EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 18.7.2014
COM(2014) 476 final
2014/0218(COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen
(Voor de EER relevante tekst)
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
Motivering en doel van het voorstel
Op 19 maart 2008 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid op basis van het vervoersartikel van het Verdrag (artikel 71, lid 1, EG-Verdrag, nu artikel 91 VWEU). De belangrijkste doelstelling van die richtlijn was een einde te maken aan de anonimiteit van buitenlandse bestuurders en ervoor te zorgen dat de verkeersovertredingen die zij begaan niet onbestraft blijven. Om die reden was in de richtlijn bepaald dat de lidstaten toegang krijgen tot elkaars voertuigregistratiegegevens via een elektronisch netwerk voor de uitwisseling van gegevens. Daardoor zouden zij bestuurders kunnen identificeren als deze in het buitenland verkeersovertredingen begaan en zodoende kunnen waarborgen dat binnenlandse en buitenlandse bestuurders gelijk worden behandeld. Zodra de naam en het adres van de eigenaar bekend zijn, kan er een brief naar de vermeende overtreder worden gestuurd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een op grond van de richtlijn vastgesteld model. De lidstaat waarin de overtreding is begaan, behoudt op die manier het recht om te beslissen welk gevolg er aan de verkeersovertreding wordt gegeven.
Richtlijn 2011/82/EU is vastgesteld op 25 oktober 2011. Het Europees Parlement en de Raad hebben artikel 87, lid 2, VWEU inzake politiële samenwerking als rechtsgrondslag gekozen. Deze richtlijn moest uiterlijk op 7 november 2013 door 25 lidstaten in nationale wetgeving zijn omgezet. In overeenstemming met de aan de Verdragen gehechte protocollen 21 en 22 hebben Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland besloten deze richtlijn niet vast te stellen noch toe te passen.
De Commissie stond volledig achter de inhoud van de vastgestelde richtlijn, maar besloot de rechtsgrondslag aan te vechten bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. In het arrest van 6 mei 2014, zaak C-43/12 Commissie tegen Europees Parlement en Raad van de Europese Unie, heeft het Hof van Justitie Richtlijn 2011/82/EU nietig verklaard, maar ook besloten dat de gevolgen van de richtlijn moeten worden gehandhaafd tot de inwerkingtreding van een nieuwe richtlijn die is gebaseerd op het vervoersartikel van het Verdrag, op voorwaarde dat dit gebeurt binnen een redelijke termijn die niet langer dan twaalf maanden na de datum van de uitspraak mag zijn.
Teneinde te voldoen aan de bovengenoemde uitspraak heeft de Commissie het onderhavige voorstel voor een nieuwe richtlijn op basis van de juiste rechtsgrondslag (artikel 91 VWEU) opgesteld.
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
Net als de nietig verklaarde richtlijn is dit voorstel in overeenstemming met het EU-beleid inzake de bescherming van de volksgezondheid en het milieu. Het vormt tevens een aanvulling op Kaderbesluit 2005/214/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties. In dat besluit is een mechanisme vastgesteld voor de grensoverschrijdende erkenning en handhaving van onherroepelijke beslissingen met betrekking tot geldelijke sancties, onder meer voor inbreuken op de verkeerswetgeving.
2.RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING
In vergelijking met de nietig verklaarde richtlijn bevat het voorstel geen nieuwe elementen. De voorgestelde wijzigingen zorgen ervoor dat de vorige tekst wordt aangepast aan de nieuwe rechtsgrondslag en zijn daarom niet wezenlijk. Om die reden was het niet nodig om de belanghebbenden opnieuw te raadplegen noch om de effectbeoordeling van het oorspronkelijke Commissievoorstel bij te werken.
Voorafgaand aan de vaststelling van de nietig verklaarde richtlijn zijn het Europees Economisch en Sociaal Comité, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Comité van de Regio's geraadpleegd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 17 september 2008 advies uitgebracht. Het Comité kwam tot de conclusie dat het voorstel voor de nietig verklaarde richtlijn een goed middel was om in een andere lidstaat begane overtredingen adequaat aan te pakken. Er werd voorgesteld om de lijst met overtredingen uit te breiden om de richtlijn doeltreffender te maken. Daarnaast riep het Comité de Raad en de lidstaten op om de richtlijn gepaard te laten gaan met effectieve en efficiënte controles en bestraffingen. Een aantal van de voorgestelde aanvullende overtredingen is vervolgens opgenomen in de richtlijn die is vastgesteld.
