This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0866
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL on the case for a local farming and direct sales labelling scheme
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake een etiketteringsregeling voor lokale landbouwproducten en rechtstreekse verkoop
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake een etiketteringsregeling voor lokale landbouwproducten en rechtstreekse verkoop
/* COM/2013/0866 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake een etiketteringsregeling voor lokale landbouwproducten en rechtstreekse verkoop /* COM/2013/0866 final */
INHOUD 1............ Inleiding. 3 2............ Context en gegevensbronnen van het verslag. 3 3............ Situatie met betrekking tot lokale landbouw en rechtstreekse verkoop. 4 3.1......... Sociaaleconomisch belang van lokale landbouw en rechtstreekse verkoop. 5 3.2......... Milieucriteria. 6 4............ Bevindingen voor bestaande etiketteringsregelingen in de lidstaten. 8 5............ Zijn er argumenten voor een etiketteringsregeling op EU-niveau?. 9 5.1......... Een specifieke etiketteringsregeling. 10 5.2......... Een alternatieve aanpak. 11 6............ Conclusie. 11 VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD inzake een etiketteringsregeling voor lokale
landbouwproducten en rechtstreekse verkoop 1. Inleiding Verordening (EU) nr. 1151/2012 inzake
kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen[1] is op 3 januari 2013 in
werking getreden. Artikel 55 bepaalt dat de Commissie uiterlijk op 4 januari 2014
"het Europees Parlement en de Raad een verslag [voorlegt] inzake een
nieuwe etiketteringsregeling voor lokale landbouwproducten en rechtstreekse
verkoop, om producenten behulpzaam te zijn bij het ter plaatse verhandelen van
hun producten". Dit verslag "heeft hoofdzakelijk betrekking op
het vermogen van de landbouwer om door middel van het nieuwe etiket waarde aan
zijn product toe te voegen, en houdt daarnaast ook rekening met andere
criteria, zoals de mogelijkheden om koolstofemissies en afval te beperken door
korte productie- en distributieketens". Tot slot gaat het verslag, "indien nodig,
vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen tot vaststelling van een
etiketteringsregeling voor lokale landbouwproducten en rechtstreekse verkoop". In het onderhavige verslag wordt gekeken naar de
sociaaleconomische en milieugevolgen van lokale landbouwproducten en
rechtstreekse verkoop en naar de mogelijkheden voor de invoering van een
etiketteringsinstrument op EU-niveau. 2. Context en gegevensbronnen van het verslag In "Billijke inkomens voor de boeren: een
beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa"[2] verzoekt het Europees
Parlement de Commissie "voor te stellen dat instrumenten worden
aangenomen ter ondersteuning en bevordering van door boeren beheerde
voedselvoorzieningsketens, korte leveringsketens en boerenmarkten om een
rechtstreekse band met de consumenten tot stand te brengen, en om boeren in
staat te stellen een billijker deel van de waarde van de uiteindelijke
verkoopsprijs te krijgen door het aantal tussenpersonen en processtadia te
beperken". In "De toekomst van het GLB na 2013"[3] maakt het Europees
Parlement duidelijk dat een verbetering van het concurrentievermogen op
verschillende niveaus, inclusief lokale markten, een fundamentele doelstelling
van het GLB na 2013 moet zijn. Het Comité van de Regio's meent[4] dat de Commissie
"de termen 'lokaal voedselproduct' en 'lokaal voedselsysteem' zou moeten
definiëren" en "een nieuw logo en een gemeenschappelijk symbool en
identiteitsmerkteken voor lokale producten zou moeten invoeren […]". Bij het bespreken van de uitdagingen voor het GLB
na 2013[5]
benadrukt de Commissie dat "de EU-burgers een ruim aanbod aan
voedingsproducten [willen], waaronder lokale producten, die van hoge kwaliteit
zijn en aan hoge normen inzake veiligheid, kwaliteit en welzijn voldoen". Om beter zicht te krijgen op de lokale landbouw en
rechtstreekse verkoop in de Europese Unie (EU) heeft de Commissie een breed
scala aan activiteiten ondernomen. Zo zijn de lidstaten en belanghebbenden
geraadpleegd, is een specifieke werkgroep opgericht en heeft de Commissie een
externe studie laten uitvoeren[6].
