EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012IE0483

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Landbouw- en ambachtsbedrijf — Een winnende combinatie voor het platteland” (initiatiefadvies)

PB C 143 van 22.5.2012, p. 35–38 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.5.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/35


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Landbouw- en ambachtsbedrijf — Een winnende combinatie voor het platteland” (initiatiefadvies)

2012/C 143/07

Rapporteur: Adalbert KIENLE

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 22 september 2011 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over het thema

Landbouw- en ambachtsbedrijf – een winnende combinatie voor het platteland (initiatiefadvies).

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 20 januari 2012 goedgekeurd.

Het EESC heeft tijdens zijn op 22 en 23 februari 2012 gehouden 478e zitting (vergadering van 23 februari) onderstaand advies uitgebracht, dat met 184 stemmen vóór, bij 8 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Samenvatting en aanbevelingen

1.1   Met dit initiatiefadvies wil het EESC de Commissie, het Europees Parlement en de Raad impulsen geven voor de manier waarop het beleid dient te worden ingevuld, in het bijzonder met het oog op de nadere uitwerking van de tweede pijler van het GLB en de structuurfondsen voor de periode 2014-2020. Het wil met deze tekst bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie en concrete voorstellen doen voor de toekomstige ELFPO-financiering, EU-structuursteun en andere EU-regelingen. Voor de maatschappelijke organisaties die het landbouw- en ambachtsbedrijf vertegenwoordigen betekent de bewuste keuze voor het regionale niveau c.q. regionale waardescheppingsketens een belangrijke ondersteuning van hun activiteiten. Tegelijkertijd hoopt het EESC dat zijn initiatiefadvies een belangrijke aanzet kan vormen om het debat in de lidstaten aan te zwengelen.

1.2   Het EESC doet met betrekking tot de wetgevingsvoorstellen van de Commissie van 5 en 12 oktober 2011 inzake de ELFPO- en structuurfondsensteun voor de programmeringsperiode 2014-2020 de volgende aanbevelingen:

1.2.1

De mkb-investeringssteun in het kader van het ELFPO dient, zoals voorgesteld, te worden uitgebreid en dienovereenkomstig te worden gekwalificeerd ter bevordering van de regionale samenwerking tussen ondernemingen op het platteland, met name in de landbouw- en ambachtssector. Daartoe dienen regionale communicatienetwerken en mentorennetwerken van plaatselijke ondernemers te worden opgezet en ondersteund.

1.2.2

Met steun van het ELFPO of de structuurfondsen gefinancierde EU-acties ter bevordering van lokale initiatieven vormen een belangrijke mogelijkheid om de ambachtelijke, agrarische, toeristische en commerciële bedrijvigheid in een regio te ondersteunen. Met dien verstande dat de belangen van de economische en sociale partners daarbij vooropstaan.

1.2.3

De overdracht van kennis, informatie en innovatie in het mkb dient duurzaam te worden ondersteund om de werkgelegenheid in plattelandsgebieden te bevorderen en te garanderen en hulpbronnen- en klimaatefficiënte vormen van economische bedrijvigheid te promoten. Traditionele kennis en expertise mogen niet in vergetelheid raken. Het gaat om een waardevolle schat aan ervaring die behouden en benut moet worden.

1.2.4

Regionale waardescheppingsketens zijn voor het landbouw- en ambachtsbedrijf, het toerisme, de handel en de plattelandseconomie in het algemeen een belangrijke troef voor de toekomst. Met name met het oog op de ontwikkeling van regionale merken en de gemeenschappelijke verwerking en marketing van producten moet er voor regionale waardescheppingsketens meer aandacht komen.

1.2.5

Landbouw- en ambachtsbedrijven zijn afhankelijk van goede economische infrastructuur. Met name de structuurfondsen moeten hiervoor de voorwaarden scheppen, bijv. door flexibele regionale budgetten te verschaffen.

2.   Inleiding

2.1   Kenmerkend onderdeel van de plattelandseconomie is de rijke schakering van kleine en middelgrote ondernemingen in het landbouw- en ambachtsbedrijf, die van cruciaal belang zijn voor het behoud van de voorzieningen en voor het sociale leven in de dorpen en gemeenten van de Europese Unie.

