This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0732
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL on the implementation of Council Decision 2008/615/JHA of 23 June 2008 on the stepping up of cross-border cooperation, particularly in combating terrorism and cross-border crime (the ‘Prüm Decision’)
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de tenuitvoerlegging van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (het „Prümbesluit”)
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de tenuitvoerlegging van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (het „Prümbesluit”)
/* COM/2012/0732 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de tenuitvoerlegging van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (het „Prümbesluit”) /* COM/2012/0732 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT EN DE RAAD over de tenuitvoerlegging van Besluit 2008/615/JBZ
van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de
grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme
en grensoverschrijdende criminaliteit (het „Prümbesluit”) 1. Inleiding De bedoeling van dit verslag is een overzicht
te geven van de situatie meer dan vier jaar na de vaststelling van
Besluit 2008/615/JBZ van de Raad en meer dan een jaar na de termijn van 26 augustus 2011
voor de volledige tenuitvoerlegging van dat besluit. Aanvankelijk moest in het
verslag niet alleen de tenuitvoerlegging worden beoordeeld, maar moesten er ook
aanbevelingen voor de verdere ontwikkeling van het instrument worden gedaan (zie
artikel 36, lid 4). Omdat de tenuitvoerlegging aanzienlijke
vertraging heeft opgelopen, besloot de Commissie om geen verdere ontwikkelingen
in overweging te nemen totdat het besluit volledig ten uitvoer is gelegd. Op
die manier wil de Commissie voorkomen dat de inspanningen voor de
tenuitvoerlegging verdere vertraging oplopen, en ervoor zorgen dat het besluit
snel in een stabiel rechtskader ten uitvoer wordt gelegd. De stand van de tenuitvoerlegging is echter
ontoereikend en de Commissie roept de lidstaten dan ook op alle inspanningen te
leveren die nodig zijn om het besluit volledig ten uitvoer te leggen. Hoewel uit de ervaring van de operationele[1] lidstaten
blijkt dat het instrument meerwaarde biedt, hebben er zich enkele problemen
voorgedaan. Daarom zal in dit verslag niet alleen naar de tenuitvoerlegging
worden gekeken, maar ook naar de voornaamste moeilijkheden in de toepassing van
het instrument. Ter voorbereiding van dit verslag stuurde de
Commissie een vragenlijst rond („de Prümvragenlijst”), die door 25 lidstaten
(allemaal met uitzondering van MT en PT) werd beantwoord. Daarnaast werd
informatie gehaald uit: ·
de gezamenlijke Prümvragenlijst (na het verstrijken
van de deadline) van het Poolse voorzitterschap en het mobiele competentieteam
(MCT)[2]
(document CM 4285/11); ·
het halfjaarlijkse verslag over de
tenuitvoerlegging van Prüm (document 17761/11); ·
de besprekingen in de DAPIX‑werkgroep[3] en in de
Prümsubgroepen; ·
de besprekingen voor de ontwikkeling van het Europees
model voor informatie‑uitwisseling (EIXM); ·
contacten en bijeenkomsten met de leidende
deskundigen in de uitwisseling van DNA‑gegevens, dactyloscopische gegevens en voertuigregistratiegegevens,
met het MCT en met de Prümhelpdesk[4]. 2. Het instrument Het Verdrag inzake
de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, ook het „Verdrag van
Prüm” genoemd, werd op 27 mei 2005 door zeven Europese landen
gesloten. Vervolgens zijn andere landen tot het Verdrag toegetreden (BG, RO,
SI, FI, HU, EE, SK). Op 23 juni 2008
werden belangrijke delen van het Verdrag bij Besluit 2008/615/JBZ van de
Raad[5] in het EU‑rechtskader
geïntegreerd. Tegelijkertijd stelde de Raad Besluit 2008/616/JBZ
betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ[6] vast
(beide besluiten worden samen „de twee Prümbesluiten” genoemd). IJsland en
Noorwegen werden in november 2009 bij de twee Prümbesluiten van de Raad geassocieerd
toen zij de Overeenkomst betreffende de toepassing van sommige bepalingen van die
besluiten ondertekenden. Onderdelen van het Prümbesluit Het Prümbesluit bestaat uit vier onderdelen: (a)
Geautomatiseerde bevraging van gegevens De bepalingen inzake geautomatiseerde bevraging en
vergelijking van gegevens uit de nationale bestanden van DNA‑gegevens en
dactyloscopische gegevens (vingerafdrukken), en voertuigregistratiegegevens
zijn voornamelijk in hoofdstuk 2 opgenomen. Dit onderdeel vormt enerzijds een
grote stap vooruit wat de uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie betreft,
