This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0741
Proposal for a COUNCIL DECISION on the position to be adopted, on behalf of the European Union, in the EEA Joint Committee established by the Agreement on the European Economic Area, as regards the replacement of Protocol 4 to that Agreement, on rules of origin, by a new Protocol which is aligned to the Regional Convention on pan-Euro-Mediterranean rules of origin
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER dat is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de vervanging van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER dat is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de vervanging van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels
/* COM/2014/0741 final - 2014/0353 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER dat is opgericht bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de vervanging van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels /* COM/2014/0741 final - 2014/0353 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL De Regionale Conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[1] (hierna "de
conventie" genoemd) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op
grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende
partijen worden verhandeld. De EU ondertekende de conventie op 15 juni
2011 en legde haar akte van aanvaarding neer bij de depositaris van de
conventie op 26 maart 2012. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 3,
de conventie voor de EU op 1 mei 2012 in werking getreden. Noorwegen,
IJsland en Liechtenstein, de andere overeenkomstsluitende partijen bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte[2] (hierna "de
EER-overeenkomst" genoemd), ondertekenden de conventie respectievelijk op
15 juni 2011, 30 juni 2011 en 15 juni 2011, en legden hun akte van aanvaarding
neer bij de depositaris van de conventie respectievelijk op 9 november 2011, 12
maart 2012 en 28 november 2011. Als gevolg daarvan is op grond van
artikel 10, lid 3, de conventie voor Noorwegen, IJsland en
Liechtenstein op respectievelijk 1 januari 2012, 1 mei 2012 en
1 januari 2012 in werking getreden. In artikel 6 van de conventie is bepaald
dat elke overeenkomstsluitende partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te
zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Bijgevolg dient in de
EER-overeenkomst protocol 4 betreffende de oorsprongsregels te worden vervangen
door een nieuw protocol waarin zoveel mogelijk wordt verwezen naar de
conventie. Tegelijk wordt de tekst van protocol 4 aangepast aan onder meer het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In dit voorstel wordt protocol 4 in zijn
geheel vervangen door een nieuw protocol teneinde de leesbaarheid ervan voor de
marktdeelnemers en administratieve instanties te vergroten. De wijzigingen in
vergelijking met het huidige protocol zijn de volgende: 1. Artikel 3 wordt aangepast om
de toepassing van de diagonale cumulatie van de oorsprong uit te breiden tot
alle landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces van de EU[3], hetgeen een van de
hoofddoelen van de conventie is. De verwijzing naar de landen die deelnemen aan
het stabilisatie- en associatieproces van de EU wordt toegevoegd in artikel 3,
lid 1, om het verplichte gebruik van de EUR-MED-certificatie te vermijden. Om
dezelfde reden wordt de verwijzing naar de Faeröer-eilanden verplaatst van
artikel 3, lid 2, naar artikel 3, lid 1. 2. In de inhoudsopgave wordt in
de verwijzing naar artikel 32 "Wederzijdse bijstand" vervangen door
"Administratieve samenwerking". 3. In de titel
"Gemeenschappelijke verklaringen" in de inhoudsopgave, in artikel 3,
leden 1 en 5, artikel 4, lid 2, en artikel 31, lid 1, alsmede in de
gemeenschappelijke verklaringen wordt het woord "Gemeenschap"
vervangen door "Europese Unie". 4. In artikel 3, lid 5, artikel
31, lid 3, en artikel 32, lid 1, worden de woorden "Commissie van de
Europese Gemeenschappen" vervangen door "Europese Commissie". 5. In artikel 5, lid 2
[wijziging niet van toepassing op het Nederlands]. 6. In artikel 6, lid 1, wordt na
punt m) het volgende ingevoegd:
"n) het mengen van suiker met andere stoffen;"
De bestaande punten n) tot en met p) worden punten o) tot en met q). 7. De titel van artikel 32 wordt
vervangen door:
"Administratieve samenwerking" De bijlagen I tot en met IVb worden vervangen
door een verwijzing naar de conventie. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING De EU-lidstaten werden op
13 mei 2013 geraadpleegd over het ontwerpbesluit van de Raad in het
Comité douanewetboek – afdeling oorsprong. De overeenkomstsluitende partijen
bij de conventie werden tijdens de vergadering van de pan-Euro-Med-werkgroep op
14 en 15 mei 2013 geraadpleegd. Er behoefde geen beroep te worden gedaan op
externe deskundigheid. Er behoefde bovendien geen effectbeoordeling te worden
verricht omdat de voorgestelde wijzigingen louter technisch van aard zijn en
het thans geldende protocol inzake de oorsprong inhoudelijk ongemoeid laten. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL Overeenkomstig
artikel 1, lid 3, van
Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde
wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot
dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie
vast. De rechtsgrondslag voor de wijziging van deze
bepaling is artikel 207 in samenhang met
artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie. Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve
bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van
toepassing. Voorgesteld instrument: Besluit van de Raad. Dit voorstel vervangt COM(2012) 133 final van
22 maart 2012, dat hierbij wordt ingetrokken. 2014/0353 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het door de Europese Unie in te
nemen standpunt in het Gemengd Comité van de EER dat is opgericht bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de
vervanging van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een
nieuw protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9, Gezien
Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994
houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de
Europese Economische Ruimte[4],
en met name artikel 1, lid 3, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Protocol 4 bij de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte[5] (hierna de
"EER-overeenkomst" genoemd) betreft de oorsprongsregels. (2) De Regionale Conventie
betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[6] (hierna "de
conventie" genoemd) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op
grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende
partijen worden verhandeld. (3) De EU, Noorwegen en
Liechtenstein hebben de conventie op 15 juni 2011 ondertekend en IJsland heeft
de conventie op 30 juni 2011 ondertekend. (4) De EU, Noorwegen, IJsland en
Liechtenstein hebben hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012,
9 november 2011, 12 maart 2012 en 28 november 2011 bij de depositaris van de
conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van
artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU en IJsland op
1 mei 2012 en voor Noorwegen en Liechtenstein op 1 januari 2012 in
werking getreden. (5) In artikel 6 van de
conventie is bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij de nodige
maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt
toegepast. Daarom moet protocol 4 inzake oorsprongsregels worden vervangen door
een nieuw protocol, dat is afgestemd op de conventie en hier zo veel mogelijk
naar verwijst. (6) De Europese Unie dient daarom
in het Gemengd Comité van de EER het standpunt in te nemen dat in bijgaand
ontwerpbesluit is opgenomen, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 Het door de Europese Unie in te nemen
standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte, met betrekking tot de vervanging
van protocol 4 bij die overeenkomst inzake oorsprongsregels door een nieuw
protocol, dat is afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels en hier zo veel mogelijk
naar verwijst, is opgenomen in bijgaand ontwerpbesluit van het Gemengd Comité. Minder belangrijke wijzigingen van het
ontwerpbesluit kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in het Gemengd
Comité van de EER worden goedgekeurd zonder dat daarvoor een nieuw besluit van
de Raad vereist is. Artikel 2 Het besluit van het Gemengd Comité van de EER
wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop
het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4. [2] PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3. [3] Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige
Joegoslavische republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo volgens
Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad. [4] PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6. [5] PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3. [6] PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4. BIJLAGE
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
nr. .../2014
tot vervanging van protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte inzake oorsprongsregels door een nieuw protocol, dat is
afgestemd op de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane
oorsprongsregels HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER, Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd), en met
name artikel 98, Overwegende hetgeen volgt: (1)
In artikel 9 van de EER-overeenkomst wordt
verwezen naar protocol 4, dat de oorsprongsregels bevat en voorziet in de
cumulatie van oorsprong tussen de Unie, Zwitserland (inclusief Liechtenstein),
IJsland, Noorwegen, Turkije, de Faeröer en de deelnemers aan het Barcelonaproces[1]. (2)
De Regionale Conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels[2] (hierna "de
conventie" genoemd) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op
grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de partijen worden verhandeld. (3)
De EU, Noorwegen en Liechtenstein ondertekenden de
conventie op 15 juni 2011 en IJsland ondertekende de conventie op 30 juni 2011. (4)
De EU, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein hebben
hun akte van aanvaarding respectievelijk op 26 maart 2012,
9 november 2011, 12 maart 2012 en 28 november 2011 bij de
depositaris van de conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van
artikel 10, lid 3, de conventie voor de EU en IJsland op
1 mei 2012 in werking getreden en voor Noorwegen en Liechtenstein op
1 januari 2012. (5)
De deelnemers aan het stabilisatie- en
associatieproces zijn via de conventie opgenomen in de pan-Euro-mediterrane
zone voor oorsprongscumulatie. (6)
Indien de overgang naar de conventie niet
gelijktijdig is voor alle daarbij aangesloten partijen binnen de pan-Euro-mediterrane
cumulatiezone, mag dit niet leiden tot een minder gunstige situatie dan de
eerdere situatie op grond van protocol 4. (7)
In artikel 6 van de conventie is bepaald dat
elke partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie
daadwerkelijk wordt toegepast. Bijgevolg moet in de overeenkomst protocol 4 met
betrekking tot de oorsprongsregels worden vervangen door een nieuw protocol dat
in lijn is met de conventie. (8)
Besluit nr. XX/XX
van het Gemengd Comité van de EER voorzag in overgangsregels voor Kroatië met
betrekking tot de toepassing van de in de protocol 4 vastgestelde
oorsprongsregels. Deze regels blijven van kracht tot het einde van de
overgangsperiode, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 1. Protocol 4 bij de
overeenkomst wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit. 2. Onverminderd lid 1 van