2.2   Met het oog op de op til staande uitbouw van het EU-steunbeleid voor plattelandsgebieden voor 2014-2020 wil dit initiatiefadvies ertoe bijdragen dat sterker wordt ingezet op het in het landbouw- en ambachtsbedrijf in plattelandsgebieden voorhanden potentieel om gezamenlijk toegevoegde waarde te creëren. De directe aanleiding hiertoe vormen de wetgevingsvoorstellen van de Commissie voor het GLB en het cohesiebeleid na 2013. Een belangrijke verandering is de uitbreiding van de steunverlening in het kader van het Europese Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) tot het kleinbedrijf ofwel tot alle bedrijven in plattelandsgebieden. In het licht van de overdracht van kennis en expertise wil het EESC met dit initiatiefadvies het Europese debat over slimme, inclusieve en duurzame groei stimuleren. Daarnaast wordt in het advies dieper ingegaan op de vraag hoe de voorwaarden kunnen worden verbeterd voor geïntegreerde, bedrijfstakoverkoepelende maatregelen die de leefbaarheid en economische kracht van het platteland duurzaam verbeteren en de instandhouding van voorzieningen verzekeren in plattelandsgebieden met een krimpende bevolking. Tegelijkertijd wil het EESC met dit initiatiefadvies het maatschappelijk debat bevorderen over de demografische veranderingen en hoe deze opgevangen kunnen worden, en in de lidstaten het debat aanzwengelen over de vraag hoe het concurrentievermogen en de leefbaarheid van het platteland kunnen worden vergroot.

3.   Situatie

3.1   De kleine en middelgrote landbouw- en ambachtsbedrijven op het platteland beschikken zowel vanuit hun economische bedrijvigheid als door hun maatschappelijk engagement over een groot potentieel om de bestaande economische en maatschappelijke structuren te versterken en het hoofd te bieden aan de uitdagingen die ons te wachten staan. Zij dragen rechtstreeks bij tot de leefbaarheid van het platteland en geven met hun producten en diensten mee vorm aan regionale identiteiten. Enerzijds houden zij belangrijke tradities in stand, anderzijds zijn zij gericht op vernieuwing. Het landbouw- en ambachtsbedrijf staat voor moderniteit en duurzaamheid, voor kwalitatief hoogstaande producten, voor de veiligstelling van de energievoorziening, duurzame milieu- en natuurbescherming en instandhouding van het cultureel erfgoed. Mensen die actief zijn in het landbouw- of ambachtsbedrijf beschikken over een grote expertise, zijn zelfstandig en in staat om zich snel aan te passen en nieuwe dingen te leren. Deze eigenschappen vormen de basis voor tal van economische en sociale succesmodellen in dorpen en stadjes in plattelandsgebieden.

3.2   In vrijwel alle plattelandsgebieden in de EU bestaan nog vele onaangeboorde mogelijkheden voor gemeenschappelijke waardeschepping door het landbouw- en ambachtsbedrijf. Dit potentieel situeert zich vooral in de samenwerking op het vlak van de productie, verwerking en verkoop op regionaal en interregionaal niveau, maar ook in eerlijke mededinging tussen de actoren en de gelijkwaardige participatie van mannen en vrouwen.

3.3   Nu zijn de plattelandsgebieden in de EU zeer verscheiden van structuur. Naast zeer welgestelde plattelandsgebieden met lage werkloosheidscijfers en een sterke groei zijn er plattelandsgebieden die met economische problemen, leegloop en vergrijzing te kampen hebben. In sommige gevallen ontbreekt het ook aan onderwijs- en opleidingsmogelijkheden op aanvaardbare afstand. Deze gebieden dreigen steeds meer achter te blijven bij de sociale en economische ontwikkelingen en de basisnormen voor infrastructuur.

3.4   Met name ouderen zijn aangewezen op goed bereikbare buurtvoorzieningen, waarvoor zij geen lange afstanden hoeven af te leggen. Jonge mensen hebben daarnaast een goed functionerende basisinfrastructuur nodig met internetaansluiting en kleuter- en basisonderwijs. Met het oog op de demografische ontwikkelingen moeten de infrastructuur en de bevoorradings- en afvalverwerkingssystemen op het platteland dringend worden aangepast. Bij het zoeken naar oplossingen wordt nu dikwijls nog te weinig gekeken naar de expertise van het lokale bedrijfsleven, met name het mkb. Maatschappelijk verantwoorde en plaatselijk geëngageerde landbouw- en ambachtsbedrijven dragen in belangrijke mate bij tot de maatschappelijke integratie van mindervaliden.

