This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012SC0267
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Regulation of the European Parliament and of the Council amending Council Regulation (EC) No 111/2005 laying down rules for the monitoring of trade between the Community and third countries in drug precursors
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren
/* SWD/2012/0267 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren /* SWD/2012/0267 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE
COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING Begeleidend document bij Verordening van het Europees Parlement
en de Raad tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften
voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in
drugsprecursoren 1. probleemstelling 1.1. Wat is het probleem? Efedrine en pseudo‑efedrine zijn chemische
stoffen die worden gebruikt bij de vervaardiging van medicijnen tegen
verkoudheden of allergieën. Deze twee stoffen zijn tevens de belangrijkste
precursoren voor de vervaardiging van methamfetamine. Om te voorkomen dat deze
stoffen uit de legale handel voor de illegale productie van verdovende middelen
worden misbruikt, is een specifiek regelgevend kader opgesteld (zowel op
internationaal niveau[1]
als in de EU[2])
om verdachte transacties vast te stellen. Dit is echter niet het geval voor
geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten. Aangezien de efedrine
en pseudo‑efedrine eenvoudig aan de geneesmiddelen kunnen worden onttrokken
(met goedkope zelfgemaakte apparatuur en via een eenvoudig chemisch proces),
zijn deze producten met name gewild bij drugshandelaren als een bron van
precursoren voor de illegale vervaardiging van methamfetamine. Het feit dat
geneesmiddelen voor menselijk gebruik die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten,
zijn uitgesloten van de bepalingen van
Verordening (EG) nr. 111/2005, die van toepassing is op de
handel tussen de EU en derde landen, maakt dat deze producten niet door de
bevoegde instanties van de lidstaten konden worden tegengehouden of in beslag
genomen wanneer zij werden uitgevoerd uit of doorgevoerd door het douanegebied
van de Unie, zelfs niet wanneer het erg aannemelijk was dat zij voor de
illegale vervaardiging van methamfetamine in het land van bestemming zouden
worden misbruikt. Er wordt van de EU verwacht dat zij de maas in de huidige
wetgeving dicht met betrekking tot de aan de douane en de politie verleende
bevoegdheden, die efedrine en pseudo‑efedrine wel, maar geneesmiddelen die
efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, niet kunnen tegenhouden of in beslag
nemen. De onderliggende oorzaken van het probleem
kunnen als volgt worden samengevat: - de controles op efedrine en pseudo‑efedrine
(de stoffen) zijn wereldwijd aangescherpt; enkele landen zijn zelfs zover
gegaan dat zij de invoer van deze stoffen hebben verboden; - daarom zijn
drugshandelaren gaan uitkijken naar alternatieve bronnen van efedrine en pseudo‑efedrine
voor de vervaardiging van methamfetamine; - als gevolg daarvan richten drugshandelaren
zich op geneesmiddelen die deze stoffen bevatten en die niet aan strenge
controles worden onderworpen en - de aanscherping van de controles op deze
geneesmiddelen die efedrine en pseudo‑efedrine bevatten, in andere gebieden van
de wereld. In reactie daarop richten drugshandelaren zich op gebieden, zoals de
EU, waar de controles op deze producten minder streng zijn als zij worden
uitgevoerd of doorgevoerd. Van 2007 tot 2010 was er sprake van een
