This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0603
Proposal for a COUNCIL RECOMMENDATION on promoting health-enhancing physical activity across sectors
Voorstel voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren
Voorstel voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren
/* COM/2013/0603 final - 2013/0291 (NLE) */
Voorstel voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren /* COM/2013/0603 final - 2013/0291 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Lichaamsbeweging,
waaronder ook regelmatige sportbeoefening en lichaamsoefeningen worden
verstaan, is een van de meest doeltreffende manieren om fysiek en mentaal fit
te blijven, overgewicht en zwaarlijvigheid tegen te gaan en daarmee
samenhangende verschijnselen te voorkomen. Daarnaast gaan sportbeoefening en
lichaamsbeweging hand in hand met onder meer sociale interactie en inclusie.
Lichaamsbeweging is een van de belangrijkste gezondheidsdeterminanten in de moderne
samenleving en sport vormt een fundamenteel onderdeel van elk overheidsbeleid
dat is gericht op de bevordering van lichaamsbeweging. De
vele voordelen van lichaamsbeweging en lichaamsoefeningen in de verschillende
levensfases zijn genoegzaam bekend[1]
en dragen meer in het algemeen bij tot verhoging van de kwaliteit van het
leven, zoals wordt bevestigd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
Onderzoek wijst uit dat sport en lichaamsbeweging een cruciale rol spelen bij
de ontwikkeling van kinderen en adolescenten[2] en dat er een
positief verband bestaat tussen sportbeoefening en lichaamsbeweging op
tienerleeftijd en het niveau van lichaamsbeweging op latere leeftijd. Er zijn
ook steeds meer gegevens die wijzen op een positieve correlatie tussen beweging
enerzijds en geestelijke gezondheid, geestelijke ontwikkeling en cognitieve
processen anderzijds.[3] In de EU vertoont het
niveau van lichaamsbeweging een positieve correlatie met de levensverwachting,
d.w.z. dat in landen waar meer aan lichaamsbeweging wordt gedaan al gauw sprake
is van een hogere levensverwachting.[4] Omgekeerd
ontstaat door het gebrek aan lichaamsbeweging gezondheidsschade, wat leidt tot
vroegtijdige sterfte, toename van overgewicht en zwaarlijvigheid, borst- en
colonkanker, diabetes en ischemische hartaandoeningen. In 2009 werd te weinig
lichaamsbeweging aangemerkt als de op drie na grootste risicofactor voor
vroegtijdige sterfte en ziekte in hoge-inkomenslanden wereldwijd, met in Europa
alleen al meer dan 1 miljoen sterfgevallen.[5] Uit de
beschikbare gegevens blijkt dat gezondheidsklachten die worden veroorzaakt door
het gebrek aan lichaamsbeweging aanzienlijke directe en indirecte economische
kosten meebrengen als gevolg van ziekte, ziekteverlof en vroegtijdige sterfte,
vooral ook nu de samenlevingen in Europa snel vergrijzen[6].
In een aantal studies is gepoogd deze kosten te kwantificeren. Zo zijn
bijvoorbeeld in een in opdracht van de Britse regering verrichte studie de
kosten becijferd op iets meer dan 3 miljard EUR per jaar, ofwel
63 EUR per inwoner[7]. In deze omstandigheden
is het bevorderen van lichaamsbeweging uitgeroepen tot een van de
doelstellingen van wereldwijde actie inzake de bestrijding van
niet-overdraagbare ziekten.[8] In
de EU is het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de
eerste plaats een zaak van de lidstaten. Nu het besef toeneemt dat
lichaamsbeweging belangrijk is en positieve effecten heeft en dat onvoldoende
lichaamsbeweging steeds grotere financiële lasten met zich brengt, hebben veel
overheidsinstanties hun inspanningen opgevoerd om gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging te stimuleren. Sinds 2010 hebben de meeste lidstaten laten
weten ten minste een of andere vorm van aanbeveling met het oog op
lichaamsbeweging te hebben gedaan, en hebben veel lidstaten tevens specifieke
strategieën opgezet om hun bevolking in staat te stellen en ertoe aan te zetten
meer te bewegen.[9] Op verschillende
beleidsterreinen en in verschillende sectoren, met name sport, gezondheid,
vervoer en onderwijs, is met het oog hierop het startschot voor specifieke
maatregelen gegeven, en er zijn veel voorbeelden voorhanden van goede
praktijken waarbij de betrokken belanghebbenden een inbreng hebben. In
een poging om de lidstaten te ondersteunen heeft de EU via haar beleidsmaatregelen
en financieringsinstrumenten, met name op het gebied van sport en gezondheid,
lichaamsbeweging gestimuleerd en heeft zij de beleidsmakers een op
wetenschappelijke gegevens gebaseerde leidraad verstrekt in de vorm van de
EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging[10]. Deze richtsnoeren, die
zijn opgesteld door een groep van 22 deskundigen uit diverse disciplines
die uit heel Europa afkomstig zijn en waarin de wetenschappelijke inzichten
breed zijn vertegenwoordigd, werden in 2008 door de ministers van Sport van de
EU-lidstaten bevestigd. Hierin worden de aanbevelingen van de WHO over het
minimumniveau van lichaamsbeweging bevestigd, wordt het belang van een
sectoroverschrijdende benadering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
beklemtoond en worden 41 concrete richtsnoeren voor maatregelen gegeven.
Reeds in het Witboek over sport uit 2007[11] en het Witboek
over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde
gezondheidskwesties uit 2007[12] werd de nadruk gelegd op
het belang van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en werden de
beleidsdiscussie en de uitwisseling van goede praktijken meer kracht bijgezet. Ondanks
de toenemende aandacht voor de stimulering van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging en de op nationaal, Europees en internationaal niveau
beschikbare instrumenten blijven de percentages inzake onvoldoende
lichaamsbeweging in de EU onaanvaardbaar hoog (bv. in 2010 gaf 60 % van de
respondenten in Europa te kennen zelden of nooit aan sport te doen[13]).
