EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014PC0377

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (codificatie)

/* COM/2014/0377 final - 2014/0192 (COD) */

52014PC0377

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (codificatie) /* COM/2014/0377 final - 2014/0192 (COD) */


TOELICHTING

1.           In de context van een Europa van de burgers hecht de Commissie groot belang aan het vereenvoudigen en verduidelijken van het recht van de Unie om het duidelijker en toegankelijker te maken voor de gewone burger, zodat deze nieuwe mogelijkheden krijgt en in staat wordt gesteld gebruik te maken van de specifieke rechten die hij aan het recht van de Unie kan ontlenen.

Dit doel kan niet worden verwezenlijkt zolang talloze bepalingen die meermaals en vaak ingrijpend zijn gewijzigd, gedeeltelijk in de oorspronkelijke handeling en gedeeltelijk in de latere wijzigingshandelingen te vinden zijn. Om dan na te gaan wat de geldende regels zijn, is veel zoekwerk vereist, waarbij een groot aantal handelingen moet worden vergeleken.

Codificatie van meermaals gewijzigde regels is dan ook van essentieel belang om het recht duidelijk en doorzichtig te maken.

2.           Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle handelingen na maximaal tien wijzigingen te codificeren, waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de bepalingen ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

3.           De conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Edinburgh (december 1992) hebben dit bevestigd[2] en het belang van codificatie onderstreept, omdat daarmee rechtszekerheid wordt verschaft omtrent de vraag welke wet op een gegeven moment op een bepaald onderwerp van toepassing is.

Bij codificatie moet de normale procedure voor de vaststelling van handelingen van de Unie volledig in acht worden genomen.

Aangezien bij codificatie geen inhoudelijke wijzigingen in de betrokken wetteksten mogen worden aangebracht, zijn het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 een versnelde werkmethode voor de codificatie van wetteksten overeengekomen.

4.           Dit voorstel beoogt de codificatie van Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen[3]. De nieuwe verordening vervangt de verschillende handelingen die erin zijn verwerkt[4]; dit voorstel laat de inhoud van de handelingen die worden gecodificeerd onverlet en beperkt zich er derhalve toe deze samen te voegen en daarin slechts de formele wijzigingen aan te brengen die voor de codificatie zelf vereist zijn.

5.           Dit voorstel voor een codificatie is opgesteld op basis van een voorafgaande consolidatie, in 22 officiële talen, van Verordening (EG) nr. 994/98 en de handeling tot wijziging daarvan, met behulp van een gegevensverwerkingssysteem van het Bureau voor publicaties van de Europese Unie. Voor zover de artikelen zijn vernummerd, is het verband tussen de oude en de nieuwe nummering weergegeven in een concordantietabel die is opgenomen in bijlage II bij de gecodificeerde verordening.

ê 733/2013 art. 1, punt 1 (aangepast)

2014/0192 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (codificatie)

(Voor de EER relevante tekst)

ê 994/98 (aangepast)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag Ö betreffende de werking van de Europese Unie Õ, en met name artikel Ö 109 Õ ,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement[5],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[6],

Overwegende hetgeen volgt:

ê

(1)       Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad[7] is ingrijpend gewijzigd[8]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van die verordening te worden overgegaan.

ê 994/98 overweging 2 (aangepast)

(2)       Uit hoofde van het Verdrag Ö betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) Õ komt de beoordeling inzake de verenigbaarheid van steun met de Ö interne Õ markt hoofdzakelijk toe aan de Commissie.

ê 994/98 overweging 3 (aangepast)

(3)       De goede werking van de interne markt vereist de strikte, doeltreffende toepassing van de mededingingsregels op het gebied van de Ö staatssteun Õ .

ê 994/98 overweging 4 (aangepast)

(4)       De Commissie Ö dient de bevoegdheid te hebben Õ om bij verordening, op gebieden waar zij over voldoende ervaring beschikt om algemene criteria inzake verenigbaarheid te definiëren, te verklaren dat bepaalde Ö nader genoemde Õ soorten steunmaatregelen verenigbaar zijn met de Ö interne Õ markt uit hoofde van een of meer van de bepalingen van artikel Ö 107 Õ , leden 2 en 3, Ö VWEU Õ en vrijgesteld zijn van de in artikel Ö 108 Õ , lid 3, Ö VWEU Õ bedoelde procedure.