aanzienlijke variatie in de hoeveelheid door de bevoegde instanties van de EU‑lidstaten
aan de grens in beslag genomen precursoren voor methamfetamine in
geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten. Terwijl in 2007
nagenoeg geen geneesmiddel werd vermeld in de totale hoeveelheid aan
inbeslagnemingen (0,3 t[3]
van in totaal 8 t), steeg de hoeveelheid in beslag genomen geneesmiddelen
in 2008 en 2009 fors in verhouding tot de totale hoeveelheid aan
inbeslagnemingen (respectievelijk 1,8 t van in totaal 3,5 t en 0,6 t
van in totaal 1,4 t). Hoewel deze hoeveelheid in 2010 aanzienlijk daalde
(0,1 t van in totaal 2,9 t), vrezen veel lidstaten, evenals het
Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen (INCB), dat de
mechanismen van Verordening (EG) nr. 111/2005 voor de controle
van geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, tekortschieten. 1.2. Wie zijn de betrokken
partijen? - derde landen, waar methamfetamine wordt
geproduceerd en waar de controles op geneesmiddelen die drugsprecursoren bevatten,
niet doeltreffend zijn als de export‑ en doorvoerlanden geen vergelijkbare
maatregelen nemen; - fabrikanten en distributeurs van binnen of
buiten de Unie, als leveranciers of handelaren van deze geneesmiddelen die
efedrine en pseudo‑efedrine bevatten, en - douane‑, politie‑ en
gezondheidsautoriteiten, als de aangewezen handhavingsinstanties in elke
lidstaat om de drugsprecursorenwetgeving uit te voeren. 2. Subsidiariteitsanalyse Verordening (EG) nr. 111/2005
is gebaseerd op artikel 207 VWEU (voorheen artikel 133 VEG). Zij
bevat voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en
derde landen in drugsprecursoren. Momenteel nemen de douaneautoriteiten van de EU‑lidstaten
geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, in beslag op grond van
de nationale antidrugswetgeving of het douanewetboek, wat leidt tot
verschillende controles aan de EU‑buitengrenzen. Bovendien wordt via
verschillende soorten nationale maatregelen geprobeerd het misbruik van deze
geneesmiddelen tegen te gaan, met als gevolg dat aan EU‑marktdeelnemers
uiteenlopende wettelijke verplichtingen worden opgelegd. 3. Doelstellingen Algemene
beleidsdoelstellingen ·
Een bijdrage leveren aan de wereldwijde strijd
tegen de illegale vervaardiging van verdovende middelen. Specifieke beleidsdoelstellingen ·
Het bestrijden van de illegale vervaardiging van
methamfetamine door controle uit te oefenen op de toevoer van efedrine/pseudo‑efedrine
in geneesmiddelen die worden uitgevoerd, ingevoerd of tussen de Unie en derde
landen worden doorgevoerd, en zo misbruik van deze producten te voorkomen
zonder de legale handel ervan te belemmeren, ·
het handhaven van het vrije verkeer van
geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, voor legitieme
doeleinden tussen de Unie en derde landen, ·
het vermijden van onevenredige administratieve
lasten voor de nationale bevoegde instanties (douane, politie, gezondheid) en
de bedrijfstak die zich bezighoudt met de handel in medicijnen die
efedrine/pseudo‑efedrine bevatten. Operationele doelstelling Het bereiken en behouden van een neerwaartse
trend in de pogingen tot misbruik van geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine
bevatten en die voor illegale doeleinden zijn bestemd. 4. Beleidsopties Optie 1: geen nieuwe wetgevende maatregelen
nemen (basisscenario) Verordening (EG) nr. 111/2005
wordt niet gewijzigd. Op grond van deze verordening worden geneesmiddelen die
efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, niet gecontroleerd. Daarom kunnen de
instanties van de lidstaten deze producten niet tegenhouden of in beslag nemen