Belanghebbende partijen werden uitgenodigd voor een conferentie op hoog niveau
getiteld "Lokale landbouw en korte voedselvoorzieningsketens", die in
april 2012 werd gehouden. Meer bijzonderheden over deze activiteiten zijn te
vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie[7]. Deze activiteiten hebben essentiële input voor dit
verslag opgeleverd. Het verslag bevat ook informatie uit collegiaal getoetste
literatuur en andere externe papers en artikelen. 3. Situatie met betrekking tot lokale landbouw en rechtstreekse verkoop Ten behoeve van dit verslag wordt verstaan onder –
"lokale landbouw": de productie van
landbouwproducten en levensmiddelen om ze te verkopen in een gebied dat vrij
dicht bij het productiebedrijf ligt; –
"rechtstreekse verkoop": verkoop door een
landbouwer aan een consument zonder tussenpersonen aan de verkoopzijde; –
"korte voedselvoorzieningsketen": verkoop
door een landbouwer aan een consument met een beperkt aantal tussenpersonen; –
"lokaal voedselsysteem": systeem waarbij
de productie, verwerking, verhandeling en consumptie van voedsel binnen een
relatief klein geografisch gebied gebeurt. Er is geen uniforme definitie van het begrip
"lokaal gebied". Hoewel verscheidene bronnen bevestigen dat hiermee
een relatief klein geografisch gebied wordt bedoeld, is er geen overeenstemming
over de afstand, die varieert tussen twintig en honderd kilometer van de plaats
van productie. Gezien de zeer uiteenlopende interpretaties die aan het begrip
"lokaal gebied" worden gegeven, zou een definitie op EU-niveau een
arbitrair karakter hebben. Het is feitelijk de consument die bepaalt of een
product afkomstig is uit een "lokaal gebied". De ontwikkeling van lokale landbouw en
rechtstreekse verkoop staat voor talrijke uitdagingen, die tijdens de
conferentie van april 2012 aan de orde kwamen. In de conclusies van de
conferentie wordt de Commissie opgeroepen tot het volgende: verlenen van
passende steun voor de ontwikkeling van lokale landbouw en
voedselvoorzieningsketens, aanpassen van de EU-regels inzake
overheidsopdrachten, verduidelijken van de EU-gezondheidsvoorschriften en
nadenken over de wijze waarop de toegang tot markten kan worden verbeterd,
mogelijk door de invoering van een specifieke etiketteringsregeling. In het
begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie wordt ingegaan op
deze uitdagingen en op de wijze waarop ze met bestaande of nieuwe
EU-instrumenten kunnen worden aangepakt. 3.1. Sociaaleconomisch belang van lokale landbouw en rechtstreekse verkoop De landbouwstructuurenquête 2007 van Eurostat[8] bracht significante
verschillen in de ontwikkeling van rechtstreekse verkoop tussen de lidstaten
aan het licht. Gemiddeld verkocht ongeveer 15 % van de landbouwbedrijven
meer dan 50 % van hun productie rechtstreeks aan consumenten. Maar daarbij
was sprake van aanzienlijke verschillen tussen lidstaten: van bijna een kwart
van de landbouwbedrijven in Griekenland tot 0,1 % in Spanje. Het is opmerkenswaard
dat kleine bedrijven naar verhouding vaker betrokken waren in korte
voedselvoorzieningsketens. Empirische studies naar koopgedrag duiden op grote
interesse voor lokale levensmiddelen. Blijkens een studie[9] wil in het Verenigd
Koninkrijk 70 % van de consumenten lokale producten kopen, wil bijna 50 %
méér lokale producten kopen en koopt nu 60 % lokale producten. Volgens het
Natural Marketing Institute[10]
vindt 71 % van de Franse en 47 % van de Spaanse en Britse consumenten
dat het belangrijk is om lokale producten te kopen. Activiteiten om te voldoen aan de groeiende vraag
naar lokale producten kunnen het concurrentievermogen van plattelandsgebieden
versterken. De bevoorrading van lokale voedselsystemen biedt niet alleen kansen
voor landbouwers. Ook de activiteiten die volgen op de primaire productie,
zoals de verwerking, distributie en detailhandel, worden erdoor beïnvloed. De
bevoorrading van lokale voedselsystemen heeft zodoende een multipliereffect op
de lokale gemeenschap omdat ze werkgelegenheid creëert. Het belang hiervan is
