Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IR1617

    Advies van het Comité van de Regio's — Herziening van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie inzake afval

    PB C 280 van 27.9.2013, p. 44–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.9.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 280/44


    Advies van het Comité van de Regio's — Herziening van de hoofddoelstellingen van de Europese Unie inzake afval

    2013/C 280/09

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    wijst erop dat efficiëntere afvalpreventie en de onverkorte toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt, de financiële lasten en organisatiedruk zou verlichten die afvalbeheer met zich meebrengt voor lokale en regionale overheden. Er zouden ambitieuze en dwingende doelstellingen moeten worden vastgesteld aan de hand van de tot op heden behaalde beste resultaten. In 2020 zou de per persoon geproduceerde hoeveelheid afval met 10% moeten zijn verminderd in vergelijking met 2010;

    dringt erop aan dat er voor iedere lidstaat aparte, bindende doelstellingen met minimale hoeveelheden worden vastgelegd voor elk van de als herbruikbaar aangemerkte afvalcategorieën, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin momenteel overal in de EU aan de huidige doelstellingen wordt voldaan;

    is er voorstander van om na te gaan of er mogelijkheden zijn om de huidige verplichte doelstelling inzake recycling van vast stedelijk afval te verhogen tot 70% in 2025, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin momenteel overal in de EU aan de huidige doelstelling wordt voldaan en de noodzaak om over tussenliggende doelstellingen en overgangsperiodes te onderhandelen;

    pleit voor de goedkeuring van recyclingdoelstellingen voor industrieafval. Deze doelstellingen zouden kunnen worden geformuleerd naar het soort materiaal en niet naar het soort afval en zouden net zo ambitieus moeten zijn als de doelstellingen voor huishoudelijk afval;

    wijst op de noodzaak om zo stringent mogelijke gemeenschappelijke normen voor de gescheiden inzameling en het schoonmaken van afval vast te stellen. In 2020 moet afval voor 100% daadwerkelijk gescheiden worden ingezameld;

    pleit voor een verbod vóór 2020 op het storten van organisch of biologisch afbreekbaar afval dat kan worden hergebruikt, geheel of gedeeltelijk gerecycleerd of een waarde heeft als bron van teruggewonnen energie. De algemene doelstelling zou kunnen zijn dat niet meer dan 5% van al het afval, van welke oorsprong of aard dan ook, op de stort terecht komt;

    is er voorstander van om na te gaan of er mogelijkheden zijn om het streefcijfer voor de recycling van plastic verpakkingen – ongeacht het soort plastic - te verhogen tot 70% en voor de recycling van glas, metaal, papier, karton en hout tot 80%, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin momenteel overal in de EU aan de huidige doelstellingen wordt voldaan en met de noodzaak om over tussenliggende doelstellingen en overgangsperiodes te onderhandelen.

    Rapporteur

    :

    Michel LEBRUN (BE/EVP), lid van het Parlement van de Franstalige Gemeenschap

    Referentiedocument

    :

    Brief van de Commissie van 14 december 2012

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    1.

    is van mening dat een verantwoord en duurzaam beleid inzake afvalpreventie en –beheer zich moet richten op een maximale beperking van de negatieve gevolgen van afvalproductie en -beheer voor de volksgezondheid en het milieu, evenals op het behoud van de natuurlijke hulpbronnen en op het terugbrengen van stoffen in het economisch circuit, voordat het afvalstoffen worden.

    2.

    Het neemt nota van de dankzij een voortvarend Europees regelgevingskader geboekte resultaten op het gebied van afvalpreventie en -behandeling. Het is ingenomen met het feit dat een aantal lidstaten en lokale en regionale overheden verdergaat dan de door de EU geformuleerde doelstellingen. Toekomstige wetgeving zou de minst gevorderde lidstaten en lokale en regionale overhedenmoeten aanmoedigen om hun inspanningen voor nog betere prestaties voort te zetten.

    3.

