Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013TA0110(03)

    Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac betreffende het begrotingsjaar 2011 vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

    PB C 6 van 10.1.2013, p. 18–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.1.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 6/18


    VERSLAG

    over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac betreffende het begrotingsjaar 2011 vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming

    2013/C 6/03

    INLEIDING

    1.

    De Europese gemeenschappelijke onderneming voor de toepassing van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake nano-elektronica (de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac), gevestigd te Brussel, werd in december 2007 (1) opgericht voor een periode van tien jaar.

    2.

    De voornaamste doelstelling van de gemeenschappelijke onderneming is het vaststellen en ten uitvoer leggen van een „onderzoeksagenda” voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen (2).

    3.

    De oprichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac zijn de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de lidstaten België, Duitsland, Estland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Polen, Portugal, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, en Aeneas, de vereniging voor Europese nano-elektronische activiteiten. Andere lidstaten en geassocieerde landen, alsmede alle andere landen of elke andere rechtspersoon die in staat is een wezenlijke financiële bijdrage te leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, kunnen toetreden tot de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

    4.

    De maximale EU-bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac ter dekking van de bedrijfskosten en onderzoeksactiviteiten bedraagt 450 miljoen euro en wordt betaald uit de begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek (3). Aeneas betaalt een maximale bijdrage van 30 miljoen euro voor de bedrijfskosten van de gemeenschappelijke onderneming. De lidstaten van Eniac betalen bijdragen in natura voor de bedrijfskosten (door het bevorderen van de uitvoering van projecten) alsook financiële bijdragen die ten minste 1,8 maal de EU-bijdrage belopen. Bijdragen in natura worden ook betaald door de onderzoeksorganisaties die deelnemen aan projecten. De organisaties die deelnemen aan onderzoeksprojecten moeten een bijdrage in natura leveren die ten minste gelijk is aan die van de Commissie en de lidstaten.

    5.

    De gemeenschappelijke onderneming werd financieel autonoom op 26 juli 2010.

    TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

    6.

    De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat analytische controleprocedures, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen. Hierbij komt nog controle-informatie die voortkomt uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

    BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

    7.

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie controleerde de Rekenkamer de jaarrekening (4) van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, die bestaat uit de „financiële staten” (5) en de „verslagen over de uitvoering van de begroting” (6) betreffende het per 31 december 2011 afgesloten begrotingsjaar, alsmede de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

    8.

    Deze verklaring is krachtens artikel 185, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (7) aan het Europees Parlement en aan de Raad gericht.

    De verantwoordelijkheid van de leiding

    9.

    Als ordonnateur voert de directeur de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming, onder zijn eigen verantwoordelijkheid en binnen de grens van de toegekende kredieten (8). De directeur is verantwoordelijk voor het opzetten (9) van de organisatorische structuur en van de interne beheers- en controlesystemen en -procedures die van belang zijn om definitieve rekeningen (10) te kunnen opstellen die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten en om te verzekeren dat de onderliggende verrichtingen bij deze rekeningen wettig en regelmatig zijn.

    De verantwoordelijkheid van de controleur

    10.

    De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle een verklaring af te geven over de betrouwbaarheid van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening.

    11.

    De Rekenkamer heeft haar controle uitgevoerd overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en ISSAI (11). Volgens die standaarden moet de Rekenkamer voldoen aan ethische en professionele voorschriften en de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de rekeningen geen afwijkingen van materieel belang bevatten en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn.

    12.

    De controle van de Rekenkamer houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen daarbij. De keuze van de procedures, waaronder de beoordeling van de risico's van afwijkingen van materieel belang in de rekeningen of van onwettige of onregelmatige verrichtingen als gevolg van fraude of fouten, is afhankelijk van haar controleoordeel. Bij deze risicobeoordelingen wordt gekeken naar de interne controles met betrekking tot de opstelling en presentatie van de rekeningen door de entiteit om controleprocedures op te zetten die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. De controle van de Rekenkamer houdt tevens een beoordeling in van de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en van de redelijkheid van de door de leiding gemaakte boekhoudkundige schattingen, evenals een beoordeling van de algehele presentatie van de rekeningen.

    13.

    De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor de navolgende oordelen.

    Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

    14.

    Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2011 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling.

    Grondslag voor een verklaring met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

    15.

