EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0191
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL assessing progress reported by Italy to the Commission and the Council on recovery of additional levy due by milk producers for the periods 1995/96 to 2001/02 (pursuant to Article 3 of Council Decision 2003/530/EC)
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de terugvordering van de extra heffing die melkproducenten voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad)
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de terugvordering van de extra heffing die melkproducenten voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad)
/* COM/2012/0191 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de beoordeling van de door Italië aan de Commissie en de Raad gemelde vooruitgang bij de terugvordering van de extra heffing die melkproducenten voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn (uitgebracht op grond van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad) /* COM/2012/0191 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD over de beoordeling van de door Italië aan de
Commissie en de Raad gemelde
vooruitgang bij de terugvordering van de extra heffing die melkproducenten voor
de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn
(uitgebracht op grond van
artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad) Dit beoordelingsverslag wordt door de Commissie uitgebracht op grond
van artikel 3 van Beschikking 2003/530/EG van de Raad van 16 juli 2003
betreffende de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van steun die de
Italiaanse Republiek wil verlenen aan haar melkproducenten. Volgens
artikel 1 van die beschikking wordt de betrokken steun, die erin bestaat
dat de Italiaanse Republiek het bedrag aan extra heffingen op melk dat melkproducenten
de Unie voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn, zelf
aan de Unie betaalt en die producenten dan toestaat hun schuld gespreid over
een aantal jaren in termijnen renteloos af te lossen, bij uitzondering als
verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt beschouwd op voorwaarde dat: –
de terugbetaling volledig geschiedt in jaarlijkse
termijnen van gelijke omvang, en –
de terugbetaling niet langer duurt dan 14 jaar, te
rekenen vanaf 1 januari 2004. In artikel 2
van de beschikking is bepaald dat de steun slechts mag worden verleend als
Italië het totale bedrag aan extra heffingen voor de betrokken perioden bij het
EOGFL declareert en bovendien de nog openstaande schuld in drie gelijke
jaarlijkse termijnen aftrekt van de uitgaven die door het EOGFL worden
gefinancierd voor respectievelijk november 2003, november 2004 en
november 2005. Italië heeft het
totale bedrag aan extra heffingen voor de betrokken periode naar behoren
gedeclareerd bij een brief van 26 augustus 2003. De nog openstaande
schuld is naar behoren afgetrokken van de uitgaven die in het kader van het
EOGFL zijn gefinancierd voor november 2003, november 2004 en november 2005. Op grond van artikel
3 van de beschikking moeten de bevoegde Italiaanse autoriteiten elk jaar aan de
Raad en de Commissie verslag uitbrengen over de vooruitgang die zij hebben
geboekt bij de invordering van het bedrag aan extra heffingen dat de
producenten voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 verschuldigd zijn. De Italiaanse
autoriteiten hebben hun zevende verslag overeenkomstig dat artikel bij de
Commissie ingediend als bijlage bij een brief van het AGEA van 31 oktober 2011
betreffende de termijnbetaling van 2010. Betaling van de
heffing in het kader van de termijnregeling Van de in totaal nog
23 140 producenten die heffing verschuldigd zijn voor de zeven tijdvakken
waarop de beschikking van de Raad betrekking heeft, maar die van een nationale
rechtbank opschorting van betaling hebben gekregen in afwachting van een
definitieve uitspraak, hebben er 15 433 gekozen voor betaling in het kader
van de termijnregeling. Deze keuze houdt in dat alle hangende rechtszaken
moesten worden ingetrokken. Voorts heeft het niet voldoen van een jaarlijkse
termijn uitsluiting uit de regeling tot gevolg, zodat van de producent betaling
van het hele verschuldigde bedrag inclusief rente kan worden geëist. De 15 433
deelnemende producenten waren in totaal ca. 345 miljoen euro verschuldigd in 2004
vóór de eerste termijnbetaling werd verricht; dit komt neer op ongeveer een
vierde van het totale openstaande bedrag aan extra heffing op
producentenniveau. Blijkbaar heeft het merendeel van de producenten die slechts
een kleine hoeveelheid melk te veel hadden geleverd, gekozen voor deelneming
aan de regeling. Daarentegen hebben de producenten die hun individuele quotum
in sterkere mate hadden overschreden (ca. 8000 producenten aan wie voor de
zeven tijdvakken circa 1 miljard euro aan extra heffing in rekening is
gebracht), er de voorkeur aan gegeven niet in de termijnregeling te stappen.