maar is ook het meest complex om ten uitvoer te leggen. (b)
Informatie‑uitwisseling ter voorkoming van
misdrijven De hoofdstukken 3 en 4 bevatten
bepalingen in verband met de voorkoming van misdrijven in het kader van
grootschalige evenementen met een grensoverschrijdende dimensie, en ter
voorkoming van terroristische misdrijven. (c)
Politiële samenwerking Hoofdstuk 5 voorziet in intensivering van de
grensoverschrijdende politiële samenwerking, met inbegrip van de mogelijkheid
om op het grondgebied van een andere lidstaat uitvoerende bevoegdheden uit te
oefenen. (d)
Gegevensbescherming Hoofdstuk 6 bevat uitgebreide specifieke bepalingen
betreffende gegevensbescherming voor de toepassing van het besluit. In dit verslag betekent de term „operationeel” dat
de Raad een besluit heeft vastgesteld op grond waarvan een lidstaat gerechtigd
is een bepaalde gegevenscategorie uit te wisselen. De term slaat alleen op een begincapaciteit
voor geautomatiseerde gegevensuitwisseling. Voordat de Raad dit besluit kan
vaststellen moet de lidstaat aan een evaluatie door deskundigen uit andere
lidstaten worden onderworpen[7]. 3. stand van de tenuitvoerlegging DNA‑gegevens Buiten de 18 lidstaten (stand van zaken op
31 oktober 2012) die in de bijlage zijn opgenomen, zijn er nog vijf
andere die hebben aangegeven dat zij redelijk ver zijn gevorderd met de maatregelen
die nodig zijn voor de geautomatiseerde uitwisseling van DNA‑gegevens, en
waarschijnlijk begin 2013 operationeel zullen zijn. Bij het bereiken van
de termijn in augustus 2011 gaf deze situatie aanleiding tot bezorgdheid,
maar sedertdien is er grote verbetering geboekt. Er zijn echter nog vier
lidstaten (EL, IE, IT, UK) die hun inspanningen aanzienlijk moeten opdrijven. Vingerafdrukken Op het gebied van dactyloscopische gegevens
heeft het grootste aantal lidstaten ernstige vertraging opgelopen. Op 31 oktober 2012
waren slechts 14 lidstaten klaar voor opzoekingen in hun geautomatiseerde vingerafdrukidentificatiesystemen
door andere lidstaten. Nog zeven andere lidstaten zullen naar verwachting begin 2013
de technische voorzieningen afwerken en klaar zijn voor de evaluatie. Op basis
van de informatie waarover de Commissie beschikt, blijft het voor zes lidstaten
(EL, IE, IT, PL, PT, UK) onduidelijk wanneer zij operationeel zullen worden. Voertuigregistratiegegevens Op 31 oktober 2012 waren slechts 13 lidstaten
operationeel wat voertuigregistratiegegevens betreft. Voor nog een aantal lidstaten
mag echter op snelle vooruitgang worden gerekend. Nog eens vier lidstaten zijn
door de evaluatie van de Raad geraakt of zijn er klaar voor, en zeven lidstaten
leveren ernstige inspanningen. Slechts drie lidstaten (EL, PT, UK) hebben nog
geen noemenswaardige activiteiten ondernomen of blijven met moeilijkheden
kampen. Globaal genomen is de situatie op het gebied van
voertuigregistratiegegevens veelbelovend, omdat dit onderdeel het gemakkelijkst
met alle andere operationele partners kan worden verbonden, zodra een lidstaat
operationeel is. Tenuitvoerlegging van de hoofdstukken 3,
4 en 5 Alle lidstaten op één na hebben nationale
contactpunten aangewezen in het kader van de hoofdstukken 3 en 4 (artikelen 15
en 16). Er mag derhalve worden aangenomen dat zij deze hoofdstukken
functioneel ten uitvoer hebben gelegd. In verband met hoofdstuk 5
antwoordden vijf lidstaten op de Prümvragenlijst dat zij de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen nog niet hebben vastgesteld[8]. De tenuitvoerlegging van deze hoofdstukken is
aanzienlijk gevorderd in vergelijking met de bepalingen inzake de
geautomatiseerde uitwisseling van gegevens, omdat zij niet gepaard gaan met
dure en tijdrovende technische voorzieningen. Omdat de termijn voor deze
hoofdstukken al op 26 augustus 2009 verstreek, zouden de lidstaten
die deze nog niet ten uitvoer hebben gelegd, de nationale maatregelen zo snel
mogelijk moeten nemen en deze het secretariaat‑generaal van de Raad en de
Commissie meedelen. Bepalingen betreffende gegevensbescherming De uitwisseling van gegevens in het kader van
het Prümbesluit mag slechts beginnen nadat alle bepalingen betreffende gegevensbescherming
van hoofdstuk 6 in het nationale recht zijn verwerkt. Dit wordt in het
kader van de evaluatieprocedure gecontroleerd door deskundigen van de andere
lidstaten aan de hand van een vragenlijst[9]. In zijn besluit dat een lidstaat gerechtigd
is persoonsgegevens uit te wisselen, erkent de Raad dat deze lidstaat voldoet
aan alle bepalingen betreffende gegevensbescherming. Op 31 oktober 2012 hadden de
volgende lidstaten deze vragenlijst nog niet beantwoord: DK, EL, IE, IT.