ê 994/98 overweging 5 (aangepast)

(5)       Groepsvrijstellingsverordeningen Ö zorgen voor transparantie Õ en rechtszekerheid. Zij kunnen, onverminderd de toepassing van artikel Ö 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) Õ en Ö van artikel 267 VWEU Õ , rechtstreeks worden toegepast door de nationale rechtbanken.

ê 733/2013 overweging 2 (aangepast)

(6)       Staatssteun is een objectief begrip, dat wordt omschreven in artikel 107, lid 1, VWEU. De in Ö deze Õ verordening aan de Commissie toegekende bevoegdheid om groepsvrijstellingen vast te stellen, geldt alleen voor maatregelen die voldoen aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU en bijgevolg staatssteun zijn. Het feit dat een bepaalde Ö soort steunmaatregelen Õ wordt opgenomen in Ö deze Õ verordening of in een vrijstellingsverordening laat onverlet of een maatregel wordt aangemerkt als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

ê 733/2013 overweging 3 (aangepast)

(7)       De Commissie Ö dient Õ de bevoegdheid Ö te hebben Õ om te verklaren dat steun aan kleine en middelgrote ondernemingen, steun voor onderzoek, ontwikkeling Ö en innovatie Õ , steun voor milieubescherming, steun voor werkgelegenheid en opleiding en steunmaatregelen waarbij de kaart in acht wordt genomen die de Commissie met het oog op de toekenning van regionale steun voor elke lidstaat heeft goedgekeurd, verenigbaar zijn met de interne markt en niet onderworpen zijn aan de aanmeldingsverplichting.

ê 733/2013 overweging 4 (aangepast)

(8)       Innovatie is een beleidsprioriteit van de Unie geworden in het kader van de „Innovatie-Unie”, een van de vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020. Bovendien zijn veel steunmaatregelen ten behoeve van innovatie betrekkelijk beperkt en leiden zij niet tot aanzienlijke verstoring van de mededinging.

ê 733/2013 overweging 5 (aangepast)

(9)       Het kan zijn dat een aantal door de lidstaten genomen maatregelen op het gebied van cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed geen staatssteun zouden vormen, omdat zij niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU voldoen, bijvoorbeeld omdat de begunstigde geen economische activiteit uitoefent of omdat Ö het handelsverkeer Õ tussen Ö de Õ lidstaten Ö niet ongunstig wordt beïnvloed Õ . Voor zover maatregelen op het gebied van cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed wel staatssteun zijn in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, Ö dient Õ de Commissie Ö de bevoegdheid te hebben om te verklaren dat die Õ steun Ö onder bepaalde voorwaarden met de interne markt verenigbaar is en niet aan de aanmeldingsverplichting onderworpen is Õ. Kleine projecten op het gebied van cultuur, creatie en de instandhouding van het culturele erfgoed geven doorgaans geen aanleiding tot aanzienlijke verstoring van de mededinging en uit recente gevallen is gebleken dat de invloed ervan op het handelsverkeer beperkt is.

ê 733/2013 overweging 6

(10)     Vrijstellingen in de sector van cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed kunnen op basis van de in richtsnoeren verwerkte ervaring van de Commissie worden bepaald, zoals voor cinematografische en audiovisuele werken, of per geval worden ontwikkeld. Bij het bepalen van deze groepsvrijstellingen dient de Commissie er rekening mee te houden dat deze alleen betrekking mogen hebben op maatregelen die staatssteun zijn, dat zij in beginsel gericht dienen te zijn op maatregelen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de modernisering van het EU‑staatssteunbeleid, en dat alleen groepsvrijstellingen kunnen worden verleend voor vormen van steun ten aanzien waarvan de Commissie over een uitgebreide ervaring beschikt. Voorts dient rekening te worden gehouden met de primaire bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van cultuur, met de bijzondere bescherming van de culturele verscheidenheid op grond van artikel 167, lid 1, VWEU, en met het specifieke karakter van cultuur.

ê 733/2013 overweging 7 (aangepast)

(11)     De toegekende bedragen in verband met steunmaatregelen ter compensatie van door natuurrampen veroorzaakte schade, Ö alsmede steunmaatregelen ter compensatie van door bepaalde ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte schade in de visserijsector Õ zijn in de regel gering, en er kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld. Ö Deze Õ verordening Ö dient Õ de Commissie Ö de bevoegdheid te verlenen Õ om dergelijke steun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting. De Commissie heeft ondervonden dat dergelijke steun niet tot aanzienlijke verstoring van de mededinging leidt, en er kunnen op basis van de opgedane ervaring duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld.

