Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013TA1213(27)

Verslag over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad betreffende het begrotingsjaar 2012 vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

PB C 365 van 13.12.2013, p. 190–196 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

13.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 365/190


VERSLAG

over de jaarrekening van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad betreffende het begrotingsjaar 2012 vergezeld van de antwoorden van het Agentschap

2013/C 365/27

INLEIDING

1.

Het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (hierna: „Agentschap” ofwel „ERCEA”), gevestigd te Brussel, werd opgericht bij Besluit 2008/37/EG van de Commissie (1). Het Agentschap werd opgericht voor een periode die begon op 1 januari 2008 en eindigt op 31 december 2017 voor het beheer van het specifieke programma „Ideeën” in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (2).

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

2.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van het Agentschap. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

3.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van het Agentschap, die bestaat uit de financiële staten (3) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (4) betreffende het per 31 december 2012 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

4.

Overeenkomstig de artikelen 33 en 43 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (5) is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van het Agentschap, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen:

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van het Agentschap omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (6) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Het directiecomité keurt de jaarrekening van het Agentschap goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld, waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Agentschap.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

5.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (7) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van het Agentschap geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

6.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

7.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

8.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van het Agentschap op alle materiële punten een getrouw beeld van zijn financiële situatie per 31 december 2012 en van de resultaten van zijn verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van zijn financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

9.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2012 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

10.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

11.

Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Louis GALEA, lid van de Rekenkamer, vastgesteld te Luxemburg op haar vergadering van 17 september 2013.

Voor de Rekenkamer

Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

President


(1)  PB L 9 van 12.1.2008, blz. 15.

(2)  Ter informatie geeft bijlage II een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van het Agentschap.

(3)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van belangrijke grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(4)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

(5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(6)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, indien relevant, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(7)  Artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1).


BIJLAGE I

Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

Jaar

Opmerking van de Rekenkamer

Status van de corrigerende maatregel

(Afgerond / Loopt nog / Nog af te handelen / N.v.t.)

2011

Het Agentschap heeft niet voldoende controle uitgeoefend tijdens de ontwikkeling van een interne IT-toepassing, „e-Stream” genaamd, die tot doel had de goedkeuringsprocessen voor de workflow van de afdeling wetenschappelijk beheer te automatiseren. Het dossier voor dit project was niet adequaat gedefinieerd, de risico’s waren niet adequaat vastgesteld en ondervangen en de leiding slaagde er niet in toezicht te houden op de voortgang van het project. Deze tekortkomingen droegen bij aan het mislukken van het IT-project; dit resulteerde in een waardevermindering van 258 967 euro.

Afgerond

2011

De waarnemend directeur van het Agentschap werd op 1 januari 2011 aangesteld bij besluit van de Commissie. In februari 2012, ten tijde van de controle, overschreed de duur van deze aanstelling het in het Statuut vastgestelde maximum van één jaar met één maand. Aangezien de oorspronkelijke taak van de directeur als hoofd van de afdeling tijdelijk was overgenomen door een eenheidshoofd, was ook daar sprake van eenzelfde niet-naleving van het Statuut. Een ander eenheidshoofd trad tussen juni 2009 en februari 2011 op als afdelingshoofd en ook in dit geval was de duur van de bezetting van de post onregelmatig.

Afgerond


BIJLAGE II

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikel 182 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

1.

Het Europees Parlement en de Raad stellen, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, een meerjarenkaderprogramma vast waarin alle activiteiten van de Unie zijn opgenomen. In dit kaderprogramma:

worden de wetenschappelijke en technologische doelstellingen die met de in artikel 180 bedoelde activiteiten moeten worden verwezenlijkt, evenals de daarmee samenhangende prioriteiten vastgesteld;

worden de grote lijnen van deze activiteiten aangegeven;

worden het totale maximumbedrag van en nadere regels voor de financiële deelneming van de Unie aan het kaderprogramma evenals de onderscheiden deelbedragen voor elk van de overwogen activiteiten vastgesteld.

2.

Het kaderprogramma wordt naar gelang van de ontwikkeling van de situatie aangepast of aangevuld.

3.