Volgens de WHO haalt twee derde van de volwassen bevolking in de EU niet de
aanbevolen niveaus van beweging. Als gevolg hiervan wordt geraamd dat het
gebrek aan lichaamsbeweging de Europeanen elk jaar gemiddeld meer dan 8 miljoen
gezonde levensdagen kost[14]. Hoewel uit gegevens blijkt
dat er grote verschillen tussen de afzonderlijke lidstaten bestaan, hebben de
meeste landen de voornaamste beleidsdoelstelling niet bereikt, namelijk ervoor
zorgen dat meer burgers het niveau van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
halen dat door de WHO wordt aanbevolen en in de EU-richtsnoeren voor
lichaamsbeweging wordt bekrachtigd. Voor de EU als geheel zijn de
beleidsmaatregelen van de lidstaten inzake het stimuleren van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging niet doeltreffend gebleken. Deze situatie
druist niet alleen in tegen de Europa 2020-strategie[15],
waarin de noodzaak wordt erkend om op te treden tegen ongelijkheden op
gezondheidsgebied als absolute voorwaarde voor groei en beter
concurrentievermogen, maar valt tevens niet te rijmen met de door de EU
geformuleerde beleidsambities op het gebied van sport en gezondheid. Uit
onderzoek komt inderdaad naar voren dat er sprake is van een "kloof tussen
praktijk en beleid waar het gaat om maatregelen" om het gebrek aan
lichaamsbeweging aan te pakken, wat ertoe heeft geleid dat er dringende
oproepen zijn gedaan voor beleidsmaatregelen inzake lichaamsbeweging als een op
zichzelf staande volksgezondheidsprioriteit.[16] De
redenen waarom het niet lukt de trends inzake het gebrek aan lichaamsbeweging
om te buigen, houden voornamelijk verband met het feit dat de wijze waarop
beleidsmaatregelen ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
worden geformuleerd en uitgevoerd, tekortkomingen vertoont. Gezien de in
wetenschappelijke instrumenten vastgelegde criteria voor doeltreffend beleid
inzake de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging worden de
volgende tekortkomingen bevestigd door empirische gegevens, het advies van
deskundigen en de uitkomsten van raadplegingen: geen benaderingen van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging die voldoende sectoroverschrijdend
zijn (met inbegrip van samenwerking tussen verschillende ministeries en organen
die verantwoordelijk zijn voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging),
onduidelijke doelstellingen van beleidsmaatregelen voor gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging en ontoereikende mechanismen voor monitoring en evaluatie van
percentages en beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging. Er zijn inderdaad zelden deugdelijke gegevens beschikbaar,
hoewel die van belang zijn voor het formuleren en verfijnen van het beleid. Gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging is nog maar net aan het uitgroeien tot een eigen beleidsgebied
en wordt nog maar net erkend als een ingewikkeld beleidsterrein waarop
multisectorale maatregelen moeten worden getroffen, zoals die waarin de
EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging voorzien. Er waren tot nog toe voor
lichaamsbeweging onvoldoende pleitbezorgers te vinden om voor de passende politieke
erkenning te zorgen[17]. Aangezien
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging als beleidsterrein een tamelijk nieuw
onderwerp op de agenda van de regeringen vormt[18], is er behoefte
aan beter begrip van de bepalende factoren voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging,
dat van cruciaal belang is voor het uitwerken van maatregelen om ervoor te
zorgen dat er meer aan lichaamsbeweging wordt gedaan alsmede voor de
institutionele capaciteit ter stimulering van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging. Om
deze situatie aan te pakken heeft de Raad, gelet op de door deskundigen
verrichte werkzaamheden in het kader van de tenuitvoerlegging van het werkplan
van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014[19] en de inbreng
vanuit andere kennisvelden en -niveaus (bv. gezondheid en vervoer), in zijn
conclusies van november 2012 over de stimulering van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging de Commissie opgeroepen een voorstel in te dienen voor een
aanbeveling van de Raad tot bevordering van een sectoroverschrijdende aanpak op
basis van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging, met inbegrip van een licht
monitoringkader. Of het initiatief succes heeft, zal uiteindelijk voor een groot deel
afhangen van de mobilisering van de belanghebbenden, vooral van die welke het
meest rechtstreeks met lichaamsbeweging te maken hebben en sterke troeven in
handen hebben om de burgers te bereiken. De sportsector speelt dan ook, in het
bijzonder via haar activiteiten "in het veld" en door de gerichtheid
op sport voor iedereen, een sleutelrol bij elke succesvolle inspanning ter
stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING Het
voorstel is gebaseerd op de werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten in
het kader van de tenuitvoerlegging van het werkplan voor sport voor 2011-2014.
De inhoud van het voorstel, met inbegrip van het monitoringkader, is vanuit
verschillende achtergronden, waaronder die van sport, gezondheid, onderwijs en
vervoer, het voorwerp geweest van een uitgebreide raadpleging van de lidstaten,
deskundigen, belanghebbenden en het grote publiek. De belanghebbende partijen
zijn op verschillende niveaus geraadpleegd over hun zienswijzen betreffende de
noodzaak en de reikwijdte van de bevordering van lichaamsbeweging in het kader
van de EU. Na de mededeling over sport uit januari 2011[20],
waarvan een van de actiepunten het overwegen van een dergelijk voorstel was,
heeft de Commissie regelmatig aan de beleidsmakers en belanghebbenden verslag uitgebracht
over haar plannen en de lopende werkzaamheden voor dit initiatief en in
verschillende fora feedback gevraagd. In zijn resolutie van 2 februari
2012 over de Europese dimensie van de sport heeft het Europees Parlement de EU
en de lidstaten opgeroepen om het makkelijker te maken sport te gaan beoefenen
en om een gezonde levensstijl te promoten, en daarbij de kansen die sport biedt
maximaal te benutten, wat tot minder uitgaven voor gezondheidszorg zal leiden[21]. De
lidstaten hebben gewezen op de noodzaak van meer uitwisseling van ervaringen en
goede praktijken op EU-niveau inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
en hebben een nieuw beleidsinitiatief van de EU gesteund. Zij hebben bevestigd
dat het problemen oplevert om de betrokken sectoren op nationaal niveau in te
schakelen en dat betrouwbare gegevens ontbreken, maar hebben ook beklemtoond
dat de belasting die voortvloeit uit de verzameling van gegevens beperkt moet
worden gehouden. Belanghebbenden in de sportwereld, met inbegrip van de sportbeweging
maar ook sportgerelateerde organisaties, zoals de sportartikelenindustrie,
hebben verdere EU-actie op het gebied van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging sterk aangemoedigd. De zienswijze dat voor de EU een rol is
weggelegd bij het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging wordt
niet alleen door de EU-instellingen, bestaande samenwerkingsstructuren voor
sport en gezondheid op EU-niveau, deskundigen en belanghebbenden in de
sportwereld gedeeld, maar ook door een groot deel van de EU-burgers, zoals
wordt bevestigd in een onlineraadpleging in 2010. De Raad voor effectbeoordeling heeft op
7 december 2012 positief advies uitgebracht over de
ontwerpeffectbeoordeling. De opmerkingen van de Raad zijn meegenomen in de
definitieve versie van het effectbeoordelingsverslag. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Rechtsgrondslag Het
voorgestelde initiatief kiest voor een gerichte aanpak van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, een betrekkelijk nieuwe discipline
die snelle ontwikkelingen op wetenschappelijk gebied doormaakt en die
lichamelijke activiteiten, die nauw verband houden met sportbeoefening en
lichaamsoefeningen, enerzijds en volksgezondheid anderzijds combineert. Om de
doelstellingen van het voorstel te bereiken en de lidstaten te ondersteunen bij
hun inspanningen ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging,
kan de EU haar optreden baseren op twee rechtsgrondslagen: de
artikelen 165 en 168 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VWEU), die beide de Unie een ondersteunende bevoegdheid
toekennen. Artikel 165 VWEU bepaalt dat de Unie "[bij]draagt […] tot
de bevordering van de Europese inzet op sportgebied" en dat het optreden
van de Unie erop is gericht "de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen".