    Het neemt kennis van het feit dat er tussen de lidstaten grote verschillen bestaan op het vlak van afvalbeheer. Er dient steun te worden gegeven aan de ontwikkeling van infrastructuur, methodes en capaciteiten voor een goed beheer van de afvalstroom door en voor de minst gevorderde lidstaten, met name door de nationale en regionale samenwerking op lokaal en internationaal niveau te versterken.

    4.

    Het benadrukt het belang van Europese afvalstatistieken, waarmee de beschikbare gegevens ook voor het regionale niveau verder tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. In dit verband is het een verheugende zaak dat het databestand van Eurostat inmiddels al voor een aantal lidstaten gegevens bevat over de recyclage van stedelijk afval in regio's. Het heeft zin om te kijken naar de regionale verschillen op het gebied van afvalbeheer, omdat aanzienlijke verschillen een indicatie zijn van het belang en het relatieve succes van het regionale beleid. (1)

    5.

    Het is er zich van bewust dat onderhavig advies aan de vooravond komt van de beoordeling en herziening van de huidige wetgeving. De daaruit voortkomende nieuwe doelstellingen worden geacht bij te dragen tot verwezenlijking van de "ambitieuze doelen", zoals geformuleerd in de EU-routekaart voor een efficiënt gebruik van hulpbronnen (2), en worden normaliter onderdeel van het 7e Milieuactieprogramma (3) – dat zal bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei – en zullen de maatregelen ondersteunen die in het kader van het EU-initiatief voor de instandhouding van de grondstoffen (4) worden genomen.

    6.

    Het CvdR is ingenomen met de uitnodiging van de Commissie om zich uit te spreken over de herziening van de EU-doelstellingen op het gebied van afvalbeheer in het kader van de herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (5), de Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen (6) en de Richtlijn betreffende verpakking en verpakkingsafval (7).

    7.

    Het is van mening dat, zelfs al worden er voor de minst vergevorderde lidstaten en decentrale overheden overgangsperiodes en tussentijdse doelstellingen ingevoerd, er bij het streven naar ambitieuzere doelstellingen in de EU in het algemeen, voorafgaand moet worden gekeken naar de redenen waarom bepaalde landen of regio's er niet in slagen de huidige doelstellingen te verwezenlijken.

    8.

    Het wijst op de grote rol die lokale en regionale overheden spelen bij de tenuitvoerlegging van Europese wetgeving op dit gebied, de financiering en totstandbrenging van infrastructuur voor de behandeling en verwijdering van afval en het operationele beheer van afvalstromen. Een optimaal beheer van afval vormt momenteel één van de grootste uitdagingen waarmee de lokale en regionale overheden worden geconfronteerd. In dit verband dringt het CvdR erop aan om bij elke fase van de formulering van de op dit terrein te nemen beleidsmaatregelen te worden betrokken.

    9.

    Het benadrukt verder dat het met zijn beslissing om de evaluatie van het Europees afvalbeleid tot één van de vijf prioriteiten van zijn werkprogramma voor subsidiariteit in 2013 te maken, blijk heeft gegeven van zijn wil om de deelname van de lokale en regionale overheden aan de formulering van nieuwe doelstellingen terzake te versterken. De EU zou er derhalve op moeten toezien dat lokale en regionale overheden voldoende armslag en samenwerkingsmogelijkheden hebben in dezen en dat het subsidiariteitsprincipe volledig wordt gerespecteerd. Het CvdR heeft een raadpleging over de herziening van de EU-afvalwetgeving gehouden onder zijn deskundigengroep subsidiariteit en onder de partners van het monitoringnetwerk subsidiariteit.

    10.

    Bij de goedkeuring van nieuwe doelstellingen dient ook het proportionaliteitsbeginsel te worden nageleefd. Het CvdR dringt er bij de EU op aan om, met inachtneming van het voorzorgsbeginsel, stil te staan bij de impact van de nieuwe maatregelen op de begrotingen en administratieve en operationele capaciteiten van lokale en regionale overheden. Er dient speciaal te worden nagegaan of de toekomstige beleidsmaatregelen haalbaar zijn voor de minst vergevorderde lidstaten en lokale en regionale overheden. Om de einddoelstellingen te kunnen realiseren, dient gekozen te worden voor ontkoppelde tussentijdse doelstellingen en voor een zekere flexibiliteit voor de lokale en regionale overheden. In dit verband moeten geografische, demografische en sociaaleconomische kenmerken in aanmerking worden genomen.