op grond van EU‑wetgeving als zij het douanegebied van de Unie binnenkomen of
verlaten, ook indien het aannemelijk is dat zij voor de illegale vervaardiging
van methamfetamine zullen worden misbruikt. Optie 2: het aanraden
van vrijwillige maatregelen aan de lidstaten De Commissie brengt een aanbeveling uit met
een lijst maatregelen voor de controle van geneesmiddelen die efedrine en
pseudo‑efedrine bevatten, waaruit elke lidstaat naar eigen inzicht kan kiezen. Optie 3: het verruimen van de bevoegdheden
van de bevoegde instanties Geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine
bevatten, worden onder het toepassingsgebied van de bepalingen van
artikel 26 van de huidige verordening gebracht (bevoegdheden van de
bevoegde instanties). Dit stelt de bevoegde EU‑instanties in staat om
transacties met deze geneesmiddelen tegen te houden indien er een redelijk
vermoeden bestaat dat deze producten kunnen worden misbruikt voor de illegale
vervaardiging van verdovende middelen, ongeacht of zij worden uitgevoerd,
ingevoerd of doorgevoerd. Optie 4: het verruimen van de bevoegdheden
van de bevoegde instanties en het introduceren van het gebruik van voorafgaande
kennisgevingen van uitvoer De bevoegde instanties van de EU‑lidstaten
hebben niet alleen een rechtsgrondslag om geneesmiddelen die efedrine en pseudo‑efedrine
bevatten, tegen te houden en in beslag te nemen (zoals in optie 3), maar ook om
via PEN (Pre-Export Notification) online voorafgaande kennisgevingen van
uitvoer voor deze producten te sturen naar het land van bestemming. Optie 5: het onderwerpen van geneesmiddelen
die efedrine en pseudo‑efedrine bevatten, aan dezelfde controlevereisten als
efedrine en pseudo‑efedrine Geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine
bevatten, worden opgenomen in de lijst met geregistreerde stoffen van categorie
1. Zij worden daarmee aan dezelfde controlevereisten onderworpen waaraan de in
categorie 1 opgenomen stoffen, zoals efedrine en pseudo‑efedrine, momenteel
zijn onderworpen, dat wil zeggen een voorafgaande kennisgeving van uitvoer, een
uitvoervergunning, een vergunning, enz. Optie 6: het verbieden van de handel in
geneesmiddelen die efedrine en pseudo‑efedrine bevatten Bij deze optie is de invoer, uitvoer en doorvoer van geneesmiddelen die
efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, in, uit en door het douanegebied van de
Unie niet langer mogelijk. Alvorens een handelsverbod te overwegen, dienen andere
controlemaatregelen, zoals de maatregelen die in de wetgeving zijn voorzien, te
worden onderzocht. Deze maatregelen zijn in optie 5 geanalyseerd. Daarom is optie 6 ter zijde geschoven zonder de effecten ervan nader te
analyseren. 5. Effectbeoordeling Dit initiatief is opgesteld met inachtneming
van de grondrechten, de vrijheden en de beginselen in het Handvest van de grondrechten
van de Unie. In artikel 35 van het Handvest wordt in het bijzonder
gegarandeerd dat iedereen recht heeft op toegang tot preventieve
gezondheidszorg en medische verzorging. Het
verlenen van bevoegdheden aan instanties om maatregelen op het gebied van
medicijnen te nemen, zoals bepaald in optie 3, 4 en 5, zal de toegang tot
medicijnen voor burgers niet beperken. Er bestaat geen verband tussen milieueffecten
en dit probleem. Het is lastig te bepalen of er specifieke gevolgen
voor micro‑, kleine en middelgrote ondernemingen zouden zijn, omdat het
onmogelijk was de raadpleging selectief te richten op de ondernemingen die
specifiek handelen in geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten.