3.5   Belangrijk is dat ambachts- en landbouwbedrijven en andere regionale economische partners over snel internet beschikken, willen zij, alleen of samen, economisch goed kunnen presteren. Vooral in perifere plattelandsgebieden wil het echter nog wel eens aan goede breedbandverbindingen schorten.

3.6   In de maatschappelijke discussie is steeds meer aandacht voor het regionale niveau. Deze aandacht voor het regionale aspect is kenmerkend voor een samenleving die gebaseerd is op waarden en verantwoordelijkszin en vormt een basisvereiste voor een duurzame economie en samenleving. Toch zien wij in de regio's weinig impulsen in die richting, of wordt het benutten van het regionale waardescheppingspotentieel onvoldoende gestimuleerd. De uitwisseling tussen ondernemers in een regio is dikwijls onbestaand of staat nog in de kinderschoenen.

3.7   Landbouw- en ambachtsbedrijven staan voor dezelfde – steeds groter wordende – uitdaging om de hulpbronnen en het klimaat beter te beschermen. Voor beide sectoren vormen een efficiënt gebruik van hulpbronnen en klimaatvriendelijk ondernemen de kern van een toekomstgerichte ondernemingsstrategie. Plattelandsgebieden kunnen via de samenwerking tussen beide sectoren een belangrijke bijdrage leveren om uitdagingen het hoofd te bieden die de samenleving in haar geheel betreffen.

4.   Doelstellingen

4.1   Het EESC acht het van essentieel belang dat er, zowel bij de Europese instellingen als bij de nationale regeringen en het openbaar bestuur in de lidstaten grotere erkenning komt voor het potentieel van het ambachts- en landbouwbedrijf en dat passende beleidsmaatregelen worden uitgewerkt om de toekomst van het platteland te verzekeren..

4.2   Het EESC steunt nadrukkelijk de activering van gemeenschappelijk waardescheppingspotentieel in het landbouw- en ambachtsbedrijf:

in samenwerking met andere sectoren, bijv. handel, toerisme, gezondheidssector en bosbouw en houtindustrie, moeten regionale waardescheppingsketens van het landbouw- en ambachtsbedrijf worden opgezet en geconsolideerd, waarbij faire mededingingsregels moeten gelden en structuren moeten worden ontwikkeld om het regionale economische potentieel met behulp van het plaatselijke mkb beter te kunnen benutten;

de instandhouding, diversifiëring, oprichting en ontwikkeling van middelgrote en kleine bedrijven in plattelandsgebieden en de oprichting van bedrijfstakoverkoepelende economische samenwerkingsverbanden moeten worden ondersteund;

de steunverlening aan kleine ondernemingen in plattelandsgebieden moet worden verbeterd met behulp van laagdrempelige programma's voor economische ontwikkeling, innovatie en ontwikkeling van vaardigheden; in alle regio's van Europa moeten er voldoende toegangsmogelijkheden zijn voor onderwijs en opleiding en dient toepassingsgerichte kennis te worden overgedragen over speerpunttechnologieën die het gezicht van de toekomst zullen bepalen;

schoolkinderen dienen door bezoeken aan lokale ambachts- en landbouwbedrijven vertrouwd te worden gemaakt met traditionele en moderne productiewijzen en de waarden van werk waarin zelfstandig ondernemerschap en eigen verantwoordelijkheid centraal staan;

de productie, verwerking en marketing van regionale voedingsmiddelen en andere regionale grondstoffen dienen consequent te worden afgestemd op regionale eisen en kwaliteitscriteria. In het verlengde hiervan dient ook de ontwikkeling van kwaliteitskeurmerken te worden ondersteund en moeten merkontwikkeling en marketing worden bevorderd;

hulpbronnenefficiënte en klimaatvriendelijke economische activiteiten dienen te worden ondersteund;

diensten van algemeen nut, infrastructuur en het sociale leven in plattelandsgebieden moeten in stand worden gehouden en versterkt;