    De strategie voor controle achteraf (12) van de gemeenschappelijke onderneming werd vastgesteld bij besluit van de raad van bestuur van 18 november 2010 en vormt een essentiële controle (13) bij de beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De in 2011 verrichte betalingen in verband met de door de nationale financieringsinstanties (NFI’s) van de lidstaten afgegeven kostenacceptatiecertificaten beliepen 6,8 miljoen euro, ofwel 45 % van het totaal aan betalingen voor beleidsactiviteiten. De tenuitvoerlegging van de strategie voor controles achteraf begon in 2011.

    16.

    De controle van de kostendeclaraties voor projecten is gedelegeerd aan de NFI’s van de lidstaten. De met de NFI’s gesloten administratieve overeenkomsten omvatten geen praktische regelingen voor controles achteraf. Aan het einde van de controle (september 2012) had de gemeenschappelijke onderneming onvoldoende informatie ontvangen over de controlestrategieën van de NFI’s (14) en was zij niet in staat te beoordelen of de strategie voor controle achteraf voldoende zekerheid biedt over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (15). Bovendien waren er door de NFI’s geen controles achteraf verricht van de subsidies die tot eind 2011 waren uitgekeerd.

    17.

    De beschikbare informatie over de tenuitvoerlegging van de strategie van de gemeenschappelijke onderneming voor controle achteraf is niet toereikend om uit te maken of deze essentiële controle doeltreffend werkt.

    Verklaring met beperking ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

    18.

    Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming betreffende het per 31 december 2011 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig, behoudens de mogelijke gevolgen van de kwestie die wordt beschreven in de grondslag voor een verklaring met beperking in de paragrafen 15-17.

    19.

    De hierna in de paragrafen 20-33 volgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

    OPMERKINGEN OVER HET BUDGETTAIR EN FINANCIEEL BEHEER

    Begrotingsuitvoering

    20.

    De definitieve begroting 2011 bevatte vastleggings- en betalingskredieten ten belope van respectievelijk 66 miljoen euro en 35 miljoen euro. De bestedingsgraad voor de beschikbare vastleggings- en betalingskredieten was respectievelijk 97 % en 48 % (16). Van de 63,6 miljoen euro aan vastleggingskredieten die beschikbaar waren voor beleidsactiviteiten werd 20,1 miljoen euro uitgevoerd als een globale vastlegging voor de eerste oproep tot het indienen van voorstellen van 2011 en werd 42,2 miljoen euro uitgevoerd als een globale vastlegging voor de tweede oproep tot het indienen van voorstellen van 2011.

    21.

    Bij de vrijmaking van ongebruikte kredieten werden een gebrek aan adequate procedures en gebreken in de controle geconstateerd. Kredieten die eind 2010 en eind 2011 hadden moeten zijn uitgevoerd, werden in januari 2012 vrijgemaakt. De ongebruikte globale vastlegging van 2,8 miljoen euro voor het begrotingsonderdeel „beleidsactiviteiten” voor 2010, met een uiterste uitvoeringsdatum van 31 december 2011, werd niet vrijgemaakt.

    Oproepen tot het indienen van voorstellen

    22.

    De in 2008, 2009 en 2010 georganiseerde oproepen tot het indienen van voorstellen leidden tot de ondertekening van subsidieovereenkomsten met een totale waarde van 107,9 miljoen euro, hetgeen 25 % vertegenwoordigt van de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming ten behoeve van onderzoeksactiviteiten (17). In 2011 werden twee oproepen tot het indienen van voorstellen gedaan voor een bedrag van 62,3 miljoen euro, maar de ondertekening van de subsidieovereenkomsten was nog niet afgerond. In 2012 werden nog eens twee oproepen tot het indienen van voorstellen gedaan voor een bedrag van 84,5 miljoen euro. Om ten volle gebruik te maken van de beschikbare EU-bijdrage van 440 miljoen euro zouden in 2013 oproepen tot het indienen van voorstellen moeten worden georganiseerd voor een budget van 185,3 miljoen euro (42 %).

    OPMERKINGEN OVER ESSENTIËLE CONTROLES VAN DE TOEZICHT- EN CONTROLESYSTEMEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

    23.

    De gemeenschappelijke onderneming heeft nog geen doeltreffende en efficiënte systemen voor interne controle en financiële informatie in gebruik genomen. Dit leidde tot significante fouten en vertragingen in de financiële verslaglegging, die werden gecorrigeerd voordat de definitieve rekeningen werden vastgesteld.

