This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0188
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL in accordance with Article 25 of Regulation (EC) No 1394/2007 of the European Parliament and of the Council on advanced therapy medicinal products and amending Directive 2001/83/EC and Regulation (EC) No 726/2004
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004
/* COM/2014/0188 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 /* COM/2014/0188 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD overeenkomstig artikel 25 van Verordening
(EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende
geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG
en Verordening (EG) nr. 726/2004 (Voor de EER relevante tekst) 1. Inleiding Vooruitgang in de wetenschap heeft geleid tot een
nieuw soort geneesmiddelen op basis van gentherapie, somatische celtherapie of
weefselmanipulatie. Om een gemeenschappelijk kader voor het in de handel
brengen van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie (hierna
"ATMP's" te noemen) te creëren, is in 2007 Verordening (EG) nr.
1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor
geavanceerde therapie (hierna "ATMP-verordening" te noemen)
vastgesteld[1]. De ATMP-verordening is ontworpen om een hoog
niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verzekeren en een vrij
verkeer van ATMP's in de Europese Unie te garanderen. De hoeksteen van de
verordening wordt gevormd door het feit dat er vóór het in de handel brengen
van een ATMP een vergunning moet worden afgegeven. Een dergelijke vergunning
voor het in de handel brengen kan alleen toegekend worden na een
wetenschappelijke beoordeling van het kwaliteits-, werkzaamheids- en
veiligheidsprofiel van het ATMP en als er is aangetoond dat de voordelen ervan
groter zijn dan de nadelen. De aanvraag voor een vergunning voor het in de
handel brengen moet bij het Europees Geneesmiddelenbureau (hierna "het
Bureau" genoemd) worden ingediend, en de uiteindelijke beslissing wordt
door de Commissie genomen. Deze procedure biedt de garantie dat de producten
door een gespecialiseerd orgaan worden beoordeeld (Comité voor geavanceerde
therapieën, hierna "CAT" genoemd) en dat de vergunning voor het in de
handel brengen van het ATMP in alle lidstaten van de Europese Unie geldt. De ATMP-verordening verleent het Bureau de
bevoegdheid wetenschappelijke aanbevelingen te doen omtrent het feit of een
product als een ATMP moet worden beschouwd (hierna "indelingen"). Zij
voorzag bovendien in een instrument, de zogenaamde certificeringsprocedure, dat
ontworpen is als stimulans voor kleine en middelgrote bedrijven (hierna "mkb-bedrijven"
genoemd) die bij de eerste fasen van de ontwikkeling van ATMP's betrokken
waren, maar niet de middelen hadden om klinische proeven uit te voeren. Het was
de verwachting dat mkb-bedrijven met het certificaat, waarmee ze kunnen
aantonen dat de kwaliteit en de preklinische aspecten van de ontwikkeling van het
product aan de relevante voorschriften voldoet, vooral meer kapitaal zouden
kunnen aantrekken en dat het gebruik van het certificaat zou leiden tot een
eenvoudigere overdracht van onderzoeksactiviteiten naar instanties die de
capaciteit hebben om geneesmiddelen in de handel te brengen. De ATMP-verordening is vanaf 30 december 2008 van toepassing.
De verordening voorziet echter in een overgangsperiode voor ATMP's die reeds op
de Europese markt waren gebracht voordat de verordening werd vastgesteld. Zo
moesten gentherapie en somatische celtherapie op 30 december 2011 aan de
verordening voldoen, terwijl producten op basis van weefselmanipulatie op 30
december 2012 aan de nieuwe voorschriften moesten voldoen. In dit verslag, opgesteld in overeenstemming met artikel
25 van de ATMP-verordening, brengt de Commissie de situatie van ATMP's in de
Europese Unie in kaart en analyseert zij de impact van de verordening op
geavanceerde therapieën. In dit verslag zijn de resultaten verwerkt van de
openbare raadpleging over de toepassing van de ATMP-verordening, die door de
diensten van de Commissie is gehouden (hierna "openbare raadpleging")[2]. 2. Onderzoek en ontwikkeling op
het gebied van geavanceerde therapieën in de Europese Unie: de huidige situatie Er wordt in de Europese Unie op grote schaal
onderzoek gedaan naar geavanceerde therapieën. Zo worden er in de EudraCT[3] in de periode 2004-2010
wel 250 verschillende ATMP's vermeld. De meeste onderzoeken naar geavanceerde therapieën
worden uitgevoerd door kleine ondernemingen en instellingen zonder
winstoogmerk. Bijna 70 % van de opdrachtgevers van de in EudraCT vermelde
klinische proeven met ATMP's bestaat uit non-profitorganisaties of mkb-bedrijven;
grote farmaceutische bedrijven zijn verantwoordelijk voor amper 2 % van
alle opdrachten. Mkb-bedrijven dienen ook de meeste aanvragen voor
wetenschappelijk advies in bij het CAT (zie punt 3.5). Het vertalen van onderzoeksactiviteiten in
geneesmiddelen voor patiënten is doorgaans een zeer uitdagend proces. Voor
slechts een klein deel van de stoffen die onderzocht worden als mogelijke
geneesmiddelen wordt uiteindelijk een vergunning voor het in de handel brengen
verstrekt. De meeste stoffen waarnaar onderzoek wordt gedaan, bereiken om
uiteenlopende redenen zelfs niet eens de fase waarin ze op mensen getest kunnen
worden (bijv. de veronderstelde werking van de stof of het werkingsmechanisme
zijn niet bewezen, of preklinische onderzoeken hebben aangetoond dat het
veiligheidsprofiel niet acceptabel is). Bovendien is de schatting dat gemiddeld
minder dan een kwart van de stoffen waarmee klinische proeven worden gedaan een
vergunning voor het in de handel brengen krijgt. De weg van de identificatie
van een werkzame stof tot het verkrijgen van een vergunning voor het in de
handel brengen bedraagt doorgaans meer dan tien jaar. Door de specifieke kenmerken van geavanceerde