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (European Data Protection Supervisor – EDPS) heeft op 8 mei 2008 advies uitgebracht. De EDPS kwam tot de conclusie dat het voorstel voldoende argumenten bevatte voor het opzetten van een elektronisch netwerk voor de uitwisseling van gegevens, en dat het op een adequate wijze de aard van de te verzamelen of door te zenden gegevens beperkte. De EDPS deed een aantal aanbevelingen om de tekst te verbeteren. De EDPS had geen bezwaar tegen het gebruik van reeds bestaande infrastructuur voor de uitwisseling van gegevens, zolang dit financiële en administratieve lasten beperkte, maar benadrukte dat dit niet tot interoperabiliteit met andere databanken mag leiden. Een aantal van de voorstellen is vervolgens opgenomen in de richtlijn die is vastgesteld.
Het Comité van de Regio's is geraadpleegd met betrekking tot het voorstel, maar heeft op 17 april 2008 besloten geen advies uit te brengen.
3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Het voorstel is nagenoeg identiek aan de tekst van de nietig verklaarde richtlijn. Er zijn slechts enkele kleine wijzigingen aangebracht die strikt noodzakelijk werden geacht om te voldoen aan de uitspraak van het Hof: de rechtsgrondslag is gewijzigd, de overwegingen die betrekking hadden op de speciale bepalingen voor het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken zijn geschrapt en de niet meer relevante verklaring van de Commissie betreffende de rechtsgrondslag is eveneens geschrapt. Daarnaast is de tekst over de regels inzake gegevensbescherming in overweging 20 gewijzigd ten opzichte van overweging 19 van de nietig verklaarde richtlijn en is het desbetreffende artikel 7 dienovereenkomstig aangepast. In artikel 4 zijn de verwijzingen naar de Prüm-besluiten ingekort, waarbij de essentie niet is gewijzigd, en zijn de leden 2 en 3 herschikt om de logische structuur van het artikel te verbeteren. De data voor de omzetting, de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie en de rapporteringsverplichtingen zijn bijgewerkt. Daarnaast is er een aantal kleine wijzigingen van wetgevingstechnische aard verricht.
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor de vaststelling van maatregelen op EU-niveau op het gebied van de verkeersveiligheid is artikel 91, lid 1, onder c), VWEU. In dit artikel is onder meer bepaald dat de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen moet vaststellen die de veiligheid van het vervoer kunnen verbeteren. Het Hof achtte deze rechtsgrondslag passend, aangezien inhoudelijk onderzoek van de bepalingen van Richtlijn 2011/82/EU bevestigde dat het daarbij ingestelde systeem van informatie-uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het instrument was waarmee de richtlijn het doel, namelijk de verbetering van de verkeersveiligheid, nastreefde en de Unie in staat stelde dat doel te verwezenlijken. Het Hof concludeerde dat Richtlijn 2011/82/EU, gelet op het doel en de inhoud ervan, een maatregel is die de veiligheid van het vervoer kan verbeteren in de zin van artikel 91, lid 1, onder c), VWEU, en daarom had moeten worden vastgesteld op basis van die bepaling (zie paragrafen 44 tot en met 46 van het arrest).
Schrapping van de overwegingen betreffende het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken
Zoals bepaald in de overwegingen 22 en 23 van de nietig verklaarde richtlijn beschikten het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Denemarken overeenkomstig de protocollen nr. 21 en 22 die aan de Verdragen zijn gehecht over de mogelijkheid niet deel te nemen aan de vaststelling van de richtlijn, die derhalve niet bindend was voor, noch van toepassing was in deze lidstaten. Het onderhavige voorstel is echter gebaseerd op artikel 91, lid 1, onder c), VWEU. Als gevolg daarvan zijn deze protocollen niet van toepassing, aangezien zij uitsluitend van toepassing zijn op titel V van het VWEU. Deze overwegingen moeten daarom worden geschrapt.
Gegevensbescherming
Aangezien de nietig verklaarde richtlijn was vastgesteld op grond van artikel 87, lid 2, VWEU, waren de regels inzake gegevensbescherming gebaseerd op de regeling voor gegevensbescherming in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken overeenkomstig Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. Een andere reden daarvoor is dat Richtlijn 95/46/EG niet van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens die met het oog op de uitoefening van niet binnen de werkingssfeer van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken vallende activiteiten geschiedt (zie artikel 3, lid 2, van voornoemde richtlijn).
