This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0499
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the statute and funding of European political parties and European political foundations
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
/* COM/2012/0499 final - 2012/0237 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen /* COM/2012/0499 final - 2012/0237 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1. Algemene context Artikel 10 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie bepaalt het volgende: "De politieke partijen op Europees
niveau dragen bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de
uiting van de wil van de burgers van de Unie". In artikel 12, lid 2,
van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie komt hetzelfde
beginsel tot uitdrukking. Het recht op vrijheid van vereniging op alle
niveaus, bijvoorbeeld op politiek en maatschappelijk gebied, en het recht op
vrijheid van meningsuiting, dat de vrijheid omvat een mening te hebben en
kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig
openbaar gezag en ongeacht grenzen, zijn grondrechten van iedere burger van de
Unie. Een bloeiende Europese representatieve
democratie is dan ook in het belang van de burgers van de Europese Unie.
Werkelijk transnationale Europese politieke partijen en politieke stichtingen
zijn essentieel om de stem van de burgers op Europees niveau te laten horen. Europese politieke partijen – en de daaraan
verbonden politieke stichtingen – spelen een belangrijke rol bij het dichten
van de kloof tussen de nationale politiek en de EU-politiek, en zijn belangrijk
voor de communicatie tussen alle niveaus van het meerlagige bestuurssysteem van
de Unie. Een nauwere band met de Europese politieke partijen en stichtingen kan
de burgers meer inzicht geven in de samenhang van de politieke processen op het
nationale en het Europese niveau, waardoor gemakkelijker een transnationaal
publiek debat ontstaat in een Europese publieke ruimte. Voorts moeten Europese politieke partijen
worden geholpen om de wensen van de burgers met betrekking tot de invulling van
gekozen ambten en andere representatieve functies op Europees niveau die
essentieel zijn voor de Europese representatieve democratie als geheel, beter
tot uitdrukking te brengen en door te geven. In het kader van de verkiezingen
voor het Europees Parlement moeten zij daarom worden aangemoedigd om de burgers
meer bewust te maken van de banden tussen de Europese en de nationale politieke
partijen en kandidaten. Dit is in het bijzonder van belang na de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, waarin de rol van het Europees
Parlement als volwaardig medewetgever naast de Raad is geconsolideerd. Het is
ook een goede manier om de interesse van de burger aan te wakkeren en de
opkomst bij de Europese verkiezingen te verhogen, en om de democratische
legitimiteit van de Europese Unie te versterken. 1.2. Motivering en doel van het
voorstel Negen jaar na de inwerkingtreding van
Verordening (EG) nr. 2004/2003 betreffende het statuut en de financiering van
politieke partijen op Europees niveau[1]
en vijf jaar na de herziening in 2007[2],
waarbij onder meer verbonden politieke stichtingen op Europees niveau aan het
toepassingsgebied van de verordening werden toegevoegd, heeft de Commissie het
huidige financierings- en regelgevingskader voor Europese politieke partijen en
stichtingen grondig geëvalueerd. Dit is gebeurd na de goedkeuring van een
verslag van de secretaris-generaal van het Europees Parlement (EP) inzake de
financiering van politieke partijen op Europees niveau[3], en van de resolutie van het EP
van 6 april 2011 over de toepassing van Verordening (EG) nr. 2004/2003
(hierna "het verslag-Giannakou" genoemd)[4]. Het verslag-Giannakou, dat het
evaluatieverslag van het EP is zoals bedoeld in artikel 12 van
Verordening (EG) nr. 2004/2003[5],
bevat: ·
een oproep aan de Commissie om een statuut voor
Europese politieke partijen en politieke stichtingen vast te stellen, waarbij
ook wordt verwezen naar daarmee verband houdende kwesties op het gebied van
interne partijdemocratie; en ·
voorstellen voor een aantal wijzigingen van de
financieringsregeling voor politieke partijen en de daaraan verbonden politieke
stichtingen, die enerzijds leiden tot strengere voorwaarden voor toegang tot
financiering en anderzijds tot een flexibeler systeem. Bij de evaluatie van de bestaande regels voor
politieke partijen en politieke stichtingen op Europees niveau heeft de
Commissie terdege rekening gehouden met de conclusies van het EP in het
verslag-Giannakou. Zij deelt de mening dat de Europese politieke partijen en
stichtingen van groot belang zijn om de representatieve democratie op EU-niveau
te versterken en te stimuleren, en om de kloof tussen de EU-politiek en de
burgers van de Unie te overbruggen. Met dit voorstel voor een verordening wordt
dan ook beoogd de Europese politieke partijen en de daaraan verbonden politieke
stichtingen aan te moedigen en te ondersteunen door een klimaat te scheppen
waarin zij kunnen groeien, de Europese burgers kunnen bereiken, hun ideeën en
standpunten kunnen uitdragen, en een steviger band kunnen smeden tussen het
Europees maatschappelijk middenveld en de Europese instellingen, met name het
Europees Parlement. Wat betreft de politieke stichtingen wordt met
dit voorstel een specifiek juridisch, financieel en regelgevend kader
aangereikt dat aan hun behoeften is aangepast. Dit kader staat los van en
verschilt van de regels inzake een Europese rechtsvorm voor Europese
stichtingen die in het voorstel van de Commissie betreffende het statuut van de
Europese stichting van 8 februari 2012[6]
zijn geformuleerd. 2. RAADPLEGING VAN DE BELANGHEBBENDE
PARTIJEN Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft de
Commissie een nauw overleg gepleegd met de betrokkenen. Zij heeft specifiek
over dit voorstel op verscheidene niveaus bijeenkomsten gehouden met
vertegenwoordigers van de Europese politieke partijen en stichtingen, de fracties
in het EP, nationale en academische deskundigen, de voorzitter van het EP, de
secretaris-generaal van het EP en de rapporteur van het evaluatieverslag van
het EP. Alle belanghebbende partijen hebben geregeld
belangrijke informatie verstrekt over hun ervaring en expertise met betrekking
tot de huidige regels betreffende politieke partijen en politieke stichtingen
die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 2004/2003 en het Financieel
Reglement[7]. De Europese politieke partijen en stichtingen
konden op basis van de concrete moeilijkheden waarmee zij de laatste jaren
werden geconfronteerd het evaluatieverslag van het EP aanvullen met voorstellen
en aanbevelingen voor verbeteringen; nationale deskundigen en academici hebben
een belangrijk inzicht verschaft in de regels met betrekking tot de status en
de financiering van politieke partijen op nationaal niveau, alsook in de
mogelijke gevolgen voor de lidstaten van de maatregelen die de Commissie
overweegt. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag Dit voorstel is gebaseerd op artikel 224 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat als volgt luidt:
"Het Europees Parlement en de Raad stellen bij verordeningen volgens de
gewone wetgevende procedure het statuut van de Europese politieke partijen,
bedoeld in artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese
Unie, en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast". Deze bepaling komt in essentie overeen met
artikel 191, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap, waarop Verordening (EG) nr. 2004/2003 is gebaseerd. 3.2. Subsidiariteit en
evenredigheid Het voorstel is volledig in overeenstemming
met het subsidiariteitsbeginsel. Het EU-niveau is het enige niveau
waarop de regels betreffende het statuut en de financiering van Europese
politieke partijen en Europese politieke stichtingen kunnen worden vastgesteld.
Hoewel de bestaande verordening betreffende het statuut en de financiering van
politieke partijen en stichtingen voor beide entiteiten een goed uitgangspunt
is gebleken om in het Europese politieke landschap voet aan de grond te
krijgen, is nu een hervorming van de bestaande regelgevings- en
financieringsstelsels nodig om deze partijen en stichtingen in staat te stellen
de uitdagingen van vandaag aan te gaan (bijvoorbeeld door Europese actoren op
Europees niveau in het leven te roepen of door Europese politieke partijen toe
te staan hun middelen naar het volgende jaar over te dragen) en zich aan de
uitdagingen van de toekomst aan te passen. Bij het formuleren van mogelijke
hervormingsmaatregelen heeft de Commissie de beginselen van Verklaring
nr. 11 ad artikel 191 van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschap, die is gehecht aan de Slotakte van het Verdrag van Nice[8], nauwlettende gevolgd. Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is
om de langetermijndoelstelling van de ontwikkeling en versterking van de
Europese democratie en de legitimiteit van de EU-instellingen te verwezenlijken
en Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen tot meer
doeltreffende en verantwoordelijke democratische actoren te maken. Het voldoet
daarom aan het evenredigheidsbeginsel. Met het voorstel wordt beoogd een
nieuwe Europese rechtsvorm in het leven te roepen voor beide soorten
entiteiten, hoewel deze voor de meeste aspecten van hun praktische activiteiten
voort zullen blijven werken op grond van een rechtsvorm die is erkend in de
rechtsorde van de lidstaat waar zij zijn gevestigd. De voorgestelde maatregel zou een oplossing
bieden voor de belangrijkste problemen waarmee de politieke partijen en de
politieke stichtingen bij hun dagelijkse werkzaamheden in de lidstaten worden
geconfronteerd, zonder echter een volledige reeks regels te verschaffen. Het
voorstel bevat bijvoorbeeld geen bepalingen inzake arbeidsrecht of belastingen
(met uitzondering van regels betreffende non-discriminatie van
grensoverschrijdende donateurs en donaties wanneer sprake is van een duidelijke
Europese dimensie). Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, zullen de
Europese politieke partijen en de Europese politieke stichtingen verder aan
nationale wetgeving onderworpen blijven. 4. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL De Commissie stelt een pakket aanvullende
maatregelen voor om de financierings- en regelgevingskaders betreffende de
politieke partijen en politieke stichtingen op Europees niveau te verbeteren:
dit eerste voorstel strekt tot vervanging van de huidige Verordening (EG)
nr. 2003/2004, terwijl een tweede, parallel voorstel beoogt het Financieel
Reglement te wijzigen. In het onderhavige voorstel voor een
verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke
partijen en Europese politieke stichtingen stelt de Commissie een reeks
verbeteringen van Verordening (EG) nr. 2004/2003 voor. De
overkoepelende doelstelling is het vergroten van de zichtbaarheid, erkenning,
doeltreffendheid, transparantie en controleerbaarheid van Europese politieke
partijen en stichtingen. Dit voorstel voert een Europees wettelijk
statuut in. Het Europese statuut voorziet in de mogelijkheid zich als
Europese politieke partij of Europese politieke stichting te registreren en zo
een rechtsstatus op basis van het EU-recht te verkrijgen. Met deze nieuwe Europese
rechtspersoonlijkheid, de opvolger van bestaande nationale
rechtspersoonlijkheden, zullen de Europese politieke partijen de nodige
erkenning krijgen en enkele reeds lang bestaande problemen aan kunnen pakken.