Tegelijkertijd hadden alleen IT en EL nog niet voldaan aan het vereiste[10] dat een
onafhankelijke gegevensbeschermingsinstantie moet worden aangewezen die voor de
Prümgegevensuitwisseling verantwoordelijk is. 4. Redenen waarom de tenuitvoerlegging
vertraging heeft opgelopen 4.1. Technische moeilijkheden Het Poolse voorzitterschap heeft uitgebreide
gegevens verzameld over de redenen waarom de tenuitvoerlegging in 2011
vertraging heeft opgelopen. De resultaten werden opgenomen in het verslag van
het halfjaarlijkse voorzitterschap van 28 november 2011. Kort
samengevat zijn de voornaamste redenen voor vertragingen technisch van aard en veroorzaakt
door een gebrek aan menselijke en financiële middelen in de lidstaten. Hoewel verschillende lidstaten inmiddels erin
geslaagd zijn deze problemen op te lossen, mag worden aangenomen dat de aard
van het probleem sedert 2011 niet fundamenteel veranderd is. Deze
veronderstelling werd bevestigd tijdens de besprekingen in de DAPIX‑subgroepen
en in bilaterale contacten tussen de Commissie en nationale en leidende
deskundigen. 4.2. Financiering Volgens het halfjaarlijkse verslag was
financiering een ernstig probleem voor de tenuitvoerlegging in tien niet‑operationele
lidstaten. Zes daarvan hebben aanvragen ingediend voor EU‑financiering in het
kader van het programma „Preventie en bestrijding van criminaliteit” (ISEC).
Tegelijkertijd heeft een aantal lidstaten nog geen financiële steun aangevraagd,
waaronder de lidstaten waar de tenuitvoerlegging vertraging heeft opgelopen. In 2011 bereikte het aantal Prümgerelateerde
ISEC‑aanvragen een nieuwe piek: op 30 september 2012 was voor negen
projecten een contract gesloten en moesten nog zes projecten worden geëvalueerd. In augustus 2012 beliep de EU‑financiering
voor Prümgerelateerde ISEC‑projecten in totaal 6,2 miljoen euro. Voor
de acties waarvoor reeds een contract is gesloten maar die nog niet zijn
afgelopen, gaat het om 5,7 miljoen euro. De aanvragen die eind 2011
nog hangende waren, belopen mogelijk 4,9 miljoen euro. De Commissie zal in 2013 in het kader van
het ISEC‑programma EU‑financiering voor tenuitvoerlegging ter beschikking blijven
stellen. 4.3. Conclusie De tenuitvoerlegging van de twee Prümbesluiten
brengt een aantal administratieve, technische en financiële problemen mee.
Tegelijkertijd zijn er meerdere mogelijkheden om indien nodig steun te zoeken:
naast de EU‑financiering zijn er het MCT en de Prümhelpdesk bij Europol, en
daarnaast kan zeker ook advies worden gevraagd aan verschillende operationele
lidstaten die inmiddels aanzienlijke ervaring met het Prüminstrument hebben
opgedaan. Gelet op de bovengenoemde technische problemen
en het gebrek aan middelen is het verrassend dat de niet‑operationele lidstaten
niet geneigd zijn om steun van het MCT te vragen. Omdat er verschillende mogelijkheden bestaan
om steun te krijgen en de twee Prümbesluiten al lang geleden zijn vastgesteld,
zijn er eigenlijk geen redenen die kunnen rechtvaardigen dat de
tenuitvoerlegging zo lang aansleept. Er lijkt bovenal politieke wil te moeten
komen om de nodige prioriteiten te stellen en de belemmeringen op nationaal
niveau te overwinnen. Prüm werd vastgesteld onder de vroegere derde
pijler en bijgevolg gelden de gebruikelijke regels voor controle van de
nationale tenuitvoerlegging niet tijdens een overgangsperiode. Vanaf
december 2014 zal de Commissie echter de mogelijkheid hebben inbreukprocedures
in te leiden[11]. 5. Gebruik van het instrument 5.1 Geautomatiseerde informatie‑uitwisseling
in het kader van hoofdstuk 2 Voor een groeiende groep lidstaten is Prüm een
instrument geworden dat routinematig wordt gebruikt bij het onderzoek van
misdrijven met een mogelijk grensoverschrijdende dimensie. Twee jaar geleden ging de Commissie met de
nationale en de EU‑deskundigen na hoe de informatie‑uitwisseling in de praktijk
verliep en kwam zij tot de vaststelling dat de meeste lidstaten erg positief
stonden tegenover Prüm. Dit resultaat wordt vandaag bevestigd door de
antwoorden op de Prümvragenlijst. Deze conclusie wordt echter niet altijd bevestigd
door het ritme waarin sommige lidstaten maatregelen nemen om het instrument ten
uitvoer te leggen. Volgens de vragenlijst is meer dan de helft
van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten van mening dat de uitwisseling van
DNA‑gegevens en voertuigregistratiegegevens een enorme meerwaarde biedt voor de
preventie en het onderzoek van misdrijven. Voor vingerafdrukken hecht 40% van