Dit voorstel is echter gebaseerd op artikel 91, lid 1, onder c), VWEU. De algemene regels inzake gegevensbescherming die zijn vastgesteld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens moeten daarom worden toegepast. Daarom moet het voorstel, zowel in algemene zin als in de bepalingen betreffende het corrigeren, wissen, afschermen en de maximumduur voor de opslag als vastgesteld in artikel 7 van de nietig verklaarde richtlijn, verwijzen naar Richtlijn 95/46/EG. Het is niet meer noodzakelijk naar de regels inzake gegevensbescherming van de Prüm-besluiten te verwijzen, aangezien Richtlijn 95/46/EG in voldoende gegevensbescherming voorziet.
In het licht van de onderhandelingen die de medewetgevers momenteel voeren over een Commissievoorstel voor een verordening inzake gegevensbescherming ter vervanging van Richtlijn 95/46/EG en van de daarmee samenhangende termijnen en resultaten van de procedures, zou het passend kunnen zijn de verwijzing te wijzigen voordat deze richtlijn wordt vastgesteld.
Subsidiariteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel
Het voorstel voldoet op dezelfde wijze aan het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel als de nietig verklaarde richtlijn.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Er zijn geen andere gevolgen voor de begroting dan degene die reeds in de nietig verklaarde richtlijn zijn genoemd.
5.FACULTATIEVE ELEMENTEN
Europese Economische Ruimte
De voorgestelde richtlijn is relevant voor de EER en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
2014/0218 (COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, onder c),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Verbetering van de verkeersveiligheid vormt een centrale doelstelling van het verkeersbeleid van de Unie. De Unie voert een beleid voor een betere verkeersveiligheid om tot een daling van het aantal doden en gewonden en van de materiële schade te komen. Een belangrijk onderdeel van dat beleid is de consequente toepassing van sancties voor in de Unie begane verkeersovertredingen, die de verkeersveiligheid in aanzienlijke mate in het gedrang brengen.
(2)Bij gebreke echter aan passende procedures, en onverminderd de bestaande mogelijkheden uit hoofde van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad en van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (de "Prüm-besluiten"), worden sancties in de vorm van geldboeten voor bepaalde verkeersovertredingen vaak niet toegepast wanneer die overtredingen worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden. Deze richtlijn beoogt ervoor te zorgen dat ook in dergelijke gevallen de doeltreffendheid van het onderzoek van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen wordt gewaarborgd.
(3)In haar mededeling van 20 juli 2010 met als titel "Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte – Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020" benadrukt de Commissie dat de handhaving van de verkeersregels een cruciaal element blijft dat de voorwaarden schept om het aantal doden en gewonden ten gevolge van verkeersongevallen terug te dringen. De Raad heeft in zijn conclusies van 2 december 2010 over verkeersveiligheid erop aangedrongen aandacht te besteden aan de behoefte aan een nog strengere controle op de naleving van de verkeersregels op de weg door de lidstaten en, waar nodig, door de Unie. De Raad heeft de Commissie verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om de verkeersregels op EU-niveau voor zover passend te harmoniseren en verdere maatregelen vast te stellen om de grensoverschrijdende toepassing van sancties met betrekking tot verkeersovertredingen te vergemakkelijken, en dan met name voor verkeersovertredingen die ernstige verkeersongevallen veroorzaken.
(4)Op 19 maart 2008 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid op basis van artikel 71, lid 1, onder c), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie – VWEU). Richtlijn 2011/82/EU van het Europees Parlement en de Raad is echter vastgesteld op grond van artikel 87, lid 2, VWEU. Bij het arrest van 6 mei 2014 in zaak C-43/12 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie Richtlijn 2011/82/EU nietig verklaard en daarvoor als argument naar voren gebracht dat deze richtlijn niet rechtsgeldig op basis van artikel 87, lid 2, VWEU kan worden vastgesteld. Het Hof heeft besloten dat de gevolgen van Richtlijn 2011/82/EU moeten worden gehandhaafd tot de inwerkingtreding van een nieuwe richtlijn op grondslag van artikel 91, lid 1, onder c), VWEU, op voorwaarde dat dit gebeurt binnen een redelijke termijn die niet langer dan twaalf maanden na de datum van de uitspraak mag zijn. Er moet daarom een nieuwe richtlijn worden vastgesteld op grond van dat artikel.
(5)Een grotere convergentie van de controlemaatregelen tussen de lidstaten moet worden bevorderd, en de Commissie moet in dit opzicht nagaan of het nodig is gemeenschappelijke normen voor automatische apparatuur voor verkeersveiligheidscontroles te ontwikkelen.
