This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012SC0058
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing rules on the access of third country goods and services to the European Union's internal market in public procurement and procedures supporting negotiations on access of European Union goods and services to the public procurement markets of third countries
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen
/* SWD/2012/0058 final - COD 2012/0060 */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen /* SWD/2012/0058 final - COD 2012/0060 */
Afwijzing van aansprakelijkheid: Deze
samenvatting verbindt uitsluitend de diensten van de Commissie die bij de
opstelling ervan betrokken waren en loopt niet vooruit op de uiteindelijke vorm
van een mogelijk besluit van de Commissie. Achtergrond Bij overheidsopdrachten gaat het om de vraag
hoe overheidsdiensten het geld van de belastingbetaler gebruiken bij
overheidsaankopen en investeringsbeslissingen. Aangenomen wordt dat
overheidsopdrachten een belangrijke motor van het overheidsbeleid vormen. In economische
termen oefenen overheidsopdrachten een belangrijke invloed uit op de mondiale
handelsstromen. Door overheden aangekochte goederen en diensten zijn goed voor
ongeveer 17% van het bbp van de EU. Overheidsopdrachten spelen mee in minstens 22
belangrijke markten van goederen en diensten waarin de klanten uitsluitend of
overwegend overheidsdiensten zijn of overheden belangrijke klanten zijn. In hun
geheel genomen vertegenwoordigen de ondernemingen die op deze
aanbestedingsmarkten actief zijn, qua omzet wellicht meer dan 25% van het
Europese bbp en zorgen zij voor zowat 31 miljoen banen. In haar onderhandelingen met derde landen is
de EU een pleitbezorger geweest van een ambitieuze openstelling van de
internationale aanbestedingsmarkten. De Europese ondernemingen hebben echter af
te rekenen met ongelijke concurrentievoorwaarden wat dat betreft omdat vele
handelspartners weigerachtig zijn om hun aanbestedingsmarkten verder open te
stellen voor internationale concurrentie – hetgeen de mogelijkheden tot zakendoen
aanzienlijk beperkt. Raadpleging van
belanghebbenden Bij de
voorbereiding van dit effectbeoordelingsverslag is rekening gehouden met de
standpunten van een brede waaier van belanghebbenden, zoals lidstaten, het
maatschappelijk middenveld, de bedrijfswereld en ngo’s.
Om deze standpunten te verzamelen heeft de Commissie gebruik gemaakt van
een raadpleging via het internet, een openbare hoorzitting en andere
overlegmechanismen. De respondenten van de
internetraadpleging waren over het algemeen verheugd over het initiatief van de
Europese Commissie. Zij konden zich vinden in de beschrijving van de problemen
maar hielden er wat de te kiezen opties betreft uiteenlopende meningen op na.
Een aanzienlijke meerderheid van belanghebbenden is gewonnen voor een wetgevend
initiatief terwijl een grote minderheid de voorkeur geeft aan de optie dat er
niets gebeurt. Ook over de vraag wat dat wetgevende initiatief zou moeten
inhouden, waren de meningen verdeeld. Hoewel de wetgevingsoptie onder
benadering A[1]
op ruime steun kon rekenen, waren toch een groot aantal respondenten
voorstander van een alternatieve benadering die A noch B[2] inhoudt. Er zij opgemerkt dat
benadering B weliswaar de minst verkozen wetgevingsoptie was maar toch kon
rekenen op de steun van een groot aantal respondenten. 1. Omschrijving van het probleem 1.1. De beperkte openstelling van
de aanbestedingsmarkten wereldwijd Aanbestedingen
zijn uitgesloten van de GATT- en de GATS-overeenkomsten, die van toepassing
zijn op de wereldhandel in goederen en diensten. De industrielanden, waaronder
de EU en 14 andere landen (zoals de Verenigde Staten, Japan, Canada en Korea)
zijn partij bij de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA). De
partijen bij de GPA verbinden zich ertoe hun markten wederzijds open te stellen
voor bepaalde soorten aankopen van bepaalde overheidsdiensten boven specifieke
drempels. De EU en andere landen zoals Korea en Chili hebben zich er eveneens