ê 733/2013 overweging 9 (aangepast)

(12)     Overeenkomstig artikel 42 VWEU zijn de staatssteunregels onder bepaalde voorwaarden niet van toepassing op sommige steunmaatregelen ten behoeve van in bijlage I bij het VWEU genoemde landbouwproducten. Artikel 42 geldt niet voor bosbouw of voor niet in Ö die Õ bijlage vermelde producten. De Commissie Ö dient Õ de mogelijkheid Ö te Õ hebben om bepaalde soorten steun voor de bosbouw, onder andere de steun die in programma’s voor plattelandsontwikkeling is opgenomen, evenals bepaalde steun ten behoeve van de afzetbevordering van, en reclameactiviteiten voor, niet in bijlage I Ö bij het VWEU Õ opgenomen producten uit de voedingssector vrij te stellen, indien zij heeft ondervonden dat steun in deze gevallen slechts in beperkte mate tot verstoring van de mededinging leidt en dat duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden kunnen worden vastgesteld.

ê 733/2013 overweging 10 (aangepast)

(13)     Op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad[9] zijn de artikelen 107, 108 en 109 VWEU van toepassing op steun van de lidstaten ten gunste van ondernemingen in de visserijsector, maar niet op financiële bijdragen van de lidstaten die uit hoofde van, en in overeenstemming met, Verordening (EG) nr. 1198/2006 worden verricht. Bijkomende Ö staatssteun Õ voor de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en van de biologische zoetwaterrijkdommen heeft gewoonlijk slechts een geringe invloed op Ö het handelsverkeer Õ tussen de lidstaten, levert een bijdrage aan de doelstellingen van de Unie op het gebied van maritiem en visserijbeleid, en veroorzaakt geen ernstige verstoring van de mededinging. Bovendien zijn de betrokken bedragen over het algemeen gering, en kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld.

ê 733/2013 overweging 11 (aangepast)

(14)     Het kan zijn dat een aantal door de lidstaten genomen maatregelen op het gebied van sport, met name amateursport, geen staatssteun zouden vormen, omdat zij niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU voldoen, bijvoorbeeld omdat de begunstigde geen economische activiteit uitoefent of omdat Ö het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig wordt beïnvloed Õ. Voor zover maatregelen op het gebied van sport wel staatssteun zijn in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, Ö dient Õ de Commissie Ö de bevoegdheid te hebben om te verklaren dat die steun onder bepaalde voorwaarden met de interne markt verenigbaar is en niet aan de aanmeldingsverplichting onderworpen is Õ. Steunmaatregelen voor sport, met name voor amateursport of kleinschalige sport, hebben vaak slechts een geringe invloed op Ö het handelsverkeer Õ tussen de lidstaten en veroorzaken geen ernstige verstoring van de mededinging. Ook de toegekende bedragen zijn doorgaans beperkt. Op grond van de opgedane ervaring kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat steun ten behoeve van sport niet tot aanzienlijke verstoring leidt.

ê 733/2013 overweging 12

(15)     Wat steun voor lucht- en zeevervoer betreft, weet de Commissie uit ervaring dat sociale steun voor het vervoer van bewoners van afgelegen gebieden, zoals ultraperifere gebieden en eilanden, waaronder insulaire lidstaten die één regio vormen en dunbevolkte gebieden, niet tot significante verstoring van de mededinging leidt, mits er geen onderscheid wordt gemaakt op grond van de identiteit van de operatoren. Bovendien kunnen duidelijke verenigbaarheidsvoorwaarden worden vastgesteld.

ê 733/2013 overweging 13

(16)     De Commissie heeft in de afgelopen jaren ruime ervaring opgedaan met steun voor de breedbandsectorinfrastructuur, en heeft richtsnoeren ter zake ontwikkeld[10]. Daarbij is gebleken dat steun voor bepaalde soorten breedbandinfrastructuur niet tot ernstige verstoring leidt en dat hiervoor een groepsvrijstelling zou kunnen worden verleend, mits aan bepaalde verenigbaarheidsvoorwaarden wordt voldaan en de infrastructuur wordt opgezet in „witte gebieden”, d.w.z. gebieden waar geen infrastructuur van dezelfde categorie (breedband of zeer snelle toegangsnetwerken van de volgende generatie (very high-speed next-generation access — NGA) voorhanden is en de ontwikkeling daarvan in de nabije toekomst onwaarschijnlijk is, zoals bepaald in de in de richtsnoeren vervatte criteria. Dit geldt voor steun voor de voorziening met basisbreedband evenals voor steun voor individuele maatregelen van geringe omvang voor NGA en voor civieltechnische werken op het gebied van breedband en passieve breedbandinfrastructuur.