de respondenten een enorme waarde aan het instrument, terwijl meer dan 50%
vindt dat het op zijn minst enige waarde heeft. Bijna alle respondenten die deze vraag
beantwoordden, acht de procedurele efficiëntie van de mechanismen zeer goed of
goed voor de voertuigregistratiegegevens. Het beeld is minder homogeen voor DNA
en vingerafdrukken: voor beide wordt de efficiëntie door ongeveer 30% slechts
aanvaardbaar of zelfs ontoereikend geacht. Statistieken In veel lidstaten is de autoriteit die de Prümovereenkomsten
optekent, een andere dan de autoriteit die die gegevens voor onderzoeken
gebruikt. En vaak kan slechts een derde autoriteit, zoals het openbaar
ministerie, de waarde beoordelen van bepaalde informatie die via Prüm is
uitgewisseld. Niettemin zijn juiste statistische gegevens van cruciaal belang
voor een uitgebreide beoordeling. Zonder die gegevens is het amper mogelijk het
werkelijke effect van de Prümbesluiten te beoordelen. Binnen de DAPIX‑werkgroep werden verschillende
mogelijkheden voor statistische modellen besproken. Gelet op de bovengenoemde
moeilijkheden heeft de meerderheid van de lidstaten gekozen voor een model dat
zich concentreert op het aantal overeenkomsten tussen gegevensreeksen. Hoewel
dit een redelijke tussenoplossing is, zijn er in de toekomst verdere
inspanningen nodig om beter weer te geven hoe deze overeenkomsten worden
gebruikt in onderzoeken. In 2011 werden voor het eerst
vergelijkbare statistieken verzameld. Uit de verzamelde gegevens bleek dat de juistheid
van de statistieken voor de drie gegevenstypes nog moet worden verbeterd.
Niettemin zijn de resultaten op basis van de momenteel beschikbare cijfers
veelbelovend: uit die resultaten blijkt dat de operationele autoriteiten Prüm
al in grote mate gebruiken[12]: ·
totaal aantal geverifieerde overeenkomsten voor
vingerafdrukken in 2011: 2 553; ·
totaal aantal DNA‑overeenkomsten volgens het
huidige model in 2011: 20 719; ·
totaal aantal verzoeken in verband met voertuigregistratiegegevens
waarvoor in 2011 informatie werd gevonden: 260 253[13]. Individuele gevallen waarin geautomatiseerde
bevragingen van DNA‑profielen of vingerafdrukken werden uitgevoerd, kunnen
zeker geen precieze cijfers vervangen. Zij bieden echter inzicht in het soort
onderzoek waarin Prüm in grote mate aan het succes kan bijdragen. Het volgende
voorbeeld uit Duitsland laat zien wat de waarde van Prüm in een
grensoverschrijdende context kan zijn: Aan het einde van de zomer van 2011 wordt in een noordwestelijke Duitse stad een neergestoken man gevonden. Op de plaats van het misdrijf, een appartement, vinden politiedeskundigen een vingerafdruk op een deurlijst. Hoewel er geen duidelijke link met een ander land is, levert een geautomatiseerde Prümbevraging een treffer op in het Bulgaarse vingerafdrukidentificatiesysteem. De vervolginformatie waarom Bulgarije de dag erna wordt verzocht, wordt binnen drie uur doorgegeven en onmiddellijk in het Schengeninformatiesysteem ingevoerd. ’s Anderendaags wordt de betrokkene in Oostenrijk aangehouden. 5.2 Ruimte voor verbeteringen Hoewel de onderzoekers veel lof hadden, deden
er zich tijdens de begindagen verschillende moeilijkheden voor. De
belangrijkste daarvan worden in dit punt besproken. 5.2.1 Vervolgmaatregelen na een treffer In artikel 5 (voor DNA) en artikel 10
(voor vingerafdrukken) is bepaald dat „(…) het nationale recht, met inbegrip
van de rechtshulpvoorschriften, van de aangezochte lidstaat bepalend [is] voor
de verstrekking van nadere (...) beschikbare persoonsgegevens”. Hoewel de Prümbesluiten geen gedetailleerde
voorschriften bevatten in verband met de vervolgmaatregelen na een overeenkomst
tussen gegevensreeksen (een zogenaamde „treffer”), is dit een kernprobleem
gebleken. De geautomatiseerde zoekfunctie is een enorm voordeel. Maar zonder
passende vervolgmaatregelen hebben treffers amper enige betekenis voor
onderzoekers. In de Prümvragenlijst wezen 18 van de 24 lidstaten
er in het algemeen op dat de Prümtreffers betere vervolgmaatregelen moeten
krijgen. Een derde daarvan wil dat binnen de nationale structuren naar
oplossingen wordt gezocht, terwijl de meerderheid van mening is dat er in de
eerste plaats op EU‑niveau maatregelen moeten worden genomen. Sommige deskundigen hebben kritiek op het
gebrek van standaardisering. Voor het beheer van de vervolgverzoeken, wordt er
ruwweg in dezelfde mate een beroep gedaan op Europol als op Interpol, terwijl
slechts enkele lidstaten de voorkeur geven aan de Sirenebureaus of aan