dit artikel blijft artikel 41 van protocol 4, als gewijzigd bij Besluit
nr. XX/XX[3] van het Gemengd Comité
van de EER, van toepassing tot 1 januari 2017. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op […], mits alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst
bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden[4]. Het is van toepassing vanaf 1 april 2014. Artikel 3 Dit besluit wordt bekendgemaakt in het
EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de
Europese Unie. Gedaan te Brussel, op […]. Voor het
Gemengd Comité van de EER De
voorzitter
De secretarissen
van het Gemengd Comité van de EER BIJLAGE bij
Besluit nr. […] van het Gemengd Comité van de EER "Protocol 4 INZAKE OORSPRONGSREGELS INHOUDSOPGAVE TITEL
I ALGEMENE
BEPALINGEN Artikel 1 Definities TITEL
II DEFINITIE
VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG" Artikel 2 Algemene voorwaarden Artikel 3 Diagonale cumulatie Artikel 4 Volledig verkregen
producten Artikel 5 Toereikende be- of
verwerking Artikel 6 Ontoereikende be- of
verwerking Artikel 7 In aanmerking te nemen
eenheid Artikel 8 Toebehoren,
vervangingsonderdelen en gereedschappen Artikel 9 Stellen en assortimenten Artikel 10 Neutrale elementen TITEL
III TERRITORIALE
VOORWAARDEN Artikel 11 Territorialiteitsbeginsel Artikel 12 Rechtstreeks vervoer Artikel 13 Tentoonstellingen TITEL
IV TERUGGAVE
OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN Artikel 14 Verbod op teruggave of
vrijstelling van douanerechten TITEL V BEWIJS
VAN OORSPRONG Artikel 15 Algemene voorwaarden Artikel 16 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED Artikel 17 Afgifte achteraf van een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED Artikel 18 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED Artikel 19 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer
EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van
oorsprong Artikel 20 Gescheiden boekhouding Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een
factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED Artikel 22 Toegelaten exporteur Artikel 23 Geldigheid van het bewijs
van oorsprong Artikel 24 Overlegging van het bewijs
van oorsprong Artikel 25 Invoer in deelzendingen Artikel 26 Vrijstelling van het bewijs
van oorsprong Artikel 27 Leveranciersverklaring Artikel 28 Documenten ter staving Artikel 29 Bewaring van bewijzen van oorsprong, leveranciersverklaringen
en andere bewijsstukken Artikel 30 Verschillen en vormfouten Artikel 31 In euro uitgedrukte bedragen TITEL
VI REGELINGEN
VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING Artikel 32 Administratieve samenwerking Artikel 33 Controle van de bewijzen van
oorsprong Artikel 34 Controle van de
leveranciersverklaring Artikel 35 Geschillenbeslechting Artikel 36 Sancties Artikel 37 Vrije zones TITEL
VII CEUTA
EN MELILLA Artikel 38 Toepassing van het protocol Artikel 39 Bijzondere voorwaarden TITEL
VIII SLOTBEPALINGEN Artikel 40 Overgangsbepalingen voor de
doorvoer of opslag van goederen LIJST
VAN BIJLAGEN Bijlage I: Inleidende aantekeningen
bij de lijst in bijlage II Bijlage II: Lijst van be- of verwerkingen van materialen die
niet van oorsprong zijn waardoor het vervaardigde product het karakter van
product van oorsprong verkrijgt Bijlage IIIa: Modellen van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 Bijlage IIIb: Modellen van certificaat inzake goederenverkeer
EUR-MED en aanvraag van een certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED Bijlage IVa: Tekst van de
factuurverklaring Bijlage IVb: Tekst van de
factuurverklaring EUR-MED Bijlage V: Model van de
leveranciersverklaring Bijlage VI: Model van de leveranciersverklaring
voor herhaald gebruik GEMEENSCHAPPELIJKE
VERKLARINGEN Gemeenschappelijke verklaring betreffende de
aanvaarding van bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel
3 van protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor
producten van oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen Gezamenlijke verklaring betreffende het
Vorstendom Andorra Gezamenlijke verklaring betreffende de
Republiek San Marino Gezamenlijke verklaring betreffende de
opzegging van de regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane
oorsprongsregels door een overeenkomstsluitende partij TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit protocol wordt
verstaan onder: a) "vervaardiging":
elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale
behandelingen; b) "materiaal":
alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen, enz., die bij de
vervaardiging van het product worden gebruikt; c) "product":
het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging
van een ander product te worden gebruikt; d) "goederen": zowel
materialen als producten; e) "douanewaarde":
de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van
artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994
(WTO-overeenkomst inzake de douanewaarde); f) "prijs
af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de
fabrikant in de EER in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht,
voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen,
verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden
terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd; g) "waarde
van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de
gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend
is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de
materialen in de EER is betaald; h) "waarde
van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als
omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing
is; i) "toegevoegde
waarde": de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle
gebruikte materialen die van oorsprong zijn uit de andere in artikel 3 genoemde
landen waar cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend
is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die in de EER
voor deze materialen is betaald; j)
"hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten
(viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de
omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "het
geharmoniseerde systeem" of "GS" genoemd; k) "ingedeeld":
de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post; l)
"zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar
een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel
vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt,
of bij gebreke daarvan, één enkele factuur; m) "gebieden": ook
de territoriale wateren. TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN
VAN OORSPRONG" Artikel 2 Algemene voorwaarden 1. Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende
producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de EER: a) geheel en al in de EER
verkregen producten in de zin van artikel 4; b) in
de EER verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet
geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de EER een be- of
verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5. In dit verband
worden de gebieden van de overeenkomstsluitende partijen waarop deze
overeenkomst van toepassing is, als een enkel grondgebied beschouwd. 2. In afwijking van lid 1 wordt het grondgebied van het
Vorstendom Liechtenstein voor de vaststelling van de oorsprong van de in de
tabellen I en II van protocol 3 genoemde producten, geacht geen deel uit te
maken van de EER. Deze producten worden uitsluitend geacht van oorsprong te
zijn uit de EER indien ze geheel en al verkregen zijn op het grondgebied van de
andere overeenkomstsluitende partijen of indien ze aldaar een toereikende be-
of verwerking hebben ondergaan. Artikel 3 Diagonale cumulatie 1. Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong
uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten
materialen zijn verwerkt van oorsprong uit Zwitserland (met inbegrip van
Liechtenstein)[5],
IJsland, Noorwegen, de Faeröer, Turkije, de Europese Unie, of een land dat
deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie[6], op voorwaarde dat deze
materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan
die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze
materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan. 2. Onverminderd artikel 2 worden producten als van oorsprong
uit de EER beschouwd indien zij daar zijn verkregen en in die producten
materialen zijn verwerkt van oorsprong uit een land dat deelneemt aan het
Euro-mediterrane partnerschap, dat gebaseerd is op de Verklaring van Barcelona
die werd vastgesteld tijdens de Euro-mediterrane Conferentie van 27 en
28 november 1995, met uitzondering van Turkije[7], op voorwaarde dat deze
materialen in de EER be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan
die welke in artikel 6 zijn genoemd. Het is niet noodzakelijk dat deze
materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan. 3. Indien de in de EER verrichte be- of verwerkingen niet
ingrijpender zijn dan de in artikel 6 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het
verkregen product enkel als van oorsprong uit de EER beschouwd indien de aldaar
toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong
uit een van de in de leden 1 en 2 bedoelde landen. Is dit niet het geval,
dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de
hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de EER gebruikte
materialen van oorsprong. 4. De producten van oorsprong uit een van de in de leden 1 en 2
genoemde landen die in de EER geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden
hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd. 5. De cumulatie waarin dit artikel
voorziet, kan slechts worden toegepast indien: a) een
preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene
overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is tussen de
landen die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van
bestemming; b) materialen
en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van
oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol; en c) kennisgevingen
zijn gepubliceerd waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de
toepassing van cumulatie in de C-reeks van het Publicatieblad van de
Europese Unie en in de andere overeenkomstsluitende partijen volgens hun
eigen procedures. De cumulatie waarin
dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is
aangegeven in de kennisgeving in het Publicatieblad van de Europese Unie
(C-serie). De Europese Unie
zal de andere overeenkomstsluitende partijen door tussenkomst van de Europese
Commissie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten, met inbegrip van
de data van inwerkingtreding, en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met
de andere in de leden 1 en 2 genoemde landen worden toegepast. Artikel 4 Volledig verkregen producten 1. Als geheel en al in de EER verkregen worden
beschouwd: a) aldaar uit
de bodem of zeebodem gewonnen minerale producten; b) aldaar geoogste
producten van het plantenrijk; c) aldaar
geboren en gefokte levende dieren; d) producten
afkomstig van aldaar gefokte levende dieren; e) producten
van de aldaar bedreven jacht en visserij; f) producten
van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren
van de overeenkomstsluitende partijen uit de zee gewonnen producten; g) producten
uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun
fabrieksschepen vervaardigd; h) aldaar
verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van
grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend
geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval
kunnen worden gebruikt; i) afval en
schroot afkomstig van aldaar verrichte industriële bewerkingen; j) producten