ê 733/2013 overweging 14 (aangepast)

(17)     Wat infrastructuur betreft, kan het zijn dat een aantal door de lidstaten genomen maatregelen geen staatssteun zouden vormen, omdat zij niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, VWEU voldoen, bijvoorbeeld omdat de begunstigde geen economische activiteit uitoefent, omdat het handelsverkeer tussen de lidstaten Ö niet ongunstig wordt beïnvloed Õ of omdat de maatregel een compensatie vormt voor een dienst van algemeen economisch belang die aan alle criteria van de Altmark‑jurisprudentie voldoet[11]. Voor zover de financiering van infrastructuur wel staatssteun is in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, Ö dient Õ de Commissie Ö de bevoegdheid te hebben om te verklaren dat die steun onder bepaalde voorwaarden met de interne markt verenigbaar is en niet aan de aanmeldingsverplichting onderworpen is Õ. Wat infrastructuur betreft, kunnen kleine steunbedragen voor infrastructuurprojecten een doeltreffend middel zijn om de doelstellingen van de Unie te steunen, voor zover de kosten door de steun tot een minimum worden beperkt en de mogelijke verstoring van de mededinging beperkt is. De Commissie moet daarom vrijstelling kunnen verlenen voor staatssteun voor infrastructuurprojecten ter ondersteuning van de doelstellingen van deze verordening en ter ondersteuning van andere doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met name de doelstellingen van de Europa 2020‑strategie Ö [12] Õ . Het kan daarbij gaan om steun voor projecten waarbij sectoroverschrijdende netwerken of faciliteiten betrokken zijn en die relatief beperkte steunbedragen vergen. Groepsvrijstellingen kunnen echter alleen worden verleend voor infrastructuurprojecten waarmee de Commissie genoeg ervaring heeft om duidelijke en strikte verenigbaarheidscriteria te kunnen vaststellen die garanderen dat het risico op een mogelijke verstoring van de mededinging gering is en dat grote steunbedragen onderworpen blijven aan de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, VWEU.

ê 994/98 overweging 6 (aangepast)

(18)     De Commissie moet bij de vaststelling van verordeningen waarbij bepaalde soorten steunmaatregelen worden vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding van artikel Ö 108 Õ, lid 3, Ö VWEU Õ een nauwkeurige omschrijving geven van het doel van de steunmaatregel, en ook van de categorieën van de begunstigden en de drempels die de vrijgestelde steunmaatregel binden aan een bepaalde maximale steunintensiteit ten opzichte van alle in aanmerking komende kosten of het maximumsteunbedrag, alsmede van de voorwaarden inzake het cumuleren van steunmaatregelen en inzake controle, om ervoor te zorgen dat de steunmaatregel die onder de onderhavige verordening valt, verenigbaar is met de Ö interne Õ markt.

ê 733/2013 overweging 16 (aangepast)

(19)     De drempels voor elke Ö soort steunmaatregelen Õ waarvoor de Commissie een groepsvrijstellingsverordening vaststelt, Ö kunnen Õ worden uitgedrukt als steunintensiteit ten opzichte van een reeks in aanmerking komende kosten, Ö of Õ als maximumsteunbedragen. Ö Voorts dient de Commissie ook de bevoegdheid te hebben om Õ een groepsvrijstelling Ö toe te kennen Õ voor bepaalde soorten steunmaatregelen die, door de bijzondere aard ervan, niet precies kunnen worden uitgedrukt in termen van steunintensiteit of maximumsteunbedragen, zoals financieringsinstrumenten of bepaalde soorten maatregelen ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen. Bij dergelijke complexe maatregelen kan er sprake zijn van steun op verschillende niveaus: rechtstreeks begunstigden, intermediaire begunstigden en indirect begunstigden. Gezien het toenemende belang van dergelijke maatregelen en de bijdrage die zij leveren aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie, dienen zij vrijgesteld te kunnen worden. Het zou derhalve mogelijk moeten zijn om in het geval van dergelijke maatregelen de drempels voor een specifieke toekenning van steun uit te drukken in termen van maximaal staatssteunniveau voor of met betrekking tot die maatregel. Het maximale staatssteunniveau kan een steunelement omvatten, dat niet noodzakelijk staatssteun is, mits de maatregel ten minste enkele elementen omvat die staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU inhouden, en die niet onbeduidend zijn.

