EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015PC0352

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt inzake het ontwerp van procedureregels op de conferentie van de staten die partij zijn bij het Wapenhandelsverdrag (WHV)

COM/2015/0352 final - 2015/0154 (NLE)

Brussel, 14.7.2015

COM(2015) 352 final

2015/0154(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt inzake het ontwerp van procedureregels op de conferentie van de staten die partij zijn bij het Wapenhandelsverdrag (WHV)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Doel van het Wapenhandelsverdrag (WHV) is tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit bij te dragen door de internationale handel in conventionele wapens te reglementeren en illegale wapenhandel uit te bannen. In het WHV worden normen vastgesteld voor de overdracht van conventionele wapens en worden staten die partij zijn, verplicht hun volledige wapenuitvoer te herzien teneinde te verzekeren dat conventionele wapens en munitie niet worden gebruikt bij onder meer schendingen van mensenrechten, terrorisme en schendingen van het humanitaire recht.

Met VN-resolutie 61/89, goedgekeurd in 2006, werden de werkzaamheden opgestart voor het WHV, dat de Algemene Vergadering van de VN heeft vastgesteld op 2 april 2013. Het WHV trad in werking op 24 december 2014 na ratificatie door 50 staten die partij zijn. Nu hebben 69 staten het WHV geratificeerd, waaronder 26 lidstaten van de EU.

Het WHV omvat onder meer maatregelen – zoals invoer- en uitvoercontroles – die onder het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie vallen. De hierbij door het WHV bestreken gebieden van het Unierecht worden al door een ruime mate van regulering gekenmerkt. Bovendien is ook de volgende secundaire EU-wetgeving betreffende de interne markt van belang: a) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, b) Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, en c) Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan.

Overeenkomstig artikel 17, leden 1 en 2, van het WHV wordt een conferentie van de staten die partij zijn uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van het WHV bijeengeroepen door het voorlopige secretariaat en neemt deze conferentie tijdens haar eerste zitting bij consensus haar procedureregels aan. De eerste zitting van de conferentie van de staten die partij zijn, vindt in Mexico plaats van 24 tot en met 27 augustus. Een laatste voorbereidende zitting vindt in Genève plaats van 6 tot en met 8 juli om de werkzaamheden van het redactiecomité voor de procedureregels voor te stellen en de onderhandelingen in dit verband te voltooien.

De conferentie van de staten die partij zijn, toetst de tenuitvoerlegging van het WHV, behandelt wijzigingen van het WHV en behandelt kwesties die voortvloeien uit de uitlegging van het WHV. Bijgevolg behandelt zij aangelegenheden die gedeeltelijk tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoren. Bovendien bepalen de aan te nemen procedureregels de werking en de besluitvorming van de conferentie van de staten die partij zijn. Daaruit volgt dat het besluit inzake de procedureregels rechtstreeks invloed zal hebben op de exclusieve bevoegdheid van de EU en dat de EU als waarnemer aan de conferentie moet deelnemen. Gelet op het voornemen van de lidstaten om op de conferentie van de staten die partij zijn over de procedureregels te stemmen, stelt de Commissie voor dat in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU een besluit van de Raad wordt vastgesteld tot bepaling van het standpunt inzake de procedureregels dat namens de Europese Unie tijdens de eerste zitting van de conferentie moet worden ingenomen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Niet van toepassing

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Op basis van de regels inzake extern optreden van artikel 3 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) betreft het WHV aangelegenheden waarvoor de Unie exclusief bevoegd is.

Besluiten die uit hoofde van het WHV worden genomen, zoals de aanneming van de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV, kunnen invloed hebben op aangelegenheden die tot de exclusieve bevoegdheid van de EU behoren. Derhalve mogen de procedureregels geen bepalingen bevatten:

(1)die de toepassing door de lidstaten kunnen beletten van:

a)Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, als gewijzigd;

b)Richtlijn 93/15/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de harmonisatie van de bepalingen inzake het in de handel brengen van en de controle op explosieven voor civiel gebruik, als gewijzigd;

c)Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, als gewijzigd;

(2)waardoor het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal binnen de interne markt van de Unie kan worden beperkt, tenzij deze beperking specifiek wordt verantwoord op grond van artikel 36, artikel 45, lid 3, artikel 52, lid 1, artikel 65 of artikel 346 VWEU;

(3)waardoor de uitvoer uit de Unie, de invoer in de Unie of de doorvoer op haar grondgebied kunnen worden beperkt, tenzij de beperkingen in overeenstemming zijn met de toepasselijke bepalingen van het Unierecht, waaronder met name:

a)Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling;

b)Verordening (EG) nr. 1061/2009 van de Raad van 19 oktober 2009 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer;

c)Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan; en

d)Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap, als gewijzigd.

Aangezien deze wetgevingshandelingen van de Europese Unie deel uitmaken van het acquis, is het van fundamenteel belang dat hieraan noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks wordt afgedaan door de aanneming van de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV. Dit strekt zich uit tot alle wijzigingen van de desbetreffende EU-wetgeving evenals tot voorzienbare toekomstige EU-wetgeving op beleidsgebieden waarvoor het WHV relevant is.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit van de Raad is artikel 218, lid 9, VWEU, waarin wordt bepaald dat "[de] Raad [...] op voorstel van de Commissie [...] een besluit [vaststelt] tot [...] bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt [...]".