bilaterale verbindingsofficieren. In sommige lidstaten hangt de keuze af van
het gegevenstype. In andere gevallen hangt het af van het misdaadfenomeen. In elk
geval is het beeld nogal heterogeen, wat volgens de deskundigen soms tot
vertragingen leidt. Een ander probleem is de oprichting van
contactpunten: de voorstellen gaan van de oprichting van specifieke contactpunten
voor de Prümvervolgmaatregelen tot de integratie van de mechanismen in één
enkel nationaal contactpunt(SPOC), zoals vooropgesteld in de EIXM‑mededeling. Ook het potentieel van vereenvoudiging door
middel van technische oplossingen is besproken. In dit verband moet worden
vermeld dat in het kader van het UMF II‑programma[14] de
Prümvervolgprocedure als proefproject tussen België, Duitsland en Polen is
geselecteerd. Dat programma, dat grotendeels door de Commissie wordt
gefinancierd en door Europol wordt beheerd, wil een gemeenschappelijk kader tot
stand brengen voor gestructureerde grensoverschrijdende informatie‑uitwisseling
tussen rechtshandhavingsinstanties, met inbegrip van een gemeenschappelijk
semantisch informatiemodel en uitwisselingsmodel. De mededeling van de Commissie over het Europees
model voor informatie‑uitwisseling (EIXM) heeft hierop betrekking en bevat
aanbevelingen dienaangaande. 5.2.2 Technische en administratieve
specificaties voor tenuitvoerlegging Andere aspecten die het gebruik van Prüm
belemmeren, hebben betrekking op een reeks specificaties voor geautomatiseerde
gegevensuitwisseling, die in het Prümuitvoeringsbesluit 2008/616/JBZ zijn
vastgelegd. Heel wat lidstaten zijn van mening dat de
regels inzake overeenkomsten, met name die voor DNA‑gegevens, niet volledig
toereikend zijn en beter zouden moeten worden opgesteld, om te voorkomen dat overeenkomsten
na verdere controle vals blijken te zijn. Een ander probleem dat vaak door de
deskundigen wordt aangehaald, zijn de specificaties betreffende het
interfacecontroledocument voor de uitwisseling van vingerafdrukken, dat in zijn
huidige versie te veel ruimte voor interpretatie laat en dus tot technische
onverenigbaarheden kan leiden. Voorts wordt door sommige lidstaten voorgesteld
om de beperkte bevragingscapaciteit voor dactyloscopische gegevens efficiënter
te gebruiken, teneinde het gevaar van overbelasting van de nationale systemen
in te dijken. Zij stellen voor dat de capaciteit waarvan een lidstaat geen
gebruik maakt, ter beschikking wordt gesteld van andere lidstaten, terwijl de
lidstaat die de verzoeken ontvangt, zelf zou moeten aangeven wanneer de grens
van zijn bevragingscapaciteit is bereikt. Enkele lidstaten zijn bezorgd over de
nationale capaciteiten om doorgegeven mogelijke overeenkomsten (kandidaten) na
een verzoek met dactyloscopische gegevens te verifiëren. Hoe meer lidstaten op
dit gebied operationeel worden, hoe meer personeelsleden nodig zijn om de
vereiste manuele verificatie van treffers uit te voeren. Zoniet ontstaat een situatie
waarin dit vereiste een beperking vormt voor de uitwisseling van
dactyloscopische gegevens. Deze problemen rechtvaardigen niet dat de
tenuitvoerlegging van de Prümbesluiten zo lang aansleept, maar zouden er wel
toe kunnen leiden dat sommige lidstaten die nog niet operationeel zijn, niet
erg geneigd zijn om vaart te zetten achter de tenuitvoerlegging. Als het
systeem beter werkt, zou er een sterkere prikkel zijn om de tenuitvoerlegging
te versnellen (zie hieronder voor de aanbevelingen). 5.2.3 Mobiel competentieteam (MCT) en
Prümhelpdesk bij Europol Het MCT en de Prümhelpdesk die in
januari 2012 bij Europol zijn opgericht, ondersteunen de lidstaten bij de
tenuitvoerlegging en het beheer van het systeem. Het MCT biedt vooral
eerstelijnshulp bij het opzetten van de uitwisseling van DNA- en dactyloscopische
gegevens, terwijl de helpdesk de operationele lidstaten ondersteuning biedt. Beide ondernemen diverse activiteiten om de in
punt 5.2.2 beschreven problemen aan te pakken. Hiervoor zijn informele
deskundigengroepen (zogenaamde focusgroepen) opgericht. De regels inzake DNA‑overeenkomsten
en de interpretatie van het interfacecontroledocument voor vingerafdrukken worden
in speciale focusgroepen behandeld. Het beheren van softwaremigratie, het
faciliteren van testprocedures, alsook het beheren van de
veiligheidscertificaten voor het testen en het beheer van het systeem onder de
operationele deelnemers, zijn punten waarop de Prümhelpdesk met coördinatie kan
helpen. Een ander punt is het verbeteren van de vervolgmaatregelen na treffers.
