in onderwijs en opleiding kan bevorderlijk zijn voor inzetbaarheid, zelfstandige arbeid en actief burgerschap, alsook voor extern gerichte, plooibare onderwijs- en opleidingsinstellingen. |
4. |
Ondernemerschap in onderwijs en opleiding dient erop gericht te zijn alle lerenden, ongeacht geslacht, sociaaleconomische achtergrond of bijzondere behoeften, de nodige vaardigheden en competenties bij te brengen die nodig zijn om ondernemerszin en ondernemerscapaciteiten te ontwikkelen. |
5. |
Door ondernemerschap in onderwijs en opleiding kunnen lerenden ook de vaardigheden, competenties en steun verwerven die nodig zijn voor het oprichten van nieuwe ondernemingen, bijvoorbeeld in de vorm van mkb-bedrijven en sociale ondernemingen. |
6. |
Naast basisvaardigheden als geletterdheid en gecijferdheid vereist ondernemerschap de geleidelijke ontwikkeling van een aantal competenties, waarmee op jonge leeftijd moet worden begonnen. Daartoe behoren onder meer creativiteit en zin voor initiatief; probleemoplossend vermogen en kritisch denken; besluitvorming en het nemen van risico’s; aanpassings- en doorzettingsvermogen; zelfdiscipline en verantwoordelijkheidszin; leiderschap en teamwerk; plannings- en organisatievermogen; inzicht in de sociale, economische en culturele context; en taalvaardigheid en overredingskracht. |
7. |
Ondernemerschapsvaardigheden en -competenties dienen op alle niveaus van onderwijs en opleiding en voor zover mogelijk in alle onderdelen van het leerplan zodanig te worden verwerkt dat zij voortdurend kunnen worden ontwikkeld; aandacht moet daarbij worden besteed aan het behalen van leerresultaten op het vlak van ondernemerschap. |
8. |
Onderwijs- en opleidingsinstellingen moeten zelf trachten creatiever en innovatiever te zijn, om in te spelen op een omgeving die snel verandert door technologische ontwikkelingen, de mondialisering en de veranderende vraag naar vaardigheden. Leerkrachten, opleiders en leidinggevenden in het onderwijs moeten worden aangemoedigd ondernemingsvaardigheden en -competenties en ondernemingszin te stimuleren, terwijl de instellingen een creatieve en innovatieve leeromgeving moeten aanbieden en contacten met de bredere gemeenschap actief moeten aanmoedigen. |
9. |
Partnerschappen tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen en bedrijven, in het bijzonder mkb-bedrijven, kunnen bijdragen tot het bevorderen van nauwere samenwerking tussen de onderwijs- en opleidingswereld en de wereld van het werk. Bedrijven en bedrijfsorganisaties moeten daarom worden aangemoedigd ondernemerschap in onderwijs en opleiding te steunen, bijvoorbeeld door het aanbieden van fysieke of virtuele platforms voor het promoten van dergelijke partnerschappen en van werkplekleren. |
10. |
Het integreren van de kennisdriehoek onderwijs, onderzoek en innovatie — zoals gesteund door het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) — verbetert het onderwijs- en leerproces, waarbij creatief denken en innovatieve attitudes en benaderingen worden gestimuleerd, die vaak resulteren in de oprichting van nieuwe ondernemingen. |
11. |
De onderwijs- en opleidingsactiviteiten van de kennis- en innovatiegemeenschappen van het EIT op het niveau van master en doctor bevorderen ook mede de ontwikkeling van voor innovatie noodzakelijke vaardigheden en betere management- en ondernemersvaardigheden- en competenties, alsook de mobiliteit van onderzoekers en studenten; |
12. |
Niet-formeel en informeel leren, alsmede vrijwillige activiteiten kunnen eveneens een belangrijke bijdrage vormen voor de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden- en competenties en ondernemingszin, |
VERZOEKT DE LIDSTATEN, OVEREENKOMSTIG DE NATIONALE PRAKTIJK EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL EN DE INSTITUTIONELE AUTONOMIE:
1. |
