This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0750
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing, as part of the Internal Security Fund, the instrument for financial support for external borders and visa
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa
/* COM/2011/0750 definitief - 2011/0365 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa /* COM/2011/0750 definitief - 2011/0365 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL De beleidslijnen die betrekking hebben op de
ruimte van vrijheid, veiligheid en recht hebben de afgelopen jaar gestaag aan
belang gewonnen. Deze beleidslijnen vormen de kern van het Europese project om
een ruimte zonder binnengrenzen tot stand te brengen, waar burgers van de Unie
en onderdanen van derde landen het recht van binnenkomst, verkeer, wonen en
werken hebben en zo nieuwe ideeën, kapitaal, kennis en innovatie kunnen
aanbrengen of lacunes in de nationale arbeidsmarkt kunnen opvullen, in het
vertrouwen dat hun rechten volledig worden geëerbiedigd en hun veiligheid is
gewaarborgd. Het toenemende belang van het beleid op het gebied van
binnenlandse zaken is bevestigd door het programma van Stockholm van 2009[1]. Het is ook één van de
beleidsterreinen waar het Verdrag van Lissabon voor grote veranderingen heeft
gezorgd. Wat interne veiligheid betreft, zijn in
belangrijke documenten, zoals de mededeling van de Commissie over de
interneveiligheidsstrategie[2],
duidelijke aanwijzingen gegeven voor de richting waarin de activiteiten de
komende jaren zullen gaan. Ten aanzien van het grensbeheer en het visumbeleid
is in de mededeling over migratie[3]
nader aangegeven voor welke uitdagingen we staan wat de beveiliging van de
grenzen en de totstandkoming van een ruimte zonder binnengrenzen betreft. In de
mededeling over Schengengovernance[4]
zijn voorstellen gepresenteerd om het Schengenacquis te versterken door middel
van een governancesysteem waarmee doeltreffend, op tijd en op EU-niveau
gecoördineerd kan worden opgetreden bij uitzonderlijke omstandigheden en
problemen die een bedreiging vormen voor Schengen in het algemeen. In de
mededeling Slimme grenzen – opties en te volgen weg[5] wordt geschetst hoe met nieuwe
IT-systemen, zoals een inreis-/uitreissysteem en een programma voor
geregistreerde reizigers, kan worden bijgedragen tot verbetering van de
beheersing van de migratiestromen binnen de Unie. Een belangrijk onderdeel van het
gemeenschappelijke geïntegreerde grensbeheersysteem is de ontwikkeling van
EU-solidariteitsmechanismen, waarmee een uniforme en kwalitatief hoogstaande
toepassing van de EU-normen voor grensbeheer en het gemeenschappelijk
visumbeleid wordt ondersteund. Betere coördinatie van de operationele samenwerking
tussen de lidstaten op het gebied van grenstoezicht via Frontex is een
belangrijke stap in de richting van de totstandkoming van dat systeem.
Bovendien vertaalt de Unie met het Buitengrenzenfonds solidariteit in
financiële bijstand aan de lidstaten die aan de buitengrenzen de bepalingen
inzake Schengen en visa toepassen. In het programma van Stockholm wordt
uitdrukkelijk opgeroepen tot de oprichting van een fonds om de
tenuitvoerlegging van de interneveiligheidsstrategie te ondersteunen en tot een
samenhangende en alomvattende aanpak van de samenwerking inzake
rechtshandhaving, ook wat het beheer van de buitengrenzen van de Unie betreft. Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in
haar voorstel van 29 juni 2011 voor het volgend meerjarig financieel kader voor
2014–2020[6]
opgeroepen tot de instelling van een fonds voor interne veiligheid, dat deel
uitmaakt van een vereenvoudigde structuur met slechts twee fondsen voor de
toekomstige uitgaven op het gebied van binnenlandse zaken, waartoe ook een
fonds voor asiel en migratie behoort. Het Fonds voor interne veiligheid zal
kunnen beschikken over een algemeen budget van 4,648 miljard euro (huidige
prijzen) ter ondersteuning van de vijf strategische doelstellingen die in de
interneveiligheidsstrategie zijn vastgelegd: ontwrichten van internationale
criminele netwerken, voorkomen van terrorisme en aanpakken van radicalisering
en werving, verbeteren van de internetveiligheid voor burgers en bedrijfsleven,
verbeteren van de veiligheid door grensbeheer en vergroten van de veerkracht
van Europa bij crises en rampen. Door de verschillende rechtsgrondslagen die in
het Verdrag zijn opgenomen voor deze sterk uiteenlopende strategische
doelstellingen is het juridisch niet mogelijk om het Fonds voor interne
veiligheid in één enkel financieel instrument onder te brengen. De Commissie
stelt daarom voor het Fonds de vorm te geven van een breed financieringskader
dat twee sectorspecifieke voorstellen omvat, waarvan dit er één is, aangevuld
met een horizontaal instrument waarin gemeenschappelijke bepalingen zijn
opgenomen. De juridische structuur wordt nader besproken
in hoofdstuk 3. 2. RESULTATEN VAN OVERLEG MET DE
BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING In overeenstemming met de sterkere nadruk die
wordt gelegd op evaluatie als middel om de beleidsvorming te sturen, is dit
voorstel gebaseerd op de resultaten van evaluatie, overleg met de
belanghebbenden en effectbeoordeling. De ontwikkeling van de nieuwe
financieringsinstrumenten voor binnenlandse zaken is begonnen in 2010 en voortgezet
in 2011. In het kader van deze voorbereidende werkzaamheden is in december 2010
een evaluatie/effectbeoordeling gestart, waarvoor een beroep is gedaan op een
externe contractant. De studie is afgerond in juli 2011 en omvatte alle
beschikbare evaluatieresultaten van de bestaande financieringsinstrumenten. Op
basis hiervan zijn de problemen, doelstellingen en beleidsopties (en de
waarschijnlijke gevolgen) geformuleerd die in de effectbeoordeling zijn
onderzocht. Voortbouwend op deze studie heeft de Commissie een
effectbeoordelingsverslag opgesteld, waarover de dienst effectbeoordelingen op
9 september 2011 advies heeft uitgebracht. In overeenstemming met de sterkere nadruk die
wordt gelegd op evaluatie als middel om de beleidsvorming te sturen, is in dit
wetgevingsvoorstel ook volledig rekening gehouden met de tussentijdse evaluatie
van het Buitengrenzenfonds. De Commissie heeft in haar verslag van [… november
2011] de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van de tenuitvoerlegging van
dit Fonds voor de periode 2007-2009 beoordeeld. Het verslag geeft een overzicht
van de concrete activiteiten die in de lidstaten in het kader van het Fonds
zijn ondernemen om het beheer van de buitengrenzen van de Unie en de
afhandeling van visa op nationaal niveau te verbeteren. Bijzondere aandacht is
geschonken aan maatregelen van de lidstaten op het gebied van de beveiliging
van documenten, de aanzienlijke investeringen ter versterking van de
grensbewakingscapaciteit voor het Middellandse Zeegebied en het Atlantische gebied,
alsmede de proefprojecten inzake automatische grenscontroles en programma’s
voor geregistreerde reizigers.
Bij de voorbereiding van dit voorstel is rekening gehouden met de resultaten
van een specifieke online openbare raadpleging over de toekomstige financiering
van de sector binnenlandse zaken[7],
waaraan van 5 januari tot en met 20 maart 2011 kon worden deelgenomen door
belanghebbenden uit de Unie en derde landen. In totaal werden 115 reacties
ontvangen van personen en organisaties, waaronder acht standpuntnota’s.
Bijdragen werden ontvangen van respondenten uit alle lidstaten en enkele derde
landen. In april 2011 werd de conferentie “The future
of EU funding for Home Affairs: A fresh look” gehouden, waar de voornaamste
belanghebbenden (lidstaten, internationale organisaties, maatschappelijke
organisaties, enz.) in de gelegenheid waren hun mening te geven over de
toekomst van de EU-financiering voor binnenlandse zaken. Deze conferentie
diende ook om de resultaten van de inventarisatie en de openbare raadpleging te
toetsen. De toekomst van de EU-financiering voor
binnenlandse zaken is ook meermaals met institutionele betrokkenen besproken,
onder meer tijdens een informeel lunchoverleg tijdens de JBZ-Raad van 21
januari 2011, een informeel ontbijt met de fractiecoördinatoren van het
Europees Parlement op 26 januari 2011, de hoorzitting met commissaris Malmström
voor de EP-commissie SURE van 10 maart 2011 en de gedachtewisseling tussen de
directeur-generaal van DG Binnenlandse zaken en de EP-commissie LIBE op 17
maart 2011. Specifiek deskundig advies over de toekomstige
financieringsinstrumenten voor interne veiligheid werd ingewonnen via
discussies tijdens de EOS-conferentie over industrie en veiligheid op 9
februari 2011 en de vergadering van het Comité voor immigratie en asiel van 22
februari 2011. Bovendien is in april 2011 binnen het gemeenschappelijk comité
voor het algemene programma “Solidariteit en beheer van de migratiestromen”
(Solid-comité) op basis van een schriftelijke raadpleging met deskundigen van
de lidstaten gesproken over technische aspecten van de tenuitvoerlegging van
het toekomstige financieringsinstrument voor interne veiligheid. Bovenstaande raadplegingen, conferenties en
discussies met deskundigen wezen uit dat er bij de voornaamste belanghebbende
partijen een algemene consensus bestaat dat de reikwijdte van de
EU-financiering op het gebied van interne veiligheid moet worden vergroot, ook
wat betreft de externe dimensie, en dat er moet worden gestreefd naar verdere
vereenvoudiging van de uitvoeringsmechanismen en meer flexibiliteit (met name
met het oog op spoedeisende situaties). Willen de uitgaven van de Unie een
meerwaarde hebben, dan moeten deze in sterkere mate de prioriteiten en
strategische verbintenissen op EU-niveau weerspiegelen en de uitvoering van het
acquis van de Unie op het gebied van binnenlandse zaken ondersteunen. De
belanghebbende partijen waren van mening dat de brede thematische prioriteiten
op het gebied van interne veiligheid al zijn vastgesteld in het programma van
Stockholm van 2009 en de interneveiligheidsstrategie van 2010. Een toekomstig
financieringsmechanisme moet daarom zo breed mogelijk worden gedefinieerd, en
zowel rechtshandhaving als grensbewaking en douane omvatten. Ook werd gewezen
op de noodzaak om de bevoegde agentschappen van de EU, zoals Europol en
Frontex, meer in te zetten. Er was brede steun voor het plan om de diverse
financieringsinstrumenten terug te brengen tot een structuur van twee fondsen,
mits dit tot vereenvoudiging leidt. Ook waren de belanghebbende partijen het
eens over de noodzaak van een flexibel noodresponsmechanisme. Over het algemeen
werd gedeeld beheer, gecombineerd met meerjarige programmering, beschouwd als
de juiste beheersmethode voor de uitgaven op het gebied van binnenlandse zaken.
Niet-gouvernementele organisaties waren echter van mening dat ook direct beheer
moest worden gehandhaafd. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Het recht van de Unie om op te treden, is
ontleend aan artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
dat luidt: “De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en
recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd
is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de
buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van
criminaliteit.” Het optreden van de Unie is gerechtvaardigd op
grond van de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 67 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), hierna “het Verdrag”
genoemd, waarin wordt bepaald op welke wijze de ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht tot stand komt. In artikel 80 van het Verdrag wordt bovendien
benadrukt dat aan dit beleid van de Unie en de uitvoering daarvan de beginselen
ten grondslag liggen van solidariteit en billijke verdeling van de
verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, ook op financieel vlak. Voor de instelling van het Fonds voor interne
veiligheid moeten twee wetgevingsinstrumenten worden vastgesteld, die gezamenlijk
het Fonds vormen. Voor deze overkoepelende structuur is gekozen in het licht
van de verplichtingen die uit het Verdrag voortvloeien. In verband met de
verschillende regels voor de stemming binnen de Raad op grond van Protocol nr.
19 (betreffende het Schengenacquis), Protocol nr. 21 (betreffende de positie
van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht) en Protocol nr. 22 (betreffende de positie van Denemarken,
onder meer met betrekking tot deel III, titel V, van het Verdrag) is het
juridisch niet mogelijk om het Fonds voor interne veiligheid in te stellen met
één enkel alomvattend wetgevingsvoorstel, ondanks de eenheid van de te
verwezenlijken beleidsdoelstellingen. Het Fonds voor interne veiligheid wordt daarom
ingesteld als een alomvattend financieel kader dat bestaat uit twee
afzonderlijke rechtshandelingen waarbij de verschillende onderdelen van het
Fonds worden opgezet en de doelstellingen, de subsidiabele acties en de
budgetten van elk onderdeel worden vastgesteld: –
een verordening tot vaststelling, als onderdeel van
het Fonds, van de component financiële steun voor politiële samenwerking,
voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer; –
een verordening tot vaststelling, als onderdeel van
het Fonds, van de component grensbeheer en gemeenschappelijk visumbeleid; Binnen het alomvattende financiële kader van
het Fonds voor interne veiligheid worden derhalve bij de onderhavige
verordening de bepalingen betreffende financiële steun voor het grensbeheer en
het gemeenschappelijk visumbeleid vastgesteld. De rechtsgrondslag voor deze verordening is
artikel 77 van het Verdrag. Over het geheel genomen heeft optreden van de
Unie op dit gebied een duidelijke meerwaarde ten opzichte van dat van de
afzonderlijke lidstaten. De Europese Unie is beter in staat dan de lidstaten om
een kader te bieden voor het betonen van solidariteit binnen de Unie met
betrekking tot het grenstoezicht, het visumbeleid en de beheersing van
migratiestromen, en om een platform te bieden voor de ontwikkeling van
gemeenschappelijke IT-systemen ter ondersteuning van die beleidsterreinen. De
uit hoofde van deze verordening verleende financiële steun strekt dan ook met
name tot het versterken van het nationale en Europese potentieel op die
gebieden. Deze verordening is dan ook onder meer bedoeld voor systematischer
ondersteuning van de diensten die afzonderlijke lidstaten verstrekken ter
beveiliging van het gebied zonder binnengrenzen (mechanisme voor operationele
ondersteuning), voor verbetering van de samenwerking tussen de autoriteiten
voor grenstoezicht en andere rechtshandhavingsautoriteiten, en voor de
uitbreiding van de in de lidstaten beschikbare gespecialiseerde uitrusting die
aan het agentschap Frontex ter beschikking moet worden gesteld ten behoeve van
gezamenlijke operaties ter bescherming van het gebied zonder binnengrenzen. Het
is echter duidelijk dat maatregelen op het toepasselijke niveau dienen te
worden genomen en dat het optreden van Unie niet verder mag gaan dan nodig is. Zoals
in de evaluatie van de begroting wordt onderstreept, moet “de EU-begroting […]
worden aangesproken om collectieve voorzieningen en maatregelen te financieren
waar de lidstaten en de regio’s dat zelf niet of niet met beter resultaat
kunnen”[8]. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Voor het Fonds voor interne veiligheid wordt
in het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor de
periode 2014-2020 een bedrag uitgetrokken van 4,648 miljard euro (in
huidige prijzen). Binnen dit totaalbedrag is voor de tenuitvoerlegging van deze
verordening in totaal 3,52 miljard euro beschikbaar. Ter indicatie: ongeveer
61% van dit bedrag (2,15 miljard euro) dient te worden gebruikt voor nationale
programma’s van lidstaten en ondersteuning van de bijzondere doorreisregeling
die door Litouwen wordt uitgevoerd, 31% (1,1 miljard euro) dient te worden
uitgetrokken voor de ontwikkeling van het slimmegrenzenpakket, terwijl de rest
beschikbaar dient te zijn voor de financiering van EU-acties, noodmaatregelen
en technische bijstand, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de bijdragen
die van de met Schengen geassocieerde landen worden verwacht en die aan het
totaalbedrag worden toegevoegd. miljard
euro Fonds voor interne veiligheid inclusief nieuwe IT-systemen || 4,648 – Instrument voor politiële samenwerking || 1,128 – Instrument voor de buitengrenzen || 3,520 Overeenkomstig de mededeling van juni 2011
wordt bovendien buiten het Fonds voor interne veiligheid een afzonderlijk
bedrag van 822 miljoen euro (huidige prijzen) uitgetrokken voor het beheer van
bestaande grootschalige IT-systemen (Schengeninformatiesysteem II,
Visuminformatiesysteem en Eurodac). Het beheer van die systemen zal geleidelijk
worden overdragen van de Commissie aan het toekomstige Agentschap voor het
operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid,
veiligheid en recht (het IT-agentschap), vanaf het moment dat dit agentschap
eind 2012 met zijn werkzaamheden begint. 5. BELANGRIJKSTE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 5.1. Accent op de strategische
prioriteiten Door de instelling van een instrument voor
financiële ondersteuning van het beheer van de buitengrenzen en het
gemeenschappelijk visumbeleid in de periode 2014-2020 kan de Unie de volgende
taken uitvoeren: ·
ondersteuning en versterking van de nationale
capaciteiten op het gebied van het grenstoezicht en het visumbeleid, en daarmee
uiting van financiële solidariteit met de taken waarmee de afzonderlijke
lidstaten aan de buitengrenzen en op de consulaire posten zijn belast in het
belang van de ruimte zonder binnengrenzen, als openbare dienstverlening aan de
Unie (nationale programma’s, inclusief “operationele ondersteuning”); ·
financiering van de ontwikkeling van het
slimmegrenzenpakket, d.w.z. het opzetten van een EU-inreis-/uitreissysteem
(EES) en een EU-programma voor geregistreerde reizigers (RTP); ·
financiering van de invoering en de werking van het
Europees grensbewakingssysteem (Eurosur), in het bijzonder door de aanschaf van
uitrusting, infrastructuur en systemen in de lidstaten; ·
versterking van de Schengengovernance en het
evaluatie- en monitoringmechanisme om toe te zien op de toepassing van het
Schengenacquis, door a) financiering van de werking van dit mechanisme onder
direct beheer, b) invoering van de voorwaarde dat het Schengenacquis moet
worden nageleefd voor de uitbetaling van operationele steun aan de lidstaten,
en c) invoering van de verplichting dat de lidstaten de middelen die zij in het
kader van dit instrument hebben ontvangen, met voorrang (her)toewijzen om
zwakke punten aan te pakken die via het mechanisme zijn geïdentificeerd; ·
versterking van het operationele potentieel van
Frontex, door de lidstaten te verzoeken om binnen hun programma’s aanvullende
middelen aan te wijzen voor gespecialiseerde uitrusting die ter beschikking van
Frontex kan worden gesteld voor de uitvoering van gezamenlijke operaties; ·
ondersteuning van de ontwikkeling en
tenuitvoerlegging van de relevante EU-beleidslijnen binnen de EU, in derde
landen en samen met derde landen met het oog op de totstandkoming van
“EU-acties”, waarmee het algemene beheer van de migratiestromen naar de Unie
kan worden verbeterd (projecten die hetzij direct worden beheerd, zoals studies
en proefprojecten ter versterking van de samenwerking met derde landen, hetzij
indirect, zulks overeenkomstig het Financieel Reglement[9]); ·
beschikbaarstelling van passende middelen om
noodhulp te kunnen verlenen bij urgente of uitzonderlijke migratiedruk; ·
verdere ondersteuning van de werking van de
bijzondere doorreisregeling voor Litouwen, overeenkomstig de verplichtingen van
de EU[10],
door steun te verlenen aan Litouwen ter compensatie van de gederfde leges uit
transitvisa en bijkomende kosten die voor Litouwen voortvloeien uit de
toepassing van de regeling betreffende het doorreisfaciliteringsdocument (FTD)
en het doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD), in de vorm van
onder andere vervanging en modernisering van uitrusting, IT-systemen, opleiding
en operationele kosten. Het instrument voorziet in brede ondersteuning
van het vierledige toegangscontrolemodel volgens het concept geïntegreerd
grensbeheer (maatregelen in derde landen, samenwerking met buurlanden,
grenstoezicht en maatregelen binnen de ruimte van vrij verkeer). 5.2. Middelen voor IT-systemen en
het slimmegrenzenpakket In het kader van de nationale programma’s
kunnen de lidstaten met hun toewijzingen steun bieden voor het beheer en, waar
van toepassing, de modernisering van de nationale componenten van de bestaande
grootschalige IT-systemen. Daarnaast valt de ontwikkeling en het
onderhoud van toekomstige IT-systemen (het “slimmegrenzenpakket”) op dit gebied
ook onder dit instrument. Zoals vermeld in de mededeling betreffende slimme
grenzen, is de Commissie voornemens in de eerste helft van 2012 voorstellen in
te dienen voor een EU-inreis-/uitreissysteem (EES) en een EU-programma voor
geregistreerde reizigers (RTP). Daarom voorziet onderhavig instrument in de
instelling van een specifiek uitgavenprogramma dat slechts voor de ontwikkeling
van een EES en een RTP is bestemd. De kosten omvatten niet alleen de componenten
op centraal (EU-) niveau van deze IT-systemen, maar ook de nationale
componenten in de lidstaten, dit alles binnen de grenzen van de beschikbare
middelen. De kosten van de ontwikkeling van centrale en
nationale systemen voor een EES en een RTP zijn geraamd op 1 tot 1,3 miljard
euro, afhankelijk van de gekozen opties. Er kunnen aanzienlijke kosten worden
bespaard als de voorkeursoptie voor het EES samen met de voorkeursoptie voor het
RTP wordt opgezet (d.w.z. op hetzelfde technische platform)[11]. Op basis van deze
veronderstelling en aangezien de ontwikkeling pas in 2015 van start zal gaan,
wordt voorgesteld voor deze twee systemen binnen dit voorstel 1,1 miljard euro
te reserveren, zonder vooruit te lopen op de voorstellen die de Commissie nog
zal doen betreffende het slimmegrenzenpakket en het daaropvolgende besluit van
het Europees Parlement en de Raad. De Commissie is voornemens de uitvoeringstaken
voor dit programma toe te vertrouwen aan het Agentschap voor het operationeel
beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en
recht, dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees
Parlement en de Raad[12].
Die verordening zal in dat geval te zijner tijd worden gewijzigd om de
betreffende taken toe te voegen aan de taken van het Agentschap. De daarvoor
bestemde bedragen van het budget van het Agentschap zouden dan worden bekostigd
uit de beleidskredieten voor het programma. 5.3. Middelen voor de nationale
programma’s Bij de fondsen van het algemene programma
“Solidariteit en beheer van migratiestromen” is de huidige praktijk om aan het
begin van de periode de criteria vast te stellen voor de toewijzingen die de
lidstaten gedurende de hele periode van zeven jaar zullen ontvangen. Dit
systeem waarborgt de continuïteit en een zekere mate van voorspelbaarheid. Dit
is in wezen echter een statische aanpak, waarmee de lidstaten niet gestimuleerd
worden om acties uit te voeren die een antwoord geven op de prioriteiten van de
Unie en de EU niet kan reageren op gewijzigde situaties en prioriteiten door
significante en geconcentreerde hertoewijzing van middelen. Het mechanisme dat
wordt gekozen voor de verdeling en uitvoering van de middelen in het kader van
de toekomstige fondsen moet daarom de noodzaak van continuïteit en stabiliteit,
wat een voorwaarde is voor een solide meerjarenprogrammering, verenigen met de
noodzaak van grotere flexibiliteit en aanpassing aan veranderingen. Gezien het bovenstaande is de toewijzing van
middelen onder gedeeld beheer gebaseerd op een combinatie van: –
een basisbedrag dat aan de lidstaten wordt
toegewezen aan het begin van het volgende meerjarig financieel kader; –
een flexibel bedrag dat naast het basisbedrag wordt
toegewezen in twee fasen. Het basisbedrag wordt berekend aan de hand van
objectieve criteria en behoeften en aan de lidstaten toegewezen aan het begin
van het volgende meerjarig financieel kader. Het gaat uit van 60% van het
totaalbedrag voor nationale programma’s; de toewijzingen worden per lidstaat
vermeld in bijlage I bij deze verordening. De toewijzingen zijn gebaseerd op de
berekeningen voor 2010-2012 in het kader van het Buitengrenzenfonds, terwijl
voor iedere lidstaat een minimumbedrag wordt toegekend. Dit waarborgt een
zekere mate van continuïteit met het huidige meerjarig financieel kader en
geeft de lidstaten de nodige financiële stabiliteit voor de planning van hun
nationale meerjarenprogramma’s. ·
Het flexibele bedrag wordt bij het basisbedrag
opgeteld, afhankelijk van de bereidheid van elke lidstaat om in het kader van
zijn nationale programma acties te financieren die antwoord geven op specifieke
prioriteiten van de Unie. Deze specifieke acties worden vermeld in bijlage II
en kunnen worden gewijzigd. In principe wordt het flexibele bedrag in twee
fasen toegewezen: aan het begin van het meerjarig financieel kader, in het
kader van de beleidsdialoog en de onderhandelingen over het nationale programma
van de betrokken lidstaat, en bij de tussentijdse herziening in 2017. Deze tussentijdse herziening biedt de
gelegenheid om de situatie in de lidstaten opnieuw te bekijken en nieuwe
middelen toe te wijzen voor de resterende jaren van het MFF (2018-2020). Wat
deze verordening betreft, wordt de tussentijdse herziening gebaseerd op een
combinatie van een toekomstgerichte risicobeoordeling en de prioriteiten van de
Unie, zoals door de Unie herbepaald. Omdat voor de basisbedragen voor de
lidstaten is uitgegaan van historische gegevens aan het begin van de programmeringsperiode,
is bijwerking ervan geboden. De risico- en behoeftebeoordelingen kunnen worden
uitgevoerd met de hulp van Frontex. Als uit deze beoordelingen blijkt dat een
lidstaat grotere behoeften heeft of met hogere risico’s te kampen heeft, kan
een aanvullend bedrag worden toegewezen, waarmee uitdrukking wordt gegeven aan
de beginselen van solidariteit en verdeling van de verantwoordelijkheid. 5.4. Acties in of met betrekking tot
derde landen Met betrekking tot de externe dimensie op dit
terrein kan, op gebieden die van belang zijn voor het EU-migratiebeleid en de
EU-doelstellingen voor interne veiligheid, gerichte steun worden verleend ter
versterking van de samenwerking met derde landen en van bepaalde belangrijke
aspecten van hun grenstoezicht en grensbeheer. In het kader van Eurosur zou
bijvoorbeeld financiering beschikbaar kunnen worden gesteld om de systemen en
infrastructuren van derde landen te koppelen aan die van de Unie, teneinde
regelmatige informatie-uitwisseling mogelijk te maken. Dergelijke acties mogen
niet rechtstreeks op ontwikkeling gericht zijn en dienen, waar relevant, een
aanvulling te vormen op de financiële steun die via de EU-instrumenten voor
externe steun wordt verleend; deze laatste blijven de belangrijkste
financieringsbron om derde landen te helpen hun capaciteiten op te bouwen. Bij
de uitvoering van de steun wordt gestreefd naar volledige coherentie met de
beginselen en de algemene doelstellingen betreffende het externe optreden en
het buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het land of de regio in
kwestie. De complementariteit wordt verzekerd door intensieve coördinatie met
de EDEO en de betrokken diensten van de Commissie. De acties worden rechtstreeks beheerd door de
Commissie of indirect door entiteiten of personen die geen lidstaten zijn,
zulks overeenkomstig het Financieel Reglement. 5.5. Agentschappen
van de Unie Teneinde op het gebied van binnenlandse zaken
doeltreffender gebruik te maken van de competentie en de deskundigheid van de
betrokken EU-agentschappen is de Commissie ook van plan de door het Financieel
Reglement geboden mogelijkheid te benutten om binnen de grenzen van de uit
hoofde van deze verordening beschikbare middelen deze agentschappen te belasten
met de uitvoering van specifieke taken, in het kader van hun opdracht en in
aanvulling op hun werkprogramma’s. Wat betreft de taken die onder dit
instrument vallen, gaat het hier met name om: –
het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese
Unie (Frontex), voor activiteiten binnen en buiten de Unie die operationele
deskundigheid op het gebied van grenstoezicht vereisen; –
het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken
(EASO), voor activiteiten als opleiding inzake asiel, bestemd voor
grenswachters; –
de Europese politiedienst (Europol) en de Europese
Politieacademie (CEPOL) in het kader van de samenwerking tussen
rechtshandhavingsautoriteiten en grensbewakingsautoriteiten; –
het Agentschap voor het operationeel beheer van
grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, wat
betreft de ontwikkeling van IT-systemen. 2011/0365 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds
voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de
buitengrenzen en visa HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van de
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[13],
Gezien het advies van het Comité van de
Regio’s[14],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
Het doel van de Unie om een hoog niveau van
veiligheid binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te verzekeren
(artikel 67, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie) moet onder meer worden bereikt door gezamenlijke maatregelen inzake de
overschrijding van de binnengrenzen door personen, het grenstoezicht aan de
buitengrenzen en het gemeenschappelijke visumbeleid als onderdeel van een
gelaagd systeem dat legaal reizen moet vergemakkelijken en illegale immigratie
moet bestrijden. (2)
De EU-interneveiligheidsstrategie, die door de Raad
in februari 2010 werd goedgekeurd[15],
biedt een gezamenlijke agenda om deze gemeenschappelijke veiligheidsproblemen
aan te pakken. De mededeling van de Commissie van november 2010 “De
EU-interneveiligheidsstrategie in actie”[16]
vertaalt de beginselen en richtsnoeren van de strategie naar concrete acties
door vijf strategische doelstellingen vast te stellen: het ontwrichten van
internationale criminele netwerken, het voorkomen van terrorisme en het
aanpakken van radicalisering en werving, het verbeteren van de
internetveiligheid voor burgers en bedrijfsleven, het verbeteren van de
veiligheid door grensbeheer en het vergroten van de veerkracht van Europa bij
crises en rampen. (3)
Solidariteit tussen de lidstaten, duidelijkheid
over de taakverdeling, respect voor de grondrechten en de rechtsstaat alsook
een sterke nadruk op het globale perspectief en de hechte, onlosmakelijke band
met externe veiligheid moeten de kernbeginselen zijn voor de tenuitvoerlegging
van de interneveiligheidsstrategie. (4)
Om de uitvoering van de interneveiligheidsstrategie
te bevorderen en te verzekeren dat zij in de praktijk operationeel wordt,
moeten de lidstaten voldoende financiële steun van de Unie krijgen door het
opzetten van een Fonds voor interne veiligheid. (5)
Door de verschillende rechtsgrondslagen die van
toepassing zijn op titel V van het Verdrag, is het juridisch niet mogelijk om
het Fonds voor interne veiligheid in één enkel financieel instrument onder te
brengen. (6)
Het Fonds moet derhalve worden opgezet als een
alomvattend kader voor financiële steun van de EU op het gebied van interne
veiligheid, omvattend het instrument dat bij deze verordening wordt opgericht,
alsook het instrument dat wordt opgericht bij Verordening …/2012/EU tot
vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het
instrument voor financiële steun voor politiesamenwerking, de voorkoming en
bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer. Dit alomvattende kader moet
worden vervolledigd bij Verordening …/2012/EU tot vaststelling van algemene
bepalingen inzake het Fonds voor asiel en migratie en inzake het instrument
voor financiële steun voor politiële samenwerking[17], voorkoming en bestrijding van
criminaliteit, en crisisbeheer, waarnaar deze verordening moet verwijzen wat
betreft de voorschriften voor de programmering, financieel beheer, beheer en
controle, goedkeuring van de rekeningen, afsluiting van programma's en
verslaglegging en evaluatie. (7)
Solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid
tussen de lidstaten en de Unie bij het beheer van de buitengrenzen is een van
de vijf componenten van het gemeenschappelijke beleid voor het beheer van de
buitengrenzen. (8)
Het Fonds voor interne veiligheid moet bij wijze
van solidariteit financiële bijstand verlenen aan die lidstaten die de
bepalingen van Schengen inzake de buitengrenzen volledig toepassen, alsmede aan
die lidstaten die zich voorbereiden op een volledige deelname aan Schengen. (9)
Deelname van een lidstaat mag niet samenvallen met
deelname aan een tijdelijk financieel instrument van de Unie dat de begunstigde
lidstaten moet helpen bij de financiering van onder meer acties aan nieuwe
buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van de Schengenvoorschriften
inzake grenzen en visa en het toezicht op de buitengrenzen. (10)
Het onderdeel van het Fonds dat betrekking heeft op
de buitengrenzen en visa (hierna "het instrument" genoemd) moet
voortbouwen op het proces voor capaciteitsopbouw dat is ingezet met behulp van
het Buitengrenzenfonds, opgericht bij Beschikking 574/2007/EG van het Europees
Parlement en de Raad[18],
en moet het uitbreiden om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen. (11)
Bij het uitvoeren van hun taken aan de
buitengrenzen en in de consulaten overeenkomstig de voorschriften van Schengen
inzake grenzen en visa, voeren de lidstaten deze activiteiten uit in het belang
van en namens alle andere lidstaten in het Schengengebied en vervullen zij
bijgevolg een openbare dienst ten behoeve van de Unie. Ter wille van de
solidariteit moet het instrument bijdragen aan de operationele kosten in
verband met het grenstoezicht en het visumbeleid, en de lidstaten in staat
stellen systematisch capaciteit te reserveren voor deze dienstverlening ten
bate van allen. Deze steun bestaat uit de volledige terugbetaling van een reeks
kosten in verband met de doelstellingen van dit instrument en zal integraal
deel uitmaken van de nationale programma's. (12)
Het instrument moet deze activiteiten aanvullen en
versterken teneinde de operationele samenwerking onder auspiciën van het
Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de
buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie te ontwikkelen, als
vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 (hierna "Frontex"
genoemd)[19],
met inbegrip van de nieuwe activiteiten die werden ingevoerd bij de wijzigingen
in Verordening […][20],
en zodoende verder de solidariteit te versterken tussen die lidstaten welke
toezicht houden op de buitengrenzen in het belang van en namens het
Schengengebied als geheel. (13)
Dit instrument dient te worden uitgevoerd met
volledige inachtneming van de rechten en beginselen die zijn verankerd in het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. (14)
Om een uniform, hoogwaardig extern toezicht op de
buitengrenzen en een vlot legitiem grensverkeer langs de buitengrenzen binnen
het kader van de EU-interneveiligheidsstrategie mogelijk te maken, dient het
instrument bij te dragen tot de ontwikkeling van een Europees gemeenschappelijk
geïntegreerd grensbeheersysteem, dat alle maatregelen omvat die in verband met
beleid, wetgeving, systematische samenwerking, lastenverdeling, personeel,
uitrusting en technologie op verschillende niveaus door de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten worden genomen, in samenwerking met Frontex,
derde landen en, indien nodig, met andere actoren die onder meer gebruik maken
van het op vier niveaus gebaseerde grensbeveiligingsmodel en de geïntegreerde
risicoanalyse van de Europese Unie. (15)
Overeenkomstig Protocol nr. 5 bij de
Toetredingsakte van 2003[21]
betreffende de doorreis van personen over land tussen de regio Kaliningrad en
andere delen van de Russische Federatie moet het instrument alle extra kosten
dragen voor de uitvoering van de specifieke bepalingen van de wetgeving van de
Unie in verband met deze doorreis, met name Verordening (EG) nr. 693/2003 van
de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek
doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor
treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke
Visuminstructie en het Gemeenschappelijk Handboek[22], en Verordening (EG) nr.