Het mkb is echter wel geraadpleegd als onderdeel van de farmaceutische
verenigingen. Het uitblijven van een antwoord van het mkb bevestigt dat zij
niet nauw zijn betrokken bij de handel in geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine
bevatten, of dat zij voor multinationale ondernemingen werken die in dit
segment actief zijn. Daarom is het aannemelijk dat het voorstel geen invloed
heeft op het mkb. Internationale effecten: het misbruik van drugsprecursoren is een mondiaal probleem waarop een
mondiaal antwoord moet worden gevonden. Als de
controles op geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, op EU‑niveau
worden aangescherpt, zouden zij op het niveau van die van andere landen worden
gebracht, hetgeen zou bijdragen aan het internationale doel om de controles op
deze producten te versterken. Voor de beleidsopties 3, 4 en 5 zijn de administratieve
lasten voor de bevoegde instanties gekwantificeerd met gebruikmaking van
het "standaardkostenmodel" van de EU op basis van gegevens uit de
raadpleging van de belanghebbenden. De extra administratieve lasten voor de
bedrijfstak kunnen slechts deels worden bepaald, omdat hierover in de
onlineraadpleging geen gegevens zijn verstrekt door de farmaceutische
brancheorganisaties en ondernemingen, aangezien zij allemaal de voorkeur
uitspraken om geen nieuwe wetgevende maatregelen te nemen. Optie 1: geen nieuwe wetgevende maatregelen
nemen (basisscenario) Effectiviteit Het vastgestelde zwakke punt in de huidige
wetgeving met betrekking tot het misbruik van geneesmiddelen die efedrine en
pseudo‑efedrine bevatten, blijft bestaan, waardoor drugshandelaren zich zullen
blijven richten op geneesmiddelen om er efedrine en pseudo‑efedrine uit te
onttrekken voor de illegale vervaardiging van methamfetamine. Deze optie
zal daarom geen bijdrage leveren aan de strijd tegen de
illegale vervaardiging van methamfetamine door een vermindering van de
aanvoer van efedrine en pseudo‑efedrine in geneesmiddelen. Het vrije handelsverkeer van deze
producten tussen de Unie en derde landen voor legitieme doeleinden zal
behouden blijven. Tot slot zal de EU op internationaal
niveau verder worden bekritiseerd dat zij "inactief"
blijft ondanks herhaalde oproepen van het INCB om een strenger
controlemechanisme te introduceren in de EU‑wetgeving op het gebied van de
buitenlandse handel. Efficiëntie Deze optie brengt geen extra administratieve
lasten met zich mee op Europees niveau, noch voor bedrijven, noch voor
nationale bevoegde instanties. Aangezien de "business as usual"‑kosten
niet wijzigen, wijzigen de administratieve kosten evenmin. Optie 2: het aanraden
van vrijwillige maatregelen aan de lidstaten Effectiviteit Deze optie voorziet niet in een EU‑antwoord op
het vastgestelde probleem. De optie kan echter als richtsnoer dienen voor de
lidstaten die nog geen enkele controlemaatregel toepassen, om een aantal
maatregelen in te voeren op basis van de goede praktijken in andere lidstaten
die wel al maatregelen hebben genomen en daarmee de aanvoer van efedrine en
pseudo‑efedrine voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen met succes
hebben verminderd. Het handelsverkeer van deze producten
tussen de Unie en derde landen zal niet worden beïnvloed. Deze optie voldoet niet aan de VN‑resoluties,
die alle verdragsluitende partijen bij het VN‑verdrag van 1988 oproepen om de
controles voor dit soort producten aan te scherpen. Efficiëntie Tot welke uitvoeringsmaatregel ook wordt
besloten, er kan van worden uitgegaan dat deze op nationaal niveau bepaalde
administratieve lasten met zich zal meebrengen. De extra administratieve lasten
van deze nationale maatregelen zijn niet meegewogen in het huidige initiatief
aangezien het onduidelijk is welke maatregelen de lidstaten zouden nemen. Optie 3: het verruimen van de bevoegdheden
van de bevoegde instanties Effectiviteit Deze optie verhoogt de kans om het misbruik
van deze producten te voorkomen en vermindert daarmee de aanvoer van efedrine
en pseudo‑efedrine voor de illegale vervaardiging van methamfetamine.