in de huidige economische crisis zelfs nog groter geworden. Overheidssteun voor
lokale landbouw en rechtstreekse verkoop zou kunnen helpen om genoemde baten te
maximaliseren. Uit het Europabrede onderzoeksproject IMPACT[11] kwam naar voren dat
het percentage landbouwbedrijven dat aan rechtstreekse verkoop deed aanzienlijk
varieerde tussen de lidstaten (van 0,5 % in Ierland tot 34,6 % in
Italië) en het geschatte percentage voor de EU-15 20,2 % bedroeg. De netto
toegevoegde waarde door rechtstreekse verkoop werd voor de EU-15 geschat op 2,7 %
van de totale netto toegevoegde waarde. Een van de conclusies van het onderzoek
was, dat de ontwikkeling van rechtstreekse verkoop in verscheidene lidstaten
een essentieel onderdeel van plattelandsontwikkeling was geworden. Het ontbreken van kwantitatieve gegevens is
gecompenseerd door schattingen van het economisch belang voor de sector. Zo
duiden in de EU Rural Review[12]
vermelde schattingen voor geselecteerde lidstaten op significante verschillen
in de EU: terwijl bijvoorbeeld in Denemarken niet meer dan ongeveer 3 %
van de producenten aan rechtstreekse verkoop doet, verkoopt in Oostenrijk een
derde van alle landbouwbedrijven zijn producten rechtstreeks aan de consument. Bij de studie naar korte voedselvoorzieningsketens
werden aan de hand van het five capital assets framework[13] 84 regelingen voor
korte voedselvoorzieningsketens, verspreid over de hele EU, geanalyseerd. Het
blijkt dat de meeste regelingen (54) sterk zijn gericht op het creëren van
sociaal kapitaal door het vergroten van de sociale contacten, de
gemeenschapszin en het gevoel van wederzijds vertrouwen tussen mensen en door
het versterken van de samenwerking tussen ondernemingen en tussen producenten
en consumenten. De studie laat ook zien dat nauwe relaties tussen producenten
en consumenten de kennis en het begrip van consumenten van voedsel vergroot en
een positief effect op landbouwactiviteiten en milieukwesties heeft. In sommige
gevallen kan dit leiden tot gedragsveranderingen, zoals veranderingen in
eetgewoonten en koopbeslissingen. Tot slot is volgens deze studie het gebruik
van korte voedselvoorzieningsketens arbeidsintensiever voor landbouwbedrijven
dan verkoop via conventionele afzetmarkten, als gevolg van verwerkings-, verpakkings-
en marketingactiviteiten. 3.2. Milieucriteria Wat voedselvoorzieningsketens betreft, wordt in de
bestaande literatuur in de regel gekeken naar energieverbruik van en
koolstofemissies door het verbouwen, verwerken, opslaan en distribueren van voedselproducten.
Aangezien de levensmiddelensector verantwoordelijk is voor ongeveer 30 %
van het totale energieverbruik[14],
draagt deze sector rechtstreeks bij aan klimaatverandering. Uit een studie van Jones[15] die is gebaseerd op een
analyse van het milieueffect van het transportelement van de
voedselvoorzieningsketen, blijkt dat in het Verenigd Koninkrijk het kopen van
lokaal geteelde appels leidt tot minder uitstoot van koolstofdioxide dan het
kopen van uit Nieuw-Zeeland geïmporteerde appels in de supermarkt. Uit een
studie van Saunders et al[16],
waarbij een andere methode werd gebruikt, bleek juist het tegenovergestelde. In
die studie werd gekeken naar het directe en indirecte energieverbruik bij zowel
de productie als het transport en de opslag van appels en bleek Nieuw-Zeeland
over het geheel genomen energie-efficiënter dan het Verenigd Koninkrijk. Een casestudy die in Spanje werd uitgevoerd met
behulp van een transportmodel laat zien dat overschakeling naar lokale
consumptie leidt tot energiebesparing (Aranda et al[17]). In een andere studie (Sundkvist et al[18]) wordt een vergelijkende analyse
gemaakt van de milieueffecten van lokale kleinschalige broodproductie en
gecentraliseerde grootschalige broodproductie op het Zweedse vasteland. De
resultaten van deze studie laten zien dat lokale bakkerijen minder CO2,
SO2 en NOX uitstoten dan fabrieksbakkerijen. In een studie van Coley et al[19] wordt gekeken naar het
energieverbruik en de koolstofvoetafdruk van consumenten die voor het kopen van