therapieën worden ontwikkelaars van ATMP's met extra moeilijkheden
geconfronteerd. Zo is het door de variabiliteit van de grondstoffen lastig om
de homogeniteit van het product aan te tonen. Ook maken de doorgaans beperkte
omvang van de partij en korte bewaartijd ervan (variërend van een paar uur tot
een paar dagen) het vaak onmogelijk om uitgebreide tests uit te voeren. Bovendien
is het niet altijd haalbaar om gerandomiseerde gecontroleerde klinische proeven
uit te voeren, bijvoorbeeld als het product door middel van een chirurgische
ingreep moet worden toegediend (d.w.z. de meerderheid van
weefselmanipulatieproducten) of als er geen alternatieve behandelingen
beschikbaar zijn. De ontwikkeling van ATMP's wordt tevens verder
bemoeilijkt door het feit dat onderzoekers doorgaans niet over voldoende
financiële ondersteuning of kennis van de voorschriften beschikken om de
procedure met betrekking tot de vergunning voor het in de handel brengen
succesvol te kunnen doorlopen. Op hun beurt worden investeerders afgeschrikt
door de onzekerheid of hun investering rendement gaat opleveren. 3. Overzicht van de toepassing
van de ATMP-verordening van 1 januari 2009 tot 30 juni 2013 Met de regulering van ATMP's is een grote stap
gezet op weg naar het beschermen van patiënten tegen wetenschappelijk
ondeugdelijke behandelingen. Bovendien heeft de ATMP-verordening een
gemeenschappelijk kader gecreëerd voor de beoordeling van geavanceerde therapieën
in de Europese Unie. De ontwikkeling van geavanceerde therapieën staat
momenteel nog in de kinderschoenen, en op dit moment hebben slechts vier ATMP's
een vergunning voor het in de handel brengen gekregen. De toegenomen activiteit
van het CAT op het gebied van wetenschappelijk advies en indeling, alsmede het
grote aantal klinische proeven dat met ATMP's wordt gedaan, tonen echter aan
dat dit onderzoeksgebied volop in beweging is. 3.1. Een gespecialiseerde
instantie en aangepast regelgevingskader De oprichting van het CAT, zoals bepaald in
artikel 20 van de verordening, vormt een belangrijke mijlpaal in de uitvoering
van de ATMP-verordening. Dit comité bestaat uit enkele van de beste deskundigen
in de Europese Unie en beoordeelt de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van
ATMP's. De eerste vergadering van dit comité werd in januari 2009 gehouden. Daarnaast
is er in november 2010 een samenwerkingsgroep opgezet tussen het CAT en de
aangemelde instanties voor medische hulpmiddelen als adviesgroep voor het CAT
inzake gecombineerde ATMP's[4]. De ATMP-verordening verleent de Commissie de
bevoegdheid om specifieke eisen in te voeren met betrekking tot de inhoud van
vergunningen voor het in de handel brengen, goede productiepraktijken, goede
klinische praktijken en de traceerbaarheid van ATMP's. Als gevolg van een
wijziging van deel IV van de bijlage bij Richtlijn 2001/83/EG, vastgesteld op
14 september 2009, zijn enkele van de eisen met betrekking tot de inhoud
van de aanvraag voor vergunningen voor het in de handel brengen van ATMP's
veranderd[5].
Bovendien is er sinds 31 januari 2013 een herzien richtsnoer voor goede
productiepraktijken van kracht waarin speciale wijzigingen voor ATMP's zijn
aangebracht[6].
Aan specifieke eisen met betrekking tot goede klinische praktijken en
traceerbaarheid wordt momenteel echter nog gewerkt omdat er meer ervaring nodig
werd geacht om beter in te kunnen schatten welke wijzigingen er moeten worden
aangebracht[7]. Middels Verordening (EG) nr. 668/2009 van de
Commissie van 24 juli 2009 zijn specifieke bepalingen voor de
certificeringsprocedure vastgesteld[8]. 3.2. Vergunningen voor het in de
handel brengen Het Bureau heeft tot 30 juni 2013 tien aanvragen
voor vergunningen voor het in de handel brengen van ATMP's ontvangen. Vijf
hiervan hadden betrekking op producten die vroeger op de Europese markt
verkrijgbaar waren. Vier van de tien aanvragen voor vergunningen voor
het in de handel brengen zijn succesvol afgerond en hebben van de Commissie een
vergunning voor het in de handel brengen toegekend gekregen: –
ChondroCelect,
een weefselmanipulatieproduct, geïndiceerd voor het herstel van enkelvoudige symptomatische
kraakbeendefecten van de femorale condylus van de knie bij volwassenen[9]; –
Glybera, een
geneesmiddel voor gentherapie, geïndiceerd voor gebruik bij volwassen patiënten
met de diagnose lipoproteïnelipasedeficiëntie (LPLD) die ernstige of meerdere
pancreatitisaanvallen hebben doorgemaakt, ondanks een vetarm dieet[10]; –
MACI, een
gecombineerd ATMP, geïndiceerd voor het herstel van symptomatische, volle dikte
kraakbeendefecten van de knie (graad III en IV van de gemodificeerde
Outerbridge-schaal) van 3-20 cm2 bij volwassen patiënten die
skeletale maturiteit hebben bereikt[11]; –
Provenge, een
geneesmiddel voor somatische celtherapie, geïndiceerd voor de behandeling van
asymptomatische of minimaal symptomatische metastatische (niet-viscerale),
castratieresistente prostaatkanker bij mannelijke volwassenen bij wie
chemotherapie op dit moment nog niet klinisch geïndiceerd is[12]; Vier aanvragen voor het in de handel brengen zijn
afgewezen. Een van deze aanvragen kwam overeen met een product dat vóór de
inwerkingtreding van de ATMP-verordening op de markt was. Twee aanvragen voor het in de handel brengen
werden op 30 juni 2013 nog door het CAT beoordeeld. 3.3. Indelingen Het CAT heeft tot 30 juni 2013 87 aanvragen
ontvangen en 81 aanbevelingen voor indeling gedaan[13]. Bijna de helft van
alle aanvragen tot indeling was afkomstig van mkb-bedrijven en nog eens 15 %
van de aanvragen kwam uit de non-profitsector. Ongeveer 5 % van alle
aanvragen tot indeling is door grote farmaceutische bedrijven ingediend. 3.4. Certificering Er zijn bij het Bureau tot 30 juni 2013 slechts
drie aanvragen voor certificering ingediend. Twee van de aanvragen hadden
uitsluitend betrekking op kwalitatieve gegevens, terwijl de derde aanvraag
zowel kwalitatieve als klinische gegevens betrof. Het CAT heeft de