ê 994/98 overweging 8 (aangepast)

(20)     Het is dienstig om drempels of andere passende voorwaarden toe te passen voor de aanmelding van individuele gevallen van toekenning van steun, zodat de Commissie de gevolgen van elke steun afzonderlijk op de mededinging en Ö het handelsverkeer Õ tussen de lidstaten en de verenigbaarheid ervan met de Ö interne Õ markt kan onderzoeken.

ê 994/98 overweging 7 (aangepast)

(21)     Het is dienstig om de Commissie de Ö bevoegdheid Õ te geven bij de vaststelling van verordeningen, waarbij bepaalde soorten steunmaatregelen worden vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding van artikel Ö 108 Õ, lid 3, Ö VWEU Õ, hieraan verdere voorwaarden te verbinden om te waken over de verenigbaarheid met de Ö interne Õ markt van de steunmaatregel die binnen de werkingssfeer van de onderhavige verordening valt.

ê 994/98 overweging 9 (aangepast)

(22)     Gelet op de ontwikkeling en de werking van de Ö interne Õ markt, dient de Commissie de Ö bevoegdheid Õ  te hebben om bij verordening vast te stellen dat een bepaalde steunmaatregel niet voldoet aan alle criteria van artikel Ö 107 Õ , lid 1, Ö VWEU Õ, en derhalve wordt vrijgesteld van de aanmeldingsprocedure van artikel Ö 108 Õ, lid 3, Ö VWEU Õ, op voorwaarde dat de aan eenzelfde onderneming over een zekere periode toegekende steun een bepaald vast bedrag niet overschrijdt.

ê 994/98 overweging 10 (aangepast)

(23)     De Commissie is uit hoofde van artikel Ö 108 Õ, lid 1, Ö VWEU Õ verplicht om tezamen met de lidstaten alle bestaande steunregelingen aan een voortdurend onderzoek te onderwerpen. Het is met het oog op het nakomen van deze verplichting en om de hoogste mate van Ö transparantie Õ en passende controle te verzekeren, dienstig dat de Commissie een betrouwbaar, en voor alle lidstaten toegankelijk, systeem tot stand brengt om inlichtingen te registreren en te bewaren over de toepassing van de verordeningen van de Commissie en dat zij alle nodige inlichtingen van de lidstaten ontvangt over de tenuitvoerlegging van steunmaatregelen die van de verplichting tot aanmelding zijn vrijgesteld, die samen met de lidstaten kunnen worden besproken en geëvalueerd in het Adviescomité inzake overheidssteun. Het is hiertoe ook passend dat de Commissie de overlegging kan eisen van alle inlichtingen die nodig zijn om de efficiëntie van dit onderzoek te verzekeren.

ê 733/2013 overweging 17 (aangepast)

(24)     De lidstaten dienen samenvattingen in te dienen van de inlichtingen betreffende door hen ten uitvoer gelegde steun die onder een vrijstellingsverordening valt. De bekendmaking van deze samenvattingen is noodzakelijk om de transparantie van de door de lidstaten vastgestelde maatregelen te waarborgen. Door de opkomst van de elektronische communicatiemiddelen is de bekendmaking van de samenvattingen op de website van de Commissie een snelle en efficiënte methode, die Ö zorgt voor Õ transparantie ten voordele van de belanghebbenden. Deze samenvattingen Ö dienen Õ daarom op de website van de Commissie te worden geplaatst.

ê 994/98 overweging 11 (aangepast)

(25)     Het toezicht op de toekenning van steun omvat feitelijke, juridische en economische aspecten die zeer ingewikkeld zijn en uiteenlopend, binnen een zich voortdurend wijzigende omgeving. De Commissie moet bijgevolg regelmatig de Ö soorten steunmaatregelen Õ die van aanmelding moeten worden vrijgesteld, aan een nieuw onderzoek onderwerpen. De Commissie dient de mogelijkheid te hebben om verordeningen van de Commissie die overeenkomstig deze verordening werden vastgesteld, in te trekken of te wijzigen indien de omstandigheden betreffende een van de feiten die aan hun vaststelling Ö ten grondslag lagen zijn gewijzigd Õ of indien zulks wordt vereist door de ontwikkeling of de werking van de Ö interne Õ markt.