Artikel 168 VWEU bepaalt dat "[h]et optreden van de Unie [...] is
gericht op verbetering van de volksgezondheid [...] en het wegnemen van bronnen
van gevaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid". Volgens
het VWEU kan de Raad bij het nastreven van deze doelstellingen op beide
gebieden (sport en volksgezondheid), op voorstel van de Commissie,
aanbevelingen aannemen. Daarnaast is de Commissie op grond van het VWEU
uitdrukkelijk gemachtigd om "alle dienstige initiatieven" te nemen om
de onderlinge coördinatie door de lidstaten van hun beleid op het gebied van de
volksgezondheid te bevorderen, met name "initiatieven om richtsnoeren en
indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en
de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te
verzamelen". De voorgestelde aanbeveling beoogt de inspanningen van de
lidstaten op het gebied van de stimulering van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging te intensiveren en de lidstaten te ondersteunen door hun een
kader te bieden voor de monitoring van hun beleid. De aanbeveling heeft tot
doel de samenwerking en de coördinatie van het beleid tussen de lidstaten te
verbeteren en voor verdere uitwisselingen van goede praktijken binnen de
relevante EU-structuren voor sport en gezondheid te zorgen. Deze
aanbeveling eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die door
het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Samenvatting van het
voorgestelde initiatief Op
verzoek van de Raad geeft deze aanbeveling gestalte aan de belangrijkste
elementen voor coherent, sectoroverschrijdend en empirisch onderbouwd beleid
ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging; zij heeft aldus
tot doel de lidstaten te helpen bij hun inspanningen om de burgers in staat te
stellen (meer) aan lichaamsbeweging te doen. In de aanbeveling komt duidelijk tot uitdrukking
dat beleidsmaatregelen tot stimulering van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging enkel vruchten afwerpen wanneer daaraan een sectoroverschrijdende
aanpak ten grondslag ligt. Zij houdt er rekening mee dat de lidstaten, ook al
delen zij gemeenschappelijke doelstellingen en nemen zij de grondrechten in
acht, verschillende prioriteiten met betrekking tot gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging stellen als gevolg van de verschillende sociale, economische
en culturele context, en derhalve uiteenlopende beleidsbenaderingen hanteren.
De voorschriften inzake beleidscoördinatie op EU-niveau zijn bedoeld om de
lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen om doeltreffende
beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen. Het monitoringkader, met inbegrip van
de indicatoren ervan die zijn ontwikkeld door deskundigen op het gebied van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, is opgezet als een voldoende flexibel
hulpmiddel voor de informatie van de beleidsmakers in deze context. Een
gedetailleerde beschrijving van de operationalisering van de indicatoren en
gegevensbronnen is opgenomen in het bijgevoegde werkdocument van de diensten
van de Commissie. In
de aanbeveling wordt de lidstaten verzocht: ·
een nationale strategie en een bijbehorend
actieplan alsook adequate instrumenten ter stimulering van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren te
ontwikkelen, die een afspiegeling vormen van de EU-richtsnoeren voor
lichaamsbeweging; ·
het niveau van lichaamsbeweging en de
tenuitvoerlegging van de beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging te monitoren door gebruik te maken van het monitoringkader en
de indicatoren als beschreven in de bijlage bij de aanbeveling, met
inachtneming van hun nationale omstandigheden; ·
nauw samen te werken, zowel onderling als met de
Commissie, door een proces van regelmatige uitwisseling van informatie en goede
praktijken inzake het stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
binnen de relevante EU-structuren op gang te brengen. In
de aanbeveling wordt de Commissie verzocht: ·
de lidstaten te helpen bij hun inspanningen om
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging doeltreffend te stimuleren en bij de
ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen die aansluiten bij de
EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging; ·
ondersteuning te verlenen voor de instelling en
werking van het monitoringkader, op basis van bestaande vormen van monitoring
en gegevensverzameling op dit gebied; ·
op basis van de door de lidstaten verstrekte
informatie regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang bij de
tenuitvoerlegging van deze aanbeveling. Hoewel de aanbeveling in de
eerste plaats is gericht tot de nationale overheidsinstanties van de lidstaten
die verantwoordelijk zijn voor de stimulering van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging, zal zij er uiteindelijk toe bijdragen dat de EU-burgers in
het algemeen (bv. kinderen, beroepsbevolking, senioren) worden bereikt doordat
zij de tenuitvoerlegging aanmoedigt van sectoroverschrijdende
beleidsmaatregelen die mogelijkheden bieden om aan lichaamsbeweging te gaan
doen. Voor het initiatief zal ook een beroep worden gedaan op de betrokkenheid
van de belanghebbenden, met inbegrip van die welke het meest rechtstreeks met
lichaamsbeweging te maken hebben, zoals sportorganisaties. Subsidiariteit Hoewel
de hoofdverantwoordelijkheid voor het stimuleren van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging en voor de vaststelling van beleidsmaatregelen inzake sport en
gezondheid bij de lidstaten ligt, kan het optreden van de Unie een aanzienlijke
toegevoegde waarde opleveren ten opzichte van datgene wat de lidstaten
zelfstandig kunnen bereiken. De EU kan een nieuw politiek elan geven aan op
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging gerichte actie. Doeltreffendere
beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging zullen
bijdragen aan andere beleidsgebieden waarop de lidstaten zijn overeengekomen
gemeenschappelijke doelstellingen vast te leggen. Doordat zij helpen de
aanzienlijke sociale en economische kosten die gemoeid zijn met het gebrek aan
lichaamsbeweging terug te dringen en werk te maken van de voornaamste factoren
die bijdragen tot actief en gezond ouder worden, de gezondheid van werknemers
en uiteindelijk een hogere productiviteit, bieden die beleidsmaatregelen de
lidstaten meer mogelijkheden om de groeidoelstellingen van de Europa
2020-strategie te verwezenlijken. Zij gaan ook in op de factoren die bepalend
zijn voor de ongelijkheden op gezondheidsgebied, wat in de strategie wordt
genoemd als eerste vereiste voor groei en beter concurrentievermogen. Betere
beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging komen ook
tegemoet aan de recente oproepen van de Raad en het Parlement om maatregelen
ter bevordering van een gezonde levensstijl, waaronder fysieke activiteiten en
het beoefenen van sport, als middel om vroegtijdige sterfte, morbiditeit en
invaliditeit in de EU aan te pakken. In de in november 2012 goedgekeurde
conclusies van de Raad over gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging zijn deze
verzoeken zelfs nog explicieter geformuleerd. De recente evaluatie van de
tenuitvoerlegging van de EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas
gerelateerde gezondheidskwesties biedt ook steun aan een beleidsinitiatief op
Europees niveau, aangezien de Commissie daarin wordt aangemoedigd om beginnende
initiatieven die vooral gericht zijn op lichaamsbeweging beter voor het
voetlicht te brengen[22]. Het accent dat de
aanbeveling legt op intensievere beleidscoördinatie tussen de lidstaten — in de
vorm van uitwisseling van ervaringen, peer learning en verspreiding van goede
praktijken — lijkt met name van belang gezien de grote verschillen die op dit
ogenblik tussen de lidstaten bestaan wat de aan gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging toegekende prioriteit, de gekozen benaderingen en de nationale
mechanismen voor beleidcoördinatie betreft. Steun
en coördinatie van de EU zullen de lidstaten meer mogelijkheden verschaffen om
in de verschillende sectoren gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te
bevorderen en een beleid uit te stippelen waarmee betere maatregelen zijn
gewaarborgd. De EU verkeert in een goede positie om de bepalingen voor
monitoring en evaluatie van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en
beleidsmaatregelen op dat gebied aan te scherpen en de lidstaten daardoor te
helpen de ontwikkelingen in de tijd te volgen. Het monitoringkader zal de
lidstaten de gegevens verschaffen waarmee zij gerichtere benaderingen van de
stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging kunnen onderbouwen. De voorgestelde aanbeveling bouwt voort op de
bestaande strategieën en instrumenten die op internationaal niveau ontwikkeld
zijn, met name de algemene WHO-strategie voor eetgewoonten, lichaamsbeweging en
gezondheid uit mei 2004[23], de algemene
WHO-aanbevelingen uit 2010, waarin volwassenen ten minste 150 minuten per
week gematigd-intensieve lichaamsbeweging wordt aanbevolen[24],
en de wereldwijde consensus die is bereikt op de bijeenkomst van de Algemene
Vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie op 27 mei 2013 en die is
neergelegd in de "omnibusresolutie over niet-overdraagbare ziekten"[25].