Aangezien de Europese Unie geen partij is bij het WHV, kan zij als zodanig niet de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV aannemen. De conferentie van de staten die partij zijn, moet evenwel worden beschouwd als een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU, en de procedureregels van die conferentie moeten worden beschouwd als een handeling met rechtsgevolgen in de zin van dat artikel. Derhalve is artikel 218, lid 9, VWEU van toepassing, hoewel de EU geen partij is bij het WHV.

Aangezien de procedureregels rechtsgevolgen hebben op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen, is het evenwel noodzakelijk dat de instellingen van de Unie en de lidstaten alle maatregelen nemen om samen te werken bij het aannemen van de procedureregels in het kader van het WHV en om de tenuitvoerlegging te verzekeren van de verplichtingen die uit het WHV voortvloeien. De procedureregels moeten met name de lidstaten van de EU en de instellingen van de Unie voldoende tijd bieden voor overleg en beraadslaging over het ontwerp van door de conferentie van de staten die partij zijn vast te stellen handelingen met rechtsgevolgen.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Zie hoger

Evenredigheid

Het voorstel is samenhangend en evenredig in de zin van artikel 218, lid 9.

Keuze van het instrument

Voorstel voor een besluit van de Raad tot bepaling van een standpunt namens de EU

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing

Raadplegingen van belanghebbenden

Niet van toepassing

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De Commissie heeft geen beroep gedaan op externe deskundigheid bij de voorbereiding van dit voorstel.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Niet van toepassing

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en toezichts , evaluatie en rapportageregelingen

Niet van toepassing

Verklarende documenten (voor richtlijnen)

Niet van toepassing

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Artikel 1

Aangezien de EU geen partij kan zijn bij het Verdrag, wordt in het artikel het standpunt van de EU bepaald inzake het ontwerp van procedureregels die de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV tijdens haar eerste zitting moet aannemen, omdat het hier een handeling met rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU betreft.

Artikel 3

Het besluit heeft ten doel de lidstaten toestemming te verlenen om binnen de wettelijke grenzen van het Verdrag namens de Europese Unie op te treden met betrekking tot de aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen, en daarom is het besluit tot de lidstaten gericht.

2015/0154 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt inzake het ontwerp van procedureregels op de conferentie van de staten die partij zijn bij het Wapenhandelsverdrag (WHV)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114 en artikel 207, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Wapenhandelsverdrag, hierna "WHV" genoemd, trad in werking op 24 december 2014. Het WHV werd door 26 lidstaten geratificeerd. De Europese Unie is geen staat die partij is bij het WHV.

(2)Overeenkomstig artikel 17 van het WHV roept het voorlopige secretariaat, ingesteld ingevolge artikel 18, uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van het WHV een conferentie van de staten die partij zijn bijeen. De conferentie van de staten die partij zijn, neemt tijdens haar eerste zitting, die van 24 tot en met 27 augustus 2015 plaatsvindt, bij consensus haar procedureregels aan.

(3)Een aantal van de bepalingen van het WHV heeft betrekking op aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen omdat zij tot het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk handelsbeleid behoren of van invloed zijn op de voorschriften van de interne markt inzake de doorvoer van conventionele wapens en explosieven.

(4)De conferentie van de staten die partij zijn, toetst de tenuitvoerlegging van het WHV, zorgt voor de uitlegging en uitvoering ervan en behandelt eventuele wijzigingen van het WHV. De procedureregels ervan bepalen de werking en de besluitvorming van de conferentie van de staten die partij zijn. Derhalve moeten de procedureregels van de conferentie worden beschouwd als een handeling met rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt van de Unie inzake de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV, die plaatsvindt van 24 tot en met 27 augustus 2015, is in overeenstemming met de bijlage bij dit besluit en wordt ingenomen door de lidstaten die partij zijn bij het WHV, die samen in het belang van de Unie optreden.

Kleine wijzigingen van het standpunt in de bijlage bij dit besluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie ter plaatse.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op .

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

Top

Brussel, 14.7.2015

COM(2015) 352 final

BIJLAGE

bij het

Besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt inzake het ontwerp van procedureregels op de conferentie van de staten die partij zijn bij het Wapenhandelsverdrag (WHV)


BIJLAGE

bij het

Besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt inzake het ontwerp van procedureregels op de conferentie van de staten die partij zijn bij het Wapenhandelsverdrag (WHV)

De lidstaten die partij zijn bij het Wapenhandelsverdrag (WHV), die samen in het belang van de Unie optreden, zien erop toe dat de procedureregels van de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV, die tijdens de eerste zitting van de conferentie van 24 tot en met 27 augustus in Mexico moeten worden aangenomen, geen bepalingen bevatten die de toepassing door de lidstaten kunnen beletten van bestaande of toekomstige EU-wetgeving op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

De lidstaten die partij zijn bij het WHV zien met name toe op de gepaste EU-deelname aan de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV en aan eventuele andere in het kader van het WHV opgerichte organen. De procedureregels moeten voorzien in voldoende ruime termijnen voor overleg door de lidstaten van de EU en de instellingen van de Unie over het ontwerp van alle handelingen met rechtsgevolgen, vóór de vaststelling ervan door de conferentie van de staten die partij zijn.

Aangezien het WHV een verdrag is dat onder auspiciën van de VN tot stand is gekomen, moet de deelname van de Unie aan de conferentie van de staten die partij zijn bij het WHV en aan eventuele andere in het kader van het WHV opgerichte organen in overeenstemming zijn met de uitgebreide waarnemersstatus die bij resolutie A/65/276, goedgekeurd op 3 mei 2011, aan de EU is toegekend voor deelname aan VN-organen die zijn opgericht door de Algemene Vergadering van de VN.

Top