    11.

    Het CvdR pleit ervoor dat de doelstellingen worden gebaseerd op het nabijheidsbeginsel. Dit beginsel dient zowel in lokaal als in internationaal opzicht te worden opgevat: de toekomstige wetgeving dient voornamelijk te zijn gericht op het behoud en de ontwikkeling van afvalbeheersactiviteiten op het Europese grondgebied. Bij de herziening van de doelstellingen mogen het mededingingsvermogen van de in deze sector actieve publieke en private actoren en het beginsel van een gelijk speelveld niet worden aangetast en dient te worden gezorgd voor ondersteuning van deze bedrijfstak binnen de EU.

    Naar een gemeenschappelijk taalgebruik op het gebied van afvalbeheer

    12.

    Het CvdR is voorstander van één goede en transparante afvalberekeningsmethode, zodat de doelstellingen kunnen worden gestroomlijnd en de verschillende situaties en geboekte resultaten kunnen worden vergeleken. Als deze methode wordt goedgekeurd, zal rekening moeten worden gehouden met de plaatselijke omstandigheden in de verschillende lidstaten. Het zou er in het bijzonder op willen aandringen om de huidige vier berekeningsmethoden voor huishoudelijk en soortgelijk afval die in de Kaderrichtlijn afvalstoffen (8) staan vermeld, te vervangen door één enkele transparante, betrouwbare en ambitieuze methode.

    13.

    Het ziet verder veel heil in het opstellen van een Europees afvallexicon, met alle precieze terminologie inzake behandelingsmethodes, structuren en infrastructuur voor afval, hergebruik, recyclage of nuttige toepassing, evenals de in deze sector actieve actoren.

    14.

    Ook een Europese afvalnomenclatuur voor alle afvalstromen zou welkom zijn, zodat binnen de bestaande hiërarchie een onweerlegbare indeling kan worden aangebracht.

    Over de Kaderrichtlijn afvalstoffen: voor de versterking en formulering van nieuwe doelstellingen

    15.

    Het CvdR pleit voor de ontkoppeling van de doelstellingen en voor de goedkeuring van verschillende doelstellingen naar gelang het soort te verwerken afvalstromen en materialen, binnen het kader van de algemene doelstellingen die voor elk niveau van de afvalhiërarchie worden vastgesteld.

    16.

    Er moeten specifieke doelstellingen worden opgesteld voor kritieke grondstoffen, die belangrijk zijn voor de economie maar niet kunnen worden teruggewonnen door aan de afvalstromen gerelateerde doelstellingen alleen.

    17.

    Het CvdR pleit voor de goedkeuring van het beginsel van automatische overschakeling van verschillende soorten afval naar het hoogst bereikbare niveau van de afvalhiërarchie. De aard van het in de producten verwerkte materiaal dient op het moment van de afvalindeling in de afvalhiërarchie zwaarder te wegen dan het soort afval.

    18.

    Het zou een goede zaak zijn als de EU prioriteit verleent aan de financiering van werkzaamheden die op de hoogste niveaus van de afvalhiërarchie plaatsvinden. De toekenning van subsidies voor de lagere niveaus zou moeten worden gekoppeld aan de voorwaarde dat alle maatregelen die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen voor de hogere niveaus, ten uitvoer zijn gelegd.

    Preventie

    19.

    Het CvdR stelt vast dat afvalbeheer maar deels de gevolgen van afval voor het milieu kan voorkomen. Reden waarom rationeel afvalbeheer dus dient te worden aangemoedigd, zodat natuurlijke hulpbronnen kunnen worden vervangen door materialen vervaardigd uit afval. Afvalpreventie is de eerste en belangrijkste manier om het milieu te vrijwaren van de schadelijke gevolgen van afval.