In de aanbeveling wordt rekening gehouden met de samenwerking die met het
Regionaal bureau voor Europa van de WHO tot stand is gebracht in het kader van
de EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde
gezondheidskwesties en met de evaluatie daarvan die in 2013 heeft
plaatsgevonden[26]. De aanbeveling heeft
tot doel de instrumenten die zijn ontwikkeld met het oog op de monitoring van
fysieke activiteiten, met name de Europese databank van de WHO inzake voeding,
obesitas en lichaamsbeweging (WHO European database on nutrition, obesity and
physical activity – NOPA)[27], verder te verbeteren.
De door de lidstaten in dit verband te verstrekken informatie en gegevens zijn
al grotendeels beschikbaar en zijn verzameld als onderdeel van bestaande
enquêtes of projecten; een aantal indicatoren wordt reeds gebruikt. Voor de
verzameling van gegevens zullen alleen grotere inspanningen nodig zijn wanneer
er sprake is van een zeer beperkt aantal indicatoren, met name in de vroege
fase van het monitoringkader. Verwacht wordt dat hierin in de loop van de tijd
verbetering zal optreden, wanneer de lidstaten ook over meer mogelijkheden ter
zake zullen beschikken. Het monitoringkader moet in nauwe samenwerking met de
WHO en met de steun van deskundigen op het gebied van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging worden toegepast. 4. GEVOLGEN
VOOR DE BEGROTING Het
is moeilijk te becijferen welk bedrag momenteel op de begroting wordt
uitgetrokken voor beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging, omdat de kosten voor de stimulering van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging zijn verdeeld over nationale
ministeries en overheden, diverse ngo's en de particuliere sector. Daarnaast
worden de uitgaven voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging niet overal in
de EU uitvoerig bijgehouden. Daarbij komt nog dat gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging per definitie sectoroverschrijdend is, dat veel
beleidsmaatregelen zijdeling betrekking hebben op gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging en dat het hoofddoel van beleidsmaatregelen ter stimulering
van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging vaak niet de stimulering daarvan
is. De kosten in verband met de tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen op het
gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging naar aanleiding van dit
initiatief zijn uiteindelijk voor rekening van de lidstaten. De
administratieve kosten voor de lidstaten zijn hoofdzakelijk terug te voeren op
de rapportageverplichtingen in het kader van het lichte monitoringkader. Zij
zullen in het eerste jaar reeds gering zijn en zullen verder teruglopen wanneer
het mechanisme eenmaal volledig operationeel is, aangezien het personeel
vertrouwd raakt met de monitoring en de beschikbaarheid van gegevens in de loop
van de tijd beter wordt[28]. De
kosten die uit de EU-begroting moeten worden gedekt, houden verband met de
instelling en de werking van het monitoringmechanisme en met de verlening van
steun aan de lidstaten voor monitoringactiviteiten in de vorm van
capaciteitsopbouw. Deze kosten zullen worden gedekt uit het hoofdstuk Sport van
het programma "Erasmus+" voor de periode 2014-2020[29].
Bovendien dekt de begroting van de EU de kosten van de organisatie van de
bijeenkomsten van de deskundigengroep op EU-niveau. 2013/0291 (NLE) Voorstel voor een AANBEVELING VAN DE RAAD over de stimulering van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende sectoren DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 168, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het is in alle levensfases van het
allergrootste belang om voldoende te bewegen en lichamelijke activiteiten te
ontplooien; de voordelen hiervan zijn onder meer een verlaagd risico op hart-
en vaatziekten en sommige vormen van kanker en diabetes, gezondere spieren en
botten, betere beheersing van het lichaamsgewicht en positieve effecten op de
ontwikkeling van de geestelijke gezondheid en op cognitieve processen. Volgens de
aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is lichaamsbeweging
belangrijk voor alle leeftijdsgroepen, in het bijzonder voor kinderen,
werkenden en ouderen. (2) Lichaamsbeweging is een eerste vereiste voor
een gezonde levensstijl en een gezonde beroepsbevolking en draagt derhalve bij
tot de verwezenlijking van de voornaamste doelstellingen van de Europa
2020-strategie[30], met name wat groei,
productiviteit en gezondheid betreft. (3) Hoewel de overheidsinstanties in
sommige lidstaten de afgelopen jaren hun inspanningen om
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te stimuleren hebben opgevoerd, blijven de
percentages inzake onvoldoende lichaamsbeweging in de EU onaanvaardbaar hoog.