Daarbij gaat het om de diversiteit van de nationale rechtsvormen die de
partijen tot dusver hebben aangenomen en die over het algemeen niet geschikt
zijn voor de zeer specifieke taken en doelstellingen van politieke partijen op
Europees niveau, en het gebrek aan zichtbaarheid en erkenning dat hieruit
voortvloeit. Een eenvormige rechtsstatus op basis van het EU-recht is daarom
cruciaal en zal ertoe leiden dat deze partijen beter hun specifieke in de
verdragen vastgelegde opdracht kunnen vervullen. Het soortgelijke Europese wettelijke statuut
voor verbonden politieke stichtingen vormt een duidelijke erkenning voor de
cruciale rol die deze spelen bij het ondersteunen en aanvullen van de
activiteiten van de Europese politieke partijen, in het bijzonder door hun
bijdrage aan debatten over Europese politieke aangelegenheden en Europese
integratie en door het samenbrengen van actoren op verschillende terreinen en
niveaus uit de hele Europese Unie. De Europese rechtsstatus zal enkel worden
verleend wanneer wordt voldaan aan hoge normen inzake goed bestuur,
controleerbaarheid en transparantie. Tot de specifieke voorwaarden en vereisten
voor het verkrijgen van een Europese rechtsstatus behoren het eerbiedigen van
de waarden waarop de Europese Unie berust en, in het geval van politieke
partijen, het voldoen aan minimumvoorschriften inzake interne partijdemocratie. Het zal mogelijk zijn om statuten als een
Europese politieke partij of een Europese politieke stichting te registreren en
geen EU-financiering aan vragen, maar het omgekeerde zal niet mogelijk
zijn. Dit betekent dat de erkenning als Europese politieke partij of als
Europese politieke stichting en het feit dat dus aan de daarvoor gestelde
voorwaarden en vereisten is voldaan, voorwaarden zijn om voor financiering uit
de EU-begroting in aanmerking te komen. Het is van cruciaal belang dat de voorwaarden
voor de vorming van een Europese politieke partij niet buitensporig zijn, maar
door georganiseerde en serieuze transnationale allianties van politieke
partijen en/of natuurlijke personen eenvoudig kunnen worden vervuld, zodat ook
het ontstaan van nieuwe Europese politieke partijen wordt bevorderd en
ondersteund. Anderzijds moeten er vanwege de beperkte middelen die uit de
EU-begroting kunnen worden toegekend, ook objectieve criteria worden
vastgesteld waaruit blijkt dat een Europese politieke partij werkelijk Europese
ambitie heeft en reële electorale steun geniet. Een dergelijk criterium kan het
best betrekking hebben op de uitslagen van de verkiezingen voor het Europees
Parlement, omdat deze een nauwkeurige indicatie bieden van het electorale
draagvlak van een Europese politieke partij en aangeven welke partijen volledig
deel kunnen nemen aan het democratisch proces van de EU en dus de politieke wil
van de burgers van de Unie op het hoogste niveau kunnen uiten. Zoals door het
Europees Parlement in zijn resolutie van 6 april 2011 is gevraagd en
als erkenning van de taak van het Europees Parlement om de burgers van de Unie
rechtstreeks te vertegenwoordigen, zoals bepaald in artikel 10, lid 2, van het
Verdrag betreffende de Europese Unie, stelt de Commissie daarom voor dat enkel
de politieke partijen – en, bij uitbreiding, de daaraan verbonden politieke
stichtingen – die door ten minste één van hun leden in het Europees Parlement
zijn vertegenwoordigd, voor EU-financiering in aanmerking komen. Bovendien stelt de Commissie belangrijke
wijzigingen in de EU-financieringswijze voor Europese politieke partijen en
Europese politieke stichtingen voor. Met het voorstel voor een wijziging van
het Financieel Reglement wordt een afzonderlijke titel ingevoerd voor de Europese
politieke partijen, die niet langer exploitatiesubsidies zouden ontvangen, maar
bijdragen sui generis. In het onderhavige voorstel en in de voorgestelde
herziening van het Financieel Reglement wordt een zekere mate van noodzakelijke
flexibiliteit ingevoerd met betrekking tot werkmethoden en activiteiten van de
politieke partijen en politieke stichtingen, in het bijzonder door onder meer
de voorfinancieringsniveaus te verhogen, de medefinancieringsvereisten te
beperken en toe te staan dat reserves uit eigen middelen worden opgebouwd.
Bovendien wordt in dit voorstel het niveau van toegestane donaties per jaar en
per donateur verhoogd om politieke partijen en stichtingen te stimuleren eigen
middelen te genereren. Als tegenwicht voor de grotere flexibiliteit
wordt een algemeen en transparant regelgevings- en controlekader vastgesteld
dat alle aspecten omvat die verband houden met de activiteiten en de
financiering van Europese politieke partijen en de daaraan verbonden politieke
stichtingen, en alle financiële verrichtingen van deze partijen en stichtingen
betreft, ongeacht de financieringsbron. Met dit kader worden de verplichtingen
inzake verslaglegging en transparantie strenger gemaakt, het boekhoudkundige
mechanisme en het controlemechanisme versterkt, en een nieuw stelsel voor
evenredige administratieve en financiële sancties ingevoerd voor schendingen
van de voorwaarden van de verordening, met inbegrip van schendingen van de
waarden waarop de EU berust. 5. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De EU-middelen voor Europese politieke
partijen en Europese politieke stichtingen zullen uit de begroting van het
Europees Parlement blijven komen. Het onderhavige voorstel heeft geen
ingrijpende nieuwe gevolgen voor de begroting van de Unie. 2012/0237 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende het statuut en de financiering
van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 224, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[9], Gezien het advies van het Comité van de Regio′s[10], Na raadpleging van de Europese Rekenkamer[11], Na raadpleging van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming[12],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Volgens artikel 10, lid 4,
van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 12, lid 2, van het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dragen de politieke partijen
op Europees niveau bij tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en
tot de uiting van de politieke wil van de burgers van de Unie. (2) Volgens de artikelen 11 en 12
van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn het recht op
vrijheid van vereniging op alle niveaus, bijvoorbeeld op politiek en
maatschappelijk gebied, en het recht op vrijheid van meningsuiting, dat de
vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van
informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht
grenzen omvat, grondrechten van iedere burger van de Unie. (3) Europese burgers dienen in
staat te worden gesteld gebruik te maken van deze rechten teneinde volledig
deel te nemen aan het democratisch proces van de Unie. (4) Werkelijk transnationale
politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen
vervullen een belangrijke rol door de stem van de burgers op Europees niveau te
laten horen en zo de kloof tussen de politiek op nationaal niveau en die op
EU-niveau te dichten. (5) Europese politieke partijen
en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen dienen te worden aangemoedigd
en gesteund bij hun streven een stevige band tot stand te brengen tussen de
Europese civiele samenleving en de Europese instellingen, met name het Europees
Parlement. (6) De ervaringen die de Europese
politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen
hebben opgedaan bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van
het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut
en de financiering van politieke partijen op Europees niveau[13] en de door het Europees
Parlement op 6 april 2011 aangenomen wetgevingsresolutie over de toepassing van
Verordening (EG) nr. 2004/2003[14],
wijzen uit dat het juridisch en financieel kader voor Europese politieke
partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen moet worden
verbeterd, willen zij als actoren binnen het meerlagig politiek systeem van de
Unie zichtbaarder en doeltreffender kunnen worden. (7) Gelet op de opdracht die
Europese politieke partijen volgens het Verdrag hebben, en ter vereenvoudiging
van hun werk, dient voor Europese politieke partijen en daaraan verbonden
Europese politieke stichtingen te worden voorzien in een specifieke Europese
rechtsstatus op grond waarvan zij in alle lidstaten volledig wettelijk erkend
en handelingsbevoegd zijn. (8) De procedures die Europese
politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen moeten
volgen om uit hoofde van deze verordening een Europese rechtsstatus te
verkrijgen, dienen te worden vastgesteld, evenals de procedures en criteria die
in acht moeten worden genomen bij de besluitvorming inzake de toekenning van een
dergelijke Europese rechtsstatus. Ook dienen de procedures te worden
vastgesteld voor gevallen waarin een Europese politieke partij of een Europese
politieke stichting haar Europese rechtsstatus verspeelt, verliest of opgeeft. (9) De Europese politieke
partijen en de Europese politieke stichtingen dienen onderworpen te zijn aan de
materiële bepalingen van deze verordening en aan het nationaal recht van de
lidstaten, met name aan dat van de lidstaat waar zij hun respectieve hoofdzetel
hebben; hiertoe dienen zij een passende rechtsvorm vast te stellen, welke moet
overeenkomen met een rechtspersoonlijkheid die binnen de rechtsorde van de
betrokken lidstaat wordt erkend. (10) Europese politieke partijen en
daaraan verbonden Europese politieke stichtingen die als zodanig op Europees
niveau erkenning willen in de vorm van een Europese rechtsstatus en middelen
uit de algemene begroting van de Europese Unie willen ontvangen, dienen bepaalde
beginselen in acht te nemen en aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Europese
politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen dienen
met name de waarden te eerbiedigen waarop de Europese Unie berust en die zijn
vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. (11) Er dienen beginselen en
minimumvereisten voor het bestuur en de interne organisatie van Europese
politieke partijen te worden vastgesteld, met name om te waarborgen dat er hoge
normen inzake interne partijdemocratie worden onderschreven en geëerbiedigd. De
statuten van een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting
dienen ook een reeks administratieve en juridische basisbepalingen te bevatten. (12) Alleen Europese politieke
partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen die als zodanig
zijn erkend en een Europese rechtsstatus hebben verkregen, dienen in aanmerking
te komen voor financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie.
Hoewel het van cruciaal belang is dat de voorwaarden voor de vorming van een
Europese politieke partij niet buitensporig zijn, maar door georganiseerde en
serieuze transnationale allianties van politieke partijen en/of natuurlijke
personen eenvoudig kunnen worden vervuld, moeten er vanwege de beperkte
middelen die uit de EU-begroting kunnen worden toegekend, ook evenredige
criteria worden vastgesteld waaruit objectief blijkt dat een Europese politieke
partij Europese ambitie heeft en reële electorale steun geniet. Een dergelijk
criterium kan het best betrekking hebben op de uitslagen van de verkiezingen
voor het Europees Parlement, waaraan de Europese politieke partijen krachtens
deze verordening moeten deelnemen, omdat deze uitslagen een nauwkeurige
indicatie geven van het electorale draagvlak van een Europese politieke partij.