    20.

    Het wijst erop dat afvalpreventieverbetering, evenals een volledige toepassing van het beginsel dat de verbruiker betaalt, de financiële lasten en organisatiedruk kan verlichten die afvalbeheer met zich meebrengt voor de lokale en regionale overheden.

    21.

    Het dringt erop aan dat hogere eisen worden gesteld aan afvalpreventie. Er dienen ambitieuze en dwingende doelstellingen te worden vastgesteld aan de hand van de tot op heden behaalde beste resultaten. Zo dient de totale hoeveelheid afval per persoon in 2020 met 10% te zijn verminderd in vergelijking met 2010. Als er echter een tegenspraak is tussen de algehele doelstelling ter vermindering van afval in de nieuwe richtlijn en de doelstelling per persoon, dan zal de eerste voorrang moeten hebben.

    22.

    Het verzoekt om maatregelen tegen voedselverspilling en verpakkingsafval en zou graag zien dat nieuwe manieren worden gezocht om arme noodlijdende gezinnen voedselhulp te verstrekken in de vorm van levensmiddelen die nog goed zijn voor consumptie. Door deze maatregelen zouden consumenten beter moeten worden voorgelicht over de uiterste gebruiksdatum van producten, evenals over de ecologische voetafdruk ervan en de milieuvoordelen van herbruikbare verpakkingen. Ook zijn er inspanningen nodig om burgers zich bewust te maken van de noodzaak om niet meer te kopen dan ze werkelijk nodig hebben en bij aankoopbesluiten ook het soort verpakking in aanmerking te nemen. Bovendien moet de bestrijding van voedselverspilling onderdeel worden van opleidingen voor productie, verwerking, gastronomie en handel.

    Verruimde verantwoordelijkheid van producenten of importeurs – ecologisch ontwerp

    23.

    Het CvdR constateert dat het principe van de verruimde verantwoordelijkheid van producenten of importeurs in sommige gevallen een efficiënte hefboom is voor het beleid inzake afvalpreventie. Naast een meer systematische inzameling van gebruikte voorwerpen, zet dit principe de producenten en importeurs ertoe aan om het ontwerp van hun producten te wijzigen ter verbetering van de ecologische prestaties en het ecologisch ontwerp ervan.

    24.

    Het beseft dat de door het principe van de verruimde verantwoordelijkheid van producenten en importeurs veroorzaakte kosten op het bord van de eindconsumenten terechtkomen, zonder dat de vrijkomende middelen worden geïnvesteerd in het afvalbeheerproces. Het pleit ervoor dat de middelen die worden vrijgemaakt door de tenuitvoerlegging van en de controle op de krachtens dit principe goedgekeurde maatregelen worden besteed aan de financiering van infrastructuur voor gescheiden inzameling, de voorbereiding voor hergebruiken de recycling van afval.

    25.

    Het dringt erop aan het beginsel van "product stewardship" ingang te doen vinden in de afvalwetgeving van de EU om de detailhandel meer verantwoordelijkheid te geven t.a.v. het inzamelen van producten en het terugbezorgen ervan aan de fabrikant.

    26.

    Verder moet van de lidstaten worden gevraagd dat ze vergelijkende analyses maken van gewone producten waarbij een ingecalculeerd slijtageproces aan de orde van de dag is. Daarbij moet worden gekeken naar levensduur, reparatiemogelijkheden en eventueel hergebruik. De verkregen gegevens moeten dan worden gebruikt om binnen een termijn van vijf jaar minimumnormen uit te vaardigen. Van de fabrikanten moet worden gevraagd dat ze hun producten verkopen tegen langer durende garantievoorwaarden en bepaalde productonderdelen geschikt maken voor reparatie. Er zal steun moeten worden gegeven aan bedrijven die bepaalde consumentengoederen zoals grote huishoudelijke apparaten eerder als serviceverlening dan als koopwaar aanbieden, want hierdoor zal de vraag naar producten die lang meegaan en gemakkelijk te repareren zijn, toenemen.

    27.