694/2003 van de Raad van 14 april 2003 betreffende uniforme modellen voor een
doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor
treinreizigers (FRTD) in de zin van Verordening (EG) nr. 693/2003[23]. De behoefte aan verdere
financiële steun voor gederfde leges moet echter afhankelijk worden gesteld van
de visumregeling van de Unie die van kracht is met de Russische Federatie. (16)
Het instrument moet ook steun
verstrekken voor nationale maatregelen en samenwerking tussen de lidstaten op
het gebied van het visumbeleid en andere activiteiten die voorafgaan aan de
controles aan de buitengrenzen. Een doeltreffend beheer van de activiteiten van
de diensten van de lidstaten in derde landen is in het belang van het
gemeenschappelijke visumbeleid, als onderdeel van een gelaagd systeem dat
legaal reizen moet vergemakkelijken en illegale immigratie naar de Europese
Unie moet bestrijden, en vormt een integrerend deel van het gemeenschappelijke
geïntegreerde grensbeheersysteem. (17)
Het instrument moet voorts maatregelen steunen op
het grondgebied van de Schengenlanden als onderdeel van een gemeenschappelijk
geïntegreerd grensbeheersysteem dat de algemene operabiliteit van het
Schengengebied versterkt. (18)
Het instrument moet ook de ontwikkeling steunen
door de Europese Unie van IT-systemen om de lidstaten in staat te stellen
grensoverschrijdend verkeer van onderdanen van derde landen doeltreffender te
beheren en een betere identificatie en verificatie van reizigers te verzekeren
("slimme grenzen"). Tot dit doel moet een programma worden opgezet om
de kosten voor de ontwikkeling van zowel de centrale als de nationale
componenten van dergelijke systemen te dekken, waarbij technische consistentie
moet worden gewaarborgd, kosten moeten worden gespaard en een vlotte
tenuitvoerlegging in de lidstaten moet worden verzekerd. (19)
Om onverwachte migratiestromen en bedreigingen van
de veiligheid aan de grenzen onmiddellijk te kunnen aanpakken, moet noodhulp
mogelijk zijn overeenkomstig het kader van Verordening … 2012/EU tot
vastlegging van algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel en migratie en
het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en
bestrijding van criminaliteit en crisisbeheer. (20)
In het belang van meer solidariteit binnen het
Schengengebied als geheel moet de betrokken lidstaat bovendien, wanneer
tekortkomingen of mogelijke bedreigingen worden vastgesteld, met name na een
Schengenevaluatie, de zaak nauwgezet in het oog houden door gebruikmaking van
middelen uit zijn programma's, prioritair, voor zover mogelijk, door
noodhulpmaatregelen aan te vullen. (21)
Om de solidariteit en de gedeelde
verantwoordelijkheid te versterken, moeten de lidstaten worden aangemoedigd om
een deel van de middelen uit hun programma's in te zetten voor specifieke
prioriteiten die door de Unie werden vastgesteld, zoals de aanschaf van
technische uitrusting die nodig is voor Frontex en de ontwikkeling van
consulaire samenwerking voor de Unie. (22)
Om de toepassing van de voorschriften van Schengen
binnen het Schengengebied te verzekeren, moet de tenuitvoerlegging van de
verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme
voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis[24] ook in het kader van deze
verordening worden gesteund als een essentieel hulpmiddel voor de begeleiding
van beleidsmaatregelen die beogen geen personencontroles meer uit te voeren. (23)
In het licht van de ervaringen met het
Buitengrenzenfonds en de ontwikkeling van SIS en VIS wordt het dienstig geacht
flexibiliteit toe te staan in verband met de mogelijke overdracht van middelen
tussen de diverse hulpmiddelen voor tenuitvoerlegging van de doelstellingen van
het instrument, zonder afbreuk te doen aan het beginsel dat van bij de aanvang
een kritische massa en financiële stabiliteit voor de programma's en de
operationele steun voor de lidstaten moeten worden nagestreefd. (24)
In dezelfde zin moeten de werkingssfeer van de
maatregelen en het plafond van de middelen die beschikbaar blijven voor de Unie
("EU-acties") worden verruimd voor een grotere capaciteit van de Unie
om in een bepaald begrotingsjaar meerdere activiteiten in verband met het
beheer van de buitengrenzen en het gemeenschappelijke visumbeleid in het belang
van de Unie als geheel, wanneer en voor zover noodzakelijk, te ondernemen.
Dergelijke EU-acties omvatten studies en proefprojecten om het beleid en de
toepassing ervan te bevorderen, maatregelen of regelingen in derde landen om
het hoofd te bieden aan migratiedruk uit die landen in het belang van een
optimale beheersing van de migratiestromen naar de Unie en een doeltreffende
organisatie van de daarmee verband houdende taken aan de buitengrenzen en in de
consulaten. (25)
De uit het instrument gesteunde maatregelen in of
met betrekking tot derde landen dienen te worden genomen in synergie en
samenhang met andere acties buiten de Unie die door de geografische en
thematische instrumenten van de Unie voor externe bijstand worden ondersteund.
Bij de uitvoering van dergelijke acties dient met name te worden gestreefd naar
volledige coherentie met de beginselen en de algemene doelstellingen
betreffende het externe optreden en het buitenlandse beleid van de Unie ten aanzien
van het land of de regio in kwestie. Deze maatregelen mogen niet strekken tot
ondersteuning van rechtstreeks op ontwikkeling gerichte acties en dienen waar
nodig de financiële bijstand uit de instrumenten voor externe hulp aan te
vullen. Er wordt ook gestreefd naar samenhang met het humanitaire beleid van de
Unie, met name wat betreft de verlening van noodhulp. (26)
Financiën uit de EU-begroting dienen te worden
geconcentreerd op activiteiten waarbij de Unie voor een meerwaarde kan zorgen
ten opzichte van optreden door de lidstaten alleen. Aangezien de Europese Unie
beter in staat is dan de lidstaten om een kader te bieden voor het betonen van
solidariteit binnen de Unie met betrekking tot het grenstoezicht, het
visumbeleid en het beheer van migratiestromen, en om een platform te bieden
voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke IT-systemen ter ondersteuning van
die beleidsterreinen, draagt financiële steun die in het kader van deze
verordening wordt verleend, speciaal bij aan een grotere nationale en Europese
capaciteit op deze gebieden. (27)
Teneinde bepalingen van dit instrument inzake de
definitie van specifieke acties in het kader van de nationale programma's aan
te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder
belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende
raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau. (28)
De Commissie moet er bij de voorbereiding en
opstelling van gedelegeerde handelingen voor zorgen dat de desbetreffende
documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement
en de Raad worden toegezonden. (29)
Om te zorgen voor een eenvormige, doeltreffende en
tijdige uitvoering van de bepalingen van deze verordening inzake operationele
steun en tot vaststelling van het kader voor het programma inzake de nieuwe
IT-systemen, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend.
Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend volgens Verordening (EU)
nr. 182/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011
tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing
zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[25]. (30)
Aangezien de doelstelling van deze verordening,
namelijk te zorgen voor solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid tussen de
lidstaten en de Unie voor het beheer van de buitengrenzen en het visumbeleid,
niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter
door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5
van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel,
maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel opgenomen
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om dit
doel te bereiken. (31)
Beschikking 574/2007/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Buitengrenzenfonds
voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma Solidariteit
en beheer van de migratiestromen[26]
dient te worden ingetrokken. (32)
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze
verordening een ontwikkeling van het Schengenacquis die valt onder de gebieden
bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17
mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de
Europese Unie met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten
overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de
uitvoering, de toepassing en de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis[27]. (33)
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een
ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de
Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse
Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de
uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen
onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG
van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de
Raad betreffende de sluiting van die overeenkomst namens de Europese Gemeenschap[28]. (34)
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening
een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het
door de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het
Vorstendom Liechtenstein ondertekende Protocol betreffende de toetreding van
het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de
Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop de
Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de
ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied dat is bedoeld
in artikel 1, punten A en B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, gelezen
in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad betreffende
de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol[29]. (35)
Volgens het aan het Verdrag betreffende de Europese
Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte
Protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan
de aanneming door de Raad van overeenkomstig titel V van het derde deel van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorgestelde maatregelen,
met uitzondering echter van maatregelen tot bepaling van de derde landen
waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten
in het bezit moeten zijn van een visum of maatregelen betreffende een uniform
visummodel. Aangezien dit voorstel een ontwikkeling van het Schengenacquis
vormt, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het Protocol betreffende
de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de
Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over
een voorstel of een initiatief tot uitwerking van het Schengenacquis uit hoofde
van de bepalingen van titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie, of het deze verordening in zijn nationale
wetgeving zal omzetten. (36)
Deze verordening vormt een ontwikkeling van de
bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet
deelneemt overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000
betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en
Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het
Schengenacquis en het daarop volgende Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december
2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van
Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis. Het
Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze
verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.
(37)
Deze verordening vormt een ontwikkeling
van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt,
overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende
het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het
Schengenacquis. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze
verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1 Doel en toepassingsgebied 1.
Bij onderhavige verordening wordt het instrument voor
financiële steun voor het beheer van de buitengrenzen en het gemeenschappelijke
visumbeleid (hierna "het instrument" genoemd) ingesteld als onderdeel
van het Fonds voor interne veiligheid (hierna "het Fonds" genoemd). Tezamen met Verordening …/2012/EU tot
vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het
instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en
bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer, wordt bij onderhavige
verordening voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020
het Fonds voor interne veiligheid opgericht. 2.
Bij onderhavige verordening worden vastgesteld: a) de doelstellingen van de financiële steun
en de subsidiabele acties; b) het algemene kader voor de uitvoering van
subsidiabele acties; c) de middelen die tussen 1 januari 2014 en
31 december 2020 in het kader van dit instrument beschikbaar worden gesteld en
de verdeling ervan; d) de werkingssfeer en het doel van de
verschillende specifieke middelen waarmee de uitgaven voor het beheer van de
buitengrenzen en het gemeenschappelijke visumbeleid worden gefinancierd. 3.
Deze verordening voorziet in de toepassing van de
regels die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. .../2012 [horizontale
verordening]. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: a) "buitengrenzen": de
landsgrenzen van de lidstaten, inclusief de rivier- en meergrenzen en de
zeegrenzen, alsmede hun luchthavens, rivierhavens, zeehavens en meerhavens
waarop de bepalingen van het recht van de Unie betreffende de overschrijding
van de buitengrenzen van toepassing zijn, ongeacht of deze grenzen al dan niet
tijdelijk zijn; b) "tijdelijke
buitengrenzen": –
de gemeenschappelijke grens van een lidstaat die
het Schengenacquis volledig ten uitvoer legt en een lidstaat die het
Schengenacquis overeenkomstig zijn respectievelijke toetredingsakte volledig
moet toepassen, maar waarvoor het relevante besluit van de Raad op grond
waarvan die staat wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet
in werking is getreden; –
de gemeenschappelijke grens tussen twee lidstaten
die het Schengenacquis overeenkomstig hun respectieve toetredingsakte volledig
moeten toepassen, maar waarvoor het relevante besluit van de Raad uit hoofde
waarvan hun wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet in
werking is getreden; c) "grensdoorlaatposten": de
doorlaatposten die door de inzake het overschrijden van de buitengrenzen
bevoegde autoriteiten zijn erkend, zoals daarvan kennis is gegeven
overeenkomstig artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 562/2006; d) "evaluatie- en
toezichtmechanisme van Schengen": toezicht op de correcte toepassing van
het Schengenacquis als neergelegd in Verordening nr. …/2012/EU[30]; e) "noodsituatie": een situatie
van dringende en uitzonderlijke druk waarbij een groot of onevenredig aantal
onderdanen van derde landen de buitengrens van een of meer lidstaten oversteken
of verwacht worden over te steken. Artikel 3 Doelstellingen 1.
De algemene doelstelling van het instrument is bij
te dragen aan een hoog niveau van veiligheid in de Europese Unie. 2.
Binnen de algemene doelstelling als bedoeld in lid
1 draagt het instrument overeenkomstig de prioriteiten van de relevante
EU-strategieën, programma's, dreigings- en risicobeoordelingen, bij aan de
volgende specifieke doelstellingen: a) ondersteunen van een gemeenschappelijk
visumbeleid om legitieme reizen te vergemakkelijken, garanderen dat onderdanen
van derde landen gelijk worden behandeld en illegale migratie tegengaan. De verwezenlijking van deze doelstelling zal
worden getoetst aan de hand van indicatoren, zoals het aantal consulaire posten
dat is uitgerust, beveiligd en/of geactualiseerd om een veilige verwerking van
visumaanvragen te verzekeren en een kwalitatief hoogstaande dienstverlening aan
de visumaanvragers te verstrekken; b) ondersteunen van het grensbeheer, om er
voor te zorgen dat enerzijds de buitengrenzen zo goed mogelijk worden beschermd
en anderzijds de overschrijdingen van de buitengrenzen vlot verlopen
overeenkomstig het Schengenacquis. De verwezenlijking van deze doelstelling zal
worden getoetst aan de hand van indicatoren zoals de ontwikkeling van
uitrusting voor grenstoezicht en de aanhouding van illegale onderdanen van
derde landen aan de buitengrens overeenkomstig het risico van het relevante
onderdeel van die buitengrens. 3.
Het instrument draagt voor het bereiken van deze
doelstellingen bij aan de volgende operationele doelstellingen: a) bevorderen van de ontwikkeling en
tenuitvoerlegging van beleid om te voorkomen dat personen, ongeacht hun
nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle
worden onderworpen en om te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking
bij het overschrijden van de buitengrenzen; b) geleidelijk opzetten van een geïntegreerd
beheersysteem voor de buitengrenzen, met inbegrip van een sterkere samenwerking
tussen de instanties van de lidstaten voor migratie en rechtshandhaving aan de
buitengrenzen, maatregelen binnen het grondgebied en de nodige begeleidende
maatregelen voor de beveiliging van documenten en identiteitsbeheer; c) bevorderen van de ontwikkeling en
tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke beleid inzake visa en andere
verblijfstitels van korte duur, met inbegrip van consulaire samenwerking; d) opzetten en exploiteren van IT-systemen,
de bijbehorende communicatie-infrastructuur en uitrusting ter ondersteuning van
de beheersing van de migratiestromen over de buitengrenzen van de Unie; e) verzekeren van de doeltreffende en uniforme
toepassing van de wetgeving van de Unie inzake grenzen en visa, met inbegrip
van de werking van het Schengenevaluatie- en -toezichtmechanisme; f) versterken van de samenwerking tussen de
lidstaten die in derde landen actief zijn, wat betreft de toestroom van
onderdanen van derde landen naar het grondgebied van de lidstaten, alsmede
samenwerking met derde landen op dit punt. 4.
Het instrument draagt ook bij aan de financiering
van technische bijstand op initiatief van de lidstaten en de Commissie. Artikel 4 Subsidiabele acties 1.
In het kader van de in artikel 3 bepaalde
doelstellingen en in het licht van de goedgekeurde conclusies van de
beleidsdialoog van artikel 13 van Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale
verordening] ondersteunt dit instrument acties in of door de lidstaten, en met
name de volgende acties: a) infrastructuur voor grensoverschrijding,
gebouwen en systemen voor grensposten en voor toezicht tussen de
grensdoorlaatposten, alsmede doeltreffende aanpak van illegale
grensoverschrijding aan de buitengrenzen; b) uitrusting, transportmiddelen en
communicatiesystemen die nodig zijn voor een doeltreffend grenstoezicht en het
opsporen van personen, zoals vaste terminals voor VIS, SIS en FADO (Europees
beeldopslagsysteem), met inbegrip van geactualiseerde technologie; c) IT-systemen voor het beheersen van
migratiestromen over de grenzen; d) infrastructuur, gebouwen en operationele
uitrusting voor het verwerken van visumaanvragen en consulaire samenwerking; e) studies, proefprojecten en acties voor
meer samenwerking tussen de instanties binnen de lidstaten en tussen de
lidstaten, en uitvoering van de aanbevelingen, operationele normen en beste
praktijken uit de operationele samenwerking tussen de lidstaten en de
agentschappen van de Unie. 2.
Binnen de in artikel 3 bedoelde doelstellingen
biedt het instrument ook ondersteuning aan acties met betrekking tot en in
derde landen en met name de volgende acties: a) informatiesystemen, middelen of
uitrusting voor het uitwisselen van informatie tussen de lidstaten en derde
landen; b) acties voor betere operationele
samenwerking tussen de lidstaten en derde landen, met inbegrip van gezamenlijke
operaties; c) studies, evenementen, opleiding,
uitrusting en proefprojecten voor het verstrekken van concrete technische en
operationele expertise aan derde landen; d) studies, evenementen, opleiding,
uitrusting en proefprojecten ter toepassing van specifieke aanbevelingen,
operationele normen en succesvolle werkwijzen, voortvloeiende uit de
operationele samenwerking tussen de lidstaten en de agentschappen van de Unie
in derde landen. 3.
Acties als bedoeld in lid 1, onder a), zijn niet
subsidiabel in het geval van tijdelijke buitengrenzen. 4.
Acties die betrekking hebben op de tijdelijke en
uitzonderlijke wederinvoering van grenstoezicht aan de binnengrenzen als
bedoeld in de Schengengrenscode zijn niet subsidiabel. HOOFDSTUK II FINANCIEEL EN UITVOERINGSKADER Artikel 5 Totale
middelen en uitvoering 1.
Voor de tenuitvoerlegging van deze verordening is
in totaal 3,250 miljard euro beschikbaar. 2.
De jaarlijkse toewijzing wordt door de
begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het financiële kader goedgekeurd. 3.
De totale middelen worden aangewend via: a) nationale programma's, overeenkomstig de
artikelen 9 en 12; b) operationele steun, binnen het kader van
de nationale programma's en onder de voorwaarden als bepaald in artikel 10; c) de werking van de bijzondere
doorreisregeling, overeenkomstig artikel 11; d) EU-acties, overeenkomstig artikel 13; e) noodhulp, overeenkomstig artikel 14; f) de uitvoering van een programma voor het
opzetten van nieuwe IT-systemen ter beheersing van de migratiestromen over de
buitengrenzen van de Unie, onder de voorwaarden als bepaald in artikel 15; g) technische bijstand, overeenkomstig
artikel 16. 4.
Het krachtens het instrument toegewezen budget
wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer, overeenkomstig artikel 55, lid 1, onder
b), van Verordening (EU) nr. …/2012 [nieuw Financieel Reglement], behalve waar
het gaat om de in artikel 13 bedoelde EU-acties, de in artikel 14, lid 1,
bedoelde noodhulp en de in artikel 16, lid 1, bedoelde technische bijstand. De methode(n) voor tenuitvoerlegging van het
budget voor het programma voor de ontwikkeling van de nieuwe IT-systemen worden
vastgesteld bij uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 15, lid 2. 5.
De totale middelen worden indicatief als volgt
aangewend: a) 2 miljard euro voor de nationale
programma's van de lidstaten; b) 1,1 miljard euro voor het opzetten van de
nieuwe IT-systemen ter beheersing van de migratiestromen langs de buitengrenzen
van de Unie, als bedoeld in artikel 15, lid 2; c) 150 miljoen euro voor de bijzondere
doorreisregeling; d) 270 miljoen euro voor EU-acties, noodhulp
en technische bijstand op initiatief van de Commissie. 6.
Tezamen met de totale middelen die zijn vastgesteld
voor Verordening (EU) nr. …/2012/EU tot vaststelling, als onderdeel van het
Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer, vormen de totale middelen die op grond van lid 1 voor deze
verordening beschikbaar zijn, de voor het Fonds voor interne veiligheid
beschikbare middelen; deze middelen vormen in het kader van de jaarlijkse
begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt
in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees
Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken
en een goed financieel beheer[31].
7.
De landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de
toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis nemen overeenkomstig deze
verordening deel aan het instrument. 8.
Er worden regelingen vastgesteld inzake de
financiële bijdragen van deze landen aan dit instrument en de extra
voorschriften voor deze deelname, waarbij ook de bescherming van de financiële
belangen van de Unie en de controlebevoegdheid van de Rekenkamer worden
geregeld. De financiële bijdragen van deze landen worden
gevoegd bij de in lid 1 vermelde totale middelen die uit de begroting van de
Unie beschikbaar worden gesteld. Artikel 6 Middelen voor subsidiabele acties in
de lidstaten 1.
Een indicatief bedrag van 2.000 miljoen euro wordt
als volgt toegewezen aan de lidstaten: a) 1,2 miljard euro overeenkomstig bijlage
I; b) 450 miljoen euro, gebaseerd op de
resultaten van het mechanisme als beschreven in artikel 7; c) 350 miljoen euro in het kader van de
tussentijdse evaluatie en vanaf de periode van begrotingsjaar 2018, de rest van
de beschikbare kredieten overeenkomstig dit artikel of een ander bedrag, als
bepaald krachtens lid 2, gebaseerd op de uitkomst van de risicoanalyse en het
mechanisme als bedoeld in artikel 8. 2.
Teneinde bij onvoorziene of nieuwe omstandigheden
op een degelijke manier te voldoen aan de doelstellingen van deze verordening
en/of een doeltreffende tenuitvoerlegging te garanderen van de financiering die
krachtens deze verordening beschikbaar is, wordt de Commissie gemachtigd
gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 17 om het
indicatieve bedrag in lid 1, onder c), aan te passen. 3.
Landen die in de periode 2012-2020 tot de Unie
toetreden, hebben geen recht op toewijzingen voor nationale programma's in het
kader van dit instrument zolang zij genieten van een tijdelijk instrument van
de Unie waarmee de begunstigde landen worden geholpen acties te financieren aan
de nieuwe buitengrenzen van de Unie voor de uitvoering van de
Schengenvoorschriften inzake grenzen en visa en het toezicht aan de
buitengrenzen. Artikel 7 Middelen
voor specifieke acties 1.
De lidstaten kunnen, naast de toewijzing die wordt
berekend overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder a), een extra bedrag ontvangen,
mits in dit bedrag als zodanig is voorzien in het programma en het wordt
gebruikt voor specifieke acties als bedoeld in bijlage II. 2.
De Commissie is bevoegd om in overeenstemming met
artikel 17 gedelegeerde handelingen aan te nemen met het oog op het aanpassen
van de specifieke acties als bedoeld in de bijlage II, indien dit nodig wordt
geacht. Op grond van de nieuwe specifieke acties kunnen lidstaten een extra
bedrag in de zin van lid 1 ontvangen, mits er middelen beschikbaar zijn. 3.
De extra bedragen als bedoeld in dit artikel worden
aan de betrokken lidstaten toegewezen bij het individuele financieringsbesluit
waarmee hun nationale programma wordt goedgekeurd of herzien overeenkomstig de
procedure van artikel 14 van Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale
verordening]. Artikel 8 Middelen
in het kader van de tussentijdse evaluatie 1.
Om het bedrag toe te wijzen dat is bedoeld in
artikel 6, lid 1, onder c), stelt de Commissie uiterlijk op 1 juni 2017 op
basis van gegevens van en in overleg met Frontex een verslag op, waarin
overeenkomstig de risicoanalyse van Frontex de bedreigingen aan de
buitengrenzen voor de periode 2017-2020 worden beschreven. De niveaus van de
bedreiging zullen worden gebaseerd op de werklast voor het grenstoezicht en op
de bedreigingen die de veiligheid aan de buitengrenzen van de lidstaten in de
periode 2014-2016 hebben aangetast; daarnaast zal onder meer rekening worden
gehouden met mogelijke toekomstige trends van de migratiestromen en
onrechtmatige activiteiten aan de buitengrenzen volgens de te verwachten
politieke, economische en sociale ontwikkelingen in de betrokken derde landen,
meer bepaald de buurlanden. In het verslag wordt het niveau van de bedreiging
voor elk onderdeel van de buitengrenzen vastgesteld door de lengte van het
onderdeel in kwestie te vermenigvuldigen met een van de volgende
wegingsfactoren: a) landbuitengrenzen: i) factor 1 voor normale bedreiging ii) factor 3 voor middelgrote bedreiging iii) factor 5 voor grote bedreiging; b) zeebuitengrenzen: i) factor 1 voor normale bedreiging ii) factor 3 voor middelgrote bedreiging iii) factor 5 voor grote bedreiging. Op basis van het verslag bepaalt de Commissie
welke lidstaten een extra bedrag zullen krijgen. De lidstaten die een hoger
niveau van bedreiging hebben dan het niveau dat werd vastgesteld voor het
begrotingsjaar 2013 volgens Beschikking 574/2007/EG, zullen proportioneel extra
middelen krijgen. 2.
Voor de in lid 1 bedoelde verdeling van de
middelen: a) wordt rekening gehouden met de lijn
tussen de gebieden, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 866/2004 van
de Raad van 29 april 2004 inzake een regeling op grond van artikel 2 van
Protocol nr. 10 van de Toetredingsakte, maar niet met de zeegrens ten noorden
van die lijn, ofschoon die lijn geen landbuitengrens vormt, zolang de
bepalingen van artikel 1 van Protocol nr. 10 bij de Toetredingsakte van 2003
inzake Cyprus van toepassing blijven; b) wordt verstaan onder
"zeebuitengrens": de uiterste grens van de territoriale wateren van
de lidstaten als bepaald overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 16 van het
Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. Indien evenwel
regelmatig langeafstandsoperaties moeten worden uitgevoerd om illegale
migratie/illegale binnenkomst te voorkomen, is de zeebuitengrens de uiterste
grens van de gebieden met een grote dreiging. De grens wordt bepaald met
inachtneming van de relevante gegevens over deze operaties in de periode
2014-2016 die de betrokken lidstaten hebben verstrekt. 3.
Voorts kunnen de lidstaten, na een uitnodiging van
de Commissie per 1 juni 2017, nog een extra toewijzing ontvangen, mits deze als
zodanig in het programma is ingeschreven en wordt gebruikt voor specifieke
acties die in het licht van de prioriteiten van de Unie op dat moment worden
moeten worden vastgesteld. Daartoe wordt de Commissie gemachtigd om in
overeenstemming met artikel 17 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het
oog op het aanpassen van de specifieke acties als bedoeld in de bijlage II,
indien dit nodig wordt geacht. 4.
De extra bedragen als bedoeld in dit artikel worden
aan de betrokken lidstaten toegewezen bij het individuele financieringsbesluit
waarmee hun nationale programma wordt goedgekeurd of herzien overeenkomstig de
procedure van artikel 14 van Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale
verordening]. Artikel 9 Nationale
programma's 1.
Het nationale programma dat in het kader van dit
instrument moet worden opgesteld en de programma's die moeten worden opgesteld
in het kader van Verordening (EU) nr. …/2012 tot vaststelling, als onderdeel
van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun
voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer, worden door de lidstaten tezamen opgezet en aan de Commissie
voorgesteld als een enkel nationaal programma voor het Fonds, in
overeenstemming met artikel 14 van Verordening (EU) nr. .../2012 [horizontale
verordening]. 2.
In het kader van de overeenkomstig artikel 14 van
Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale verordening] te onderzoeken en goed te
keuren nationale programma's streven de lidstaten met name de volgende
doelstellingen na: a) ontwikkelen van het Europese
grensbewakingssysteem Eurosur overeenkomstig de wet- en regelgeving van de
Unie; b) ondersteunen en uitbreiden van de
bestaande capaciteit op nationaal niveau voor het beheren van de buitengrenzen,
rekening houdend met onder meer nieuwe technologie, ontwikkelingen en/of normen
op het gebied van de beheersing van migratiestromen; c) ondersteunen van verdere ontwikkeling van
de beheersing van de migratiestromen door consulaire en andere diensten van de
lidstaten in derde landen, ter vergemakkelijking van legitiem reizen en ter
voorkoming van illegale migratie naar de Unie; d) versterken van het geïntegreerde
grensbeheer door het testen en invoeren van nieuwe werkmiddelen, interoperabele
systemen en werkmethoden teneinde de uitwisseling van informatie binnen de
lidstaat of de samenwerking tussen de instanties te verbeteren; e) verzekeren van een correcte en uniforme
toepassing van de wetgeving van de Unie inzake grenstoezicht en visa als
antwoord op tekortkomingen die op Europees niveau werden geconstateerd, zoals
blijkt uit de resultaten van het Schengenevaluatiemechanisme; f) vergroten van de capaciteit voor de
aanpak van toekomstige problemen, met inbegrip van bestaande en toekomstige
bedreigingen en druk aan de buitengrenzen van de Unie, meer bepaald rekening
houdend met de risicoanalyse van Frontex. Artikel 10 Operationele
steun in het kader van de nationale programma's van de lidstaten 1.
Een lidstaat kan tot 50% van het in het kader van
het instrument aan zijn nationale programma toegewezen bedrag gebruiken voor de
financiering van operationele steun aan de overheidsinstanties die
verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een
openbare dienstverlening ten bate van de Unie zijn. Deze taken en diensten
hebben betrekking op een of meer doelstellingen als bedoeld in artikel 3, lid
2, onder a), c), en d). 2.
Operationele steun wordt alleen verleend indien
door de betrokken lidstaat aan de volgende voorwaarden is voldaan: a) naleving van de wetgeving van de Unie
inzake grenzen en visa; b) naleving van de normen en richtsnoeren
van de Unie inzake goed bestuur aan de grenzen en inzake visa, meer bepaald de
Schengencatalogus inzake toezicht aan de buitengrenzen, het Praktisch handboek
voor grenswachters en het handboek inzake visa. 3.
Daartoe evalueert de Commissie vóór goedkeuring van
het nationale programma de basissituatie in de lidstaten die hun bedoeling te
kennen hebben gegeven om operationele steun aan te vragen. De bevindingen van de Commissie worden besproken
met de betrokken lidstaat. Na deze gedachtenwisseling kan de aanvaarding door
de Commissie van begrotingssteun binnen het nationale programma van een
lidstaat afhankelijk worden gesteld van de programmering en uitvoering van een
aantal acties die tot doel hebben dat de voorwaarden van lid 2 volledig worden
nageleefd tegen het tijdstip waarop de begrotingssteun wordt verstrekt. 4.
Operationele steun wordt geconcentreerd op
specifieke taken en/of diensten en speciaal gericht op de doelstellingen van
bijlage III. Operationele steun behelst de volledige terugbetaling van de
uitgaven voor de taken en/of diensten volgens het nationale programma, binnen
de financiële beperkingen van het programma en het plafond dat is vastgesteld
in lid 1. 5.
Op de operationele steun wordt toezicht uitgeoefend
en erover wordt van gedachten gewisseld tussen de Commissie en de betrokken
lidstaat in verband met de basissituatie in die lidstaat, de te bereiken
doelstellingen en oogmerken en de indicatoren voor het meten van de
vooruitgang. 6.
De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen verslagleggingsprocedures vast over de uitvoering van
deze bepaling alsook alle andere praktische regelingen tussen de lidstaten en
de Commissie voor de naleving van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen
worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. Artikel 11 Operationele
steun voor de bijzondere doorreisregeling 1.
Het instrument financiert gederfde leges uit
transitvisa en aanvullende kosten die voortvloeien uit de toepassing van de
regeling betreffende het doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en het
doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) overeenkomstig
Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad en Verordening (EG) nr. 694/2003 van
de Raad. 2.
De middelen die krachtens lid 1 worden toegewezen
aan Litouwen bedragen maximaal 150 miljoen euro voor de periode 2014-2020 en
worden beschikbaar gesteld als aanvullende specifieke operationele steun voor
Litouwen. 3.
Aanvullende kosten in de zin van lid 1 zijn kosten
die rechtstreeks voortvloeien uit de specifieke vereisten van de praktische
toepassing van de bijzondere doorreisregeling en die niet ontstaan zijn als
gevolg van de afgifte van doorreisvisa of andere visa. De volgende soorten aanvullende kosten komen in
aanmerking voor financiering: a) investeringen in infrastructuur; b) training van personeel dat de bijzondere
doorreisregeling uitvoert; c) Aanvullende operationele kosten, zoals de
salarissen van het personeel dat de bijzondere doorreisregeling uitvoert. 4.
De gederfde leges als bedoeld in lid 1 worden
berekend op basis van het tarief voor visa en voor visumvrijstellingen dat is
vastgesteld in de overeenkomst inzake de versoepeling van de visumplicht tussen
de Europese Unie en de Russische federatie, binnen het financiële kader als
bedoeld in lid 2. 5.
De Commissie en Litouwen bekijken de toepassing van
dit artikel opnieuw, indien zich veranderingen voordoen die gevolgen hebben
voor het bestaan en/of het functioneren van de bijzondere doorreisregeling. 6.
De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen verslagleggingsprocedures vast over de uitvoering van
deze bepaling, alsook alle andere praktische regelingen tussen Litouwen en de
Commissie voor de naleving van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden
vastgesteld overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde
onderzoeksprocedure. 7.
Teneinde een soepel functioneren van de bijzondere
doorreisregeling te verzekeren, kan de Commissie specifieke tijdelijke
betalingsregelingen treffen die afwijken van de bepalingen van Verordening (EU)
nr. …/2012 [horizontale verordening]. Artikel 12 Programmering overeenkomstig de uitkomst van het
Schengenevaluatie‑ en ‑toezichtmechanisme Na een Schengenevaluatieverslag, goedgekeurd
overeenkomstig de verordening betreffende de instelling van een evaluatie- en
toezichtmechanisme voor de controle van de toepassing van het Schengenacquis,
onderzoekt de betrokken lidstaat, in voorkomend geval tezamen met de Commissie
en Frontex, hoe de bevindingen moeten worden aangepakt en hoe de aanbevelingen
moeten worden uitgevoerd binnen het kader van zijn nationale programma. Indien nodig herziet de lidstaat zijn
nationale programma om rekening te houden met de bevindingen en aanbevelingen. Zo nodig in dialoog met de Commissie en
Frontex herschikt de lidstaat de kredieten in het kader van zijn programma, met
inbegrip van de kredieten voor operationele steun, indien nodig, en/of voert
hij acties in of verbetert hij bestaande acties om de tekortkomingen overeenkomstig
de bevindingen en aanbevelingen van het Schengenevaluatieverslag aan te pakken. Artikel 13 EU-acties
1.
Op initiatief van de Commissie kan het instrument
worden gebruikt voor het financieren van transnationale acties of acties die
voor de Unie van bijzonder belang zijn (“EU-acties”), met betrekking tot de
algemene, specifieke en operationele doelstellingen bedoeld in artikel 3. 2.
Om voor financiering in aanmerking te komen, moeten
EU-acties met name strekken tot: a) facilitering van de voorbereidende,
administratieve en technische ondersteuning en ondersteuning bij toezicht,
ontwikkeling van een evaluatiemechanisme dat vereist is voor de
tenuitvoerlegging van het buitengrenzen- en visumbeleid, onder meer ter
uitvoering van de Schengengovernance overeenkomstig het evaluatie- en
monitoringmechanisme dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. … betreffende de
instelling van een evaluatie- en toezichtmechanisme voor de controle van de
toepassing van het Schengenacquis en de Schengengrenscode; b) verbetering van de kennis van en het
inzicht in de situatie in de lidstaten door middel van analyse en evaluatie van
en nauwlettend toezicht op het beleid; c) ondersteuning van de ontwikkeling van
statistische hulpmiddelen en methoden en gemeenschappelijke indicatoren; d) ondersteuning van en toezicht op de
tenuitvoerlegging van het recht en de beleidsdoelstellingen van de Unie in de
lidstaten en beoordeling van de doeltreffendheid en de gevolgen daarvan; e) bevordering van netwerken en wederzijdse
leerprocessen, en vaststelling en verspreiding van goede praktijken en
innovatieve benaderingen op Europees niveau; f) vergroting van de bekendheid van het
beleid en de doelstellingen van de Unie bij de belanghebbenden en het algemene
publiek, met inbegrip van institutionele communicatie over de politieke
prioriteiten van de Unie; g) vergroting van de capaciteit van Europese
netwerken om het beleid en de doelstellingen van de EU te bevorderen, te
ondersteunen en verder te ontwikkelen; h) ondersteuning van bijzonder innovatieve
projecten waarbij nieuwe methoden en/of technologieën worden ontwikkeld die ook
toepasbaar kunnen zijn in andere lidstaten, in het bijzonder projecten voor het
testen en valideren van onderzoeksprojecten; i) ondersteuning van acties in of met
betrekking tot derde landen, zoals bedoeld in artikel 4, lid 2. 3.
EU-acties worden uitgevoerd overeenkomstig artikel
7 van Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale verordening]. Artikel 14 Noodhulp 1.
In het kader van het instrument wordt financiële
bijstand verleend om in geval van een noodsituatie als bedoeld in artikel 2,
onder e), in dringende en specifieke behoeften te voorzien. 2.
Noodhulp wordt uitgevoerd overeenkomstig het
mechanisme dat is in gesteld bij artikel 8 van Verordening (EU) nr. …/2012
[horizontale verordening]. Artikel 15 Instelling
van een programma voor de ontwikkeling van nieuwe IT-systemen 1.
Ten behoeve van het programma voor de ontwikkeling
van de nieuwe IT-systemen om het grensoverschrijdende verkeer van onderdanen
van derde landen te beheren, wordt een indicatief bedrag van 1,1 miljard euro
toegewezen. Het programma wordt uitgevoerd overeenkomstig de EU-wetgeving tot
vaststelling van de nieuwe IT-systemen en de bijbehorende
communicatie-infrastructuur, in het bijzonder teneinde het beheer en de
beheersing van de reizigersstromen aan de buitengrenzen te verbeteren door de
controles te versterken en tegelijkertijd het overschrijden van de grens voor
regelmatige reizigers te versnellen. 2.
De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering
van het programma. Zij stelt daartoe een meerjarig strategisch kader vast, dat
omvat: a) de belangrijkste uit te voeren taken; b) een uitsplitsing van de begroting per
begrotingsjaar; c) het tijdschema voor de tenuitvoerlegging; d) de voor de
belangrijkste uit te voeren taken toe te passen beheermethoden. De taken kunnen
als volgt worden uitgevoerd: –
rechtstreeks door de Commissie of via uitvoerende
agentschappen; –
indirect door andere entiteiten en personen dan
lidstaten, overeenkomstig artikel [57] van Verordening (EU) nr. …/2012 [nieuw
Financieel Reglement]. De belangrijkste uit te voeren taken omvatten in
het bijzonder de ontwikkeling en het testen van het centrale deel van de
systemen en de toepassingen die de nationale delen van de systemen gemeen
hebben, de communicatie-infrastructuur tussen het centrale deel en de nationale
delen, de coördinatie van de inbedrijfstelling en het veiligheidsbeheer van de
systemen. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen het strategische kader en eventuele herzieningen daarvan
vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in
artikel 18, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 16 Technische
bijstand 1.
Op initiatief van en/of namens de Commissie kan in
het kader van het instrument jaarlijks ten hoogste 1,7 miljoen euro ten behoeve
van technische bijstand worden bijgedragen aan het Fons voor interne
veiligheid, overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. …/2012
[horizontale verordening]. 2.
Op initiatief van een lidstaat kan in het kader van
het instrument ten hoogste 5% van het totale bedrag dat aan een lidstaat is
toegewezen, worden bijgedragen ten behoeve van technische bijstand in het kader
van het nationale programma, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr.
…/2012 [horizontale verordening]. HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN Artikel 17 Uitoefening
van de delegatie 1.
De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde
handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde
voorwaarden. 2.
De in deze verordening bedoelde
bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie geldt met ingang van de inwerkingtreding
van deze verordening voor zeven jaar. De bevoegdheidsdelegatie wordt
stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees
Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de
lopende termijn tegen een dergelijke verlenging verzet. 3.
De in deze verordening bedoelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad
worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie
van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in
werking op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het
laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft
vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig
in kennis. 5.
Een krachtens deze verordening vastgestelde
gedelegeerde handeling treedt slechts in werking indien noch het Europees
Parlement, noch de Raad binnen een periode van twee maanden na de kennisgeving
van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad tegen de handeling
bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de
Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft medegedeeld voornemens te
zijn om geen bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de
Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd. Artikel 18 Comitéprocedure
1.
De Commissie wordt bijgestaan door het
gemeenschappelijk comité “Asiel, migratie en veiligheid”, dat is opgericht bij
artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale verordening]. 2.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5
van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 19 Toepasselijkheid
van Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale verordening] Op dit instrument zijn de bepalingen van
Verordening (EU) nr. …/2012 [horizontale verordening] van toepassing. Artikel 20 Intrekking Beschikking nr. 574/2007/EG van het Europees
Parlement en de Raad tot instelling van het Buitengrenzenfonds wordt met ingang
van 1 januari 2014 ingetrokken. Artikel 21 Overgangsbepalingen 1.
Deze verordening doet geen afbreuk aan de
voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke
intrekking, van de betrokken projecten en jaarprogramma’s tot de afsluiting
ervan of van bijstandsverlening die door de Commissie is goedgekeurd op grond
van Beschikking nr. 574/2007/EG of andere wetgeving die op 31 december 2013 op
die bijstandsverlening van toepassing is. 2.
Wanneer zij besluiten neemt over medefinanciering
uit hoofde van dit instrument, neemt de Commissie de maatregelen in aanmerking
die vóór [datum van bekendmaking in het Publicatieblad] op grond van
Beschikking nr. 574/2007/EG zijn genomen en die financiële gevolgen hebben
tijdens de door die medefinanciering bestreken periode. 3.
De voor medefinanciering vastgelegde bedragen die
door de Commissie tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013 zijn goedgekeurd en
waarvoor de voor afsluiting van de acties vereiste documenten op de uiterste
datum voor indiening van het eindverslag nog niet bij de Commissie zijn
ingediend, worden door de Commissie uiterlijk op 31 december 2017 ambtshalve
vrijgemaakt en geven aanleiding tot terugbetaling van de onverschuldigd
betaalde bedragen. 4.
Bedragen die verband houden met acties die zijn
geschorst wegens een gerechtelijke procedure of administratief beroep met
opschortend effect, worden bij de berekening van de ambtshalve vrij te maken
bedragen buiten beschouwing gelaten. Artikel 21 Evaluatie Uiterlijk op 30 juni 2020 bezien het Europees
Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie, deze verordening opnieuw. Artikel 22 Inwerkingtreding en toepassing Deze verordening treedt in werking op de dag
na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig
de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE I Basisbedragen voor de nationale
programma’s van de lidstaten Lidstaat || Minimumbedrag || Percentage van het gemiddelde over 2010-2012 || Verdeling volgens percentage || Totaalbedrag Oostenrijk || 5 000 000 || 0,82% || 8 699 674 || 13 699 674 België || 5 000 000 || 1,13% || 11 886 638 || 16 886 638 Bulgarije || 5 000 000 || 3,18% || 33 578 849 || 38 578 849 Cyprus || 5 000 000 || 1,76% || 18 521 213 || 23 521 213 Tsjechië || 5 000 000 || 0,84% || 8 907 377 || 13 907 377 Denemarken || 5 000 000 || 0,48% || 5 053 171 || 10 053 171 Estland || 5 000 000 || 1,51% || 15 933 661 || 20 933 661 Finland || 5 000 000 || 2,87% || 30 320 668 || 35 320 668 Frankrijk || 5 000 000 || 7,20% || 75 956 454 || 80 956 454 Duitsland || 5 000 000 || 4,21% || 44 390 681 || 49 390 681 Griekenland || 5 000 000 || 14,56% || 153 636 854 || 158 636 854 Hongarije || 5 000 000 || 3,22% || 34 018 515 || 39 018 515 IJsland || 5 000 000 || 0,03% || 310 455 || 5 310 455 Italië || 5 000 000 || 13,62% || 143 660 373 || 148 660 373 Letland || 5 000 000 || 0,95% || 9 989 974 || 14 989 974 Litouwen* || 5 000 000 || 1,77% || 18 709 058 || 23 709 058 Luxemburg || 5 000 000 || 0,04% || 379 909 || 5 379 909 Malta || 5 000 000 || 3,43% || 36 173 227 || 41 173 227 Nederland || 5 000 000 || 2,30% || 24 315 326 || 29 315 326 Noorwegen || 5 000 000 || 0,84% || 8 846 929 || 13 846 929 Polen || 5 000 000 || 3,97% || 41 883 809 || 46 883 809 Portugal || 5 000 000 || 1,25% || 13 197 565 || 18 197 565 Roemenië || 5 000 000 || 5,05% || 53 313 864 || 58 313 864 Slowakije || 5 000 000 || 0,46% || 4 835 168 || 9 835 168 Slovenië || 5 000 000 || 2,31% || 24 371 875 || 29 371 875 Spanje || 5 000 000 || 17,13% || 180 746 396 || 185 746 396 Zweden || 5 000 000 || 0,59% || 6 189 272 || 11 189 272 Zwitserland || 5 000 000 || 1,25% || 13 216 801 || 18 216 801 Kroatië || 5 000 000 || 3,22% || 33 956 244 || 38 956 244 Totaal || 145 000 000 || 100% || 1 055 000 000 || 1 200 000 000 BIJLAGE II Lijst van specifieke acties 1.
Opzetten van mechanismen voor consulaire
samenwerking tussen twee of meer lidstaten met het oog op schaalvoordelen ten
aanzien van de indiening van visumaanvragen en de afgifte van visa op
consulaten, overeenkomstig de samenwerkingsbeginselen van de Visumcode,
inclusief gemeenschappelijke centra voor visumaanvragen. 2.
Aanschaf van transportmiddelen en operationele
uitrusting die noodzakelijk worden geacht voor de gezamenlijke operaties van
Frontex volgens de richtsnoeren die dat agentschap heeft uitgevaardigd. BIJLAGE III Doelstellingen van de operationele
steun in het kader van de nationale programma’s Doelstelling
1: bevorderen van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleid om te
voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van
de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen en om te zorgen voor
personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de
buitengrenzen –
operaties –
personeelskosten –
kosten voor dienstverlening, zoals onderhoud en
reparatie –
modernisering/vervanging van apparatuur –
onroerend goed (afschrijving, renovatie) Doelstelling
2: bevorderen van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het
gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur,
met inbegrip van consulaire samenwerking –
operaties –
personeelskosten –
kosten voor dienstverlening, onderhoud en reparatie
–
modernisering/vervanging van apparatuur –
onroerend goed (afschrijving, renovatie) Doelstelling
3: opzetten en exploiteren van IT-systemen, de bijbehorende
communicatie-infrastructuur en uitrusting ter ondersteuning van de beheersing
van de migratiestromen over de buitengrenzen van de Unie –
operationeel beheer van SIS, VIS en nieuwe systemen
die tijdens deze periode worden opgezet –
personeelskosten –
kosten voor dienstverlening, zoals onderhoud en
reparatie –
communicatie-infrastructuur en
beveiligingsaangelegenheden –
modernisering/vervanging van apparatuur –
huur van beveiligde bedrijfsruimten en/of renovatie
FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en)
1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake toezicht en verslaglegging 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE
FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.2. Geraamde
gevolgen voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde
gevolgen voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid
met het huidige meerjarig financieel kader 3.2.5. Bijdrage
van derden aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL MEMORANDUM
1.
KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.
Benaming van het voorstel/initiatief
Mededeling
“Bouwen aan een open en veilig Europa: de begroting voor binnenlandse
zaken 2014‑2020”; Voorstel voor
een verordening tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds
voor asiel en migratie en inzake het instrument voor financiële steun voor
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer; Voorstel voor
een verordening tot vaststelling van het instrument voor financiële steun voor
politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en
crisisbeheer; Voorstel voor
een verordening tot vaststelling, in het kader van het Fonds voor interne
veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en
visa.
1.2.
Betrokken beleidsterrein(en) in de
ABM/ABB-structuur[32]
Momenteel
Rubriek 3, Titel 18 – Binnenlandse zaken Toekomstige
meerjarige financiële vooruitzichten: Rubriek 3 (Veiligheid en burgerschap) –
“Interne veiligheid” Aard van het voorstel/initiatief þ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie (financiering van binnenlandse
zaken in de periode 2014‑2020) ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe
actie na een proefproject/een voorbereidende actie[33] ¨ Het voorstel/initiatief betreft de
verlenging van een bestaande actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie
die wordt omgebogen naar een nieuwe actie
1.3.
Doelstellingen
1.3.1.
De met het voorstel/initiatief beoogde strategische
meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Het einddoel
van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken is de totstandbrenging van
een ruimte zonder binnengrenzen, waarin EU‑burgers en onderdanen van
derde landen kunnen binnenkomen, reizen, wonen en werken, om nieuwe ideeën,
kapitaal, kennis en innovatie te brengen of tekorten op de nationale
arbeidsmarkten aan te vullen, terwijl zij erop kunnen vertrouwen dat hun
rechten volledig worden geëerbiedigd en hun veiligheid gegarandeerd is. Om dit
doel te bereiken, is samenwerking met niet‑EU‑landen en internationale
organisaties van cruciaal belang. Het groeiende
belang van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken is bevestigd in het
programma van Stockhom en in het bijbehorende actieplan. De uitvoering van dit
actieplan is een strategische prioriteit van de Unie. Het betreft terreinen als
migratie (legale migratie en integratie, asiel, illegale migratie en
terugkeer), veiligheid (preventie en bestrijding van terrorisme en
georganiseerde misdaad; politiële samenwerking) en het beheer van de buitengrenzen
(waaronder het visumbeleid), alsook de externe dimensie van dit beleid. Door
het Verdrag van Lissabon kan de Unie meer ambitie aan de dag leggen bij de
aanpak van de concrete problemen die burgers ondervinden op het gebied van
vrijheid, veiligheid en recht. De prioriteiten van het beleid op het gebied van
binnenlandse zaken, en dan vooral de integratie van onderdanen van derde
landen, moeten ook worden gezien in het licht van de zeven
vlaggenschipinitiatieven die in de strategie Europa 2020 zijn voorgesteld. Die
initiatieven moeten de EU helpen om uit de huidige financiële en economische
crisis te raken en slimme, duurzame en inclusieve groei te realiseren. Het Fonds voor
interne veiligheid zal zorgen voor de financiële bijstand die nodig is om de
doelstellingen van de Unie op het gebied van binnenlandse zaken in concrete
resultaten om te zetten.
1.3.2.
Specifieke doelstelling(en) en betrokken
ABM/ABB-activiteit(en)
FONDS
VOOR INTERNE VEILIGHEID Instrument
voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding
van criminaliteit, en crisisbeheer Overeenkomstig
de prioriteiten die in de betrokken strategieën, programma’s, dreigings- en
risicobeoordelingen van de Unie zijn vastgesteld, zal het instrument bijdragen
tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen: a) voorkoming
en bestrijding van grensoverschrijdende, zware en georganiseerde criminaliteit,
waaronder terrorisme, en versterking van de coördinatie en de samenwerking
tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en met betrokken derde
landen; b) versterking
van de capaciteit van de lidstaten en de Unie om veiligheidsgerelateerde
risico’s en crises doeltreffend te beheren, en voorbereiding op en bescherming
van mensen en kritieke infrastructuur tegen terreuraanvallen en andere
veiligheidsgerelateerde incidenten. Betrokken
ABB-activiteiten: 18.05 Instrument
voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa Overeenkomstig
de prioriteiten die in de betrokken strategieën, programma’s, dreigings- en
risicobeoordelingen van de EU zijn vastgesteld, zal het instrument bijdragen
tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen: a) ondersteunen
van een gemeenschappelijk visumbeleid om legitieme reizen te vergemakkelijken,
te garanderen dat onderdanen van derde landen gelijk worden behandeld en
illegale migratie tegen te gaan; b) ondersteunen
van het grensbeheer, om ervoor te zorgen dat enerzijds de buitengrenzen zo goed
mogelijk worden beschermd en anderzijds de overschrijdingen van de
buitengrenzen vlot verlopen overeenkomstig het Schengenacquis. Betrokken
ABB-activiteit: 18.02 (wat het Buitengrenzenfonds
betreft).
1.3.3.
Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg
Vermeld de gevolgen die het
voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. De gevolgen
van het voorstel voor de begunstigden/doelgroepen zijn nader beschreven in
punt 4.1.2 van de effectbeoordeling. De
vereenvoudiging die op alle niveaus van het financieringsproces en in alle
beheersvormen wordt ingevoerd, zal over de hele linie een merkbaar gunstig
effect hebben op de processen voor het beheer van de financiële steun. Politiële
samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer De
belangrijkste begunstigden van de financiële steun zijn de lidstaten en hun rechtshandhavingsautoriteiten
of andere autoriteiten die gespecialiseerd zijn in de bescherming van kritieke
infrastructuur en crisisbeheer, maar het kan ook gaan om internationale en niet‑gouvernementele
organisaties (bv. op het gebied van voorkoming van criminaliteit, bestrijding
van radicalisering en bestrijding van smokkel). De doelgroep
van de wijzigingen is de hele bevolking.
De belangrijkste verwezenlijkingen zullen bestaan uit 1) versterking van de
administratieve en operationele capaciteit van de lidstaten om
grensoverschrijdende, zware en georganiseerde criminaliteit, waaronder
terrorisme, op te sporen en met succes te vervolgen, zodat de
veiligheidsgerelateerde dreigingen die daarvan uitgaan, worden beperkt, en 2)
grotere Europese veerkracht bij crises en rampen, dankzij enerzijds een meer
samenhangend EU‑beleid inzake risicobeheer waarin dreigings- en
risicobeoordelingen op de besluitvorming van invloed zijn, en anderzijds een
meer doeltreffende en gecoördineerde EU‑respons op crises waarbij de bestaande
capaciteiten en deskundigheid aan elkaar worden gekoppeld. Een andere
belangrijke verwezenlijking zal bestaan in de verbetering van de capaciteit van
de lidstaten om terreuraanslagen en andere veiligheidsgerelateerde dreigingen
te voorkomen en de mensen en de kritieke infrastructuur voor te bereiden en te
beschermen. Buitengrenzen
en visa De
belangrijkste begunstigden van de financiële steun voor grenzen en visa zijn de
diensten die het EU‑acquis, de Schengengrenscode en de Visumcode in de
lidstaten ten uitvoer leggen: grenswachters, politie en consulaire diensten. De
doelgroep van de wijzigingen zijn de reizigers, dat wil zeggen alle personen
die de buitengrenzen overschrijden om de EU binnen te komen. De resultaten
zullen onder meer bestaan in de versterking van de capaciteit van deze diensten
om 1) de grenzen te bewaken en binnen het kader van het Europees
bewakingssysteem (Eurosur) met de andere rechtshandhavingsdiensten contact te
onderhouden; 2) de migratiestromen in de consulaire posten (visumaanvragen) te
beheren en 3) de passagiersstromen aan de grensovergangen te verwerken, waarbij
enerzijds in samenwerking met andere rechtshandhavingsdiensten een hoog en
eenvormig beschermingsniveau wordt gegarandeerd en anderzijds de
grensoverschrijdingen vlot verlopen overeenkomstig het acquis en de beginselen
van respectvolle behandeling en waardigheid. Een belangrijk specifiek resultaat
zal bestaan in de oprichting van twee nieuwe IT‑systemen van de EU in
verband met het grensoverschrijdende verkeer van onderdanen van derde landen
(een EU‑inreis/uitreissysteem en een EU‑programma voor
geregistreerde reizigers).
1.3.4.
Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden
nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd. Omdat er voor
de vaststelling van de nationale programma’s een beleidsdialoog moet worden
gevoerd, is het in deze fase niet mogelijk om de definitieve reeks indicatoren
te bepalen die zullen worden gebruikt om te meten of de bovenvermelde
specifieke doelstellingen zijn bereikt. Toch kan al het volgende worden
vermeld: – op het
gebied van politiële samenwerking en de voorkoming en bestrijding van
criminaliteit zouden de indicatoren onder meer kunnen bestaan in het aantal
grensoverschrijdende gezamenlijke operaties en het aantal documenten in verband
met beste praktijken en georganiseerde evenementen. De indicatoren voor crisisbeheersing
en de bescherming van kritieke infrastructuur zouden kunnen bestaan in het
aantal instrumenten dat de lidstaten hebben ingevoerd en/of verder hebben
uitgewerkt om de bescherming van kritieke infrastructuur in alle sectoren van
de economie vooruit te helpen en het aantal dreigings- en risicobeoordelingen
dat op het niveau van de Unie is opgesteld; – op het
gebied van grenzen en visa zouden de indicatoren kunnen bestaan in het
aantal consulaire posten dat is uitgerust, beveiligd en/of verbeterd om
visumaanvragen doeltreffend te kunnen behandelen en visumaanvragers een goede
dienstverlening te kunnen aanbieden, de ontwikkeling van apparatuur voor
grenscontrole en het aantal onregelmatige onderdanen van derde landen dat aan
de buitengrenzen wordt opgepakt in verhouding tot het risico van het betrokken
deel van de buitengrens. De effectindicatoren zullen meten in hoeverre de grensbeveiliging,
de capaciteit voor de afgifte van visa en de capaciteit om veilig en snel het
verkeer van reizigers die de grenzen overschrijden, te behandelen, zijn
versterkt.
1.4.
Motivering van het voorstel/initiatief
1.4.1.
Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet
worden voorzien
Ook in de
periode 2014‑2020 wachten de EU belangrijke uitdagingen op het
gebied van binnenlandse zaken. De
totstandbrenging van een veilige en beveiligde omgeving is noodzakelijk en
bevorderlijk voor de economische, culturele en sociale groei van de EU. De EU
heeft daarin een sleutelrol te vervullen, of het nu gaat om het aanpakken van
de bedreigingen die uitgaan van ernstige en georganiseerde criminaliteit,
computercriminaliteit en terrorisme, het verzekeren van het beheer van de buitengrenzen
van de EU of het garanderen van een snelle reactie op crises die zich voordoen
als gevolg van door de mens veroorzaakte rampen of natuurrampen. In deze tijd
van mondialisering, waarin de bedreigingen toenemen en steeds meer een
grensoverschrijdende dimensie hebben, kan geen lidstaat op eigen kracht
doeltreffend reageren. Er is een samenhangend en alomvattend Europees antwoord
nodig om te verzekeren dat de rechtshandhavingsautoriteiten doeltreffend kunnen
optreden over grenzen en jurisdicties heen. Om deze doelen
te bereiken, is samenwerking met niet‑EU‑landen en internationale
organisaties van cruciaal belang. Bij de recente gebeurtenissen in Noord‑Afrika
is gebleken hoe belangrijk het is dat de EU een alomvattende en gecoördineerde
aanpak heeft inzake migratie, grenzen en veiligheid. De externe dimensie van
het EU-beleid op het gebied van binnenlandse zaken wordt steeds belangrijker en
moet derhalve worden versterkt, in volledige samenhang met het externe beleid
van de Unie.
1.4.2.
Meerwaarde van de deelname van de EU
Beheersing van
de migratiestromen en bedreigingen voor de veiligheid zijn problemen die de
lidstaten niet op eigen kracht kunnen oplossen. Op deze gebieden kan een beroep
op de EU‑begroting een duidelijke meerwaarde opleveren. Sommige lidstaten
hebben door hun specifieke geografische ligging en de lengte van de buitengrens
van de Unie die zij moeten beheren, een zware last te dragen. De afschaffing
van de controles aan de binnengrenzen moet gepaard gaan met gemeenschappelijke
maatregelen om de buitengrenzen van de Unie doeltreffend te controleren en te
bewaken. Het beginsel van solidariteit en eerlijke verdeling van de
verantwoordelijkheden tussen de lidstaten vormt de hoeksteen van het
gemeenschappelijke beleid inzake asiel, immigratie en buitengrenzen. De EU‑begroting
stelt de middelen ter beschikking die nodig zijn om de financiële gevolgen van
dit beginsel te dragen. Zware en georganiseerde criminaliteit, terrorisme en
andere veiligheidsgerelateerde dreigingen zijn in toenemende mate van
grensoverschrijdende aard. Grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie
tussen rechtshandhavingsautoriteiten zijn van wezenlijk belang om deze
misdrijven met succes te voorkomen en te bestrijden, bijvoorbeeld door middel
van de uitwisseling van informatie, gezamenlijke onderzoeken, interoperabele
technologieën en gemeenschappelijke dreigings- en risicobeoordelingen. Om de
migratiestromen te kanaliseren, de buitengrenzen van de EU te beheren en de
veiligheid van de EU te garanderen, moeten de lidstaten over aanzienlijke
middelen en capaciteiten beschikken. Als de operationele samenwerking beter
wordt gecoördineerd en bijvoorbeeld de middelen voor opleiding en apparatuur
worden gebundeld, kunnen er schaalvoordelen en synergieën tot stand worden
gebracht. Dat zorgt op zijn beurt voor een efficiënter gebruik van de
overheidsmiddelen, solidariteit, wederzijds vertrouwen en gedeelde
verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijk EU‑beleid. Dit is vooral
relevant op het gebied van de veiligheid, omdat daar financiële steun voor alle
vormen van grensoverschrijdende gezamenlijke operaties van wezenlijk belang is
om samenwerking tussen politie, douane, grenswachters en justitie te
stimuleren. Wat de externe
dimensie van binnenlandse zaken betreft, is het duidelijk dat als er op EU‑niveau
maatregelen worden goedgekeurd en middelen worden gebundeld, de EU er veel
beter toe in staat zal zijn om derde landen te overtuigen mee te werken aan
migratie- en veiligheidsgerelateerde maatregelen waarbij in de eerste plaats de
EU en de lidstaten belang hebben. Het recht van
de EU om op het gebied van binnenlandse zaken op te treden, vloeit voort uit
titel V “Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht” van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 77,
lid 2, artikel 78, lid 2, artikel 79, leden 2
en 4, artikel 82, lid 1, artikel 84 en artikel 87, lid 2,
van het VWEU. De samenwerking met derde landen en internationale organisaties
is in artikel 212, lid 3, van het VWEU geregeld. De voorstellen
eerbiedigen het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het grootste deel van de
financiering overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer en met eerbiediging
van de institutionele bevoegdheden van de lidstaten ten uitvoer zal worden
gelegd.
1.4.3.
Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten
in het verleden is opgedaan
Hoewel algemeen wordt aangenomen dat de huidige
financieringsinstrumenten op het gebied van binnenlandse zaken hun
doelstellingen bereiken en goed werken, blijkt uit de conclusies van de tussentijdse
evaluatie en de raadpleging van belanghebbenden dat er behoefte bestaat aan het
volgende: – De toekomstige instrumenten op het gebied van binnenlandse zaken moeten
worden vereenvoudigd en gestroomlijnd. Het aantal
financiële programma’s moet daarvoor tot twee worden beperkt via de oprichting
van een Fonds voor asiel en migratie en een Fonds voor interne veiligheid.
Hierdoor zal de EU haar instrumenten strategischer kunnen inzetten, zodat zij
beter op de politieke prioriteiten en behoeften van de EU zijn afgestemd. – De rol van de EU als mondiale speler moet worden versterkt. In de toekomstige fondsen moet een component externe dimensie worden
opgenomen, zodat de EU sterker staat in verband met de externe dimensie van
haar beleid op het gebied van binnenlandse zaken. – Gedeeld beheer moet, waar mogelijk, de voorkeur krijgen boven
gecentraliseerd beheer. Op die manier worden onnodige
bureaucratische hindernissen weggenomen. – Het gedeeld beheer moet een meer resultaatgerichte aanpak krijgen. De overgang op meerjarige programmering met een beleidsdialoog op
hoger niveau zal ervoor zorgen dat de nationale programma’s van de lidstaten
volledig op de beleidsdoelstellingen en ‑prioriteiten van de EU zijn
afgestemd en gericht zijn op het bereiken van resultaten. – Het gecentraliseerd beheer moet worden verbeterd, zodat er een reeks
instrumenten voorhanden is voor beleidsgestuurde activiteiten. Daartoe behoren steun voor grensoverschrijdende acties, in het
bijzonder innovatieve acties en acties in en in verband met derde landen
(externe dimensie), alsook spoedmaatregelen, studies en events. – Er moet een gemeenschappelijk regelgevend kader worden vastgesteld met een reeks gemeenschappelijke regels inzake programmering,
verslaglegging, financieel beheer en controles, dat zoveel mogelijk lijkt op
dat van de andere EU‑fondsen die onder gedeeld beheer worden beheerd,
zodat alle betrokkenen de regels beter begrijpen en een zo groot mogelijke
samenhang wordt gegarandeerd. – In noodsituaties moet een snel en doeltreffend antwoord mogelijk zijn. Daartoe moeten de fondsen zo worden ontworpen dat de EU passend kan
reageren in snel veranderende omstandigheden. – De rol van de agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken moet
worden versterkt, zodat praktische samenwerking tussen
de lidstaten wordt aangemoedigd. De agentschappen moeten met de
tenuitvoerlegging van specifieke maatregelen worden belast, terwijl er
tegelijkertijd passende politieke controle op de activiteiten van de
agentschappen wordt uitgeoefend. Nadere
informatie is te vinden in de effectbeoordeling en in de toelichtingen bij de
verschillende verordeningen.
1.4.4.
Samenhang en synergie met andere relevante
instrumenten
Een reeks andere EU‑instrumenten zal steun bieden voor
activiteiten die een aanvulling vormen op de activiteiten die door het Fonds
voor interne veiligheid zullen worden gefinancierd. De
scheidingslijn tussen het Fonds voor interne veiligheid en het financieel
instrument voor civiele bescherming blijft bestaan (zie artikel 3 van
het huidige programma “Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde
risico’s: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen”): natuurrampen
en onopzettelijke door de mens veroorzaakte rampen vallen onder civiele
bescherming (ongevallen), terwijl opzettelijke door de mens veroorzaakte rampen
relevant zijn voor de veiligheid en derhalve onder het Fonds voor interne
veiligheid zullen vallen. Terreuraanslagen
of andere veiligheidsgerelateerde incidenten zullen buiten het
toepassingsgebied van het EU‑Solidariteitsfonds blijven vallen. In
welke mate lidstaten die het doelwit van een terreuraanslag zijn of het
slachtoffer van een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp, op grond
van artikel 222 van het VWEU (solidariteitsclausule) steun kunnen krijgen,
is niet duidelijk, aangezien hiervoor formele uitvoeringsvoorschriften moeten
worden aangenomen, waarvoor momenteel zelfs nog geen voorstel is ingediend. De
spoedfinanciering in geval van een grote terreuraanslag of andere voor de
veiligheid relevante incidenten zal daarom met middelen uit het Fonds voor
interne veiligheid worden ondersteund. De kloof
tussen het veiligheidsonderzoek in het kader van het programma
Horizon 2020 en de praktische toepassing van de resultaten van
dergelijk onderzoek zal worden gedicht. Het Fonds voor interne veiligheid zal
voorzien in specifieke doelstellingen en subsidiabele acties, waardoor het
mogelijk wordt het testen en het valideren van wetenschappelijke
onderzoeksresultaten (“prototypes”) te financieren, zodat deze in de praktijk
seriematig kunnen worden toegepast (“precommerciële overheidsopdracht”). Het
toekomstige Justitieprogramma zal nauw samenhangen met en een aanvulling
vormen op het Fonds voor interne veiligheid, en met name de component
strafrecht. Het zwaartepunt van dat programma ligt echter bij justitiële
samenwerking, harmonisatie van procedures en wederzijdse erkenning, waardoor in
de praktijk zich niet veel overlappingen zullen voordoen. De componenten
van de externe dimensie van het Fonds voor interne veiligheid zullen het
mogelijk maken maatregelen in of met betrekking tot derde landen te
ondersteunen, die in de eerste plaats op de belangen en doelstellingen van de
EU zijn afgestemd, een direct effect op de EU en haar lidstaten hebben en voor
continuïteit zorgen met op het grondgebied van de EU uitgevoerde activiteiten.
Deze financiering zal worden ontworpen en uitgevoerd in samenhang met het
externe optreden en het buitenlands beleid van de EU. De middelen uit het fonds
zijn niet bedoeld voor de ondersteuning van maatregelen die op ontwikkeling
zijn gericht en zullen, waar mogelijk, een aanvulling vormen op de financiële
bijstand die via de instrumenten voor externe steun wordt verleend. In dit
verband zal de opvolger van het thematische programma migratie en asiel en
het stabiliteitsinstrument van bijzonder belang zijn voor het gebied van
binnenlandse zaken. Terwijl de instrumenten voor externe steun de
ontwikkelingsbehoeften van de begunstigde landen dan wel de algemene politieke
belangen van de EU bij strategische partners ondersteunen, zullen de fondsen op
het gebied van binnenlandse zaken specifieke maatregelen in derde landen
steunen, die de doelstellingen inzake het migratiebeleid en de interne
veiligheid van de EU dienen. Zij zullen derhalve een specifieke leemte opvullen
en er mede voor zorgen dat de EU over een volledig instrumentarium beschikt.
1.5.
Duur en financiële gevolgen
þ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur –
þ Voorstel/initiatief van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020 –
þ Financiële gevolgen vanaf 2014 tot en met 2023 ¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en
met JJJJ, –
gevolgd door een volledige uitvoering.
1.6.
Beheersvorm(en)[34]
þ Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie þ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken
aan: –
þ uitvoerende agentschappen –
þ door de Gemeenschappen opgerichte organen[35] –
þ nationale publiekrechtelijke organen of organen met een
openbaredienstverleningstaak –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader
van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd
en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van
artikel 49 van het Financieel Reglement þ Gedeeld beheer met de lidstaten þ Gedecentraliseerd beheer met derde landen þ Gezamenlijk beheer met internationale
organisaties (geef aan welke) Verstrek, indien meer
dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”. Opmerkingen: De voorstellen
zullen voornamelijk onder gedeeld beheer met meerjarige nationale programma’s
worden uitgevoerd. De in het
kader van de nationale programma’s te bereiken doelstellingen zullen worden
aangevuld met “EU-acties” en een mechanisme waarmee snel op noodsituaties kan
worden gereageerd. De EU-acties zullen voornamelijk de vorm aannemen van
subsidies en aanbestedingen onder direct gecentraliseerd beheer en maatregelen
in en in verband met derde landen omvatten. Alles zal in
het werk worden gesteld om versnippering te voorkomen: de middelen zullen op
het bereiken van een beperkt aantal EU‑doelstellingen worden
geconcentreerd en de deskundigheid van de belangrijkste betrokkenen zal worden
benut, waar mogelijk op basis van partnerschaps- en kaderovereenkomsten. Technische
bijstand op initiatief van de Commissie zal onder direct gecentraliseerd beheer
worden uitgevoerd. Op grond van
de Schengenassociatieovereenkomsten zullen de landen die bij de toepassing,
uitvoering en ontwikkeling van het Schengenacquis zijn betrokken, ook deelnemen
aan de twee instrumenten van het Fonds voor interne veiligheid die een
ontwikkeling van het Schengenacquis vormen (het instrument voor grenzen en visa
en dat voor politiële samenwerking), alsof zij lidstaten waren. Deze landen
zullen aan de instrumenten deelnemen overeenkomstig de bepalingen van de
verordening, hun eigen meerjarige nationale programma’s uitvoeren en de
mogelijkheid hebben om onder de maatregelen van de Unie om financiering te
verzoeken, enz. Net als bij het Buitengrenzenfonds zullen er specifieke
afspraken worden gemaakt met aanvullende regels voor hun deelname (regels die
voortvloeien uit het Financieel Reglement, de uitvoeringsvoorschriften daarvan
en de Verdragen, met inbegrip van de controlebevoegdheid van de Rekenkamer).
Omdat deze landen naar rato van hun bbp aan de EU‑begroting voor de twee
instrumenten zullen bijdragen, zal er in de afspraken ook worden vastgelegd
welke bijdragen zij gelet op het delen van de verantwoordelijkheid inzake
Schengengovernance moeten betalen, ongeacht hoeveel middelen hun in het kader
van de instrumenten worden toegewezen. Momenteel zijn de geassocieerde staten
Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein.
2.
BEHEERSMAATREGELEN
2.1.
Regels inzake toezicht en verslaglegging
Vermeld frequentie en
voorwaarden. Voor het
gedeeld beheer wordt een samenhangend en doeltreffend
kader voor verslaglegging, toezicht en evaluatie voorgesteld. Voor elk
nationaal programma dienen de lidstaten een toezichtcomité op te richten,
waaraan de Commissie mag deelnemen. De lidstaten
zullen jaarlijks verslag moeten uitbrengen over de uitvoering van het meerjarig
programma. Deze verslagen zijn een eerste vereiste voor de jaarlijkse
betalingen. Voorts zullen de lidstaten in 2017 voor de tussentijdse
evaluatie aanvullende informatie moeten verstrekken over de vooruitgang die bij
het verwezenlijken van de doelstellingen is geboekt. In 2019 zal dit
opnieuw gebeuren, zodat waar nodig in het laatste begrotingsjaar (2020)
aanpassingen kunnen worden doorgevoerd. Om ervoor te
zorgen dat er zich op het gebied van binnenlandse zaken een cultuur van
evaluatie ontwikkelt, zullen de fondsen een gemeenschappelijk kader voor
toezicht en evaluatie hebben, met ruime beleidsgerelateerde indicatoren die de
resultaatgerichte aanpak van de fondsen onderstrepen alsook de belangrijke rol
die zij kunnen spelen in de beleidsmix waarmee de doelstelling, namelijk de
totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, moet worden
verwezenlijkt. Deze indicatoren hebben betrekking op het mogelijke effect van
de fondsen: de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuur van
grensbeveiliging, politiële samenwerking en crisisbeheer, het doeltreffende
beheer van migratiestromen in de EU, de eerlijke en gelijke behandeling van
onderdanen van derde landen, solidariteit en samenwerking tussen de lidstaten
bij het aanpakken van problemen op het gebied van migratie en interne
veiligheid en een gemeenschappelijke aanpak van de EU van migratie en
veiligheid ten opzichte van derde landen. Om ervoor te
zorgen dat de beginselen inzake evaluatie correct worden toegepast en er
rekening wordt gehouden met de ervaringen die de lidstaten in de praktijk met
de evaluatie van de huidige EU‑financiering op het gebied van
binnenlandse zaken hebben opgedaan, zullen de Commissie en de lidstaten
samenwerken om het gemeenschappelijke kader voor toezicht en evaluatie te
ontwikkelen, onder meer door de vaststelling van modellen en gemeenschappelijke
indicatoren voor output en resultaat. Alle
maatregelen zullen bij de aanvang van de programmeringsperiode worden
vastgesteld, zodat de lidstaten hun systemen voor verslaglegging en evaluatie
kunnen ontwikkelen op basis van de overeengekomen beginselen en eisen. Om de
administratieve lasten te verminderen en synergieën tussen de verslaglegging en
de evaluatie tot stand te brengen, zal de informatie die in de
evaluatieverslagen moet worden verstrekt, steunen en een aanvulling vormen op
de informatie die de lidstaten in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de
nationale programma’s moeten verstrekken. Voorts zal de
Commissie in 2018 een verslag indienen over de tussentijdse evaluatie van
de nationale programma’s. Algemeen zal de Commissie uiterlijk op 30 juni 2018 een tussentijds
verslag van de uitvoering van de fondsen indienen en uiterlijk op
30 juni 2024 een evaluatieverslag achteraf, waarin de volledige
tenuitvoerlegging (dat wil zeggen niet alleen de nationale programma’s onder
gedeeld beheer) aan bod komt.
2.2.
Beheers- en controlesysteem
2.2.1.
Mogelijke risico’s
DG HOME heeft
niet te kampen met een groot foutenrisico in zijn uitgavenprogramma’s. Dit
wordt bevestigd door het feit dat er in de jaarverslagen van de Rekenkamer
telkens opnieuw geen belangrijke bevindingen staan alsook door het feit dat er
de voorbije jaren in de jaarlijkse activiteitenverslagen van DG HOME (en het
vroegere DG JLS) geen restfoutenpercentage boven de 2% werd vastgesteld. Bij gedeeld
beheer kunnen de algemene risico’s in verband met de
uitvoering van de huidige programma’s in drie categorieën worden ingedeeld: – ondoeltreffend of onvoldoende gericht gebruik van middelen; – fouten als gevolg van het feit dat de regels complex zijn en de beheer-
en controlesystemen zwakke punten vertonen; – ondoeltreffend gebruik van administratieve middelen (eisen die niet in
verhouding staan). In verband met
het systeem van de vier fondsen onder het algemene programma “Solidariteit en
beheer van migratiestromen” moet er op de volgende specifieke punten worden
gewezen: – het systeem van jaarprogramma’s zorgt ervoor dat de eindbetalingen op
gezette tijden plaatsvinden op basis van gecertificeerde en gecontroleerde
uitgaven. De subsidiabiliteitsperiode van de jaarprogramma’s is echter
losgekoppeld van het EU‑begrotingsjaar, waardoor de keten van
betrouwbaarheidsverklaringen ondanks een zeer uitgebreid systeem niet in alle
opzichten tevredenstellend is; – de Commissie stelt gedetailleerde subsidiabiliteitsregels vast.
Hierdoor wordt in beginsel de homogeniteit van de gefinancierde uitgaven
gegarandeerd. Deze procedure brengt echter ook een onnodige werklast voor de
nationale instanties en de Commissie mee en verhoogt het risico dat
begunstigden en/of lidstaten door verkeerde interpretaties van de EU‑regels
fouten begaan; – de huidige beheers- en controlesystemen lijken erg op de systemen die
voor de structuurfondsen worden toegepast. Er zijn echter kleine verschillen,
met name in de keten van verantwoordelijkheden tussen de
certificeringsinstanties en de auditinstanties. Dit schept verwarring in de
lidstaten, met name wanneer de instanties met beide types fondsen werken. Het
verhoogt ook het risico van fouten en vereist intensiever toezicht. Deze elementen
zullen met dit voorstel grondig worden gewijzigd: – de beheers- en controlesystemen zullen de algemene eisen overnemen die
voor de GSK‑fondsen zijn vastgesteld en zullen volledig voldoen aan de
nieuwe eisen van het nieuwe Financieel Reglement: de drie instanties zullen
worden vervangen door twee instanties (verantwoordelijke instantie en
auditinstantie), waarvan de rollen duidelijk worden vastgelegd teneinde de betrouwbaarheid
te vergroten; – door de meerjarige programmering en de jaarlijkse goedkeuring op basis
van de betalingen door de verantwoordelijke instantie zullen de
subsidiabiliteitsperioden in overeenstemming worden gebracht met de
jaarrekeningen van de Commissie, zonder dat de administratieve lasten groter
worden ten opzichte van het huidige systeem; – in het kader van de controles op het eerste niveau verricht de
verantwoordelijke instantie controles ter plaatse, die haar beheersverklaring
ondersteunen; – verduidelijking en vereenvoudiging van de subsidiabiliteitsregels en
harmonisatie daarvan met de andere instrumenten waarmee de EU financiële steun
verstrekt, zullen ervoor zorgen dat begunstigden die bijstand uit verschillende
bronnen ontvangen, minder fouten maken. Deze subsidiabiliteitsregels zullen op
nationaal niveau worden vastgesteld, met uitzondering van enkele
basisbeginselen, en lijken op de regels die voor de GSK-fondsen worden
gebruikt. – het gebruik van vereenvoudigde kostenopties wordt aangemoedigd, vooral
voor kleine subsidies. Bij gecentraliseerd
beheer zijn de belangrijkste risico’s de volgende: – het risico dat de ontvangen projecten niet goed afgestemd zijn op de
politieke prioriteiten van DG HOME; – het risico dat de geselecteerde projecten van slechte kwaliteit zijn en
het project technisch niet goed wordt uitgevoerd, waardoor het effect van de
programma’s wordt verkleind; als gevolg van gebrekkige selectieprocedures,
gebrek aan deskundigheid of ontoereikend toezicht; – het risico dat de toegekende middelen ondoeltreffend of ondoelmatig
worden gebruikt, zowel bij subsidies (doordat de terugbetaling van de
werkelijke subsidiabele kosten complex is en de mogelijkheden om de
subsidiabele kosten op papier te controleren beperkt zijn) als bij aanbestedingen
(doordat er maar weinig dienstverrichters met de nodige gespecialiseerde kennis
zijn waardoor het amper mogelijk is om offertes met elkaar te vergelijken); – het risico dat (vooral) kleinere organisaties niet in staat zijn om de
uitgaven daadwerkelijk te controleren en de transparantie van de uitgevoerde
operaties te garanderen; – het risico dat de reputatie van de Commissie in gevaar komt als fraude
of criminele activiteiten worden ontdekt. Omdat er zoveel heterogene
contractanten en begunstigden zijn, die vaak een eerder kleine
organisatiestructuur hebben en elk hun eigen controlesysteem toepassen, kan er
slechts gedeeltelijke betrouwbaarheid worden verkregen op grond van de
internecontrolesystemen van derden. De meeste van
deze risico’s zullen waarschijnlijk kunnen worden verminderd, als de
voorstellen doelgerichter worden en er gebruik wordt gemaakt van de
vereenvoudigingen die in het nieuwe Financieel Reglement zijn opgenomen.
2.2.2.
Controlemiddel(en)
Gedeeld
beheer: Op het
niveau van de lidstaten bouwt de voorgestelde
structuur van de beheers- en controlesystemen voort op het bestel van de
periode 2007‑2013, en worden de meeste functies uit de lopende
periode gehandhaafd, zoals de administratieve verificaties en de verificaties
ter plaatse, de audits van de beheers- en controlesystemen en de projectaudits.
De volgorde van deze functies wordt niettemin veranderd om de controles ter
plaatse duidelijk tot de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke
instantie te doen behoren als integrerend onderdeel van de voorbereiding van de
jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen. Om de
verantwoordingsplicht aan te scherpen, zullen de verantwoordelijke instanties
worden geaccrediteerd door een met het lopend toezicht op verantwoordelijke
instanties belaste nationale accreditatie‑instantie. Doordat er minder
betrokken instanties zijn, namelijk niet langer een certificeringsinstantie, en
minder fondsen, zullen de administratieve lasten waarschijnlijk verminderen en
zal het niet alleen mogelijk worden om sterkere administratieve capaciteit op
te bouwen, maar ook om de verantwoordelijkheden duidelijker af te bakenen. Tot dusver is
er geen betrouwbare raming voorhanden van de kosten van de controles van de
fondsen die op het gebied van binnenlandse zaken onder gedeeld beheer worden
beheerd. Alleen voor het EFRO en het Cohesiefonds is er een raming voorhanden
en daarin worden de kosten van de controletaken (op nationaal niveau, zonder de
kosten van de Commissie) geraamd op ongeveer 2% van de totale financiering in
de periode 2007‑2013. Die controlekosten kunnen als volgt worden
onderverdeeld: 1% voor nationale coördinatie en voorbereiding van de
programma's, 82% voor het beheer van de programma's, 4% voor certificering en
13% voor audits. De volgende
voorstellen zullen de controlekosten doen toenemen: – de oprichting en werking van een accreditatie‑instantie en in het
algemeen de verandering van het systeem; – de indiening van een beheersverklaring bij de jaarrekening; – de controles ter plaatse die door de verantwoordelijke instantie moeten
worden verricht; – het feit dat de auditinstantie aanvullende auditwerkzaamheden moet
verrichten met het oog op de audit van de beheersverklaring. Er zijn echter
ook voorstellen die de controlekosten zullen verminderen: – de certificeringsinstantie wordt afgeschaft. Hoewel hun taken
gedeeltelijk aan de verantwoordelijke instantie worden overgedragen, zullen de
lidstaten de kosten in verband met certificering aanzienlijk kunnen beperken
doordat er een grotere administratieve efficiëntie wordt bereikt, er minder
behoefte aan coördinatie bestaat en de omvang van de audits wordt beperkt; – de door de auditinstantie te verrichten controles zullen meer bestaan
in het overdoen (van een steekproef) van de administratieve controles op het
eerste niveau en de controles ter plaatse die door de verantwoordelijke
instantie zijn verricht. Hierdoor zal de contradictoire dialoog worden versneld
en zullen alle nodige controles kunnen worden verricht voordat de jaarrekening
wordt ingediend; – het gebruik van vereenvoudigde kosten zal op alle niveaus leiden tot
een vermindering van de administratieve kosten en lasten voor instanties en
begunstigden; – door de jaarlijkse afsluiting en de verkorting van de termijn voor
conformiteitsgoedkeuring tot 36 maanden zullen de overheidsinstanties en
de begunstigden documenten minder lang hoeven te bewaren voor mogelijke
controles; – de opening van elektronische communicatiekanalen tussen de Commissie en
de lidstaten zal verplicht zijn. Daarnaast
dragen de in punt 2.2.1 genoemde vereenvoudigingen ook bij tot een
vermindering van de administratieve lasten voor de begunstigden, zodat zij niet
alleen het foutenrisico maar tegelijk ook de administratieve lasten beperken. Daarom wordt
algemeen verwacht dat deze voorstellen tot een herverdeling van de controlekosten
zullen leiden en niet zozeer tot een verhoging of een verlaging. Er wordt
echter van uitgegaan dat deze herverdeling van de kosten (over de functies en,
als gevolg van de evenredige controleregelingen, ook over de lidstaten en de
programma's) tot een doeltreffendere beperking van de risico's en een betere en
snellere keten van betrouwbaarheidsverklaringen zal leiden. Op het
niveau van de Commissie zullen de kosten van beheer en
controles van het gedeeld beheer in de eerste helft van de programmeringsperiode
waarschijnlijk niet verminderen. Dit komt in de eerste plaats doordat het
bedrag en de beleidsterreinen onder gedeeld beheer zullen toenemen ten opzichte
van de huidige periode. Omdat de hoeveelheid middelen gelijk blijft, zal er
efficiënter moeten worden gewerkt. Daarnaast zullen er in de eerste jaren veel
belangrijke taken tegelijkertijd moeten worden verricht: de afsluiting van de
programma’s 2007‑2013 (de laatste afsluitingsverslagen moeten
uiterlijk op 31 maart 2016 worden ingediend), beleidsdialogen en
goedkeuring van de meerjarige nationale programma’s 2014‑2020, de
invoering van het nieuwe systeem voor de goedkeuring van de rekeningen. In de
tweede helft van de periode zullen de mogelijke beschikbare middelen worden
gebruikt om de evaluatie en het toezicht te verbeteren. Gecentraliseerd
beheer Voor het
gecentraliseerd beheer zal de Commissie haar huidige controlesysteem blijven
toepassen, dat uit de volgende elementen bestaat: toezicht op de operaties door
de beleidsdirectoraten, controles vooraf door de eenheid begroting en controle,
het intern comité aanbestedingen, controles achteraf voor subsidies of de
audits van de interne auditcapaciteit en/of de interne auditdienst. Voor de
controles achteraf wordt een “opsporingsstrategie” toegepast om zoveel mogelijk
anomalieën vast te stellen en onterechte betalingen terug te vorderen. Op basis
van deze strategie worden de audits verricht op een steekproef van projecten
die bijna volledig op basis van een risicoanalyse is geselecteerd. Dankzij deze
combinatie van controles vooraf en achteraf alsook de controles van documenten
en de audits ter plaatse beliep het kwantificeerbare gemiddelde
restfoutenpercentage de voorbije jaren minder dan 2%. Het
internecontrolesysteem in DG HOME wordt derhalve toereikend geacht, ook qua
kosten, om de doelstelling van een laag foutenpercentage te bereiken. DG HOME zal
binnen dat kader echter blijven nagaan hoe het beheer kan worden verbeterd en
verdere vereenvoudigingen kunnen worden doorgevoerd. Alle vereenvoudigde opties
die door het nieuwe Financieel Reglement worden geboden, zullen zoveel mogelijk
worden gebruikt, omdat ervan wordt uitgegaan dat zij bijdragen tot een
vermindering van de administratieve lasten voor de begunstigden en
tegelijkertijd het foutenrisico en de administratieve lasten voor de Commissie
doen afnemen. Nieuwe
elementen De voorstellen
voorzien in nieuwe elementen voor EU‑financiering op het gebied van
binnenlandse zaken, bijvoorbeeld een betere benutting van de deskundigheid die
in de EU‑agentschappen aanwezig is, de ontwikkeling van de externe
dimensie en de versterking van de noodmechanismen.
DG HOME zal hiervoor moeten beschikken over nieuwe beheers- en
controlemethoden.
De voor deze nieuwe elementen bestemde bedragen zijn nog niet vastgesteld, maar
het is niet waarschijnlijk dat het om een substantieel deel van de totale
begroting voor binnenlandse zaken gaat. Het is echter erg belangrijk dat zo
vroeg mogelijk in de periode en met volledige eerbiediging van de beginselen
van goed financieel beheer wordt voorzien in interne middelen en werkregelingen
om deze nieuwe taken uit te voeren. Uit de
bovenstaande analyse blijkt duidelijk dat ondanks alle ingevoerde
vereenvoudigingen, meer personele middelen nodig zijn om de verhoogde begroting
van DG HOME uit te voeren.
Hiervoor zal een beroep worden gedaan op de personeelsleden van het DG die
reeds met het beheer van de actie zijn belast en/of binnen het DG zijn
heringedeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de
jaarlijkse toewijzing — met inachtneming van de budgettaire beperkingen — aan
het beherende DG kunnen worden toegewezen.
2.3.
Maatregelen ter voorkoming van fraude en
onregelmatigheden
Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. DG HOME zal niet
alleen alle voorgeschreven controlemechanismen toepassen, maar ook een
fraudebestrijdingsstrategie opstellen die aansluit bij de nieuwe
fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie, die op 24 juni 2011
werd goedgekeurd. Op die manier zal DG HOME er onder meer voor zorgen dat zijn
interne controles ter bestrijding van fraude volledig in overeenstemming zijn
met de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie en dat met zijn aanpak kan
worden vastgesteld welke punten fraudegevoelig zijn en hoe daarop moet worden
gereageerd. Zo nodig zullen er netwerkgroepen en passende IT‑instrumenten
worden ingevoerd om de fraudegevallen in verband met de fondsen te analyseren. Voor het
gedeeld beheer wordt in de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie
duidelijk bepaald dat de Commissievoorstellen voor de verordeningen 2014‑2020
de lidstaten moeten verplichten tot het nemen van fraudebestrijdingsmaatregelen
die doeltreffend zijn en in verhouding staan tot de vastgestelde
frauderisico’s. In dit voorstel wordt in artikel 5 duidelijk van de
lidstaten gevraagd om onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen en te
corrigeren en daarover bij de Commissie verslag uit te brengen. Nadere
bijzonderheden over deze verplichtingen zullen deel uitmaken van de
gedetailleerde regels inzake de taken van de verantwoordelijke instantie waarin
artikel 24, lid 5, onder c), voorzien. Daarnaast is
in artikel 41 duidelijk bepaald dat de middelen die voortkomen uit
financiële correcties op basis van bevindingen van de Commissie of de
Rekenkamer, opnieuw moeten worden gebruikt.
3.
GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.
Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en
betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·
Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel
kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer || GK[36] || van EVA-landen[37] || van kandidaat-lidstaten[38] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 3 || || GK || NEE || NEE || NEE || NEE ·
Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel
kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer Rubriek 3 || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 3 || 18 01 04 bb – Fonds voor interne veiligheid – Politie & misdaad – Technische bijstand || NGK || NEE || NEE || JA || NEE 3 || 18 02 bb – Fonds voor interne veiligheid – Politie & misdaad || GK || NEE || NEE || JA || NEE 3 || 18 01 04 cc – Fonds voor interne veiligheid – Grenzen & visa – Technische bijstand || NGK || NEE || NEE || JA || NEE 3 || 18 02 cc – Fonds voor interne veiligheid – Grenzen & visa || GK || NEE || NEE || JA || NEE Bijdragen van derde
landen betreffen beide onderdelen van het Fonds voor interne veiligheid. Over de criteria en de methode om deze
bijdragen te berekenen, moet tussen de EU en de geassocieerde staten worden
onderhandeld in een afzonderlijke procedure. Als er wordt uitgegaan van de percentages die
momenteel in het kader van het Buitengrenzenfonds worden toegepast, zouden de
geassocieerde staten ongeveer 210 miljoen euro moeten bijdragen voor
het onderdeel grenzen en visa en ongeveer 50 miljoen euro voor het
onderdeel politiële samenwerking.
3.2.
Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.
Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de
uitgaven
miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Rubriek van het meerjarig financieel kader || 3 || Veiligheid en burgerschap DG HOME || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Na 2020 || TOTAAL Beleidskredieten (lopende prijzen) 18 02 bb Fonds voor interne veiligheid – Politie en misdaad || Vastleggingen || (1a) || 135,076 || 143,047 || 151,283 || 159,791 || 168,578 || 177,653 || 187,022 || || 1 122,450 Betalingen || (2a) || 15,714 || 43,881 || 71,419 || 111,709 || 147,854 || 156,248 || 164,918 || 410,707 || 1 122,450 18 02 cc Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa || Vastleggingen || (1a) || 422,310 || 447,186 || 472,886 || 499,435 || 526,856 || 555,173 || 584,412 || - || 3 508,258 Betalingen || (2a) || 59,999 || 120,794 || 223,204 || 350,813 || 461,098 || 487,256 || 514,275 || 1 290,818 || 3 508,258 Uit de financiële middelen van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten[39] 18 01 04 bb Fonds voor interne veiligheid – Politie en misdaad || || || 0,800 || 0,800 || 0,800 || 0,800 || 0,800 || 0,800 || 0,800 || || 5,600 18 01 04 cc Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa || || || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || 1,700 || || 11,900 TOTAAL kredieten voor DG HOME || Vastleggingen || =1+1a+3 || 559,886 || 592,733 || 626,669 || 661,726 || 697,934 || 735,326 || 773,934 || || 4 648,208 Betalingen || =2+2a+3 || 78,213 || 167,174 || 297,123 || 465,023 || 611,452 || 646,004 || 681,693 || 1 701,525 || 4 648,208 Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || Administratieve uitgaven miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Aangezien er bij
de uitvoering van het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne
veiligheid gemeenschappelijke elementen zijn, zoals een beleidsdialoog met elke
lidstaat, en aangezien de interne organisatie van DG HOME zich in verband met
het beheer van de nieuwe fondsen (alsook de afsluiting van de momenteel
beheerde programma’s) kan ontwikkelen, is het niet mogelijk om de
administratieve uitgaven uit te splitsen over het Fonds voor asiel en migratie
en het Fonds voor interne veiligheid. Daarom stemmen de
cijfers die hieronder voor rubriek 5 worden gegeven overeen met de totale
administratieve uitgaven die nodig worden geacht voor het beheer van beide
fondsen door het DG en ontbreekt een totaal van kredieten. miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Na 2020 || TOTAAL DG: HOME || Personele middelen || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20,841 || || 145,887 Andere administratieve uitgaven || 0,156 || 0,159 || 0,162 || 0,165 || 0,168 || 0,172 || 0,175 || || 1,157 TOTAAL DG HOME || Kredieten || 20,997 || 21,000 || 21,003 || 21,006 || 21,009 || 21,013 || 21,016 || || 147,044 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 20,997 || 21,000 || 21,003 || 21,006 || 21,009 || 21,013 || 21016 || || 147,044 miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || || TOTAAL TOTAAL kredieten onder RUBRIEKEN 1 t/m 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || Betalingen || || || || || || || || ||
3.2.2.
Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
þ Voor het voorstel zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader
wordt beschreven:
Het beleid op het gebied van binnenlandse zaken wordt voornamelijk onder
gedeeld beheer uitgevoerd. De strategische prioriteiten worden op EU‑niveau
vastgesteld, maar het eigenlijke dagelijkse beheer behoort tot de taken van de
verantwoordelijke instanties op nationaal niveau. In het kader van de nationale
programma’s zullen de Commissie en de verantwoordelijke instanties
gemeenschappelijke outputindicatoren en doelstellingen afspreken, die door de
Commissie worden goedgekeurd. Het is derhalve moeilijk om streefdoelen voor de
output op te geven voordat de programma’s zijn opgesteld en na overleg in 2013/2014
zijn goedgekeurd.
Voor het gecentraliseerd beheer kan DG HOME evenmin een uitputtende lijst
opgeven van alle output die de financiële bijdrage van de fondsen moet
opleveren, noch van de gemiddelde kosten en aantallen, wat in dit deel wordt
gevraagd. Er zijn momenteel geen statistische instrumenten om een zinvolle
berekening van de gemiddelde kosten mee op te stellen op basis van de huidige
programma’s en een dergelijke precieze vastlegging zou ook indruisen tegen het
beginsel dat het toekomstige programma voldoende flexibel moet zijn om in de
periode 2014‑2020 op veranderende politieke prioriteiten te kunnen
inspelen. Dit is zeker het geval voor noodhulp en voor acties in of met
betrekking tot derde landen. Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op 3
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … vul zoveel jaren in als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL OUTPUTS Soort output[40] || Gemiddelde kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[41] || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2: || || || || || || || || || || || || || || || || Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || ||
3.2.3.
Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1. Samenvatting
– ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig –
þ Voor het voorstel zijn administratieve kredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Aangezien er bij
de uitvoering van het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor interne
veiligheid gemeenschappelijke elementen zijn, zoals een beleidsdialoog met elke
lidstaat, en aangezien de interne organisatie van DG HOME zich in verband met het
beheer van de nieuwe fondsen (alsook de afsluiting van de momenteel beheerde
programma’s) kan ontwikkelen, is het niet mogelijk om de administratieve
uitgaven uit te splitsen over het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds
voor interne veiligheid. Daarom stemmen de
cijfers die hieronder voor rubriek 5 worden gegeven overeen met de totale
administratieve uitgaven die nodig worden geacht voor het beheer van beide
fondsen door het DG en ontbreekt een totaal van kredieten. in miljoen EUR (tot
op 3 decimalen) HOME RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader[42] || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL Personele middelen HOME || 20,841 || 20,841 || 20,841 || 20.841 || 20.841 || 20.841 || 20.841 || 145,887 Andere administratieve uitgaven || 0,156 || 0,159 || 0,162 || 0,165 || 0,168 || 0,172 || 0,175 || 1,157 Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 20.997 || 21.000 || 21.003 || 21.006 || 21.009 || 21.013 || 21.016 || 147,044 Buiten RUBRIEK 5[43] van het meerjarig financieel kader[44] || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL Personele middelen HOME || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 0,640 || 4,480 Andere administratieve uitgaven || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 1,860 || 13,020 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 2,500 || 17,500 TOTAAL || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t.
3.2.3.2.
Geraamde personeelsbehoeften
– ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
þ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: de cijfers voor het jaar n zijn die van 2011.
Aangezien
er bij de uitvoering van het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor
interne veiligheid gemeenschappelijke elementen zijn, zoals een beleidsdialoog
met elke lidstaat, en aangezien de interne organisatie van DG HOME zich in
verband met het beheer van de nieuwe fondsen (alsook de afsluiting van de
momenteel beheerde programma’s) kan ontwikkelen, is het niet mogelijk om de
administratieve uitgaven uit te splitsen over het Fonds voor asiel en migratie
en het Fonds voor interne veiligheid. Daarom stemmen de cijfers die hieronder voor rubriek 5 worden
gegeven overeen met de totale administratieve uitgaven die nodig worden geacht
voor het beheer van beide fondsen door het DG en ontbreekt een totaal van
kredieten. Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1
decimaal) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Jaar N+4 || Jaar N+5 || Jaar N+6 || Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) HOME || 18 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 136 || 136 || 136 || 136 || 136 || 136 || 136 XX 01 01 02 (delegaties) || 15 || 15 || 15 || 15 || 15 || 15 || 15 18 01 05 01 (onderzoek onder contract) || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: FTE)[45] || XX 18 02 01 (CA, INT, SNE van de “totale financiële middelen”) || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 || 16 XX 02 02 (CA, INT, JED, LA en SNE in de delegaties) || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 18 01 04 bb[46] || – zetel[47] || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 || 4 – delegaties || * || * || * || * || * || * || * 18 01 04 cc[48] || – zetel[49] || 6 || 6 || 6 || 6 || 6 || 6 || 6 – delegaties || * || * || * || * || * || * || * XX 01 05 02 (CA, INT, SNE – onderzoek onder contract) || || || || || || || 10 01 05 02 (CA, INT, SNE – eigen onderzoek) || || || || || || || Ander (13 01 04 02) || || || || || || || TOTAAL || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. || n.v.t. XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel. Hiervoor zal een beroep worden gedaan op de
personeelsleden van het DG die reeds met het beheer van de actie zijn belast
en/of binnen het DG zijn heringedeeld, eventueel aangevuld met middelen die in
het kader van de jaarlijkse toewijzing — met inachtneming van de budgettaire
beperkingen — aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Bij de toewijzing
van taken aan een uitvoerend agentschap zullen de bedragen en toerekeningen
worden aangepast. Beschrijving van de
uit te voeren taken Ambtenaren en tijdelijke functionarissen in de zetel || De uit te voeren taken zijn alle taken die nodig zijn voor het beheer van een financieel programma, zoals: – input leveren voor het begrotingsproces; – voeren van een beleidsdialoog met de lidstaten; – voorbereiden van jaarlijkse werkprogramma's/financieringsbesluiten, opstellen van jaarlijkse prioriteiten, goedkeuren van nationale programma's; – beheren van nationale programma's, oproepen tot het indienen van voorstellen en oproepen tot het indienen van offertes, en van de daaropvolgende selectieprocedures; – communiceren met belanghebbenden (potentiële/huidige begunstigden, lidstaten, enz.); – opstellen van richtsnoeren voor lidstaten; – beheren van projecten, zowel operationeel als financieel; – verrichten van controles, zoals hierboven beschreven (verificaties vooraf, aanbestedingscomité, audits achteraf, interne audit, goedkeuring van rekeningen); – boekhouding voeren; – ontwikkelen en beheren van IT‑instrumenten voor het beheer van subsidies en nationale programma's; – toezien op en verslag uitbrengen over het bereiken van doelstellingen, onder meer in het jaarlijkse activiteitenverslag en het verslag van de gesubdelegeerd ordonnateur. Extern personeel || De taken zijn dezelfde als die van ambtenaren en tijdelijke functionarissen, met uitzondering van die taken die niet door extern personeel kunnen worden verricht. Personeel in delegaties || Om de ontwikkeling van de uitvoering van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken, en dan vooral de externe dimensie daarvan, te volgen, zullen de EU‑delegaties moeten kunnen beschikken over voldoende deskundigheid op het gebied van binnenlandse zaken. Het kan gaan om personeel van de Europese Commissie en/of de Europese Dienst voor extern optreden.
3.2.4.
Verenigbaarheid met het huidige meerjarig
financieel kader
–
þ Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het volgende
meerjarig financieel kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarig financieel kader. Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[50]. Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
3.2.5.
Bijdrage van derden aan de financiering
–
Het voorstel/initiatief voorziet niet in
medefinanciering door derden –
þ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, samen met de
Europese financiering. Het bedrag kan niet precies worden vastgesteld. De
verordening stelt de maximale medefinancieringspercentages vast volgens de
soorten acties: Kredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen) || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal Medefinancieringsbron || LS || LS || LS || LS || LS || LS || LS || TOTAAL medegefinancierde kredieten || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen || nog vast te stellen ||
3.3.
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
þ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten. –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten miljoen EUR (tot op 3 decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[51] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … zoveel jaren invullen als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel || || || || || || || || Voor de diverse
ontvangsten die worden toegewezen, vermeld het (de) betrokken
begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten. [1] PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1. [2] COM(2010) 673 definitief. [3] COM(2011) 248 definitief. [4] COM(2011) 561 definitief. [5] COM(2011) 680 definitief. [6] COM(2011) 500 definitief. [7] De
documenten over de raadpleging en het verslag over de resultaten zijn te vinden
op de website van DG Binnenlandse zaken:
http://ec.europa.eu/home-affairs/news/consulting_public/consulting_0020_nl.htm [8] Evaluatie van de EU-begroting, COM(2010) 700 van
19.10.2010. [9] Voorstel van de Commissie – Verordening tot vaststelling
van de financiële regels van toepassing op de jaarlijkse begroting van de Unie
(COM(2010)815 definitief van 22.12.2010). Dit voorstel houdt in dat de
Commissie de eerdere wetgevingsvoorstellen, COM(2010)71 definitief en
COM(2010)260 definitief, formeel intrekt. [10] Overeenkomstig Protocol nr. 5 bij het Toetredingsverdrag
voor Litouwen staat de EU Litouwen bij bij de tenuitvoerlegging van de
verordeningen betreffende het doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en het
doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) (PB L 99 van
17.4.2003, blz. 8, en PB L 99 van 17.4.2003, blz. 15) door de extra kosten van
deze regeling voor haar rekening te nemen en Litouwen schadeloos te stellen
voor het niet innen van kosten voor de afgifte van de betrokken documenten aan
Russische burgers die via het grondgebied van de EU van en naar de regio
Kaliningrad reizen. [11] Bijlage – Geraamde kosten van de systemen, COM(2011) 680
definitief. [12] PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1. [13] PB C van […], blz. […]. [14] PB C van […], blz. […]. [15] Document 7120/10 van de Raad. [16] COM(2010) 673 definitief. [17] [PB L … aan te vullen] [18] PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22. [19] PB aan te vullen. [20] PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1. [21] PB L 236 van 23.9.2003, blz. 946. [22] PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8. [23] PB L 99 van 17.4.2003, blz. 15. [24] COM(2011) 559 definitief. [25] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [26] PB L 144 van 6.6.2007, blz. 22. [27] PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31. [28] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1. [29] PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19. [30] COM(2011) 559 definitief. [31] COM(2011) 403 definitief. [32] ABM: activiteitsgestuurd beheer – ABB:
activiteitsgestuurde begroting. [33] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het
Financieel Reglement. [34] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [35] In de zin van artikel 185 van het Financieel
Reglement. [36] GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste
kredieten. [37] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [38] Kandidaat-lidstaten en indien van toepassing potentiële
kandidaat-lidstaten uit de Westelijke Balkan. [39] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU
(vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [40] Outputs zijn producten en te verstrekken diensten (bv.:
aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal kilometer aangelegde
wegen, enz.). [41] Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke
doelstelling(en)…”. [42] Totale begroting, op basis van de definitieve toewijzing
voor personele middelen, waaronder ambtenaren en externe personeelsleden,
van 2011. [43] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU
(vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [44] Extern personeel betaald uit vroegere
"BA"-onderdelen, op basis van de definitieve toewijzing voor
personele middelen voor 2011, inclusief extern personeel in de zetel en in de
delegaties. [45] CA = arbeidscontractant (“contract agent”); INT =
uitzendkracht (“intérimaire”); JED= jonge deskundige in delegaties (“jeune
expert en délégation”); LA = plaatselijk functionaris (“local agent”);
SNE = gedetacheerd nationaal deskundige (“seconded national expert”). [46] Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten
(vroegere “BA”-onderdelen). [47] Vooral voor de structuurfondsen, het Europees
Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees
Visserijfonds (EVF). [48] Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten
(vroegere “BA”-onderdelen). [49] Vooral voor de structuurfondsen, het Europees
Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees
Visserijfonds (EVF). [50] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel
Akkoord. [51] Wat de traditionele eigen middelen betreft (douanerechten,
suikerheffingen) zijn de aangegeven bedragen nettobedragen, dat wil zeggen de
brutobedragen na aftrek van 25% invorderingskosten.