Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IP0081

    Resolutie van het Europees Parlement van 5 februari 2014 over de ratificatie van het VN-wapenhandelsverdrag (ATT) (2014/2534(RSP))

    PB C 93 van 24.3.2017, p. 74–78 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.3.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 93/74


    P7_TA(2014)0081

    Wapenhandelsverdrag

    Resolutie van het Europees Parlement van 5 februari 2014 over de ratificatie van het VN-wapenhandelsverdrag (ATT) (2014/2534(RSP))

    (2017/C 093/14)

    Het Europees Parlement,

    gezien het Wapenhandelsverdrag (ATT) dat op 2 april 2013 door de Algemene Vergadering van de VN is aangenomen,

    gezien Besluit 2010/336/GBVB van de Raad van 14 juni 2010 (1) en eerdere besluiten van de Raad betreffende activiteiten van de Europese Unie ter ondersteuning van het Wapenhandelsverdrag en het ontwerpbesluit van de Raad waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Unie het Wapenhandelsverdrag te ratificeren (12178/2013),

    gezien Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (2),

    gezien Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (3),

    gezien Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan (4),

    gezien het Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (5),

    gezien zijn resoluties van 21 juni 2007 over de sluiting van een wapenhandelsverdrag tot vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de in- en uitvoer en de overdracht van conventionele wapens (6), van 13 juni 2012 over de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag van de Verenigde Naties (ATT) (7), en van 13 maart 2008 over de Gedragscode van de EU betreffende wapenuitvoer — Het uitblijven van een gemeenschappelijk standpunt van de Raad om de gedragscode te veranderen in een juridisch bindend instrument (8),

    gezien de artikelen 21 en 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

    gezien de artikelen 3, 4 en 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien het verzoek om goedkeuring dat de Raad heeft ingediend krachtens artikel 207, lid 3, en artikel 218, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0233/2013),

    gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de internationale handel in conventionele wapens een jaarlijkse omzet van ten minste 70 miljard dollar vertegenwoordigt en dat, volgens ramingen van de VN, van de acht miljoen wapens die dagelijks in de wereld worden geproduceerd er bijna een miljoen zoek raken of gestolen worden en veelal in verkeerde handen vallen en dat wereldwijd iedere minuut iemand door wapengeweld om het leven komt;

    B.

    overwegende dat de EU volgens het Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek van Stockholm goed is voor 26 % van de mondiale wapenexport en overwegende dat 61 % van deze uitvoer de EU verlaat;

    C.

    overwegende dat de handel in militaire uitrusting binnen de EU sinds de vaststelling van Richtlijn 2009/43/EG wordt gereguleerd door middel van een gemeenschappelijk EU-vergunningenstelsel; overwegende dat de EU bevoegd is om internationale overeenkomsten te sluiten op gebieden die onder haar exclusieve bevoegdheid vallen;

    D.

    overwegende dat het gemeenschappelijk standpunt van de Raad uit 2008 vier bindende criteria bevat die kunnen leiden tot het weigeren van een uitvoervergunning en vier andere criteria waarmee bij de verlening van een vergunning rekening moet worden gehouden; overwegende dat deze criteria de mogelijkheden voor de lidstaten om restrictievere wapenbeheersingsmaatregelen te treffen onverlet laten;

    E.

    overwegende dat de eerbiediging van de mensenrechten de hoeksteen vormt van de gemeenschappelijke waarden waarop de Europese Unie is gebouwd en dat volgens de Verdragen het handelsbeleid als onderdeel van het extern optreden van de EU moet bijdragen tot de eerbiediging van de mensenrechten;

    F.

    overwegende dat de wapenexport niet alleen van invloed is op de veiligheid, maar ook op onderzoek en ontwikkeling, innovatie en industriële capaciteit, bilaterale en multilaterale handel en duurzame ontwikkeling; overwegende dat instabiliteit ten gevolge van een grotere beschikbaarheid van wapens in veel gevallen leidt tot economische vertraging en armoede; overwegende dat handel in wapens, met name met ontwikkelingslanden, vaak leidt tot corruptie en een hoge schuldenlast en aan samenlevingen financiële middelen onttrekt die eigenlijk bestemd zijn voor ontwikkeling; overwegende dat de mogelijkheden van de internationale handel om een bijdrage te leveren aan het creëren van duurzame werkgelegenheid, groei en ontwikkeling uitsluitend goed kunnen worden benut in een klimaat van internationaal goed bestuur, of beter nog volledige vrede, veiligheid en stabiliteit;