toe verbonden hun markten van overheidsopdrachten open te stellen door middel
van vrijhandelsovereenkomsten buiten de WTO. De EU is rechtstreeks betrokken bij de
mondiale openstelling van overheidsopdrachten hoewel in werkelijkheid slechts 25%
van de in het geding zijnde aanbestedingsmarkten onder internationale
verbintenissen vallen in de GPA of vrijhandelsovereenkomsten. Hoewel de GPA en
de vrijhandelsovereenkomsten slechts 5 miljard euro van de EU-uitvoer (0,4% van
alle EU-uitvoer) dekken, is bij de openstelling van overheidsopdrachten in niet
onder verbintenissen vallende aanbestedingsmarkten nog zowat 5 miljard euro
meer betrokken. Alles samen genomen gaat het om internationale handel van
industriesectoren in 22 geselecteerde markten, met een omzet die 25% van het
Europese bbp beloopt en ongeveer 31 miljoen banen vertegenwoordigt. In het totaal
zijn meer dan 50% van de betrokken aanbestedingsmarkten afgesloten door
protectionistische maatregelen zoals prijspreferentiemechanismen of vereisten
van plaatselijke inbreng (local content). Daarnaast is zowat 25% van de markt de
facto opengesteld maar kan dit op elk moment weer worden afgesloten. Op die
manier blijft de EU zitten met een onaangeboord uitvoerpotentieel van zowat 12
miljard euro. Voorts heeft de EU tot op vandaag geen overeenkomsten inzake
overheidsopdrachten met landen als China of India, hoewel met beide landen nog
steeds wordt onderhandeld over verbintenissen op het gebied van markttoegang. Het openstellen van aanbestedingsmarkten wordt
gehinderd door sterke nationale programma's, die het gevolg zijn van druk op de
thuismarkt in industrielanden en voortspruiten uit de behoefte verder op te
klimmen op de technologische ladder in de opkomende economieën. 1.2. De EU heeft een gebrek aan
hefbomen in de onderhandelingen om de globalisering van overheidsopdrachten te
stimuleren De EU is op haar aanbestedingsmarkten ruime
verbintenissen aangenomen in vergelijking met andere GPA-partijen. Het gevolg
daarvan is dat in de huidige stand van zaken voor verschillende GPA-partijen
aan hun strategische economische behoeften is voldaan. Bovendien maakt de GPA
geen deel uit van multilaterale handelsbesprekingen en kan markttoegang op het
gebied van overheidsopdrachten in de onderhandelingen alleen worden verruild
tegen markttoegang in overheidsopdrachten (en niet tegen lagere tarieven
bijvoorbeeld). Het feit dat een aantal hooggewaardeerde opdrachten gegund zijn
in vormen van aanbestedingen die niet onder verbintenissen vallen, voedt verder
ook de perceptie dat de EU bij de openstelling van haar aanbestedingsmarkt
zelfs verder gaat dan het niveau van haar internationale verbintenissen. 1.3. Een aantal lidstaten nemen
nationale maatregelen om de toegang tot hun aanbestedingsmarkten te
reglementeren In dit verband hebben verschillende lidstaten
maatregelen genomen om de toegang tot hun aanbestedingsmarkt te reglementeren.
Andere hebben de Commissie – informeel – op de hoogte gebracht dat zij
voornemens zijn maatregelen in te voeren. Aangezien het reglementeren van de
toegang tot de EU-aanbestedingsmarkt voor leveringen uit derde landen duidelijk
tot de exclusieve bevoegdheid van de EU voor de gemeenschappelijke
handelspolitiek behoort, zijn de lidstaten niet bevoegd op dit gebied
zelfstandige wetgevende activiteit te ontplooien. Uit praktisch oogpunt staan aanbestedende
diensten in de EU onmachtig wanneer zij het toepassingsgebied van de Europese
internationale verbintenissen op het gebied van overheidsopdrachten trachten te
begrijpen, omdat de EU niet beschikt over richtsnoeren of wetgeving betreffende
de toegang van buitenlandse inschrijvers tot de EU-aanbestedingsmarkt. 28% van
alle aankondigingen van gunningen van aanbestedingen bevatten onjuistheden in
de beoordeling van het toepassingsgebied van de GPA – waardoor buitenlandse
inschrijvers dus verkeerde signalen krijgen. 1.4. Overkoepelende problemen Over het algemeen blijven de meeste
aanbestedingsmarkten in derde landen afgesloten voor EU-ondernemingen.