als eerste vereiste voor het benutten van het waardescheppingspotentieel in plattelandsgebieden door het mkb dient een versnelde aansluiting op moderne breedbandnetwerken te worden bevorderd;

gedecentraliseerde energievoorzieningssystemen en maatregelen ter bevordering van een efficiënter energiegebruik moeten worden gezien als mogelijkheid bij uitstek om toegevoegde waarde te creëren;

met het oog op de zwaarwegende gevolgen van de demografische ontwikkeling moet ervoor gezorgd worden dat geschoolde arbeidskrachten op het platteland blijven en behouden blijven voor banen met toekomst in het ambachts- of landbouwbedrijf;

instellingen, organisaties en bedrijven in plattelandsgebieden, in de eerste plaats uit de landbouw- en ambachtssector, moeten worden gestimuleerd om actiever deel te nemen aan de civiele dialoog, op economisch vlak nauwer samen te werken en lering te trekken uit bestaande succesvolle praktijken.

4.3   Om dit potentieel voor de regionale economie in de toekomst als partners met elkaar beter te kunnen ontsluiten zou het EESC de volgende drie aandachtspunten centraal willen stellen:

4.3.1   Regionaliteit en waardeschepping

Het potentieel van het landbouw- en ambachtsbedrijf ligt vooral in het feit dat dit soort ondernemingen stevig ingebed is in het lokale en regionale weefsel. In een wereld die in toenemende mate mondialiseert, wordt het lokale en regionale aspect steeds belangrijker. Maatregelen op lokaal niveau vormen vaak de sleutel tot de oplossing van de huidige problemen. Vanuit dit oogpunt is het van steeds groter belang om regionale waardescheppingsketens te ontwikkelen. Met name in de levensmiddelensector zijn er in veel regio's van oudsher nauwe verbindingen en samenwerkingsverbanden tussen het landbouw- en ambachtsbedrijf, die in deze gebieden een belangrijke meerwaarde creëren voor de consument. Er zijn tal van positieve voorbeelden te noemen, die door andere regio's verder zouden moeten worden uitgewerkt en verspreid. Ook andere product- en dienstensectoren, zoals de houtverwerkende industrie en het plattelandstoerisme, zouden dit als model moeten overnemen. Tegelijkertijd kan deze samenwerking bijdragen tot de instandhouding van voorzieningen in de onmiddellijke omgeving en tot vermindering van het verkeer, hetgeen weer bijdraagt tot de bescherming van het klimaat.

De idee van waardescheppingsketens gebaseerd op nauwere samenwerking tussen centrale plattelandsactoren maakt het ook mogelijk om de productie en verkoop van levensmiddelen af te stemmen op regionale vereisten en kwaliteitscriteria zodat een unieke lokale identiteit kan worden gecreëerd. De ontwikkeling van regionale merken voor gemeenschappelijke marketingdoeleinden komt tegemoet aan de steeds strengere eisen van de consument m.b.t. de kwaliteit en herkomst van producten. Voor ambachtelijke producten moeten er, net zoals voor levensmiddelen, kwaliteitskeurmerken en herkomstlabels komen.

4.3.2   Energie en grondstoffen

De invoering van gedecentraliseerde energievoorzieningsystemen en maatregelen voor een efficiënter energiegebruik in plattelandsgebieden zal in de toekomst duidelijk aan belang winnen in Europa en biedt een ideaal terrein voor samenwerking tussen ambachts- en landbouwbedrijven. Voor een optimale ecologische energiebalans moeten de productie en verwerking van hernieuwbare energiebronnen en duurzame grondstoffen in dezelfde regio plaatsvinden. Daarvoor zijn lokale deskundigen nodig.

Een ander terrein dat goede perspectieven biedt voor regionale samenwerking vormen de teelt, verwerking en verkoop van hernieuwbare grondstoffen.