Het criterium dient de rol die het Europees Parlement overeenkomstig artikel
10, lid 2, van het Verdrag betreffende Europese Unie heeft als rechtstreekse vertegenwoordiging
van de burgers van de Unie te weerspiegelen, alsook het doel van Europese
politieke partijen om volledig deel te nemen aan het democratisch proces van de
Unie en om actief bij te dragen tot de representatieve democratie van Europa,
teneinde uitdrukking te geven aan de standpunten, meningen en politieke wensen
van de burgers van de Unie. Daarom dienen alleen Europese politieke partijen
die door ten minste één lid worden vertegenwoordigd in het Europees Parlement
en alleen Europese politieke stichtingen die hiertoe een aanvraag indienen via
een Europese politieke partij die door ten minste één van haar leden wordt
vertegenwoordigd in het Europees Parlement in aanmerking te komen voor
financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie. (13) Om de financiering van
Europese politieke partijen transparanter te maken en mogelijk misbruik van de
financieringsregels te voorkomen, dient een lid van het Europees Parlement,
uitsluitend voor financieringsdoeleinden, te worden beschouwd als lid van
slechts één Europese politieke partij, en wel die waarbij zijn nationale of
regionale politieke partij op de uiterste datum voor het indienen van aanvragen
is aangesloten. (14) De procedures die Europese
politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen
moeten volgen bij het aanvragen van financiering uit de algemene begroting van
de Europese Unie dienen te worden vastgesteld, evenals de procedures, criteria
en regels die in acht moeten worden genomen bij de besluitvorming inzake de
toekenning van dergelijke financiering. (15) Ter bevordering van een
Europese politieke cultuur van onafhankelijkheid, verantwoording en
verantwoordelijkheid, dienen bepaalde soorten donaties en bijdragen aan
Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen uit andere
bronnen dan de begroting van de Europese Unie te worden verboden of aan
beperkingen en verscherpte voorschriften inzake transparantie te worden
onderworpen. (16) Veel lidstaten voorzien met
betrekking tot donaties aan binnenlandse politieke partijen en politieke stichtingen
in een gunstige fiscale behandeling voor zowel de begunstigde als de donateurs.
Aangezien Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen moeten
worden aangemoedigd eigen middelen te genereren, is het van belang dat ook
Europese politieke partijen, Europese politieke stichtingen en hun donateurs
met betrekking tot al dan niet grensoverschrijdende donaties automatisch voor
deze gunstige fiscale behandeling in aanmerking komen. (17) Europese politieke partijen
dienen campagnes voor de verkiezingen voor het Europees Parlement te kunnen
financieren, waarbij de financiering en de beperking van de verkiezingsuitgaven
voor de betrokken partijen en kandidaten in elke lidstaat door de nationale
bepalingen dienen te worden geregeld. Om het Europees politiek bewustzijn van
de burgers van de Unie te bevorderen en het Europese verkiezingsproces
transparanter te maken, dienen Europese politieke partijen te worden
aangemoedigd om de burgers tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement
te wijzen op hun banden met nationale politieke partijen en kandidaten. (18) Europese politieke partijen
mogen rechtstreeks noch zijdelings andere politieke partijen financieren en met
name geen nationale partijen en kandidaten. Europese politieke stichtingen
mogen rechtstreeks noch zijdelings Europese of nationale politieke partijen of
kandidaten financieren. Bovendien mogen Europese politieke partijen en daaraan
verbonden Europese politieke stichtingen geen nationale campagnes voor
referenda financieren. Deze beginselen vloeien voort uit Verklaring nr. 11 ad
artikel 191 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, die is
gehecht aan de Slotakte van het Verdrag van Nice. (19) Omwille van de transparantie
en ter versterking van de democratische controle en verantwoording van de
Europese politieke partijen en de Europese politieke stichtingen dient
informatie die van aanzienlijk openbaar belang wordt geacht en met name
betrekking heeft op hun statuten, samenstelling, jaarrekeningen, donateurs en
donaties, [bijdragen] en subsidies uit de begroting van de Unie, evenals
informatie betreffende de besluiten van het Europees Parlement inzake
registratie, financiering en sancties, te worden bekendgemaakt. Het
doeltreffendste middel om gelijke voorwaarden voor en eerlijke mededinging
tussen politieke krachten te bevorderen en voor open, transparante en
democratische wetgevings- en verkiezingsprocessen te zorgen, teneinde het
vertrouwen van de burgers en kiezers in de Europese representatieve democratie
te sterken, en meer in het algemeen corruptie en machtmisbruik te voorkomen, is
het tot stand brengen van een regelgevingskader dat waarborgt dat deze
informatie openbaar wordt gemaakt. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel
dient de verplichting om de identiteit van natuurlijke personen bekend te maken
niet te gelden voor die leden van een Europese politieke partij die niet
uitdrukkelijk in bekendmaking hebben toegestemd en evenmin voor donaties van 1 000
EUR of minder per jaar en per donateur. Het evenredigheidsbeginsel gebiedt ook
dat informatie over donaties jaarlijks moet worden bekendgemaakt, behalve
tijdens verkiezingscampagnes voor het Europees Parlement en voor donaties van
meer dan 12 000 EUR, die zo snel mogelijk moeten worden bekendgemaakt. (20) Deze verordening eerbiedigt de
grondrechten en de beginselen die zijn vervat in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de artikelen 7 en 8
daarvan, waarin is bepaald dat eenieder recht heeft op eerbiediging van zijn
privé-leven en op bescherming van zijn persoonsgegevens, en zij moet dan ook
worden uitgevoerd met volledige inachtneming van deze rechten en beginselen. (21) Verordening (EG)
nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december
2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen
en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[15] is van toepassing op de
verwerking van persoonsgegevens door het Europees Parlement en het comité van
onafhankelijke vooraanstaande personen op grond van deze verordening. (22) Richtlijn 95/46/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming
van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens[16],
is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig deze
verordening. (23) Omwille van de rechtszekerheid
dient te worden verduidelijkt dat het Europees Parlement, de Europese politieke
partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen, de nationale
autoriteiten die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen op bepaalde aspecten
van de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke
stichtingen, en andere relevante derde partijen die in deze verordening worden
genoemd of waarin deze verordening voorziet, gelden als verantwoordelijk voor
de verwerking in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001 of Richtlijn 95/46/EG.
Ook dient de maximumperiode te worden vastgesteld gedurende welke de
persoonsgegevens mogen worden bewaard die zijn verzameld om de wettigheid,
regelmatigheid en transparantie van de financiering van Europese politieke
partijen en Europese politieke stichtingen, alsook die van de samenstelling van
Europese politieke partijen te waarborgen. Als verantwoordelijke voor de
verwerking dienen het Europees Parlement, de Europese politieke partijen en
Europese politieke stichtingen, de bevoegde nationale autoriteiten en de
relevante derde partijen alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te voldoen
aan de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 45/2001 en
Richtlijn 95/46/EG, in het bijzonder die betreffende de rechtmatigheid van de
verwerking, de beveiliging van de verwerkingsactiviteiten, de
informatieverstrekking aan de betrokkene en het recht van de betrokkene op
toegang tot zijn persoonsgegevens en op correctie en uitwissing daarvan. (24) De bepalingen van
hoofdstuk III van Richtlijn 95/46/EG over beroep op de rechter,
aansprakelijkheid en sancties zijn van toepassing op de gegevensverwerking in
het kader van deze verordening. De bevoegde nationale autoriteiten of relevante
derde partijen dienen overeenkomstig het toepasselijk nationaal recht
aansprakelijk te zijn voor schade die zij veroorzaken. Daarnaast dienen de
lidstaten ervoor te zorgen dat aan de bevoegde nationale autoriteiten of
relevante derde partijen passende sancties kunnen worden opgelegd voor
overtredingen van deze verordening. (25) Er dienen specifieke regels en
procedures te worden vastgesteld voor de verdeling van de kredieten die
jaarlijks beschikbaar zijn op de algemene begroting van de Europese Unie,
waarbij rekening wordt gehouden met enerzijds het aantal gegadigde partijen en
anderzijds het aandeel van de in het Europees Parlement gekozen leden van elke
Europese politieke partij en, bij uitbreiding, de daaraan verbonden Europese
politieke stichting. Deze regels dienen te voorzien in strikte maatregelen inzake
transparantie, boekhouding, audit en financiële controle van de Europese
politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen, in
auditbepalingen van het Europees Parlement en de Rekenkamer, en in evenredige
sancties, onder meer voor het geval een Europese politieke partij of een
Europese politieke stichting de waarden schendt waarop de Unie berust. (26) Het Europees Parlement dient
regelmatig te controleren of nog wordt voldaan aan de voorwaarden en vereisten
in verband met de registratie en financiering van Europese politieke partijen
en Europese politieke stichtingen. Deze controle dient jaarlijks te worden
verricht of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van een
natuurlijke persoon of een rechtspersoon. Besluiten inzake de eerbiediging van
de waarden waarop de Unie berust, mogen alleen worden genomen volgens een
speciaal hiervoor bestemde procedure en in overleg met een comité van
onafhankelijke vooraanstaande personen. (27) De
technische ondersteuning van het Europees Parlement aan Europese politieke
partijen dient op het beginsel van gelijke behandeling te zijn gebaseerd, tegen
overlegging van een factuur en tegen betaling te worden verleend en regelmatig
aan openbare verslaglegging te worden onderworpen. (28) De toepassing van de
belangrijkste aspecten van deze verordening dient te worden toegelicht op een
speciale website en te worden onderzocht in een door het Europees Parlement
bekend te maken jaarverslag. (29) De rechterlijke toetsing
berust bij het Hof van Justitie van de Europese Unie en draagt bij tot de
correcte toepassing van deze verordening. Ook dient er te worden voorzien in
administratieve beroepsprocedures. (30) Aangezien er belangrijke
wijzigingen en toevoegingen nodig zijn ten opzichte van de vigerende regels en
procedures voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen,
dient Verordening (EG) nr. 2004/2003 te worden ingetrokken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I
Algemene bepalingen Artikel 1
Onderwerp Bij deze verordening
worden de voorwaarden vastgesteld betreffende het statuut en de financiering