(6)Het bewustzijn van de burgers van de Unie moet worden vergroot met betrekking tot de geldende regels betreffende verkeersveiligheid op de weg in de verschillende lidstaten en tot de uitvoering van deze richtlijn, met name door middel van passende maatregelen die ervoor zorgen dat voldoende informatie wordt verstrekt over de gevolgen van het niet eerbiedigen van de regels betreffende verkeersveiligheid op de weg in een andere lidstaat dan de lidstaat van inschrijving.
(7)Ter verbetering van de verkeersveiligheid in de hele Unie en ter waarborging van een gelijke behandeling van bestuurders, namelijk van binnen- en buitenlandse overtreders, moet de toepassing van sancties worden vergemakkelijkt, ongeacht de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven. Daartoe moet een systeem van grensoverschrijdende uitwisseling van informatie worden gebruikt voor bepaalde, welomschreven verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, ongeacht de administratieve of strafrechtelijke aard ervan in de wetgeving van de betrokken lidstaat, waardoor de lidstaat van de overtreding toegang krijgt tot gegevens uit kentekenregisters van de lidstaat van inschrijving.
(8)Een doeltreffender uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters, die de identificatie van personen die ervan verdacht worden een verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding te hebben begaan gemakkelijker moet maken, kan het ontradende effect verhogen en de bestuurder van een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat van de overtreding, daardoor aanzetten tot voorzichtiger rijgedrag, waardoor slachtoffers als gevolg van verkeersongevallen worden voorkomen.
(9)De onder deze richtlijn vallende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen worden in de lidstaten niet op dezelfde manier behandeld. Sommige lidstaten merken deze overtredingen in hun nationaal recht aan als "administratieve" overtredingen, andere lidstaten als "strafrechtelijke" overtredingen. De richtlijn moet worden toegepast ongeacht de kwalificatie van deze overtredingen in het nationaal recht.
(10)In het kader van de Prüm-besluiten verlenen de lidstaten elkaar toegang tot hun gegevens uit kentekenregisters teneinde de uitwisseling van informatie te verbeteren en de van kracht zijnde procedures sneller te laten verlopen. De in de Prüm-besluiten vervatte bepalingen inzake de technische specificaties en de beschikbaarheid van geautomatiseerde gegevensuitwisseling moeten zoveel mogelijk worden opgenomen in deze richtlijn.
(11)Bestaande softwaretoepassingen moeten de basis vormen voor de uitwisseling van gegevens uit hoofde van deze richtlijn en moeten tegelijkertijd de rapportering van de lidstaten aan de Commissie vergemakkelijken. Dergelijke toepassingen moeten voorzien in een snelle, veilige en vertrouwelijke uitwisseling van specifieke gegevens uit kentekenregisters tussen de lidstaten. De softwaretoepassing Eucaris (European Vehicle and Driving Licence Information System), die de lidstaten uit hoofde van de Prüm-besluiten verplicht moeten gebruiken voor gegevens uit kentekenregisters, moet worden benut. De Commissie moet in een verslag de werking beoordelen van de softwaretoepassingen die worden gebruikt voor de toepassing van deze richtlijn.
(12)Het toepassingsgebied van de bovengenoemde softwaretoepassingen is beperkt tot de processen die gebruikt worden bij de uitwisseling van gegevens tussen de nationale contactpunten in de lidstaten. De procedures en geautomatiseerde processen waarin de informatie dient te worden gebruikt, vallen buiten het toepassingsgebied van dergelijke toepassingen.
(13)De strategie voor informatiebeheer voor de interne veiligheid van de EU beoogt zo eenvoudig mogelijke, gemakkelijk te traceren en kosteneffectieve oplossingen voor de uitwisseling van gegevens te vinden.
(14)De lidstaten moeten de eigenaar, de houder van het voertuig of de persoon die anderszins geïdentificeerd is als degene die ervan verdacht wordt de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding begaan te hebben, kunnen bereiken om de betrokken persoon op de hoogte te houden van de toepasselijke procedures en de juridische gevolgen uit hoofde van het recht van die lidstaat van de overtreding. Daarbij moeten de lidstaten overwegen de informatie betreffende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen toe te zenden in de taal van de inschrijvingsdocumenten of in een taal die de betrokken persoon wellicht kent, om ervoor te zorgen dat die persoon de informatie die met de betrokken persoon wordt gedeeld, duidelijk begrijpt. De lidstaten dienen de passende procedures uit te voeren om ervoor te zorgen dat de informatie alleen bij de betrokken persoon aankomt en niet bij een derde. De lidstaten moeten daartoe soortgelijke nadere regelingen gebruiken als voor de afhandeling van dergelijke overtredingen, zoals, in voorkomend geval, een aangetekend schrijven. Zo zal de betrokken persoon op passende wijze kunnen reageren op de informatie, met name door meer informatie op te vragen, de boete te regelen of zijn rechten van verdediging uit te oefenen, met name ingeval er een vergissing in de identificatie van de persoon is opgetreden. Verdere procedures vallen onder de toepasselijke juridische instrumenten, waaronder die inzake wederzijdse bijstand en wederzijde erkenning, bijvoorbeeld Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad.