Aangezien deze optie de bevoegde instanties van de lidstaten in de
drugsprecursorenwetgeving een rechtsgrondslag verschaft om een zending
geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, tegen te houden of in
beslag te nemen, hoeven zij niet langer terug te vallen op uiteenlopende
nationale wetten, daar waar die bestaan, om deze producten tegen te houden of
in beslag te nemen. Het handelsverkeer van medicijnen die
efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, zal geen hinder ondervinden. De kritiek van het INCB op het gebrek aan actie van de EU om deze producten aan controles te
onderwerpen, zal afnemen. Efficiëntie De controles zullen zowel bij uitvoer/invoer
als bij doorvoer in alle lidstaten worden uitgevoerd, op basis van
risicoanalyses. Aangezien dit deel zal uitmaken van de reguliere werkzaamheden
van de douane, waar de risicocriteria naar gelang van de trends variëren,
zullen de extra administratieve lasten naar verwachting minimaal zijn. Wat de
handelaren betreft, zal het effect eveneens minimaal zijn, aangezien
douanecontroles onderdeel zijn van het reguliere risico dat zij nemen bij het internationaal
verhandelen van goederen. Optie 4: het verruimen van de bevoegdheden
van de bevoegde instanties en het invoeren van het gebruik van voorafgaande
kennisgevingen van uitvoer Effectiviteit Deze optie borduurt verder op de voorgaande,
dus met behoud van alle eerdergenoemde voordelen. Bovendien minimaliseert het
gebruik van het PEN‑onlinesysteem de kans op misbruik, omdat dit systeem
wereldwijd een systematisch en consequent toezicht op de handel in
drugsprecursoren garandeert. Dankzij dit instrument vergroot deze optie de
kansen om misbruik te voorkomen van geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine
bevatten, voor de illegale vervaardiging van methamfetamine. Het gebruik van voorafgaande kennisgevingen
van uitvoer (PEN‑online) voor geneesmiddelen door de bevoegde instanties van de
lidstaten zal door het INCB worden toegejuicht; het comité heeft de Unie
de laatste jaren in zijn jaarverslagen herhaaldelijk aangemoedigd om dit te
doen. Sinds de invoering van PEN-online is
nog nooit melding gemaakt van het feit dat dit systeem handelstransacties zou
vertragen of belemmeren, en dit wordt bevestigd door het feit dat een
groeiend aantal landen in de wereld ervan gebruik maakt. Efficiëntie De extra administratieve lasten voor bevoegde
instanties met betrekking tot de controles die zij zullen uitvoeren, op grond
van het gewijzigde artikel 26, blijven minimaal. De gemiddelde extra
administratieve last voor bevoegde instanties om één voorafgaande kennisgeving
van uitvoer voor een stof van categorie 1 te verzenden, bedraagt 15 EUR.
De extra administratieve last is voornamelijk afhankelijk van de omvang van de
legale handel in deze producten in elke lidstaat. In dit verband kan worden
aangenomen dat deze extra administratieve lasten relatief laag zijn en dat zij
door de bevoegde instanties van de lidstaten kunnen worden gedragen, gezien het
feit dat verschillende lidstaten deze kennisgevingen de afgelopen drie jaar
tijdens internationale operationele initiatieven in het kader van het Prism‑project
al vrijwillig hebben verzonden. Optie 5: het onderwerpen van geneesmiddelen
die efedrine en pseudo‑efedrine bevatten, aan dezelfde controlevereisten als
efedrine en pseudo‑efedrine Effectiviteit Deze optie zal de controles op geneesmiddelen
die efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, aanzienlijk verscherpen, aangezien
zij aan dezelfde controles zullen worden onderworpen als die waaraan de
grondstoffen die zij bevatten, op grond van de drugsprecursorenwetgeving zijn
onderworpen. Deze optie verhoogt de kans om misbruik te voorkomen
en beperkt daarmee de aanvoer van efedrine en pseudo‑efedrine voor de illegale vervaardiging van methamfetamine. De vereisten die op deze geneesmiddelen van
toepassing zouden zijn, zouden niet in verhouding staan tot het doel van het
huidige initiatief. Het handelsverkeer van deze producten
tussen de Unie en derde landen kan worden belemmerd door
de hogere vereisten waaraan marktdeelnemers moeten voldoen om deze producten
uit‑ en in te voeren. Bovendien houdt deze optie een wijziging in
van hetzelfde artikel in de verordening waarin de intra‑EU‑handel in
drugsprecursoren wordt geregeld. Deze optie voldoet aan de CND‑resolutie
waarin de Unie onder meer wordt opgeroepen om farmaceutische preparaten die
efedrine en pseudo‑efedrine bevatten, en bulkchemicaliën die als precursor
(grondstof) dienen, aan vergelijkbare controles te onderwerpen[4]. Efficiëntie Er zijn vier belangrijke administratieve
vereisten: een vergunning, een invoervergunning, een uitvoervergunning en een
voorafgaande kennisgeving van uitvoer. De extra administratieve lasten die uit
de vereisten van PEN‑online voortvloeien, zijn bij optie 4 berekend. Wat de vergunningverlening betreft,
bedraagt de huidige gemiddelde administratieve last per bevoegde instantie voor
stoffen van categorie 1 jaarlijks 861 EUR. De huidige administratieve
last per bevoegde instantie om een vergunning voor deze producten te
verstrekken, zou dus gelijk zijn aan die voor elke andere stof van
categorie 1, namelijk 49 EUR. Wat de invoervergunningen betreft,
bedraagt de huidige gemiddelde administratieve last per bevoegde instantie voor
stoffen van categorie 1 jaarlijks 1 236 EUR. De huidige
administratieve last om een invoervergunning te verlenen, bedraagt 28 EUR.