De meerderheid van de Europeanen heeft onvoldoende lichaamsbeweging en
60 % doet zelden of nooit aan sport of lichaamsoefeningen[31]. Weinig
lichaamsbeweging in de vrije tijd komt doorgaans vaker voor bij lagere
sociaaleconomische groepen. Momenteel duidt niets op een ombuiging van de
negatieve trends voor de EU als geheel. (4) Onvoldoende lichaamsbeweging is aangemerkt als
een van de belangrijkste risicofactoren voor vroegtijdige sterfte en ziekte in
hoge-inkomenslanden wereldwijd, met in Europa alleen al ongeveer 1 miljoen
sterfgevallen per jaar[32]. Er bestaan
betrouwbare gegevens over de door het gebrek aan lichaamsbeweging veroorzaakte
gezondheidsschade in de EU, evenals over de aanzienlijke directe en indirecte
economische kosten die verband houden met het gebrek aan lichaamsbeweging en
daarmee samenhangende gezondheidsproblemen, met name gezien het feit dat de
meeste samenlevingen in Europa snel vergrijzen. (5) Er bestaan
grote verschillen tussen de lidstaten wat het niveau van lichaamsbeweging
betreft. Terwijl sommige lidstaten aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt bij
de verhoging van het aantal burgers die het minimaal aanbevolen niveau van
lichaamsbeweging halen, is dit in veel andere lidstaten niet het geval of is
daar zelfs sprake van achteruitgang. Het huidige beleid is ondoeltreffend gebleken
waar het erom gaat het tekort aan lichaamsbeweging voor de Unie als geheel
terug te dringen. Er zijn aanzienlijke mogelijkheden om te leren van
succesvolle benaderingen van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van
beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. (6) Een aantal beleidsgebieden, met name sport en
gezondheid, kan bijdragen tot het bevorderen van lichaamsbeweging en kan de
EU-burgers nieuwe kansen bieden om aan lichaamsbeweging te gaan doen. Om de
hierdoor geboden mogelijkheden volledig te benutten en derhalve het niveau van
lichaamsbeweging te verhogen, is een strategische sectoroverschrijdende aanpak
op het gebied van de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging,
waarbij ook alle relevante ministeries, instanties en organisaties worden
ingeschakeld, onontbeerlijk. De beschikbaarheid van meer en betere gegevens
over het niveau van lichaamsbeweging en de beleidsmaatregelen ter stimulering
van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging is van essentieel belang voor de
ondersteuning van dit proces en is een vereiste voor een beleidsevaluatie die
tot doel heeft het toekomstig beleid doeltreffender te ontwikkelen en ten
uitvoer te leggen. Deze gegevens ontbreken evenwel grotendeels. (7) De EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging[33], die op de informele
bijeenkomst van de EU-ministers van Sport in december 2008 en door de Raad in
november en december 2012[34]zijn bevestigd,
pleiten voor een sectoroverschrijdende aanpak die alle thematische gebieden
bestrijkt die verantwoordelijk zijn voor de stimulering van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Aan
deze richtsnoeren is tot dusverre in de lidstaten slechts fragmentarisch
uitvoering gegeven. (8) In de mededeling van 2011 over de ontwikkeling
van de Europese dimensie van de sport[35] werden de Commissie
en de lidstaten opgeroepen op basis van de EU-richtsnoeren voor
lichaamsbeweging voort te werken aan de vaststelling van nationale
richtsnoeren, waaronder een evaluatie- en coördinatieproces, en het voorstellen
van een aanbeveling van de Raad op dit gebied te overwegen. (9) In de resolutie van de Raad over een werkplan
van de Europese Unie voor sport voor 2011-2014[36] wordt de noodzaak
erkend de samenwerking in de sport tussen de Commissie en de lidstaten te
versterken op een beperkt aantal prioritaire terreinen, waaronder de
stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. In juli 2012 heeft de
Deskundigengroep sport, gezondheid en participatie zich geschaard achter een
nieuw EU-initiatief ter stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. (10) In de conclusies van de Raad van 27 november
2012 over de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging wordt de
noodzaak erkend van verdere maatregelen op EU-niveau en wordt de Commissie
opgeroepen een voorstel in te dienen voor een aanbeveling van de Raad, met
inbegrip van een licht monitoringkader op basis van een reeks indicatoren die
de thematische gebieden van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging
bestrijken, BEVEELT AAN: 1) dat de lidstaten: –
toewerken naar doeltreffende beleidsmaatregelen inzake
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging door een sectoroverschrijdende aanpak
te ontwikkelen die is gericht op de beleidsterreinen sport, gezondheid,
onderwijs, milieu en vervoer, als beschreven in de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging,
met inachtneming van de nationale eigenheden. Hiertoe behoren: –
de vaststelling van een nationale strategie inzake
de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, rekening houdend
met de verschillende groepen in de samenleving en met inachtneming van de
beginselen van non-discriminatie en van gelijkheid van vrouwen en mannen; –
de vaststelling van een bijbehorend actieplan; –
het
niveau van lichaamsbeweging en de beleidsmaatregelen inzake
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging monitoren met gebruikmaking van het
lichte monitoringkader[37]
en de indicatoren die zijn opgenomen in de bijlage bij deze aanbeveling, met
inachtneming van de nationale omstandigheden; –
binnen
zes maanden na de vaststelling van deze aanbeveling nationale contactpunten
voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging aanwijzen die het bovengenoemde
monitoringkader ondersteunen, en de Commissie van die aanwijzing op de hoogte
brengen.
De
nationale contactpunten voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging zullen in
het bijzonder worden belast met de coördinatie van
de terbeschikkingstelling van gegevens over lichaamsbeweging aan het
monitoringkader; de gegevens dienen te worden ingevoerd in de bestaande
WHO-databank inzake voeding, obesitas en lichaamsbeweging (NOPA); de nationale
contactpunten dienen eveneens de interdepartementale samenwerking inzake
beleidsmaatregelen op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging
te vergemakkelijken; –
nauw
samenwerken, zowel onderling als met de Commissie, door een proces van
regelmatige uitwisseling van informatie en beste praktijken inzake het
stimuleren van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging binnen de relevante
EU-structuren voor sport en gezondheid op gang te brengen, als grondslag voor
versterkte beleidscoördinatie. 2) dat de Commissie de volgende maatregelen neemt: –
de lidstaten ondersteunen bij de vaststelling van nationale
strategieën, de ontwikkeling van sectoroverschrijdende beleidsbenaderingen op
het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en de tenuitvoerlegging
van de bijbehorende actieplannen door de uitwisseling van informatie en goede
praktijken, doeltreffende peer learning, netwerkvorming en de aanwijzing van
succesvolle benaderingen van het stimuleren van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging te vergemakkelijken; –
de instelling en de werking van het monitoringkader voor
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging bevorderen, op basis van bestaande
vormen van monitoring en gegevensverzameling op dit gebied, door: –
met de hulp van wetenschappelijke deskundigen
gerichte steun voor capaciteitsopbouw en opleiding te verstrekken aan de
nationale contactpunten
voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en,
in voorkomend geval, aan andere vertegenwoordigers van de betrokken
overheidsinstanties; –
de mogelijkheid na te gaan om gebruik te maken van
gegevens die worden verzameld om elke twee jaar Europese statistieken[38]
over het niveau van lichaamsbeweging te kunnen produceren; –
de WHO te ondersteunen bij de verdere ontwikkeling
van de lichaamsbewegingsaspecten van de databank NOPA door die aan te passen
aan het monitoringkader als beschreven in de bijlage bij deze aanbeveling; –
de WHO te ondersteunen en nauw met de WHO samen te
werken bij de opstelling en verstrekking van landenspecifieke overzichten betreffende
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en de analyse van trends op het gebied
van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging; –
om de drie jaar verslag uitbrengen over de voortgang bij de
tenuitvoerlegging van deze aanbeveling, op basis van de informatie die wordt
verstrekt in het kader van de rapportageregelingen als beschreven in het
monitoringkader en van andere door de lidstaten verstrekte relevante informatie