certificering in alle drie de gevallen toegekend. 3.5. Wetenschappelijk advies Op 30 juni 2013 had het Bureau 93
keer wetenschappelijk advies met betrekking tot ATMP's gegeven; het
advies had betrekking op 65 verschillende producten. Meer dan 60 % van de
verzoeken om wetenschappelijk advies is door mkb-bedrijven ingediend en nog
eens 6 % was afkomstig uit de academische wereld. Minder dan 10 % van
alle verzoeken om wetenschappelijk advies was afkomstig van grote
farmaceutische bedrijven. Hierbij moet worden opgemerkt dat zeven van de
tien instanties die een vergunning voor het in de handel brengen van een ATMP
hadden aangevraagd in een eerder stadium om wetenschappelijk advies hadden
verzocht. 4. Analyse De bijdrage van de ATMP-verordening aan de
volksgezondheid kan afgemeten worden aan de hand van twee parameters: 1) de
hoeveelheid nieuwe ATMP's die in de Europese Unie beschikbaar zijn gekomen; en
2) de mate van werkzaamheid en veiligheid van de geautoriseerde ATMP's. Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat de eisen in
de ATMP-verordening niet robuust genoeg zijn om te garanderen dat
geautoriseerde producten over een goed kwaliteits-, werkzaamheids- en
veiligheidsprofiel beschikken, moet er nagedacht worden of de hoge mate van
bescherming van de volksgezondheid, waarvoor de verordening is ontworpen, niet
ondermijnd wordt door het in de handel brengen van producten die kenmerken van
een ATMP vertonen, maar buiten het kader van de ATMP-verordening om in de
handel worden gebracht (bijv. op grond van het regelgevingskader dat van
toepassing is op weefsels en cellen, medische hulpmiddelen of andere zaken). Daarnaast moet er gekeken worden of het mogelijk
is om ervoor te zorgen dat er meer ATMP's voor patiënten beschikbaar komen. 4.1. De impact van de
ATMP-verordening op de beschikbaarheid van bestaande ATMP's 4.1.1 Geavanceerde therapieën die vóór de ATMP-verordening in de
Europese Unie beschikbaar waren Het is erg lastig om precieze gegevens te
verzamelen over het aantal geneesmiddelen voor geavanceerde therapie dat vóór
de inwerkingtreding van de ATMP-verordening in de Europese Unie beschikbaar
was. Dit valt gedeeltelijk te verklaren door de intrinsieke moeilijkheden die
verbonden zijn met de toepassing van de definitie van een "ATMP" (zie
punt 4.3). De lidstaten hebben aangegeven dat er in de
Europese Unie vóór de inwerkingtreding van de ATMP-verordening 31 ATMP's op de
markt waren[14]. Met dit getal moet echter omzichtig worden omgesprongen, omdat
enerzijds hetzelfde product door meer dan één lidstaat kan zijn opgegeven en
anderzijds niet alle lidstaten verslag hebben uitgebracht. De opgegeven
aantallen van de lidstaten die wel verslag hebben uitgebracht, kunnen echter
ook onvolledig zijn, omdat sommige producten, ondanks het feit dat ze
potentieel onder de definitie van een ATMP vallen, als weefsels/cellen of
medische hulpmiddelen in de handel kunnen zijn gebracht. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een aantal
lidstaten heeft aangegeven dat er vóór de inwerkingtreding van de
ATMP-verordening geen ATMP's op hun grondgebied beschikbaar waren, wat vaker
voorkwam in de kleinere lidstaten. 4.1.2 Geavanceerde therapieën na de inwerkingtreding van de
ATMP-verordening Uit het beperkte aantal aanvragen voor
vergunningen voor het in de handel brengen van een ATMP (zie punt 3.2) dat het
Bureau heeft ontvangen, kan worden opgemaakt dat een groot aantal ontwikkelaars
van ATMP's, die vóór de inwerkingtreding van de ATMP-verordening op de markt
waren, geen aanvraag voor het in de handel brengen van een ATMP heeft gedaan. Uit door de lidstaten verstrekte gegevens blijkt
dat er tot april 2012 ongeveer 60 afwijkingen zijn toegestaan van de
verplichting om een vergunning te hebben voor het in de handel brengen van
geavanceerde therapieën[15]. Deze afwijkingen zijn toegestaan krachtens artikel 3, lid 7,
van Richtlijn 2001/83/EG (de zogeheten "ziekenhuisuitzondering"),
alsmede op grond van andere bepalingen in de richtlijn, met name artikel 5[16]. Daaruit volgt dat de effecten van de
inwerkingtreding van de ATMP-verordening op de beschikbaarheid van eerder
beschikbare behandelingen in de praktijk erg moeilijk vast te stellen zijn: Aan de ene kant blijven er op basis van door de
lidstaten toegestane afwijkingen (de ziekenhuisuitzondering of andere
regelingen) een groot aantal ATMP's gebruikt worden zonder dat daarvoor een
vergunning is afgegeven om ze in de handel te brengen. Aan de andere kant bestond het merendeel van de
ATMP's, waarvan de lidstaten hebben aangegeven dat ze vóór de inwerkingtreding
van de ATMP-verordening op hun grondgebied in de handel waren, uit producten
die kraakbeencellen bevatten (16 van de 31). Aangezien de ATMP-verordening
bepaalt dat de vergunning voor het in de handel brengen van een ATMP in alle
lidstaten geldt en gezien het feit dat er twee vergunningen zijn verleend voor
het in de handel brengen van een product met kraakbeencellen, kan de
ATMP-verordening er zelfs toe geleid hebben dat dit soort producten in de
Europese Unie een grotere verspreiding heeft gekregen. 4.2. Ziekenhuisuitzondering De ATMP-verordening verleent lidstaten de
bevoegdheid om het gebruik van op bestelling gemaakte ATMP's, die op
niet-routinematige basis worden vervaardigd en waarvoor geen vergunning is om
ze in de handel te brengen, toe te staan, op voorwaarde dat het product bedoeld
is voor individuele patiënten in een ziekenhuis en onder de professionele
verantwoordelijkheid van een beoefenaar van een medisch beroep gebruikt wordt[17]. Deze ziekenhuisuitzondering verplicht de lidstaten ertoe om ervoor te
zorgen dat de nationale kwaliteitsnormen, traceerbaarheid en vereisten van
geneesmiddelenwaakzaamheid gelijkwaardig zijn aan die welke voor toegestane
geneesmiddelen gehanteerd worden. Dankzij de ziekenhuisuitzondering kunnen patiënten
in gevallen waarin geen toegelaten geneesmiddel voorhanden is in een