Voorts heeft de helpdesk een Europol‑platform voor deskundigen (EPE) opgericht
om gemakkelijker kennis te kunnen delen. Alle activiteiten die momenteel door
het MCT worden uitgevoerd, zullen na afloop van het MCT‑project in juli 2013
naar de helpdesk worden overgeheveld, als die taken op dat ogenblik nog nodig
zijn. 5.3 Politiële samenwerking en
informatie‑uitwisseling (hoofdstukken 3 tot en met 5) De algemene appreciatie bij de lidstaten voor
de bepalingen van deze hoofdstukken is groot. In hun antwoorden op de
Prümvragenlijst maakten de lidstaten de volgende standpunten kenbaar: Hoofdstuk 3 (grootschalige evenementen)
achten de lidstaten zeer nuttig 13 nutteloos 3 ergens tussenin 5 (4 lidstaten hebben op
deze vraag niet geantwoord) Hoofdstuk 4 (maatregelen ter voorkoming
van terroristische misdrijven) achten de lidstaten zeer nuttig 8 nutteloos 5 ergens tussenin 6 (6 lidstaten hebben op
deze vraag niet geantwoord) Hoofdstuk 5 (andere samenwerkingsvormen)
achten de lidstaten zeer nuttig 14 nutteloos 1 ergens tussenin 6 (4 lidstaten hebben op
deze vraag niet geantwoord) Opvallend is dat de maatregelen ter voorkoming
van terroristische misdrijven die in hoofdstuk 4 zijn opgenomen, niet zo
nuttig worden geacht. Hoewel er in 15 lidstaten alternatieve
rechtsgrondslagen voor hoofdstuk 4 bestaan, kan dit amper verklaren waarom
de appreciatie voor dit hoofdstuk zo klein is, omdat de aantallen voor
hoofdstuk 3 (17 lidstaten) en hoofdstuk 5 (15 lidstaten) bijna
gelijk zijn. Wat het werkelijke gebruik van deze hoofdstukken betreft, is het
beeld gemengd. Gebruik van bepalingen || Hoofdstuk 3 (grootschalige evenementen) || Hoofdstuk 4 (terroristische misdrijven) || Hoofdstuk 5 (andere samenwerkingsvormen) Vaak || 8 || 5 || 5 Soms || 7 || 2 || 10 Nooit || 6 || 15 || 8 In de praktijk zijn de meest voorkomende
vormen van operationele politiële samenwerking gezamenlijke patrouilles,
gemeenschappelijke verkeerscontroles en ondersteuning bij grootschalige
evenementen, gevolgd door persoons- en documentencontroles en ondersteuning met
speciale uitrusting. Er zijn maar enkele gevallen van andere
samenwerkingsvormen te vinden. Conclusies Op basis van de beschikbare gegevens kan
worden geconcludeerd dat een duidelijke meerderheid van de lidstaten blij is
met deze bepalingen, ook als zij er in de praktijk maar occasioneel gebruik van
maken. De Commissie heeft geen weet van algemene
moeilijkheden bij de toepassing van deze hoofdstukken. Er is geen enkel geval
gemeld waarin de artikelen 21 en 22 inzake civielrechtelijke of
strafrechtelijke aansprakelijkheid zijn toegepast. In elk geval was het
antwoord op de vraag in de Prümvragenlijst of deze hoofdstukken moeten worden
herzien, ondubbelzinnig: 20 lidstaten achten dit niet nodig, terwijl één à
twee lidstaten voorstander waren van een herziening. 6. Aanbevelingen Om te
beginnen moeten de lidstaten die ernstige vertraging hebben opgelopen, de
bestaande mogelijkheden beter gebruiken. Dit geldt zowel voor de financiering
in het kader van programma's van de Commissie, als voor de steun die door het
MCT en de helpdesk bij Europol kan worden geboden. Het valt amper te begrijpen
dat de lidstaten die niet over voldoende middelen of technische knowhow
beschikken, geen gebruik maken van de bestaande steunfaciliteiten. De betrokken
lidstaten wordt derhalve opnieuw gevraagd zich te wenden tot het MCT (zolang
dit project nog loopt) of de helpdesk. Voorts zouden de lidstaten die zich in
deze situatie bevinden, aanvragen moeten indienen voor
tenuitvoerleggingsprojecten in het kader van het financieringsprogramma, voordat
dit eind 2013 afloopt. Tegelijkertijd wordt de operationele lidstaten
gevraagd bereid te blijven om de lidstaten die nog met de tenuitvoerlegging
bezig zijn, te ondersteunen en zo nodig hun steun nog te vergroten, bv. door
deskundigen aan te wijzen voor evaluatiebezoeken. Wat de werking van het instrument en mogelijke
verbeteringen (zonder wetswijzigingen) betreft, moet opnieuw worden gewezen op
de activiteiten van het MCT en de helpdesk. De bovengenoemde focusgroepen zijn
een goed beginpunt om pragmatische oplossingen af te spreken in de gevallen waarin
de wettelijke bepalingen misschien dubbelzinnig zijn of de efficiëntie van het
huidige mechanisme kan worden verbeterd. De lidstaten die nog niet operationeel
zijn, wordt ook geadviseerd om bij de tenuitvoerlegging rekening te houden met
de afspraken die binnen de focusgroepen zijn gemaakt. Betekenisvolle statistieken blijven essentieel
om de meerwaarde van de Prümbesluiten te kunnen beoordelen. De lidstaten wordt
derhalve gevraagd om zo nodig de opties voor de verbetering van de huidige
modellen voor statistieken opnieuw te bekijken. Het doel zou erin moeten
bestaan zo precies mogelijk het aantal overeenkomsten te bepalen dat na
vervolgverzoeken informatie opleverde die daadwerkelijk in strafrechtelijke