producten naar een boerderijwinkel rijden. De onderzoekers concluderen dat het
omslagpunt ligt bij een afstand van 7,4 km: als consumenten een grotere afstand
moeten afleggen, zijn de koolstofemissies hoger dan in de conventionele
voedselvoorzieningsketen. Wat de milieueffecten van voedselafval betreft,
komen in studies twee aspecten aan de orde. Het eerste aspect is de hoeveelheid
energie en water die tijdens de voedselproductie wordt verkwist. Het tweede
aspect zijn de extra hoeveelheden koolstofdioxide, methaan en ammoniak die tijdens
de afbraakfase vrijkomen[20]. Blijkens een studie van Gustavsson et al[21] bestaat voedselafval
voor het grootste deel uit fruit, groenten en granen. Cijfers voor Europa laten
zien dat meer dan 30 % van de graan- en ongeveer 45 % van de fruit-
en groenteproductie verloren gaat. De verliespercentages voor zaden bedragen 20 %,
voor vlees meer dan 20 % en voor zuivel 10 %. In deze studie wordt er met nadruk op gewezen dat
de resultaten van dergelijk onderzoek omzichtig moeten worden geïnterpreteerd,
omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn en met betrekking tot de gegevens
die wel beschikbaar zijn, de nodige onzekerheden bestaan en ook vanwege de vele
veronderstellingen die aan voedselafvalcijfers ten grondslag liggen. Ook Hall
et al[22] wijzen erop dat het kwantificeren van
voedselafval moeilijk is, omdat de gebruikte methoden afhankelijk zijn van
afvalfactoren die in steekproefpopulaties zijn gemeten. Verder wijzen Parfitt
et al[23] erop dat het gebruik van verschillende
methoden en definities bij het kwantificeren van voedselafval, het moeilijker
maakt om studies met elkaar te vergelijken. In een studie van de Commissie naar voedselafval[24]
wordt gekeken naar de oorzaken van voedselafval in de volgende vier
sectoren: industrie, groot- en detailhandel, keukendiensten en huishoudens.
Geconcludeerd wordt dat het moeilijk is om concrete conclusies te trekken,
omdat slechts (beperkte) gegevens voor twee sectoren beschikbaar zijn (zuivel
en vlees). De mogelijke bijdrage van korte voedselvoorzieningsketens aan het
verminderen van voedselafval komt niet aan de orde in deze studie. Om betrouwbare conclusies te kunnen trekken, moet
meer onderzoek worden gedaan naar de relatie tussen het type
voedselvoorzieningsketen, consumentenattitude en afvalreductie. Consumenten
lijken meer waarde te hechten aan producten die ze rechtstreeks op een
boerderij of boerenmarkt kopen, wat kan leiden tot minder afval. Het potentiële
effect van korte voedselvoorzieningsketens en lokale voedselsystemen moet
echter niet worden overschat, omdat ze maar een betrekkelijk klein aandeel in
de mondiale productie, verwerking en distributie hebben. De studie naar korte voedselvoorzieningsketens
laat zien dat om negatieve milieueffecten tot een minimum te beperken, korte
voedselvoorzieningsketens een lokaal karakter moeten hebben, alleen
seizoensgebonden producten moeten leveren, milieuvriendelijke productiemethoden
moeten gebruiken en een kleine koolstofvoetafdruk moeten hebben. De combinatie
van lokale en seizoensgebonden kenmerken vermindert de noodzaak van opslag,
terwijl het gebruik van milieuvriendelijke productiemethoden mogelijk ook
bijdraagt aan minder pesticidengebruik, minder bodem- en waterverontreiniging
en minder bodemdegradatie, een grotere biodiversiteit en duurzaam watergebruik.
4. Bevindingen voor bestaande etiketteringsregelingen in de lidstaten Er bestaat een grote verscheidenheid aan
regelingen in de EU. De meeste hebben betrekking op de verkoop van
landbouwproducten in de nabijheid van de plaats van productie. Daarbij kan het
gaan om verkoop op het bedrijf (bijvoorbeeld boerderijwinkels, verkoop langs de
weg en pluktuinen ('pick-your-own')) of verkoop buiten het bedrijf
(bijvoorbeeld boeren- en andere markten, levering aan huis en verkoop aan
detaillisten of cateringbedrijven). In sommige gevallen betreft het verkoop op
afstand (bijvoorbeeld bij levering aan huis en verkoop via het internet).