    Algemene overwegingen

    1.

    verheugt zich erover dat na zeven lange jaren van onderhandelen onder auspiciën van de Verenigde Naties een juridisch bindend Wapenhandelsverdrag is gesloten inzake de internationale handel in conventionele wapens; wijst erop dat dit verdrag beoogt de hoogst mogelijke gemeenschappelijke internationale normen vast te stellen om de internationale handel in conventionele wapens te reguleren en het illegale verhandelen van conventionele wapens te voorkomen en uit te bannen, om bij te dragen aan internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en het verminderen van menselijk leed; meent dat een doeltreffende tenuitvoerlegging van dit verdrag aanzienlijk kan bijdragen tot een betere eerbiediging van de mensenrechten en het humanitaire recht in de wereld; is ingenomen met de grote bijdrage die maatschappelijke organisaties geleverd hebben in alle fasen van de totstandkoming van het handelsverdrag, van de eerste opzet tot de goedkeuring;

    2.

    benadrukt dat het langetermijnsucces van het ATT-verdragsregime berust op deelname van zoveel mogelijk landen, waarbij vooral deelname van de belangrijkste spelers op het gebied van de internationale wapenhandel essentieel is; is verheugd dat de meeste VN-lidstaten het verdrag al hebben ondertekend en vraagt de anderen dit voorbeeld te volgen en het verdrag zo spoedig mogelijk te ratificeren; verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om in zijn doelstellingen voor het buitenlands beleid en in de lijst van onderwerpen voor de besprekingen met het oog op bilaterale overeenkomsten een uitnodiging aan derde landen op te nemen om tot het wapenhandelsverdrag toe te treden;

    3.

    merkt op dat sommige handelsovereenkomsten bepalingen bevatten ter bevordering van non-proliferatiedoelstellingen en -overeenkomsten betreffende massavernietigingswapens en verzoekt de Commissie daarom te onderzoeken in hoeverre bestaande en toekomstige handelsinstrumenten kunnen worden gebruikt om de ratificering en tenuitvoerlegging van het wapenhandelsverdrag te bevorderen;

    4.

    benadrukt dat de illegale en niet-gereglementeerde wapenhandel menselijk leed veroorzaakt en bijdraagt tot gewapende conflicten, instabiliteit, terroristische aanslagen en corruptie, en in verband daarmee tot ondermijning van de sociaaleconomische ontwikkeling, en tot schendingen van de democratie en de rechtsstaat, de mensenrechtenwetgeving en het internationale humanitaire recht;

    Toepassingsgebied

    5.

    betreurt dat het wapenhandelsverdrag geen gemeenschappelijke, nauwkeurige definitie omvat van conventionele wapens, en slechts van toepassing is op de acht in artikel 2, lid 1, vermelde categorieën wapens; betreurt voorts dat het verdrag geen overzicht bevat van de specifieke types wapens die tot elke categorie behoren; is echter verheugd dat de categorieën om te bepalen welke wapens onder het wapenverdrag vallen ruim omschreven zijn; is met name tevreden over de opneming van handvuurwapens en lichte wapens, munitie, onderdelen en componenten in het verdrag; verzoekt de verdragsluitende staten om elke categorie in hun nationale wetgeving zo ruim mogelijk te interpreteren; betreurt dat de handel in bewapende op afstand bestuurde luchtvaartuigen (drones) niet onder de toepassingssfeer van het verdrag valt;

    6.

    betreurt dat technische bijstand, zoals reparatie, onderhoud of ontwikkeling van wapens, buiten het toepassingsgebied van het wapenhandelsverdrag valt, terwijl deze activiteiten wel onder de EU-wetgeving op dit gebied vallen;

    7.

    verzoekt de lidstaten te verduidelijken dat de in artikel 2, lid 2, van het verdrag gebruikte term „overdracht” ook betrekking heeft op giften, leningen, leasetransacties en alle andere vormen van overdracht en dat deze activiteiten derhalve onder de toepassingssfeer van het verdrag vallen;

    8.

    verzoekt de verdragsluitende staten om met betrekking tot de controle op de wapenuitvoer en de toepassing van artikel 6 (verbodsbepalingen) en artikel 7, lid 1, (uitvoer en uitvoercontrole) van het wapenhandelsverdrag meer aandacht te besteden aan goederen die zowel voor civiel als voor militair gebruik geschikt zijn, zoals bewakingstechnologie, alsook aan onderdelen of producten die voor cyberoorlogsvoering of voor schendingen van de mensenrechten zonder dodelijke afloop kunnen worden aangewend, en stelt voor de mogelijkheid te onderzoeken om de werkingssfeer van het wapenhandelsverdrag uit te breiden tot aan de wapenuitvoer gerelateerde dienstverlening en goederen en technologie voor tweeërlei gebruik;