    24.

    De rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming heeft de financiële en boekhoudsystemen (ABAC en SAP) gevalideerd op 20 december 2010. De onderliggende bedrijfsprocessen waaruit financiële informatie voortkomt, met name het proces dat financiële informatie oplevert over de validering en betaling van de van de NFI’s ontvangen kostendeclaraties, werden in 2011 echter niet gevalideerd.

    OVERIGE OPMERKINGEN

    Het interne controleorgaan en de dienst Interne Audit van de Commissie

    25.

    Artikel 6, lid 2, van de verordening van de Raad betreffende de oprichting van Eniac bepaalt dat de gemeenschappelijke onderneming een intern controleorgaan krijgt. Dit belangrijke onderdeel van het internecontrolesysteem was eind 2011 echter nog niet ingesteld.

    26.

    In 2011 verrichtte de dienst Interne Audit van de Commissie een risicobeoordeling. Op basis van de resultaten van de risicobeoordeling werd het strategisch controleplan 2012-2014 op 22 november 2011 aan de raad van bestuur voorgelegd voor vaststelling.

    27.

    De taakomschrijving van de dienst Interne Audit van de Commissie werd op 18 november 2010 vastgesteld door de raad van bestuur. De financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming werd echter nog niet gewijzigd om de bepaling uit de kaderregeling (18) ten aanzien van de bevoegdheden van de intern controleur van de Commissie erin op te nemen.

    Bijdragen van de Eniac-lidstaten

    28.

    In de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac is bepaald dat de financiële bijdragen van de Eniac-lidstaten ten minste 1,8 maal (19) de financiële bijdrage van de EU moeten bedragen, terwijl de subsidies van de gemeenschappelijke onderneming maximaal 16,7 % van de totale subsidiabele kosten van een project mogen bedragen. Voor de eerste vijf oproepen tot het indienen van voorstellen bedroeg de financiële bijdrage van de Eniac-lidstaten 1,55 maal de financiële bijdrage van de EU.

    29.

    In strijd met de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (20) gebruikt Griekenland de EU-structuurfondsen ter dekking van zijn nationale bijdragen voor de Griekse begunstigden van de Eniac-projecten (21), in plaats van nationale middelen te verstrekken. De gemeenschappelijke onderneming accepteerde de voortzetting van Griekse deelname aan Eniac-projecten maar verstrekt geen financiering aan de Griekse begunstigden, omdat cofinanciering uit andere bronnen van EU-middelen niet is toegestaan (22).

    Jaarlijks activiteitenverslag

    30.

    Ingevolge artikel 19, lid 4, van de statuten van de gemeenschappelijke onderneming en artikel 40 van haar financiële regeling dient de uitvoerend directeur een jaarlijks activiteitenverslag op te stellen. Het jaarlijks activiteitenverslag behelst de resultaten van de verrichtingen ten opzichte van de gestelde doelen, de aan die verrichtingen verbonden risico’s, het gebruik van de middelen die ter beschikking zijn gesteld, en de doelmatigheid en doeltreffendheid van het internecontrolesysteem. In het verslag moet tevens worden bevestigd dat de in het verslag opgenomen gegevens een getrouw beeld geven, tenzij anders wordt aangegeven in punten van voorbehoud betreffende welbepaalde ontvangsten- en uitgaventerreinen.

    31.

    Het jaarlijks activiteitenverslag bevat geen beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het internecontrolesysteem. Het jaarlijks activiteitenverslag vertoont de volgende tekortkomingen:

    gebrek aan informatie over de tenuitvoerlegging van de strategie voor controle achteraf. De informatie is niet toereikend om te concluderen of deze essentiële controle doeltreffend werkt; dit had tot een voorbehoud moeten leiden,

    het bevat geen informatie over de gedeeltelijke validering van de financiële en boekhoudsystemen door de rekenplichtige. Deze heeft alleen het deel gevalideerd dat onder rechtstreekse controle van de gemeenschappelijke onderneming staat, maar niet de systemen die informatie aanleveren van de nationale financieringsinstanties (zie paragraaf 24),

    de geconstateerde controlegebreken ten aanzien van de boekhoudkundige en financiële verslaglegging leidden niet tot een voorbehoud (zie paragraaf 23).