EU-ondernemingen blijven verstoken van toegang voor ongeveer 12 miljard euro
aan potentiële uitvoer. Indien derde landen ermee zouden instemmen hun protectionistische
maatregelen alleen in te trekken in die sectoren waar zij zelf strategische
offensieve belangen hebben, zouden zij toegangsmogelijkheden voor EU-uitvoer
creëren ten belope van 4 miljard euro. Dit heeft zijn weerslag op de capaciteit
van Europese ondernemingen om schaalvoordelen tot stand te brengen. Daarnaast
kunnen de EU-leveranciers van goederen en diensten in de 25% van de
aanbestedingsmarkten die de facto opengesteld zijn, op eender welk het
slachtoffer worden van protectionistische maatregelen. De bestaande protectionistische
beleidsmaatregelen kunnen investeringsbeslissingen van bedrijven verstoren en
kunnen ook tot gevolg hebben dat banen op kunstmatige wijze worden overgeheveld
buiten de EU. Hetzelfde kan worden gezorgd van technologieoverdrachten die
veeleer om redenen van industriepolitiek (bijvoorbeeld het Chinese beleid van
“binnenlandse innovatie”) dan op louter commerciële gronden plaatsvinden. Op
middellange termijn kunnen de toegangsproblemen zich zelfs verbreiden naar
andere sectoren waar de EU een concurrentievoordeel heeft om bestaande
belemmeringen te omzeilen (bv. farmaceutica). Europese ondernemingen, goederen en diensten
genieten geen gelijke concurrentievoorwaarden. Op sectoraal niveau is aan
Chinese constructieondernemingen en Japanse spoorwegbouwers de gelegenheid
geboden te verkopen aan Europese aanbestedende diensten terwijl het in de
omgekeerde richting onmogelijk is te verkopen. In verschillende gevallen hebben
door de overheid gesteunde ondernemingen (bijvoorbeeld uit Rusland of China)
abnormaal lage inschrijvingen kunnen indienen. 1.5. Analyse van de subsidiariteit De vraag van de subsidiariteit is in verband
met dit initiatief niet aan de orde aangezien de regels en onderhandelingen
over toegang tot de EU-aanbestedingsmarkt binnen het toepassingsgebied vallen
van de gemeenschappelijke handelspolitiek, die krachtens artikel 207 van het
VWEU een exclusieve bevoegdheid van de EU is. Daarom moet elke activiteit die
regelingen treft voor de tenuitvoerlegging van een internationale
handelsovereenkomst, op EU-niveau worden ondernomen. 2. Doelstellingen Rechtvaardige concurrentie en toegang tot
aanbestedingsmarkten zijn sleutelinstrumenten voor de groei van de economie en
de werkgelegenheid, vooral in het licht van de recente economische crisis.
Tegen deze achtergrond dient het voorliggende wetgevingsinitiatief als
gangmaker voor verdere openstelling van aanbestedingsmarkten in derde landen om
de zakenkansen van Europese ondernemingen te verbeteren. Op die manier kan worden aangenomen dat het
initiatief volgende doelstellingen dient: het concurrentievermogen van Europese
ondernemingen verbeteren, zowel binnen de EU als internationaal; de
internationalisering van kmo's stimuleren in een geglobaliseerde economie; en
binnen de EU meer werkgelegenheid creëren alsmede innovatie stimuleren. Deze
algemene doelstellingen zijn in de effectbeoordeling omgezet in specifieke en
operationele doelstellingen. De specifieke doelstellingen zijn: de uitvoer van
EU-goederen en diensten naar aanbestedingsmarkten buiten de EU stimuleren; de
EU meer hefbomen in handen geven bij internationale onderhandelingen over
overheidsopdrachten; de rechtszekerheid verhogen met betrekking tot de toegang
van derde landen tot de Europese aanbestedingsmarkt; en de naleving waarborgen
van de verbintenissen inzake overheidsopdrachten die de EU in het kader van
haar internationale overeenkomsten zijn verleend. 3. Beleidsopties 3.1. Basisscenario: “Er gebeurt
niets” (Optie 1) Het basisscenario toont hoe de in de probleemomschrijving
vermelde problemen zich naar alle waarschijnlijkheid zullen ontwikkelen indien