Het kaderprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van specifieke programma’s die binnen elke activiteit worden ontwikkeld. In elk specifiek programma worden de nadere bepalingen voor de uitvoering ervan, de looptijd en de noodzakelijk geachte middelen vastgesteld. Het totaal van de in de specifieke programma’s vastgestelde noodzakelijk geachte bedragen mag niet meer belopen dan het voor het kaderprogramma en voor elke activiteit vastgestelde totale maximumbedrag.

4.

De Raad stelt de specifieke programma’s vast overeenkomstig een bijzondere wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité.

Bevoegdheden van het Agentschap

(Besluit 2008/37/EG van de Commissie)

Doelstellingen

Het Agentschap werd in december 2007 opgericht bij Besluit 2008/37/EG van de Commissie voor het beheer van het communautair specifiek programma „Ideeën” op het gebied van grensverleggend onderzoek, ingevolge Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad. „Ideeën” wordt uitgevoerd door de Europese Onderzoeksraad (ERC), die een onafhankelijke wetenschappelijke raad omvat die de wetenschappelijke strategie van de ERC vaststelt en toezicht houdt op de uitvoering ervan door het Agentschap, dat belast is met het operationele beheer. Het Agentschap werd op 15 juli 2009 onafhankelijk van directoraat-generaal Onderzoek en innovatie.

Taken

De taken van het Agentschap worden beschreven in het delegatiebesluit (zie Besluit C(2008) 5694 van de Commissie), namelijk in de artikelen 5-7 hiervan. Het Agentschap is onder meer belast met:

alle aspecten van de administratieve tenuitvoerlegging en uitvoering van het programma en met name de beoordelings-, collegiale toetsings- en selectieprocedures overeenkomstig de door de wetenschappelijke raad vastgestelde beginselen;

het financiële en wetenschappelijke beheer van de subsidies.

Organisatie

(Besluiten C(2008) 5132 en C(2011) 4877 van de Commissie)

(Besluiten 2007/134/EG en 2011/12/EU van de Commissie)

(Besluit 2006/972/EG van de Raad)

(Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad)

Directiecomité

Een door de Commissie benoemd directiecomité houdt toezicht op de activiteiten van het Agentschap (zie Besluit C(2008) 5132 van de Commissie). Het stelt het jaarlijkse werkprogramma van het Agentschap vast (na goedkeuring door de Commissie) alsmede de administratieve begroting en jaarverslagen. Het bestaat uit vijf leden en één waarnemend lid.

Wetenschappelijke raad van de ERC

De wetenschappelijke raad van de ERC heeft krachtens Besluit 2007/134/EG van de Commissie tot taak een wetenschappelijke strategie vast te stellen voor het specifiek programma „Ideeën”, te bepalen welk type onderzoek zal worden gefinancierd overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Beschikking 2006/972/EG van de Raad en borg te staan voor de kwaliteit van de activiteiten vanuit wetenschappelijk perspectief. Zijn taken omvatten met name de vaststelling van het jaarlijks werkprogramma voor het specifiek programma „Ideeën”, de vaststelling van het proces van collegiale toetsing evenals de voortgangs- en kwaliteitscontrole op de uitvoering van het specifiek programma „Ideeën”, onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie. Het is samengesteld uit 22 leden die door de Commissie worden aangesteld.

Directeur van het Agentschap

Aangesteld door de Europese Commissie voor een periode van vier jaar.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

Kwijtingverlenende autoriteit

Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2012 (2011) ter beschikking van het Agentschap gestelde middelen

Begroting

37,8 (35,6) miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2012

De operationele begroting 2012 voorziet in een lijst van het aantal ambten met 100 (100) tijdelijke functionarissen (TF) en een budget voor 289 (260) arbeidscontractanten (AC) en gedetacheerde nationale deskundigen (GND), dus een totaalaantal posten van 389 (360) waarvan er eind 2012 380 (350) bezet waren:

96 (97) tijdelijke functionarissen, waarvan 11 (13) gedetacheerde TF en 85 (84) externe TF;

275 (245) arbeidscontractanten;

9 (8) GND’s,

waarvan:

71 % (68 %) uitvoerende taken (wetenschappelijke en subsidiebeheerafdeling), en

29 % (32 %) administratieve taken (overige afdelingen) verricht.

Producten en diensten in 2012(2011)

1.