gewonnen uit een buiten de territoriale wateren gelegen zeebodem of de ondergrond
daarvan, mits een overeenkomstsluitende partij exclusieve ontginningsrechten op
deze bodem of ondergrond heeft; k) goederen
die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten
zijn vervaardigd. 2. De termen "hun schepen" en "hun
fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op
schepen en fabrieksschepen: a) die
in een lidstaat van de Europese Unie of een EVA-staat zijn ingeschreven of
geregistreerd; b) die
de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van een EVA-staat voeren; c) die
voor ten minste 50 % toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de
Europese Unie of van een EVA-staat of aan een onderneming die haar hoofdkantoor
in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter
van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze
raden onderdanen zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van een
EVA-staat, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of
vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het
kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen
daarvan; d) waarvan
de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Europese Unie
of van een EVA-staat; en e) waarvan
de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van een lidstaat
van de Europese Unie of van een EVA-staat. Artikel 5 Toereikende be- of verwerking (1)
1. Niet geheel en al verkregen producten
worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de
zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is
voldaan. Deze voorwaarden
geven voor alle onder de overeenkomst vallende producten aan welke be- of
verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze
producten moeten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing.
Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat
het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als
materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de
voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt
daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van
oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt. 2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen
die volgens de voorwaarden in de lijst in bijlage II bij de vervaardiging van
een product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden
gebruikt: a) de
totale waarde ervan niet hoger is dan 10 % van de prijs af fabriek van het
product; b) wanneer
een in de lijst vermelde maximumwaarde voor niet van oorsprong zijnde
materialen door de toepassing van dit lid niet wordt overschreden. Dit lid is niet van
toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het
geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld. 3. De leden 1 en
2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 6. Artikel 6 Ontoereikende be- of verwerking 1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of
verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht
of aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan: a) conserverende
behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te
bewaren; b) het
splitsen en samenvoegen van colli; c) het
wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of
dergelijke; d) het
strijken of persen van textiel; e) het
schilderen of polijsten; f) het
ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten
van granen en rijst; g) het
kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten; h) het
pellen, ontpitten of schillen van vruchten of groenten; i) het
aanscherpen of het eenvoudig vermalen of versnijden; j) het
zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen
van sets van artikelen); k) het
eenvoudig verpakken in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, het
bevestigen op kaartjes of plankjes en alle andere eenvoudige handelingen in
verband met de verpakking; l) het
aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken en soortgelijke
onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking; m) het
eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten; n) het mengen
van suiker met andere stoffen; o) het
eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel
het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen; p) een
combinatie van twee of meer van de onder a) tot en met o) vermelde handelingen; q) het
slachten van dieren. 2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product
heeft ondergaan als ontoereikend in de zin van lid 1 moeten worden beschouwd, worden
alle be- of verwerkingen die dit product in de EER heeft ondergaan tezamen beschouwd. Artikel 7 In aanmerking te nemen eenheid (2)
1. De voor de toepassing van de bepalingen
van dit protocol in aanmerking te nemen eenheid is het product dat bij de
bepaling van de indeling volgens het geharmoniseerde systeem als de
basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat: a) wanneer
een uit een groep of verzameling van artikelen bestaand product onder één
enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in
aanmerking te nemen eenheid vormt; b) wanneer
een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post
van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld, de bepalingen van dit protocol op
elk van deze producten op zich beschouwd, van toepassing zijn. 2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het
geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de
indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong. Artikel 8 Toebehoren, vervangingsonderdelen en
gereedschappen Accessoires,
vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines,
apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale
uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk
in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het
materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie. Artikel 9 Stellen en assortimenten Stellen en
assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het
geharmoniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle
samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit
producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel
als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van
oorsprong zijn niet meer dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of
assortiment bedraagt. Artikel 10 Neutrale elementen Om te bepalen of
een product een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong
na te gaan van de volgende elementen die bij de vervaardiging ervan gebruikt
mochten zijn: a) energie en
brandstof; b) fabrieksuitrusting; c) machines en
werktuigen; d) goederen die
in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet
bestemd zijn om daarin voor te komen. TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN Artikel 11 Territorialiteitsbeginsel 1. Behoudens artikel 3 en lid 3 van dit artikel moet voor de
verkrijging van het karakter van product van oorsprong zonder onderbreking in
de EER zijn voldaan aan de voorwaarden van titel II. 2. Behoudens artikel 3 worden producten van oorsprong die uit de EER
naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens terugkeren, als niet van
oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt
aangetoond dat: a) de
terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en b) de
goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of
verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede
staat te bewaren. 3. De verkrijging van het karakter van product van oorsprong overeenkomstig
de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door be- of verwerkingen
buiten de EER van uit de EER uitgevoerde en later teruggekeerde materialen,
indien: a) deze
materialen geheel en al in de EER zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de
uitvoer, aldaar be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan die
welke in artikel 6 zijn genoemd; en b) ten
genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat: i) de
teruggekeerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de
uitgevoerde materialen, en ii) de totale buiten de EER toegevoegde waarde niet meer dan
10 % bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong
aangemerkte eindproduct. 4. Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het
verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de EER verrichte be-
of verwerkingen. Wanneer evenwel de lijst in bijlage II de regel bevat volgens
welke de gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen een bepaalde waarde
niet mogen overschrijden, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde
materialen die in het gebied van de betrokken partij zijn be- of verwerkt,
tezamen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de EER
toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden. 5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder "totale
toegevoegde waarde" verstaan alle buiten de EER gemaakte kosten, met
inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materialen. 6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan
de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden
aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepassing van de
algemene tolerantieregel van artikel 5, lid 2. 7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op de producten van de
hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem. 8. De in dit artikel bedoelde be- of verwerkingen buiten de EER moeten
plaatsvinden in het kader van de regeling passieve veredeling of een
soortgelijke regeling. Artikel 12 Rechtstreeks vervoer (3)
1. De bij deze overeenkomst vastgestelde
preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de
voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks binnen de EER zijn
vervoerd of over het grondgebied van een in artikel 3 genoemd land waarmee
cumulatie van toepassing is. Producten die één enkele zending vormen, kunnen
evenwel via een ander gebied worden vervoerd, eventueel met overslag of
tijdelijke opslag op dat gebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag
onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen
ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te
bewaren. Producten
van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de
EER worden vervoerd. 2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is
voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de
douaneautoriteiten van het land van invoer: a) een
enkel vervoersdocument voor het vervoer van het land van uitvoer door het land
van doorvoer; of b) een
door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat
waarin: i) de producten
nauwkeurig zijn omschreven, ii) de
data zijn vermeld waarop de producten zijn gelost en opnieuw geladen, in
voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere
vervoermiddelen, en iii) wordt
verklaard onder welke omstandigheden de producten in het land van doorvoer
verbleven; of c) bij
gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk. Artikel 13 Tentoonstellingen 1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die
naar een tentoonstelling in een ander dan een in artikel 3 genoemd land waarmee
cumulatie van toepassing is, zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de
EER worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt
aangetoond dat: a) een
exporteur deze producten vanuit een van de overeenkomstsluitende partijen naar
het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft
tentoongesteld; b) deze
exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een
geadresseerde in een andere overeenkomstsluitende partij; c) de
producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat zijn
verzonden als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan; en d) de