    Follow-up van eerdere opmerkingen

    32.

    In 2011 stelde de gemeenschappelijke onderneming een bedrijfscontinuïteitsplan vast en boekte zij vooruitgang bij de formalisering van haar IT-beveiligingsbeleid. Er moet meer werk worden verzet om het rampenherstelplan te voltooien.

    33.

    De gastheerschapsovereenkomst (23) tussen de gemeenschappelijke onderneming en de Belgische autoriteiten betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere te verstrekken ondersteunende maatregelen werd op 2 februari 2012 ondertekend.

    Dit verslag werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 15 november 2012.

    Voor de Rekenkamer

    Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

    President


    (1)  Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21).

    (2)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en van de haar ter beschikking gestelde middelen.

    (3)  Het zevende kaderprogramma, vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1), brengt alle onderzoeksgerelateerde EU-initiatieven samen onder één dak en speelt een cruciale rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Het is tevens een hoeksteen van de Europese Onderzoeksruimte.

    (4)  De voorlopige jaarrekening is op 30 maart 2012 bij de Rekenkamer ingekomen. Bij deze rekening is een verslag gevoegd over het budgettair en financieel beheer tijdens het jaar, dat onder meer de uitvoeringsgraad van de kredieten vermeldt.

    (5)  De financiële staten omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en de bijlage bij de financiële staten met een beschrijving van de voornaamste grondslagen voor financiële vastlegging en andere toelichtingen.

    (6)  De verslagen over de begrotingsuitvoering omvatten ook de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

    (7)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (8)  Artikel 33 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72).

    (9)  Artikel 38 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002.

    (10)  De regels inzake de rekening en verantwoording en de boekhouding van de EU-organen zijn vastgelegd in de hoofdstukken 1 en 2 van titel VII van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 652/2008 (PB L 181 van 10.7.2008, blz. 23), en zijn als zodanig opgenomen in de financiële regeling van de gemeenschappelijke onderneming.

    (11)  Internationale Federatie van Accountants (IFAC) en Internationale Standaarden van Hoge Controle-instanties (ISSAI).

    (12)  In de strategie voor controle achteraf van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac wordt verklaard dat de gemeenschappelijke onderneming voldoende informatie zal trachten te verkrijgen met betrekking tot de procedures voor controle achteraf die worden gehanteerd in de Eniac-lidstaten teneinde de nationale procedures te beoordelen ten aanzien van de geschiktheid ervan om voldoende zekerheid te bieden met betrekking tot de regelmatigheid en de wettigheid van de verrichtingen die verband houden met de projecten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

    (13)  In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 72/2008 wordt bepaald dat de gemeenschappelijke onderneming er „door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, [over waakt] dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd” en dat zij „ter plaatse controles en financiële verificaties uit[voert] bij de ontvangers van openbare financiering door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac. Deze controles en verificaties kunnen worden uitgevoerd, hetzij direct door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac, hetzij door de Eniac-lidstaten namens de gemeenschappelijke onderneming”.

    (14)  De gemeenschappelijke onderneming had van 7 van de 22 NFI’s informatie ontvangen over de controlestrategieën. De van de zeven NFI’s ontvangen documentatie is in de meeste gevallen ontoereikend om de gemeenschappelijke onderneming in staat te stellen de nationale procedures te beoordelen, aangezien er geen praktische details in zijn opgenomen over de controleregelingen (d.w.z. over de controleaanpak en -methodologie, de omvang van de steekproef, de aard van de door de NFI’s te verrichten financiële controles, enz.).

    (15)  De dienst Interne Audit van de Europese Commissie heeft de controlestrategieën van de lidstaten van Eniac gecontroleerd. In juni 2012 heeft zij geconcludeerd dat de huidige strategie voor controle achteraf niet de informatie verschaft die nodig is om redelijke zekerheid te verkrijgen. Als gevolg daarvan werd de strategie voor controle achteraf herzien en worden verrichtingen getoetst op basis van steekproeven en wordt de NFI’s verzocht de audit en de verrichte controles in detail te beschrijven.

    (16)  De relatief lage bestedingsgraad voor beleidsbetalingen is te verklaren door het feit dat de betalingen van Eniac pas plaatsvinden na de late ontvangst van het certificaat van de nationale instanties alsmede door vertragingen op het niveau van de lidstaat bij de onderteking van de nationale subsidieovereenkomst.