de EU geen verdere actie onderneemt. Volgens dit scenario onderneemt de EU geen
nieuwe actie; het huidige Europese regelgevingskader en de daarmee
overeenstemmende praktijken blijven verder bestaan; en de EU zou verder blijven
onderhandelen over bijkomende markttoegang (toetreding van China tot de GPA,
vrijhandelsovereenkomsten met India en Japan, bilaterale openstellingen van
overheidsopdrachten met de Verenigde Staten) en zou in hoge mate blijven
steunen op bestaande verbintenissen inzake markttoegang die in de GPA of in
vrijhandelsovereenkomsten zijn vastgelegd, samen met de verbintenissen die in
de toekomst mogelijk worden vastgesteld. In werkelijkheid bestaat er echter
veel onzekerheid over de vermoedelijke omvang en de te verwachten voortgang in
de huidige GPA-besprekingen inzake markttoegang, alsmede over de uitkomst van
de lopende bilaterale besprekingen. 3.2. Niet wetgevend optreden
(optie 2): 3.2.1. Soft law en mechanisme voor
geschillenbeslechting/inbreuken (optie 2A) Volgens deze optie zou de Commissie door
middel van documenten verdere toelichting verschaffen over de internationale
verbintenissen van de EU en zouden er richtsnoeren worden gegeven over de handhaving
van bestaande instrumenten zoals de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17
(plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening en
vervoer). De Commissie zou voorts overwegen, wanneer handelspartners hun
verbintenissen niet nakomen, een actiever gebruik te maken van bestaande
instrumenten zoals haar eigen inbreukprocedures en de bestaande mechanismen
voor geschillenbeslechting in de WTO en de vrijhandelsovereenkomsten. 3.2.2. Versterking van lopende
onderhandelingen (optie 2B) Volgens deze optie zou de EU haar
handelspartners systematisch ertoe aanzetten toe te treden tot de GPA, wordt in
alle vrijhandelsovereenkomsten een hoofdstuk betreffende overheidsopdrachten
afgedwongen (en zou de douane-unie met Turkije heropend worden om er een
hoofdstuk over overheidsopdrachten in op te nemen), worden nieuwe
onderhandelingen aangeknoopt en wordt het hoofdstuk betreffende
overheidsopdrachten in bestaande vrijhandelsovereenkomsten (Chili, Mexico)
uitgebreid. 3.3. Wetgevingsoptie met toezicht
door de Europese Commissie (optie 3) In deze wetgevingsoptie zou de toegang tot
onder internationale verbintenissen en niet onder internationale overeenkomsten
van de EU vallende overheidsopdrachten worden omschreven en gereglementeerd en
worden oorsprongsregels voor overheidsopdrachten vastgesteld om de oorsprong
van goederen en diensten te bepalen. Overeenkomstig de streefdoelen van de
ngo’s zou ook volledige toegang worden geboden aan goederen en diensten uit
minst ontwikkelde landen. Naast deze punten die de kern van de wetgevende
beleidskeuze vormen, kunnen drie alternatieve benaderingen worden
onderscheiden, die in de opties 3A, 3B en 3C worden beschreven. 3.3.1. Benadering op basis van een
algemene toegangsbeperking op EU-niveau voor niet onder verbintenissen vallende
overheidsopdrachten (optie 3A) Volgens de eerste benadering zouden de
aanbestedende diensten van de lidstaten in beginsel verplicht zijn goederen,
diensten en ondernemers uit te sluiten die niet onder de internationale
verbintenissen van de EU vallen. Om belemmeringen te voorkomen bij de
aanbesteding van goederen of diensten die in de EU niet beschikbaar zijn en/of
die in noodgevallen en/of om dwingende reden van algemeen belang noodzakelijk
zijn, wordt echter voorzien in wettelijke uitzonderingen op de
verplichting tot uitsluiting, en kan de Commissie, wanneer dit door bijzondere
omstandigheden vereist wordt, bijkomende afwijkingen kunnen uitvaardigen door
middel van ontheffingen. 3.3.2. Benadering op basis van
individuele besluiten van Europese aanbestedende diensten en een door de
