This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0853
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulation (EC) No 539/2001 listing the third countries whose nationals must be in possession of visas when crossing the external borders and those whose nationals are exempt from that requirement
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld
/* COM/2013/0853 final - 2013/0415 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld /* COM/2013/0853 final - 2013/0415 (COD) */
TOELICHTING 1. Achtergrond van het voorstel Met dit voorstel tot
wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001[1],
laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1211/2010[2], beoogt de
Commissie de bijlagen bij de verordening aan te passen, teneinde rekening te
houden met de vooruitgang die is geboekt in de dialogen over de opheffing van
de visumplicht die de laatste drie jaar zijn gevoerd met de Republiek Moldavië,
en dit land over te brengen van bijlage I (de lijst van derde landen
waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten
in het bezit moeten zijn van een visum) naar bijlage II (de lijst van
derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld) bij de
verordening; deze overbrenging is in overeenstemming met de politieke
verbintenis die de Europese Unie is aangegaan in de gezamenlijke verklaring van
de Top van Praag van 7 mei 2009 betreffende het oostelijk partnerschap, waarbij
het belang van de mobiliteit van burgers en de opheffing van de visumplicht in
een veilige omgeving is benadrukt. De EU heeft beloofd geleidelijke stappen te
zetten om partnerlanden langdurig en volledig vrij te stellen van de
visumplicht, voor zover aan de voorwaarden voor goed beheerde en veilige
mobiliteit is voldaan. In de gezamenlijke verklaring ter gelegenheid van de
bijeenkomst van de Samenwerkingsraad EU-Republiek Moldavië van 21 december 2009
werd overeengekomen een dialoog te starten over de voorwaarden waaronder Moldavische
burgers in de toekomst zonder visum naar de EU zouden kunnen reizen. Algemene context en gronden voor het
voorstel Overeenkomstig artikel 62, punt 2,
onder b), punt i), van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap heeft de Raad in 2001 zijn goedkeuring gehecht aan
Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de
lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de
buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum (de zogenaamde “negatieve
lijst”) en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn
vrijgesteld (de zogenaamde “positieve lijst”). Volgens artikel 61 van het
EG-Verdrag behoort de vaststelling van deze lijsten tot de begeleidende
maatregelen die rechtstreeks verband houden met het vrije verkeer van personen
in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. Overweging 5 van Verordening (EG) nr. 539/2001
luidt: “De vaststelling van de derde landen waarvan de onderdanen aan de
visumplicht zijn onderworpen en van die waarvan de onderdanen van die plicht
zijn vrijgesteld, geschiedt aan de hand van een beoordeling per geval van een
aantal criteria die in het bijzonder verband houden met illegale immigratie,
openbare orde en veiligheid alsook met de externe betrekkingen van de Unie met
de derde landen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met implicaties voor de
regionale samenhang en de wederkerigheid.” In verband met de criteria openbare
orde en illegale immigratie moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan de
beveiliging van de reisdocumenten die door de betrokken derde landen worden
afgegeven. Aangezien derde landen zich ten aanzien van de
in Verordening (EG) nr. 539/2001 opgenomen criteria mettertijd kunnen
ontwikkelen, moeten de positieve en de negatieve lijst wanneer nodig worden
herzien. Verordening (EG) nr. 539/2001 werd laatstelijk
gewijzigd in 2010 (tweemaal), enerzijds om rekening te houden met het resultaat
van de dialogen over de opheffing van de visumplicht met de landen van de
westelijke Balkan, door Albanië en Bosnië en Herzegovina over te brengen naar
bijlage II, en anderzijds in het kader van de regelmatige herziening van de
lijst van landen, door Taiwan over te brengen naar bijlage II. De Commissie
heeft in november 2012 nog een regelmatige herziening van de lijst van landen
voorgesteld[3].