over de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van het beleid inzake
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging; –
na
zes jaar een evaluatie uitvoeren van de tenuitvoerlegging van de aanbeveling
van de Raad. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter BIJLAGE Voorgestelde
indicatoren voor de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren
voor lichaamsbeweging Thematische gebieden van de richtsnoeren || Voorgestelde indicatoren Internationale aanbevelingen en richtsnoeren inzake lichaamsbeweging (richtsnoeren 1-2) || 1. Nationale aanbeveling inzake lichaamsbeweging voor een betere gezondheid 2. Volwassenen die voldoen aan de minimale WHO-aanbeveling inzake lichaamsbeweging voor een betere gezondheid 3. Kinderen en adolescenten die voldoen aan de minimale WHO-aanbeveling inzake lichaamsbeweging voor een betere gezondheid Sectoroverschrijdende aanpak (richtsnoeren 3-5) || 4. Nationaal coördinatiemechanisme inzake de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging 5. Specifiek aan de stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging toegekende middelen "Sport" (richtsnoeren 6-13) || 6. Nationaal beleid inzake sport voor iedereen en/of actieplan 7. Programma sportclubs voor gezondheid 8. Kader voor het ondersteunen van mogelijkheden om lage sociaaleconomische groepen meer toegang tot sport- en recreatievoorzieningen te geven 9. Doelgroepen van het nationale beleid inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging "Gezondheid" (richtsnoeren 14-20) || 10. Monitoring en bewaking van lichaamsbeweging 11. Advisering inzake lichaamsbeweging 12. Opleiding op het gebied van lichaamsbeweging als onderdeel van het curriculum van gezondheidswerkers "Onderwijs" (richtsnoeren 21-24) || 13. Lichamelijke opvoeding op lagere en middelbare scholen 14. Regelingen voor het bevorderen van schoolgerelateerde lichaamsbeweging 15. Gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging als onderdeel van de opleiding van leerkrachten lichamelijke opvoeding 16. Regelingen om het lopend/fietsend naar school gaan te bevorderen "Milieu, stadsplanning en openbare veiligheid" (richtsnoeren 25-32) || 17. Niveau van fietsen/lopen 18. Europese richtsnoeren voor de verbetering van de infrastructuur voor lichaamsbeweging in de vrije tijd "Werkomgeving" (richtsnoeren 33-34) || 19. Regelingen om het lopend/fietsend naar het werk gaan te bevorderen 20. Regelingen om lichaamsbeweging op de werkplek te bevorderen "Senioren" (richtsnoeren 35-37) || 21. Regelingen voor gemeenschapsinterventies ter bevordering van lichaamsbeweging bij ouderen "Indicatoren/evaluatie" (richtsnoer 38) || 22. Nationale beleidsmaatregelen inzake gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging die een plan voor evaluatie omvatten "Bewustmaking" (richtsnoer 39) || 23. Bestaan van een nationale bewustmakingscampagne over lichaamsbeweging FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief: voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de
stimulering van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de verschillende
sectoren 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[39] Onderwijs en cultuur: sport /
begrotingsonderdeel 15 01 02 11 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief ■ Het voorstel/initiatief betreft een
nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een
nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[40] ¨ Het
voorstel/initiatief betreft de
verlenging van een bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een
actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 1.4. Doelstelling(en) 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie De algemene doelstelling van dit voorstel is bij
te dragen tot een gezondere en productievere samenleving door middel van meer
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging in de EU. De operationele kosten die voortvloeien uit het
voorstel voor een aanbeveling van de Raad zullen worden gedekt uit het
hoofdstuk Sport van het programma "Erasmus+" (zie het desbetreffende
financieel memorandum). Dit financieel memorandum heeft uitsluitend betrekking
op de kosten van de voorgestelde deskundigengroep, dat wil zeggen
administratieve uitgaven. 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Specifieke doelstelling: de deskundigengroep
heeft tot doel: -
gerichte steun voor capaciteitsopbouw en opleiding te verstrekken aan de
nationale contactpunten
voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en,
in voorkomend geval, aan andere vertegenwoordigers van de betrokken
overheidsinstanties; -
de WHO te ondersteunen bij de verdere ontwikkeling van de
lichaamsbewegingsaspecten van de databank NOPA door die aan te passen aan het
monitoringkader als beschreven in de bijlage bij deze aanbeveling; -
ondersteuning van en nauwe samenwerking met de WHO bij de opstelling en
verstrekking van landenspecifieke overzichten betreffende
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en de analyse van trends op het gebied
van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Betrokken AMB/ABB-activiteit(en): ABB-activiteit
15.05: aanmoediging en bevordering van samenwerking op het gebied van jeugd en
sport. 1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. De activiteiten van de
deskundigengroep zullen resulteren in: - steun voor
capaciteitsopbouw en opleiding die wordt verstrekt aan de nationale
contactpunten voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en andere betrokken overheidsinstanties; - ondersteuning van de
WHO bij de verdere ontwikkeling van de lichaamsbewegingsaspecten van de
databank NOPA; - ondersteuning van de
WHO bij de opstelling en verstrekking van landenspecifieke overzichten
betreffende gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging en de analyse van trends
op het gebied van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. De uitgaven die het
voorwerp van dit financieel memorandum zijn, dekken de kosten van de
bijeenkomsten van de deskundigengroep in verband met de aanbeveling: het
betreft derhalve uitsluitend administratieve uitgaven. De operationele uitgaven
worden gedekt uit het hoofdstuk Sport van het programma "Erasmus+". 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren - Instelling en werking
van een monitoringkader voor gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging op
EU-niveau; - regelmatige
verslaglegging over gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging aan de lidstaten. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien Met betrekking tot de deskundigengroep behoeft
niet in bijzondere behoeften te worden voorzien. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU Zonder steun van de EU zou een dergelijke
deskundigengroep niet kunnen worden opgericht. Zoals wordt toegelicht in de
effectbeoordeling voor het initiatief, kan het optreden van de EU een
aanzienlijke toegevoegde waarde opleveren ten opzichte van datgene wat de
lidstaten zelfstandig kunnen bereiken. De deskundigengroep zal het voornaamste orgaan
zijn voor het bespreken en sturen van de tenuitvoerlegging van de aanbeveling
en het forum waar de beleidsmaatregelen inzake de stimulering van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging beleidsmatig worden gecoördineerd. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke
activiteiten in het verleden is opgedaan In het kader van het eerste EU-werkplan voor
sport, dat in mei 2011 door de Raad is aangenomen en de periode 2011-2014
bestrijkt, zijn zes deskundigengroepen op sportgebied opgericht. Een van deze
groepen, de Deskundigengroep sport, gezondheid en participatie, heeft een
actieve rol gespeeld bij het ontwikkelen van de ideeën die ten grondslag liggen
aan het Commissievoorstel voor een aanbeveling van de Raad op het gebied van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging. Dit initiatief bouwt dus rechtstreeks
voort op deze ervaring. 1.5.4. Verenigbaarheid en eventuele
synergie met andere passende instrumenten Het voorstel is volledig in overeenstemming met
het programma "Erasmus+" en het EU-werkplan voor sport, die beide
onder meer gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging als prioritair actieterrein
hebben. 1.6. Duur en financiële gevolgen ■ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–
■ Financiële gevolgen vanaf 2014 tot en met 2020 ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[41] Uit de begroting voor 2014 ■ Direct beheer
door de Commissie –
■ door haar diensten (DG EAC) –
¨ door de uitvoerende agentschappen; ¨ Gedeeld beheer met
lidstaten ¨ Indirect beheer
door uitvoeringstaken te delegeren aan: –
¨ derde landen of de door hen aangewezen organen; –
¨ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke); –