    (17)  Volgens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 72/2008 en artikel 11, lid 5, van de bijlage daarbij bedraagt de maximale bijdrage van de EU aan de bedrijfskosten en de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming 450 miljoen euro, waarvan maximaal 10 miljoen euro voor de bedrijfskosten. Indien een deel van de bijdrage aan de bedrijfskosten niet wordt gebruikt, mag dat voor de onderzoeksactiviteiten ter beschikking worden gesteld.

    (18)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002.

    (19)  Artikel 11, lid 6, onder b), van de statuten gevoegd bij Verordening (EG) nr. 72/2008.

    (20)  In artikel 13, lid 1, van de statuten gevoegd bij Verordening (EG) nr. 72/2008 is het volgende bepaald: „De publieke financiering voor projecten, geselecteerd op basis van door de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac gepubliceerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, bestaat uit de nationale financiële bijdragen van de Eniac-lidstaten en/of uit de financiële bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac. Overheidssteun in het kader van dit initiatief laat de procedurele en materiële staatssteunregels, wanneer van toepassing, onverlet”.

    (21)  Het totale budget van de Griekse deelname aan Eniac-projecten van de oproepen van 2008, 2009 en 2010 bedraagt 9,7 miljoen euro (4,4 miljoen euro aan nationale middelen, 1,6 miljoen euro bijgedragen door de gemeenschappelijke onderneming, en de rest van de projectdeelnemers).

    (22)  Artikel 54, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25) bepaalt het volgende: „Voor uitgaven die uit de fondsen worden gecofinancierd, mag geen bijstand uit andere communautaire financieringsinstrumenten worden verleend”.

    (23)  Paragraaf 25 van het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming (PB C 368 van 16.12.2011, blz. 48).


    BIJLAGE

    Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (Brussel)

    Bevoegdheden en activiteiten

    Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

    (Artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

    De gemeenschappelijke onderneming is een communautair orgaan en voor de uitvoering van de begroting ervan moet dan ook kwijting worden verleend door het Europees Parlement, dat echter rekening moet houden met de specifieke aard van GTI's als publiek-private partnerschappen en in het bijzonder met de bijdrage van de particuliere sector.

    De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21).

    Bevoegdheden van de gemeenschappelijke onderneming

    (Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad)

    Doelstellingen

    De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac draagt bij tot de uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) en het thema „Informatie- en communicatietechnologieën” van het specifieke programma „Samenwerking”. Zij zal met name:

    een onderzoeksagenda voor de ontwikkeling van cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden vaststellen en ten uitvoer leggen, teneinde het Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie te versterken en het ontstaan van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te bevorderen;

    de voor de tenuitvoerlegging van de onderzoeksagenda vereiste activiteiten (hierna „O&O-activiteiten” genoemd) ondersteunen, met name door het toekennen van financiering aan de deelnemers in projecten die geselecteerd zijn op basis van vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen;

    een publiek-privaat partnerschap bevorderen met het oog op het mobiliseren en samenbrengen van communautaire, nationale en particuliere inspanningen, waardoor de totale investeringen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van nano-elektronica worden verhoogd en de samenwerking tussen de publieke en particuliere sectoren wordt versterkt;

    de efficiëntie en duurzaamheid garanderen van het GTI op het gebied van nano-elektronica;

    synergie en coördinatie bewerkstelligen van de Europese onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen op het gebied van nano-elektronica, inclusief de geleidelijke integratie in de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac van verwante activiteiten op dit gebied die momenteel worden uitgevoerd in het kader van intergouvernementele stelsels voor onderzoek en ontwikkeling (Eureka).

    Bestuur

    Leden

    Eind 2011 telde de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac de volgende leden: Aeneas, als vertegenwoordiger van de bedrijfstak, de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie en de Eniac-lidstaten (België, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden).

    De raad van bestuur

    De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac en de voorzitter van het Comité industrie en onderzoek.

    De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac en houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van haar activiteiten.

    De raad van openbare instanties

    De raad van openbare instanties bestaat uit de openbare instanties van de lidstaten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac.

    Het Comité industrie en onderzoek

    Aeneas wijst de leden van het Comité industrie en onderzoek aan.

    De uitvoerend directeur

    De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerend functionaris belast met het dagelijks beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac en is de wettige vertegenwoordiger ervan.

    Externe controle

    Rekenkamer.