producten vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden,
niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te
worden vertoond. 2. Een bewijs van oorsprong wordt overeenkomstig titel V
afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het
land van invoer ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de
tentoonstelling vermeld zijn. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden
gevraagd betreffende de aard van de goederen en de omstandigheden waaronder zij
zijn tentoongesteld. 3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of
soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch
of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of
bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden
gehouden en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven. TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN Artikel 14 Verbod op teruggave of vrijstelling
van douanerechten 1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de
vervaardiging van producten van oorsprong uit de EER of een van de in artikel 3
genoemde landen waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is
afgegeven of opgesteld, komen in de overeenkomstsluitende partijen niet in
aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm
dan ook. 2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor de
algehele of gedeeltelijke teruggave, kwijtschelding of vrijstelling van
douanerechten of heffingen van gelijke werking die in een van de
overeenkomstsluitende partijen van toepassing is op materialen die bij de
vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke teruggave, kwijtschelding of
vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die
uit deze materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet indien deze
producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd. 3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn
gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle
stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van
rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken
producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle
douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van
toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald. 4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking
in de zin van artikel 7, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen
en gereedschappen in de zin van artikel 8 en op artikelen die deel
uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 9, wanneer
dergelijke producten niet van oorsprong zijn. 5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op
materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen
afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten
overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst. TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG Artikel 15 Algemene voorwaarden 1. Producten van oorsprong die in een van de overeenkomstsluitende
partijen worden ingevoerd, vallen onder de toepassing van de overeenkomst op
overlegging van een van de volgende bewijzen van oorsprong: a) een
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in
bijlage IIIa is opgenomen; b) een
certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED, waarvan het model in
bijlage IIIb is opgenomen; c) in
de in artikel 21, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur
op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten
duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna
“factuurverklaring” of “EUR-MED-factuurverklaring” genoemd); de teksten van de
factuurverklaringen zijn opgenomen in de bijlagen IV a en b. 2. Niettegenstaande lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin
van dit protocol in de in artikel 26 bedoelde gevallen onder de toepassing van
deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft
te worden overgelegd. Artikel 16 Procedure voor de afgifte van een
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED 1. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED worden
afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of gebied overzee van uitvoer
op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens
verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger. 2. Hiervoor vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger
zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED als het
aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in de bijlagen IIIa
en b opgenomen. Deze formulieren worden in een van de talen waarin deze
overeenkomst is opgesteld, ingevuld overeenkomstig de bepalingen van het
nationale recht van het land van uitvoer. De formulieren worden ingevuld in een
van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen
van het nationale recht van het land van uitvoer. De producten moeten worden
omschreven in het daartoe bestemde vak zonder dat regels worden opengelaten.
Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een
horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist. 3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer
EUR.1 of EUR-MED verzoekt, dient steeds in staat te zijn op verzoek van de
douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar het certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt afgegeven, de nodige documenten te
overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat
aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. 4. Behoudens lid 5 wordt een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
afgegeven door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij in de
volgende gevallen: –
indien de betrokken producten kunnen worden
beschouwd als producten van oorsprong uit de EER of een van de andere in
artikel 3, lid 1 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder
toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de andere in
artikel 3, lid 2 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit
protocol; –
indien de betrokken producten kunnen worden
beschouwd als producten van oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2,
genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van
cumulatie met materialen van oorsprong uit een van de in artikel 3 genoemde
landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol, op voorwaarde
dat een EUR-MED-certificaat of een factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in
het land van oorsprong. 5. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED wordt afgegeven
door de douaneautoriteiten van een overeenkomstsluitende partij indien de
betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de
EER of uit een van de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van
toepassing is en indien aan de voorwaarden van dit protocol is voldaan, en: –
cumulatie werd toegepast met materialen van
oorsprong uit een van de in de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of –
de producten kunnen worden gebruikt als materialen
in het kader van cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer
naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen, of –
de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit
het land van bestemming naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen. 6. Een certificaat inzake het goederenverkeer EUR-MED bevat een van
de volgende verklaringen in het Engels in vak 7: –
indien de oorsprong is verkregen door toepassing van
cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3
genoemde landen: "CUMULATION
APPLIED WITH …" (naam land(en)); –
indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing
van cumulatie met materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3
genoemde landen: "NO CUMULATION
APPLIED". 7. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of
EUR-MED belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te
controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan
alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn
zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in
te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien
er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met
name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak
zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn. 8. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer
EUR.1 of EUR-MED wordt vermeld in vak 11 van het certificaat. 9. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wordt door
de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur
gesteld zodra de goederen daadwerkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker
is dat ze zullen worden uitgevoerd. Artikel 17 Afgifte achteraf van een certificaat
inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED 1. In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED bij wijze van uitzondering worden afgegeven na
de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien a) dit
door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet
bij de uitvoer is gebeurd; of b) ten
genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED wel was afgegeven, maar bij invoer om
technische redenen niet is aanvaard. 2. In afwijking van artikel 16, lid 9, kan een certificaat
inzake goederenverkeer EUR-MED worden afgegeven na de uitvoer van de goederen
waarop het betrekking heeft en waarvoor ten tijde van de uitvoer een
certificaat inzake goederenverkeer EUR-1 was afgegeven, indien ten genoegen van
de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat aan de in artikel 16,
lid 5, genoemde voorwaarden is voldaan. 3. Met het oog op de toepassing van de leden 1 en 2 dient de
exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van
de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED
betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag. 4. Vóór de douaneautoriteiten tot afgifte achteraf van een
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED overgaan, dienen zij te
hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur
overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier. 5. Op achteraf afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of
EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht: "ISSUED
RETROSPECTIVELY", Op
achteraf krachtens lid 2 afgegeven certificaten inzake goederenverkeer
EUR-MED wordt de volgende Engelse zin aangebracht: "ISSUED RETROSPECTIVELY (Original EUR.1 no … (datum en plaats van afgifte)". 6. De in lid 5 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7
van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED. Artikel 18 Afgifte van een duplicaat van een
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED 1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat
inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, kan de exporteur de douaneautoriteiten
die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan
de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn. 2. Op het aldus
afgegeven duplicaat wordt het volgende Engelse woord aangebracht: "DUPLICATE". 3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in vak 7
van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED. 4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het
oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, is vanaf
die datum geldig. Artikel 19 Afgifte van een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED aan de hand van een eerder opgesteld of
afgegeven bewijs van oorsprong Voor producten van
oorsprong die in de overeenkomstsluitende partijen onder toezicht van een
douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door
een of meer EUR.1- of EUR-MED-certificaten worden vervangen bij verzending van
deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de EER. Dit