Blijkens de studie naar korte voedselvoorzieningsketens worden etiketten en
logo's het meest gebruikt in regelingen die al langere tijd bestaan of die zijn
ingesteld in het kader van grotere regionale initiatieven, terwijl ze minder
vaak worden gebruikt door producenten met een meer lokale klantenkring, waarbij
producent en consument rechtstreeks met elkaar communiceren. De antwoorden van lidstaten op de vragenlijst over
de rechtstreekse en lokale verkoop van landbouwproducten en levensmiddelen
laten zien dat sprake is van verschillen qua ontwikkeling en ondersteuning van
dit type verkopen. Ook uit de studie naar korte voedselvoorzieningsketens komt
naar voren dat er weliswaar op nationaal en EU-niveau veel instrumenten
voorhanden zijn waarmee landbouwers ondersteund kunnen worden, maar dat die
instrumenten niet overal in de EU consistent worden toegepast, wat heeft geleid
tot een onevenwichtige ontwikkeling van korte voedselvoorzieningsketens. De
uitdagingen voor het beoefenen van lokale landbouw zijn niet overal in de EU
dezelfde. Vandaar dat lidstaten een combinatie van acties zouden moeten kiezen
die op hun eigen ontwikkelingsbehoeften zijn afgestemd. De studie naar korte voedselvoorzieningsketens
laat zien dat etiketten ook nuttig zijn om consumenten te laten zien dat een
product is gecertificeerd. Dit is belangrijk om producten te beschermen tegen
namaak: etiketten waarop wettelijk voorgeschreven informatie staat vermeld,
zijn een middel voor het bestrijden van misleidende informatie of zelfs fraude.
In de studie naar korte voedselvoorzieningsketens
staat ook dat het gebruik van verschillende etiketteringssystemen verwarrend is
voor consumenten. Consumenten verwachten van een etiket op de eerste plaats dat
het informatie verschaft over de prijs en houdbaarheidsdatum van een product.
In orde van belangrijkheid volgt daarna informatie over de geografische
oorsprong van het product en de identiteit van de producent. Informatie over de
aard van de voorzieningsketen is ook belangrijk: wordt het product tegen een
zowel voor producent als consument redelijke prijs verkocht? Tot slot duiden de resultaten van de studie en de
raadpleging erop dat het onvermijdelijk is dat etiketteringsregelingen
producenten geld kosten en hun producten duurder maken. 5. Zijn er argumenten voor een etiketteringsregeling op EU-niveau? Tijdens de conferentie van april 2012 werd het
belang onderstreept van een gedeelde visie waarin prioriteit wordt gegeven aan
kwaliteit, milieu, ethiek, cultuur, sociale contacten en gezelligheid. Belangrijke elementen van 'going local' zijn netwerken,
vertrouwen en wederzijdse kennis en het geven van voorlichting aan zowel
landbouwers als consumenten. In de conclusies van de conferentie staat dat deze
waarden gepromoot zouden kunnen worden met een nieuw etiket voor korte
voedselvoorzieningsketens, maar wel onder de
voorwaarde dat het gebruik ervan op basis van vrijwilligheid gebeurt, dat het
gaat om een simpel instrument en dat er geen extra kosten voor producenten aan
zijn verbonden. In de fora waarin de kwesties van lokale landbouw
en rechtstreekse verkoop aan de orde kwamen, werd de noodzaak onderstreept van
het faciliteren van de toegang tot investeringen en kennis, van het openstellen
van overheidsopdrachten en van het aanpassen van gezondheidsvoorschriften, die
vaak een hindernis voor dit type landbouw en verkoop zouden vormen. Het
begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie beschrijft de
hulpinstrumenten die voor producenten zijn geïmplementeerd en bevat
aanbevelingen voor de lidstaten voor acties die ze kunnen uitvoeren. De
lidstaten zouden meer proactief moeten optreden en zo nodig wetgeving in het
voordeel van kleine landbouwers en rechtstreekse verkoop moeten aanpassen. De
levensmiddelen- en cateringsector behoren tot de prioritaire sectoren voor
groene overheidsopdrachten. Teneinde overheidskantines met lokale
voedingsmiddelen te bevoorraden, zouden overheden gebruik moeten maken van
innovatieve methoden voor het vergroenen van opdrachten, terwijl landbouwers
zich zouden moeten organiseren en gebruik zouden moeten maken van diverse
samenwerkingsmodellen om gezamenlijk op openbare aanbestedingen te kunnen
inschrijven. Consumenten die graag lokaal geproduceerd voedsel
zouden willen kopen, kunnen op de markt vaak niet zien welk voedsel lokaal is
geproduceerd[25].