¨ de EIB en het Europees Investeringsfonds; –
¨ in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement genoemde
organen; –
¨ publiekrechtelijke organen; –
¨ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor
zover zij voldoende financiële garanties bieden; –
¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van
een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële
garanties bieden; –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het
gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd
en die worden genoemd in de betrokken basishandeling. – Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is
aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen". Opmerkingen 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen De deskundigen zullen drie keer per jaar
bijeenkomen; na elke bijeenkomst zal een verslag worden opgesteld. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's — de
standaardregels van de Commissie voor het beheer van deskundigengroepen zullen
van toepassing zijn. 2.2.2. Informatie over het opgezette
interne controlesysteem — de standaardregels van de Commissie voor het beheer
van deskundigengroepen zullen van toepassing zijn. 2.2.3. Raming van de kosten en baten
van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico — de
standaardregels van de Commissie voor het beheer van deskundigengroepen zullen
van toepassing zijn. 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande en geplande preventie- en
beschermingsmaatregelen — de standaardregels van de Commissie voor het
beheer van deskundigengroepen zullen van toepassing zijn. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het
meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven · Bestaande begrotingsonderdelen In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer […]Omschrijving………………………………………...……….] || GK/NGK ([42]) || van EVA-landen[43] || van kandidaat-lidstaten[44] || van derde landen || in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement || Totale financiële middelen DG EAC 15.01.02.11 (bijeenkomsten van deskundigen) || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen – niet van toepassing In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de
begrotingsonderdelen Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage Nummer […]Omschrijving………………………………………...……….] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement || […][XX.YY.YY.YY] || || NEE || NEE || NEE || NEE 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven De kosten van
het operationele deel van het initiatief worden gedekt uit het hoofdstuk Sport
van het programma "Erasmus+" (begrotingsonderdeel 15.02.03); dit
financieel memorandum heeft uitsluitend betrekking op de administratieve
uitgaven. 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer || [...] [Omschrijving...........................................................................................] DG || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || 2018 2019 2020 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel: 15 || Vastleggingen || (1) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Betalingen || (2) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Betalingen || (2a) || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[45] || || || || || || || || Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || || TOTAAL kredieten voor DG <….> || Vastleggingen || =1+1a +3 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Betalingen || =2+2a +3 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten onder RUBRIEK <….> van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Betalingen || =5+ 6 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor
meerdere rubrieken: niet van toepassing TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || || Betalingen || (5) || || || || || || || || TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || || TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+ 6 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Betalingen || =5+ 6 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven" miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || 2018 2019 2020 || TOTAAL DG EAC || Personele middelen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Andere administratieve uitgaven || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 TOTAAL DG EAC || Kredieten || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 TOTAAL KREDIETEN onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || 2018 2019 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 Betalingen || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten –
■ Voor het deel van het voorstel/initiatief dat wordt bestreken door
dit financieel memorandum, zijn geen beleidskredieten nodig. De operationele
kredieten die voortvloeien uit het voorstel voor een aanbeveling worden
bestreken door het financieel memorandum voor het programma
"Erasmus+" (zie hierboven). –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL OUTPUTS Soort[46] || Gem. kosten || Geen || Kosten || Geen || Kosten || Geen || Kosten || Geen || Kosten || Geen || Kosten || Geen || Kosten || Geen || Kosten || Totaal aantal || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[47] … || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 … || || || || || || || || || || || || || || || || - Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
■ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt beschreven: miljoen EUR (tot op 3
decimalen) || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || 2018 2019 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Andere administratieve uitgaven || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 Buiten RUBRIEK 5[48] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. || N.v.t. Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 TOTAAL || 0,028 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,084 || 0,532 Voor de kredieten voor
personele middelen zal een beroep worden gedaan op de kredieten van het DG die
reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn
herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de
jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen
aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften –
■ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Raming in voltijdequivalenten || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || || || || || || || || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE)[49] || || XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || || || XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || || XX 01 04 jj[50] || - zetel || || || || || || || || - delegaties || || || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || || TOTAAL || || || || || || || XX is het
beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de
uit te voeren taken Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Extern personeel || 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader –
■ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige
financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[51] Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdrage van derden aan de
financiering –
■ Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden –
Het voorstel/initiatief voorziet in
medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd: Kredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten –
■ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[52] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel................... || || || || || || || || Voor de diverse ontvangsten
die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] Onder meer een geringer risico op hart- en vaatziekten,
bepaalde vormen van kanker en diabetes type 2, gezondere spieren en botten en
betere beheersing van het lichaamsgewicht. Zie bijvoorbeeld The Lancet, deel
380, nummer 9838, blz. 219-229, 21 juli 2012. [2] Health at a glance, Europe 2012, OESO. [3] Physical
Activity Guidelines Advisory Committee
Report 2008, U.S. Department of Health and Human Services. [4] Global Health Risks, Mortality and Burden of Disease
Attributable to Selected Major Risks, WHO 2009. [5] http://www.euro.who.int/en/what-we-do/health-topics/disease-prevention/physical-activity/facts-and-figures/10-key-facts-on-physical-activity-in-the-who-european-region [6] De gegevens die naar voren zijn gekomen uit in de
lidstaten uitgevoerde studies worden vermeld in de effectbeoordeling die bij
dit voorstel is gevoegd. [7] Game Plan: a strategy for delivering Government’s
sport and physical activity objectives, http://www.cabinetoffice.gov.uk/media/cabinetoffice/strategy/assets/game_plan_report.pdf.