gecontroleerde omgeving een ATMP toegediend krijgen. Daarnaast maakt deze
uitzondering onderzoek en ontwikkeling op het gebied van geavanceerde
therapieën makkelijker voor non-profitorganisaties (zoals academische
instellingen en ziekenhuizen) en kan zij een waardevol instrument zijn om
informatie te verzamelen voordat er een vergunning voor het in de handel
brengen wordt aangevraagd. De ervaring na de inwerkingtreding van de
verordening heeft echter geleerd dat er een risico bestaat dat een te ruim gebruik
van de ziekenhuisuitzondering tot de situatie leidt dat er geen vergunning voor
het in de handel brengen wordt aangevraagd. Aan ATMP's met een vergunning om ze
in de handel te brengen zijn bovendien hogere ontwikkelings- en
onderhoudskosten verbonden dan aan ATMP's die op basis van de
ziekenhuisuitzondering beschikbaar zijn gemaakt, omdat er bij vergunningen voor
het in de handel brengen strengere eisen aan de gegevens worden gesteld en na
het in de handel brengen meer verplichtingen gelden. Dit betekent voor
ontwikkelaars die een vergunning voor het in de handel brengen willen aanvragen
een concurrentienadeel ten opzichte van diegenen die de producten op basis van
de ziekenhuisuitzondering in de handel brengen. Als de ziekenhuisuitzondering de normale route
wordt via welke geavanceerde therapieën in de handel worden gebracht, zal dat
nadelige gevolgen voor de volksgezondheid hebben. Ten eerste zijn klinische
proeven nog steeds de belangrijkste methode om betrouwbare informatie over het
werkzaamheids- en veiligheidsprofiel van een geneesmiddel te verzamelen en kan
het systematisch toedienen van complexe geneesmiddelen, zonder dat daar passende
klinische proeven aan vooraf zijn gegaan, patiënten in gevaar brengen. Ten
tweede wordt het verzamelen van gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van
een behandeling ernstig ondermijnd als iedere locatie slechts van een klein
aantal patiënten gegevens zou verzamelen en geen informatie zou delen met de
autoriteiten in een andere lidstaat waar hetzelfde product op basis van de
ziekenhuisuitzondering wordt gebruikt. Bovendien zou de behandeling hierdoor
niet voor alle patiënten in de Europese Unie beschikbaar zijn. Er moet daarom een balans worden gevonden tussen
de noodzaak om te garanderen dat ATMP's pas aan patiënten worden verstrekt als
de kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid ervan voldoende zijn aangetoond, en de
noodzaak om in het geval van onvervulde medische behoeften in een vroeg stadium
toegang tot nieuwe behandelingen te krijgen. Tijdens de openbare raadpleging zijn er zorgen
geuit over de gebrekkige harmonisatie van de voorwaarden die lidstaten aan het
aanvragen van de uitzondering stellen. Deze afwijking wordt in de verschillende
lidstaten op uiteenlopende manieren gebruikt, deels omdat de betekenis van de
term "niet-routinematig" overal anders wordt uitgelegd. Zo wordt het
concept "niet-routinematig" in bepaalde lidstaten nauw uitgelegd en wordt
er als gevolg hiervan een maximum aan het aantal patiënten gesteld, terwijl er
in andere lidstaten geen limiet geldt en de afwijking per geval wordt
toegepast. Verduidelijken van de voorwaarden waaronder de
ziekenhuisuitzondering kan worden toegepast en de verplichtingen die daarmee
gepaard gaan, kan de werking van de interne markt voor geavanceerde therapieën
verbeteren. In dit verband moet er voldoende aandacht worden besteed aan het
rapporteren van resultaten, met name van negatieve resultaten, zodat patiënten
niet onnodig aan onveilige/ineffectieve behandelingen worden blootgesteld. Ook de volgende kwesties zouden gebaat zijn bij
een nadere toelichting: — de rol van andere uitzonderingsbepalingen
in Richtlijn 2001/83/EG dan de ziekenhuisuitzondering (met name artikel 5,
lid 1, van genoemde richtlijn) in de context van ATMP's, en — de rol van gegevens die verzameld zijn in
het kader van het gebruik van een product op basis van de
ziekenhuisuitzondering in de context van de aanvraag van een vergunning voor
het in de handel brengen. 4.3. Toepassingsgebied van de
verordening en indeling van ATMP's 4.3.1. Toepassingsgebied van de ATMP-verordening Drie soorten geneesmiddelen worden als ATMP's
beschouwd: gentherapieën, somatische celtherapieën en weefselmanipulatieproducten.
Om vast te stellen of een product tot een van deze categorieën behoort, is er
soms een zeer complex wetenschappelijk oordeel nodig. Vooral de vraag of een
bepaalde manipulatie als een wezenlijke manipulatie beschouwd kan worden, laat
zich lastig beantwoorden. In sommige gevallen (bijv. beenmerg) kan het zelfs
moeilijk zijn om vast te stellen of de cellen en weefsels bedoeld zijn om zowel
in de donor als in de ontvanger dezelfde functie te vervullen. Ervaring met het toepassen van de definities van
de verschillende categorieën door het Bureau heeft uitgewezen dat sommige
aspecten van de definitie nader kunnen worden toegelicht om ervoor te zorgen
dat de juridische definities beter overeenstemmen met de onderhavige
wetenschappelijke praktijk. Omdat geavanceerde therapieën zich in een
onderzoeksgebied bevinden dat een razendsnelle wetenschappelijke ontwikkeling
doormaakt, dienen de definities van gentherapieën, somatische celtherapieën en
weefselmanipulatieproducten continu bijgewerkt te worden. Er worden steeds meer
nieuwe, innovatieve producten ontwikkeld die niet duidelijk onder de bestaande
bepalingen vallen. Zo werpt de ontwikkeling van hulpmiddelen waarmee in een en
dezelfde procedure cellen en weefsels kunnen worden afgenomen, in een gesloten
omgeving kunnen worden verwerkt en uiteindelijk in de donor kunnen worden
teruggebracht de vraag op hoe deze behandelingen gereguleerd moeten worden (vooral
bij niet-homoloog gebruik). 4.3.2. Indeling Een toenemend aantal innovatieve biologische producten
vertoont kenmerken die onder verschillende reguleringsstelsels vallen (bijv.
geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, cosmetische producten of weefsels en
cellen). Het is van essentieel belang voor de bescherming van de
volksgezondheid dat het duidelijk is onder welk stelsel deze producten vallen. Bovendien
moeten ontwikkelaars goed op de hoogte zijn van het regelgevingskader dat op
hun producten van toepassing is, zodat de ontwikkeling van deze producten aan
de desbetreffende voorschriften kan worden aangepast. Er zijn echter gevallen bekend waarin de bevoegde
instanties van de lidstaten tot uiteenlopende conclusies zijn gekomen over het
feit of een product als een ATMP beschouwd moest worden of niet. Uit de
openbare raadpleging die door de diensten van de Commissie ter voorbereiding
van dit verslag is uitgevoerd, zijn de verschillen tussen de lidstaten wat
betreft de indeling van ATMP's als een van de zorgen naar voren gekomen. De mogelijkheid dat er in de Europese Unie voor
hetzelfde product verschillende voorschriften gelden, impliceert dat de mate
van bescherming van de volksgezondheid afhangt van de woonplaats van de
patiënt. Het feit dat hetzelfde product onder verschillende reguleringskaders
in de handel kan worden gebracht, is niet alleen onwenselijk vanuit het oogpunt
van de volksgezondheid, maar ondermijnt tevens de stimulans om ATMP's te
ontwikkelen. Ten eerste schrikt onzekerheid omtrent het marktpotentieel van een
product investeerders af. Ten tweede verstoort de uiteenlopende indeling van hetzelfde
product de mededinging tussen ontwikkelaars. Ten slotte vormt het feit dat er
in de Europese Unie verschillende voorschriften worden toegepast een obstakel
voor het vrije verkeer van deze producten. In de ATMP-verordening heeft het Bureau de taak gekregen
om wetenschappelijke aanbevelingen omtrent het indelen van geavanceerde
therapieën te doen. Dit advies is gratis en niet-bindend. Het is gebleken dat het indelingsmechanisme waarin
de ATMP-verordening voorziet twee grote voordelen heeft. Ten eerste zorgt een
gecentraliseerde beoordeling voor een eenduidig standpunt in de hele Europese
Unie en biedt deze zekerheid. Ten tweede heeft het feit dat deze dienst gratis
is kleine bedrijven ertoe aangezet om van dit mechanisme gebruik te maken (zie
punt 3.3). Dit is volgens de Commissie een positieve ontwikkeling, omdat de
ontwikkeling van deze producten hierdoor al in een vroeg stadium zo kan worden
vormgegeven dat de kansen op het verkrijgen van een vergunning voor het in de
handel brengen groter zijn. Het huidige indelingsmechanisme kent echter ook
enkele zwakke plekken. Ten eerste kan de conclusie van het CAT dat een product
een ATMP is, genegeerd worden door een ontwikkelaar die ervoor kiest om het
product in de handel te brengen zonder gegevens over de werkzaamheid of
veiligheid ervan te verzamelen en/of zonder aan de normale voorschriften voor geneesmiddelen
wat betreft kwaliteit en geneesmiddelenbewaking te voldoen. Een andere
tekortkoming van het huidige systeem is het feit dat de bevoegde autoriteiten
van de lidstaten niet de mogelijkheid hebben om de mening van het CAT te vragen
als ze geconfronteerd worden met de vraag of een bepaald product een ATMP is. 4.4. Voorwaarden voor de
vergunning voor het in de handel brengen van ATMP's 4.4.1. Algemene overwegingen De ATMP-verordening bouwt voort op de procedures,
concepten en voorschriften die voor geneesmiddelen van chemische oorsprong zijn
ontworpen. ATMP's hebben echter hele andere eigenschappen. Bovendien wordt het
onderzoek naar geavanceerde therapieën, in tegenstelling tot producten van
chemische oorsprong, grotendeels uitgevoerd door academische instellingen,
non-profitorganisaties en mkb-bedrijven, die over beperkte financiële middelen
beschikken en doorgaans niet in aanraking komen met het registratiesysteem voor
geneesmiddelen. Richtlijn 2009/120/EG van de Commissie voorziet in
een wijziging van de informatie die de aanvrager moet verstrekken als hij een
vergunning voor het in de handel brengen van een ATMP aanvraagt. Het is tevens
de bedoeling dat de mogelijkheid wordt geboden om aan de hand van een
risicoanalyse te bepalen in hoeverre kwalitatieve, niet-klinische en klinische
gegevens in de vergunningaanvraag moeten worden opgenomen. Uit de openbare raadpleging is echter gebleken dat
er een brede behoefte bestaat om meer flexibiliteit toe te passen, met name op
het gebied van kwaliteit, om er zo zeker van te zijn dat in de voorwaarden voor
de aanvraag voor het in de handel brengen voldoende aandacht wordt besteed aan
het wetenschappelijke proces en de specifieke kenmerken van ATMP's. Deze mening
werd gedeeld door vertegenwoordigers van de bedrijfstak, patiënten,
ziekenhuizen, academische instellingen en non-profitorganisaties. Naast specifieke wijzigingen van de gegevensvereisten
op het gebied van kwaliteit of werkzaamheid/veiligheid is er ook geopperd te
zoeken naar alternatieve manieren om de registratiekosten terug te brengen om
zo het gebruik van geavanceerde therapieën te stimuleren. Enkele deelnemers aan
de openbare raadpleging hebben voorgesteld om een vergunning voor het in de
handel brengen te introduceren, die verleend wordt op basis van een
gelimiteerde hoeveelheid gegevens die in een beperkte omgeving worden gebruikt,
voornamelijk in gevallen waarin sprake is van onvervulde medische behoeften. De gegevens die in de beperkte omgevingen
over het gebruik verzameld zijn, kunnen vervolgens gebruikt worden om de
vergunning voor het in de handel brengen naar een reguliere vergunning uit te
breiden. 4.4.2. Autologe ATMP's Autologe producten zijn producten waarbij