De Eurobarometer-enquête over de mondigheid van consumenten[26] heeft een gebrek aan
kennis en vaardigheden onder consumenten aan het licht gebracht, onder meer met
betrekking tot de interpretatie van etiketten en logo's. Deze bevindingen
worden ondersteund door de resultaten van een studie naar de werking van de
vleesmarkt voor consumenten[27].
In de studie naar korte voedselvoorzieningsketens
worden meerdere rechtsvorderingen aangehaald wegens oneerlijke concurrentie
door misleidende of verkeerde etikettering. Bescherming tegen namaak door het
vermelden van passende informatie op etiketten op EU-niveau, zou het risico van
misleiding van consumenten kunnen verminderen. 5.1. Een specifieke etiketteringsregeling Bij het analyseren van de verschillende opties
voor het invoeren van een etiketteringsregeling vroeg de Commissie deskundigen
om advies[28].
Het advies van de deskundigen was duidelijk:
wanneer een etiketteringsregeling wordt ingesteld, –
zou deelname optioneel moeten zijn; –
zouden geen certificerings- en
accrediteringsprocedures mogen worden ingevoerd, die als tijdrovend en kostbaar
worden gezien; –
zou voorzien moet worden in duidelijke
selectiecriteria voor de producten die onder de regeling vallen. De deskundigen meenden dat een specifieke
etiketteringsregeling alleen nuttig zou zijn wanneer ze onderdeel zou uitmaken
van of gekoppeld zou zijn aan maatregelen om landbouwers te helpen alternatieve
afzetkanalen te vinden. Dergelijke maatregelen zijn beschikbaar op het gebied
van plattelandsontwikkeling. Daarbij gaat het in het bijzonder om steun voor
adviesverlening en voorlichting, voor investeringen in materiële activa, voor de
ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen, voor horizontale en
verticale samenwerking tussen actoren in de voedselvoorzieningsketen, voor
lokale promotieactiviteiten, voor deelname aan kwaliteitsregelingen en voor
informatieverstrekking en promotionele acties. Wanneer over een mogelijke regeling wordt
nagedacht, moet ook rekening worden gehouden met de aard van de
voedselvoorzieningsketen. Onder "rechtstreekse verkoop" wordt
verstaan verkoop door een landbouwer aan een consument zonder tussenpersonen
aan de verkoopzijde. In deze situatie kan de landbouwer rechtstreeks met de
consument communiceren. Het vermelden van informatie op een etiket gebeurt als
rechtstreekse communicatie met de consument niet mogelijk is en komt in de
plaats daarvan. Naarmate er meer tussenpersonen zijn, gaat meer van de
informatie die doorgaans bij rechtstreekse verkoop wordt verstrekt, verloren en
moet meer informatie op het etiket worden vermeld. De conclusie die kan worden
getrokken, is dat een etiketteringsregeling waarvan de toepassing beperkt is
tot rechtstreekse verkoop, weinig effect heeft. 5.2. Een alternatieve aanpak Een alternatief voor een autonome
certificeringsregeling zou de reservering van een facultatieve
kwaliteitsaanduiding kunnen zijn. De conclusie van de effectbeoordeling[29] was dat het gebruik
van facultatieve kwaliteitsaanduidingen voor landbouwers een effectief
instrument is om consumenten te informeren over de waarde die zij aan een
product hebben toegevoegd zodat de consument het product koopt en die extra
inspanningen worden beloond. Een dergelijke facultatieve kwaliteitsaanduiding
zou kunnen beantwoorden aan de belangrijkste verwachtingen van consumenten:
weten waar een product vandaan komt en wat de kenmerken van de
toeleveringsketen zijn. Om juridische redenen zou een facultatieve
kwaliteitsaanduiding echter niet via een logo/symbool kunnen worden uitgedrukt
maar alleen met woorden. Een facultatieve kwaliteitsaanduiding heeft de
volgende voordelen: –
ze wordt gezien als een minder zwaar instrument dat
relatief lichte administratieve, controle- en begrotingslasten met zich
meebrengt; –
ze biedt bescherming tegen misbruik, fraude en
misleidende praktijken; –
ze effent het pad voor andere steunmechanismen van
de EU, in het bijzonder steun in het kader van plattelandsontwikkeling. Wat betreft het naast elkaar bestaan van
nationale, regionale en lokale etiketteringsregelingen, publiek of privaat, en
een instrument op EU-niveau, moet erover worden nagedacht hoe een dergelijke
co-existentie mogelijk kan worden gemaakt en of het naast elkaar bestaan van
verschillende regelingen verwarrend is voor consumenten. 6. Conclusie Lokale landbouw en rechtstreekse verkoop zijn een
realiteit binnen de EU en zullen een onderdeel van de Europese landbouw
blijven. De conclusies van dit verslag luiden als volgt: –
Er is vraag naar echte boerderijproducten die via
korte voedselvoorzieningsketens worden verkocht en als zodanig herkenbaar zijn. –
Er bestaan grote verschillen tussen de lidstaten in
de ontwikkeling van rechtstreekse verkoop, die kunnen worden toegeschreven aan
nationale en regionale verschillen in bedrijfsstructuren, distributiekanalen en
cultuur. –
Zoals in het werkdocument van de diensten van de
Commissie uitvoerig wordt beschreven, staat de ontwikkeling van korte voedselvoorzieningsketens
voor veel uitdagingen die met andere instrumenten dan een etiketteringsregeling
moeten worden aangepakt. Op EU- en nationaal niveau is al een aantal
instrumenten beschikbaar, maar deze worden niet consistent toegepast.