4.3.3   Geschoolde arbeidskrachten aantrekken

Door de demografische ontwikkeling en de in perifere landelijke gebieden duidelijk waarneembare plattelandsvlucht wordt het voor landbouw- en ambachtsbedrijven steeds moeilijker om geschoold personeel te vinden (1). Zoals in een eerder EESC-advies reeds opgemerkt verdient de werkgelegenheid onder vrouwen bijzondere aandacht (2). De zachte vestigingsfactoren (alles wat onder de noemer "levenskwaliteit" valt, van huisvesting tot onderwijs-, vrijetijds- en culturele voorzieningen en vooral voorzieningen voor jonge gezinnen) zullen moeten worden verbeterd om ervoor te zorgen dat het platteland als vestigingsgebied aantrekkelijk blijft. De inspanningen van het bedrijfsleven om scholieren en jongeren warm te maken voor beroepen met toekomst in het landbouw- en ambachtsbedrijf dienen via de arbeidsbureaus en het openbaar onderwijs ruggensteun te krijgen van de politiek. De inzetbaarheid van mensen die voor dit soort beroepen zijn opgeleid, is hoog. Zo'n eigenschap komt zeer van pas op een arbeidsmarkt met steeds nieuwe eisen waaraan de werknemer zich moet aanpassen (3).

5.   Maatregelen

5.1   Om de hierboven genoemde doelstellingen te verwezenlijken moet volgens het EESC consequent worden voortgebouwd op de Europa 2020-strategie ter bevordering van een slimme, inclusieve en duurzame groei, met voldoende aandacht voor steun voor het platteland via het ELFPO met zijn zes prioritaire actiegebieden en via de structuurfondsen, en met een geïntegreerde beleidsaanpak om de leefbaarheid en de economische kracht van het platteland duurzaam te verbeteren. Een sector- en fondsoverkoepelende aanpak zou in hoge mate bijdragen tot de ontwikkeling van gemeenschappelijke waardescheppingsketens, inperking van de plattelandsvlucht en instandhouding van voorzieningen in landelijke gebieden en aldus alle lokale bedrijfstakken en bevolkingsgroepen ten goede komen.

5.2   Concrete punten van aanpak in het nieuwe EU-structuurbeleid voor plattelandsgebieden dienen naar de mening van het EESC te zijn:

investeringen in de diversifiëring, oprichting, overname en ontwikkeling van middelgrote en kleine bedrijven in plattelandsgebieden;

bevordering en oprichting van sectoroverkoepelende samenwerkingsverbanden en fora (bijv. via op gezette tijden te organiseren "rondetafelbijeenkomsten");

bevordering van regionale (traditionele) economische systemen met korte vervoerstrajecten;

bevordering van regionale merken voor de gemeenschappelijke verwerking en verkoop/marketing van regionale producten en diensten;

bevordering van de kwaliteit en van kwaliteitskeurmerken als sleutel tot een succesvolle verkoop van producten;

ondersteuning van hulpbronnen- en klimaatefficiënte vormen van economische bedrijvigheid;

ondersteuning van een gerichte overdracht van kennis en vaardigheden aan ondernemingen in de ambachts- en landbouwsector en aan andere economische partners in plattelandsgebieden;

bevordering van innovatiepartnerschappen tussen onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven, met bijzondere aandacht voor toepassings- en procesgerichte innovaties die relevant zijn voor het mkb;

waarborging en uitbreiding van economische infrastructuur ten behoeve van ondernemingen in plattelandsgebieden (met name breedband);

flankerende maatregelen ter ondersteuning van de maatregelen van de economische en sociale partners om te voorzien in de vraag naar geschoolde arbeidskrachten;

voorlichting in de vorm van bedrijfsbezoeken voor scholen en het grote publiek;

uitbreiding van de bestaande LEADER-aanpak waarbij het bedrijfsleven veel sterker als partner in het proces betrokken wordt in het streven het economisch ontwikkelingspotentieel van plattelandsgebieden te benutten;

bevordering van uit mkb-ondernemers bestaande mentorennetwerken, met name ter begeleiding van samenwerkingsverbanden;

oprichting en uitbreiding van fora voor het verzamelen en verspreiden van succesvolle praktijken op het gebied van regionale ontwikkeling en samenwerking tussen economische en sociale actoren in plattelandsgebieden;

ondersteuning van plattelandsgebieden door de verschaffing van flexibele regionale budgetten.

Brussel, 23 februari 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  CESE 1704/2007, PB C 120 van 16.5.2008, blz. 47.

(2)  CESE 1175/2011, PB C 318 van 29.10.2011, blz. 43.

(3)  Idem


Top