cellen/weefsels bij een patiënt worden weggenomen om na bewerking of
uitbreiding uiteindelijk weer in dezelfde patiënt teruggebracht te worden. Het
uitgangsmateriaal (d.w.z. de cellen/weefsels) is bij iedere patiënt
verschillend, en daarom vertoont het productieproces van deze producten ten
opzichte van dat van andere geneesmiddelen enkele bijzondere kenmerken. Niet alle autologe producten staan echter voor
dezelfde productie-uitdagingen. Er moet in dit verband onderscheid worden
gemaakt tussen twee verschillende scenario's. Aan de ene kant zijn er autologe
producten waarbij de cellen/weefsels van de patiënt naar een farmaceutisch
bedrijf worden gestuurd, waarna het uiteindelijke geneesmiddel naar het
ziekenhuis wordt teruggestuurd om in dezelfde patiënt te worden
geïmplanteerd/geïnjecteerd. ChondroCelect, MACI en Provenge, die allemaal een
gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen toegekend hebben
gekregen, zijn voorbeelden van dergelijke autologe ATMP's. Aan de andere kant
zijn er gevallen waarin de cellen/weefsels van de patiënt in het ziekenhuis
worden bewerkt (bijv. door middel van medische hulpmiddelen voor het scheiden
en manipuleren van cellen) en vervolgens weer bij dezelfde patiënt worden
ingebracht. Tijdens de openbare raadpleging hebben enkele
respondenten voorgesteld om autologe ATMP's niet als geneesmiddelen te
reguleren. Hoewel deze aanpak de ontwikkelingskosten van het gebruik van deze
producten zou verlagen, is de Commissie van mening dat de economische overwegingen
niet opwegen tegen de noodzaak om een adequate bescherming van de
volksgezondheid te bieden. Door deze producten als geneesmiddelen te
reguleren is er de garantie dat een onafhankelijke en zeer deskundige instantie
een positieve risico-batenanalyse van deze producten heeft gemaakt, dat
patiënten na de behandeling aan een follow-up worden onderworpen en dat
gezondheidswerkers de blijvende effecten van de behandeling te weten komen
(niet alleen wat betreft veiligheid, maar ook werkzaamheid). Het is echter belangrijk dat de voor autologe
producten geldende eisen evenredig zijn en aangepast worden aan de specifieke
kenmerken van dit soort producten. Door te eisen dat autologe producten, die in
het ziekenhuis worden gemaakt voordat ze aan de patiënt worden toegediend, aan
dezelfde eisen op het gebied van kwaliteitscontrole en productie moeten voldoen
als gestandaardiseerde geneesmiddelen van chemische oorsprong, wordt de
ontwikkeling van dit soort behandelingen in de praktijk gehinderd, omdat er
voor elke behandeling een certificaat van vrijgave van de partij moet worden
afgegeven en elk ziekenhuis een licentie voor de productie moet hebben. 4.4.3. Gecombineerde ATMP's Een gecombineerd ATMP is een ATMP dat levensvatbare
cellen of weefsels bevat en waarbij een of meer medische hulpmiddelen een
integrerend onderdeel van het product uitmaken. ATMP's met een hulpmiddel die
niet-levensvatbare cellen of weefsels bevatten, zijn ook gecombineerde ATMP's
als de werking van de cellen/weefsels op het lichaam belangrijker is dan de
werking van het hulpmiddel. Volgens de huidige regels wordt de uiteindelijke
wetenschappelijke beoordeling van het gecombineerde ATMP door het CAT
uitgevoerd. Voor de beoordeling van het hulpmiddel moet het Bureau echter
vertrouwen op de beoordeling van de aangemelde instanties (indien beschikbaar).
Als er geen beoordeling van de aangemelde instanties kan worden verkregen, moet
het Bureau in principe een van deze instanties consulteren, tenzij het CAT dit
niet nodig acht. Uit de openbare raadpleging is gebleken dat het
afzonderlijk beoordelen van het medische hulpmiddel en het geneesmiddel in het
algemeen als een onredelijke last wordt beschouwd als het hulpmiddel niet apart
op de markt wordt gebracht. Er was daarom veel steun voor het idee van een
enkele beoordeling (door het CAT) van ATMP's waarbij het hulpmiddel een integrerend
onderdeel van het product is (d.w.z. alle gecombineerde ATMP's). Bovendien
heeft de openbare raadpleging aangetoond dat belanghebbenden de interactie
tussen het Bureau en de aangemelde instanties in de praktijk maar moeilijk
kunnen overzien. Er is tevens geconstateerd dat het huidige kader
ontwikkelaars eerder aanspoort om medische hulpmiddelen te gebruiken waarvoor
al een vergunning is (ook al is dat voor een ander gebruik dan in het gecombineerde
ATMP beoogd wordt), dan nieuwe, doelgerichtere hulpmiddelen te ontwikkelen. Wellicht
denken zij dat de registratieprocedure voorspoediger zal verlopen als er voor
een hulpmiddel met een CE-markering wordt gekozen. 4.5. Procedure
voor de vergunning voor het in de handel brengen De ATMP-verordening schrijft voor dat aanvragen
voor vergunningen voor het in de handel brengen van geavanceerde therapieën bij
het Bureau moeten worden ingediend. Bij de wetenschappelijke beoordeling van deze
aanvraag zijn maximaal vijf comités betrokken, te weten: i) het CAT beoordeelt de aanvraag voor een
vergunning voor het in de handel brengen en zendt zijn advies aan het Comité
voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik ("CHMP"); ii) het CHMP brengt een advies uit, dat
vervolgens aan de Commissie wordt overgelegd; iii) het Risicobeoordelingscomité voor
geneesmiddelenbewaking ("PRAC") adviseert het CHMP op het gebied van
geneesmiddelenbewaking; iv) het Comité pediatrie ("PDCO")
intervenieert inzake aspecten die verband houden met de verplichtingen uit hoofde
van Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad[18], en v) het Comité voor weesgeneesmiddelen
("COMP") geeft wetenschappelijk advies aan de Commissie over aspecten