van politieke partijen op Europees niveau (hierna "Europese politieke
partijen" genoemd) en politieke stichtingen op Europees niveau (hierna
"Europese politieke stichtingen" genoemd). Artikel 2
Definities Voor de toepassing
van deze verordening wordt verstaan onder: (1) "politieke partij": een
vereniging van burgers die politieke doeleinden nastreeft; (2) "politieke alliantie": een
gestructureerde samenwerking tussen politieke partijen en/of natuurlijke
personen uit verschillende lidstaten; (3) "Europese politieke
partij": een "politieke alliantie" die politieke doeleinden
nastreeft en in overeenstemming met de voorwaarden en procedures van deze
verordening bij het Europees Parlement is geregistreerd; (4) "Europese politieke
stichting": een entiteit die formeel verbonden is met een Europese
politieke partij, waarvan de statuten in overeenstemming met de voorwaarden en
procedures van deze verordening bij het Europees Parlement gedeponeerd zijn, en
waarvan de activiteiten, binnen de doelstellingen en fundamentele waarden die
de Europese Unie nastreeft, het bereiken van de doelstellingen van de Europese
politieke partij dichterbij kunnen helpen brengen door: (a) het maken van observaties en analyses, en
het leveren van bijdragen aan het debat over Europese politieke aangelegenheden
en over het proces van Europese integratie; (b) het ontwikkelen van activiteiten in
verband met Europees overheidsbeleid, zoals het organiseren en mede mogelijk
maken van studiebijeenkomsten, opleidingen, conferenties en studies over
dergelijke aangelegenheden voor betrokkenen en belanghebbenden, waaronder
jongerenorganisaties en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk
middenveld; (c) het ontwikkelen van samenwerking ter
bevordering van de democratie, ook in derde landen; (d) het kader vormen waarbinnen nationale
politieke stichtingen, academici en andere relevante actoren op Europees niveau
kunnen samenwerken; (5) "regionaal parlement" of
"regionale assemblee": orgaan waarvan de leden ofwel een regionaal
gekozen ambt vervullen ofwel politiek verantwoording schuldig zijn aan een
gekozen vergadering; (6) "financiering uit de algemene
begroting van de Europese Unie": een subsidie toegekend conform deel I,
titel IV, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van
25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de
algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[17] (hierna "Financieel
Reglement" genoemd) of een [bijdrage] toegekend overeenkomstig […][18]; (7) "donatie": schenkingen in
geld of andere giften in natura (goederen of diensten) die een economisch
voordeel vormen voor de betrokken Europese politieke partij of Europese
politieke stichting. Hoofdstuk II
Statuut van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen Artikel 3
Voorwaarden voor registratie 1. Een politieke alliantie in de
zin van artikel 2, lid 2, kan onder de volgende voorwaarden een aanvraag in te
dienen om haar statuten als Europese politieke partij bij het Europees
Parlement te deponeren: (a)
haar zetel is gevestigd in een lidstaat; (b)
zij is in ten minste een vierde van de lidstaten
vertegenwoordigd door leden van het Europees Parlement, of leden van nationale
dan wel regionale parlementen, of leden van regionale assemblees, of zij heeft in ten minste een vierde van de
lidstaten bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement ten minste
drie procent van de in ieder van die lidstaten uitgebrachte stemmen behaald; (c)
met name in haar programma en optreden, en in deze
van haar leden, respecteert zij de waarden waarop de Europese Unie berust, te
weten eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid,
de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van
personen die tot minderheden behoren; (d)
zij heeft deelgenomen aan de verkiezingen voor het
Europees Parlement of heeft publiekelijk haar voornemen te kennen gegeven om
aan de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement deel te nemen; (e)
zij heeft geen winstoogmerk. 2. Een politieke stichting heeft
het recht onder de volgende voorwaarden een aanvraag in te dienen om haar
statuten als Europese politieke stichting bij het Europees Parlement te
deponeren: (a)
zij heeft banden met een overeenkomstig de voorwaarden
en procedures van de onderhavige verordening erkende Europese politieke partij,
zoals bevestigd in de geregistreerde statuten van die partij; (b)
haar zetel is gevestigd in een lidstaat; (c)
met name in haar programma en optreden respecteert
zij de waarden waarop de Europese Unie berust, te weten eerbied voor de
menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en
eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot
minderheden behoren; (d)
haar doelstellingen vormen een aanvulling op de
doelstellingen van de Europese politieke partij waarmee zij formeel verbonden
is; (e)
haar raad van bestuur is samengesteld uit leden van
ten minste een vierde van de lidstaten; (f)
zij heeft geen winstoogmerk. 3. Aan een Europese
politieke partij kan slecht één Europese politieke stichting formeel verbonden
zijn. De formele band tussen een Europese politieke partij en de daaraan
verbonden Europese politieke stichting wordt overeenkomstig artikel 4, onder
1), en artikel 5 in de statuten van beide vastgelegd. Elke Europese politieke
partij en daaraan verbonden Europese politieke stichting verzekert de scheiding
tussen de dagelijkse leiding en bestuursstructuren en de financiële rekeningen
van de Europese politieke partij enerzijds, en die van haar Europese politieke
stichting anderzijds. Artikel 4
Goed bestuur en interne democratie van Europese politieke partijen 1. De statuten van een Europese
politieke partij bevatten ten minste administratieve en juridische bepalingen
betreffende: (a)
de naam van de partij, die ook in de verkorte vorm
duidelijk te onderscheiden is van die van elke bestaande Europese politieke
partij; (b)
het adres van haar zetel, die in één van de
lidstaten is gevestigd; (c)
de rechtsvorm van de partij, zoals erkend binnen de
rechtsorde van de lidstaat waar zij haar zetel heeft; (d)
een geschreven politiek programma met de
doelstellingen van de partij; (e)
een verklaring dat zij het non-profitbeginsel
naleeft, onverminderd artikel 12, lid 4; (f)
indien van toepassing, de naam van de met de partij
verbonden politieke stichting en een beschrijving van de formele band tussen
beide; (g)
inlichtingen over de vertegenwoordiging van de
partij met betrekking tot alle handelingen van dagelijks beheer, met inbegrip
van wettelijke vertegenwoordiging; (h)
de administratie en het beheer van de financiën van
de partij; (i)
de organen of natuurlijke personen bij welke in elk
van de betrokken lidstaten de wettelijke vertegenwoordiging berust, in het
bijzonder voor verwerving of vervreemding van roerende en onroerende goederen
en voor het optreden in rechte; (j)
de ontbinding van de entiteit als erkende Europese
politieke partij. 2. De statuten van een Europese
politieke partij bevatten ten minste de volgende regels inzake interne
partijdemocratie: (a)
de regels inzake toelating, uittreding en
uitsluiting van partijleden, met de ledenlijst; (b)
de rechten en plichten voor elk type lidmaatschap,
met inbegrip van de regels die de vertegenwoordigingsrechten van alle leden,
zowel natuurlijke personen als rechtspersonen, en de daarmee verband houdende
stemrechten moeten waarborgen; (c)
de werking van een algemene vergadering, waarin
alle leden vertegenwoordigd moeten zijn; (d)
de democratische verkiezing van en het
democratische besluitvormingsproces binnen alle andere bestuursorganen, met
voor elk van deze organen de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en
samenstelling, evenals de procedures voor de benoeming en het ontslag van de
leden van deze organen en duidelijke en transparante criteria voor de selectie
van kandidaten en de verkiezing van functionarissen, wier mandaat in de tijd
beperkt is, maar kan worden verlengd; (e)
het interne besluitvormingsproces van de partij, in
het bijzonder de stemprocedures en quorumvereisten; (f)
haar houding ten aanzien van transparantie, met
name inzake de boeken, rekeningen en donaties, de bescherming van de
persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens; (g)
de procedure voor het wijzigen van de statuten. Artikel 5
Goed bestuur van Europese politieke stichtingen De statuten van een Europese politieke
stichting bevatten ten minste bepalingen betreffende: (a)
de naam van de stichting, die ook in de verkorte
vorm duidelijk te onderscheiden is van die van elke bestaande Europese
politieke stichting; (b)
het adres van haar zetel, die in één van de
lidstaten is gevestigd; (c)
de rechtsvorm van de stichting, zoals erkend binnen
de rechtsorde van de lidstaat waar zij haar zetel heeft; (d)
een beschrijving van de doelstellingen van de
stichting, die in overeenstemming zijn met de in artikel 2, lid 4, opgesomde
activiteiten; (e)
een verklaring dat zij het non-profitbeginsel
naleeft; (f)
de naam van de met de stichting verbonden Europese
politieke partij en een beschrijving van de formele band tussen beide; (g)
een lijst met de organen van de stichting, met voor
elk van deze organen de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en samenstelling,
evenals de procedure voor de benoeming en het ontslag van de leden en de
beheerders van deze organen; (h)
de administratie en het beheer van de financiën van
de stichting; (i)
de organen of natuurlijke personen bij welke in elk
van de betrokken lidstaten de wettelijke vertegenwoordiging berust, in het
bijzonder voor verwerving of vervreemding van roerende en onroerende goederen
en voor het optreden in rechte; (j)
de procedure voor het wijzigen van de statuten; (k)
de ontbinding van de entiteit als erkende Europese
politieke stichting. Artikel 6
Registratie 1. Het Europees Parlement stelt
een register op (hierna "het register" genoemd) waarin Europese
politieke partijen en Europese politieke stichtingen worden geregistreerd. 2. Om haar statuten te laten
registreren politieke alliantie in de zin van artikel 2, lid 2, of de met een
Europese politieke partij verbonden politieke stichting een registratieverzoek
aan het Europees Parlement. 3. Het verzoek gaat vergezeld
van: (a)
documenten waaruit blijkt dat de verzoekende partij
voldoet aan de voorwaarden van artikel 3; (b)
de statuten van de partij of stichting, die zoals
vereist in de artikelen 4 en 5, het geschreven politieke programma van de
partij of een beschrijving van de doelstellingen van de stichting bevatten,
alsook de respectieve regels en bepalingen inzake goed bestuur en interne
partijdemocratie. 4. Een politieke stichting kan
haar statuten enkel in het register laten opnemen via de Europese politieke
partij waaraan zij verbonden is. 5. Binnen drie maanden na
ontvangst van het registratieverzoek neemt het Europees Parlement hierover een
besluit, dat het in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt,
samen met de statuten van de partij of stichting of, indien het verzoek niet
werd ingewilligd, de redenen van de weigering. 6. Wijzigingen met betrekking
tot de overeenkomstig lid 3 bij het registratieverzoek ingediende documenten of
statuten, worden binnen vier weken aan het Europees Parlement ter kennis
gebracht. 7. De bijgewerkte ledenlijst van