certificaat of deze certificaten EUR.1 of EUR-MED worden afgegeven door het
douanekantoor dat op de producten toezicht houdt. Artikel 20 Gescheiden boekhouding 1. Wanneer het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met
zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling
verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn,
kunnen de douaneautoriteiten op schriftelijk verzoek van de betrokkene toestaan
dat voor het beheer van deze voorraden de methode van gescheiden boekhouding
(hierna: "de methode" genoemd) wordt gebruikt. 2. Met behulp van de methode moet het mogelijk zijn dat in een
bepaalde referentieperiode hetzelfde aantal producten "van oorsprong"
wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren
gescheiden. 3. De douaneautoriteiten kunnen aan de verlening van de in lid 1
bedoelde vergunning voor het gebruik van deze methode de door hen passend
geachte voorwaarden verbinden. 4. De methode wordt toegepast, en de toepassing ervan wordt
vastgelegd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen die van
toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd. 5. Het bedrijf dat de methode toepast, kan bewijzen van de oorsprong
afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid
producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder
verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze
waarop de hoeveelheden zijn beheerd. 6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de
vergunning en kunnen deze intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet
correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven
voorwaarden voldoet. Artikel 21 Voorwaarden voor het opstellen van een
factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED 1. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED als bedoeld
in artikel 15, lid 1, onder c), kan worden opgesteld door: a) een
toegelaten exporteur in de zin van artikel 22; of b) iedere
exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van
oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt. 2. Behoudens lid 3 kan een factuurverklaring worden opgesteld in de
volgende gevallen: – indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van
oorsprong uit de EER of een van de andere in artikel 3, lid 1 genoemde landen
waarmee cumulatie van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met
materialen van oorsprong uit een van de andere in artikel 3, lid 2, genoemde
landen, en voldoen aan de andere voorwaarden van dit protocol; – indien de betrokken producten kunnen worden beschouwd als producten van
oorsprong uit een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen waarmee cumulatie
van toepassing is, zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong
uit een van de in artikel 3 genoemde landen, en voldoen aan de andere voorwaarden
van dit protocol, op voorwaarde dat een EUR-MED-certificaat of een
factuurverklaring EUR-MED is afgegeven in het land van oorsprong. 3. Een factuurverklaring EUR-MED kan worden opgesteld indien de
producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de EER, of uit een van
de in artikel 3 genoemde landen waarmee cumulatie van toepassing is, en
aan de voorwaarden van dit protocol voldoen, en: – cumulatie werd toegepast met materialen van oorsprong uit een van de in
de artikel 3, lid 2, genoemde landen, of – de producten kunnen worden gebruikt als materialen in het kader van
cumulatie voor de vervaardiging van producten voor uitvoer naar een van de in
artikel 3, lid 2, genoemde landen, of of – de producten opnieuw kunnen worden uitgevoerd uit het land van bestemming
naar een van de in artikel 3, lid 2, genoemde landen. 4. Een factuurverklaring EUR-MED bevat een van de volgende verklaringen
in het Engels: – indien de oorsprong is verkregen door toepassing van cumulatie met
materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen: "CUMULATION
APPLIED WITH ………" (naam land(en)) – indien de oorsprong is verkregen zonder toepassing van cumulatie met
materialen van oorsprong uit een of meer van de in artikel 3 genoemde landen: "NO CUMULATION
APPLIED". 5. De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring
EUR-MED opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van
uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de
betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit
protocol is voldaan. 6. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED, waarvan de
tekst in de bijlagen IVa en b is opgenomen, wordt door de exporteur op de
factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt
in een van de in die bijlagen opgenomen talenversies, overeenkomstig de
bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de
verklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters
geschieden. 7. Factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED worden door de
exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van
artikel 22 hoeft de factuurverklaringen niet te ondertekenen, mits hij de
douaneautoriteiten van het land van uitvoer een schriftelijke verklaring doet
toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor elke factuurverklaring
waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend. 8. Een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED kan door de
exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de goederen waarop zij
betrekking heeft, doch dient binnen twee jaar na de invoer van deze producten
in het land van invoer te worden aangeboden. Artikel 22 Toegelaten exporteur 1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een
exporteur (hierna "toegelaten exporteur" genoemd) die veelvuldig producten
verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen
factuurverklaringen of factuurverklaringen EUR-MED op te stellen ongeacht de
waarde van de betrokken producten. Een exporteur die een dergelijke vergunning
aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle waarborgen bieden
die nodig zijn voor de controle op het karakter van het product van oorsprong
en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol. 2. De douaneautoriteiten kunnen de verlening van de status van
toegelaten exporteur van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden afhankelijk
stellen. 3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer van
de douanevergunning toe, dat in de factuurverklaring of de factuurverklaring
EUR-MED moet worden vermeld. 4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de
vergunning door de toegelaten exporteur. 5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde
intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer
de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2
bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning op enigerlei wijze misbruikt. Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van
oorsprong 1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum
van afgifte in het land van uitvoer en moet binnen deze periode worden
ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer. 2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1
genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden
ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling
worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of
buitengewone omstandigheden. 3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de
douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden
indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn
aangebracht. Artikel 24 Overlegging van het bewijs van
oorsprong Bewijzen van
oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer overgelegd
overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een
vertaling van dit bewijs verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten
invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan
de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen. Artikel 25 Invoer in deelzendingen Wanneer, op verzoek
van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer
vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin
van algemene regel 2, onder a), voor de interpretatie van het geharmoniseerde
systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van
het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel
bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de
eerste deelzending. Artikel 26 Vrijstelling van het bewijs van
oorsprong 1. Producten die in kleine colli door particulieren aan particulieren
worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers,
worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van
oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover het om invoer gaat waaraan
ieder handelskarakter vreemd is en bij hun aangifte wordt verklaard dat de
producten aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en er over de juistheid
van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze
verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht
blad worden gesteld. 2. Invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd
zijn voor persoonlijk gebruik door de ontvanger of de reiziger of de leden van
diens gezin, worden beschouwd als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd
is voor zover noch de aard, noch de hoeveelheid van de producten op commerciële
doeleinden wijst. 3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet hoger zijn dan
500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die
deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers. Artikel 27 Leveranciersverklaring 1. Indien in een van de overeenkomstsluitende partijen een
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven of een
factuurverklaring opgesteld voor producten van oorsprong, bij de vervaardiging
waarvan goederen uit andere overeenkomstsluitende partijen zijn gebruikt die in
de EER een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong
te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring die
in overeenstemming met dit artikel voor die goederen is afgegeven. 2. De in lid 1 bedoelde leveranciersverklaring dient als bewijs van
de be- of verwerking van de betrokken goederen in de EER wanneer moet worden
vastgesteld of de producten, bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn
gebruikt, als producten van oorsprong uit de EER kunnen worden beschouwd en aan
de andere voorwaarden van het protocol voldoen. 3. Een afzonderlijke leveranciersverklaring wordt, behalve in de in
lid 4 bedoelde gevallen, door de leverancier voor iedere zending goederen in de
in bijlage V omschreven vorm opgesteld op een blad papier dat aan de factuur,
de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht. De goederen moeten in
deze verklaring voldoende nauwkeurig zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd. 4. Indien een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goederen
toezendt waarvan de be- of verwerking in de EER naar verwachting voor langere
tijd constant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring, hierna
"langlopende leveranciersverklaring" genoemd (ook wel
"leveranciersverklaring voor herhaald gebruik" genoemd), opstellen
ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen. Een
langlopende leveranciersverklaring is gewoonlijk een jaar geldig vanaf de datum
van opstelling. De douaneautoriteiten van het land waarin de verklaring wordt
opgesteld, kunnen toestaan dat op door hen te stellen voorwaarden verklaringen
met een langere geldigheidsduur worden opgesteld. De
langlopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier in de in bijlage
VI omschreven vorm opgesteld. De goederen dienen daarin voldoende nauwkeurig te
zijn omschreven om te kunnen worden geïdentificeerd. De leverancier doet de
afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop ze
betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending. Indien
de langlopende leveranciersverklaring niet langer betrekking heeft op de
geleverde goederen, stelt de leverancier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in
kennis. 5. De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaring wordt getypt
of gedrukt in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld,
overeenkomstig het nationale recht van het land waar de verklaring wordt
opgesteld en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring
mag ook met de hand worden opgesteld; in dat geval moet dit met inkt en in
blokletters geschieden. 6. De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de
douaneautoriteiten van het land waar de verklaring is opgesteld, steeds alle
documenten overleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist
zijn. Artikel 28 Documenten ter staving De in artikel 16,
lid 3, artikel 21, lid 5 en artikel 27, lid 6, bedoelde documenten aan de hand
waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of een factuurverklaring of een
factuurverklaring EUR-MED worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de
EER of een van de in artikel 3 genoemde landen en aan de andere voorwaarden van
dit protocol voldoen, en dat de in de leveranciersverklaring verstrekte
informatie juist is, kunnen onder meer de volgende zijn: a) een
rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne
administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be-
of verwerkingen om de goederen te verkrijgen; b) in de
overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale
recht van die partij gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte
materialen blijkt; c) in de
overeenkomstsluitende partij afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale
recht van die partij gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de
EER blijkt; d) certificaten
inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of factuurverklaringen of
factuurverklaringen EUR-MED waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen
blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de overeenkomstsluitende partijen
zijn afgegeven of opgesteld, of die in een in artikel 3 genoemd land zijn
opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de
oorsprongsregels in dit protocol; e) leveranciersverklaringen
waaruit de in de EER verrichte be- of verwerking van de gebruikte materialen
blijkt en die in de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig dit protocol
zijn opgesteld; f) passende
bewijsstukken betreffende be- of verwerking buiten de EER in toepassing van
artikel 11 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Artikel 29 Bewaring van bewijzen van oorsprong,
leveranciersverklaringen en andere bewijsstukken 1. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED verzoekt, bewaart de in artikel 16, lid 3,
bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar. 2. De exporteur die een factuurverklaring of een factuurverklaring
EUR-MED opstelt, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in
artikel 21, lid 5, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar. 3. De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart
kopieën van de verklaring en van de factuur, de pakbon of het andere
handelsdocument waaraan zijn verklaring werd gehecht, alsmede de in artikel 27,
lid 6, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar. De
leverancier die een langlopende leveranciersverklaring opstelt, bewaart kopieën
van de verklaring en van de facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten
betreffende de goederen waarop zijn aan de afnemer gezonden verklaring
betrekking had, alsmede de in artikel 27, lid 6, bedoelde documenten gedurende
ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop deze langlopende
leveranciersverklaring vervalt. 4. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een certificaat
inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED afgeven, bewaren het in
artikel 16, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste
drie jaar. 5. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de
certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED en de factuurverklaringen
en factuurverklaringen EUR-MED die bij hen werden ingediend gedurende ten
minste drie jaar. Artikel 30 Verschillen en vormfouten 1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong
en die op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij
het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet
automatisch ongeldig indien blijkt dat dit document wel degelijk met de
aangebrachte producten overeenstemt. 2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van
oorsprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet
van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin
vermelde gegevens. Artikel 31 In euro uitgedrukte bedragen 1. Voor de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26,
lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan
de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale
valuta van de lidstaten van de Europese Unie en van de in artikel 3 genoemde
landen, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld. 2. Artikel 21, lid 1, onder b), en artikel 26, lid 3, zijn van
toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld,
overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld. 3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn
gelijk aan de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op
de eerste werkdag van de maand oktober van elk jaar. De bedragen worden de
Europese Commissie uiterlijk op 15 oktober meegedeeld en zijn van toepassing
vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle
betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen. 4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in
zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag, naar boven of beneden
afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan vijf procent afwijken van het
bedrag dat het resultaat is van de omrekening. Een land mag de tegenwaarde in
zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven
indien de omrekening van dat bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde
jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, leidt tot een stijging van minder dan
15 % van die tegenwaarde. De tegenwaarde in nationale valuta kan
ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde
leidt. 5. De in euro uitgedrukte bedragen worden op verzoek van de
overeenkomstsluitende partijen door het Gemengd Comité van de EER herzien. Bij
deze herziening onderzoekt het Gemengd Comité of het wenselijk is de
betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband
besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen. TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE
SAMENWERKING Artikel 32 Administratieve samenwerking 1. De douaneautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen doen
elkaar via de Europese Commissie specimens van de afdrukken toekomen van de
stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en EUR-MED, alsmede de adressen van de
douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de
factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen. 2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen
de overeenkomstsluitende partijen elkaar, via de bevoegde douane-instanties,
bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1- en EUR-MED-certificaten
en de factuurverklaringen en factuurverklaringen EUR-MED of leveranciersverklaringen
en de juistheid van de daarin vermelde gegevens. Artikel 33 Controle van de bewijzen van oorsprong 1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf, door middel van
steekproeven, gecontroleerd of telkens wanneer de douaneautoriteiten van het
land van invoer redenen hebben te twijfelen aan de echtheid van deze
documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de
andere voorwaarden van dit protocol. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de
douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED, de factuur, indien deze is overgelegd, de
factuurverklaring of de factuurverklaring EUR-MED of een kopie van deze
documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, indien
van toepassing onder vermelding van de redenen waarom een controle wordt
aangevraagd. Zij voegen bij dit verzoek om controle alle documenten en gegevens
die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van
oorsprong onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land
van uitvoer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd alle bewijsstukken op te
vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles
te verrichten die zij dienstig achten. 4. Wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de
preferentiële behandeling van de betrokken producten in afwachting van de
resultaten van de controle niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de
producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte
conservatoire maatregelen. 5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk
medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze
mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, of de
betrokken producten als producten van oorsprong uit de EER of een in artikel 3
genoemd land beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit
protocol is voldaan. 6. Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het
controleverzoek geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord onvoldoende
gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke
oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten
de preferentie niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden. Artikel 34 Controle van de leveranciersverklaring 1. Leveranciersverklaringen en langlopende leveranciersverklaringen
worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd of telkens wanneer
de douaneautoriteiten van het land waar zulke verklaringen zijn gebruikt om
EUR.1- of EUR-MED-certificaten of factuurverklaringen of factuurverklaringen
EUR-MED op te stellen, redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van de
verklaring of de juistheid van de daarin vermelde gegevens. 2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de
douaneautoriteiten van het land van invoer de leveranciersverklaring, de
factuur, de pakbon of andere handelsdocumenten die betrekking hebben op de
goederen die door de leveranciersverklaring werden gedekt terug aan de
douaneautoriteiten van het land waar de verklaring werd opgesteld, onder
vermelding van de materiële of formele redenen waarom een onderzoek wordt
aangevraagd. Zij verstrekken bij
deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben
doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring onjuist zijn. 3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land
waar de leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd
alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de leverancier in te zien
en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. 4. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk
medegedeeld aan de douaneautoriteiten die deze hebben aangevraagd. In deze
mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de
leveranciersverklaring juist zijn en in hoeverre de verklaring in aanmerking
kan worden genomen voor het opstellen van een EUR.1- of EUR-MED-certificaat of
een factuurverklaring of een factuurverklaring EUR-MED. Artikel 35 Geschillenbeslechting Geschillen ten
aanzien van de in de artikelen 33 en 34 bedoelde controles die niet onderling
geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd
en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in
verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Gemengd Comité van
de EER voorgelegd. In alle gevallen is
de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van
geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van
invoer. Artikel 36 Sancties Sancties worden
getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat
opstellen met het doel een preferentiële behandeling van de goederen te
verkrijgen. Artikel 37 Vrije zones 1. De overeenkomstsluitende partijen nemen alle nodige maatregelen
om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong
worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen
vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere
behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te
bewaren. 2. In afwijking van lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten,
wanneer producten van oorsprong uit de EER die onder dekking van een bewijs van
oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op
verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of
EUR-MED af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit
protocol overeenstemt. TITEL VII CEUTA EN MELILLA Artikel 38 Toepassing van het protocol 1. De in dit protocol gebruikte term "EER" heeft geen
betrekking op Ceuta en Melilla. Onder "producten van oorsprong uit de
EER" worden geen producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla verstaan. 2. Voor de toepassing van protocol 49 betreffende producten van
oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing
met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 39. Artikel 39 Bijzondere voorwaarden 1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 12,
worden beschouwd als: 1. producten
van oorsprong uit Ceuta en Melilla: a) volledig in
Ceuta en Melilla verkregen producten; b) in Ceuta en
Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de
onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits: i) deze
producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin
van artikel 5; of ii) deze
producten van oorsprong zijn uit de EER en zij be- of verwerkingen hebben
ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde be- of verwerkingen; 2. producten
van oorsprong uit de EER: a) geheel en al in
de EER verkregen producten; b) in
de EER verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a)
bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover: i) deze
producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin
van artikel 5; of ii) deze
producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de EER en zij be- of
verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 genoemde
be- of verwerkingen. 2. Ceuta en
Melilla worden als één grondgebied beschouwd. 3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt
"EER" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat
inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de
factuurverklaring EUR-MED. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla
wordt de oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake
goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED of op de factuurverklaring of de
factuurverklaring EUR-MED. 4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van
dit protocol in Ceuta en Melilla. TITEL VIII SLOTBEPALINGEN Artikel 40 Overgangsmaatregelen Niettegenstaande
artikel 3 van dit protocol blijven de regels betreffende cumulatie van artikel 3
van protocol 4 bij deze overeenkomst, zoals vervangen bij Besluit nr. 136/2005[8] van het Gemengd Comité
van de EER, van toepassing tussen de overeenkomstsluitende partijen totdat de
regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels van
toepassing is op alle in artikel 3 van protocol 4 bij deze overeenkomst
vermelde landen. ___________________ Bijlage I Inleidende
aantekeningen bij de lijst in bijlage II Zie
bijlage I bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels Elke verwijzing naar "dit
aanhangsel" in opmerking 1 en 3.1 van bijlage I bij aanhangsel I bij de
regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels moet
worden gelezen als verwijzingen naar "dit protocol". Bijlage
II Lijst
van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het
vervaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt Zie
bijlage II bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels Bijlage IIIa Modellen
van certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat
inzake goederenverkeer EUR.1 Zie
bijlage IIIa bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels Bijlage IIIb Modellen
van certificaat inzake goederenverkeer EUR-MED en aanvraag van een certificaat
inzake goederenverkeer EUR-MED Zie
bijlage IIIb bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels BijLage IVa Tekst
van de factuurverklaring Zie
bijlage IVa bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels BIJLAGE IVb Tekst
van de factuurverklaring EUR-MED Zie
bijlage IVb bij aanhangsel I bij de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels BIJLAGE V Leveranciersverklaring Bij het opstellen van de leveranciersverklaring,
waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden
met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet te worden
overgenomen. LEVERANCIERSVERKLARING voor goederen die in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan
zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen Ondergetekende, leverancier van de goederen waarop het document in
de bijlage betrekking heeft, verklaart dat: 1. De volgende materialen, die niet van oorsprong zijn uit de EER,
in de EER bij de vervaardiging van deze goederen zijn gebruikt: Omschrijving van de geleverde goederen (1) || Omschrijving van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn || GS-post van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (2) || Waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (2)(3) || || || || || || || || || Totaal || 2. Alle andere materialen die bij de vervaardiging van deze
goederen in de EER zijn gebruikt, zijn van oorsprong uit de EER. 3. De volgende goederen hebben buiten de EER een be- of verwerking
ondergaan overeenkomstig artikel 11 van protocol 4 bij de
overeenkomst waardoor in totaal de volgende waarde werd toegevoegd Omschrijving van de geleverde goederen || Totale toegevoegde waarde die buiten de EER is verkregen (4) || || || || || (Plaats en datum) || || || (Naam en handtekening van de leverancier; gevolgd door de naam van de ondertekenaar in blokletters) (1) Indien de factuur, het volgbriefje of het andere
handelsdocument waaraan de verklaring is gehecht, op verschillende soorten
goederen betrekking heeft of op goederen waarin niet in dezelfde mate
materialen die niet van oorsprong zijn, zijn verwerkt, moet de leverancier dit
duidelijk aangeven. Voorbeeld: Het document heeft betrekking op verschillende modellen elektromotoren
van post 8501 die worden gebruikt bij de vervaardiging van wasmachines van post
8450. Bij de vervaardiging van deze motoren zijn materialen gebruikt die niet
van oorsprong zijn en waarvan het soort en de waarde per model verschillen.
Deze modellen moeten derhalve in de eerste kolom apart worden opgegeven en de
gegevens die in de andere kolommen worden gevraagd moeten eveneens voor elk
model apart worden opgegeven, zodat de wasmachinefabrikant weet of de
verschillende modellen elektromotoren die hij gebruikt het karakter van product
van oorsprong bezitten. (2) Slechts invullen, indien nodig. Voorbeelden: Volgens de regel voor kledingstukken van ex Hoofdstuk 62 mogen garens
worden gebruikt die niet van oorsprong zijn. Indien een producent van
dergelijke kledingstukken in Frankrijk weefsels uit Noorwegen importeert die
daar verkregen zijn uit garen dat niet van oorsprong is, dan is het voldoende
dat de leverancier uit de Europese Unie verklaart dat de gebruikte garens niet
van oorsprong zijn. Hij behoeft daarbij niet de GS-post en de waarde van het
garen te vermelden. Een producent van ijzerdraad van post 7217 die dit ijzerdraad van
ijzeren staven heeft vervaardigd die niet van oorsprong zijn, dient in de
tweede kolom "ijzeren staven" in te vullen. Wanneer dit draad gebruikt
wordt bij de vervaardiging van een machine waarvoor de regel van oorsprong
geldt, dat materialen die niet van oorsprong zijn slechts tot een bepaald
percentage gebruikt mogen worden, dan moet in de derde kolom de waarde worden
vermeld van de staven die niet van oorsprong zijn. (3) Onder "waarde van de materialen" wordt
verstaan de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen
die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden
vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is
betaald. De precieze waarde van elk gebruikt materiaal dat niet van oorsprong
is, moet worden opgegeven per eenheid van de in de eerste kolom vermelde
goederen. (4) Onder "totale toegevoegde waarde" wordt verstaan
alle kosten die buiten de EER zijn gemaakt, met inbegrip van de waarde van alle
materialen die daar aan het product zijn toegevoegd. De precieze waarde die
buiten de EER is verkregen, wordt opgegeven per eenheid van de goederen die in
de eerste kolom zijn vermeld. BIJLAGE VI Langlopende
leveranciersverklaring Bij het opstellen van de langlopende
leveranciersverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient
rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft
echter niet te worden overgenomen. LANGLOPENDE
LEVERANCIERSVERKLARING voor
goederen die in de EER een be- of verwerking hebben ondergaan zonder de
preferentiële oorsprong te hebben verkregen Ondergetekende, leverancier van de goederen waarop dit document
betrekking heeft en die regelmatig geleverd worden aan……………………………… (1)verklaart
het volgende: 1. De volgende materialen, die niet van oorsprong zijn uit de EER,
in de EER bij de vervaardiging van deze goederen zijn gebruikt: Omschrijving van de geleverde goederen (2) || Omschrijving van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn || GS-post van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (3) || Waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn (3)(4) || || || || || || || || || Totaal || 2. Alle andere materialen die bij de vervaardiging van deze
goederen in de EER zijn gebruikt, zijn van oorsprong uit de EER. 3. De volgende goederen hebben buiten de EER een be- of verwerking
ondergaan overeenkomstig artikel 11 van protocol 4 bij de
overeenkomst waardoor in totaal de volgende waarde werd toegevoegd: Omschrijving van de geleverde goederen || Totale toegevoegde waarde die buiten de EER is verkregen(5) || || || || Deze
verklaring is geldig voor alle toekomstige zendingen van deze goederen die
worden verzonden van
………………………………………………………………………………………… tot……………………………………………………………………………………………..(6) Ik
verbind mij ertoe …………………………………………………………………………….(1) zodra deze
verklaring niet meer geldig is, hiervan onmiddellijk in kennis te stellen. || || || (Plaats en datum) || || || || (Naam en handtekening van de leverancier; gevolgd door de naam van de ondertekenaar in blokletters) (1) Naam en adres van de afnemer. (2) Indien de factuur, het volgbriefje of het andere
handelsdocument waaraan de verklaring is gehecht, op verschillende soorten
goederen betrekking heeft of op goederen waarin niet in dezelfde mate
materialen die niet van oorsprong zijn, zijn verwerkt, moet de leverancier dit
duidelijk aangeven. Voorbeeld: Het document heeft betrekking op verschillende modellen elektromotoren
van post 8501 die worden gebruikt bij de vervaardiging van wasmachines van post
8450. Bij de vervaardiging van deze motoren zijn materialen gebruikt die niet
van oorsprong zijn en waarvan het soort en de waarde per model verschillen.