    9.

    verwelkomt de bepalingen ter voorkoming van illegale doorvoer van wapens; stelt echter vast dat de verdragsluitende staten veel vrijheid wordt gelaten om zelf het risico van illegale doorvoer te bepalen; betreurt dat munitie, onderdelen en componenten in deze bepalingen niet expliciet worden genoemd en verzoekt de verdragsluitende staten om dit probleem in hun nationale wetgeving te verhelpen; richt zich in dit verband en onder verwijzing naar het gemeenschappelijk standpunt van de Raad uit 2008 met name op de EU-lidstaten;

    10.

    erkent dat de wapenindustrie van groot belang is voor groei en innovatie en daarnaast ook een fundamentele rol speelt bij het verschaffen van essentiële capaciteit; wijst op het gerechtvaardigde belang van staten bij de aanschaf van conventionele wapens ter zelfverdediging en op het recht van staten om zelf conventionele wapens te produceren, exporteren, importeren en door te voeren; herinnert er voorts aan dat het in het belang van de verdragsluitende staten is om te waarborgen dat de wapenindustrie het internationale recht en de bindende wapenbeheersingsregelingen naleeft, teneinde ervoor te zorgen dat de fundamentele democratische en rechtsstatelijke beginselen, de mensenrechten en het humanitaire recht worden geëerbiedigd en beschermd, en om conflictpreventie en -oplossing te bevorderen;

    11.

    dringt er bij de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden op aan dat zij bindende gedragscodes helpen ontwikkelen voor particuliere actoren die betrokken zijn bij de handel in militaire producten, analoog aan de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en de mensenrechten; dringt er bij de Europese wapenindustrie ten sterkste op aan om op open en transparante wijze bij te dragen aan de inspanningen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het verdrag, waar passend door middel van publiek-private partnerschappen, en de naleving van het verdrag te bevorderen, met name door middel van aanscherping van de verantwoordingsplicht en van de verplichtingen uit hoofde van haar verantwoordelijkheid voor de preventie van illegale wapenhandel;

    Criteria en internationale normen

    12.

    wijst op de belangrijke verplichting die het wapenhandelsverdrag de verdragsluitende staten oplegt om een nationaal controlesysteem voor wapenoverdracht (export, import, doorvoer, verscheping en tussenhandel) op te zetten;

    13.

    verwelkomt met name het verbod op overdracht indien de staat bij afgifte van de vergunning weet dat de wapens zullen worden gebruikt voor genocide, misdaden tegen de menselijkheid of oorlogsmisdaden;

    14.

    toont zich verheugd dat, in overeenstemming met verschillende regionale wapenbeheersingsovereenkomsten en -instrumenten, waaronder het gemeenschappelijk standpunt van de Raad uit 2008, wapenoverdracht niet is toegestaan indien verdragsluitende staten oordelen dat er een doorslaggevend risico bestaat dat de wapens de vrede en veiligheid in het gedrang kunnen brengen of zullen worden gebruikt voor: 1) schendingen van het humanitaire recht, 2) schendingen van de mensenrechten, 3) georganiseerde misdaad of 4) terrorisme; spoort alle verdragsluitende staten aan gedetailleerde richtsnoeren uit te werken zodat deze criteria strikt en consequent worden toegepast;

    15.

    dring er bij de Commissie en de Raad op aan om ter zake van de institutionele structuur op EU-niveau en de uitvoeringsmechanismen voor meer samenhang te zorgen tussen de verschillende Europese instrumenten die de verplaatsing (uitvoer, overdracht, tussenhandel en doorvoer) van wapens en strategische goederen regelen, zoals het gemeenschappelijk standpunt van de Raad uit 2008, Verordening (EG) nr. 428/2009 inzake producten voor tweeërlei gebruik, Verordening (EU) nr. 258/2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties en gerichte maatregelen krachtens artikel 218 van het Verdrag, teneinde rechtsonzekerheid en buitensporige extra kosten voor de betrokken marktdeelnemers in de EU te voorkomen;

    16.