Belanghebbenden menen dat sommige EU-voorschriften de ontwikkeling van lokale
landbouw belemmeren. –
Een nieuw etiket zou eenvoudig moeten zijn en voor
producenten geen lasten met zich mee mogen brengen. Tegelijkertijd moet het
controleerbaar zijn en de producten voor de consument voldoende geloofwaardig
maken. Het zou ook het risico van verwarring bij de consument moeten
verminderen, hoewel bestaande EU-wetgeving al de mogelijkheid biedt om op te
treden tegen misleidende praktijken. –
Een nieuw etiket kan waarde toevoegen aan producten
uit de lokale landbouw als het niet alleen wordt gebruikt voor producten in de
rechtstreekse verkoop en lidstaten ervoor zorgen dat het wordt opgenomen in of
gekoppeld aan andere maatregelen. De Commissie heeft in dit verslag feitelijke
elementen aangedragen voor een debat over de vraag of een nieuw EU-etiket moet
worden ingevoerd en over de meer algemene kwesties van lokale landbouw en
rechtstreekse verkoop. De bijlage bij dit verslag bevat een reeks vragen die
als leidraad voor dit debat kunnen fungeren. De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de
Raad om dit verslag te bespreken en hun standpunten erover kenbaar te maken. [1] Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor
landbouwproducten en levensmiddelen, PB L 343 van 14.12.2002, blz. 1. [2] Resolutie van het Europees Parlement van 7 september 2010
inzake billijke inkomens voor boeren: een beter werkende
voedselvoorzieningsketen in Europa, P7_TA(2010)0302. [3] Resolutie van het Europees Parlement van 8 juli 2010
over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2013, P7_TA(2010)0286. [4] Advies van het Comité van de Regio's over lokale
voedselsystemen (verkennend advies), 2011/C 104/01. [5] Het GLB tot 2020: inspelen op de uitdagingen van de
toekomst inzake voedsel, natuurlijke hulpbronnen en territoriale evenwichten,
COM(2010)672 def. [6] Knefsey, M., Schmutz, U., Venn, L., Balint, B.,
Trenchard, E., "Short Food Supply Chains and Local Food Systems in the EU.
A State of Play of their Socio-Economic Characteristics", Europese Unie, 2013. [7] http://ec.europa.eu/agriculture/quality/reports/index_en.htm [8] http://epp.eurostat.ec.europa.eu/statistics_explained/index.php/Farm_structure_survey_2007 [9] Local Government Regulation, "Buying food with
geographical descriptions – How 'local' is 'local'?", 2011. [10] "Les
chiffres de la consommation responsable, édition 2010," beschikbaar op: http://www.mescoursespourlaplanete.com/medias/pdf/RapportwebVF-2010.pdf [11] IMPACT-project: "The socio-economic impact of
rural development policies: realities and potentials (CT-4288)", 4th
Framework FAIR programme, 2002. Aan dit project namen de
volgende lidstaten deel: Nederland, Verenigd Koninkrijk, Ierland, Duitsland,
Italië, Spanje en Frankrijk. [12] "EU Rural Review", 12 (2012), blz. 11 en 12. [13] Via het five capital assets framework worden de
effecten onderzocht op het menselijk, financieel, fysiek, sociaal en natuurlijk
kapitaal. [14] "FAO Policy Brief 2011: The case for energy-smart
food systems, 2011", beschikbaar op: http://www.fao.org/docrep/014/i2456e/i2456e00.pdf. [15] Jones, A., "An environmental assessment of Food
Supply Chains: a case study on dessert apples", in: Environmental
Management, Vol. 30, 4 (2002), blz. 560–576. [16] Saunders, S., Barber, A., Taylor, G., "Food miles
- Comparative energy/emissions performance of New Zealand's agriculture
industry", Research Report, 2006 (285). [17] Aranda, A., Scarpellini, S., Zabalza, I., Valero
Capelli, A., "An analysis of the present food's transport model based on a
case study carried out in Spain", 6th International Conference on LCA in