Commissie gestuurd mechanisme in geval van niet onder internationale
verbintenissen vallende overheidsopdrachten (optie 3B) 3.3.2.1. Op het niveau van de lidstaten:
individuele besluiten van aanbestedende diensten onder het toezicht van de
Europese Commissie (3B1) Voor niet onder internationale verbintenissen
vallende overheidsopdrachten zouden de Europese aanbestedende diensten de keuze
hebben aanbieders van goederen of diensten uit derde landen tot de aanbestedingsprocedure
toe te laten dan wel hen daarvan uit te sluiten. Het besluit om buitenlandse
inschrijvingen uit te sluiten zou onderworpen worden aan een ex-ante
kennisgeving aan de Commissie (door de aankondiging van opdracht). Dit zou de
Commissie in staat stellen toezicht te houden op de situatie en te zorgen voor
samenhang in heel de EU. 3.3.2.2. Op het niveau van de Europese
Unie: het door de Commissie gestuurde mechanisme (3B2) Op het Europese niveau zou de Commissie op
basis van de vaststelling van het bestaan van moeilijkheden en/of specifieke
klachten op het gebied van markttoegang een onderzoek instellen naar
protectionistische maatregelen en andere handelsbelemmeringen ten aanzien van
EU-leveranciers of ten aanzien van inschrijvingen in derde landen. De Commissie
heeft dan de mogelijkheid (1) de betrokken handelspartners uit te nodigen tot
onderhandelingen om de bestaande handelsbelemmeringen af te breken en/of
verbintenissen inzake wederzijdse markttoegang aan te gaan om de toegang tot de
aanbestedingsmarkten van de andere partij te verzekeren, en (2) restrictieve
maatregelen te nemen tegen inschrijvingen uit deze derde landen indien de
betrokken handelspartner besprekingen weigert aan te gaan. 3.3.3. Optie 3C: optie voor
aanbestedende diensten om niet onder internationale verbintenissen vallende
ondernemers, goederen en diensten te aanvaarden, onder voorbehoud van
kennisgeving aan de Commissie en de keuzemogelijkheid voor de Commissie om de
toegang tot de Europese aanbestedingsmarkt verplicht te stellen Deze optie zou de aanbestedende diensten de
mogelijkheid bieden, na goedkeuring door de Commissie, ondernemingen, goederen
en diensten te aanvaarden die niet onder internationale verbintenissen inzake
markttoegang vallen. Zij zouden eerst verplicht zijn in de aankondiging van
opdracht te vermelden dat zij bereid zijn deze ondernemingen, goederen en
diensten te aanvaarden. Indien zij dan inschrijvingen van dergelijke goederen
en diensten ontvangen, dan stellen zij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie
neemt dan binnen 6 tot 8 weken een besluit op basis van “wezenlijke
wederkerigheid”. 3.4. Wetgevende benadering zonder
toezicht door de Europese Commissie (uitbreiding van artikel 58 tot het hele
toepassingsgebied van de richtlijnen) Om te vermijden dat aanbestedende diensten te
zwaar worden belast met de verplichting tot kennisgeving aan de Commissie,
zouden de artikelen 58 en 59 wordt verruimd tot diensten, werken,
publiekrechtelijke instellingen en plaatselijke overheidsdiensten. Richtsnoeren
over de toepassing van deze artikelen worden dan verstrekt door toelichtende
documenten (zoals in optie 2). Uiteindelijk zou dit initiatief bestaan uit
dezelfde basiselementen als optie 3. 3.5. Optie 5: ‘Koop Europees’ Om gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen
ten aanzien van de belangrijkste handelspartners zoals de Verenigde Staten en
China, kan de EU een stelsel van prijspreferenties met een marge van 25% tot
stand brengen, hetgeen een afspiegeling kan zijn van de bestaande beleidskeuzen
“Buy American” en “Buy China” voor niet onder internationale verbintenissen
vallende overheidsopdrachten. Met een dergelijke handelwijze zou de EU echter
impliciet instemmen met bepaalde vormen van prijspreferentiemechanismen in de
wereld waartegen zij zich halsstarrig verzet. Deze optie moet daarom van bij de