Momenteel wordt over dat voorstel onderhandeld. De volgende regelmatige
herziening is gepland voor begin 2014 en zal rekening houden met de economische
impact van de opheffing van de visumplicht, zoals aangekondigd door de
Commissie in haar mededeling van november 2012 over visa en groei[4]. De bedoeling van deze wijziging van de
verordening is ervoor te zorgen dat de samenstelling van de lijsten van derde
landen beantwoordt aan de criteria die zijn opgenomen in overweging (5)
van de verordening, gelet op de vooruitgang die de Republiek Moldavië heeft
geboekt in het kader van de dialogen over de opheffing van de visumplicht. 2. Elementen van het voorstel Na
verkennende gesprekken in Chisinau op 2 maart 2010 werd op 15 juni 2010 de
visumdialoog formeel gestart, in de marge van de bijeenkomst van de
Samenwerkingsraad EU-Republiek Moldavië in Luxemburg. In september 2010
bezochten deskundigen de Republiek Moldavië om een gedetailleerde gap‑analyse
uit te voeren, waaruit een uitgebreide beoordeling volgde van de situatie met
betrekking tot alle themablokken van de visumdialoog (documentbeveiliging
waaronder biometrie, illegale immigratie waaronder overname, openbare orde en
veiligheid en buitenlandse betrekkingen en grondrechten). De analyse werd in
oktober 2010 aan de Raad voorgesteld op werkgroepniveau. Overeenkomstig de
conclusies van de Raad (Buitenlandse Zaken) van 25 oktober 2010 inzake de
Republiek Moldavië en het oostelijke partnerschap werd een ontwerp voor een
actieplan voor visumliberalisering voor de Republiek Moldavië (hierna
"VLAP" genoemd) besproken en door de Raad goedgekeurd op 16 december 2010. De Moldavische regering keurde op 17 februari 2011
het nationaal geannoteerde actieplan goed, waarna het op 18 februari 2011
tijdens een bijeenkomst van hoge ambtenaren werd gepresenteerd. Het eerste voortgangsverslag over de
tenuitvoerlegging door de Republiek Moldavië van het VLAP[5] werd op 16 september 2011
voorgesteld. Het tweede voortgangsverslag over de
tenuitvoerlegging door de Republiek Moldavië van het VLAP[6] werd op 9 februari 2012
uitgebracht. Op 27 februari 2012 vond een bijeenkomst van hoge ambtenaren
plaats waarop het tweede voortgangsverslag werd voorgesteld en de volgende
stappen in het proces werden besproken. Het derde voortgangsverslag over de
tenuitvoerlegging door de Republiek Moldavië van het VLAP[7] werd op 22 juni 2012
uitgebracht. Dit was het laatste voortgangsverslag over de eerste fase van het
VLAP en bevatte een geconsolideerde beoordeling door de Commissie van de
vooruitgang die de Republiek Moldavië had geboekt bij het bereiken van de
benchmarks van de eerste fase van het VLAP die verband houden met de
totstandbrenging van het wetgevings‑, beleids- en institutioneel kader. Op 3 augustus 2012 kwam de Commissie, met de
betrokkenheid van de relevante EU-agentschappen en belanghebbenden, met een
ruimere beoordeling van de mogelijke gevolgen van toekomstige opheffing van de
visumplicht voor Moldavische burgers die naar de EU reizen op het gebied van
migratie en veiligheid[8]. Op 19 november 2012 nam de Raad conclusies aan
die overeenstemden met het oordeel van de Commissie dat de Republiek Moldavië
aan alle benchmarks van de eerste fase van het actieplan voor
visumliberalisering had voldaan. Het vereiste wetgevings-, beleids- en
institutioneel kader was gecreëerd. Vervolgens werd de beoordeling van de
benchmarks van de tweede fase gestart. Op 28 januari 2013 vond een bijeenkomst van hoge
ambtenaren plaats waarop de doelstellingen van de tweede fase werden
gepresenteerd en de volgende evaluatiemissies werden voorbereid. Van 18
februari tot 15 maart 2013 werden voor de blokken 1, 2, 3 en 4 van het VLAP dergelijke
missies georganiseerd. De beoordeling in het kader van de evaluatiemissies had
een ruimere reikwijdte en was grondiger dan voordien – de missies duurden vier
weken en er namen twaalf deskundigen van de lidstaten alsook ambtenaren van de
Commissie en de EDEO aan deel. Deze deskundigenmissies hadden tot doel te
beoordelen in welke mate reeds aan de benchmarks van de tweede fase van het
VLAP was voldaan en in welke mate het wetgevings-, beleids- en institutioneel
kader was uitgevoerd, in overeenstemming met de Europese en internationale
normen. De deskundigenverslagen werden in mei 2013 voltooid. Het vierde
voortgangsverslag[9]
werd op 21 juni 2013 gepubliceerd. Daarin werd de status van de uitvoering van
het wetgevings- en institutioneel kader gepresenteerd, alsook de werking van de
instellingen en de mate van interinstitutionele coördinatie. In het vijfde voortgangsverslag[10], dat op 15 november 2013
is aangenomen, wordt aangegeven in welke mate de aanbevelingen uit het vierde
voortgangsverslag zijn uitgevoerd en in het algemeen aan de benchmarks van de
tweede fase van het VLAP is voldaan. Bijzondere aandacht gaat uit naar de
duurzaamheid van de hervormingen en de behaalde resultaten, waarbij onder meer is
nagegaan of er in voldoende personeel, capaciteit en financiële middelen is
voorzien. Het verslag bevat ook een beoordeling van de mate waarin de
aanbevelingen aan de Republiek Moldavië in het verslag met de effectbeoordeling
van augustus 2012 zijn opgevolgd. De Commissie concludeerde in het verslag dat
de Republiek Moldavië aan alle benchmarks met betrekking tot de vier blokken
van de tweede fase van het VLAP heeft voldaan en voldoende financiële en
personele middelen heeft toegewezen om de duurzaamheid van de hervormingen te
garanderen. Sinds de start van de visumdialoog tussen de
EU en de Republiek Moldavië in juni 2010 en de presentatie aan de Moldavische
autoriteiten van het VLAP in januari 2011 heeft de Commissie regelmatig aan het
Europees Parlement en de Raad verslag uitgebracht over de vooruitgang die de
Republiek Moldavië heeft geboekt met betrekking tot de benchmarks die voor de
vier blokken van de eerste en de tweede fase van het VLAP werden vastgesteld. Naast dit uitgebreide verslagleggingsproces
met betrekking tot het VLAP is de Commissie ook doorgegaan met de controle van
de door de Republiek Moldavië geboekte vooruitgang op de relevante gebieden van
het VLAP via: · de bijeenkomst van hoge ambtenaren van de visumdialoog EU-Republiek
Moldavië; · het Gemengd Subcomité EU-Republiek Moldavië nr. 3; · de bijeenkomst van hoge ambtenaren van het Mobiliteitspartnerschap
EU-Republiek Moldavië; · de mensenrechtendialoog EU-Republiek Moldavië; · het Gemengd Comité Overname EU-Republiek Moldavië; en · het Gemengd Comité Visumversoepeling EU-Republiek Moldavië. In elk van deze comités en dialogen werd de
mate van samenwerking tussen de EU en de Republiek Moldavië regelmatig
aangekaart. Tijdens de meest recente bijeenkomsten van de Gemengde Comités
Visumversoepeling en Overname, die op 12 juni 2013 in Brussel plaatsvonden en
waaraan lidstaten deelnamen, stelde de Commissie vast dat beide overeenkomsten
zeer goed worden uitgevoerd. De oorspronkelijke
visumversoepelingsovereenkomst tussen de EU en de Republiek Moldavië trad op 1
januari 2008 in werking. In die overeenkomst werden voor burgers van de
Republiek Moldavië (hierna "Moldavische burgers" genoemd) beperkte
visumleges en een snellere visumafgifte vastgelegd. Ook werd voor bepaalde
categorieën aanvragers voorzien in de vrijstelling van betaling van visumleges,
ruimere afgifte van meervoudige visa met een lange geldigheidsduur en
eenvoudigere vereisten met betrekking tot documenten om het reisdoel te
bewijzen. Voorts bevatte de overeenkomst een vrijstelling van de visumplicht
voor houders van een diplomatiek paspoort. Op 1 juli 2013 trad een herziene visumversoepelingsovereenkomst met de
Republiek Moldavië in werking. Deze nieuwe overeenkomst moet de lasten voor de Moldavische
burgers verder verminderen en hen concrete voordelen opleveren, en bepaalt in
het bijzonder het volgende: (1) meer categorieën visumaanvragers genieten de in
de oorspronkelijke overeenkomst vastgelegde versoepelingen, (2) de bepalingen
inzake de afgifte van meervoudige visa met een lange geldigheidsduur aan
bepaalde categorieën bonafide reizigers laten minder aan het oordeel van de
consuls over, (3) de samenwerking van lidstaten met externe dienstverleners
wordt geregeld door een duidelijk wetgevingskader en (4) houders van een
biometrisch dienstpaspoort worden vrijgesteld van de visumplicht. Het mobiliteitspartnerschap met de Republiek Moldavië ging officieel
van start in september 2008 in Chisinau. Vijftien lidstaten (Bulgarije, Cyprus,
Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Polen, Portugal,
Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Zweden) en twee EU‑agentschappen
(Frontex en de Europese Stichting voor opleiding) zijn erbij betrokken en
hebben samengewerkt om een coherente aanpak voor te stellen voor de
samenwerking met het partnerland. In het kader van het partnerschap is een
groot aantal initiatieven uitgevoerd. Het partnerschap weerspiegelt bovendien
ten volle de vier dimensies van de totaalaanpak van migratie en mobiliteit (TAMM):
het bevorderen van legale migratie en mobiliteit, het voorkomen en verminderen
van onregelmatige migratie en mensenhandel, het optimaliseren van het effect
van migratie en mobiliteit op ontwikkeling en het bevorderen van internationale
bescherming. De oplossing van de problemen met betrekking tot Transnistrië is geen
voorwaarde voor de opheffing van de visumplicht in het kader van het VLAP.
Bovendien bevat het VLAP geen verwijzing naar territoriale toepassing. De
opheffing van de visumplicht zal de burgers ten goede komen die houder zijn van
een biometrisch paspoort van de Republiek Moldavië. Dit voorstel ligt in de lijn van het resultaat
van het bovenstaande proces: aangezien de visumversoepelings- en
overnameovereenkomsten met de Republiek Moldavië op bevredigende wijze zijn
uitgevoerd, stelt de Commissie voor om de Republiek Moldavië, die aan alle
benchmarks van het VLAP voldoet, over te brengen van de negatieve naar de
positieve lijst. Wel zou de vrijstelling van de visumplicht moeten worden
beperkt tot de houders van biometrische paspoorten die overeenkomstig de ICAO‑normen
zijn afgegeven. 3. Volgende stappen De visumdialoog tussen de EU en de Republiek
Moldavië is een belangrijk en bijzonder doeltreffend instrument gebleken voor
het bevorderen van ingrijpende en moeilijke hervormingen, niet alleen op het
gebied van justitie en binnenlandse zaken, maar ook daarbuiten, wat betreft de hervorming
van de rechtsstaat en van justitie, ter bevordering van onder meer gezonde
financiering van partijen, herziening van immuniteiten en administratieve
modernisering. De Republiek Moldavië heeft in de afgelopen drie jaar op alle
gebieden die onder de vier blokken van het VLAP vallen, gestage en effectieve
vooruitgang geboekt. Dit toont aan dat de opeenvolgende Moldavische regeringen
en alle overheidsinstellingen vastberaden zijn en voortdurend inspanningen
leveren om ervoor te zorgen dat op nationaal vlak absolute prioriteit wordt
gegeven aan het voldoen aan de benchmarks van het VLAP. In dit verband dient erop te worden gewezen
dat de hervormingen op een aantal belangrijke gebieden die onder het VLAP
vallen, succesvol zijn uitgevoerd in de eerste helft van 2013, ondanks de
politieke onstabiliteit die enkele maanden aanhield. Dit wijst erop dat de
overheid het land op een goede en weloverwogen manier bestuurt. De EU‑regels inzake visa zullen in de nabije toekomst worden
aangepast. Daarbij zal een nieuw opschortingsmechanisme voor de vrijstelling
van de visumplicht worden geïntroduceerd, dat de integriteit van het proces van
opheffing van de visumplicht helpt te bewaren en er in het uiterste geval voor
zorgt dat het visumvrij verkeer niet tot onregelmatigheden of misbruik leidt. De Commissie is van mening dat de Republiek
Moldavië sinds juni dit jaar de nodige vooruitgang heeft
geboekt bij de effectieve en duurzame uitvoering van de hervormingen die nodig
waren om aan de benchmarks van het VLAP te voldoen. Alle maatregelen die de
Republiek Moldavië volgens het vierde voortgangsverslag over het VLAP moest
nemen, zijn uitgevoerd. De werking van het wetgevings- en beleidskader, de
vaststelling van de institutionele en organisatorische beginselen en de
uitvoering van de procedures voor alle vier blokken zijn in overeenstemming met
de relevante Europese en internationale normen. Op basis van de huidige beoordeling en gelet
op het resultaat van de voortdurende monitoring en verslaglegging sinds het
begin van de visumdialoog tussen de EU en de Republiek Moldavië, is de Commissie van
mening dat de Republiek Moldavië voldoet aan alle in de vier blokken van de
tweede fase van het VLAP vastgestelde benchmarks. Gezien de algemene
betrekkingen en de dynamiek tussen de EU en de Republiek Moldavië komt de
Commissie derhalve met het wetgevingsvoorstel dat nodig is om Verordening (EG) nr. 539/2001
te wijzigen, overeenkomstig de in het kader van het VLAP overeengekomen methode[11]. In deze context dient ook aandacht te worden besteed
aan de beschikbare statistische gegevens. Volgens de gegevens over geldige
verblijfsvergunningen verbleven eind 2012 ongeveer 230 000 Moldavische
onderdanen legaal op het EU‑grondgebied[12].
Uit statistische gegevens blijkt dat het risico van illegale migratie van
Moldavische burgers naar de EU in de afgelopen jaren is verminderd: in 2008
werden 6 830 illegale Moldavische immigranten tegengehouden en dat aantal was
in 2012, na een ononderbroken daling geslonken tot 3 070, d.w.z. een afname
van 55%. Het aantal asielverzoeken is in diezelfde periode ook gehalveerd (-48%):
in 2012 werden door Moldavische burgers 435 asielverzoeken ingediend, terwijl dat
er in 2008 nog 837 waren. Het percentage gehandhaafde terugkeerbeslissingen
verbetert momenteel en bedroeg 73% in 2012. In de vier jaren die daaraan
voorafgingen, was dat ongeveer 50%. Tot slot is het percentage weigeringen van
visumaanvragen sterk gedaald, van 11,4% in 2010 tot 6,5% in 2012, hoewel het
aantal aanvragen voor Schengenvisa voor kort verblijf in de afgelopen drie jaar
stabiel is gebleven (tussen de 50 000 en de 55 000 aanvragen). De
bovenstaande gegevens bevestigen dat het migratierisico van Moldavische burgers
aanzienlijk is gedaald. De wijzigingen van de EU‑regels inzake visa breiden
Verordening (EG) nr. 539/2001 uit met een nieuw
opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht, dat de
integriteit van het proces van opheffing van de visumplicht helpt te bewaren en
er in het uiterste geval voor zorgt dat het visumvrij verkeer niet tot
onregelmatigheden of misbruik leidt. De Commissie zal er in het
kader van de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsstructuren en -dialogen,
en indien nodig via ad-hocmechanismen voor follow-up, actief op blijven toezien
dat de Republiek Moldavië werk blijft maken van alle in de vier blokken van het
VLAP vastgestelde benchmarks. Net als bij de overbrenging van de landen van
de westelijke Balkan naar de visumvrije regeling is er geen reden om aan de
uitvoering van de visumvrijstelling voor de Republiek Moldavië de voorwaarde te
koppelen dat de Republiek Moldavië een overeenkomst tot opheffing van de
visumplicht moet sluiten met de EU, aangezien de Republiek Moldavië alle EU‑burgers
al heeft vrijgesteld van de visumplicht en, indien er misbruik zou worden
gemaakt van de visumvrije regeling, het opschortingsmechanisme een effectieve
oplossing zou bieden. 4. Belangrijkste geraadpleegde
organisaties en deskundigen De lidstaten werden geraadpleegd. 5. Effectbeoordeling Niet nodig. 6. Rechtsgrondslag In het licht van het VWEU vormt dit voorstel
een ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid overeenkomstig
artikel 77, lid 2, onder a), VWEU. 7. Subsidiariteits- en
evenredigheidsbeginsel Verordening (EG) nr. 539/2001 bevat de
lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de
buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum (negatieve lijst) en de
lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld
(positieve lijst). Het besluit om de lijsten te wijzigen,
teneinde landen over te brengen van de negatieve naar de positieve lijst of
andersom, valt onder de bevoegdheid van de Europese Unie overeenkomstig
artikel 77, lid 2, onder a), VWEU. 8. Keuze van instrumenten Verordening (EG) nr. 539/2001 moet worden
gewijzigd bij een verordening. 9. Gevolgen voor de begroting De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen
voor de begroting van de Europese Unie. 2013/0415 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr.
539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen
bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum
en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn
vrijgesteld HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) De lijst van derde landen in de bijlagen I en II
bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad[13] moet in
overeenstemming zijn en blijven met de in die verordening vastgelegde criteria.
Derde landen waarvan de situatie ten aanzien van deze criteria is gewijzigd, moeten
van de ene naar de andere bijlage worden overgebracht. (2) Overeenkomstig de
gezamenlijke verklaring van de Top van Praag van 7 mei 2009 betreffende het
oostelijk partnerschap en de voltooiing door de Republiek Moldavië van haar
actieplan inzake visumliberalisering is de Commissie van mening dat de
Republiek Moldavië voldoet aan alle in het actieplan inzake visumliberalisering
vastgelegde benchmarks. (3) Aangezien de Republiek
Moldavië aan alle benchmarks voldoet, moet zij worden overgebracht naar bijlage
II van Verordening (EG) nr. 539/2001. Deze vrijstelling van de visumplicht moet
gelden voor de houders van een biometrisch paspoort dat door de Republiek
Moldavië is afgegeven overeenkomstig de normen van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). (4) Wat IJsland en Noorwegen
betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese
Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop
IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de
ontwikkeling van het Schengenacquis[14],
die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG
van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die
overeenkomst[15].
(5) Wat Zwitserland betreft,
vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het
Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de
Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop
Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling
van het Schengenacquis[16],
die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten B en C,
van Besluit 1999/437/EG van de Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG
van de Raad[17]. (6) Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een
ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het
Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse
Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het
Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de
Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop
Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling
van het Schengenacquis[18],
die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG
van de Raad van 17 mei 1999, juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de
Raad[19]. (7) Deze verordening vormt een
ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd
Koninkrijk niet deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad
van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk
van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de
bepalingen van het Schengenacquis[20];
het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze
verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze
lidstaat. (8) Deze verordening vormt een
ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet
deelneemt overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002
betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het
Schengenacquis[21];
Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze
is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. (9) Wat Cyprus betreft, vormt
deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins
daaraan van toepassing voordat zij tot het Schengengebied toetreden is
gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003. (10) Wat Bulgarije en Roemenië
betreft, vormt deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis
of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 1, van de
Toetredingsakte van 2005. (11) Wat Kroatië betreft, vormt
deze verordening een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of
anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 1, van
de Toetredingsakte van 2011, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening
(EG) nr. 539/2001 wordt als volgt gewijzigd: 1. In bijlage I deel 1 wordt de verwijzing naar Moldavië
verwijderd. 2. In bijlage II, deel 1 wordt
het volgende ingevoegd: "Moldavië, Republiek* ______________ * De
vrijstelling van de visumplicht wordt beperkt tot houders van een biometrisch
paspoort dat is afgegeven overeenkomstig de normen van de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO)." Artikel
2 Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is
verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de
lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het
Europees Parlement Voor de Raad De
voorzitter De voorzitter [1] PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1. [2] PB L 339 van 22.12.2010, blz. 6. [3] COM(2012) 650 final. [4] COM(2012) 649 final. [5] SEC(2011) 1075 final. [6] SWD(2012) 12 final. [7] COM(2012) 348 final. [8] COM(2012) 443 final. [9] COM(2013) 459 final. [10] Nog niet gepubliceerd, referentie later toe te voegen. [11] (*) De betrokken diensten overleggen momenteel over de
tekst van het vijfde voortgangsverslag. Indien de bewoordingen van de
conclusies veranderen, zal de tekst daaraan moeten worden aangepast. [12] De in dit deel vermelde gegevens hebben betrekking op alle
EU‑landen met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en
Kroatië, en omvatten ook gegevens voor Zwitserland, Noorwegen, IJsland en
Liechtenstein. Alle gegevens zijn afkomstig van Eurostat, met uitzondering van
de gegevens over visumaanvragen- en weigeringen, die door DG HOME zijn
verzameld. [13] Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001
tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen
bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn
van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die
plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1). [14] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36. [15] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31. [16] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52. [17] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1. [18] PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21. [19] PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19. [20] PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43. [21] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.