    Kwijtingverlenende autoriteit

    Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

    In 2011 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

    Begroting

    Goedgekeurde begroting 2011 in euro:

     

    Vastleggingen

    Betalingen

    TITEL I — Personeel

    1 488 801,72

    1 488 801,72

    TITEL II — Administratie

    1 142 898,28

    1 142 898,28

    TOTAAL TITELS I & II

    2 631 700,00

    2 631 700,00

    TITEL III — Beleid

    63 646 170,00

    32 426 000,00

    TOTAAL TITELS I, II & III

    66 277 870,00

    35 057 700,00

    Personeelsbestand per 31 december 2011

     

    Lijst van het aantal ambten 2011

    Bezet per 31 december 2011

    Tijdelijk personeel

    6

    6

    Arbeidscontractanten

    7

    7

    Totaal personeelsbestand

    13

    13

    waarvan er:

     

     

    uitvoerende taken,

    6

     

    administratieve taken, en

    4

     

    gemengde taken vervullen.

    3

     

    In 2011 geleverde producten en diensten

    A —   OPERATIONELE VOORUITGANG IN DE RICHTING VAN DE DOELSTELLINGEN

    Vaststelling van de onderzoeksagenda

    Eind 2011 beliepen de totale subsidiabele kosten van de voor financiering geselecteerde projecten meer dan 1 miljard euro. Ze hebben betrekking op alle O&O-terreinen die zijn beschreven in het strategisch meerjarenplan (MASP).

    Gunning van financiering aan deelnemers

    Sinds haar oprichting heeft de GO Eniac 171,6 miljoen euro gegund aan de deelnemers, een stijging ten opzichte van de 109,3 miljoen euro per eind 2010, waarmee in 2011 een stijging van 85 % van jaar tot jaar is gerealiseerd en wordt aangetoond dat de GO Eniac aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt.

    Verhogen van de O&O-investeringen in nano-elektronica

    Ongeveer 47 % van het totaal van de circa 3 700 onderzoekers die in 2012 betrokken zijn bij O&O in nano-elektronica zal actief worden in de door de GO Eniac voor financiering geselecteerde projecten, waarmee synergie en coördinatie van de Europese O&O-inspanning wordt gerealiseerd.

    De GO Eniac coördineerde haar activiteiten hoofdzakelijk met het Eureka-cluster Caterne, dat het Europees Forum voor Nano-elektronica mede organiseert.

    Bevorderen van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen

    Kmo’s zijn leidend in de projecten van de GO Eniac en vertegenwoordigen 40,7 % van de deelnemende organisaties (30,5 % zijn universiteiten en onderzoeksinstellingen en 28,8 % zijn grote industriële ondernemingen).

    B —   FUNCTIONELE PRESTATIES

    Er was geen wijziging in de lidmaatschappen van de GO Eniac in 2011.

    De organisatie boekte enorme vooruitgang en:

    verhuisde naar het „White Atrium”-gebouw, installeerde haar nieuwe kantoren en IT-infrastructuur,

    wierf en integreerde nieuwe teamleden,

    ging zonder problemen over op de CIRCABC-dataopslag,

    structureerde haar documentenbeheer,

    stelde procedures vast voor haar nieuwe taken,

    boekte vooruitgang in het sluiten van subsidieovereenkomsten,

    verrichtte en verantwoordde meer dan 1 400 betalingen sinds zij autonoom werd,

    verrichtte de eerste technische beoordelingen van lopende projecten,

    publiceerde en voltooide twee oproepen tot het indienen van voorstellen in één jaar,

    verfijnde en rapporteerde essentiële prestatie-indicatoren,

    organiseerde grootschalige publieksevenementen, produceerde kleinschalige publicaties en goed ontvangen persberichten.

    UITVOERING VAN DE BEGROTING 2011

    Aan het eind van het jaar had de GO Eniac alle kredieten vastgelegd voor de projecten naar aanleiding van de oproepen 2011_1 (Oproep 4) en 2011_2 (Oproep 5) en had zij 48,09 % van de operationele betalingen verricht.

    Bron: Door de gemeenschappelijke onderneming verstrekte gegevens.


    ANTWOORDEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING ENIAC

    Paragrafen 15-17.