aanvang worden uitgesloten en wordt dus niet onderzocht. 3.6. Optie 6: het corrigeren van
oneerlijke ‘abnormaal lage inschrijvingen’ (complementaire optie) De bovengenoemde opties kunnen worden
aangevuld met een optie die tot doel zou hebben de problemen te verhelpen die
zich voordoen wanneer leveranciers uit bepaalde derde landen (zeer) lage
prijzen bieden doordat zij gesubsidieerd worden of voordeel halen uit andere
oneerlijke concurrentiepraktijken. 4. Effectbeoordeling De gevolgen van elke optie worden beoordeeld
rekening houdend met een reeks van 9 criteria waaronder de gevolgen voor de
handelsstromen, het hefboomeffect op handelspartners in internationale
onderhandelingen en de gevolgen wat de administratieve lasten betreft. Deze gevolgen moeten worden gemeten tegenover
een potentiële toename van de uitvoer met 4 miljard euro (hetgeen 60 000
banen oplevert) indien de 12 grootste handelspartners buiten de EU de
aanbestedingsmarkten openstellen waarvoor zij in de EU over overeenstemmende
offensieve belangen beschikken. Om de efficiëntie van elke optie te bepalen
worden de kosten daarvan telkens vergeleken met deze benchmark. Bij het ramen
van de kosten en baten van elk van de voorgestelde opties moet ook rekening worden
gehouden met de mogelijkheid dat handelspartners vergeldingsmaatregelen nemen. Optie 1 (basisscenario) en optie 2B (verdere
onderhandelingen) zullen naar verwachting 1 miljard euro bijkomende
uitvoer opleveren (12 000 tot 18 000 banen). Bij optie 2A (verduidelijking van de wetgeving
en intenser gebruik van bestaande mechanismen) zijn de effecten van het
toegenomen gebruik van de bestaande beperkingen waarin Richtlijn 2004/17/EG
voorziet (artikel 58, lid 2) waarschijnlijk het meest voelbaar op het gebied van
duidelijke regels en rechtszekerheid. Richtsnoeren over het toepassingsgebied
van onder verbintenissen en niet onder verbintenissen vallende
overheidsopdrachten verhoogt immers de graad van rechtszekerheid wanneer in een
aanbestedingsprocedure inschrijvingen van buitenlandse goederen en diensten
worden afgewezen. Optie 2A zal naar verwachting geen voelbare gevolgen hebben
voor andere criteria. Optie 3A (algemene beperking van toegang voor
niet onder internationale verbintenissen vallende overheidsopdrachten in de EU)
zou de rechtszekerheid aanzienlijk versterken omdat hiermee problemen ten
gevolge van onjuiste toepassing van symmetrische clausules van wederkerigheid
worden vermeden. De overgrote meerderheid van de betrokken aanbestedingsmarkten
zouden beperkingen kunnen toepassen maar waarschijnlijk zouden ontheffingen
worden toegepast voor overheidsopdrachten op het gebied van brandstof,
farmaceutica, medische uitrusting en computers. De potentiële impact op
handelsstromen is ingrijpend want deze optie zou tot 4 miljard euro invoer van
goederen en diensten kunnen blokkeren. Deze optie zou kunnen leiden tot
vergeldingen op grote schaal (1 miljard euro) en zou een belangrijk
hefboomeffect teweegbrengen. De gevolgen voor de overheidsfinanciën en op het
gebied van administratieve lasten zouden beperkt blijven. In het geval van optie 3B (individuele
aanbestedende diensten kunnen onder toezicht van de Europese Commissie
inschrijvingen uit derde landen uitsluiten (3B1) en met een door de Commissie
gestuurd instrument kan de situatie inzake markttoegang voor Europese goederen,
diensten en ondernemingen in derde landen worden onderzocht (3B2)) zou een
hoger niveau van rechtszekerheid worden bereikt aangezien de Commissie het
laatste woord zou hebben over potentiële discriminerende maatregelen. Deze
optie zou betrekking hebben op alle relevante sectoren van de economie. Het
initiatief kan realistisch gezien leiden tot marktopenstellingen ter waarde van
4 miljard euro bijkomende uitvoer en kan 60 000 banen tot stand brengen.