ê 994/98 overweging 12 (aangepast)

(26)     De Commissie dient, in nauwe en voortdurende samenwerking met de lidstaten, de mogelijkheid te hebben om nauwkeurig de werkingssfeer van die verordeningen en van de daaraan verbonden voorwaarden te omschrijven. Het is dienstig Ö dat Õ , met het oog op de samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, Ö het Õ Adviescomité inzake overheidssteun Ö wordt Õ geraadpleegd voordat de Commissie uit hoofde van deze verordening verordeningen vaststelt,

ê 733/2013 overweging 18 (aangepast)

(27)     Ontwerpverordeningen en andere documenten die overeenkomstig Ö deze Õ verordening door het Adviescomité inzake overheidssteun moeten worden onderzocht, dienen op de website van de Commissie te worden bekendgemaakt om voor transparantie te zorgen.

ê 733/2013 overweging 19 (aangepast)

(28)     Het Adviescomité inzake overheidssteun moet worden geraadpleegd alvorens een ontwerpverordening wordt bekendgemaakt. Ten behoeve van de transparantie dient de ontwerpverordening tegelijkertijd met de eerste raadpleging van het Adviescomité door de Commissie op de website van de Commissie te worden bekendgemaakt,

ê 994/98 (aangepast)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Ö Groepsvrijstellingen Õ

1. De Commissie kan bij verordening, vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 8 van de onderhavige verordening neergelegde procedure en in overeenstemming met artikel Ö 107 VWEU Õ, vaststellen dat de volgende soorten steunmaatregelen verenigbaar zijn met de Ö interne Õ markt en niet onderworpen zijn aan de aanmeldingsverplichtingen van artikel Ö 108 Õ, lid 3, Ö VWEU Õ:

ê 733/2013 art. 1, punt 2, onder a) (aangepast)

a)           Ö steunmaatregelen Õ ten behoeve van:

i)       kleine en middelgrote ondernemingen;

ii)      onderzoek, ontwikkeling en innovatie;

iii)     milieubescherming;

iv)     werkgelegenheid en opleiding;

v)      cultuur en instandhouding van het culturele erfgoed;

vi)     compensatie van door natuurrampen veroorzaakte schade;

vii)    compensatie van door ongunstige weersomstandigheden aan de visserijsector toegebrachte schade;

viii)   bosbouw;

ix)     afzetbevordering van niet in bijlage I bij het VWEU genoemde producten uit de voedingssector;

x)      instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en van de biologische zoetwaterrijkdommen;

xi)     sport;

xii)    bewoners van afgelegen gebieden op het gebied van vervoer, met een sociaal karakter, die zonder discriminatie op grond van de identiteit van de operator wordt toegekend;

xiii)   basisbreedbandinfrastructuur, individuele infrastructuurmaatregelen van geringe omvang met betrekking tot toegangsnetwerken van de volgende generatie en civieltechnische werken op het gebied van breedband en passieve breedbandinfrastructuur, in gebieden waar een dergelijke infrastructuur niet voorhanden is en waarschijnlijk evenmin op korte termijn zal worden ontwikkeld;

xiv)   infrastructuur ter ondersteuning van de in de punten i) tot en met xiii) Ö alsmede Õ onder b) van dit lid vervatte doelstellingen en ter ondersteuning van andere doelstellingen van gemeenschappelijk belang, met name de doelstellingen van de Europa 2020-strategie;

ê 994/98 (aangepast)

b)           steunmaatregelen waarbij de kaart die de Commissie met het oog op de toekenning van regionale steun voor elke lidstaat heeft goedgekeurd, in acht wordt genomen.