    is ingenomen met de verplichting voor de verdragsluitende staten om in het besluitvormingsproces voor de afgifte van vergunningen rekening te houden met het risico dat de overgedragen wapens worden gebruikt om ernstige daden van gendergerelateerd geweld of geweld tegen vrouwen en kinderen te plegen of te helpen plegen;

    Uitvoering en verslaglegging

    17.

    benadrukt het belang van een doeltreffende en geloofwaardige tenuitvoerlegging van het verdrag en een precieze omschrijving van de verantwoordelijkheden van de verdragsluitende staten; merkt in dit verband op dat de verdragsluitende staten bij de uitlegging van het verdrag een grote marge wordt gelaten;

    18.

    wil erop wijzen dat er geen verplichting bestaat om te onderzoeken of er in het land van bestemming sprake is van spanningen of gewapende conflicten, en dat evenmin rekening hoeft te worden gehouden met het niveau van ontwikkeling van het betrokken land;

    19.

    wijst op de verplichting van de verdragsluitende staten om jaarlijks verslag uit te brengen over hun export en import van conventionele wapens; is van oordeel dat deze verslagen in beginsel moeten worden gepubliceerd; verzoekt de lidstaten in dit kader in te zetten op transparantie en hun jaarlijkse verslagen over wapenoverdrachten te publiceren en hiermee niet te wachten tot dit beginsel algemeen wordt aanvaard;

    20.

    is van oordeel dat volledige transparantie is grote mate berust op de verantwoordingsplicht tegenover parlementen, burgers en maatschappelijke organisaties en dringt aan op de vaststelling van transparantiemechanismen ter verbetering van de betrokkenheid van burgers en organisaties, zodat deze in staat worden gesteld om hun overheden ter verantwoording te roepen;

    21.

    benadrukt dat de nationale parlementen, ngo's en maatschappelijke organisaties een belangrijke rol spelen bij de tenuitvoerlegging en handhaving op nationaal en internationaal niveau van de in het wapenhandelsverdrag neergelegde normen, alsmede bij de invoering van een transparant controlesysteem waarbij de verantwoordingsplicht centraal staat; dringt aan op steun (waaronder financiële steun) ten behoeve van een internationaal, transparant en degelijk controlemechanisme dat de rol van de parlementen en het maatschappelijk middenveld versterkt;

    22.

    is verheugd over de bepalingen inzake internationale samenwerking en bijstand en de oprichting van een vrijwillig trustfonds om verdragsluitende staten die hulp nodig hebben bij de tenuitvoerlegging van het verdrag bij te staan;

    23.

    verwelkomt ook de oprichting van een Conferentie van verdragsluitende staten die regelmatig bijeen zal komen om de tenuitvoerlegging van het wapenhandelsverdrag te evalueren en er daarnaast onder meer voor te zorgen dat de handel in nieuwe wapentechnologieën in het verdrag wordt opgenomen;

    De EU en haar lidstaten

    24.

    wijst op de consistente wijze waarop de EU en haar lidstaten steun verlenen aan het internationale proces tot vaststelling van gemeenschappelijke bindende regels voor de internationale wapenhandel; is verheugd dat alle lidstaten het wapenhandelsverdrag hebben ondertekend; verwacht dat de lidstaten het wapenhandelsverdrag spoedig zullen ratificeren nadat het Parlement zijn goedkeuring heeft gehecht aan het verdrag;

    25.

    roept het Griekse voorzitterschap van de Raad daarom op de hoogste prioriteit toe te kennen aan de ratificatie en tenuitvoerlegging van het wapenhandelsverdrag en het Parlement geregeld verslag uit te brengen over de daarmee verband houdende activiteiten; dringt er bij de lidstaten op aan het wapenhandelsverdrag snel, doeltreffend en op uniforme wijze in de hele Europese Unie ten uitvoer te leggen, en tegelijkertijd volledig uitvoering te blijven geven aan het gemeenschappelijk standpunt van de Raad uit 2008, dat de huidige grondslag vormt voor gemeenschappelijke Europese normen inzake de controle op de wapenuitvoer;

    26.

    herinnert de lidstaten aan hun gezamenlijke verantwoordelijkheid om het gemeenschappelijk standpunt van de Raad uit 2008 over wapenuitvoer op uniforme en stringente wijze toe te passen en uit te leggen;

    27.

    dringt er bij de lidstaten op aan hun verslagleggingsverplichtingen binnen zowel de EU als de VN naar behoren te vervullen en daarbij transparantie en volledigheid te betrachten, en ervoor te ijveren dat wereldwijd transparantie wordt toegepast en informatie en optimale werkwijzen worden uitgewisseld op het gebied van de overdracht en illegale doorvoer van wapens;