    Samen met de Gemeenschappelijke Onderneming Artemis houdt de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac zich al sinds 2010 bezig met het verzamelen van relevante informatie over de controleprocedures in de Eniac-lidstaten. Overeenkomstig het strategisch controleplan is de dienst Interne Audit van de Commissie (IAS), die als intern controleur van de gemeenschappelijke onderneming fungeert, in 2011 gestart met het inwinnen van advies over de vraag of de uitvoering van de controlestrategieën die nu al in de Eniac-lidstaten bestaan, redelijke zekerheid kan bieden.

    IAS heeft de beoordeling dienaangaande pas in 2012 afgesloten, waarbij de dienst tot de slotsom is gekomen dat deze aanpak niet de informatie zal opleveren die nodig is om die redelijke zekerheid te verkrijgen. De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac heeft dan ook haar eigen plan voor controle achteraf opgesteld. Er is inmiddels een begin gemaakt met de uitvoering van dit plan, dat voor het eind van het jaar moet zijn afgerond.

    Paragraaf 21.

    De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac kampte eind 2012 met een gebrek aan personele middelen en voerde de vrijmaking te laat uit. Er zijn maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen, met name het uitvoeren van het personeelsplan, het vaststellen van een gedetailleerde procedure voor het beheer van de afsluiting van de rekeningen per jaarultimo en het stellen van harde uiterste termijnen.

    Paragraaf 23.

    De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac heeft gegronde redenen om te stellen dat al haar financiële verrichtingen regelmatig en betrouwbaar zijn. Er bestaan inmiddels gedetailleerde plannen voor het toezicht op de rekeningen, maar bij het gebruik van de financiële en boekhoudsystemen is men op ernstige problemen gestuit. Deze situatie is verergerd door het gebrek aan passende opleidingsprogramma’s, het ontbreken van procedures die bruikbaar zijn in onze specifieke situatie en het gebrek aan voldoende gebruikersondersteuning. Desalniettemin zijn alle fouten die in het kader van deze bevinding worden genoemd, verholpen. De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac zal alles in het werk blijven stellen om de problemen te boven te komen en sneller vooruitgang te boeken op dit vlak.

    Paragraaf 24.

    Op 20 december 2010 (1), slechts drie maanden na de start van de tenuitvoerlegging van de eigen begroting, valideerde de rekenplichtige de bij de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac ingevoerde financiële en boekhoudsystemen middels een besluit waarin tevens een aantal aanbevelingen werden gedaan.

    In 2011 maakte de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac een periode van gestage verandering door als gevolg van de verhuizing naar een nieuw kantoorpand, het gebruik van een compleet nieuwe IT-infrastructuur voor haar financiële verrichtingen, de uitvoering van het aanwervingsproces waardoor het personeelsbestand behoorlijk groeide en de sterk toegenomen activiteiten in het algemeen. Het financieel verkeer was dan ook voortdurend sterk in ontwikkeling. Hoewel de versterking en verbetering van de internecontrolesystemen een doorlopend proces is, kon een aanvullende validatie plaatsvinden in 2012 toen het verkeer en de systemen zich stabiliseerden na het eerste volledige begrotingsjaar in eigen beheer. Deze validatie, die plaatsvond op 25 juni 2012, omvatte tevens een analyse van de voornaamste activiteiten en administratieve processen die de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac uitvoert ter ondersteuning van de systemen voor financieel beheer.

    Paragraaf 25.

    De interne-auditfunctie is op 7 februari 2011 in het leven geroepen tijdens de 13e vergadering van de raad van bestuur en wordt vervuld door de dienst Interne Audit van de Commissie (IAS). De IAS liet de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac op 6 oktober 2011 weten dat de interne-auditdienstverlening „voorlopig helaas moest worden opgeschort” in verband met lopende besprekingen binnen de diensten van de Commissie. Aangezien de werkzaamheden in het kader van deze functie nog steeds niet hervat zijn, heeft de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac bij besluit Eniac-ED-88-12 van 25 april 2012 besloten een eigen personeelslid aan te wijzen voor het vervullen van de interne-auditfunctie.

    Paragraaf 27.

    De wijziging van de financiële kaderregeling valt onder de bevoegdheid van de Commissie, die momenteel bezig is met de voorbereiding van de afstemming van de bestaande financiële kaderregeling op het nieuwe algemene Financieel Reglement van de EU. De Gemeenschappelijke Onderneming Eniac zal de herziene versie aannemen zodra deze beschikbaar komt.

    Paragraaf 28.

    De bijdragen van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac aan deelnemers aan projecten die voortvloeien uit een bepaalde oproep tot het indienen van voorstellen, moeten exact hetzelfde percentage van de totale subsidiabele kosten omvatten als de bijdragen van die deelnemers. De procentuele bijdrage van de Eniac-lidstaten is beperkt tot het verschil tussen de maximale steunintensiteit zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie en de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac. Als het percentage voor de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac bijvoorbeeld 16,7 % is, zal de bijdrage van de Eniac-lidstaat variëren van 8,3 % (in het geval van staatssteun van maximaal 25 %, voor een groot bedrijf dat betrokken is in een experimentele ontwikkeling) tot 83,3 % (voor een universiteit). De gemiddelde steunintensiteit die de Eniac-lidstaat kan inbrengen is onvoorspelbaar en hangt af van het soort O&O, de status van de deelnemers en de bedragen die door elk van hen worden ingebracht. In aanmerking nemende dat het gemiddelde afweek van de vastgestelde verhouding van 1,8, stelde de Commissie in 2012 voor om de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac te verlagen tot 15 %, hoewel dit eveneens resulteerde in een verlaging van het totale O&O-volume, hetgeen strijdig is met de algemene doelstelling van de verhoging van de O&O-investeringen.

    Paragraaf 29.

    De voorwaarde waaronder Griekenland aan het programma heeft deelgenomen, is niet in strijd met de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac. Het doel en de algemene doelstellingen van het programma bestaan in het bewerkstelligen van synergie en coördinatie met het oog op een brede deelname aan de projecten.

    Tegen die achtergrond en volledig in overeenstemming met de statuten zijn bij het programma een aantal rechtspersonen betrokken die wettig deel uitmaken van een consortium na de ondertekening van het toetredingsformulier zoals bedoeld in de standaardsubsidieovereenkomst van de gemeenschappelijke onderneming, hoewel zij geen enkele steun ontvangen van deze onderneming of geen nationale subsidieovereenkomst hebben gesloten. Dit is het geval voor rechtspersonen die regionale financiële steun krijgen of gevestigd zijn in landen die geen Eniac-lidstaat zijn.

    Het op dergelijke gronden verbieden van de deelname van rechtspersonen uit Eniac-lidstaten zou neerkomen op discriminatie ten opzichte van deelnemers uit niet-Eniac-lidstaten, die hun nationale financieringsbronnen — voor zover bestaand — niet bekend hoeven te maken. Dit zou strijdig zijn met de algemene doelstellingen van het programma.

    Paragraaf 31.

    In het jaarverslag over 2011 is in hoofdstuk 3.1 een gedetailleerde analyse opgenomen van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de ICS. Op de status van de controleactiviteiten achteraf wordt in paragraaf 3.1.14 ingegaan. Om de redenen die zijn genoemd in paragraaf 24, is er ten opzichte van het voorgaande jaar geen verandering opgetreden in de stand van zaken met betrekking tot de validatie van de financiële en boekhoudsystemen.

    In artikel 19, lid 4, van de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac (2) is de volgende bepaling opgenomen: „Het jaarverslag wordt samen met de jaarrekening en de balans door de uitvoerend directeur gepresenteerd”. Daarom is de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac van mening dat het voorbehoud dat in laatstgenoemde documenten is verwoord, ook van toepassing is op het eerstgenoemde document, en herhaalt zij dit voorbehoud niet.

    Paragraaf 32.

    Op 28 januari 2011 heeft de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac haar bedrijfscontinuïteitsplan afgerond en bekrachtigd en een specifiek financieel kanaal in het leven geroepen om de continuïteit bij een crisis te waarborgen. De bepalingen hieromtrent vormen het rampenherstelplan, dat niet als afzonderlijk document is uitgewerkt.

    Dit plan wordt van tijd tot tijd geëvalueerd en waar nodig verbeterd; in de laatste herziening, die op 20 april 2012 is afgerond, zijn naast de belangrijke ontwikkelingen van 2011 ook nadere bepalingen inzake rampenherstel opgenomen.


    (1)  In september 2010 verkreeg de Gemeenschappelijke Onderneming Eniac de bevoegdheid om haar eigen begroting ten uitvoer te leggen.

    (2)  Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad (PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21).


    Top