de ontwikkeling van een gecoördineerde aanpak van onderwijs in ondernemerschap in het gehele onderwijs- en opleidingssysteem te stimuleren, onder meer door de ministeries van Onderwijs en andere bevoegde ministeries met elkaar in verbinding te brengen, door het gemakkelijker te maken dat bedrijven, ondernemers en de non-profitsector bij alle niveaus van planning en uitvoering (met inbegrip van partnerschappen tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen en bedrijven) worden betrokken, en door specifieke evaluatie en monitoring te stimuleren; |
2. |
het opnemen van ondernemersvaardigheden en -competenties in zowel de initiële programma’s voor de opleiding van leerkrachten/opleiders als de continue professionele ontwikkeling te bevorderen; |
3. |
synergie tussen onderwijs en opleiding in ondernemerschap en loopbaanbegeleiding te ontwikkelen, ter ondersteuning van het verwerven van ondernemingszin als sleutelcompetentie en teneinde de aandacht te vestigen op de oprichting van een onderneming als carrièremogelijkheid; |
4. |
ondernemingsinitiatieven van studenten te bevorderen en te steunen, bijvoorbeeld door het stimuleren van de inrichting van passende leeromgevingen, de verstrekking van deugdelijke loopbaanbegeleiding op alle niveaus van onderwijs en opleiding — met name op het gebied van hoger onderwijs en beroepsonderwijs en beroepsopleiding — de beschikbaarheid van mentoring en incubators voor aspirant-ondernemers; |
5. |
de betrokkenheid van ondernemers bij het leerproces te faciliteren en te stimuleren, en de ervaring van afgestudeerden te benutten, bijvoorbeeld door ondernemers naar onderwijs- en opleidingsinstellingen uit te nodigen om hun ervaringen met studenten, leerkrachten en opleiders te bespreken of door mogelijkheden inzake werkplekleren, stages en leerlingplaatsen te bieden; |
6. |
waar mogelijk gebruik te maken van „graduate tracking information” bij het beoordelen van de kwaliteit en de doelmatigheid van onderwijs en opleiding in ondernemerschap; |
7. |
praktische ondernemerschapservaringen, zoals het op de proef stellen van de creativiteit, startende ondernemingen, bedrijfssimulaties of projectgebaseerd leren voor ondernemers, te stimuleren, met dien verstande dat een leeftijdsgerichte aanpak moet worden gehanteerd; |
8. |
nota te nemen van het werk van de thematische werkgroep onderwijs in ondernemerschap. |
Wat met name het hoger onderwijs betreft, met inachtneming van de institutionele autonomie:
9. |
de instellingen voor hoger onderwijs (HEI’s) te steunen in hun inspanningen om gerichte maatregelen te nemen voor het beheer van institutionele verandering en verdere organisatorische ontwikkeling, met name wat betreft het bevorderen van een meer ondernemende en innovatieve mentaliteit. |
10. |
het gebruik van het online-instrument (3) HEInnovate te promoten om HEI’s te steunen bij het uitstippelen van doeltreffende strategieën voor het ontwikkelen van meer ondernemende en innovatieve vermogens, door de aandacht voor de aangekaarte problemen en uitdagingen te vergroten en aan te geven hoe deze kunnen worden aangepakt. |
11. |
de beginselen voor innovatieve doctoraalopleidingen (4), die benadrukken dat het streven naar uitmuntend onderzoek essentieel is, voor ogen houden en de rol van beginnende onderzoekers als overbrengers van kennis naar de niet-academische wereld voor het voetlicht te brengen, met name door in voorkomend geval te stimuleren dat promovendi in contact komen met het bedrijfsleven en andere relevante werkgelegenheidssectoren, alsmede dat verschillende overdraagbare vaardigheden, waaronder ondernemerschap, door middel van een adequate opleiding of praktische ervaring worden verworven. |
Wat met name scholen, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs betreft, met inachtneming van de institutionele autonomie:
12. |
de beschikbaarheid te stimuleren van diensten om scholen, instellingen voor en aanbieders van beroepsonderwijs, beroepsopleiding en volwassenenonderwijs bij te staan om partners uit het bedrijfsleven en sociale ondernemers te vinden; |
13. |
de inspanningen aan te moedigen van instellingen voor beroepsonderwijs en beroepsopleiding om de oprichting van ondernemingen door studenten te steunen door uitwisseling van goede praktijken en het aanhalen van de banden met het bedrijfsleven en sociale ondernemingen; |