In een wetenschappelijke publicatie van recentere datum
wordt gesproken van hogere directe en indirecte kosten van de gezondheidszorg
per hoofd van de bevolking per jaar (in Australië, Zwitserland en de VS) als
gevolg van het gebrek aan lichaamsbeweging, maar tevens opgemerkt dat de
economische implicaties van lichaamsbeweging qua omvang momenteel moeilijk met
elkaar vallen te vergelijken. The Lancet series:
"The pandemic of physical inactivity: global action for public
health"; deel 380, nummer 9838, blz. 219-229, 21 juli 2012. [8] UN Political Declaration of the High level Meeting of
the General Assembly on the Prevention and Control of Non-communicable Diseases
(resolutie 66/2) van 2011, en de vervolgmaatregelen waarover overeenstemming is
bereikt op de 66e bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de
Wereldgezondheidsorganisatie van mei 2013 te Genève. [9] Werkdocument: tabel voor het volgen van de
tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging: http://ec.europa.eu/health/nutrition_physical_activity/docs/implementation_report_a6_en.pdf [10] EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging - Aanbevolen
beleidsmaatregelen ter ondersteuning van gezondheidsbevorderende
lichaamsbeweging, 2008;
http://ec.europa.eu/sport/library/documents/c1/eu-physical-activity-guidelines-2008_en.pdf [11] Mededeling van de Commissie: Witboek over sport, COM(2007)
391 definitief van 11.7.2007. [12] Mededeling van de Commissie: Witboek over een EU-strategie
voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties,
COM(2007) 279 definitief van 30.5.2007. [13] Mededeling van de Commissie: Speciale Eurobarometer 334,
"Sport en lichaamsbeweging", maart 2010. [14] http://www.euro.who.int/en/what-we-do/health-topics/disease-prevention/physical-activity/facts-and-figures/is-physical-activity-a-reality-for-all [15] Mededeling van de Commissie: Europa 2020 – Een strategie
voor slimme, duurzame en inclusieve groei, COM(2010) 2020 definitief van
3.3.2010. [16] The Lancet, deel 380, nummer 9838, blz. 219-229, 21
juli 2012. [17] "Met betrekking tot lichaamsbeweging heeft de
wetenschap van het veranderen van individueel gedrag de inspanningen
overschaduwd om de werkelijke veranderingen in de bevolking te begrijpen.
Wegens het verschuiven van de aandachtspunten is een sectoroverschrijdende en
systematische aanpak van de structurele veranderingen in het systeem die nodig
zijn om de bevolking tot meer lichaamsbeweging aan te zetten (…) tot nog toe
achterwege gebleven. (…) Een soortgelijke ervaring is opgedaan bij de
bestrijding van tabaksgebruik, waar de verantwoordelijkheid aanvankelijk
uitsluitend bij het individu was gelegd. Nadat het inzicht terrein had gewonnen
dat een deel van de verantwoordelijkheid ook bij de samenleving ligt, werden
maatregelen op het niveau van de hele bevolking getroffen en konden
veranderingen in de rookprevalentie worden opgetekend." The Lancet,
deel 380, nummer 9838, blz. 219-229, 21 juli 2012. [18] Dit wordt onder meer bevestigd door een recente studie
waaruit bleek dat, op enkele opmerkelijke uitzonderingen na, pas in de
afgelopen jaren in Europa een begin is gemaakt met het uitwerken van nationale
beleidsdocumenten inzake lichaamsbeweging. Zie
Daugbjerg et al.: Promotion of Physical Activity in the European Region:
Content Analysis of 27 National Policy Documents. Journal
of Physical Activity and Health, 2009, 6, blz. 805-817. [19] Resolutie van de Raad over een werkplan van de Europese
Unie voor sport voor 2011-2014, PB C 162 van 1.6.2011. [20] Mededeling van de Commissie: over de ontwikkeling van de
Europese dimensie van de sport, COM(2011) 12 definitief van 18.1.2011. [21] Resolutie van het Europees Parlement van 2 februari 2012
over de Europese dimensie van de sport (2011/2087(INI)). [22] http://ec.europa.eu/health/nutrition_physical_activity/docs/pheiac_nutrition_strategy_evaluation_en.pdf [23] WHO Global Strategy on Diet, Physical Activity and
Health, URL: http://www.who.int/dietphysicalactivity/strategy/eb11344/strategy_english_web.pdf [24] WHO Global Recommendations on Physical Activity for
Health. URL:
http://www.who.int/dietphysicalactivity/factsheet_recommendations/en/index.html [25] http://ncdalliance.org/sites/default/files/rfiles/A66_WHA%20Final%20Resolution.pdf [26] Zie voetnoot 22. [27] De databank NOPA van de WHO; URL: http://data.euro.who.int/nopa/ [28] In de effectbeoordeling (bijlage V) zijn de gemiddelde
kosten per lidstaat berekend. [29] In de effectbeoordeling (bijlage V) zijn de gecombineerde
kosten voor de EU-begroting berekend. In het kader van de voorbereidende actie
op het gebied van sport voor 2013 verkent de Commissie thans in samenwerking
met de WHO de mogelijkheden om de activiteiten van de lidstaten in verband met
de monitoring van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het beleid inzake
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging te ondersteunen. [30] COM(2010) 2020. [31] Mededeling van de Commissie: Speciale Eurobarometer 334,
"Sport en lichaamsbeweging", maart 2010. [32] http://www.euro.who.int/en/what-we-do/health-topics/disease-prevention/physical-activity/facts-and-figures/10-key-facts-on-physical-activity-in-the-who-european-region [33] http://ec.europa.eu/sport/library/documents/c1/eu-physical-activity-guidelines-2008_en.pdf [34] Conclusies van de Raad over de stimulering van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, URL: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/educ/133870.pdf;
Conclusies van de Raad over Gezond ouder worden gedurende de hele levensloop,
URL:
http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/lsa/134097.pdf [35] COM(2011) 12 definitief. [36] PB C 162 van 1.6.2011. [37] Het monitoringkader schetst een beperkte reeks
rapportageverplichtingen over algemene aspecten van de stimulering van
gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging waaraan alle lidstaten aandacht kunnen
besteden. Het monitoringkader wordt verder beschreven in het werkdocument van
de diensten van de Commissie dat als begeleidend document bij deze aanbeveling
is gevoegd. [38] Zie het besluit van de Commissie betreffende Eurostat van
17 september 2012 (2012/504/EU):
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2012:251:0049:0052:NL:PDF [39] ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based
Budgeting.. [40] In de zin van artikel 54, lid 2, onder a)
of b), van het Financieel Reglement. [41] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [42] GKGKGK = gesplitste kredieten/ NGK = niet-gesplitste
kredieten. [43] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [44] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de westelijke Balkan. [45] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [46] Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv.
aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.). [47] Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke
doelstelling(en) …". [48] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [49] AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent
Local (plaatselijke functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd
nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en
Délégation (jonge deskundige in delegaties). [50] Onder het maximum voor extern personeel uit
beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [51] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord
(voor de periode 2007-2013). [52] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen)
moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan
inningskosten.