de Europese politieke partij, die overeenkomstig artikel 4, lid 2,
bij de statuten van de partij wordt gevoegd, wordt jaarlijks aan het Europees
Parlement toegezonden, of binnen vier weken na het aanbrengen van wijzigingen
waardoor de Europese politieke partij mogelijk niet meer aan de eisen van
artikel 3, lid 1, onder b), voldoet. Artikel 7
Verificatie van de registratie 1. Het Europees Parlement
verifieert jaarlijks of de Europese politieke partijen en de Europese politieke
stichtingen nog steeds aan de voorwaarden en vereisten van de artikelen 3,
4 en 5 voldoen. Indien van toepassing wordt het tijdstip van dit
jaarlijkse onderzoek afgestemd op de in artikel 13 beschreven aanvraagprocedure
voor financiering, zodat het register en de ordonnateur indien nodig informatie
kunnen coördineren en uitwisselen. 2. Op verzoek van een kwart van
zijn leden, dat ten minste drie fracties in het Europees Parlement
vertegenwoordigt, onderzoekt het Europees Parlement op grond van een met
meerderheid van zijn leden genomen besluit, of een bepaalde Europese politieke
partij nog steeds aan de voorwaarde van artikel 3, lid 1,
onder c), voldoet en of een bepaalde Europese politieke stichting nog
steeds aan de voorwaarde van artikel 3, lid 2, onder c),
voldoet. Voorafgaand aan dit besluit worden de
vertegenwoordigers van de desbetreffende Europese politieke partij of Europese
politieke stichting door het Europees Parlement gehoord en wordt een comité van
onafhankelijke vooraanstaande personen door het Europees Parlement verzocht
binnen een redelijke termijn over de kwestie advies uit te brengen. Dit comité bestaat uit drie leden. Het Europees
Parlement, de Raad en de Commissie wijzen elk één lid aan binnen zes maanden na
het einde van de eerste zitting van het Europees Parlement na de verkiezingen
voor het Europees Parlement. De secretariaatswerkzaamheden en de financiering
van het comité komen ten laste van het Europees Parlement. 3. Elke natuurlijke persoon of
rechtspersoon kan te allen tijde bij het Europees Parlement een met redenen
omkleed verzoek indienen om te onderzoeken of nog steeds aan één of meer van de
in lid 1 bedoelde voorwaarden en vereisten wordt voldaan. Een schending van de
waarden waarop de Unie berust door een Europese politieke partij, met inbegrip
van haar leden, of een Europese politieke stichting kan enkel overeenkomstig
lid 2 worden vastgesteld. 4. Komt het Europees Parlement
tot de bevinding dat niet langer aan de voorwaarden of vereisten van lid 1
wordt voldaan, dan zijn de bepalingen van artikel 11, artikel 22 of beide van
toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 23. 5. Een Europese politieke
stichting verliest automatisch haar status wanneer de Europese politieke partij
waarmee de stichting is verbonden, uit het register wordt geschrapt. De
verantwoordelijke ordonnateur verlaagt dientengevolge het op grond van deze
verordening uit de begroting van de Europese Unie toegekende bedrag of
beëindigt het besluit of de overeenkomst tot toekenning van een [bijdrage] of
subsidie en vordert het bedrag terug dat op grond van het besluit of de
overeenkomst tot toekenning van een [bijdrage] of subsidie ten onrechte was
uitbetaald, alsook alle ongebruikte EU-middelen op de datum van het besluit op
basis van artikel 11. Hoofdstuk III
Rechtsstatus van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen Artikel 8
Rechtspersoonlijkheid De Europese politieke partij en de Europese
politieke stichting bezitten rechtspersoonlijkheid, die zij verwerven op de
datum waarop zij overeenkomstig artikel 6 in het register worden
opgenomen. Artikel 9
Wettelijke erkenning en handelingsbevoegdheid De Europese politieke partij en de Europese
politieke stichting zijn in alle lidstaten volledig wettelijk erkend en
handelingsbevoegd. Artikel 10
Toepasselijk recht 1. Op de Europese politieke
partij en de Europese politieke stichting zijn deze verordening en, indien
uitdrukkelijk toegestaan krachtens deze verordening, de bepalingen van hun
respectieve statuten van toepassing. 2. Voor de aangelegenheden die
niet bij deze verordening worden geregeld, of, wanneer een aangelegenheid
hierbij slechts gedeeltelijk is geregeld, voor de aspecten die niet onder deze
verordening vallen, geldt voor de Europese politieke partij en de Europese
politieke stichting de nationale wetgeving inzake de in de statuten van de
partij of de stichting vermelde rechtsvorm van de lidstaat waar hun zetel is
gevestigd. Op activiteiten van de Europese politieke partij en de Europese
politieke stichting in andere lidstaten is de relevante nationale wetgeving van
deze lidstaten van toepassing. Artikel 11
Beëindiging van de Europese rechtsstatus en ontbinding 1. Een Europese politieke partij
of een Europese politieke stichting verliest haar status of geeft deze op en
bezit niet langer een Europese rechtspersoonlijkheid in de volgende gevallen: (a)
het bestuursorgaan besluit de Europese politieke
partij of de Europese politieke stichting te ontbinden; (b)
het bestuursorgaan besluit de Europese politieke
partij of de Europese politieke stichting om te zetten in een rechtsvorm die
binnen de rechtsorde van een lidstaat wordt erkend; (c)
een Europese politieke partij voldoet niet langer
aan de vereisten van artikel 3, lid 1, onder b) door wijzigingen
in het ledenbestand of na verkiezingen voor het Europees Parlement; (d)
zij wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel
22, lid 1 of 4, of overeenkomstig artikel 7, lid 5, uit het
register geschrapt. 2. Het Europees Parlement neemt
een besluit inzake de beëindiging van de Europese rechtsstatus en de schrapping
uit het register. 3. Voor een Europese politieke
partij of een Europese politieke stichting die in één van de in lid 1,
onder a), b), of c), beschreven gevallen verkeert, wordt elk vigerend
besluit inzake op grond van deze verordening ontvangen financiële middelen van
de Unie ingetrokken of elke lopende overeenkomst inzake dergelijke financiële
middelen beëindigd, en worden alle ongebruikte EU-middelen teruggevorderd, met
inbegrip van alle ongebruikte EU-middelen uit voorgaande jaren. 4. Inzake ontbinding,
insolventie, staking van betalingen en soortgelijke procedures gelden de
wettelijke voorschriften die in de lidstaat waar haar zetel is gevestigd van
toepassing zijn op de in de statuten van de Europese politieke partij of de
Europese politieke stichting vermelde rechtsvorm. Hoofdstuk IV
Bepalingen inzake financiering Artikel 12
Voorwaarden voor financiering 1. Een Europese politieke partij
die overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden en
procedures is geregistreerd, die door ten minste één van haar leden in het
Europees Parlement is vertegenwoordigd, en die zich niet in één van de in
artikel [93] van het Financieel Reglement bedoelde uitsluitingsgevallen
bevindt, kan een verzoek om financiering uit de algemene begroting van de
Europese Unie indienen, overeenkomstig de voorwaarden en bepalingen die door
het Europees Parlement in een oproep tot het indienen van [verzoeken om
bijdragen] zijn vastgesteld. 2. Een Europese politieke
stichting die is verbonden met een Europese politieke partij die overeenkomstig
lid 1 een verzoek om financiering kan indienen, die overeenkomstig de in
deze verordening vastgestelde voorwaarden en procedures is geregistreerd, en
die zich niet in één van de in artikel [93] van het Financieel Reglement
bedoelde uitsluitingsgevallen bevindt, kan een verzoek om financiering uit de
algemene begroting van de Europese Unie indienen, overeenkomstig de voorwaarden
en bepalingen die door het Europees Parlement in een oproep tot het indienen
van voorstellen zijn neergelegd. 3. Wanneer wordt bepaald wie
overeenkomstig lid 1 en artikel 3, lid 1, onder b), in
aanmerking komt voor financiering uit de algemene begroting van de Europese
Unie, wordt, evenals bij de toepassing van de bepalingen van artikel 14,
lid 1, ervan uitgegaan dat een lid van het Europees Parlement slechts lid
is van één Europese politieke partij, die, indien van toepassing, de partij is
waartoe zijn of haar nationale of regionale politieke partij behoort op de
uiterste datum voor het indienen van verzoeken. 4. Financiële bijdragen of
subsidies uit de algemene begroting van de Europese Unie bedragen niet meer dan
90% van de jaarlijkse vergoedbare kosten van een Europese politieke partij en
niet meer dan 95% van de jaarlijkse subsidiabele kosten die in de begroting van
een Europese politieke stichting zijn opgenomen. Europese politieke partijen
mogen het ongebruikte deel van de toegekende EU-bijdrage binnen twee jaar na de
toekenning gebruiken om vergoedbare kosten te dekken. Bedragen die na deze twee
begrotingsjaren ongebruikt blijven, worden overeenkomstig het Financieel
Reglement teruggevorderd. Artikel 13
Verzoek om financiering 1. Een Europese politieke partij
of een Europese politieke stichting die voldoet aan de voorwaarden van
artikel 12, lid 1 of 2, en die voor financiering uit de algemene
begroting van de Europese Unie in aanmerking wenst te komen, dient jaarlijks na
een oproep tot het indienen van [verzoeken om bijdragen] of een oproep tot het
indienen van voorstellen een verzoek in bij het Europees Parlement. 2. De Europese politieke partij
en de Europese stichting moeten, op het ogenblik van hun verzoek, aan de in
artikel 19 opgesomde verplichtingen voldoen en, vanaf de datum van het
verzoek tot de afsluiting van het begrotingsjaar waarop de [bijdrage] of
subsidie betrekking heeft, in het register opgenomen blijven; bovendien mogen
zij aan geen van de in artikel 22 opgenomen sancties onderworpen zijn. 3. Een Europese politieke
stichting voegt haar jaarlijkse werkprogramma bij haar aanvraag. 4. De verantwoordelijke ordonnateur
neemt binnen drie maanden na de afsluiting van de oproep tot het indienen van
[verzoeken om bijdragen] of de oproep tot het indienen van voorstellen een
besluit en keurt de desbetreffende kredieten goed en beheert deze in
overeenstemming met het Financieel Reglement. 5. Een Europese politieke
stichting kan alleen een verzoek om financiering uit de algemene begroting van
de Europese Unie indienen via de Europese politieke partij waaraan zij is
verbonden. Artikel 14
Criteria voor de toekenning en verdeling van middelen 1. De kredieten die
respectievelijk beschikbaar zijn voor de Europese politieke partijen en de
Europese politieke stichtingen waaraan overeenkomstig artikel 13
[bijdragen] of subsidies zijn toegekend, worden jaarlijks als volgt verdeeld: –
15 % wordt gelijkelijk verdeeld; –
85 % wordt in verhouding tot het aantal gekozen
leden in het Europees Parlement over de begunstigde Europese politieke partijen
verdeeld. Dezelfde verdeelsleutel wordt gebruikt voor het
toekennen van financiering aan Europese politieke stichtingen, op grond van hun
banden met een Europese politieke partij. 2. De in lid 1 bedoelde
verdeling wordt gebaseerd op het aantal gekozen leden in het Europees Parlement
die lid zijn van de verzoekende Europese politieke partij op de uiterste datum
voor indiening van verzoeken, rekening houdend met het bepaalde in
artikel 12, lid 3. Na deze datum hebben wijzigingen van dit aantal
geen invloed op het respectieve financieringsaandeel van Europese politieke
partijen of Europese politieke stichtingen. Dit geldt onverminderd de vereiste
in artikel 12, lid 1, dat een Europese politieke partij door ten
minste één van haar leden in het Europees Parlement vertegenwoordigd is. Artikel 15
Donaties en bijdragen 1. Europese politieke partijen
en Europese politieke stichtingen mogen onverminderd lid 5 donaties tot
een waarde van 25 000 EUR per jaar per donor aanvaarden van
natuurlijke personen of rechtspersonen. 2. Europese politieke partijen
en Europese politieke stichtingen leggen, bij het indienen van hun
jaarrekeningen bij het Europees Parlement in overeenstemming met
artikel 19, eveneens een lijst van donateurs over waarop zowel hun
respectieve donaties als de aard en waarde van elk van de donaties worden
vermeld. Dit lid geldt eveneens voor de in de leden 7 en 8 bedoelde
bijdragen van leden. 3. Donaties die Europese
politieke partijen en Europese politieke stichtingen in de zes maanden
voorafgaand aan verkiezingen voor het Europees Parlement ontvangen, worden
wekelijks schriftelijk en in overeenstemming met de bepalingen van lid 2
aan het Europees Parlement gemeld. 4. Afzonderlijke donaties ter
waarde van meer dan 12 000 EUR die door de Europese politieke
partijen en Europese politieke stichtingen zijn aangenomen, worden onmiddellijk
schriftelijk en in overeenstemming met de bepalingen van lid 2 aan het
Europees Parlement gemeld. 5. Een Europese politieke partij
of Europese politieke stichting aanvaardt geen: (a)
anonieme donaties of bijdragen; (b)
donaties uit de begrotingen van fracties in het
Europees Parlement; (c)
donaties van ondernemingen waarop de overheid
direct of indirect een overheersende invloed kan uitoefenen, hetzij op grond
van eigendom of financiële participatie, hetzij via de op de onderneming
toepasselijke bepalingen; (d)
donaties van overheden van derde landen, inclusief
donaties van ondernemingen waarop de overheid direct of indirect een
overheersende invloed kan uitoefenen, hetzij op grond van eigendom of
financiële participatie, hetzij via de op de onderneming toepasselijke
bepalingen. 6. Een donatie die op grond van
deze verordening niet is toegestaan, wordt binnen 30 dagen na ontvangst
door de Europese politieke partij of de Europese politieke stichting: –
aan de donateur of de namens hem optredende persoon
terugbetaald; of –
indien terugbetaling niet mogelijk is, aan het
Europees Parlement gemeld. De ordonnateur stelt daarop een schuldvordering vast
en geeft opdracht deze in te vorderen, overeenkomstig de artikelen [71] en [72]
van het Financieel Reglement. De middelen worden als algemene ontvangsten in de
afdeling van het Europees Parlement in de begroting opgenomen. 7. Een Europese politieke partij
mag bijdragen van haar leden ontvangen. Deze bijdragen mogen echter niet meer
bedragen dan 40% van de jaarlijkse begroting van deze Europese politieke partij. 8. Een Europese politieke
stichting mag bijdragen van haar leden en van Europese politieke partijen
ontvangen. Deze bijdragen mogen echter niet meer bedragen dan 40% van de
jaarlijkse begroting van deze Europese politieke stichting en mogen niet afkomstig
zijn uit middelen die een Europese politieke partij overeenkomstig deze
verordening uit de algemene begroting van de Europese Unie heeft ontvangen. De bewijslast berust bij de betrokken Europese
politieke partij, die de herkomst van de voor de financiering van de daaraan
verbonden Europese politieke stichting gebruikte middelen duidelijk in haar
rekeningen aangeeft. Artikel 16
Niet-discriminerende fiscale behandeling van donaties en donateurs 1. Een Europese politieke partij
of Europese politieke stichting die een al dan niet grensoverschrijdende
donatie ontvangt, geniet de fiscale behandeling die van toepassing is op
donaties aan een politieke partij of politieke stichting die haar zetel in de
betrokken lidstaat heeft. 2. Een natuurlijke persoon of
rechtspersoon die aan een Europese politieke partij of Europese politieke
stichting een al dan niet grensoverschrijdende donatie geeft, geniet de fiscale
behandeling die van toepassing is op donaties aan een politieke partij of
politieke stichting die haar zetel in de lidstaat heeft waar de donateur
belastingplichtig is. 3. Voor de toepassing van de
leden 1 en 2 worden de Europese politieke partij en de Europese politieke
stichting aangemerkt als gelijkwaardig aan een politieke partij,
respectievelijk een politieke stichting die krachtens het recht van de
betrokken lidstaten is opgericht. Artikel 17
Financiering van campagnes voor de verkiezingen voor het Europees Parlement 1. De financiering van Europese
politieke partijen uit de algemene begroting van de Europese Unie of enige
andere bron kan worden gebruikt voor de financiering van campagnes die Europese
politieke partijen voeren voor de verkiezingen voor het Europees Parlement,
waaraan zij zoals voorgeschreven in artikel 3, lid 1, onder d), deelnemen. Overeenkomstig artikel 8 van de Akte betreffende
de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van
rechtstreekse algemene verkiezingen[19]
wordt de financiering en beperking van de verkiezingsuitgaven voor de
verkiezingen voor het Europees Parlement in elke lidstaat door nationale
bepalingen geregeld. 2. Uitgaven in verband met
campagnes voor de verkiezingen voor het Europees Parlement worden duidelijk als
zodanig vermeld in de jaarrekeningen van de Europese politieke partijen. 3. Europese politieke partijen
nemen alle passende maatregelen om voor de verkiezingen voor het Europees
Parlement de burgers van de Unie in te lichten over de banden tussen de
nationale politieke partijen en kandidaten en de Europese politieke partijen. Artikel 18
Financieringsverbod 1. Financiering van Europese
politieke partijen uit de algemene begroting van de Europese Unie of enige
andere bron mag niet worden gebruikt voor rechtstreekse of zijdelingse
financiering van nationale, regionale of lokale verkiezingen of andere
politieke partijen, met name niet voor nationale politieke partijen of
kandidaten. 2. Financiering van Europese
politieke stichtingen uit de algemene begroting van de Europese Unie of enige
andere bron mag voor geen andere doeleinden worden gebruikt dan voor het
financieren van hun activiteiten zoals gedefinieerd in artikel 2,
lid 4, en voor uitgaven die rechtstreeks verband houden met de
overeenkomstig artikel 5 in hun statuten genoemde doelstellingen. Deze
mogen met name niet worden gebruikt voor rechtstreekse of zijdelingse
financiering van Europese, nationale, regionale of lokale verkiezingen,
politieke partijen, kandidaten of stichtingen. 3. Financiering van Europese
politieke partijen en Europese politieke stichtingen uit de algemene begroting
van de Europese Unie of enige andere bron mag niet worden gebruikt voor het
financieren van nationale, regionale of lokale campagnes voor referenda. Hoofdstuk V
Controle en transparantie Artikel 19
Rekeningen en verplichtingen inzake verslaglegging 1. Ten laatste binnen zes
maanden na afsluiting van het begrotingsjaar dienen de Europese politieke
partijen en Europese politieke stichtingen bij het register en de bevoegde
nationale autoriteiten in de lidstaten de volgende documenten in: (a)
hun jaarrekeningen en begeleidende nota's met
betrekking tot ontvangsten en uitgaven, en activa en passiva bij aanvang en bij
afsluiting van het begrotingsjaar, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving in
de lidstaat waar hun zetel is gevestigd; (b)
een externe-auditverslag van de jaarrekeningen met
betrekking tot zowel de betrouwbaarheid van deze jaarrekeningen als de
wettigheid en regelmatigheid van hun ontvangsten en uitgaven, dat is opgesteld
door een onafhankelijke instantie of deskundige die volgens de toepasselijke
wetgeving in de lidstaat waar hun zetel is gevestigd, gemachtigd is om
rekeningen te controleren. (c)
de overeenkomstig artikel 15, leden 2, 3 en 4
overgelegde lijst van donateurs en hun respectieve donaties. 2. In geval van uitgaven die
gezamenlijk zijn gedaan door Europese politieke partijen en nationale politieke
partijen of door Europese politieke stichtingen en nationale politieke
stichtingen, en met andere organisaties, worden de bewijsstukken die
rechtstreeks of via deze derden betrekking hebben op de uitgaven van de Europese
politieke partijen of de Europese politieke stichtingen bij de in lid 1
bedoelde jaarrekeningen gevoegd. 3. De in lid 1 bedoelde
informatie wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 24 bekendgemaakt. Artikel 20
Uitvoering en controle 1. Kredieten voor de
financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
worden vastgesteld volgens de jaarlijkse begrotingsprocedure en besteed volgens
het Financieel Reglement. De voorwaarden voor [bijdragen] en subsidies
worden door de ordonnateur in de oproep tot het indienen van [verzoeken om
bijdragen] en de oproep tot het indienen van voorstellen vastgesteld. 2. De controle op financiering
afkomstig uit de algemene begroting van de Europese Unie wordt overeenkomstig
het Financieel Reglement uitgeoefend. De controle geschiedt daarenboven op grond van een
jaarlijkse audit door een externe en onafhankelijke instantie, als beschreven
in artikel 19, lid 1. 3. De bevoegde nationale
autoriteiten in de lidstaat waar de respectieve zetels van de Europese
politieke partijen en Europese politieke stichtingen zijn gevestigd, oefenen
overeenkomstig artikel 10, lid 2, de controle uit op financiering uit andere
bronnen dan de begroting van de Europese Unie, en op alle uitgaven. Een
dergelijke controle wordt in samenwerking met het Europees Parlement en de
bevoegde nationale autoriteiten in andere lidstaten uitgeoefend. De nationale autoriteiten en het Europees
Parlement maken praktische afspraken om informatie over de Europese politieke
partijen en de Europese politieke stichtingen uit te wisselen. 4. Europese politieke partijen
en Europese politieke stichtingen die op grond van deze verordening
financieringen ontvangen, verstrekken de Rekenkamer op haar verzoek alle
documenten of inlichtingen die voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk
zijn. 5. In het besluit of de
overeenkomst tot toekenning van een [bijdrage] of subsidie wordt uitdrukkelijk
vastgelegd dat het Europees Parlement en de Rekenkamer bevoegd zijn om aan de
hand van stukken en ter plaatse controle uit te oefenen op een Europese
politieke partij of een Europese politieke stichting die respectievelijk een
[bijdrage] of een subsidie uit de algemene begroting van de Europese Unie heeft
ontvangen. 6. De Rekenkamer en de
ordonnateur, of een andere door de ordonnateur gemachtigde externe instantie,
kunnen de nodige controles en verificaties ter plaatse uitvoeren om de
wettigheid van de uitgaven te controleren en na te gaan of de bepalingen van
het besluit of de overeenkomst tot toekenning van een [bijdrage] of subsidie
zijn nageleefd, en, wat betreft de Europese politieke stichtingen, of het
werkprogramma naar behoren is uitgevoerd. De begunstigde verstrekt alle
hiervoor benodigde documenten en inlichtingen. 7. Het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van
Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad
van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF)[20]
en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van
11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse
die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële
belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden[21] onderzoeken, waaronder
controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er
sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met
[bijdragen] of subsidies uit hoofde van deze verordening, waardoor de financiële
belangen van de Unie worden geschaad. Deze controles kunnen eventueel leiden
tot een besluit tot terugvordering door het Europees Parlement. Artikel 21
Technische ondersteuning Iedere vorm van technische ondersteuning door
het Europees Parlement van Europese politieke partijen berust op het beginsel
van gelijke behandeling. Zij wordt verleend volgens voorwaarden die niet
ongunstiger zijn dan die welke gelden voor andere externe organisaties en
verenigingen waaraan vergelijkbare voorzieningen ter beschikking kunnen worden
gesteld en zij wordt verleend tegen overlegging van een factuur en tegen
betaling. Binnen drie maanden na het eind van het
begrotingsjaar publiceert het Europees Parlement overeenkomstig artikel 24 een
jaarverslag met gegevens over de technische ondersteuning die aan elke Europese
politieke partij is verleend. Artikel 22
Sancties 1. Als het Europees Parlement
overeenkomstig artikel 7, lid 2, vaststelt dat een Europese politieke partij of
een Europese politieke stichting de waarden waarop de Unie berust niet
eerbiedigt of bij een onherroepelijke rechterlijke beslissing is veroordeeld
voor onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Europese Unie
schaden in de zin van artikel [93, lid 1, onder e)] van het Financieel
Reglement, of dat een Europese politieke partij niet voldoet aan de
minimumvoorschriften inzake interne partijdemocratie van artikel 4, lid 2, kan
de Europese politieke partij of de Europese politieke stichting uit het
register worden geschrapt en overeenkomstig artikel 11 haar status verliezen,
kan elk vigerend besluit inzake op grond van deze verordening ontvangen
financiële middelen van de Unie worden ingetrokken of elke lopende overeenkomst
inzake dergelijke financiële middelen worden beëindigd en kunnen alle door de
Unie toegekende financiële middelen worden teruggevorderd, met inbegrip van
alle ongebruikte financiële EU-middelen uit voorgaande jaren. 2. Het Europees Parlement legt
een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting in de
volgende gevallen een boete op volgens een door het Europees Parlement zelf
vastgestelde schaal: (a)
ingeval niet wordt voldaan aan een van de in de
artikelen 3 tot en met 5 vastgestelde voorwaarden en vereisten, voor zover deze
niet niet onder lid 1 vallen en niet voortvloeien uit veranderingen inzake het
ledenbestand van een Europese politieke partij of uit verkiezingen voor het
Europees Parlement; (b)
ingeval de in artikel 6, leden 6 en 7,
voorgeschreven kennisgeving achterwege blijft of het Europees Parlement vaststelt
dat de Europese politieke partij of de Europese politieke stichting op enig
moment opzettelijk onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt; (c)
als een orgaan dat op grond van deze verordening
gemachtigd is de begunstigden van financiering uit de algemene begroting van de
Europese Unie aan audits of controles te onderwerpen fouten in de
jaarrekeningen ontdekt; (d)
als de lijst van donateurs en hun respectieve
donaties niet aan het Europees Parlement wordt overgelegd overeenkomstig
artikel 15, lid 2, of donaties niet worden gemeld overeenkomstig artikel 15,
leden 3 en 4; (e)
als een Europese politieke partij of een Europese
politieke stichting donaties heeft aanvaard die krachtens artikel 15, lid 5,
niet zijn toegestaan of dergelijke donaties niet overeenkomstig artikel 15, lid
6, heeft gemeld. 3. Bij het vaststellen van de
hoogte van de krachtens lid 2 aan een Europese politieke partij of een Europese
politieke stichting opgelegde boete, houdt het Europees Parlement rekening met
de ernst, de duur en eventuele herhaling van de inbreuk, de tijd die is
verstreken, de intentie of mate van nalatigheid en de maatregelen die zijn
getroffen om aan de eisen en voorwaarden van deze verordening te voldoen.
Boetes moeten doeltreffend en afschrikkend zijn, maar mogen niet meer dan 10%
bedragen van de jaarlijkse begroting van de betrokken Europese politieke partij
of Europese politieke stichting voor het jaar waarin de sanctie wordt opgelegd.
4. Als een Europese politieke
partij of een Europese politieke stichting na een inbreuk als omschreven in lid
2, onder a), de door het Europees Parlement gevraagde maatregelen om de
situatie te verhelpen, niet treft, hoewel zij hier overeenkomstig artikel 23
toe in de gelegenheid is gesteld, kan zij uit het register worden geschrapt en
overeenkomstig artikel 11 haar status verliezen, kan elk vigerend besluit
inzake op grond van deze verordening ontvangen financiële middelen van de Unie
worden ingetrokken of elke lopende overeenkomst inzake dergelijke financiële
middelen worden beëindigd en kunnen alle financiële middelen van de Unie worden
teruggevorderd, met inbegrip van alle ongebruikte EU-middelen uit voorgaande
jaren. 5. Een Europese politieke partij
of een Europese politieke stichting waaraan een sanctie is opgelegd wegens een
in lid 2 genoemde inbreuk, voldoet niet meer aan de voorwaarden van artikel 13,
lid 2. De verantwoordelijke ordonnateur verlaagt daarop het op grond van deze
verordening uit de begroting van de Europese Unie toegekende bedrag of
beëindigt het besluit of de overeenkomst tot toekenning van een [bijdrage] of
subsidie en vordert het bedrag terug dat op grond van het besluit of de
overeenkomst tot toekenning van een [bijdrage] of subsidie ten onrechte is
uitbetaald, met inbegrip van alle ongebruikte EU-middelen uit voorgaande jaren. 6. Een Europese politieke partij
of een Europese politieke stichting kan bovendien maximaal vijf jaar worden
uitgesloten van financiering, indien de ordonnateur overeenkomstig artikel [93,
lid 1, onder c)] van het Financieel Reglement vaststelt dat er een ernstige
fout in de beroepsuitoefening is gemaakt. 7. De op grond van dit artikel
opgelegde sancties gelden voor alle Europese politieke partijen en Europese
politieke stichtingen, ongeacht of zij financiële middelen uit de begroting van
de Unie ontvangen. De verantwoordelijke ordonnateur kan overeenkomstig artikel
[96(2)] van het Financieel Reglement en artikel [145] van de
uitvoeringsvoorschriften administratieve en/of financiële sancties opleggen aan
een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting die verkeert
in een in artikel [96(1)] van het Financieel Reglement bedoelde situatie en waarop
de bovenstaande leden niet van toepassing zijn. Artikel 23
Hoorzittingen en corrigerende maatregelen 1. Voordat het Europees
Parlement een definitief besluit neemt inzake een van de sancties van artikel
22, stelt het Europees Parlement de Europese politieke partij of de Europese
politieke stichting in kwestie in de gelegenheid haar opmerkingen te maken en,
in voorkomend geval, de maatregelen te treffen die nodig zijn om de situatie
binnen een redelijke termijn te verhelpen. 2. Indien het Europees Parlement
zulks noodzakelijk acht, kan zij ook andere natuurlijke of rechtspersonen
horen, met inbegrip van de in artikel 7, lid 3, bedoelde klagers. Hoofdstuk VI
Slotbepalingen Artikel 24
Transparantie 1. Het register publiceert op
een speciaal daartoe gecreëerde website: (a)
de namen en statuten van alle geregistreerde
Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen, samen met de
overeenkomstig artikel 6, lid 3, bij het verzoek om registratie ingediende
documenten, uiterlijk vier weken nadat het Europees Parlement zijn besluit
heeft genomen, en de nadien krachtens artikel 6, leden 6 en 7, aan het Europees
Parlement meegedeelde wijzigingen, (b)
een lijst van de verzoeken die niet zijn ingewilligd,
samen met de overeenkomstig artikel 6, lid 3, bij het verzoek om registratie
ingediende documenten en de redenen van de weigering, uiterlijk vier weken
nadat het Europees Parlement een besluit heeft genomen, (c)
een jaarlijks verslag met een tabel van de bedragen
die zijn betaald aan de respectieve Europese politieke partijen en Europese
politieke stichtingen, per begrotingsjaar waarvoor [bijdragen] zijn ontvangen
of subsidies zijn betaald uit de algemene begroting van de Europese Unie, (d)
de in artikel 19, lid 1, bedoelde jaarrekeningen en
externe-auditverslagen alsook, voor Europese politieke stichtingen, de
eindverslagen over de uitvoering van de werkprogramma's, (e)
de overeenkomstig artikel 15, leden 2 tot en met 4,
door de Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen gemelde
namen van donateurs en hun donaties, met uitzondering van donaties van
natuurlijke personen met een maximale waarde van 1 000 EUR per jaar
en per donateur, welke worden gemeld als "kleine donaties", (f)
de in artikel 15, leden 7 en 8, bedoelde bijdragen,
die de Europese politieke partijen en de Europese politieke stichtingen hebbe
gemeld overeenkomstig artikel 15, lid 2, met daarbij de identiteit van de leden
van wie de bijdragen afkomstig zijn, met uitzondering van bijdragen van
natuurlijke personen met een maximale waarde van 1000 EUR per jaar en per lid,
welke worden gemeld als "kleine bijdragen", (g)
de details van en redenen voor definitieve
besluiten van het Europees Parlement ingevolge artikel 22, met inbegrip van
eventuele door het comité van onafhankelijke vooraanstaande personen, ingevolge
artikel 7, lid 2, vastgestelde adviezen, met inachtneming van Verordening (EG)
nr. 45/2001, (h)
de overeenkomstig artikel 21 aan Europese politieke
partijen verleende technische ondersteuning, (i)
de in artikel 28 bedoelde uitvoeringsvoorschriften
van deze verordening, (j)
het in artikel 27 bedoelde evaluatieverslag
van het Europees Parlement over de toepassing van deze verordening en de
gefinancierde activiteiten. 2. Op basis van de ledenlijst
van een Europese politieke partij, die overeenkomstig artikel 4, lid 2,
bij de statuten van de partij wordt gevoegd en overeenkomstig artikel 6, lid 7,
wordt bijgewerkt, publiceert het Europees Parlement het totale ledental, de
identiteit van de rechtspersonen die lid zijn, alsook de namen van de
natuurlijke personen die schriftelijk uitdrukkelijk in publicatie daarvan hebben
toegestemd. Europese politieke partijen verzoeken alle natuurlijke personen
onder hun leden hiertoe standaard om toestemming. 3. Europese politieke partijen
en Europese politieke stichtingen verstrekken potentiële leden en donateurs in
een publiek toegankelijke privacyverklaring de krachtens artikel 10 van
Richtlijn 95/46/EG vereiste informatie en wijzen hun erop dat hun
persoonsgegevens openbaar kunnen worden gemaakt en door het Europees Parlement,
OLAF, de Rekenkamer, bevoegde nationale autoriteiten en de daardoor gemachtigde
externe organen en deskundigen kunnen worden verwerkt voor audit- en
controledoeleinden. Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 45/2001
neemt het Europees Parlement deze informatie ook op in de in artikel 13, lid 1,
bedoelde oproep tot het indienen van [verzoeken om bijdragen] of voorstellen. Artikel 25
Bescherming van persoonsgegevens 1. Bij de verwerking van
persoonsgegevens op grond van deze verordening nemen het Europees Parlement en
het in artikel 7, lid 2, bedoelde comité Verordening (EG) nr. 45/2001 in acht.
Bij de verwerking van persoonsgegevens gelden zij als verantwoordelijke voor de
verwerking in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr.
45/2001/EG. 2. Bij de verwerking van
persoonsgegevens op grond van deze verordening voldoen de Europese politieke
partijen en de Europese politieke stichtingen, de nationale autoriteiten die
bevoegd zijn om controle uit te oefenen op bepaalde aspecten van de
financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen
overeenkomstig artikel 20, lid 3, en de onafhankelijke organen of deskundigen
die bevoegd zijn om rekeningen te controleren overeenkomstig artikel 19, lid 1,
aan Richtlijn 95/46/EG en de op grond daarvan vastgestelde nationale
bepalingen. Bij de verwerking van persoonsgegevens gelden zij als verantwoordelijke
voor de verwerking in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr.
95/46/EG. 3. Het Europees Parlement en het
in artikel 7, lid 2, bedoelde comité zien erop toe dat de persoonsgegevens die
zij op grond van deze verordening verzamelen, uitsluitend worden gebruikt om te
waarborgen dat de financiering van Europese politieke partijen en Europese
politieke stichtingen en het lidmaatschap van Europese politieke partijen
wettig, regelmatig en transparant zijn. Zij vernietigen deze persoonsgegevens
uiterlijk 24 maanden nadat de relevante delen ervan zijn gepubliceerd
overeenkomstig artikel 24. 4. De bevoegde nationale
autoriteiten en onafhankelijke organen of deskundigen die gemachtigd zijn om
rekeningen te controleren, gebruiken de persoonsgegevens die zij ontvangen
alleen om toezicht uit te oefenen op de financiering van Europese politieke
partijen en Europese politieke stichtingen. Zij vernietigen deze
persoonsgegevens overeenkomstig het toepasselijke nationale recht na deze
overeenkomstig artikel 20, lid 3, aan het Europees Parlement te hebben
doorgegeven. 5. Persoonsgegevens mogen langer
worden bewaard dan de in lid 3 vastgestelde termijnen of de de termijnen waarin
het in lid 4 bedoelde toepasselijke nationale recht voorziet, indien dit nodig
is in verband met juridische of administratieve procedures betreffende de
financiering van een Europese politieke partij of een Europese politieke
stichting, of betreffende het lidmaatschap van een Europese politieke partij.
Uiterlijk één week nadat voornoemde procedures met een definitief besluit
worden afgerond of eventuele audits, beroepsprocedures, geschillen of claims
zijn afgehandeld, worden dergelijke persoonsgegevens vernietigd. 6. De in de leden 1 en 2
bedoelde voor de verwerking verantwoordelijke entiteiten nemen passende
technische en organisatorische maatregelen om persoonsgegevens te beveiligen
tegen ongewilde dan wel onrechtmatige vernietiging of ongewild verlies, wijziging,
niet-toegestane verspreiding of toegang, met name wanneer de verwerking
doorgifte van gegevens via een netwerk omvat, dan wel tegen enige andere vorm
van onwettige verwerking. 7. Het is de
verantwoordelijkheid van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
erop toe te zien en te waarborgen dat het Europees Parlement en het in artikel
7, lid 2, bedoelde comité de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke
personen bij de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening
eerbiedigen en beschermen. Elke betrokkene kan, onverminderd de mogelijkheden
van beroep voor de rechter, een verzoek indienen bij de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming indien hij van oordeel is dat zijn recht op
bescherming van zijn persoonsgegevens door de verwerking van die gegevens door
het Europees Parlement of het comité is geschonden. 8. De Europese politieke
partijen en de Europese politieke stichtingen, de bevoegde nationale
autoriteiten en de onafhankelijke organen of deskundigen die gemachtigd zijn om
krachtens deze verordening rekeningen te controleren, zijn overeenkomstig het
toepasselijke nationale recht aansprakelijk voor schade die zij veroorzaken bij
de verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening. De lidstaten
waarborgen dat inbreuken op deze verordening, Richtlijn 95/46/EG en de op grond
daarvan vastgestelde nationale bepalingen, en met name het frauduleus gebruik
van persoonsgegevens, strafbaar worden gesteld met doeltreffende, evenredige en
afschrikkende sancties. Artikel 26
Beroepsmogelijkheden 1. Het Europees Parlement
voorziet in administratieve beroepsprocedures met betrekking tot besluiten die
verband houden met de registratie van statuten, financiering of sancties. 2. Administratieve
beroepsprocedures hebben geen schorsende werking. Het Europees Parlement kan
echter, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen, de
toepassing van zijn besluiten opschorten. 3. Tegen de besluiten die
krachtens deze verordening zijn genomen, kan beroep worden aangetekend bij het
Hof van Justitie van de Europese Unie, overeenkomstig de relevante bepalingen
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Artikel 27
Evaluatie Het Europees Parlement publiceert uiterlijk op
1 juli van het derde jaar na de verkiezingen voor het Europees Parlement een
verslag over de toepassing van deze verordening en de gefinancierde
activiteiten. Eventuele in het statuut en de financieringsstelsels aan te
brengen wijzigingen worden in voorkomend geval in het verslag vermeld. Artikel 28
Uitvoeringsvoorschriften Het Europees Parlement stelt een besluit vast
inzake de regels en procedures voor de uitvoering van deze verordening, inclusief
die voor de instelling van het register. Artikel 29
Intrekking Verordening (EG) nr. 2004/2003 wordt
ingetrokken met ingang van de datum waarop de onderhavige verordening in werking
treedt. Artikel 30
Inwerkingtreding en toepassing Deze verordening treedt in werking op de derde
dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 juli
2013. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De Voorzitter De
Voorzitter [1] PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1. [2] PB L 343 van 27.12.2007, blz. 5. [3] Verslag van de secretaris-generaal inzake de
financiering van politieke partijen op Europees niveau, overeenkomstig
artikel 15 van het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van
29 maart 2004 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG)
nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het
statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau van
18 oktober 2010. [4] A7-0062/2011. [5] Artikel 12 luidt als volgt: "Het Europees Parlement
publiceert uiterlijk op 15 februari 2011 een verslag over de toepassing
van deze verordening en over de gefinancierde activiteiten. Eventuele in het
financieringsstelsel aan te brengen wijzigingen worden in voorkomend geval in
het verslag vermeld". [6] COM(2012) 35 final. [7] Thans Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van
de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de
algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248 van
16.9.2002, blz. 1). Deze tekst zal worden vervangen door een nieuw Financieel
Reglement, dat op 1 januari 2013 in werking moet treden. [8] Verklaring nr. 11 van het Verdrag van Nice: "De
Conferentie herinnert eraan dat artikel 191 geen bevoegdheidsoverdracht aan de
Europese Gemeenschap inhoudt en de toepassing van de desbetreffende
constitutionele bepalingen van de lidstaten onverlet laat. De financiering van
Europese politieke partijen uit de begroting van de Europese Gemeenschappen mag
niet worden aangewend om nationale politieke partijen rechtstreeks of
zijdelings te financieren. De bepalingen betreffende de financiering van de
politieke partijen zijn gelijkelijk van toepassing op alle politieke stromingen
die in het Europees Parlement vertegenwoordigd zijn." [9] PB C […] van […], blz. […]. [10] PB C […] van […], blz. […]. [11] PB C […] van […], blz. […]. [12] PB C […] van […], blz. […]. [13] PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1. [14] PB C […] van […], blz. […]. [15] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [16] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. [17] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Deze verwijzing moet
worden bijgewerkt zodra het nieuwe Financieel Reglement formeel is goedgekeurd
en gepubliceerd. [18] Op de datum van aanneming van het onderhavige voorstel
zal het College ook een werkdocument van de Commissie goedkeuren over een
voorstel tot wijziging van het Financieel Reglement waarbij een nieuwe titel
wordt toegevoegd met betrekking tot de financiering van Europese politieke
partijen door middel van bijdragen. De invoering van
"bijdragen" voor Europese politieke partijen zal worden bevestigd
nadat dit laatstgenoemde voorstel door de medewetgevers is aangenomen. [19] PB L 278 van 8.10.1976, blz. 5. [20] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. [21] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.