    Er dient krachtigere wetgeving inzake ecologisch ontwerp te komen, zodat dat ontwerp alléén al een garantie is voor optimale procedures voor het afbreken, schoonmaken, recycleren en terugwinnen van afval. Door zo hoog mogelijke eisen te stellen op dit terrein, ontstaan prikkels om bepaalde soorten afval hoger te plaatsen in de afvalhiërarchie.

    28.

    Het zou een goede zaak zijn als de EU via de structuurfondsen, het cohesiefonds en de Europese investeringsbank meer steun zou geven aan O&O op het gebied van ecologisch ontwerp. Dat dient gepaard te gaan met meer waakzaamheid wat eventuele concurrentiescheeftrekkende effecten betreft van de goedkeuring van nieuwe normen.

    Hergebruik en de voorbereiding daarop

    29.

    Het CvdR dringt erop aan dat er voor iedere lidstaat aparte bindende doelstellingen met minimale hoeveelheden worden vastgelegd voor elk van de als herbruikbaar aangemerkte afvalcategorieën, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin momenteel overal in de EU aan de huidige doelstellingen wordt voldaan

    30.

    Het wijst op het potentieel van het hergebruik van afval en de voorbereiding daarop bij de ontwikkeling van de kringloopeconomie. Er zouden steunmaatregelen voor actoren die activiteiten ontwikkelen op dit terrein, moeten worden goedgekeurd. Gedacht wordt aan het faciliteren van toegang tot afvalstromen en financiële of andere steun om hun economisch en commercieel project op gang te helpen brengen.

    31.

    Het pleit voor het betrekken van actoren uit de sociale economie bij het formuleren van de toekomstige Europese wetgeving inzake hergebruik van afval en de voorbereiding daarop.

    Recycling

    32.

    Het CvdR betreurt dat er nog altijd grote hoeveelheden recycleerbaar of nuttig toepasbaar afval op de afvalbelten terechtkomen of worden verbrand in verbrandingsinstallaties met beperkt energierendement, ondanks een geleidelijke verbetering van de recyclingcijfers en van de energieterugwinning. Bij de toekomstige wetgeving dient te worden gestreefd naar hergebruik van de in afval aanwezige grondstoffen.

    33.

    Het CvdR is er voorstander van om na te gaan of er mogelijkheden zijn om de huidige verplichte doelstelling inzake recycling van vast stedelijk afval te verhogen tot 70% in 2025, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin momenteel overal in de EU aan de huidige doelstelling wordt voldaan. (9) Binnen het raamwerk van de algemene gemiddelde doelstelling voor de EU zou er met de lidstaten en lokale en regionale overheden, en dan vooral met de op dit terrein minst gevorderde, moeten worden onderhandeld over tussenliggende doelstellingen en overgangsperiodes.

    34.

    Het aanscherpen van de algemene doelstellingen leidt er waarschijnlijk toe dat een deel van de voor verbranding of afvalstort bestemde afvalstromen zal worden herbestemd voor recycling. De toename van de hoeveelheid te recycleren afval zal vragen om nieuwe infrastructuur en nieuwe investeringen in deze sector. De lokale en regionale overheden, die meestal in de praktijk bevoegd zijn voor het afvalbeheer, zouden wanneer nodig op logistieke en financiële steun moeten kunnen rekenen. Tegelijkertijd moeten het behoud van grondstoffen en het hergebruik van stoffen worden gesteund.

    35.

    Het herhaalt zijn oproep aan de EU om een EU-wetskader in te voeren inzake de recycling van biologische afvalstoffen binnen het raamwerk van de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Dit zou een aanmoediging betekenen voor deze sector en helpen om streefcijfers vast te stellen, zonder afbreuk te doen aan de vrijheid van de lidstaten en de lokale en regionale overheden om samen te werken en om deze recycling op de voor hen beste manier te organiseren.

    36.