die te maken hebben met het toepassen van de stimuleringsmaatregelen voor
weesgeneesmiddelen (dit comité wordt daarom alleen bij het proces betrokken als
de aanvrager weesstatus voor het geneesmiddel aanvraagt). Het is gebleken dat het beheer van de huidige
procedure voor het aanvragen van een vergunning voor het in de handel brengen in
de praktijk erg complex is en dat die procedure ook een probleem vormt voor potentiële
aanvragers, doorgaans instanties die niet in aanraking komen met de
gecentraliseerde procedure voor vergunningen voor het in de handel brengen. In
dit verband heeft de openbare raadpleging aangetoond dat de
beoordelingsprocedure voor ATMP's van het Bureau als te omslachtig wordt
ervaren, met name door mkb-bedrijven en non-profitorganisaties. Kortom, de ervaring sinds de inwerkingtreding van
de ATMP-verordening heeft geleerd dat er ruimte is om de procedure voor het
beoordelen van ATMP's verder te stroomlijnen. Simplificeren van deze procedure
zou niet alleen voordelig zijn voor mogelijke aanvragers, maar ook garanderen
dat er een robuuste beoordeling van deze complexe producten plaatsvindt,
alsmede een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheid binnen het Bureau
voor deze taak. 4.6. Certificering Het certificeren van de kwalitatieve en klinische
gegevens door het Bureau was een nieuw instrument dat ontworpen was om mkb-bedrijven
te helpen investeerdersinkomen voor de ontwikkeling van ATMP's aan te trekken
en inkomen te genereren. Overeenkomstig de korting op wetenschappelijk advies
heeft het Bureau de kosten voor certificeringsaanvragen van mkb-bedrijven met
90 % verlaagd[19]. Het zeer beperkte aantal ontvangen
certificeringsaanvragen is echter een teleurstellend resultaat. Dat er zo
weinig van de certificeringsprocedure gebruik wordt gemaakt, kan gedeeltelijk
verklaard worden uit het feit dat niet-commerciële instanties niet aan de
certificeringsregeling deel kunnen nemen. Dit instrument zou dus waardevoller kunnen
worden als de groep aanvragers die een certificering kunnen aanvragen wordt verruimd. Daarnaast blijkt uit de resultaten van de openbare
raadpleging en het onderzoek dat door het EMA is uitgevoerd[20] dat de waarde van de certificering hoger zou zijn als er enkele
wijzigingen zouden worden doorgevoerd, zoals een verduidelijking van het
verband tussen de certificering en de procedure voor het aanvragen van een
vergunning voor het in de handel brengen of een uitbreiding van de
certificeringsregeling tot andere delen van het dossier (d.w.z. de klinische
aspecten). 4.7. Wetenschappelijk advies Het is belangrijk dat ontwikkelaars van ATMP's en
de autoriteiten in een vroeg stadium contact met elkaar hebben om ervoor te
zorgen dat de ontwikkelingsactiviteiten zo goed mogelijk worden vormgegeven,
zodat de kansen op het verkrijgen van een vergunning voor het in de handel
brengen zo groot mogelijk zijn. Vooral voor ontwikkelaars die niet bekend zijn
met de procedures voor vergunningen voor het in de handel brengen is het
belangrijk om in het beginstadium van de ontwikkeling goed te begrijpen welke
eisen er aan het aantonen van de werkzaamheid en veiligheid van het product
worden gesteld. De ATMP-verordening voorziet in aanzienlijke
kortingen voor aanvragen voor wetenschappelijk advies als stimulans voor
ontwikkelaars van ATMP's om de ontwikkeling van hun producten met het Bureau te
bespreken. De korting loopt op tot 90 % voor mkb-bedrijven. Het grote aantal aanvragen voor wetenschappelijk
advies dat het Bureau in de verslagperiode van dit verslag heeft ontvangen, is
een positieve ontwikkeling die kan bijdragen tot de succesvolle vertaling van
onderzoeksresultaten naar de productie van geneesmiddelen. Hierbij is het van
bijzonder belang om te vermelden dat het merendeel van de aanvragen voor
wetenschappelijk advies van mkb-bedrijven afkomstig was (zie punt 3.5). De hoge
korting voor mkb-bedrijven is daarom een effectief instrument gebleken. Daarentegen is het uitsluiten van bepaalde
non-profitorganisaties van de kortingsregelingen in de openbare raadpleging als
een tekortkoming aangemerkt. Het lage
percentage aanvragen voor wetenschappelijk advies vanuit wetenschappelijke
instellingen (6 %) impliceert dat eenzelfde kortingsregeling als voor mkb-bedrijven
onderzoekers uit de wetenschappelijke wereld (of andere non-profitorganisaties)
ertoe zou aanzetten om wetenschappelijk advies van het Bureau te vragen. 4.8. Kortingsregelingen met
betrekking tot aanvragen voor vergunning voor het in de handel brengen en
verplichtingen na het in de handel brengen De kosten voor de aanvraag van een vergunning voor
het in de handel brengen en verplichtingen na het in de handel brengen (in het
eerste jaar na toekenning van de aanvraag) zijn met 50 % verlaagd voor mkb-bedrijven
en ziekenhuizen als er bij de betrokken ATMP sprake was van een belang voor de
volksgezondheid. Deze kortingen waren tijdelijk van aard en gelden op dit moment niet meer. Het is moeilijk om tot een algemeen eindoordeel
over de impact van deze kortingsregelingen te komen, omdat er in de periode dat
deze kortingen van kracht waren maar twee vergunningen voor het in de handel
brengen zijn toegekend. Over het algemeen kunnen de kosten die verbonden zijn
aan activiteiten na het in de handel te brengen van een product echter
aanzienlijk oplopen, met name als er een groot aantal verplichtingen na het in
de handel brengen is opgelegd. Deze kosten kunnen onbetaalbaar zijn voor kleine
bedrijven, vooral zolang het geneesmiddel nog geen inkomsten genereert (d.w.z.