(15)De lidstaten moeten nagaan of een gelijkwaardige vertaling kan worden verstrekt van de door de lidstaat van de overtreding toegezonden informatiebrief, als bepaald in Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad.
(16)Om een verkeersveiligheidsbeleid na te streven dat gericht is op een hoog niveau van bescherming van alle weggebruikers in de Unie en rekening houdend met de verschillende situaties in de Unie, dienen de lidstaten, zonder afbreuk te doen aan bestaand strenger beleid en strengere regelgeving, op te treden om te zorgen voor een grotere convergentie van de verkeersregels en de toepassing ervan in de lidstaten. In het kader van haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn, moet de Commissie de noodzaak onderzoeken om gemeenschappelijke normen te ontwikkelen om tot vergelijkbare methoden, praktijken en minimumnormen op Unieniveau te komen, rekening houdend met de internationale samenwerking en de bestaande overeenkomsten op het vlak van de verkeersveiligheid, met name het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 8 november 1968.
(17)In het kader van haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn, moet de Commissie onderzoeken of gemeenschappelijke criteria nodig zijn voor afhandelingsprocedures door de lidstaten ingeval van het niet betalen van een geldboete, in overeenstemming met het recht en de procedures van de lidstaten. In dit verslag moet de Commissie aandacht besteden aan onderwerpen als de procedures tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor het doorzenden van de definitieve beslissing om een sanctie en/of een geldboete op te leggen, alsook aan de onderlinge erkenning en tenuitvoerlegging van de definitieve beslissing.
(18)Bij de voorbereiding van de toetsing van deze richtlijn raadpleegt de Commissie de relevante belanghebbenden, zoals de autoriteiten en organen op het gebied van verkeersveiligheid en wetshandhaving, de verenigingen van verkeersslachtoffers en andere niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de verkeersveiligheid op de weg.
(19)Een nauwere samenwerking tussen wetshandhavingsautoriteiten moet gepaard gaan met de eerbiediging van de grondrechten, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en op de bescherming van persoonsgegevens gewaarborgd door specifieke regelingen inzake gegevensbescherming, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de specifieke aard van grensoverschrijdende on-linetoegang tot gegevensbanken. Het is noodzakelijk dat softwaretoepassingen worden opgezet die het mogelijk maken dat de informatie veilig wordt uitgewisseld en die de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde gegevens garanderen. De gegevens die uit hoofde van deze richtlijn worden verzameld, mogen niet worden gebruikt voor andere doelstellingen dan die van deze richtlijn. De lidstaten moeten voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik en de tijdelijke opslag van de gegevens.
(20)De in deze richtlijn voorziene verwerking van persoonsgegevens is noodzakelijk en gerechtvaardigd op grond van de legitieme doelstellingen die met deze richtlijn worden nagestreefd, namelijk een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie te waarborgen door de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en daardoor ook de toepassing van sancties te vergemakkelijken. Daarbij worden de door het evenredigheidsbeginsel gestelde grenzen niet overschreden.
(21)De identiteitsgegevens van een overtreder zijn persoonsgegevens. Op de verwerkingsactiviteiten die in het kader van de toepassing van deze richtlijn worden ontplooid, is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van toepassing. Onverminderd de naleving van de procedurevoorschriften inzake beroep en de verhaalmogelijkheden in de betrokken lidstaat moet de persoon waarop de gegevens betrekking hebben, na ontvangst van de kennisgeving met betrekking tot de overtreding, dienovereenkomstig informatie ontvangen over zijn rechten inzake toegang, rechtzetting en vernietiging van zijn persoonsgegevens alsook over de maximale wettelijke termijn gedurende welke de gegevens mogen worden bewaard, en moet hij het recht hebben om onjuiste persoonsgegevens te laten rechtzetten of onrechtmatig opgeslagen gegevens onmiddellijk te laten wissen.