Deze modellen moeten derhalve in de eerste kolom apart worden opgegeven en de
gegevens die in de andere kolommen worden gevraagd moeten eveneens voor elk
model apart worden opgegeven, zodat de wasmachinefabrikant weet of de
verschillende modellen elektromotoren die hij gebruikt het karakter van product
van oorsprong bezitten. (3) Slechts invullen, indien nodig. Voorbeelden: Volgens de regel voor kledingstukken van ex Hoofdstuk 62 mogen garens
worden gebruikt die niet van oorsprong zijn. Indien een producent van dergelijke
kledingstukken in Frankrijk weefsels uit Noorwegen importeert die daar
verkregen zijn uit garen dat niet van oorsprong is, dan is het voldoende dat de
leverancier uit de Europese Unie verklaart dat de gebruikte garens niet van
oorsprong zijn. Hij behoeft daarbij niet de GS-post en de waarde van het garen
te vermelden. Een producent van ijzerdraad van post 7217 die dit ijzerdraad van
ijzeren staven heeft vervaardigd die niet van oorsprong zijn, dient in de
tweede kolom "ijzeren staven" in te vullen. Wanneer dit draad
gebruikt wordt bij de vervaardiging van een machine waarvoor de regel van
oorsprong geldt, dat materialen die niet van oorsprong zijn slechts tot een
bepaald percentage gebruikt mogen worden, dan moet in de derde kolom de waarde
worden vermeld van de staven die niet van oorsprong zijn. (4) Onder "waarde van de materialen" wordt
verstaan de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen
die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden
vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de EER is
betaald. De precieze waarde van elk gebruikt materiaal dat niet van oorsprong
is, moet worden opgegeven per eenheid van de in de eerste kolom vermelde
goederen. (5) Onder "totale toegevoegde waarde" wordt
verstaan alle kosten die buiten de EER zijn gemaakt, met inbegrip van de waarde
van alle materialen die daar aan het product zijn toegevoegd. De precieze
waarde die buiten de EER is verkregen, wordt opgegeven per eenheid van de goederen
die in de eerste kolom zijn vermeld. (6) Data invullen. De geldigheidsduur van de langetermijnverklaring van
de leverancier mag normaliter een tijdvak van 12 maanden niet overschrijden,
onder voorbehoud van de voorwaarden die worden vastgesteld door de douaneautoriteiten
van het land waar de langetermijnverklaring van de leverancier is opgesteld. GEMEENSCHAPPELIJKE
VERKLARING betreffende
de aanvaarding van bewijzen van oorsprong die in het kader van de in artikel 3
van protocol 4 bedoelde overeenkomsten werden afgegeven voor producten van
oorsprong uit de Europese Unie, IJsland of Noorwegen 1. Bewijzen
van oorsprong die in het kader van de in artikel 3 van protocol 4 bedoelde
overeenkomsten werden afgegeven voor producten van oorsprong uit de Europese
Unie, IJsland of Noorwegen, worden aanvaard voor de toekenning van de
preferentiële behandeling waarin de EER-overeenkomst voorziet. 2. Dergelijke
producten worden als van oorsprong uit de EER beschouwd indien zij in een
aldaar verkregen product zijn verwerkt. Het is niet noodzakelijk dat deze
materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan. 3. Wanneer
dergelijke producten onder de EER-Overeenkomst vallen, worden zij bij
wederuitvoer naar een andere overeenkomstsluitende partij van de EER als van
oorsprong uit de EER beschouwd. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende het Vorstendom Andorra 1. Producten van de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het
Geharmoniseerd Systeem van oorsprong uit het Vorstendom Andorra worden door
IJsland, Liechtenstein en Noorwegen behandeld als producten van oorsprong uit
de Europese Unie in de zin van deze overeenkomst. 2. Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van
de oorsprong van de hierboven vermelde producten. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende de Republiek San Marino 1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door
IJsland, Liechtenstein en Noorwegen behandeld als producten van oorsprong uit
de Europese Unie in de zin van deze overeenkomst. 2. Protocol 4 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van
de oorsprong van de hierboven vermelde producten. GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING betreffende de opzegging van de regionale conventie betreffende de
pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels door een overeenkomstsluitende partij 1. Indien een
overeenkomstsluitende partij bij de EER-overeenkomst de depositaris van de
regionale conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële
oorsprongsregels schriftelijk te kennen geeft de conventie op grond van
artikel 9 te willen opzeggen, onderhandelt de terugtrekkende
overeenkomstsluitende partij onverwijld met alle andere overeenkomstsluitende
partijen bij de EER-overeenkomst over oorsprongsregels voor de toepassing van
deze overeenkomst. 2. Tot de
inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oorsprongsregels blijven de op
het moment van opzegging geldende oorsprongsregels in aanhangsel I en, in
voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de regionale
conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane oorsprongsregels van
overeenkomstige toepassing tussen de terugtrekkende overeenkomstsluitende
partij en de andere overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst.
Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aanhangsel I en, in
voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de
conventie echter zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen
de terugtrekkende overeenkomstsluitende partij en de andere
overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst toestaan. _______________________ [1] Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko,
Palestina, Syrië en Tunesië. [2] PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4. [3] PB L XX van X.X.XXXX,
blz. X. en EER-supplement nr. X van X.X.XXXX, blz. X) [4] [Er zijn geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Er
zijn grondwettelijke vereisten aangegeven.] [5] Het Vorstendom Liechtenstein heeft een douane-unie met
Zwitserland en is partij bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte. [6] Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige
Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo overeenkomstig
Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad. [7] Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Palestina,
Syrië en Tunesië (*Deze benaming mag niet worden uitgelegd als een erkenning
van de staat Palestina en laat de afzonderlijke standpunten van de lidstaten
ter zake onverlet.) [8] PB L 321 van 8.12.2005, blz. 1 en
EER-supplement nr. 63 van 8.12.2005, blz. 1.