2. In de in lid 1 bedoelde verordeningen Ö wordt Õ met name voor elke Ö soort steunmaatregelen Õ gespecificeerd:

a)           het doel van de steunmaatregel;

b)           de categorieën van de begunstigden;

ê 733/2013 art. 1, punt 2, onder b)

c)           de drempels die worden uitgedrukt hetzij als steunintensiteit ten opzichte van een reeks in aanmerking komende kosten, hetzij in de vorm van een maximumbedrag, hetzij, voor bepaalde soorten steun waarvan de intensiteit of het bedrag soms moeilijk precies te bepalen is, met name financieringsinstrumenten of risicokapitaalinvesteringen of dergelijke, als maximaal steunniveau voor of met betrekking tot die maatregel, onverminderd de kwalificatie van de betrokken maatregelen in het licht van artikel 107, lid 1, VWEU;

ê 994/98

d)           de voorwaarden voor de cumulering van steun;

e)           de voorwaarden inzake toezicht, zoals gepreciseerd in artikel 3.

3. Daarenboven kunnen de in lid 1 bedoelde verordeningen:

a)           drempels of andere voorwaarden vaststellen voor de aanmelding van individuele steunmaatregelen;

b)           bepaalde sectoren uitsluiten van de werkingssfeer van een dergelijke verordening;

c)           bijkomende voorwaarden vastleggen voor de verenigbaarheid van steun die onder een dergelijke verordening is vrijgesteld.

ê 994/98 (aangepast)

Artikel 2

De minimis

1. De Commissie kan bij verordening, vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 8 van de onderhavige verordening neergelegde procedure, vaststellen dat gezien de ontwikkeling en de werking van de Ö interne Õ markt, bepaalde Ö steunmaatregelen Õ niet Ö voldoen Õ aan alle criteria van artikel Ö 107 Õ , lid 1, Ö VWEU Õ en derhalve Ö worden Õ vrijgesteld van de in artikel Ö 108 Õ, lid 3, Ö VWEU Õ bedoelde aanmeldingsprocedure, op voorwaarde dat de aan eenzelfde onderneming over een zekere periode toegekende steun een bepaald vastgesteld bedrag niet overschrijdt.

2. Telkens wanneer de Commissie hierom verzoekt dienen de lidstaten bijkomende inlichtingen te geven over de steun die op grond van lid 1 vrijgesteld is.

Artikel 3

Transparantie en toezicht

1. Bij de vaststelling van verordeningen overeenkomstig artikel 1 legt de Commissie de lidstaten gedetailleerde voorschriften op om de transparantie van en het toezicht op de steunmaatregelen die uit hoofde van die verordeningen van aanmelding zijn vrijgesteld, te waarborgen. Die voorschriften bestaan met name in de verplichtingen die in de leden 2, 3 en 4 worden omschreven.

ê 733/2013 art. 1, punt 3

2. Meteen bij de uitvoering van steunregelingen of van buiten een regeling toegekende individuele steunmaatregelen welke uit hoofde van de in artikel 1, lid 1, bedoelde verordeningen zijn vrijgesteld, doen de lidstaten de Commissie, met het oog op bekendmaking daarvan op de website van de Commissie, een samenvatting toekomen van de inlichtingen betreffende deze steunregelingen of individuele steunmaatregelen die niet onder een vrijgestelde steunregeling vallen.

ê 994/98 (aangepast)

3. De lidstaten registreren en verzamelen alle inlichtingen betreffende de toepassing van de Ö groepsvrijstellingen Õ . Indien de Commissie over gegevens beschikt die twijfel doen rijzen over de goede toepassing van een vrijstellingsverordening, verstrekken de lidstaten de Commissie alle inlichtingen die zij nodig acht ter beoordeling van de verenigbaarheid van een bepaalde steunmaatregel met die verordening.

4. De lidstaten doen de Commissie ten minste eenmaal per jaar, bij voorkeur in elektronische vorm, een verslag over de toepassing van de Ö groepsvrijstellingen Õ toekomen; dit verslag wordt opgesteld overeenkomstig de specifieke eisen van de Commissie. De Commissie maakt deze verslagen voor alle lidstaten toegankelijk. Eenmaal per jaar worden deze verslagen door het in artikel 7 bedoelde Ö comité Õ besproken en beoordeeld.

Artikel 4

Geldigheidsduur en wijziging van de verordeningen

1. Verordeningen die zijn vastgesteld uit hoofde van de artikelen 1 en 2, zijn geldig voor een welbepaalde periode. Ö Steunmaatregelen Õ die krachtens een uit hoofde van artikel 1 of artikel 2 vastgestelde verordening zijn vrijgesteld, zijn dat gedurende de tijdsspanne waarin de genoemde verordening van kracht is alsmede, in voorkomend geval, gedurende de in de leden 2 en 3 Ö van dit artikel Õ bedoelde aanpassingsperiode.

2. De uit hoofde van de artikelen 1 en 2 vastgestelde verordeningen kunnen worden ingetrokken of gewijzigd indien zich een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot een belangrijk feit dat aan de vaststelling ervan Ö ten grondslag lag Õ of indien de geleidelijke ontwikkeling of de werking van de Ö interne Õ markt zulks vereist. In dat geval voorziet de nieuwe verordening in een aanpassingsperiode die toereikend is om de Ö steunmaatregelen Õ die uit hoofde van de vroegere verordening gelden, te kunnen aanpassen.

3. De uit hoofde van de artikelen 1 en 2 vastgestelde verordeningen dienen, ingeval de toepassing ervan na het verstrijken van de geldigheidsduur niet wordt verlengd, te voorzien in een periode als bedoeld in lid 2 Ö van dit artikel Õ .

Artikel 5

Evaluatieverslag

Elke vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. Een ontwerpverslag wordt ter bestudering voorgelegd aan het in artikel 7 bedoelde comité.

Artikel 6

Horen van belanghebbenden

Indien de Commissie voornemens is om een verordening vast te stellen, publiceert zij hiervan een ontwerp om alle Ö belanghebbende Õ personen en organisaties in staat te stellen hun opmerkingen te maken binnen een door de Commissie vast te stellen redelijke Ö termijn Õ die in geen geval minder dan een maand mag bedragen.

Artikel 7

Adviescomité Ö inzake overheidssteun Õ

Ö Het Adviescomité inzake overheidssteun Õ (hierna „het Ö comité Õ” genoemd) Ö wordt ingesteld Õ. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door Ö een Õ vertegenwoordiger van de Commissie.

Artikel 8

Raadpleging van het Ö comité Õ

1. De Commissie raadpleegt het Ö comité Õ:

ê 733/2013 art. 1, punt 4, onder a)

a)           op het moment waarop zij een ontwerpverordening bekendmaakt overeenkomstig artikel 6;

ê 994/98 (aangepast)

è1 733/2013 art. 1, punt 4, onder b)

b)           alvorens een verordening vast te stellen.

2. Het Ö comité Õ wordt geraadpleegd tijdens een door de Commissie bijeengeroepen vergadering. è1 De te bespreken ontwerpen en documenten worden bij de convocatie gevoegd en kunnen op de website van de Commissie worden gepubliceerd. ç De vergadering wordt ten vroegste twee maanden na toezending van de Ö convocatie Õ gehouden.

Deze termijn kan worden verkort voor de in lid 1, onder b), bedoelde raaplegingen, alsook in urgente gevallen en wanneer het alleen om verlenging van de geldigheidsduur van een verordening gaat.

3. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp van de te nemen maatregelen voor. Het comité brengt binnen een termijn die de voorzitter naar gelang van de urgentie van de zaak kan vaststellen advies uit over het ontwerp, zo nodig door middel van een stemming.

4. Het advies wordt in de notulen opgenomen. Voorts heeft iedere lidstaat het recht te verzoeken dat zijn standpunt in de notulen wordt opgenomen. Het Ö comité Õ kan aanbevelen het advies bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ .

5. De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met het door het comité uitgebrachte advies. Zij brengt het comité op de hoogte van de wijze waarop zij rekening heeft gehouden met zijn advies.

ê

Artikel 9

Intrekking

Verordening (EG) nr. 994/98 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

ê 994/98 (aangepast)

Artikel 10

Ö Inwerkingtreding Õ

Deze verordening treedt in werking op de Ö twintigste Õ dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Ö Unie Õ .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               COM(87) 868 PV.

[2]               Zie bijlage 3 bij deel A van die conclusies.

[3]               Opgenomen in het wetgevingsprogramma voor 2014.

[4]               Zie bijlage I bij dit voorstel.

[5]               PB C […] van […], blz. […].

[6]               PB C […] van […], blz. […].

[7]               Verordening (EG) Nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1).

[8]               Zie bijlage I.

[9]               Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1).

[10]             Mededeling van de Commissie — „EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken” (PB C 25 van 26.1.2013, blz. 1).

[11]             Arrest van het Hof van Justitie van 24 juli 2003 in zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH und Regierungspräsidium Magdeburg / Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH (Jurispr. 2003, blz. I‑7747).

[12]             Zie Aanbeveling 2010/410/EU van de Raad van 13 juli 2010 inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28) en Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46).

Top