This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0291
Proposal for a COUNCIL DECISION on the signing, on behalf of the European Union, of the agreement between the European Union and its Member States and Iceland concerning Iceland's participation in the joint fulfilment of commitments of the European Union, its Member States and Iceland in the second commitment period of the Kyoto Protocol to the United Nations Framework Convention on Climate Change
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over de ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over de ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
/* COM/2014/0291 final - 2014/0152 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over de ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering /* COM/2014/0291 final - 2014/0152 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Deze voorstellen betreffen besluiten van de
Raad die moeten worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 218, leden 5 en 6,
VWEU tot ondertekening en sluiting van de overeenkomst tussen de Unie, de
lidstaten en IJsland betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke
nakoming van de verbintenissen van de Unie, de lidstaten en IJsland in de
tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto in het Raamverdrag van de
Verenigde Naties inzake klimaatverandering. In december 2012, tijdens de
klimaatconferentie van Doha, hebben de 192 partijen bij het Protocol van Kyoto
bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC)
een wijziging van het Protocol van Kyoto ("wijziging van Doha") goedgekeurd[1]. De wijziging van Doha
stelt een tweede verbintenisperiode in het kader van het Protocol van Kyoto in,
die ingaat op 1 januari 2013 en afloopt op 31 december 2020, en bevat voor
de in bijlage B opgenomen partijen juridisch bindende verbintenissen inzake
emissiereductie. Tot deze partijen behoren de Unie, de lidstaten en IJsland. Artikel 4 van het Protocol van Kyoto
stelt de partijen in staat hun verplichtingen gezamenlijk na te komen. De
Europese Unie en de vijftien partijen die lidstaat waren bij de ondertekening
van het Protocol van Kyoto in 1997, hebben die keuze gemaakt voor de eerste
verbintenisperiode (2008-2012) en hebben overeenstemming bereikt over, of
voorwaarden vastgesteld voor, de gezamenlijke nakoming daarvan voor de eerste
verbintenisperiode toen zij het protocol hebben bekrachtigd in 2002[2]. De wijziging van Doha[3] en de verklaring van de
Unie, de lidstaten en IJsland bij de vaststelling ervan[4] geven uitdrukking aan
de intentie van die partijen om hun reductiedoelstellingen te bereiken in de
tweede verbintenisperiode. De Commissie deed in november 2013 een voorstel voor
een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de wijziging van Doha van
het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake
klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane
verbintenissen[5].
Dit voorstel is momenteel in behandeling. Het voornemen van de Europese Unie, haar
lidstaten en IJsland om de doelstellingen inzake emissiereductie tijdens de
tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto gezamenlijk na te komen,
dateert van 2009. In een brief aan het voorzitterschap van de Raad van de
Europese Unie van 3 juni 2009 heeft IJsland verzocht om formeel overleg over
een gezamenlijke nakoming van hun verbintenissen met de Europese Unie en haar
lidstaten in een tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. De Raad
heeft tijdens zijn bijeenkomst van 15 december 2009 dit verzoek verwelkomd en
de Commissie uitgenodigd een aanbeveling in te dienen voor het openen van de
noodzakelijke onderhandelingen met IJsland in overeenstemming met de beginselen
en criteria van het klimaat- en energiepakket van de Unie[6]. De Commissie heeft in juni 2013 bij de Raad
haar aanbeveling ingediend voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot
het openen van onderhandelingen met IJsland. In december 2013 heeft de Raad de
Commissie gemachtigd om namens de Unie onderhandelingen met IJsland te openen
over de overeenkomst tot vaststelling van de voorwaarden van gezamenlijke nakoming
betreffende de deelname van IJsland in de gezamenlijke nakoming van de
verplichtingen van de Unie, de lidstaten en IJsland. De vertegenwoordigers van
de lidstaten in de Raad hebben de Commissie voorts gemachtigd om namens de
lidstaten over deze overeenkomst te onderhandelen met betrekking tot de
gebieden die onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen. Deze
onderhandelingen zijn – in overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren –
gevoerd op basis van artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie en hebben geresulteerd in de overeenkomst die als bijlage
aan dit voorstel voor een besluit is gehecht. 2. De overeenkomst met IJsland De overeenkomst met IJsland die aan dit
voorstel voor een besluit is gehecht, bevat de voorwaarden voor de deelname van
IJsland aan de gezamenlijke nakoming door de Unie, haar lidstaten en IJsland.