Monitoring van de subsidieovereenkomsten, afgesloten op grond van de oproepen voor subsidies voor starters en voor gevorderden alsmede voor synergie- en proof of concept-subsidies in het kader van de werkprogramma’s „Ideeën”. Het werkprogramma „Ideeën” wordt uitgevoerd door de publicatie van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen, gevolgd door een evaluatie (door externe deskundigen), voorbereiding en ondertekening van subsidieovereenkomsten en ten slotte monitoring van de projectuitvoering. Elke oproep tot het indienen van voorstellen leidt tot een reeks subsidieovereenkomsten met een verwachte projectcyclus van ongeveer vijf jaar.

2.

Afhandeling van de oproepen tot het indienen van voorstellen 2012 voor het werkprogramma „Ideeën” (subsidies voor starters en voor gevorderden, en synergie- en proof of concept-subsidies): in 2012 werden 7 899 voorstellen ingediend, waarvan 4 741 voor subsidies voor starters, 2 304 voor gevorderden, 710 voor synergiesubsidies en 144 voor proof of concept-subsidies. Daarvan kwamen er in totaal 7 740 in aanmerking voor subsidie, die dus werden beoordeeld door de evaluatiepanels. In totaal werden 960 voorstellen geselecteerd voor het proces van subsidieverlening (883 op de hoofdlijsten, 77 op de reservelijsten).

3.

Productie en verspreiding van informatie over het specifieke programma „Ideeën” en de activiteiten van het Agentschap in 2012.

4.

De wetenschappelijke raad kwam in 2012 regelmatig bijeen op verschillende plaatsen in Europa, gewoonlijk op uitnodiging van nationale autoriteiten. De zichtbaarheid van de ERC kan worden verbeterd door in verschillenden landen — EU-lidstaten en geassocieerde landen — bijeen te komen. De bijeenkomsten worden ook zowel door de nationale autoriteiten als door de plaatselijke wetenschappelijke en onderzoeksgemeenschap als belangrijke gebeurtenissen beschouwd. In de periode van 1 januari tot 31 december 2012 werden vijf plenaire zittingen van de wetenschappelijke raad georganiseerd: in februari, juni en december in Brussel (België), in april in Sofia (Bulgarije) en in oktober in Limassol (Cyprus). Naar aanleiding van de aanbevelingen van het panel dat de structuren en mechanismen van de ERC in 2009 beoordeelde, richtte de wetenschappelijke raad twee permanente comités op: het ene verstrekt richtsnoeren inzake belangenverstrengeling, schending van de wetenschappelijke gedragscode en ethische vraagstukken, en het andere behandelt de selectie van evaluatiepanelleden. Het uitvoerend agentschap ondersteunde de operationele activiteiten van beide comités, die in 2012 één respectievelijk twee maal bijeenkwamen. De leden van de wetenschappelijke raad kwamen ook bijeen in werkgroepen over specifieke onderwerpen. In 2012 organiseerde het uitvoerend agentschap verscheidene bijeenkomsten van de ERC-werkgroepen inzake innovatie en betrekkingen met het bedrijfsleven, open toegang, internationalisering en gendergelijkheid. De werkgroepen voeren analyses uit en dragen bij aan de wetenschappelijke strategie van de ERC via op plenaire vergaderingen van de Wetenschappelijke Raad goed te keuren voorstellen op gebieden die onder hun mandaten vallen: onderzoeken van de relatie van de ERC met de industriële sector/het bedrijfsleven en het effect van door de ERC gefinancierd onderzoek op innovatie; ontwikkelen van een ERC-standpunt ten aanzien van open toegang; op zoek gaan naar geschikte mechanismen waarmee de deelname van niet-Europese onderzoekers, met name uit Brazilië, Rusland, India en China (de BRIC-landen) aan de ERC-regelingen kan worden gestimuleerd; ervoor zorgen dat de ERC vooroploopt qua beste praktijken ten aanzien van de gendergelijkheid van begunstigden. Het uitvoerend agentschap stelde in samenwerking met leden van de werkgroepen een reeks werkdocumenten op met analyses en belangrijke mededelingen over specifieke kwesties die door de werkgroepen en permanente comités zijn behandeld.

Bron: Door het Agentschap verstrekte gegevens.


ANTWOORDEN VAN HET AGENTSCHAP

1.

Het Agentschap neemt akte van het verslag van de Rekenkamer.


Top