14. |
de beschikbaarheid van, en de toegang tot, leerlingprogramma’s alsook andere initiatieven inzake werkplekleren met een ondernemerschapsdimensie te stimuleren; |
15. |
de aanbieders van volwassenenonderwijs waar mogelijk aan te moedigen ondernemerschapsvaardigheden- en competenties op te nemen in het bestaande aanbod of in specifieke cursussen, |
VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE IN HET KADER VAN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN:
1. |
na te gaan — in nauwe samenwerking met de „ET 2020”-werkgroep transversale vaardigheden — of het haalbaar en nuttig is een richtinggevend referentiekader voor de sleutelcompetentie ondernemerschap (5) te ontwikkelen, waarin de verschillende elementen van de competentie worden gedemonstreerd met behulp van een op leerresultaten gebaseerde aanpak. Dat zal tot ondersteuning dienen van een gecoördineerde aanpak tussen de verschillende onderwijs- en opleidingsniveaus, en een hulp zijn bij het meewegen van de resultaten van niet-formeel en informeel leren; |
2. |
de uitwisseling van ideeën en goede praktijken op nationaal en Europees niveau te vergemakkelijken, bijvoorbeeld via de „ET 2020” werkgroep transversale vaardigheden, teneinde ondernemerschap in onderwijs en opleiding te versterken; |
3. |
de toegevoegde waarde te onderzoeken van de ontwikkeling op Europees niveau van een burgerinstrument voor zelfevaluatie met betrekking tot de ondernemerschapscompetentie, met inbegrip van het in kaart brengen van soortgelijke beschikbare instrumenten; |
4. |
het potentieel van Erasmus+ voor het steunen van onderwijs in ondernemerschap volledig te benutten, bijvoorbeeld door te stimuleren dat samenwerking tussen de onderwijswereld en het bedrijfsleven wordt opgenomen in kennisallianties voor hoger onderwijs en in allianties voor sectorspecifieke vaardigheden voor beroepsonderwijs en -opleiding. Met name rekening te houden met de resultaten van het Europees initiatief inzake beleidsexperimenten met betrekking tot praktische ondernemerschapservaringen; |
5. |
de opleiding van leerkrachten/opleiders in ondernemerschapsvaardigheden en -competenties te stimuleren bijvoorbeeld door middel van projecten waarbij netwerken van leerkrachten en opleiders met elkaar in contact worden gebracht en waarbij de inbreng van bestaande ondernemers wordt aangemoedigd, of door de ontwikkeling van nieuwe cursussen of middelen, mede via digitaal leren en onlineleren; |
6. |
in het kader van de uitvoering van de jongerengarantieregeling na te gaan hoe jongeren op de weg naar ondernemersactiviteiten kunnen worden begeleid door passende opleiding, waarbij de samenwerking tussen onderwijs- en opleidingsinstellingen en de wereld van het werk wordt verbeterd zodat kan worden bepaald welke jongeren voordeel kunnen halen uit de regeling, en waarbij leren over ondernemerschap gepromoot wordt voor deelnemers aan de regeling en het opzetten van een bedrijf als mogelijk carrièrepad wordt genoemd; |
7. |
na te gaan hoe het best gebruik kan worden gemaakt van andere Europese middelen, zoals het Europees Sociaal Fonds, om de bevordering van ondernemerschap in onderwijs en opleiding te steunen; |
8. |
steun te geven aan de samenwerking tussen ondernemers en onderwijs en opleidingsinstellingen teneinde innovatieve oplossingen voor het onderwijs te ontwikkelen, bijvoorbeeld door wedstrijden en incubatoren; |
9. |
samenwerking en uitwisselingen te steunen met netwerken en organisaties op regionaal, nationaal en Europees niveau die ervaringen en expertise kunnen bieden bij het versterken van ondernemerschap in onderwijs en opleiding en bij het ontwikkelen van instrumenten en methoden die zijn ontwikkeld ter bevordering van ondernemerschap als sleutelcompetentie; |
10. |
het door de deskundigengroep verrichte werk inzake gegevens en indicatoren over het leren van ondernemersvaardigheden en ondernemerschapscompetenties in aanmerking te nemen, en met de betrokkenheid van de Permanente Groep indicatoren en benchmarks, het nut en de mogelijkheid van het vaststellen van indicatoren betreffende onderwijs in ondernemerschap verder te onderzoeken om tot een bredere feitenbasis te komen en gebieden waarvoor goede praktijken bestaan te helpen vaststellen; |