Die overeenkomst legt geen verplichtingen voor de Unie en haar lidstaten vast. De deelname van IJsland in de gezamenlijke
nakoming IJsland neemt op dezelfde basis deel aan de
gezamenlijke nakoming als de lidstaten. Het emissieniveau van IJsland, dat
identiek is aan zijn toegewezen hoeveelheid, heeft betrekking op de emissies
van gassen en sectoren die vallen onder de tweede verbintenisperiode van het
Protocol van Kyoto, maar niet onder de regeling voor de handel in
broeikasgasemissierechten van de EU (Richtlijn 2003/87/EG)[7]. [tekst invoegen over de aan IJsland toegewezen
hoeveelheid, zodra deze is vastgesteld] De overeenkomst met IJsland zal, in bijlage II
ervan, dezelfde voorwaarden van gezamenlijke nakoming omvatten die ook worden
vastgelegd in een bijlage bij het besluit van de Raad over de sluiting van de
wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de
Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de
in dat kader aangegane verbintenissen. Toepassing van relevante EU-wetgeving op
IJsland Als partijen bij het Protocol van Kyoto zijn
de Unie en de lidstaten onderworpen aan een aantal voorschriften inzake bewaking,
rapportage en verificatie uit hoofde van het Protocol van Kyoto. Partijen die
zijn overeengekomen hun verbintenissen gezamenlijk na te komen, moeten een deel
van deze informatie gezamenlijk indienen. Bijgevolg zal de Commissie informatie
opvragen bij IJsland om de Unie in staat te stellen haar
rapportageverplichtingen na te komen. IJsland zal bovendien moeten participeren
in het registersysteem van de Unie en de lidstaten die van belang zijn voor de
naleving van de verbintenissen uit hoofde van het Protocol van Kyoto. Daarom
moet IJsland wetgeving van de Unie toepassen die niet van toepassing is op
derde landen (waaronder de partijen in de Europese Economische Ruimte), met
name met betrekking tot de bewaking, rapportage en verificatie van emissies en
met het oog op de toepassing van een register en de administratieve verwerking
van transacties met betrekking tot de uitvoering van de verbintenissen van de
Unie, haar lidstaten en IJsland in het kader van de tweede verbintenisperiode
van het Protocol van Kyoto in overeenstemming met de voorwaarden van
gezamenlijke nakoming en de internationaal overeengekomen voorschriften. De overeenkomst bevat in bijlage I een
lijst van de wetgeving van de Unie die bindend zal zijn voor IJsland. Het
voorstel voorziet ook in een procedure tot wijziging van deze lijst, om ervoor
te zorgen dat de deelname aan de gezamenlijke nakoming aan dezelfde regels en
verantwoordelijkheden als die van de lidstaten beantwoordt, in overeenstemming
met de internationaal overeengekomen voorschriften. Comité gezamenlijke nakoming De overeenkomst met IJsland voorziet in de
oprichting van een Comité gezamenlijke nakoming, dat zorgt voor de
daadwerkelijke uitvoering en werking van de overeenkomst. Dit comité bestaat
uit vertegenwoordigers van de Unie, de lidstaten en IJsland en neemt besluiten
bij consensus. Het kan besluiten nemen over de toepassing van relevante
wetgeving van de Unie op IJsland en pleegt overleg en wisselt informatie uit in
verband met de uitvoering van de bepalingen van de gezamenlijke nakoming. De
vergaderingen van het Gemengd Comité worden, voor zover mogelijk, gelijktijdig
gehouden met die van het Comité klimaatverandering, dat is opgericht
overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013[8]. Duur en opzegging van de overeenkomst met
IJsland De overeenkomst met IJsland wordt gesloten
voor een beperkte periode, totdat alle kwesties met betrekking tot de
tenuitvoerlegging van de tweede verbintenisperiode zijn opgelost. Dit stemt
overeen met artikel 4 van het Protocol van Kyoto, waarin is bepaald dat
elke overeenkomst tussen partijen om hun verplichtingen gezamenlijk na te komen
geldig moet blijven voor de duur van de betrokken verbintenisperiode. In geval van een inbreuk door IJsland of
bezwaar van IJsland tegen wijziging van de lijst van wetgevingshandelingen die
volgens deze overeenkomst van toepassing zijn in IJsland, zal IJsland
individueel verantwoordelijk worden voor rapportage voor alle emissies van
broeikasgassen die onder het Protocol van Kyoto vallen, met inbegrip van die
welke onder de werkingssfeer van het EU-systeem voor de handel in
broeikasgasemissies vallen. Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de
begroting van de Unie. 2014/0152 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over de ondertekening, namens de Europese
Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland
betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de
verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland in de tweede
verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto in het Raamverdrag van de
Verenigde Naties inzake klimaatverandering DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel
218, lid 5, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) De Commissie heeft namens de
Europese Unie onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie en
haar lidstaten en IJsland betreffende de deelname van IJsland aan de
gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar
lidstaten en IJsland in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto
in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering ("de
overeenkomst"). (2) Het Protocol van Kyoto in het
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering ("het
Protocol”) is op 16 februari 2005 in werking getreden en bevat juridisch
bindende emissiereductietoezeggingen voor de eerste verbintenisperiode, van
2008 tot en met 2012, voor de partijen die zijn opgenomen in bijlage B. De Unie
en de lidstaten hebben het Protocol geratificeerd op 31 mei 2002, en zijn
overeengekomen hun verbintenissen in de eerste verbintenisperiode gezamenlijk
na te komen[9].