Wat de uitvoervergunningen betreft,
bedraagt de gemiddelde administratieve last per bevoegde instantie voor stoffen
van categorie 1 jaarlijks 995 EUR. De huidige administratieve last om
een uitvoervergunning te verlenen, bedraagt 29 EUR. De administratieve last per onderneming om een
vergunning te verkrijgen, bedraagt 77 EUR (effectbeoordeling DG ENTR)[5]. 6. Vergelijking van de opties De onderstaande tabel toont de effectiviteit
en de kostenefficiëntie van elke optie, en draagt aldus bij aan de analyse van
de te verkiezen optie. Tabel 1:
Vergelijking van de opties Opties || || Effectiviteit || || Kostenefficiëntie || || Algemene beoordeling || Vermindering van de aanvoer van efedrine/pseudo‑efedrine in medicijnen door voorkoming van misbruik || Behoud van het vrije verkeer van medicijnen met efedrine/pseudo‑efedrine tussen de EU en derde landen || Naleving van VN-resoluties || Extra administratieve lasten Per instantie || Per bedrijfstak 1 || - || + || - || € 0 || € 0 || - 2 || -/+ || + || - || € 0/+ || € 0/+ || - 3 || + || + || + || € 0/+ || € 0/+ || ++ 4 || ++ || + || + || € 1500* || NA || +++ 5 || +++ || +/- || + || Uitvoer = € 9 300 Invoer = € 7 700 || Vergunning = € 77 || ++ Hoewel het basisscenario geen extra
administratieve lasten met zich meebrengt, zou deze optie terzijde moeten
worden geschoven als de Commissie adequaat wil reageren op het verzoek van de Raad
om de vastgestelde zwakke punten in het controlesysteem van de drugsprecursorenwetgeving
aan te pakken, en op de zorgen van de internationale gemeenschap. Niet‑wetgevende maatregelen, tenzij door alle
lidstaten genomen, kunnen het vastgestelde probleem maar gedeeltelijk
verhelpen. Bovendien stelt deze optie de bevoegde instanties niet in staat, bij
uitvoer noch bij doorvoer, om geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine
bevatten, tegen te houden of in beslag te nemen vanwege het ontbreken van een duidelijke
rechtsgrondslag voor deze specifieke goederen. De overwogen maatregelen kunnen
het misbruik van de geneesmiddelen die efedrine en pseudo‑efedrine bevatten,
maar tot op zekere hoogte voorkomen. De opties 3, 4 en 5 bieden alle drie een
duidelijke rechtsgrondslag voor de bevoegde instanties om geneesmiddelen die
efedrine of pseudo‑efedrine bevatten, tegen te houden en/of in beslag te nemen
bij de uitvoer uit of doorvoer door het douanegebied van de Unie, wanneer er
een redelijk vermoeden bestaat dat zij voor de illegale vervaardiging van
verdovende middelen bestemd zijn. Deze opties zullen alle drie de door het INCB
geuite kritiek afzwakken over het gebrek aan actie van de EU om deze producten
aan controles te onderwerpen. Ze zullen eveneens de kans verhogen om misbruik
van deze producten te voorkomen, en daarmee de aanvoer beperken van efedrine en
pseudo‑efedrine voor de illegale vervaardiging van methamfetamine, hoewel in
verschillende mate. Bij vergelijking van deze drie opties die
wetswijzigingen vereisen, blijkt dat optie 3 slechts een beperkte
administratieve last met zich meebrengt; hetzelfde geldt naar verwachting voor
optie 4, terwijl optie 5 de hoogste administratieve last met zich meebrengt,
zowel voor de bevoegde instanties als voor de marktdeelnemers. Hoewel optie 5