    Er zou speciale aandacht moeten worden gegeven aan het gebruik van biologisch afval. De lokale en regionale overheden zouden moeten worden aangemoedigd om maatregelen door te voeren die aanzetten tot ecologisch tuinieren en composteren en zouden zich zelf moeten voorzien van voorzieningen om biologisch afval op te slaan en te behandelen.

    37.

    Het CvdR is voorstander van de optimalisering van de recycling van biologische afvalstoffen en pleit voor een verbod op het storten ervan, evenals voor een beperking op de verbranding ervan. Verder is van belang dat de kwaliteitsvoorwaarden voor compost op EU-niveau worden geharmoniseerd en dat er regelingen worden getroffen die de kwaliteit en de milieuvriendelijkheid van de eindproducten garanderen.

    38.

    Het pleit voor de goedkeuring van recyclingdoelstellingen voor industrieafval. Deze doelstellingen zouden kunnen worden geformuleerd naar het soort materiaal en niet naar het soort afval. Deze doelstellingen zouden net zo ambitieus moeten zijn als de doelstellingen voor huishoudelijk afval.

    39.

    Het vestigt de aandacht op het feit dat het voor lokale en regionale overheden veel extra lasten betekent als industrieafval deel gaat uitmaken van de voor recycling bestemde afvalstroom. Er moet voor worden gezorgd dat deze overheden de beschikking krijgen over de middelen die zij nodig hebben om zich van deze taak te kunnen kwijten. Het beginsel dat de vervuiler betaalt, dient derhalve in alle lidstaten volledig ten uitvoer te worden gelegd.

    40.

    Het wijst op de noodzaak om zo stringent mogelijke gemeenschappelijke normen voor de gescheiden inzameling en het schoonmaken van afval vast te stellen, niet alleen voor de huishoudens en de industrie, maar ook voor de afvalsorteringscentra zelf. In 2020 moet afval voor 100% daadwerkelijk gescheiden worden ingezameld. Het CvdR is verder van mening dat er in onderling overleg met de lidstaten en lokale en regionale overheden die het minst gevorderd zijn op het vlak van recycling, tussenliggende doelstellingen en overgangsperiodes moeten worden vastgesteld. Daarnaast pleit het ervoor dat de doelstellingen inzake afvalinzameling en –sortering aangescherpt worden en dat dit gepaard gaat met de adequate financiële middelen en met scherpere controles op de naleving ervan.

    Energieterugwinning

    41.

    Het CvdR staat achter het verzoek van het Europees Parlement (10) aan de Commissie om voor te stellen dat vóór 2020 een verbod wordt ingevoerd op de verbranding van recycleerbare en biologische afvalstoffen, waarbij een uitzondering zal moeten worden gemaakt voor installaties die efficiënt te werk gaan dankzij een systeem van warmte-krachtkoppeling, warmteproductie of gecombineerde energieproductie, waarbij rekening wordt gehouden met de fysisch-chemische eigenschappen van het afval.

    42.

    Het is bezorgd over het feit dat er in bepaalde lidstaten verbrandingsovens worden gebruikt die een hoeveelheid niet-recycleerbare afvalstoffen kunnen verbranden die groter is dan de totale productie binnen die lidstaten. Deze situatie kan het risico in de hand werken dat afval naar deze ovens worden gebracht dat had kunnen worden gerecycleerd of hergebruikt.

    43.

    Het betreurt dat bepaalde lidstaten te weinig hebben geïnvesteerd in preventie, gescheiden inzameling en recycling, gewoon om ervoor te zorgen dat bepaalde overtollige verbrandingsovens of verbrandingsovens met overcapaciteit in werking kunnen blijven.

    44.

    Het dringt erop aan dat speciale aandacht wordt gegeven aan onderzoek naar toekomstige investeringen of financiering van verbrandingsinfrastructuur of energieterugwinning uit afval. De middelen uit de structuurfondsen en het cohesiefonds zouden niet aan dergelijke projecten moeten worden toegekend, tenzij die projecten deel uitmaken van een samenhang vertonend afvalbeheer dat kan bogen op voldoende infrastructuur om te zorgen voor de gescheiden inzameling, het schoonmaken en het recycleren van afval vooraf.