IJsland heeft het protocol op 23 mei 2002 geratificeerd. (3) Op de klimaatconferentie van
Doha in december 2012 hebben alle partijen bij het Protocol overeenstemming
bereikt over de wijziging van Doha, waarin een tweede verbintenisperiode van
het Protocol wordt vastgesteld (van 1 januari 2013 tot en met 31 december
2020). De wijziging van Doha wijzigt bijlage B bij het Protocol, door juridisch
bindende mitigatieverplichtingen vast te stellen voor de tweede
verbintenisperiode voor de in die bijlage opgenomen partijen, en door de bepalingen
voor de tenuitvoerlegging van de verbintenissen van de partijen tijdens de
tweede verbintenisperiode te wijzigen en nader uit te werken. (4) De doelstellingen voor de
Europese Unie, haar lidstaten en IJsland zijn opgenomen in de wijziging van
Doha, met een voetnoot die stelt dat deze doelstellingen gebaseerd zijn op de
veronderstelling dat zij overeenkomstig artikel 4 van het Protocol van Kyoto
gezamenlijk zullen worden nagekomen[10].
De Unie, haar lidstaten en IJsland hebben bij de goedkeuring van de wijziging
van Doha[11]
tevens een gemeenschappelijke verklaring afgelegd waarin zij hun voornemen
uitspreken om hun verplichtingen in de tweede verbintenisperiode gezamenlijk na
te komen. De verklaring werd overeengekomen tijdens een ad-hocvergadering van
de EU-ministers in Doha en goedgekeurd door de Raad op 17 december 2012[12]. (5) In overeenstemming met
artikel 4, lid 1, van het Protocol van Kyoto dat die partijen in staat stelt
hun verbintenissen uit hoofde van artikel 3 van het Protocol gezamenlijk na te
komen, stellen de Unie, de lidstaten, Kroatië en IJsland in dezelfde verklaring
voorts dat artikel 3, lid 7 ter, van het Protocol wordt toegepast op de
gezamenlijke toegewezen hoeveelheid uit hoofde van de overeenkomst inzake de
gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar
lidstaten, Kroatië en IJsland, en niet wordt toegepast op de lidstaten, Kroatië
en IJsland afzonderlijk. (6) De Raad heeft tijdens zijn
zitting van 15 december 2009 het verzoek van IJsland verwelkomd om zijn
verplichtingen tijdens de tweede verbintenisperiode gezamenlijk met de Europese
Unie en haar lidstaten na te komen en heeft de Commissie uitgenodigd een
aanbeveling in te dienen voor het openen van de noodzakelijke onderhandelingen
met IJsland over een overeenkomst in overeenstemming met de beginselen en
criteria van het klimaat- en energiepakket van de Unie[13]. (7) Artikel 4, lid 1,
van het Protocol bepaalt dat de partijen die overeenkomen om gezamenlijk hun
verbintenissen in het kader van artikel 3 van het protocol na te komen, de
respectieve emissieniveaus moeten vaststellen die in die overeenkomst voor de
partijen bij de overeenkomst zijn vastgesteld. Overeenkomstig artikel 4,
lid 2, van het Protocol van Kyoto moeten de partijen bij een overeenkomst
inzake de gezamenlijke nakoming het secretariaat van het Protocol op de datum
van neerlegging van hun akten van bekrachtiging of goedkeuring in kennis
stellen van de voorwaarden van die overeenkomst. (8) Op 17 december 2013 heeft de
Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen over een overeenkomst
inzake gezamenlijke nakoming tussen de Europese Unie, haar lidstaten en
IJsland. (9) De voorwaarden van de
overeenkomst tot gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese
Unie, haar lidstaten en IJsland in het kader van artikel 3 van het Protocol
van Kyoto worden vastgelegd in een bijlage bij het besluit van de Raad
betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de wijziging van Doha van
het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake
klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane
verplichtingen[14].
Deze voorwaarden worden eveneens vastgelegd in een bijlage bij de overeenkomst
met IJsland. (10) Om ervoor te zorgen dat de
verbintenissen van IJsland in het kader van de gezamenlijke nakoming op
niet-discriminerende wijze worden vastgesteld en toegepast, waarbij IJsland en
de lidstaten gelijkelijk worden behandeld, werd het emissieniveau voor IJsland
bepaald op een wijze die in overeenstemming is met zowel de verbintenis tot
vermindering van de gekwantificeerde emissies die is opgenomen in de derde
kolom van bijlage B bij het Protocol van Kyoto (zoals gewijzigd door de
wijziging van Doha) als met de wetgeving van de EU, met inbegrip van het
klimaat- en energiepakket van 2009 en de beginselen en criteria waarop
doelstellingen in die wetgeving zijn gebaseerd. (11) De overeenkomst moet daarom
namens de Europese Unie worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting
ervan op een latere datum, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 De ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst tussen
de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland betreffende de deelname van IJsland
aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar
lidstaten en IJsland in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto
in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering is hierbij
namens de Europese Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van
genoemde overeenkomst. De tekst van de te ondertekenen overeenkomst
is aan dit besluit gehecht. Artikel 2 De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de
persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst, namens
de Unie, te ondertekenen. Het secretariaat-generaal van de Raad stelt
het volmachtinstrument op dat de persoon (personen) die daartoe door de
Commissie is (zijn) aangewezen, machtiging verleent de overeenkomst, onder
voorbehoud van de sluiting ervan, te ondertekenen. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op de dag na die
van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] Besluit 1/CMP.8, aangenomen door de Conferentie van de
Partijen waarin de Partijen bij dit Protocol bijeenkomen FCCC/KP/CMP/2012/13/Add.1. [2] Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002
betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol
van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen, PB L
130 van 15.5.2002, blz. 1. [3] Zie de voetnoten 4, 6 en 8 bij de gekwantificeerde
verplichtingen inzake emissiebeperking of -reductie voor de Unie, de lidstaten,
Kroatië en IJsland in de derde kolom van bijlage B (artikel 1 van de
wijziging van Doha), waarin wordt bepaald dat deze verplichtingen
"gebaseerd zijn op het inzicht dat deze gezamenlijk zal worden
nagekomen". [4] De volledige tekst van deze verklaring is opgenomen in
punt 45 van het verslag van de achtste zitting van de Conferentie van de
Partijen waarin de Partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen, van 26
november tot en met 8 December 2012 in Doha, FCCC/KP/CMP/2012/13. [5] COM(2013) 768 van 6 november 2013. [6] Conclusies
van de Raad van 15 december 2009 over de Overeenkomst inzake gezamenlijke
nakoming met IJsland met het oog op een toekomstig internationaal
klimaatakkoord. [7] Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de
handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging
van Richtlijn 96/61/EG van de Raad. [8] Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor
de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige
informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot
klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG. [9] Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002
betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol
van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen, PB L
130 van 15.5.2002, blz. 1. [10] Voetnoot 4 van bijlage B bij het Protocol, zoals gewijzigd
bij de wijziging van Doha. [11] Dit komt tot uiting in punt 45 van het verslag van de
achtste zitting van de Conferentie van de Partijen waarin de Partijen bij het
Protocol van Kyoto bijeenkomen, van 26 november tot en met 8 december 2012,
Deel Een: Procedures, Document FCCC/KP/CMP/2012/13. [12] Raad
van 17 december 2012, waarin de verklaring van de Europese Unie en haar
lidstaten hebben tezamen met Kroatië en IJsland op de klimaatconferentie van
Doha wordt ondersteund. [13] Conclusies
van de Raad van 15 december 2009 over de Overeenkomst inzake gezamenlijke
nakoming met IJsland met het oog op een toekomstig internationaal
klimaatakkoord. [14] [Referentie invullen]. Overeenkomst betreffende de deelname van
IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissenen van de Unie, haar
lidstaten en IJsland tijdens de tweede verbintenisperiode van het Protocol
van Kyoto. De Europese Unie, het Koninkrijk België, de
Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Tsjechische Republiek, het
Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de
Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de
Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek
Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der
Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese
Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de
Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland en IJsland (hierna "de partijen"
genoemd), Herinnerend aan het volgende: In de gemeenschappelijke verklaring van 8
december 2012 in Doha is bepaald dat de gekwantificeerde verbintenissen inzake
emissiebeperking en -reductie voor de Europese Unie, haar lidstaten, Kroatië en
IJsland, voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto gebaseerd
zijn op de veronderstelling dat deze gezamenlijk zullen worden nagekomen in
overeenstemming met artikel 4 van het protocol; dat artikel 3, lid 7 ter,
zal worden toegepast op de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid uit hoofde van
de overeenkomst inzake de gezamenlijke nakoming door de Europese Unie, haar
lidstaten, Kroatië en IJsland, en niet op de Europese Unie, haar lidstaten,
Kroatië of IJsland afzonderlijk; In die gezamenlijke verklaring hebben de
Europese Unie, haar lidstaten en IJsland verklaard dat zij hun akten van
aanvaarding gelijktijdig zullen neerleggen, zoals het geval was bij het
Protocol van Kyoto zelf, zodat deze gelijktijdig in werking kunnen treden voor
de Europese Unie, haar 27 lidstaten, Kroatië en IJsland; IJsland neemt deel aan het Comité
klimaatverandering van de Europese Unie, opgericht overeenkomstig
artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013, en aan Werkgroep I van
het Comité klimaatverandering, Hebben besloten de volgende overeenkomst te
sluiten: Artikel 1 (doelstelling van de
overeenkomst) Deze overeenkomst heeft tot doel, de
voorwaarden vast te stellen voor de deelname van IJsland aan de gezamenlijke
nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland
voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, en een effectieve
uitvoering van deze deelname mogelijk te maken, inclusief de bijdrage van
IJsland aan de nakoming van de rapportagevoorschriften van de Unie voor de
tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Artikel 2 (definities) In deze overeenkomst wordt verstaan onder: a) "Protocol van Kyoto": het
Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake
klimaatverandering (UNFCCC), zoals gewijzigd bij de wijziging van Doha van dat
protocol, overeengekomen op 8 december 2012 in Doha; b) "Wijziging van Doha": de wijziging
van Doha van het Protocol van Kyoto bij het UNFCCC, overeengekomen op 8
december 2012 in Doha, tot vaststelling van de tweede verbintenisperiode van
het Protocol van Kyoto, van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020; c) "Voorwaarden van de gezamenlijke
nakoming": de voorwaarden zoals vastgesteld in bijlage 2 bij deze
overeenkomst; d) "ETS-richtlijn": Richtlijn
2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een
regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap,
zoals gewijzigd. Artikel 3 (gezamenlijke nakoming) 1) De partijen komen overeen om gezamenlijk te
voldoen aan hun gekwantificeerde verbintenissen inzake emissiebeperking en
-reductie voor de tweede verbintenisperiode, opgenomen in de derde kolom van
bijlage B bij het Protocol van Kyoto, in overeenstemming met de voorwaarden van
de gezamenlijke nakoming. 2) Te dien einde neemt IJsland alle nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn gezamenlijke antropogene in
kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies in de tweede verbintenisperiode
van de in bijlage A bij het Protocol van Kyoto genoemde broeikasgassen
afkomstig van bronnen en putten die onder het Protocol van Kyoto vallen en die
buiten het toepassingsgebied van de ETS-richtlijn vallen, de in de voorwaarden
van de gezamenlijke nakoming vastgestelde toegewezen hoeveelheid niet
overschrijden. 3) Onverminderd artikel 8 van deze
overeenkomst boekt IJsland aan het einde van de tweede verbintenisperiode,
overeenkomstig Besluit 1/CMP.8 of andere relevante besluiten van instanties van
het UNFCCC of van het Protocol van Kyoto en de voorwaarden van de gezamenlijke
nakoming, van zijn nationaal register de AAU’s, CER’s, ERU’s, RMU’s, tCER’s of
lCER’s af die overeenstemmen met de broeikasgasemissies afkomstig van bronnen
en de verwijderingen per put die vallen onder haar toegewezen hoeveelheid. Artikel 4 (toepassing van de relevante
wetgeving van de Europese Unie) 1) De in bijlage 1 opgenomen
wetgevingshandelingen zijn bindend voor IJsland en worden van toepassing in
IJsland. Wanneer de in bijlage 1 opgenomen rechtshandelingen verwijzingen naar
de lidstaten van de Europese Unie bevatten, worden deze verwijzingen voor de
toepassing van deze overeenkomst opgevat als verwijzingen naar IJsland. 2) Bijlage 1 mag worden gewijzigd bij een
besluit van het Comité gezamenlijke nakoming dat is ingesteld bij
artikel 6 van de overeenkomst. 3) Het Comité gezamenlijke nakoming kan
besluiten nemen over de nadere technische uitwerking van de toepassing op
IJsland van de in de lijst in bijlage I opgenomen rechtshandelingen. 4) In geval van wijzigingen van bijlage I
waarvoor veranderingen in de primaire wetgeving in IJsland nodig zijn, wordt
bij de inwerkingtreding van deze wijzigingen rekening gehouden met de tijd die
IJsland nodig heeft om deze veranderingen in te voeren en met de noodzaak om
toe te zien op naleving van het Protocol van Kyoto en de daarmee samenhangende
besluiten. 5) Het is van bijzonder belang dat de
Commissie haar gangbare praktijk volgt en overleg voert met deskundigen, onder
wie deskundigen uit IJsland, alvorens gedelegeerde handelingen goed te keuren
die in bijlage I zijn opgenomen of moeten worden opgenomen. Artikel 5
(rapportage) 1) In overeenstemming met de voorschriften van
het Protocol van Kyoto, de wijziging van Doha en de op grond daarvan aangenomen
besluiten dient IJsland uiterlijk op 15 april 2015 bij het secretariaat van het
UNFCCC het rapport in met het oog op de berekening van hun toegewezen
hoeveelheden. 2) De Europese Unie stelt het rapport op met
het oog op de berekening van de toegewezen hoeveelheid van de Unie, en het
rapport met het oog op de berekening van de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid
van de Unie, haar lidstaten en IJsland ("de gezamenlijke toegewezen
hoeveelheid") in overeenstemming met deze overeenkomst, de voorschriften
van het Protocol van Kyoto, de wijziging van Doha en de op grond daarvan
aangenomen besluiten. De Unie dient haar rapport uiterlijk op 15 april 2015 in
bij het secretariaat van het UNFCCC. Artikel 6 (Comité gezamenlijke nakoming) 1) Er wordt een Comité gezamenlijke nakoming
opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de partijen. 2) Het Comité gezamenlijke nakoming ziet toe
op de doeltreffende uitvoering en werking van de overeenkomst. Daartoe neemt
het de besluiten als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst en pleegt
het overleg en wisselt het informatie uit in verband met de uitvoering van de
bepalingen van de gezamenlijke nakoming. Het Comité gezamenlijke nakoming neemt
alle besluiten bij consensus. 3) Het Comité gezamenlijke nakoming komt
bijeen, hetzij op verzoek van een of meer partijen, ingediend bij de Europese
Unie, hetzij op initiatief van de Europese Unie. 4) De leden van het Comité gezamenlijke
nakoming, die de Europese Unie en haar lidstaten vertegenwoordigen, bestaan in
eerste instantie uit de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten die
ook deelnemen aan het Comité klimaatverandering van de Europese Unie, dat is
opgericht in overeenstemming met artikel 26 van Verordening nr. 525/2013[1]. De vertegenwoordiger
van IJsland wordt benoemd door het Ministerie van Milieu en Natuurlijke
Hulpbronnen. De vergaderingen van het Comité gezamenlijke nakoming worden, voor
zover mogelijk, gelijktijdig met die van het Comité klimaatverandering gehouden. Het Comité gezamenlijke nakoming stelt bij
consensus zijn reglement van orde vast. Artikel 7 (geen voorbehouden) Er mogen geen voorbehouden worden gemaakt bij
deze overeenkomst. Artikel 8 (duur en naleving) 1) Deze overeenkomst wordt gesloten voor de
periode tot het eind van de extra periode voor het nakomen van de
verbintenissen van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto of
totdat alle kwesties in verband met de uitvoering in het kader van het Protocol
van Kyoto voor een van de partijen, in verband met deze verbintenisperiode of
de uitvoering van de gezamenlijke nakoming, zijn opgelost, indien dit later is.
De overeenkomst kan niet eerder worden beëindigd. 2) IJsland doet kennisgeving aan het Comité
gezamenlijke nakoming van een niet-nakoming of een dreigende niet-nakoming van
de bepalingen van deze overeenkomst. Elke niet-nakoming moet worden gemotiveerd
ten genoegen van zijn leden binnen dertig dagen na de kennisgeving ervan.
Anders vormt de niet-nakoming van de bepalingen van deze overeenkomst een
inbreuk op deze overeenkomst. 3) In geval van een inbreuk op deze
overeenkomst of een bezwaar van IJsland tegen de wijziging van bijlage I ervan
in overeenstemming met artikel 4, lid 2, moet IJsland melding maken van de
gezamenlijke antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies
afkomstig van bronnen en de verwijderingen per put in IJsland die onder het
Protocol van Kyoto in de tweede verbintenisperiode vallen, met inbegrip van
emissies uit bronnen die onder de EU-regeling voor de handel in
broeikasgasemissierechten vallen, tegen de gekwantificeerde doelstelling voor
emissiereductie die is opgenomen in de derde kolom van bijlage B bij het
Protocol van Kyoto en aan het einde van de tweede verbintenisperiode AAU’s,
CER’s, ERU’s, RMU’s en tCER’s of lCER’s die overeenstemmen met emissies
afboeken van zijn nationaal register. Artikel 9 (depositaris) Het origineel van deze overeenkomst, waarvan
de teksten in alle officiële talen van de Europese Unie en in het IJslands
gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij de secretaris-generaal van de
Raad van de Europese Unie. Artikel 10 (neerlegging van de akten van
bekrachtiging) 1) Deze overeenkomst wordt door de partijen
geratificeerd volgens hun respectieve voorschriften. Elke partij legt haar
akten van bekrachtiging neer bij de secretaris-generaal van de Raad van de
Europese Unie, hetzij vóór, hetzij tegelijkertijd met de neerlegging van de
akte van aanvaarding van de wijziging van Doha bij de secretaris-generaal van
de Verenigde Naties. 2) IJsland legt zijn akte van aanvaarding van
de wijziging van Doha neer bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties
overeenkomstig artikel 20, lid 4, en artikel 21, lid 7, van
het Protocol van Kyoto, en wel ten laatste op de datum van de neerlegging van
de laatste akte van aanvaarding door de Europese Unie of haar lidstaten. 3) Bij de neerlegging van de akte van
aanvaarding van de wijziging van Doha doet IJsland ook in eigen naam
kennisgeving van de voorwaarden van de gezamenlijke nakoming bij het
secretariaat van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake
klimaatverandering in overeenstemming met artikel 4, lid 2, van het
Protocol van Kyoto. Artikel 11 (inwerkingtreding) Deze overeenkomst treedt in werking op de
[negentigste] dag na de datum waarop alle partijen hun akte van bekrachtiging
hebben neergelegd. Gedaan te …, Bijlage
1 (Lijst
bedoeld in artikel 4) 1.
Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees
Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en
rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een
rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het
niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van
Beschikking nr. 280/2004/EG, (Verordening 525/2013 genoemd), met uitzondering
van artikel 4, artikel 7, onder f, de artikelen 15 tot en met 20 en artikel 22.
De bepalingen van artikel 21 zijn van toepassing voor zover zij relevant
zijn. 2.
Huidige en toekomstige gedelegeerde en
uitvoeringshandelingen op basis van Verordening 525/2013 Bijlage
2 (voorwaarden
van gezamenlijke nakoming in bijlage bij het besluit tot ratificatie waarmee,
namens de Europese Unie, de wijziging van Doha wordt gesloten — inclusief een
cijfer van van tCO2eq als het emissieniveau/toegewezen hoeveelheid van IJsland
vóór toepassing van artikel 3, lid 7 bis, van het Protocol van Kyoto.) [1] Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor
de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige
informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot
klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG.