This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0155
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Council Regulation (EC) No 1098/2007 of 18 September 2007 establishing a multi-annual plan for the cod stocks in the Baltic Sea and the fisheries exploiting those stocks
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren
/* COM/2012/0155 final - 2012/0077 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren /* COM/2012/0155 final - 2012/0077 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Doel van het onderhavige voorstel is
Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot
vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en
de visserijtakken die deze bestanden exploiteren ("het plan"), te
wijzigen. Deze verordening werd goedgekeurd vóór de inwerkingtreding van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het plan heeft vooral tot doel ervoor te
zorgen dat de kabeljauwbestanden in de Oostzee kunnen worden geëxploiteerd
onder duurzame omstandigheden op economisch, milieu- en sociaal gebied. Om dit
doel te verwezenlijken, bevat het plan voorschriften voor de vaststelling van
de jaarlijkse vangstmogelijkheden voor dit bestand in termen van totaal
toegestane vangsten en van visserijinspanning. Bij deze voorschriften worden
bepaalde technische parameters gehanteerd op basis waarvan kan worden opgemaakt
of het bestand in een gunstiger of een ongunstiger staat van instandhouding
verkeert, en dus dichter bij of verder van de doelstelling van het plan komt te
liggen. Deze parameters zijn gebaseerd op wetenschappelijke gegevens en vloeien
niet voort uit een beleidskeuze. Aangezien wetenschappelijke inzichten kunnen
evolueren en verbeteren, moet het plan de nodige bepalingen bevatten om te
waarborgen dat het wordt aangepast aan de beste beschikbare wetenschappelijke
gegevens. In artikel 27 van die verordening is bepaald
dat, indien uit wetenschappelijk advies blijkt dat de
visserijsterftecoëfficiënten niet in overeenstemming zijn met de doelstellingen
van het beheersplan, de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een
besluit moet nemen over herziene visserijsterftecoëfficiënten die in
overeenstemming zijn met de beoogde beheersdoelstellingen. In de huidige tekst
wordt de bevoegdheid om deze niet-essentiële elementen van het plan te
wijzigen, dan ook aan de Raad verleend. In het kader van het VWEU is deze
besluitvormingsprocedure niet langer mogelijk. In artikel 26 is
voorts bepaald dat de Raad bepaalde niet-essentiële onderdelen van het plan kan
wijzigen om ervoor te zorgen dat de doelstellingen worden verwezenlijkt. Op grond van artikel 290 van het VWEU kan in
een wetgevingshandeling aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om
niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter
aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van een
wetgevingshandeling. De in de artikelen 26 en 27 van de verordening vastgelegde
besluitvormingsprocedure moet bijgevolg worden omgezet in een systeem van
gedelegeerde bevoegdheden die door de Commissie worden uitgeoefend onder de in
het plan zelf vastgestelde voorwaarden. Het plan moet dus dienovereenkomstig
worden gewijzigd. Krachtens het plan is een beoordeling vereist
van het effect van de beheersmaatregelen op de betrokken bestanden en
visserijtakken. Het in de verordening vastgelegde tijdschema is niet
realistisch, noch efficiënt. Wegens de beperkte beschikbaarheid van voor het opstellen
van een adequate beoordeling relevante gegevens kan nauwelijks aan deze eis
worden voldaan. Volgens wetenschappelijk advies kan een volledige evaluatie van
de doeltreffendheid van het plan gedurende een periode van drie jaar pas vanaf
vijf jaar na aanvang van het plan worden verricht. Het tijdschema voor de
evaluatie van het plan moet dus worden gewijzigd. Aan de Commissie moeten
uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om te kunnen bepalen of aan de in
artikel 29 van de verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan en dus ook of
in de betrokken deelgebieden adequate voorschriften van toepassing zijn. Bovendien hebben de Commissie en de lidstaten
zich aangesloten bij de doelstelling om uiterlijk in 2015 de maximale duurzame
opbrengst te bereiken voor leeggeviste bestanden. Om elke dubbelzinnigheid in
het plan te vermijden, moet de verwijzing naar de maximale duurzame opbrengst
in het plan worden opgenomen. De artikelen 5 en 8 moeten dienovereenkomstig
worden aangepast om duidelijk te maken dat de in het VWEU opgenomen procedure
in dit geval van toepassing is. Deze wijziging is in hoofdzaak beperkt tot
veranderingen die ervoor moeten zorgen dat het plan efficiënt kan functioneren
binnen het nieuwe, bij het Verdrag van Lissabon ingestelde besluitvormingskader. 2. UITKOMST VAN DE RAADPLEGING
VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING Niet van toepassing. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL • Samenvatting van de voorgestelde
maatregel De voornaamste juridische maatregel is de
vaststelling van de bevoegdheden die bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 van
de Raad aan de Commissie zijn toegewezen en deze als gedelegeerde bevoegdheden
of als uitvoeringsbevoegdheden te classificeren. • Rechtsgrondslag Artikel 43, lid 2, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. • Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de
exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. • Evenredigheidsbeginsel Het betreft een voorstel tot wijziging van
maatregelen die reeds bestaan in Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de
Raad, zodat er geen problemen ten aanzien van het evenredigheidsbeginsel zullen
ontstaan. • Keuze van het instrument Voorgesteld instrument: verordening van het
Europees Parlement en de Raad. Andere instrumenten zouden om de volgende reden
ongeschikt zijn: een verordening moet worden gewijzigd bij een verordening. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De voorgestelde maatregel brengt geen extra
uitgaven voor de Unie mee. 2012/0077 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1098/2007
van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor
de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden
exploiteren HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[1],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Om elke vorm van
dubbelzinnigheid te vermijden en de internationale verbintenissen van de Unie
inzake het streven naar een maximale duurzame opbrengst voor leeggeviste
bestanden gestand te doen, moeten de bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de
Raad[2] vastgestelde doelstellingen van
het meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken
die deze bestanden exploiteren worden verduidelijkt. (2) Verordening (EG) nr. 1098/2007
voorziet in de follow-up en herziening van de daarin vastgestelde minimale
visserijsterftecoëfficiënten wanneer deze coëfficiënten ontoereikend zijn om de
doelstellingen van het plan te verwezenlijken. (3) Overeenkomstig artikel 290
van het VWEU kan aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om
bepaalde niet-essentiële onderdelen van een wetgevingshandeling aan te vullen
of te wijzigen middels gedelegeerde handelingen. (4) Om de bij Verordening (EG)
nr. 1098/2007 vastgestelde doelstellingen op efficiënte wijze te verwezenlijken
en snel te kunnen inspelen op wijzigingen in de situatie van bestanden en
visserijtakken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om
overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen aan te nemen met betrekking
tot de herziening van de minimale visserijsterftecoëfficiënten, wanneer uit
wetenschappelijke gegevens blijkt dat de coëfficiënten niet langer actueel zijn
en dat de maatregelen ontoereikend zijn om de doelstellingen van het plan te
verwezenlijken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar
voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op
deskundigenniveau. (5) De Commissie moet bij de
voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat
de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden
toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. (6) Om uniforme voorwaarden voor
de uitvoering van artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1098/2007 te waarborgen,
moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze
bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011
van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot
vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[3]. (7) Met het oog op een efficiënte
evaluatie van de doeltreffendheid van het plan moet het bij Verordening (EG)
nr. 1098/2007 vastgelegde tijdschema voor de evaluatie worden gewijzigd. (8) Bovendien moet, in verband
met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie, de in Verordening (EG) nr. 1098/2007 bedoelde besluitvormingsprocedure
voor de vaststelling van de vangstmogelijkheden worden verduidelijkt. (9) De voorgestelde wijzigingen
zijn in hoofdzaak beperkt tot veranderingen die ervoor moeten zorgen dat het
plan efficiënt kan functioneren binnen het nieuwe, bij het Verdrag van Lissabon
ingestelde besluitvormingskader. (10) Verordening (EG) nr. 1098/2007
moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EG) nr. 1098/2007 wordt als volgt
gewijzigd: (1)
In artikel 4 wordt de inleidende zin vervangen
door: "Het plan waarborgt de duurzame exploitatie
van de betrokken kabeljauwbestanden op basis van de maximale duurzame opbrengst
door de visserijsterftecoëfficiënten geleidelijk te verlagen tot en te
handhaven op niveaus die niet lager zijn dan:" (2)
Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door: "1. Elk jaar neemt de Raad overeenkomstig het
VWEU een besluit over de TAC's voor de betrokken kabeljauwbestanden voor het
volgende jaar." (3)
Artikel 8, lid 3, wordt vervangen door: "3. Elk jaar neemt de Raad overeenkomstig het
VWEU en volgens de in de leden 4 en 5 vastgestelde regels een besluit over het
maximumaantal buitengaats doorgebrachte dagen buiten de in lid 1 vermelde
perioden in het volgende jaar tijdens welke de visserij met het in lid 1
genoemde vistuig is toegestaan." (4)
Artikel 26 wordt vervangen door: "Artikel 26 Evaluatie van het plan "Om de vijf jaar, te rekenen vanaf 18
september 2007, evalueert de Commissie de werking en de doeltreffendheid van
het meerjarenplan. In voorkomend geval kan de Commissie aanpassingen aan het
meerjarenplan voorstellen of gedelegeerde handelingen vaststellen
overeenkomstig artikel 27." (5)
Artikel 27 wordt vervangen door: "Artikel 27 Herziening van de
minimale visserijsterftecoëfficiënten Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om
overeenkomstig artikel 29 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met
betrekking tot de herziening van de in artikel 4 vastgestelde minimale visserijsterftecoëfficiënten
wanneer uit de wetenschappelijke gegevens blijkt dat de niveaus van de minimale
visserijsterftecoëfficiënten niet in overeenstemming zijn met de doelstellingen
van het beheersplan." (6)
In artikel 29 worden de leden 2, 3 en 4 vervangen
door: "2. Artikel 8, lid 1, onder b), en
leden 3, 4 en 5, is niet van toepassing op de ICES-deelsectoren 27 en/of 28.2
indien er aanwijzingen zijn dat de kabeljauwvangst in deze ICES-deelsectoren
minder bedraagt dan 3% van de totale kabeljauwvangst in gebied B. Aan de hand
van uitvoeringshandelingen en op basis van de in lid 1 bedoelde verslagen van
de lidstaten en van wetenschappelijke gegevens, bepaalt de Commissie ieder jaar
of dergelijke aanwijzingen bestaan en of, bijgevolg, de in artikel 8, lid 1, onder
b), en leden 3, 4 en 5, vastgestelde beperkingen van toepassing zijn in de
betrokken deelgebieden. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 29 ter, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure.” 3. Artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5,
is alleen van toepassing op ICES-deelsector 28.1 indien er aanwijzingen zijn
dat de kabeljauwvangst meer bedraagt dan 1,5% van de totale kabeljauwvangst in
gebied B. Aan de hand van uitvoeringshandelingen en op basis van de in lid 1 bedoelde
verslagen van de lidstaten en van wetenschappelijke gegevens, bepaalt de
Commissie ieder jaar of dergelijke aanwijzingen bestaan en of, bijgevolg, de in
artikel 8, lid 1, onder b), en leden 3, 4 en 5, vastgestelde beperkingen van
toepassing zijn in het betrokken deelgebied. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 29 ter, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure.” 4. De in de leden 2 en 3 bedoelde
uitvoeringshandelingen zijn van toepassing van 1 januari tot en met 31 december
van het volgende jaar." (7)
Het volgende hoofdstuk VI bis wordt ingevoegd: "HOOFDSTUK VI bis Artikel 29 bis Uitoefening van de
delegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast
te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel
vastgestelde voorwaarden. 2. De delegatie van de bevoegdheid, als bedoeld in
de artikelen 26 en 27, wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend. 3. De in de artikelen 26 en 27 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad
worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in
dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een
daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht
zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling
vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan tegelijkertijd
in kennis. 5. Een krachtens de artikelen 26 en 27
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als het Europees
Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van
kennisgeving bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, of
indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie vóór het
verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen
aantekenen. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de
Raad met twee maanden verlengd. Artikel 29 ter Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het in
artikel 30 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 ingestelde Comité voor de
visserij en de aquacultuur. Dat comité is een comité in de zin van Verordening
(EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel
5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 29
quater Besluiten
van de Raad Wanneer in de onderhavige verordening is bepaald
dat de Raad besluiten moet nemen, handelt de Raad overeenkomstig het VWEU." Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, op Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] PB C [...] van [...], blz. [...]. [2] PB L 248 van 22.9.2007. [3] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.