onderzoeken werd gebruikt. Het filteren van statistieken voor de uitwisseling
van DNA‑gegevens in de zin van optie 2 van document 12226/11[15] zou een
stap in de goede richting zijn. Deze richting zou moeten worden ingeslagen
ongeacht welk model van ongefilterde statistieken in de DAPIX‑werkgroep is
afgesproken. Het is duidelijk dat de bestaande instrumenten
dringend volledig ten uitvoer moeten worden gelegd, en overeenkomstig de
mededeling „Overzicht van het informatiebeheer op het gebied van vrijheid, veiligheid
en recht” van de Commissie van 2010[16] zal de Commissie volledig de in die
mededeling beschreven materiële en procesgerichte beginselen toepassen, telkens
wanneer de toekomstige tenuitvoerlegging van andere systemen (zoals
SIS II) een technologie betreft die voor de Prümbesluiten of de daardoor
nagestreefde doelstellingen wordt gebruikt. Gelet op het huidige economische
klimaat is het daarnaast bijzonder belangrijk dat er zo kosteneffectief
mogelijk wordt gewerkt. De procedures voor vervolgmaatregelen na treffers,
die buiten het toepassingsgebied van de besluiten vallen, zijn een kernprobleem
gebleken. In dit verband zijn er activiteiten aan de gang om de nationale
procedures voor vervolgmaatregelen[17]
in kaart te brengen en onderneemt de helpdesk activiteiten voor een
gestandaardiseerd berichtenmodel. De mededeling van de Commissie over een
Europees model voor informatie‑uitwisseling (EIXM), die samen met dit verslag
wordt gepubliceerd, bevat verdere aanbevelingen dienaangaande. BIJLAGE Overzicht van
de operationele lidstaten Toelichting: Uit de tabellen blijkt de huidige stand van zaken van de
tenuitvoerlegging voor de verschillende gegevenstypes (DNA, vingerafdrukken en
voertuigregistratiegegevens). In sommige gevallen wisselen de lidstaten in de
praktijk geen informatie uit, hoewel zij als „operationeel” worden beschouwd in
de zin dat de Raad een besluit heeft vastgesteld waarbij het deze lidstaten toegestaan
is de betrokken gegevens uit te wisselen. De operationele lidstaten zijn voor: ·
DNA: BG, CZ, DE, EE, ES, FR, CY, LV, LT, LU, HU,
NL, AT, PT, RO, SI, SK, FI ·
Vingerafdrukken: BG, CZ, DE, EE, ES, FR, CY, LT,
LU, HU, NL, AT, SI, SK ·
Voertuigregistratiegegevens: BE, DE, ES, FR, LT,
LU, NL, AT, PL, RO, SE, SI, FI De grijze velden
geven aan dat twee lidstaten begonnen zijn met de uitwisseling van het in de
tabel opgenomen gegevenstype. De tabellen zijn bijlagen bij Raadsdocument 5086/7/12 en worden
ongeveer om de zes weken bijgewerkt. Deze tabellen komen uit versie 7 van 12 oktober 2012. Operationele uitwisseling DNA-gegevens || BE || BG || CZ || DK || DE || EE || EL || ES || FR || IE || IT || CY || LV || LT || LU || HU || MT || NL || AT || PL || PT || RO || SI || SK || FI || SE || UK BE || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || BG || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || CZ || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || DK || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || DE || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || EE || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || EL || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || ES || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || FR || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || IE || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || IT || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || CY || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || LV || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || LT || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || LU || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || HU || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || MT || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || NL || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || AT || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || PL || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || PT || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || RO || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || SI || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || SK || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || FI || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || SE || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || UK || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x Operationele uitwisseling vingerafdrukken || BE || BG || CZ || DK || DE || EE || EL || ES || FR || IE || IT || CY || LV || LT || LU || HU || MT || NL || AT || PL || PT || RO || SI || SK || FI || SE || UK BE || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || BG || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || CZ || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || DK || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || DE || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || EE || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || EL || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || ES || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || FR || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || IE || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || IT || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || CY || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || LV || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || LT || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || LU || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || HU || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || MT || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || NL || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || AT || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || PL || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || PT || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || RO || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || SI || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || SK || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || FI || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || SE || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || UK || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x Operationele uitwisseling voertuigregistratiegegevens || BE || BG || CZ || DK || DE || EE || EL || ES || FR || IE || IT || CY || LV || LT || LU || HU || MT || NL || AT || PL || PT || RO || SI || SK || FI || SE || UK BE || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || BG || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || CZ || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || DK || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || DE || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || EE || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || EL || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || ES || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || || FR || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || || IE || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || || IT || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || || CY || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || || LV || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || || LT || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || || LU || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || || HU || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || || MT || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || || NL || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || || AT || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || || PL || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || || PT || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || || RO || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || || SI || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || || SK || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || || FI || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || || SE || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x || UK || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || x [1] Voor de
term „operationeel”: zie punt 2, onder d). [2] Het MCT
is een door de Commissie gefinancierd Duits project, dat de niet‑operationele
lidstaten ondersteunt bij de tenuitvoerlegging van de Prümbesluiten (2011 tot 2013). [3] De
werkgroep van de Raad inzake gegevensbescherming en informatie‑uitwisseling. [4] Voor het
MCT: zie voetnoot 2; voor de Prümhelpdesk: zie punt 5.2.3. [5] PB L 210
van 6.8.2008, blz. 1. [6] PB L 210
van 6.8.2008, blz. 12. [7] Deze
bepaling is niet van toepassing op de lidstaten die reeds overeenkomstig het
Verdrag van Prüm met het verstrekken van persoonsgegevens startten. [8] In
sommige gevallen is de informatie uit nationale verklaringen over de praktische
aspecten van de samenwerking opgenomen in het „handboek grensoverschrijdende
operaties” (document 10505/4/09). [9] Raadsdocument 6661/1/09. [10] Zie
artikel 30, lid 5, van het Prümbesluit. [11] Protocol
nr. 36 bij het VWEU. [12] Document 11367/12. [13] De
onevenwichtigheden tussen deze cijfers weerspiegelen niet het globale belang
van de afzonderlijke gegevenstypes, maar wel het feit dat de verschillende
gegevenstypes in de politiële praktijk op verschillende manieren worden
gebruikt. [14] UMF II
staat voor het tweede project in verband met een Universal Message Format
(document 7753/10). [15] Deze optie
zou het mogelijk maken om de overeenkomsten weg te filteren die uiteindelijk
niet voor onderzoeken worden gebruikt vanwege technische redenen of de
nationale benadering van politieel werk. [16] COM(2010) 385. [17] Ontwerp
tweede actielijst voor de tenuitvoerlegging van de strategie voor
informatiebeheer (IMS), document 12002/1/11 en document 5113/12.