    28.

    is ingenomen met de actieve rol die de EU speelt bij de onderhandelingen over het wapenhandelsverdrag; betreurt echter dat het wapenhandelsverdrag geen bepalingen bevat waardoor de EU of andere regionale organisaties partij kunnen zijn bij het verdrag; benadrukt dat regionale organisaties een actieve rol moeten kunnen spelen bij de tenuitvoerlegging van het wapenhandelsverdrag, en is van mening dat zo spoedig mogelijk bepalingen in het verdrag moeten worden opgenomen waardoor de EU of andere regionale organisaties tot het verdrag kunnen toetreden;

    29.

    is verheugd dat het wapenhandelsverdrag de verdragsluitende staten ertoe verplicht jaarlijks een verslag voor te leggen over zowel hun wapenuitvoer als hun wapeninvoer (artikel 13, lid 3), hetgeen een zeer positieve bepaling is die het vertrouwen tussen de landen ten goede komt, omdat zij daarmee worden geïnformeerd over de wapens die andere landen aanschaffen;

    30.

    roept de Commissie op een ambitieus voorstel in te dienen voor een besluit van de Raad over een EU-steunregeling voor de tenuitvoerlegging van het wapenhandelsverdrag;

    31.

    verzoekt de EU en de lidstaten derde landen die hulp nodig hebben bij het nakomen van de verplichtingen van het wapenhandelsverdrag bijstand te verlenen; is in dit verband verheugd over het besluit van de Raad Buitenlandse Zaken van 16 december 2013 om 5,2 miljoen EUR van de EU-begroting toe te wijzen aan het vrijwillige trustfonds dat in het kader van het verdrag moet worden opgezet;

    32.

    benadrukt dat elke op de tenuitvoerlegging gerichte maatregel nauw gecoördineerd moet worden met activiteiten van andere donoren en andere partijen bij het wapenhandelsverdrag, en dat rekening dient te worden gehouden met het standpunt van onderzoeksinstellingen en maatschappelijke organisaties, waaronder organisaties die gefinancierd worden in het kader van de VN-Trustfaciliteit voor steun aan samenwerking bij regelgeving inzake wapens (UNSCAR), en dat de betrokkenheid van lokale maatschappelijke organisaties moet worden aangemoedigd;

    33.

    roept de Commissie en de EDEO op een ondersteunend programma voor het wapenhandelsverdrag op te stellen en uit te voeren, waarbij wordt voortgebouwd op de bestaande activiteiten van de partijen bij het verdrag, rekening wordt gehouden met lokale campagnes van maatschappelijke organisaties en ondersteunende activiteiten van andere donoren, en gebruik wordt gemaakt van opgedane ervaringen op dit gebied;

    34.

    wijst op de bepaling die het mogelijk maakt om het wapenhandelsverdrag als uiterste middel bij meerderheid van drie vierde van de verdragsluitende staten te wijzigen indien de noodzaak hiertoe zich voordoet, en spoort de EU en de lidstaten aan van deze bepaling gebruik te maken om het verdragsregime in de toekomst verder te versterken en lacunes weg te werken; verzoekt de Commissie om in afwachting daarvan bilaterale oplossingen te vinden binnen het kader van bestaande handelsverdragen;

    35.

    roept het Griekse parlement op om, in het kader van het Griekse voorzitterschap van de Raad van de EU, de ratificatie van het wapenhandelsverdrag en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad uit 2008 als onderwerpen op de agenda van de komende Interparlementaire Conferentie over het GBVB-GVDB te plaatsen;

    36.

    roept de Raad op om, aangezien het wapenhandelsverdrag betrekking heeft op zowel exclusieve EU-bevoegdheden als op nationale bevoegdheden, de lidstaten toestemming te geven het wapenhandelsverdrag in het belang van de Europese Unie te ratificeren;

    o

    o o

    37.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de nationale parlementen van de lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Commissie en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.


    (1)  PB L 152 van 18.6.2010, blz. 14.

    (2)  PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51.

    (3)  PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1.

    (4)  PB L 94 van 30.3.2012, blz. 1.

    (5)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99.

    (6)  PB C 146 E van 12.6.2008, blz. 342.

    (7)  PB C 332 E van 15.11.2013, blz. 58.

    (8)  PB C 66 E van 20.3.2009, blz. 48.


    Top