11. |
na te gaan welke de mogelijkheden zijn om kosteloze en vrij toegankelijke digitale en online-instrumenten te ontwikkelen die bevorderlijk zijn voor het verwerven van ondernemerschaps- en innovatieve vaardigheden en -competenties, en in hoeverre met de openbrongemeenschap kan worden samengewerkt om gratis bedrijfstools en opleiding daarin te bevorderen. |
Wat met name het hoger onderwijs betreft, met inachtneming van de institutionele autonomie:
12. |
synergie met de onderzoeks- en innovatiesector te bevorderen, met het oog op het aanmoedigen van initiatieven die gericht zijn op het ontwikkelen en verbreden van ondernemerschapsvaardigheden en –competenties; |
13. |
de verdere ontwikkeling, aanpassing en verspreiding van HEInnovate als instrument voor ondernemingsgerichte en innovatieve HEI’s te steunen, door rekening te houden met de gegevens die worden verzameld door de toepassing ervan in HEI’s die besluiten om deel te nemen, door gebruik te maken van de bevindingen in de nationale evaluaties van de OESO en door het faciliteren van geregelde uitwisselingen met de lidstaten en HEI-belanghebbenden; |
14. |
het EIT te verzoeken het potentieel van het EIT-label „gecertificeerd vernieuwer en ondernemer” dat nu wordt ontwikkeld, te onderzoeken, en dit te koppelen aan zijn algemene onderwijsagenda, en de resultaten op grote schaal te verspreiden, overeenkomstig de EIT-contactagenda, en tevens extra administratieve lasten te vermijden; |
15. |
in voorkomend geval het ondernemerschapspotentieel van het hoger onderwijs te exploiteren, door activerende factoren in het lessenprogramma, buiten het lessenprogramma en in de instellingen te bepalen, deze ruimer te promoten in alle HEI’s en op andere onderwijsniveaus, en gebruik te maken van desbetreffende studies over het ondersteunen van dat potentieel; |
16. |
rekening te houden met de rol en het effect van het forum voor dialoog tussen universiteiten en bedrijven, met name de aanbeveling van de pijler ondernemerschap van dat forum, teneinde innovatieve benaderingen te ontwikkelen en uitwisselingen over thema’s in verband met ondernemerschap te bevorderen op het snijvlak tussen universiteiten en bedrijven. |
Wat met name scholen, beroepsonderwijs en -opleiding en volwassenenonderwijs betreft, met inachtneming van de institutionele autonomie:
17. |
het potentieel te bestuderen van Ondernemerschap 360 als middel om scholen en instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding te helpen bij het bepalen van en het inspelen op hun sterke en zwakke punten met betrekking tot ondernemerschap; |
18. |
netwerkvorming tussen leerkrachten/opleiders en projectontwikkeling in onderwijs in ondernemerschap te steunen bijvoorbeeld door middel van het e-twinning- en het EPALE-platform; |
19. |
het potentieel van het Europees bedrijfsforum voor beroepsopleiding te verkennen, met name door rekening te houden met, naargelang van het geval, de resultaten en aanbevelingen ervan met betrekking tot ondernemerschap; |
20. |
binnen de Europese alliantie voor leerlingplaatsen, initiatieven aan te moedigen voor het ontwikkelen en verruimen van ondernemerschapsvaardigheden en -competenties in het kader van leerlingprogramma’s en andere programma’s voor werkplekleren, |
NEEMT NOTA VAN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM
1. |
het feitenmateriaal in verband met onderwijs in ondernemerschap aan te vullen met studies ter zake, zoals het thematische Eurydice-rapport, dat voor 2015 gepland is; |
2. |
uiterlijk medio 2016 verslag uit te brengen over de reikwijdte en het effect van het HEInnovate-instrument en de daarbij gehanteerde methodiek, en passende aanbevelingen te doen voor de verdere ontwikkeling ervan, |
VERZOEKT DE COMMISSIE
te zorgen voor de nodige interne coördinatie, zodat alle sectoren van onderwijs en opleiding meegenomen worden in de follow-up van deze conclusies.
(1) Zie doc. EUCO 79/14, blz. 15, laatste alinea.
(2) In deze tekst wordt „ondernemerschap” gebruikt in de zin van „ontwikkeling van initiatief en ondernemerszin” zoals gedefinieerd in de Aanbeveling van 2006, en wordt er onder verstaan „iemands vermogen om ideeën in daden om te zetten. Het omvat creativiteit, innovatie en het nemen van risico’s, alsmede het vermogen om projecten te plannen en te beheren om doelstellingen te verwezenlijken. Ondernemerschap helpt iedereen niet alleen in het dagelijks leven thuis en in de maatschappij, maar ook om zich op het werk bewust te worden van de bredere context en kansen te grijpen, en is een basis voor meer specifieke vaardigheden en kennis die degenen nodig hebben die aan sociale of economische bedrijvigheid bijdragen. Het dient tevens het bewustzijn van ethische waarden en de bevordering van goed bestuur te omvatten.”.
(3) https://heinnovate.eu/intranet/main
(4) Als onderschreven in de conclusies van de Raad van november 2011 over de modernisering van het hoger onderwijs (PB C 372 van 20.12.2011, blz. 39, punt 10).
(5) In de context van het kader van sleutelcompetenties, als opgenomen in de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 2006 (PB L 394 van 30.12.2006).
BIJLAGE
Politieke achtergrond
1. |
De Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (1); |
2. |
de conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (2); |
3. |
de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen op 26 november 2009 in het kader van de Raad bijeen, over het ontwikkelen van de rol van onderwijs in een ten volle functionerende kennisdriehoek (3); |
4. |
de conclusies van de Raad van 16 maart 2010 over Europa 2020 (4); |
5. |
de conclusies van de Raad over de modernisering van het hoger onderwijs (5); |
6. |
de Aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (6); |
7. |
de conclusies van de Raad van 20 mei 2014 over het stimuleren van ondernemerschap bij jongeren om de sociale inclusie van jongeren te bevorderen (7); |
8. |
de conclusies van de Raad van 20 mei 2014 over een doeltreffende lerarenopleiding (8); |
9. |
de conclusies van de Europese Raad van 26 en 27 juni 2014, met name bijlage I: Strategische agenda voor de Unie in tijden van verandering (9), |
en
1. |
de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaaleconomische resultaten” (10), november 2012; |
2. |
de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Actieplan ondernemerschap 2020. De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen (11), januari 2013. |
(1) PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.
(2) PB C 119 van 28.5.2009, blz. 2.
(3) PB C 302 van 12.12.2009, blz. 3.
(4) 7586/10.
(5) PB C 372 van 20.12.2011, blz. 36.
(6) PB C 398 van 22.12.2012, blz. 1.
(7) PB C 183 van 14.6.2014, blz. 18.
(8) PB C 183 van 14.6.2014, blz. 22.
(9) EUCO 79/14, blz. 15.
(10) 14871/12 + ADD 1 tot en met 8.
(11) COM(2012) 795 final.