Wel hebben de Italiaanse autoriteiten in 2010 een 69-tal nieuwe aanvragen
ontvangen van producenten die alsnog in termijnen wensen te betalen; het
betreft in totaal circa 1,2 miljoen euro. De zevende termijn
moest door 11 406 producenten uiterlijk op 31 december 2010 worden betaald
en daarmee was in totaal 24 331 454,59 euro gemoeid. De door de
Italiaanse autoriteiten verrichte verificaties wijzen uit dat 10 802
producenten zich aan die afspraak hebben gehouden en in 2010 in totaal 22 040 163,61
euro hebben betaald. Dit betekent dat van het totale heffingsbedrag dat in het
kader van de zevende termijn verschuldigd was, 90,5 % tijdig is betaald
door 95 % van de betrokken producenten. Eerder was voor de eerste, de
tweede, de derde, de vierde, de vijfde en de zesde termijn respectievelijk 99,6 %,
97,9 %, 99,5 %, 99,7 %, 96,4 % en 96,2 % van het in
totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald geregistreerd. In het kader van
de eerste zeven termijnen is daarmee in totaal ca. 175 miljoen euro
aan heffingen geïnd (ongeveer 98 % van de verschuldigde
termijnbetalingen). Deze percentages
duiden beslist op een bereidheid bij de deelnemende producenten om hun
verplichtingen na te komen. Dit gezegd zijnde, is de Commissie van mening dat
de vervolgactie die wordt ondernomen in de gevallen waarin de betaling niet
binnen de gestelde termijn is geregistreerd, een uitstekende indicator is van
de mate van inzet bij de autoriteiten om ervoor te zorgen dat de voorwaarden
van de regeling correct worden nageleefd en dat de verschuldigde heffingen
uiteindelijk volledig worden geïnd. Voor de zevende
termijn zijn voor de resterende 604 producenten geen betalingen geregistreerd;
hiermee is een bedrag van 2 291 279,38 euro gemoeid. Eind 2009 hadden 148
producenten hun zesde termijn nog niet voldaan en daarmee was in totaal 921 417,20
euro gemoeid. Volgens de van de Italiaanse autoriteiten ontvangen informatie
hebben de centrale autoriteiten al die gevallen aan de bevoegde regionale
autoriteiten gemeld met het oog op invordering van de totale openstaande
schuld, met een rentevoet die niet onder de termijnregeling valt. Van de 148
producenten waarvan oorspronkelijk werd gedacht dat ze niet hadden betaald,
bleken later slecht 23 daadwerkelijk niet te hebben betaald. Voor deze
producenten is de mogelijkheid tot termijnbetaling ingetrokken en zijn
dwanginvorderingsprocedures ingeleid. Bovendien heeft de
Commissie een staatssteunprocedure tegen Italië ingeleid[1] met betrekking tot decreto‑legge
nr. 225 van 29 december 2010, met wijzigingen goedgekeurd bij wet nr. 10 van 26
februari 2011, waarbij de termijn voor de betaling van de heffingen voor de
periode 1995/1996 tot en met 2001/2002 (in beginsel 31 december 2010
overeenkomstig de in 2003 bij Beschikking 2003/530/EG van de Raad vastgestelde
regeling) wordt verlengd tot en met 30 juni 2011 (zie artikel 2, lid 12
duodecies). Dit uitstel van betaling druist in tegen artikel 1, eerste
streepje, van Beschikking 2003/530/EG van de Raad waarin is bepaald dat de
terugbetaling in jaarlijkse termijnen moet geschieden, en dient derhalve te
worden beschouwd als een nieuwe vorm van onrechtmatige staatssteun in de zin
van artikel 108, lid 3, VWEU. Voor de periode 1995/1996
tot en met 2001/2002 verschuldigde heffingen die niet in de termijnbetalingsregeling
zijn opgenomen In het voorgaande is
reeds gezegd dat, in verhouding tot het totale bedrag aan heffingen,
betrekkelijk weinig gebruik is gemaakt van de termijnbetalingsregeling.