in afwachting van de goedkeuring door de nationale instanties die voor
vergoeding van geneesmiddelen bevoegd zijn). 5. Conclusies Geavanceerde therapieën kunnen patiënten in
theorie enorme voordelen bieden. Er is echter ook nog veel onduidelijk, en
daarom is het van belang dat er een adequaat controlemechanisme wordt ingesteld
om nadelige gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen. De ATMP-verordening beschermt patiënten door het
ATMP verplicht op basis van hoge standaarden op het gebied van kwaliteit,
werkzaamheid en veiligheid aan een onafhankelijke controle door de beste
deskundigen in de Europese Unie te onderwerpen voordat het product aan de
patiënten beschikbaar wordt gesteld. Te omslachtige eisen kunnen echter nadelige
gevolgen voor de volksgezondheid hebben, omdat hierdoor de ontwikkeling van valide
behandelingen voor onvervulde medische behoeften kan worden geblokkeerd. Regelgeving
op dit gebied moet voorwaarden scheppen om de ontwikkeling van nieuwe
geneesmiddelen te vereenvoudigen en tegelijkertijd een hoge mate van
bescherming van de volksgezondheid garanderen. Het is tevens van groot belang
om het regelgevingskader aan de zich razendsnel ontwikkelende wetenschap aan te
passen. Op basis van de ervaring sinds de inwerkingtreding
van de ATMP-verordening zijn er enkele mogelijkheden gevonden om onderzoek te
helpen vertalen in ATMP's voor patiënten in de hele Europese Unie en
tegelijkertijd een hoge mate van bescherming van de volksgezondheid te
garanderen: –
verduidelijken van het toepassingsgebied van de
ATMP-verordening door de huidige definities van ATMP's te preciseren en na te
denken over een passend regelgevingskader voor nieuwe, innovatieve producten
die mogelijk niet onder de huidige bepalingen vallen; –
overwegen van maatregelen ter voorkoming van
verschillen in de indeling van ATMP's in de Europese Unie; –
verduidelijken van de voorwaarden voor het
aanvragen van de ziekenhuisuitzondering en de rol van op basis van deze
uitzondering verzamelde gegevens bij aanvragen van vergunningen voor het in de
handel brengen; –
herzien van de eisen voor vergunningen voor ATMP's
om er zo zeker van te zijn dat de toepasselijke eisen evenredig zijn en goed
afgestemd zijn op de specifieke kenmerken van het ATMP, waarbij extra aandacht
besteed moet worden aan autologe producten; –
stroomlijnen van de procedure voor het aanvragen
van een vergunning voor het in de handel brengen; –
uitbreiden van de certificeringsprocedure en
verduidelijken van het verband tussen de certificering en de procedure voor het
aanvragen van een vergunning voor het in de handel brengen; –
creëren van een gunstiger klimaat voor
ontwikkelaars van ATMP's die bij een academische instelling of
non-profitorganisatie werken door onder andere via een korting op
wetenschappelijk advies en het uitbreiden van de certificeringsregeling tot deze
ontwikkelaars contacten met de autoriteiten in een vroeg stadium te stimuleren; –
overwegen van mogelijke kortingsregelingen om de
financiële impact van verplichtingen na het in de handel brengen te verlagen. [1] Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees
Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende geneesmiddelen voor
geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening
(EG) nr. 726/2004 (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 121). [2] http://ec.europa.eu/health/files/advtherapies/2013_05_pc_atmp/2013_04_03_pc_summary.pdf [3] Database van alle klinische proeven die na 1 mei 2004 in
de Europese Unie van start zijn gegaan. [4] http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Other/2010/12/WC500099532.pdf
[5] Richtlijn 2009/120/EG van de Commissie tot wijziging van
Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad tot
vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor
menselijk gebruik, wat geneesmiddelen voor geavanceerde therapie betreft (PB L
242 van 15.9.2009, blz. 3). [6] http://ec.europa.eu/health/files/eudralex/vol-4/vol4-an2__2012-06_en.pdf [7] De diensten van de Commissie hebben desalniettemin
enkele aanbevelingen gepubliceerd met betrekking tot goede klinische praktijken
voor ATMP's (http://ec.europa.eu/health/files/eudralex/vol-10/2009_11_03_guideline.pdf)
[8] Verordening (EG) nr. 668/2009 van de Commissie tot
uitvoering van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de
Raad betreffende de beoordeling en certificering van de kwalitatieve en
niet-klinische gegevens in verband met geneesmiddelen voor geavanceerde
therapie ontwikkeld door kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 194
van 25.7.2009, blz. 7). [9] Vergunning voor het in de handel brengen verstrekt
middels Besluit nr. C (2009) 7726 van de Commissie van 5 oktober 2009. [10] Vergunning voor het in de handel brengen verstrekt middels
Besluit nr. C (2012) 7708 van de Commissie van 25 oktober 2012. [11] Vergunning voor het in de handel brengen verstrekt middels
Besluit nr. C (2013) 4190 van de Commissie van 27 juni 2013. [12] Vergunning voor het in de handel brengen verstrekt middels
Besluit nr. C (2013) 5841 van de Commissie van 6 september 2013. [13] Voor de resterende zes aanvragen was de indelingsprocedure
nog niet afgerond. [14] Verzamelde gegevens uit enquêtes die in 2007 en 2009 door
het EMA zijn uitgevoerd. [15] http://ec.europa.eu/health/files/advtherapies/2013_05_pc_atmp/07_2_pc_atmp_2013.pdf [16] Artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/83 stelt dat een
lidstaat de bepalingen van die richtlijn niet van toepassing mag verklaren op
geneesmiddelen die worden geleverd naar aanleiding van een bonafide bestelling
op eigen initiatief van een officieel erkend beroepsbeoefenaar in de
gezondheidszorg, en die worden bereid volgens zijn specificaties en bestemd
zijn voor gebruik door zijn eigen patiënten onder zijn rechtstreekse,
persoonlijke verantwoordelijkheid. [17] Artikel 28, punt 2, van de ATMP-verordening, dat
op zijn beurt een wijziging van artikel 3 van Richtlijn 2001/83 is. [18] Verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement
en de Raad betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik en tot wijziging
van Verordening (EEG) nr. 1768/92, Richtlijn 2001/20/EG, Richtlijn 2001/83/EG
en Verordening (EG) nr. 726/2004 (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 1). [19] http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Other/2013/07/WC500146978.pdf [20] http://www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Other/2013/02/WC500138476.pdf