the Agrifood sector, Zurich, 2008, blz. 12, 13 en 14. [18] Sundkvist,
A., Jansson A., Larsson, P., "Strengths and limitations of localizing food
production as a sustainability building strategy – an analysis of bread
production on the island of Gotland, Sweden", in: Ecological Economics, 37
(2001), blz. 217–227. [19] Coley,
D., Howard, M., Winter, M., "Local food, food miles and carbon emissions:
a comparison of farm shop and mass distribution approaches", in: Food
Policy, 34 (2009), blz. 150–155. [20] Hall, K. D., Guo, J., Dore, M., Chow, C. C., "The progressive
increase of food waste in America and its environmental impact", in: PLoS
ONE, Vol 4, 11 (2009). [21] Gustavsson, J., Cederberg, C., Sonesson, U., "Global
food losses and food waste. Extent, causes and prevention", FAO, 2011. [22] Hall, K. D., Guo, J., Dore, M., Chow, C. C., "The
progressive increase of food waste in America and its environmental
impact", in: PLoS ONE, Vol 4, 11 (2009). [23] Parfitt, J., Macnaughton, S., "Food waste within
food supply chains: quantification and potential for change to 2050", in: Philosophical
Transactions of the Royal Society: Biology, 365 (2010), blz. 3065–3081. [24] Europese
Commissie: "Preparatory study on food waste across the EU 27", 2010,
beschikbaar op: http://ec.europa.eu/environment/eussd/pdf/bio_foodwaste_report.pdf [25] "Special
Eurobarometer 389: Europeans' attitudes towards food security, food quality and
the countryside", 2012. [26] "Special Eurobarometer 342: Consumer
Empowerment", 2011. [27] http://ec.europa.eu/consumers/consumer_research/market_studies/docs/mms_follow-up_study_2012_en.pdf [28] Onder auspiciën van de Raadgevende Groep "Kwaliteit
van de landbouwproductie" werd een werkgroep opgericht. [29] "Agricultural
product quality policy: Impact assessment Annex A(II): Marketing
standards", 2009, beschikbaar op: http://ec.europa.eu/agriculture/quality/policy/com2009_234/ia_annex_a2_en.pdf BIJLAGE Onderwerpen die worden voorgesteld ter
behandeling in het kader van de besprekingen over het Verslag van de Commissie
aan het Europees Parlement en de Raad inzake een etiketteringsregeling voor
lokale landbouw en rechtstreekse verkoop: –
Sommige van de instrumenten die op EU-niveau zijn
ingevoerd ter ondersteuning van lokale landbouw en rechtstreekse verkoop zijn
niet op consistente wijze geïmplementeerd. Zijn deze instrumenten nog steeds
geschikt? –
Belanghebbende partijen hebben EU-voorschriften aangewezen
die volgens hen de ontwikkeling van lokale landbouw belemmeren, zoals
gezondheidsvoorschriften en voorschriften inzake overheidsopdrachten. De
Commissie meent dat de EU-wetgeving al voldoende flexibel is, maar dat niet
volledig gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden waarin de wetgeving
voorziet. Delen het Europees Parlement en de Raad deze opvatting van de
Commissie? Is er behoefte aan uitgebreidere Europese regelgeving voor
kleinschalige producties? –
Op nationaal/regionaal niveau bestaan al verscheidene
etiketteringsregelingen voor de ondersteuning van lokale landbouw. Zou een
specifieke EU-regeling toegevoegde waarde voor landbouwers hebben en
tegelijkertijd consumenten de gewenste informatie verschaffen en zodoende
bijdragen aan de bestrijding van misleidende consumenteninformatie? Zou een
dergelijke etiketteringsregeling moeten voorzien in het gebruik van een
symbool/logo? –
Hoe kan een regeling worden ontwikkeld die voor
landbouwers geen lasten met zich meebrengt – als ervan uit wordt gegaan dat
voor hen aan een etiketteringsregeling onvermijdelijk kosten zijn verbonden –
en die consumenten voldoende waarborgen biedt?