(22)Derde landen moeten aan de uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters kunnen deelnemen, mits zij daartoe een overeenkomst met de Unie hebben gesloten. Een dergelijke overeenkomst moet de nodige bepalingen inzake gegevensbescherming bevatten.
(23)Deze richtlijn eerbiedigt de door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens erkende grondrechten en beginselen, zoals de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op een eerlijk proces, het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging. Deze richtlijn moet overeenkomstig deze rechten en beginselen ten uitvoer worden gelegd.
(24)Om de doelstelling van uitwisseling van informatie tussen de lidstaten via interoperabele middelen te kunnen bereiken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot het in overweging nemen van de relevante wijzigingen van Besluit 2008/615/JBZ en Besluit 2008/616/JBZ of ingeval zulks wordt opgelegd door rechtshandelingen van de Unie die rechtstreeks relevant zijn voor de bijwerking van bijlage I. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden waar nodig passend overleg voert, onder meer op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig, gelijktijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.
(25)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. De wetgever vindt de overdracht van dergelijke stukken in het kader van deze richtlijn gerechtvaardigd.
(26)Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie door het vergemakkelijken van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen wanneer die worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
(27)De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op [...] een advies uitgebracht,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Doel
Deze richtlijn beoogt een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie te waarborgen door de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en daardoor ook de toepassing van sancties te vergemakkelijken, wanneer die overtredingen worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden.
Artikel 2
Toepassingsgebied
De richtlijn is van toepassing op de volgende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen:
(a)rijden met een te hoge snelheid;
(b)het niet dragen van een veiligheidsgordel;
(c)niet stoppen voor een rood licht;
(d)rijden onder invloed van drank;
(e)rijden onder invloed van drugs;
(f)het niet dragen van een veiligheidshelm;
(g)het gebruiken van een verboden rijstrook;
(h)het illegale gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatieapparaat tijdens het rijden.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
(a)"voertuig": een door motorkracht aangedreven voertuig, daaronder begrepen motorfietsen, dat normaal wordt gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg;
(b)"lidstaat van de overtreding": de lidstaat waar de overtreding is begaan;
(c)"lidstaat van inschrijving": de lidstaat waar het voertuig waarmee de overtreding is begaan, is ingeschreven;
(d)"te hoge snelheid": sneller rijden dan de in de staat van de overtreding voor de weg of het voertuigtype vastgestelde maximumsnelheid;
(e)"het niet dragen van de veiligheidsgordel": niet voldoen aan de verplichting een veiligheidsgordel te dragen of een kinderbeveiligingssysteem te gebruiken overeenkomstig Richtlijn 91/671/EEG van de Raad en het recht van de lidstaat van de overtreding;
(f)"niet stoppen voor een rood licht": door een rood verkeerslicht rijden of elk ander relevant stopteken als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;
(g)"rijden onder invloed van drank": rijden onder invloed van alcohol, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;
(h)"rijden onder invloed van drugs": rijden onder invloed van drugs of andere stoffen met een soortgelijke werking, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;
(i)"het niet dragen van een veiligheidshelm": geen veiligheidshelm dragen als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;
(j)"het gebruiken van een verboden rijstrook": het illegaal gebruiken van een deel van de weg zoals een pechstrook, een voor het openbaar vervoer voorbehouden rijstrook of een tijdelijk afgesloten rijstrook vanwege congestie of wegwerkzaamheden, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;
(k)"het illegale gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatieapparaat tijdens het rijden": het illegale gebruik van een mobiele telefoon of andere communicatieapparatuur tijdens het rijden, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;
(l)"nationaal contactpunt": een aangewezen bevoegde autoriteit voor de uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters;
(m)"geautomatiseerde bevraging": een onlinetoegangsprocedure voor het raadplegen van de gegevensbanken van één, verscheidene of alle lidstaten of van de deelnemende landen;
(n)"houder van het voertuig": de persoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van inschrijving.
Artikel 4
Procedure voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten
1.Voor onderzoek naar verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen als bedoeld in artikel 2, verlenen de lidstaten de nationale contactpunten van andere lidstaten als bedoeld in lid 2 van dit artikel toegang tot de volgende nationale gegevens uit kentekenregisters, met de bevoegdheid geautomatiseerde bevragingen uit te voeren:
(a)gegevens met betrekking tot voertuigen; en
(b)gegevens met betrekking tot de eigenaar of houder van het voertuig.
De onder a) en b) bedoelde specifieke gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van de bevraging stroken met bijlage I.
2.Ter uitvoering van de in lid 1 bedoelde uitwisseling van informatie wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan. De bevoegdheden van het nationaal contactpunt worden bepaald door het toepasselijke recht van de betrokken lidstaat.