    45.

    Het is zaak dat de voor de energieterugwinning uit afval bestemde infrastructuur beantwoordt aan de hoogste normen inzake warmte-terugwinning, energieproductie en beperking van CO2-uitstoot en het terugwinnen en gebruik van slakken. Deze dynamische en gemeenschappelijke normen moeten op Europees niveau worden vastgesteld.

    De Richtlijn betreffende het storten van afvalstoffen

    46.

    Het CvdR pleit voor een verbod vóór 2020 op het storten van organisch of biologisch afbreekbaar afval dat kan worden hergebruikt, geheel of gedeeltelijk gerecycleerd of waarde heeft als bron van teruggewonnen energie. De algemene doelstelling zou kunnen zijn dat niet meer dan 5% van al het afval, van welke oorsprong of aard dan ook, op de stort terecht komt.

    47.

    Het wijst erop dat een verhoging van de tarieven per ton gestort afval een efficiënte hefboom zou kunnen zijn om de hoeveelheid afval te beperken en de afvalstromen naar hogere niveaus in de afvalhiërarchie te tillen. Het niveau waarop de tarieven worden vastgesteld, moet afhangen van de doelmatigheid daarvan. Die tarifering zou kunnen worden geharmoniseerd door op EU-niveau de invoering van minimumnormen te overwegen, teneinde concurrentieverstoringen binnen deze sector te voorkomen.

    Over de Richtlijn betreffende verpakking en verpakkingsafval

    48.

    Het CvdR is er voorstander van om na te gaan of er mogelijkheden zijn om de streefcijfers voor de recycling van plastic verpakkingen – ongeacht het soort plastic - te verhogen tot 70%, en voor de recycling van glas, metaal, papier, karton en hout tot 80%, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin momenteel overal in de EU aan de huidige doelstellingen wordt voldaan. (11) Binnen dit algemene raamwerk van gemiddelde doelstellingen voor de EU zou er met bepaalde lidstaten en lokale en regionale overheden, en dan vooral met de op dit terrein minst gevorderde, moeten worden onderhandeld over tussenliggende doelstellingen en overgangsperiodes.

    49.

    Het constateert dat het principe van de verantwoordelijkheid van producenten of importeurs een efficiënte hefboom is voor het beleid inzake preventie van verpakkingsafval. Wil dit verantwoordelijkheidsprincipe werken, dan is het waarschijnlijk noodzakelijk om producenten te verplichten zelf, of met behulp van afvalbeheersinstanties, zorg te dragen voor de terugwinning.

    Op weg naar territoriale cohesie op het gebied van afvalbeheer

    50.

    Het CvdR dringt erop aan dat toekomstige wetgeving wordt gebaseerd op gemeenschappelijke principes, te weten: het beheer van de afvalstromen in hun integraliteit, de tenuitvoerlegging van de afvalhiërarchie en de transparantie inzake het operationele beheer, de financiering, de kosten, de van kracht zijnde belastingmaatregelen, de controle, de traceerbaarheid en de inachtneming van de door de lokale en regionale overheden en hun samenwerkingsorganen gespeelde rol. Door de wijze van tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving transparant te maken, kunnen situaties worden vergeleken, verschillende praktijken worden beoordeeld en kan geleidelijk een gemeenschappelijke basis van gedeelde goede praktijken ontstaan.

    51.

    Het pleit ervoor dat de formulering van ambitieuze doelstellingen voor 2020 gepaard gaat met overleg, te voeren met elke afzonderlijke lidstaat en, indien van toepassing, ter zake bevoegde lokale of regionale overheden, over de goedkeuring van een specifieke routekaart per lidstaat, met een voorlopig tijdschema en tussentijdse doelstellingen voor elk type afval en elk hiërarchisch niveau, waarbij een lidstaat eventueel de ruimte zou moeten kunnen krijgen om langer over zijn routekaart te doen dan wordt voorgeschreven op grond van de algemene gemiddelde doelstelling voor de EU. Dankzij een dergelijke maatregel zouden de minst gevorderde overheden een inhaalslag kunnen maken en de verst gevorderde overheden kunnen worden ondersteund in hun inspanningen.