Ongeveer drie vierde van het totale bedrag aan openstaande heffingen voor de
betrokken periode is niet in de termijnregeling opgenomen. De heffing die niet
in de regeling van 2003 is opgenomen, komt (volgens de meest recente
beschikbare gegevens uit april 2010) overeen met 767 miljoen euro, en
ongeveer 91 % van dit bedrag (ruwweg 701 miljoen euro) wordt momenteel
aangevochten bij de Italiaanse rechtbanken. De Commissie heeft
in haar vorige beoordelingsverslagen aan de Raad gesteld dat in de
jaarverslagen van Italië specifieke aandacht diende te worden besteed aan de
rechtszaken die de betrokken zeven tijdvakken betreffen, en dat nadere gegevens
dienden te worden verstrekt over de betaling door producenten die hun
rechtszaak hebben verloren. Zonder dergelijke informatie is het voor de
Commissie niet mogelijk om een correcte opvolging te verzekeren van de
vooruitgang bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de
termijnbetalingsregeling is opgenomen. Het verslag over de
zevende termijnbetaling bevat echter geen informatie over deze rechtszaken. Niettemin blijkt uit
aanvullende gegevens die de Italiaanse autoriteiten in april 2010 op verzoek
van de Commissie hebben verstrekt, dat de Italiaanse overheid succes heeft
geboekt in rechtszaken die betrekking hadden op ca. 13 miljoen euro. Van dit
bedrag is 6,8 miljoen euro daadwerkelijk geïnd; de betaling van een
bedrag van ca. 580 miljoen euro wordt nog steeds wordt aangevochten bij de
Italiaanse rechtbanken. De Italiaanse autoriteiten hebben in hun schrijven van 2
februari 2011 helaas geen bijgewerkte cijfers met betrekking tot deze
rechtszaken opgenomen. In 2009 is, zoals bekend, een systeem ingevoerd op basis
waarvan de verschuldigde heffingen worden terugbetaald met een rentevoet die
gelijk is aan een referentierentevoet voor de Unie, vermeerderd met een aantal
procentpunten: 332 debiteuren (met een gezamenlijke schuld van 90,5 miljoen
euro) hebben voor dit systeem gekozen, terwijl 1774 debiteuren (met een
gezamenlijke schuld van 535 miljoen euro) er de voorkeur aan gaven geen gebruik
te maken van dit systeem. De Commissie
betreurt ten zeerste de trage vooruitgang bij de inning van het deel van het
heffingsbedrag dat niet in de termijnbetalingsregeling was opgenomen, alsmede
de ontoereikende informatieverstrekking door de Italiaanse autoriteiten. Dat zo
traag vooruitgang is geboekt heeft te maken met, enerzijds, de aanslepende
rechtsgang en, anderzijds, de lange termijn voor de invordering van de bedragen
waarover de juridische betwistingen zijn afgerond (het Italiaanse verslag over
de zevende termijn bevat geen gegevens over de invordering, maar uit eerder op
verzoek van de Commissie verstrekte informatie blijkt dat tot 2010 slechts 6,8
miljoen euro is ingevorderd na met succes afgeronde rechtszaken). Bovendien
wijzen de cijfers betreffende de inning van heffingen die in feite nooit zijn
aangevochten en derhalve onmiddellijk invorderbaar zijn, op een tekortkoming in
de daadwerkelijke inning (ongeveer 18 miljoen euro van de 66 miljoen euro aan
heffingen die nooit zijn aangevochten, was in 2010 nog steeds niet geïnd). De Commissie blijft
het invorderingsproces in Italië van nabij volgen, met name de invordering van
heffingen die niet onder de termijnregeling vallen. De diensten van de
Commissie hebben hun opmerkingen (inclusief negatieve opmerkingen) meermaals
onder de aandacht van de Italiaanse autoriteiten gebracht en hebben verzocht om
gedetailleerde informatie over diverse aspecten van de invordering van de
melkheffing en de houding van de Italiaanse autoriteiten voor de Italiaanse
rechtbanken. Conclusie De vooruitgang die
de Italiaanse autoriteiten hebben geboekt bij de invordering van de bedragen
die waren verschuldigd door de producenten die hebben gekozen voor deelneming
aan de in 2003 door de Raad goedgekeurde termijnregeling voor de betaling van
de extra heffing voor de periode 1995/1996 tot en met 2001/2002, toont volgens
de Commissie aan dat die invordering op relatief adequate wijze wordt beheerd.
Anderzijds is het de diensten van de Commissie opgevallen dat voor de zevende
termijn 90,5 % van het totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald is
geregistreerd: vergeleken met de andere termijnen is dit is het laagste
percentage (voor de eerste, de tweede, de derde, de vierde, de vijfde en de
zesde termijn is respectievelijk 99,6 %, 97,9 %, 99,5 %, 99,7 %, 96,4 % en 96,2
% van het in totaal verschuldigde bedrag als tijdig betaald geregistreerd).
Gezien het gebrek aan gegevens over de bedragen die daadwerkelijk zijn geïnd
bij de deelnemende producenten die niet aan hun termijnverplichtingen hebben
voldaan en daardoor van verdere deelneming zijn uitgesloten, kan de Commissie
bovendien helaas niet beoordelen of men bij de inning van de betrokken
heffingsbedragen voldoende voortvarend te werk is gegaan en in hoeverre daarbij
daadwerkelijk vooruitgang is geboekt. Zoals in eerdere beoordelingsverslagen
wijst de Commissie de Italiaanse autoriteiten nogmaals op de absolute noodzaak
om in toekomstige verslagen voldoende gedetailleerde gegevens over deze inning
te verstrekken. Wat de
heffingsbedragen betreft die niet in de termijnregeling zijn opgenomen en
waarover in Italië rechtszaken lopen, heeft de Commissie in haar in 2010 en 2011
bij de Raad ingediende beoordelingsverslag reeds uiting gegeven aan haar
ongenoegen over de uiterst trage vooruitgang bij de terugvordering van de
melkquotaheffingen, en aan haar standpunt dat de terugvordering van die
heffingen aanzienlijk dient te worden verbeterd. Bij gebrek aan
voldoende gedetailleerde informatie van de Italiaanse autoriteiten is het voor
de Commissie niet mogelijk om een correcte opvolging te verzekeren van de
vooruitgang bij de inning van dat deel van de heffingen dat niet in de
termijnbetalingsregeling is opgenomen Uit de beperkte informatie die de
Italiaanse autoriteiten in februari 2012 hebben verstrekt, blijkt evenwel dat –
enige verbetering niet te na gesproken – geen grote nieuwe ontwikkelingen
merkbaar zijn en dat de doeltreffendheid van het EU-recht in dit geval nog lang
niet is bereikt, aangezien over een zo lange periode een zo groot bedrag aan
heffingen nog steeds niet is betaald. De Commissie rekent erop dat,
overeenkomstig haar verzoek in haar vorige beoordelingsverslagen, in de
toekomstige jaarverslagen informatie wordt verstrekt over het verloop van de
rechtszaken betreffende de perioden 1995/1996 tot en met 2001/2002 en 2003/2004
tot en met 2008/2009 en over de uitvoering van de definitieve uitspraken waarin
wordt bevestigd dat de betrokken heffingen wel degelijk verschuldigd zijn. [1] SA. 33726.