Het hefboomeffect van deze optie zou lichtjes hoger zijn dan bij optie 3A
dankzij de mogelijkheid om zich toe te spitsen op offensieve belangen van derde
landen onder optie 3B2. Het gevaar voor vergelding zou in deze optie beperkt
blijven omdat de afsluiting van de Europese aanbestedingsmarkten zelf beperkt
en gericht zou verlopen. De gevolgen voor de overheidsfinanciën zouden beperkt
zijn maar de administratieve lasten voor aanbestedende diensten, ondernemingen
en zelfs de Europese Commissie zouden relatief groot zijn wegens de
kennisgevingsregeling over 6-8 weken. De gevolgen van opties 3C en 4 zouden
vergelijkbaar zijn met die van optie 3A. Optie 3C zou immers de zwaarste
administratieve lasten van alle opties meebrengen (kennisgevingen in plaats van
ontheffingen) en optie 4 zou de naleving van internationale verbintenissen niet
op een dergelijk hoog peil brengen als de opties 3A en 3B. Optie 6 (het corrigeren van oneerlijke
abnormaal lage inschrijvingen) zou een aanvulling vormen op de andere opties en
zou alleen een invloed hebben op buitenlandse inschrijvingen. De gevolgen
inzake administratieve lasten en de overheidsfinanciën zouden beperkt blijven
maar zouden afhankelijk zijn van het aantal gevallen. Het risico op vergelding
blijft echter bestaan omdat ondernemingen die op basis van abnormaal lage
inschrijvingen worden uitgesloten, vaak staatsbedrijven zijn. 5. Vergelijking van de opties De voorgestelde beleidsopties zijn vergeleken
op basis van hun effecten op de te bereiken doelstellingen en op basis van hun
efficiëntie. Optie 1 voldoet niet aan de gestelde
doelstellingen en is daarom alleen in aanmerking genomen als basisscenario
waarmee de andere beleidsopties kunnen worden vergeleken. Optie 2 zal slechts
in beperkte mate bijdragen tot het bereiken van de gestelde doelen (wat de
verbetering van de rechtszekerheid en de toegang tot de markten van derde
landen betreft) en heeft ook de minste voordelen op het gebied van efficiëntie,
effectiviteit en coherentie. De opties 3A, 3C en 4 voldoen aan de gestelde
doelen – maar zijn niet efficiënt wegens de kosten door vergelding die hieruit
kunnen voortvloeien alsmede wegens de problemen voor leveringsketens van
Europese ondernemingen in de Verenigde Staten en China. Optie 3C veroorzaakt
grote administratieve lasten. Geen een van de opties, behalve optie 6, kan in
werkelijkheid iets verhelpen aan de abnormaal lage inschrijvingen van door de
staat ondersteunde ondernemingen, goederen en diensten. Optie 3B voldoet naar
alle waarschijnlijkheid het best aan alle doelstellingen. Deze optie heeft ook
de beste scores gekregen wat effectiviteit, efficiëntie en coherentie betreft
en in vergelijking met de andere beleidsopties. Bijgevolg wordt aanbevolen
beleidsoptie 3B te volgen en deze aan te vullen met opties 6 en 2B. 6. Toezicht en evaluatie De Commissie zal toezicht houden op de
naleving van de in het initiatief tot regeling van buitenlandse aanbestedingen
gestelde verplichtingen door de lidstaten en de aanbestedende diensten van de
lidstaten. In het initiatief worden een reeks indicatoren voorgesteld om de
behaalde resultaten ten aanzien van elke doelstelling te volgen. Toezicht wordt
met name gehouden op: ·
bijkomende uitvoer ten gevolge van
overheidsopdrachten ·
aantal sectoren (van de 22 geselecteerde) die in
het buitenland zijn opengesteld in vergelijking met het huidige aantal ·
groei van handelsstromen op het gebied van
overheidsopdrachten ·
aantal door de Europese Commissie ingestelde
onderzoeken ·
opheffing van handelsbelemmeringen op het gebied
van overheidsopdrachten die in specifieke derde landen waren opgeworpen tegen
Europese leveranciers ·
veranderingen in nationale wetgeving overeenkomstig
internationale verbintenissen op het gebied van overheidsopdrachten. [1] Benadering A: de Europese aanbestedende diensten zouden
in beginsel verplicht zijn goederen, diensten en ondernemers uit te sluiten die
niet onder internationale verbintenissen van de EU vallen. [2] Benadering B: De Europese aanbestedende diensten zouden
ervoor kunnen kiezen niet onder internationale verbintenissen van de EU
vallende goederen, diensten en ondernemers uit derde landen, na kennisgeving
aan de Commissie, uit te sluiten. Daarnaast krijgt de Commissie een specifiek
instrument in handen om onderzoek te voeren naar de situatie inzake
markttoegang voor EU-goederen, diensten en ondernemers en om restrictieve
maatregelen op te leggen aan goederen en diensten uit derde landen wanneer
Europese goederen, diensten en ondernemers niet voldoende toegang krijgen tot
de aanbestedingsmarkten van deze landen.