3.Bevragingen in de vorm van uitgaande verzoeken worden uitgevoerd door het nationale contactpunt van de lidstaat van de overtreding aan de hand van een volledig kenteken.
Deze bevragingen worden uitgevoerd overeenkomstig de in de punten 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JHA vastgelegde procedures.
De lidstaat van de overtreding gebruikt uit hoofde van deze richtlijn de verkregen gegevens om vast te stellen wie persoonlijk aansprakelijk is voor de in artikel 2 opgenomen verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.
4.De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uitwisseling van informatie via interoperabele elektronische middelen plaatsvindt, zonder uitwisseling van gegevens uit andere databanken. Zij zorgen ervoor dat de uitwisseling van informatie op een kosteneffectieve en veilige manier verloopt en waarborgen de beveiliging en bescherming van de verstrekte gegevens, door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande softwaretoepassingen zoals die welke in artikel 15 van Besluit 2008/616/JBZ wordt genoemd, alsmede gewijzigde versies van die softwaretoepassingen. De gewijzigde versies van de softwaretoepassingen voorzien zowel in een online-uitwisselingswijze in realtime als in een uitwisselingswijze met gegroepeerde gegevens; deze laatste methode moet toelaten dat meerdere verzoeken of antwoorden in één bericht kunnen worden uitgewisseld.
5.Elke lidstaat draagt de eigen kosten in verband met de administratie, het gebruik en het onderhoud van de in lid 4 vermelde softwaretoepassingen.
Artikel 5
Informatiebrief inzake verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen
1.De lidstaat van de overtreding besluit om al dan niet een afhandelingsprocedure met betrekking tot de in artikel 2 opgenomen verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen in te stellen.
Indien de lidstaat van de overtreding besluit een dergelijke procedure in te stellen, stelt hij overeenkomstig zijn nationale recht de eigenaar, de houder van het voertuig of de anderszins geïdentificeerde persoon die ervan verdacht wordt de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding begaan te hebben hiervan in kennis.
Deze informatie omvat, zoals geldt krachtens het nationale recht, de juridische gevolgen daarvan op het grondgebied van de lidstaat van de overtreding uit hoofde van het recht van die lidstaat.
2.Wanneer de lidstaat van de overtreding de informatiebrief verstuurt aan de eigenaar, de houder van het voertuig of de anderszins geïdentificeerde persoon die ervan verdacht wordt de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding begaan te hebben, deelt hij overeenkomstig zijn recht alle relevante informatie mee, en met name de aard van de desbetreffende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, de plaats, de datum en het tijdstip van de overtreding, de titel van de overtreden nationale wetsartikelen, alsmede de sanctie daarop, en in voorkomend geval gegevens betreffende de apparatuur die is gebruikt om de overtreding vast te stellen. Daartoe kan de lidstaat van de overtreding gebruik maken van het model in de bijlage II.
3.Indien de lidstaat van de overtreding besluit een afhandelingsprocedure met betrekking tot de in artikel 2 opgenomen verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen in te stellen, verstuurt de lidstaat van de overtreding, met het oog op de eerbiediging van de grondrechten, de informatiebrief in de taal van het inschrijvingsdocument van het voertuig, voor zover deze beschikbaar is, of in één van de officiële talen van de lidstaat van inschrijving.
Artikel 6
Rapportering door de lidstaten aan de Commissie
Uiterlijk op 6 mei 2016 en daarna om de twee jaar zenden de lidstaten een omvattend verslag aan de Commissie.
Dit omvattende verslag vermeldt het aantal aan het nationale contactpunt van de lidstaat van inschrijving gerichte geautomatiseerde bevragingen die de lidstaat van de overtreding heeft uitgevoerd naar aanleiding van op zijn grondgebied begane overtredingen, tezamen met het soort overtredingen waarvoor verzoeken zijn ingediend en het aantal verzoeken zonder resultaat.
Deze omvattende verslagen omvatten eveneens een omschrijving van de situatie op nationaal vlak met betrekking tot het gevolg dat is gegeven aan de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, uitgaande van het aantal van dergelijke overtredingen naar aanleiding waarvan een informatiebrief is gestuurd.
Artikel 7
Gegevensbescherming
1.De bepalingen inzake gegevensbescherming in Richtlijn 95/46/EG zijn van toepassing op de conform deze richtlijn verwerkte persoonsgegevens.