    52.

    Het is er voorstander van dat alle beleidsmaatregelen van de EU inzake afvalbeheer en –verwerking worden getoetst aan het universele nabijheidsbeginsel. Dit beginsel wil dat bij alle plannen voor afvalbeheer wordt nagegaan hoe de plek voor afvalverwerking zo dicht mogelijk bij de plaats van productie kan worden gekozen, al valt te verwachten dat het binnen het huidige raamwerk van de EU nodig zal blijven om afval over bepaalde afstanden te vervoeren indien een oplossing ter plaatse niet haalbaar blijkt. In dit verband zouden de jaarlijks toegestane capaciteit voor de verwerking of opslag van afval in de eerste plaats moeten worden gereserveerd voor de lokale en regionale productie. Verder stelt het voor om het afvalbeheer in de handen van lokale publieke en particuliere actoren te leggen. Op die manier worden de met verwerking en vervoer gepaard gaande milieu-effecten namelijk gereduceerd en kan er voor lokale arbeidsplaatsen worden gezorgd. Deze overgang naar een meer circulaire economie zou gekoppeld moeten worden aan realistische tijdschema's, zodat er voldoende tijd overblijft om te nodige infrastructuur te ontwikkelen en plannen op te stellen.

    53.

    Het CvdR breekt een lans voor het opzetten van overleg- en samenwerkingsmechanismen tussen lokale en regionale overheden aan weerszijden van grenzen. De EU zou de oprichting van regionale centra voor afvalbeheer en -verwerking moeten bevorderen en ondersteunen, zodat de afvalstromen kunnen worden gestroomlijnd en de in deze sector beschikbare infrastructuur en hulpbronnen optimaal kunnen worden benut.

    54.

    Het benadrukt dat de EU, alvorens Europese subsidies toe te kennen aan de lidstaten, eerst hun beheersplannen moet goedkeuren, teneinde te zorgen voor een samenhangend beleid en te voorkomen dat er onnodige of zelfs contraproductieve investeringen worden gedaan. De investeringen moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen in de afvalbeheersplannen.

    55.

    Het dringt erop aan dat de actoren en infrastructuur die deel uitmaken van een grensoverschrijdend regionaal centrum in aanmerking kunnen worden genomen bij de toepassing en beoordeling van het nationale afvalbeheerplan van de lidstaat op wiens grondgebied sommige van deze actoren en infrastructuurvoorzieningen zich bevinden.

    56.

    Het steunt de oprichting van een Europees voorlichtingsplatform dat de meest succesvolle praktijken op het gebied van afvalpreventie en –beheer in de EU, of zelfs daarbuiten, in kaart brengt. Dit platform zou vertrouwd moeten zijn met het principe van regionale samenwerking, waardoor lokale en regionale overheden die dat wensen synergie kunnen creëren met partners, ook aan de andere kant van de grens. Dankzij een dergelijk platform kan de uitwisseling van informatie worden bevorderd, evenals de geleidelijke invoering van de beste gemeenschappelijke praktijken op Europees niveau.

    Brussel, 4 juli 2013

    De voorzitter van het Comité van de Regio's

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  EMA-verslag nr. 2/2013

    (2)  COM 2011(571) final, CdR 140/2011 fin

    (3)  COM(2012) 710 final

    (4)  COM (2011) 25 final

    (5)  2008/98/EG

    (6)  99/31/EG

    (7)  94/62/EG

    (8)  Besluit van de Commissie 2011/753 EU

    (9)  Dit is de uitkomst van de op subsidiariteit gerichte raadpleging inzake de herziening van de EU-afvalwetgeving.

    (10)  Resolutie van het Europees Parlement van 24 mei 2012 over Efficiënt gebruik van hulpbronnen (2011/2068 (INI))

    (11)  Dit is de uitkomst van de op subsidiariteit gerichte raadpleging inzake de herziening van de EU-afvalwetgeving.


    Top