het meest doeltreffend is in die zin dat het de strengste controles toepast,
brengt het te veel controlevereisten met zich mee die onevenredig zijn met het
doel van het huidige initiatief. De meerwaarde van optie 4 in vergelijking met
optie 3 is dat, bij deze optie, de synergie van de twee gecombineerde
maatregelen de effectiviteit van elke afzonderlijke maatregel versterkt zonder
noemenswaardige extra lasten aangezien het systeem van voorafgaande
kennisgeving van uitvoer al functioneert en het aantal van dergelijke
kennisgevingen dat jaarlijks door de bevoegde instanties van de lidstaten wordt
verzonden, blijkbaar relatief beperkt is. Bovendien, aangezien de voorafgaande
kennisgeving van uitvoer al verplicht is voor geregistreerde stoffen van
categorie 1, is het logisch om deze kennisgeving ook verplicht te maken voor
producten die deze stoffen bevatten, zoals geneesmiddelen die efedrine of
pseudo‑efedrine bevatten. Optie 4 is daarom te verkiezen: het voorziet
in een efficiënte controle, brengt slechts één extra controlevereiste met zich
mee en leidt nauwelijks tot extra administratieve lasten. 7. Toezicht en evaluatie De Commissie heeft het volgende voor ogen: ·
Het verzamelen, analyseren en rapporteren van de
jaarlijkse statistieken van de lidstaten betreffende inbeslagnemingen en
tegengehouden zendingen. ·
Het ondersteunen van de uitvoering van de
gewijzigde verordening door de werkgroep drugsprecursoren en door een
actualisering van de bestaande richtsnoeren, e‑leermiddelen en FAQ's. ·
Het implementeren van een database die momenteel
wordt ontwikkeld, om de verzameling en analyse van de statistieken te
vergemakkelijken. ·
Het invoeren van een specifieke tariefcode in de
gecombineerde nomenclatuur voor geneesmiddelen die efedrine of pseudo‑efedrine
bevatten. ·
Het organiseren van bewustmakingsactiviteiten voor
de bevoegde instanties en marktdeelnemers. ·
Het uitwisselen van informatie, waaronder over
trends, met de regeringen van derde landen. De Commissie kan vijf jaar na de vaststelling
van de nieuwe bepalingen een evaluatie uitvoeren, waarbij de behaalde
resultaten worden afgezet tegen de vastgestelde doelen en gevolgen voor
toekomstige opties worden onderzocht. Daarna kan verslag van de evaluatie
worden uitgebracht. [1] Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel
in verdovende middelen en psychotrope stoffen, beschikbaar op: http://www.incb.org/pdf/e/conv/1988_convention_en.pdf [2] Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees
Parlement en de Raad van 11 februari 2004 en artikel 32 van
Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad over de uitvoering en de werking
van de communautaire wetgeving betreffende het toezicht en de controle op de
handel in drugsprecursoren. [3] t = ton = 1 000 kg. [4] Resolutie E/CN.7/2011/L.5/Rev.1 over het intensiveren
van de internationale samenwerking en de regelgevende en institutionele kaders
voor de controle van chemische precursoren die bij de illegale vervaardiging
van synthetische drugs worden gebruikt. http://www.unodc.org/documents/commissions/CND-Res-2011to2019/CND54_8e1.pdf [5] Administrative costs and administrative burdens imposed
by amendments of EU drug precursor legislation, eindverslag, EIM, oktober 2011,
blz. 24.