2.In het bijzonder zorgt iedere lidstaat ervoor dat persoonsgegevens die krachtens deze richtlijn zijn verwerkt, binnen een redelijke tijdspanne worden gecorrigeerd indien zij onjuist zijn, of worden gewist of afgeschermd indien zij niet langer vereist zijn, overeenkomstig de artikelen 6 en 12 van Richtlijn 95/46/EG, en dat een maximumduur voor de opslag van gegevens wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn.
De lidstaten zorgen ervoor dat alle persoonsgegevens die worden verwerkt krachtens deze richtlijn uitsluitend gebruikt worden voor de in artikel 1 genoemde doelstelling en dat de personen waarop de gegevens betrekking hebben, dezelfde rechten hebben inzake toegang, het laten corrigeren, wissen of afschermen van gegevens, schadevergoeding en het aanwenden van rechtsmiddelen, als die welke ter uitvoering van de relevante artikelen van Richtlijn 95/46/EG in het nationale recht zijn vastgesteld.
3.Eenieder heeft het recht ervan in kennis te worden gesteld welke in de lidstaat van inschrijving bewaarde persoonsgegevens zijn toegezonden aan de lidstaat van de overtreding, inclusief de datum van het verzoek en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding.
Artikel 8
Informatie voor weggebruikers in de Unie
1.De Commissie plaatst op haar internetsite een samenvatting in alle officiële talen van de instellingen van de Unie van de in de lidstaten van kracht zijnde regels die binnen het bereik van deze richtlijn vallen. De lidstaten verstrekken informatie over deze regels aan de Commissie.
2.De lidstaten zorgen voor voldoende voorlichting van de weggebruikers over de regels die op hun grondgebied gelden en over de maatregelen ter uitvoering van de onderhavige richtlijn, in samenwerking met organisaties, zoals onder meer organisaties voor verkeersveiligheid, niet-gouvernementele organisaties op het gebied van verkeersveiligheid en automobielclubs.
Artikel 9
Gedelegeerde handelingen
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de bijwerking van bijlage I in het licht van de technische vooruitgang, om rekening te houden met de relevante wijzigingen van Besluit 2008/615/JBZ en Besluit 2008/616/JBZ of ingeval zulks wordt opgelegd door de rechtshandelingen van de Unie die rechtstreeks relevant zijn voor de bijwerking van bijlage I.
Artikel 10
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De in artikel 9 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf [de datum van bekendmaking van deze richtlijn]. Uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar stelt de Commissie een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3.De in artikel 9 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Dit besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5.Een overeenkomstig artikel 9 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van deze termijn de Commissie ervan in kennis hebben gesteld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.
Artikel 11
Toetsing van de richtlijn
Uiterlijk 7 november 2016 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn door de lidstaten. In dit verslag besteedt de Commissie met name aandacht aan de volgende aspecten en dient ze, in voorkomend geval, voorstellen in om deze aspecten te behandelen:
–een beoordeling of andere verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen aan het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten worden toegevoegd;
–een beoordeling van de doeltreffendheid van deze richtlijn op het vlak van de vermindering van het aantal verkeersdoden in de Unie;
–een beoordeling over de noodzaak van gemeenschappelijke normen voor automatische controleapparatuur en voor procedures. In deze context wordt de Commissie gevraagd om op het niveau van de Unie richtsnoeren met betrekking tot verkeersveiligheid te ontwikkelen binnen het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, om te zorgen voor meer convergentie op het vlak van de handhaving van de verkeersregels door de lidstaten, door middel van vergelijkbare methoden en praktijken. Deze richtsnoeren kunnen minstens betrekking hebben op het niet eerbiedigen van maximumsnelheden, rijden onder invloed van drank, het niet dragen van de veiligheidsgordel en het niet stoppen voor een rood licht;
–een beoordeling of het nodig is de toepassing van sancties voor verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen te versterken en gemeenschappelijke criteria voor te stellen voor de afhandelingsprocedures ingeval van het niet betalen van een geldboete, binnen het kader van alle relevante beleidslijnen van de Unie, met inbegrip van het gemeenschappelijk vervoersbeleid;
–de mogelijkheden om, waar nodig, de verkeersregels te harmoniseren;
–een beoordeling van de in artikel 4, lid 4, genoemde softwaretoepassingen, met als doel te zorgen voor de correcte uitvoering van deze richtlijn en een effectieve, snelle, veilige en vertrouwelijke uitwisseling van specifieke gegevens uit kentekenregisters te waarborgen.
Artikel 12
Omzetting
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 6 mei 2015 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 13
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 14
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter