This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0067
Proposal for a COUNCIL DECISION establishing the position to be adopted by the Union at the 53rd session of the OTIF Committee of Experts on the Transport of Dangerous Goods as regards certain amendments to Appendix C to the Convention concerning International Carriage by Rail (COTIF) applicable from 1 January 2015
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD Tot vaststelling van het standpunt van de Unie op de 53ste zitting van de OTIF-commissie van deskundigen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, voor wat betreft bepaalde wijzigingen in bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), van toepassing vanaf 1 januari 2015
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD Tot vaststelling van het standpunt van de Unie op de 53ste zitting van de OTIF-commissie van deskundigen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, voor wat betreft bepaalde wijzigingen in bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), van toepassing vanaf 1 januari 2015
/* COM/2014/067 final - 2014/0035 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD Tot vaststelling van het standpunt van de Unie op de 53ste zitting van de OTIF-commissie van deskundigen voor het vervoer van gevaarlijke goederen, voor wat betreft bepaalde wijzigingen in bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), van toepassing vanaf 1 januari 2015 /* COM/2014/067 final - 2014/0035 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Het voorgestelde besluit van de Raad heeft tot
doel het standpunt vast te stellen dat de Europese Unie in de OTIF-Commissie
van deskundigen voor het vervoer van gevaarlijke goederen (hierna "de
commissie van deskundigen van het RID" genoemd), die zal bijeenkomen op 22
mei 2014, moet innemen over bepaalde wijzigingen van de technische en
administratieve bepalingen in de bijlage bij aanhangsel C bij het Verdrag
betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), waarover de genoemde
commissie een beslissing moet nemen. Bovengenoemde
bijlage, algemeen bekend als het "RID" (reglement betreffende het
internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen), regelt het
internationale vervoer van gevaarlijke goederen per spoor tussen de
COTIF-landen die het RID toepassen (de RID-landen). 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING De internationale voorschriften met betrekking
tot het vervoer van gevaarlijke goederen zijn vastgelegd door diverse
internationale organisaties, zoals OTIF, de Economische Commissie van de
Verenigde Naties voor Europa (VN-ECE) en diverse gespecialiseerde agentschappen
van de Verenigde Naties. Aangezien de regels onderling verenigbaar moeten zijn,
is een complex internationaal systeem ontwikkeld voor coördinatie en
harmonisatie tussen de organisaties die bij deze werkzaamheden zijn betrokken.
De bepalingen worden om de twee jaar aangepast. Tijdens de voorbereiding van deze amendementen
is een breed scala van deskundigen uit de publieke en private sector
geraadpleegd. De volgende technische vergaderingen hebben plaatsgevonden
tijdens de opstelling van deze wijzigingen: zittingen van het VN-subcomité van deskundigen
inzake het vervoer van gevaarlijke goederen: (1)
41ste zitting te Genève, 25 juni – 4
juli 2012, (2)
42ste zitting te Genève, 3 – 11 december
2012, (3)
43ste zitting te Genève, 24 – 28 juni 2013,
en (4)
44ste zitting te Genève, 25 november – 4
december 2013, zittingen van de VN-ECE – OTIF gezamenlijke
vergadering van de commissie van deskundigen van het RID en de werkgroep inzake
het vervoer van gevaarlijke goederen: (1)
najaarszitting 2012 te Genève, 17 – 21 september 2012, (2)
voorjaarszitting 2013 te Bern, 18 – 22 maart 2013, (3)
najaarszitting 2013 te Genève, 17 – 27 september 2013,
en (4)
de gezamenlijke voorjaarszitting 2014 te Bern, 17 –
21 maart 2014; naar verwachting zullen tijdens deze zitting aanbevelingen
worden gedaan voor verdere wijzigingen die vanaf 1 januari 2015 van toepassing
zijn, zittingen van de permanente werkgroep van de
commissie van deskundigen van het RID: (1)
eerste zitting te Riga, 12 – 15 november 2012, en (2)
tweede zitting te Kopenhagen, 18 – 22 november 2013. Tijdens deze vergaderingen zijn de
afzonderlijke voorstellen voor wijzigingen geanalyseerd en verwerkt door de
commissies van deskundigen. In de meeste gevallen werd unaniem overeenstemming
bereikt over de aanbevolen maatregelen. In sommige gevallen weerspiegelen de
voorstellen het standpunt van de meerderheid van de deskundigen. De commissie van
deskundigen van het RID zal op 22 mei 2014 een beslissing nemen over deze
voorstellen. Het comité voor het vervoer van gevaarlijke
goederen, dat is opgericht bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke
goederen over land[1],
heeft voorbereidende besprekingen gevoerd over de voorstellen in zijn
vergadering van 12 december 2013. Het Europees Spoorwegbureau (ERA) heeft een
uitgebreide effectbeoordeling opgesteld over de toepassing van
ontsporingsdetectoren[2].
Het ERA kwam tot de conclusie dat de verplichte toepassing van deze apparaten
op wagons voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke goederen niet
kosteneffectief is. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL De Unie is in juli 2011 toegetreden tot het
COTIF op grond van Besluit 2013/103/EU van de Raad[3]. Het COTIF is een
gemengd verdrag waarbij zowel de Unie als alle lidstaten partij zijn. In
bijlage III bij het bovenvermelde besluit is de interne regeling voor de Raad,
de lidstaten en de Commissie in procedures in het kader van het OTIF
vastgesteld. Met betrekking tot kwesties die onder de exclusieve bevoegdheid
van de EU vallen, stemt de EU met het aantal stemmen van alle lidstaten die
partij zijn bij het COTIF, zijnde 26. Momenteel zijn 46 staten partij bij het
RID en 48 bij het OTIF. Sinds 1 januari 1997 past de Unie de
bepalingen van het RID toe op alle vervoer op het EU-grondgebied. Aanvankelijk gebeurde
dit op grond van Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de
onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van
gevaarlijke goederen per spoor[4],
maar in 2008 is Richtlijn 96/49/EG ingetrokken bij Richtlijn 2008/68/EG, die
dezelfde beginselen nastreeft. In artikel 4 van Richtlijn 2008/68/EG (Derde landen) is bepaald dat
"Vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt
toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, het RID of de ADN, tenzij in de
bijlagen anders is vermeld"[5].
Bovendien is in overweging 12 bepaald dat "het gebruik van in derde landen
geregistreerde vervoermiddelen dient te worden toegestaan voor internationaal
vervoer van gevaarlijke goederen op het grondgebied van de lidstaten
overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de ADR, het RID of de ADN en van
deze richtlijn". De kwestie van de bovenvermelde wijzigingen valt dan ook
volledig onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Overeenkomstig artikel 35 van
titel VI van het COTIF treden de wijzigingen, zodra de Commissie van
deskundigen van het RID er een besluit over heeft genomen, in werking voor alle
partijen op de eerste dag van de zesde maand na die waarin de
secretaris-generaal de partijen van deze wijzigingen in kennis heeft gesteld.
Een partij kan bezwaar maken binnen een termijn van vier maanden na de datum
van de kennisgeving. Wanneer een vierde van de partijen bezwaar aantekent,
treedt de wijziging niet in werking. In de verdragsluitende partijen die binnen de
daartoe voorziene termijn bezwaar hebben gemaakt tegen een besluit wordt de
toepassing van aanhangsel C in haar geheel geschorst vanaf het moment waarop de
besluiten van kracht worden, voor zover het betrekking heeft op verkeer met en
tussen deze partijen. In het geval van een bezwaar tegen de validering van een
technische norm of tegen de vaststelling van een uniform technische
voorschrift, wordt alleen die norm of dat voorschrift geschorst vanaf het
moment waarop de besluiten van kracht worden, voor wat verkeer met en tussen de
lidstaten betreft; hetzelfde geldt in het geval van een gedeeltelijk bezwaar. Tenzij een voldoende aantal partijen bezwaar
maakt, treden de in dit voorstel bedoelde wijzigingen op 1 januari 2015 in
werking en worden zij bindend voor de Unie en de lidstaten; zij vormen dan een
integrerend deel van het acquis van de Unie. Tot slot is in artikel 38 van titel VII van
het COTIF bepaald dat met het oog op de uitoefening van het stemrecht en het
recht van bezwaar, als bedoeld in artikel 35, leden 2 en 4, de regionale
organisatie en met name de Europese Unie een aantal stemmen heeft dat gelijk is
aan die van haar leden welke zijn ook lidstaten van de organisatie zijn. Het voorstel is opgesteld op basis van de
bepalingen van het besluit van de Raad betreffende de toetreding van de EU tot
het COTIF (Besluit 2013/103/EU). De rechtsgrondslag van het voorgestelde
besluit van de Raad is artikel 91 VWEU, in samenhang met artikel 218,
lid 9, VWEU. In de bijlage bij het voorstel voor een
besluit van de Raad is een gedetailleerde lijst van de voorgestelde wijzigingen
opgenomen en is aangeven welke wijzigingen door de Unie kunnen worden aanvaard
en welke moeten worden verworpen. Een meerderheid van de voorgestelde
wijzigingen worden geschikt geacht voor het veilige vervoer van gevaarlijke
goederen op een kosteneffectieve wijze, rekening houdend met de technologische
vooruitgang, en kunnen daarom worden ondersteund. De wijziging die in de bijlage bij dit
voorstel voor een besluit is aangegeven met nummer 9 is echter niet voldoende
uitgewerkt om een besluit te nemen met het oog op inwerkingtreding op 1 januari
2015 en moet bijgevolg worden uitgesteld tot een later tijdstip. Wijziging 14 over het verplichte gebruik van
ontsporingsdetectoren is al besproken voor de herziening van 1 januari 2013 en
het besluit werd uitgesteld. Sommige lidstaten steunen dit initiatief, maar
andere verzetten zich ertegen. Volgens de effectbeoordeling die is uitgevoerd
door het Spoorwegbureau zou de maatregel niet kostenefficiënt zijn en bestaan
er efficiëntere alternatieve maatregelen. Daarom wordt voorgesteld deze
wijziging in dit stadium niet te aanvaarden. Dit standpunt laat alle andere
werkzaamheden en ontwikkelingen op dit gebied echter onverlet. Indien de wijzigingen die door de Commissie
van deskundigen van het RID zijn vastgesteld niet in overeenstemming zijn met
het standpunt van de Unie zoals vastgesteld in de bijlage bij het
ontwerpbesluit, moet de Unie een bezwaar uitbrengen overeenkomstig de procedure
in artikel 35, lid 4, van titel VI van het COTIF teneinde te voorkomen dat
deze wijzigingen in werking treden. 4. TENUITVOERLEGGING IN DE
EUROPESE UNIE De bovengenoemde wijzigingen, voor zover zij
bindend worden voor de Unie, moeten worden opgenomen in Richtlijn 2008/68/EG
betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land, die uniforme regels
van het COTIF toepast op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, het
spoor en de binnenwateren in of tussen lidstaten. Te dien einde heeft de
Commissie de bevoegdheid gekregen om bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG
aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Zodra de
termijn voor bezwaar tegen een kennisgeving door de secretaris-generaal van de
OTIF is verstreken, geeft de Commissie het startsein voor het wijzigingsproces. 2014/0035 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD Tot vaststelling van het standpunt van de
Unie op de 53ste zitting van de OTIF-commissie van deskundigen voor
het vervoer van gevaarlijke goederen, voor wat betreft bepaalde wijzigingen in
bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer
(COTIF), van toepassing vanaf 1 januari 2015 DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) De Unie is tot het verdrag
toegetreden bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9
mei 1980, zoals gewijzigd door het protocol van Vilnius van 3 juni 1999, hierna
de "COTIF Overeenkomst" genoemd), op grond van Besluit 2013/103/EU
van de Raad van 16 juni 2011 betreffende de ondertekening en de sluiting van de
overeenkomst tussen de Europese Unie en de intergouvernementele organisatie
voor het internationale spoorwegvervoer betreffende de toetreding van de
Europese Unie tot het genoemde Verdrag[6]. (2) Alle lidstaten, met
uitzondering van Cyprus en Malta, zijn verdragsluitende partijen bij het
COTIF-Verdrag. (3) Bij Richtlijn 2008/68/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer
van gevaarlijke goederen[7]
zijn voorschriften vastgesteld voor het vervoer van gevaarlijke goederen over
de weg, het spoor en de binnenwateren in of tussen lidstaten, onder verwijzing
naar het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke
goederen per spoor, dat als bijlage C bij het COTIF-verdrag is gevoegd (de
RID-bijlage). Bovendien is in artikel 4 van die richtlijn bepaald dat
"vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt
toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, het RID of de ADN, tenzij in de
bijlagen anders is vermeld." (4) Verwacht wordt dat de
Commissie van deskundigen inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen, die is
opgericht bij artikel 13, lid 1, onder d), van het COTIF-Verdrag, een
beslissing over bepaalde wijzigingen van de RID-bijlage zal nemen tijdens haar 53ste
zitting, die gepland is voor 22 mei 2014. Deze wijzigingen, die betrekking
hebben op technische normen of uniforme technische voorschriften, hebben tot
doel het veilige en efficiënte vervoer van gevaarlijke goederen te garanderen,
rekening houdende met de technische en wetenschappelijke vooruitgang in de
sector en de ontwikkeling van nieuwe stoffen en goederen die gevaar kunnen
opleveren tijdens het vervoer. (5) Het comité voor het vervoer
van gevaarlijke goederen, opgericht bij artikel 9 van Richtlijn 2008/68/EG,
heeft voorbereidende gesprekken over deze wijzigingen gehouden. (6) De meeste voorgestelde
wijzigingen zijn gerechtvaardigd en nuttig, en moeten dan ook door de Unie
worden gesteund. Bepaalde voorgestelde wijzigingen staan echter niet in
verhouding tot de risico's tijdens het vervoer of zorgen niet voor een
efficiënte verbetering van de veiligheid van het vervoer en moeten derhalve
worden afgewezen. Als deze laatste wijzigingen toch worden goedgekeurd, moet de
Unie bovendien bezwaar maken overeenkomstig de procedure van artikel 35, lid 4,
van Titel VII van het COTIF-verdrag, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Standpunt van de Europese Unie 1. Het standpunt van de Europese
Unie op de 53ste zitting van de commissie van deskundigen voor het vervoer van
gevaarlijke goederen in het kader van het Verdrag betreffende het
internationale spoorwegvervoer, is in overeenstemming met de bijlage bij dit
besluit. 2. Kleine wijzigingen van de in
de bijlage bij dit besluit vermelde documenten kunnen worden goedgekeurd door
de vertegenwoordigers van de Unie in het hierboven bedoelde orgaan zonder
verder besluit van de Raad. Artikel 2 Het besluit van het bovenvermelde orgaan wordt
na vaststelling bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Artikel 3
Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de dag waarop
het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] PB L 260 van 30.9.2008,
blz. 13. [2] Effectbeoordeling over het gebruik van
ontsporingsdetectoren in het EU-spoorwegsysteem, referentie ERA/REP/03‑2009/SAF. [3] Besluit van de Raad van 16 juni 2011 betreffende
de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de
Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer tot
toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale
spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, zoals gewijzigd bij het Protocol
van Vilnius van 3 juni 1999, PB L 51 van 23.2.2013, blz. 1. [4] PB L 235 van 17.9.1996, blz. 25. [5] ADR en ADN zijn acroniemen voor de internationale
overeenkomsten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en over
de binnenwateren. [6] PB L 51 van 23.2.2013, blz. 1. [7] PB
L 260 van 30.9.2008, blz. 13.