This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52011PC0665
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing the Connecting Europe Facility
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de Connecting Europe Facility
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de Connecting Europe Facility
/* COM/2011/0665 definitief - 2011/0302 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van de Connecting Europe Facility /* COM/2011/0665 definitief - 2011/0302 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Op 29 juni 2011
heeft de Commissie een voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader
voor de periode 2014-2020 vastgesteld: "Een begroting voor Europa
2020"[1].
Hierin stelt de Commissie voor om een nieuw geïntegreerd instrument te creëren
voor investeringen in prioritaire vervoers-, energie- en
telecommunicatie-infrastructuur: de zogenaamde "Connecting Europe
Facility" (hierna "de CEF" genoemd). Slimme en
duurzame vervoers-, energie- en digitale netwerken die onderling volledig met
elkaar zijn verbonden, zijn een noodzakelijke voorwaarde om de Europese interne
markt te kunnen voltooien. Investeringen in sleutelinfrastructuur met een grote
toegevoegde waarde voor de EU kunnen bovendien een boost geven aan Europa's
concurrentiekracht in het huidige moeilijke economische klimaat, dat wordt
gekenmerkt door trage groei en krappe overheidsbegrotingen. Ten slotte helpen
dergelijke investeringen in infrastructuur de EU ook om haar doelstellingen
inzake duurzame groei, die zijn uiteengezet in de Europa 2020-strategie, en de
"20-20-20"-doelstellingen van Europa op het gebied van energie en
klimaatbeleid[2]
te verwezenlijken. In deze
verordening worden de bepalingen betreffende de CEF uiteengezet. Deze
verordening bouwt voort op het werk dat is uitgevoerd om de herziening van het
beleidskader in de drie betrokken sectoren (vervoer, energie en
telecommunicatie) voor te bereiden met het oog op het volgende meerjarig
financieel kader (2014-2020). Overeenkomstig artikel 170 van het VWEU worden in
elke sector nieuwe richtsnoeren voorgesteld, in lijn met de CEF. De herziene
richtsnoeren voor vervoer, energie en telecommunicatie enerzijds en de CEF
anderzijds vormen dus één coherent regelgevingspakket. Het voorbije decennium zijn de uitgaven voor
infrastructuur in Europa gestaag gedaald. Door de economische en financiële
crisis is er echter nieuwe belangstelling voor investeringen in infrastructuur.
Tijdens de economische crisis vormden gerichte investeringen in de vernieuwing of
aanleg van infrastructuur een belangrijk onderdeel van de stimulerings- en
herstelplannen op het niveau van de EU en de lidstaten, omdat ze de algemene
vraag doen toenemen en een rendement op lange termijn garanderen. De crisis
heeft in de eerste plaats aangetoond dat infrastructuur van cruciaal belang is
voor de economische toekomst van Europa. Zoals aangegeven in het Monti-verslag[3] is een
echt geïntegreerde interne markt niet mogelijk zonder naadloze verbindingen
tussen alle samenstellende onderdelen ervan. Vervoersverbindingen,
elektriciteitsnetwerken en breedbandnetwerken zijn van vitaal belang voor een
goed werkende, geïntegreerde economische ruimte en voor de sociale en
territoriale samenhang in die ruimte. De regelgeving en de markten worden steeds
meer geïntegreerd in de EU, recentelijk nog met de vaststelling en
inwerkingtreding van het derde liberaliseringspakket in de energiesector, maar
er is een gebrek aan grensoverschrijdende fysieke aansluitingen. Met name in de
nieuwe lidstaten zijn er ontbrekende aansluitingen, waardoor breuklijnen
ontstaan tussen het centrum en de periferie van de Europese Unie en waardoor de
verdere ontwikkeling van uitwisselingen binnen de EU of de groei van nieuwe
economische sectoren, zoals elektronische handel, wordt belemmerd. Er zijn
aanzienlijke behoeften aan investeringen vastgesteld. In de energiesector
worden in de voorgestelde verordening inzake richtsnoeren voor de
tenuitvoerlegging van prioritaire Europese energie-infrastructuur (hierna de
"richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur" genoemd)
twaalf prioritaire infrastructuurcorridors en -gebieden geïdentificeerd – vier
voor elke sector – alsook met betrekking tot gasvervoer, de uitrol van slimme
netwerken, elektriciteitssnelwegen en grensoverschrijdende
kooldioxidenetwerken. Tegen 2020 zijn ongeveer een triljoen aan investeringen
in het Europese energiesysteem nodig, waarvan naar schatting alleen al 200
miljard euro voor elektriciteits- en gasnetwerken van Europees belang. Van deze totale investering zou 100 miljard euro zonder
overheidsinterventie door de markt moeten worden opgebracht, terwijl voor de
andere 100 miljard euro overheidsingrijpen vereist is om via hefboomwerking de
noodzakelijke investeringen aan te trekken. In de
vervoerssector is een Europees 'kernnetwerk' geïdentificeerd op basis van een
pan-Europese planningsmethode. Dit kernnetwerk bestaat uit corridors waarlangs
vracht en passagiers efficiënt en met lage emissies kunnen worden vervoerd, en
maakt uitgebreid gebruik van bestaande infrastructuur. Door ontbrekende
aansluitingen te realiseren, knelpunten weg te werken en gebruik te maken van
efficiëntere diensten in multimodale combinaties, kunnen de meeste
vervoersstromen in de interne markt via dit kernnetwerk verlopen. De kosten om de
EU-infrastructuur af te stemmen op de vervoersvraag worden geraamd op meer dan
1,5 triljoen euro voor de periode 2010-2030 en voor het volledige
vervoersnetwerk van de EU-lidstaten. Voor de voltooiing van de trans-Europese
vervoersnetwerken is ongeveer 500 miljard euro nodig tegen 2020, waarvan 250
miljard euro voor het aanleggen van ontbrekende aansluitingen en het wegwerken
van knelpunten op het kernnetwerk. Voor de
telecommunicatienetwerken is een van de belangrijkste doelstellingen het
wegwerken van (digitale) knelpunten die de voltooiing van de digitale interne
markt in de weg staan. Dit vergt een algemene verbetering van het volledige
breedbandnetwerk en de oprichting van infrastructuurplatforms voor digitale
diensten die samenhangende digitale Europese overheidsdienstverlening mogelijk
maken. Digitale netwerken, zowel fysieke netwerken als netwerken die op
diensten zijn gebaseerd, zijn immers cruciale stimulansen voor slimme groei. Als onderdeel van de digitale agenda, moet elke Europeaan tegen 2013
toegang hebben tot basisbreedband en tegen 2020 tot snelle en ultrasnelle
breedband. In september 2010 heeft de Commissie aangegeven welke stappen nodig
zijn om de maximaal 270 miljard euro vrij te maken die nodig zijn om tegen 2020
alle Europese gezinnen en bedrijven toegang te geven tot ultrasnelle breedband.
In de huidige omstandigheden zal een gedeelte van deze investering door de
private sector moeten worden gedragen. Naar schatting zal hoogstens 270 miljard
euro aan investeringen nodig zijn om deze doelstellingen te verwezenlijken. Zonder optreden van de Unie wordt echter verwacht
dat de particuliere investeringen hoogstens 50 miljard euro zullen bedragen in
de periode tot 2020. Het tekort aan
investeringen bedraagt dus 220 miljard euro. Aangezien
de maatschappelijke voordelen van investeringen in digitale infrastructuur veel
groter zijn dan de particuliere investeringsstimulansen, is gericht
overheidsoptreden nodig om de markt te stimuleren. Uit de analyse
die de diensten van de Commissie ter voorbereiding van deze verordening hebben
uitgevoerd, blijkt dat de markt en de nationale begrotingen naar alle
verwachting een belangrijke rol zullen spelen bij de totstandbrenging van de
vereiste infrastructuur, via passende investeringen en prijsmechanismen, maar
dat sommige infrastructuurinvesteringen niet zullen worden gedaan of tot ver na
2020 zullen worden uitgesteld als de EU geen actie onderneemt. In het volgende meerjarig
financieel kader is dus behoefte aan een aanzienlijke bijdrage uit de
EU-begroting om te garanderen dat de prioritaire EU-infrastructuur ook
daadwerkelijk wordt gebouwd. Om het effect van de EU-begrotingsmiddelen te
vergroten, stelt de Commissie voor om systematischer gebruik te maken van
innovatieve financiële instrumenten om een alternatief te bieden voor de
traditionele subsidies en om financieringstekorten voor strategische
investeringen op te vullen. Een belangrijk kenmerk van innovatieve financiële
instrumenten is dat ze een sterker multiplicatoreffect op de EU-begroting
hebben dan traditionele instrumenten omdat ze andere publieke en private
investeringen in projecten van EU-belang vergemakkelijken en aantrekken. Door
hun hefboomwerking vergroten ze dus de impact van de EU-begroting. Voortbouwende op de ervaring met de financiële
instrumenten onder het huidige financiële kader, die in samenwerking met de
Europese Investeringsbank (EIB) zijn opgesteld, zoals het
leninggarantie-instrument voor projecten van het trans-Europese
vervoersnetwerk, stelt de Commissie voor om een aanzienlijk deel van haar
interventies in de CEF ten uitvoer te leggen via financiële instrumenten. Met
name het Europa 2020-initiatief inzake EU-projectobligaties[4] zal
worden gebruikt om investeringen aan te trekken voor infrastructuurprojecten
van strategisch Europees belang. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGINGEN VAN DE
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING 2.1 Raadpleging
en deskundigenadvies Deze verordening
is gebaseerd op een uitgebreide raadpleging van belanghebbenden,
EU-instellingen en -organen, lidstaten, regionale of lokale autoriteiten,
sociale en economische partners, academische deskundigen en internationale
instellingen. De resultaten van de tussentijdse evaluaties van de programma's
voor de periode 2007-2013 en een breed gamma aan studies en deskundigenadvies
zijn als input gebruikt. Voor de drie sectoren hebben de
belanghebbenden onder meer op de volgende punten gewezen: Uit de raadpleging is gebleken dat er een ruime
consensus bestaat over het feit dat meer EU-steun nodig is om de ontwikkeling
van infrastructuur met Europese toegevoegde waarde te versnellen. De belanghebbenden hebben een oproep gedaan om
meer EU-financiering vrij te maken voor beleidsdoelstellingen inzake de
trans-Europese netwerken, bijvoorbeeld via grotere coördinatie tussen verschillende
financiële instrumenten, namelijk het Cohesiefonds en het Europees fonds voor
regionale ontwikkeling, de programma's voor de trans-Europese netwerken en de
interventies van de EIB. De belanghebbenden beschouwen de verruiming van
de portefeuille aan beschikbare financiële instrumenten als een middel om de
steun beter af te stemmen op de specifieke behoeften van een project, zodat het
project effectief kan worden gestructureerd en nieuwe investeerders kunnen
worden aangetrokken. Het geplande initiatief inzake EU-projectobligaties is met
name geschikt voor grotere investeringen in het kader van de CEF. 2.2 Effectbeoordeling
Tijdens de
effectbeoordeling van de voorgestelde verordening zijn de opties voor de
tenuitvoerlegging van de CEF als beleidsinitiatief beoordeeld, d.w.z. de opties
betreffende de definitie van de operationele regels voor de CEF. Het
uitgangspunt van de effectbeoordeling was de overkoepelende doelstelling van de
CEF, zoals voorgesteld in de mededeling inzake het meerjarig financieel kader
"Een begroting voor Europa 2020"[5], namelijk de ontwikkeling versnellen van de
infrastructuur die de EU nodig heeft om de doelstelling van de Europa
2020-strategie en de "20-20-20"-doelstellingen inzake energie en
klimaatverandering te verwezenlijken, en van evaluatiestudies van lopende
EU-programma's die financiële steun verlenen ter ondersteuning van de
ontwikkeling van de TEN. Bij de
beoordeling van het effect van de mogelijke beleidsopties is in de eerste
plaats gekeken naar de manier waarop twee belangrijke specifieke doelstellingen
op de meeste effectieve, efficiënte en coherente wijze worden verwezenlijkt: 1) het
hefboomeffect van EU-fondsen vergroten, door financieringswijzen, -methoden en ‑regels
te definiëren die zorgen voor een zo groot mogelijke hefboomwerking bij het
aantrekken van publieke en particuliere investeringen voor projecten met een
Europese en internemarktdimensie, met name prioritaire netwerken die tegen 2020
moeten worden voltooid en die de grootste Europese toegevoegde waarde
opleveren, inclusief - voor zover van toepassing - de netwerken die in derde
landen moeten worden aangelegd. 2) ervoor zorgen
dat projecten waarvoor de EU medefinanciering verstrekt tijdig worden
opgeleverd, door toezichts- en beoordelingsmechanismen op te stellen die
prestaties belonen en niet-effectief gebruik van EU-fondsen bestraffen. Tegelijk moest
bij de beoordeling van de beleidsopties rekening worden gehouden met twee
daarmee verband houdende overkoepelende beleidsdoelstellingen van de Unie: enerzijds
de verwezenlijking van de sectorspecifieke beleidsdoelstellingen op het gebied
van infrastructuur, zoals gedefinieerd in de artikelen 170 en 171 van het VWEU,
en anderzijds de vereenvoudiging van de EU-financieringsregels door synergieën
binnen en tussen sectoren te benutten, hetgeen de Commissie zich vast heeft
voorgenomen[6].
Aangezien deze twee beleidsdoelstellingen echter niet volledig verenigbaar
zijn, was het zoeken naar een passend evenwicht tussen de samenhang met de
sectorale beleidsdoelstellingen en de maximalisering van synergieën een
kernbeginsel bij de beoordeling van de opties voor de definitie van de
operationele regels voor de CEF. Aanvankelijk werden negen belangrijke
beleidsalternatieven in overweging genomen, uitgaande van de hoofdreden waarom
de Commissie heeft besloten om de oprichting van de Connecting Europe Facility
voor te stellen, namelijk het bestaande EU-financieringskader vereenvoudigen
door sectorale synergieën te benutten. De beleidsalternatieven waren gebaseerd
op combinaties van scenario's die overeenstemmen met drie basisopties voor de
vereenvoudiging van de financiële regels, namelijk minimale, maximale en
variabele ("à la carte") harmonisering van sectorale regels, op de
twee beleidsgebieden die overeenstemmen met de twee eerder gedefinieerde
belangrijkste specifieke doelstellingen: hefboomwerking uitoefenen op de
investeringen en het programma ten uitvoer leggen. Het gamma aan opties
situeerde zich dus tussen twee uitersten. Het ene uiterste was een minimale
harmonisering van zowel het hefboomeffect op de investeringen als de regels
voor tenuitvoerlegging van het programma, hetgeen zou leiden tot een situatie
waarin voor elke sector volledig verschillende, specifieke regels en
mechanismen voor het verlenen van financiële EU-steun in het kader van de CEF
zouden worden opgesteld. Het andere uiterste was de beleidsoptie die wordt
gekenmerkt door maximale harmonisering van zowel het hefboomeffect op de
investeringen als de regels voor de tenuitvoerlegging van het programma, hetgeen
zou leiden tot een situatie waarin voor de drie sectoren gemeenschappelijke
financiële regels voor het gebruik van fondsen in het kader van de CEF en
mechanismen voor het beheer van het programma zouden worden opgesteld. De
resterende opties houden het midden tussen deze twee uitersten, en leiden tot
een situatie waarin sectoren bepaalde regels en mechanismen delen, maar voor
het overige gebruik maken van sectorspecifieke regels, m.a.w. een combinatie
van maximale of variabele harmonisering van regels op één gebied van het
beleidsoptreden, en variabele of minimale harmonisering van de sectorale regels
op het andere gebied. De beoordeling van
het effect van deze beleidsopties, getoetst aan de eerder vermelde
doelstellingen, heeft geleid tot de conclusie dat twee van de overwogen opties
de meeste garanties bieden dat de CEF, aan de hand van de operationele regels
ervan, zal zorgen voor een versnelde ontwikkeling van infrastructuur van
EU-belang: - de beleidsoptie
waarbij de harmonisering van de regels variabel is, d.w.z. met een aantal
gemeenschappelijke en een aantal sectorspecifieke regels, zowel wat de
hefboomwerking van investeringen als de tenuitvoerlegging van het programma
betreft, zou de beste optie zijn vanuit het oogpunt van de samenhang met alle relevante
EU-beleidsdoelstellingen; - de beleidsoptie met
een variabele harmonisering van de regels voor de hefboomwerking van
investeringen en een maximale harmonisering van de regels voor de
tenuitvoerlegging van het programma zou dan weer het efficiëntst zijn vanuit
het oogpunt van de kosten. De tweede optie kan
op langere termijn echter een negatief effect hebben op het vermogen om te
reageren op sectorspecifieke situaties, met name wat de programmering van
fondsen betreft, waardoor de oorspronkelijke kostenbesparing op langere termijn
kan worden tenietgedaan. Daarom werd uiteindelijk besloten dat een bepaalde
mate van sectorale flexibiliteit, ook bij het definiëren van de CEF-regels voor
de tenuitvoerlegging van het programma, de beste optie is om te garanderen dat
de doelstellingen van de CEF worden verwezenlijkt. De in deze verordening uiteengezette
bepalingen inzake het gebruik van fondsen in het kader van de CEF zijn
gebaseerd op de overwegingen en conclusies van de bovenvermelde
effectbeoordeling. 2.3 Toegevoegde
waarde van de CEF voor de EU Uit het overleg met belanghebbende partijen en
de analyse in het kader van de effectbeoordeling is duidelijk gebleken dat de
CEF, als gemeenschappelijk financieringskader, een viervoudige toegevoegde
waarde heeft: (1)
Een gemeenschappelijk kader leidt tot de
vereenvoudiging van het EU-rechtskader voor de financiering van
TEN-infrastructuur. Het zorgt voor een coherente aanpak van
EU-projectfinanciering in de drie sectoren. (2)
Tegelijk zou een eengemaakt financieel kader en
fonds voor EU-infrastructuur zorgen voor een coherente en transparante
benadering van de EU-financiering, hetgeen zekerheid zou verschaffen en dus een
groot potentieel heeft om meer particuliere financiering aan te trekken. Er
zouden financiële instrumenten beschikbaar zijn op gecentraliseerde en
gecoördineerde wijze, waardoor particuliere investeerders en financiële
partnerinstellingen over de brug kunnen worden getrokken en de effectiviteit
van de relaties met deze investeerders en instellingen kan worden verbeterd. (3)
Door de steeds grotere onderlinge afhankelijkheid
tussen economische infrastructuurprojecten, netwerken en sectoren zouden
bovendien schaalvoordelen kunnen worden gerealiseerd. Een geïntegreerd
financieringskader voor EU-infrastructuur kan het mogelijk maken
sectoroverschrijdende synergieën te benutten bij de ontwikkeling en uitvoering
van projecten, met kostenbesparingen en/of efficiëntere exploitatie en hogere
winsten tot gevolg. (4)
Ten slotte zou een gemeenschappelijk kader het
mogelijk maken lessen te trekken en beste praktijken te delen tussen de
betrokken sectoren, waardoor de effectiviteit en efficiëntie van de
EU-financiering in alle sectoren toeneemt. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL De trans-Europese
netwerken vallen onder artikel 170 van het VWEU, waarin bepaald is dat "de
Unie bijdraagt tot de totstandbrenging en ontwikkeling van trans-Europese
netwerken op het gebied van vervoers-, telecommunicatie- en
energie-infrastructuur". Het recht van de EU om financiering te verlenen
voor infrastructuur is vastgesteld in artikel 171, waarin bepaald is dat
"de Unie steun kan verlenen aan door de lidstaten gesteunde projecten van
gemeenschappelijk belang, (…) met name in de vorm van uitvoerbaarheidsstudies,
garanties voor leningen, of rentesubsidies." In artikel 172 van het VWEU
is als volgt bepaald: "De in artikel 171, lid 1, bedoelde richtsnoeren en
andere maatregelen worden door het Europees Parlement en de Raad vastgesteld
volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en
Sociaal Comité en het Comité van de Regio's." In de evaluatie
van de EU-begroting heeft de Commissie benadrukt dat het belangrijk is de
EU-begroting te gebruiken om "lacunes op te vullen die niet door nationaal
beleid kunnen worden verholpen; het meest voor de hand liggend is het aanpakken
van grensoverschrijdende knelpunten in sectoren zoals infrastructuur,
mobiliteit, territoriale samenhang (…),waar die lacunes anders de belangen van
de EU als geheel zouden schaden"[7].
De lidstaten hebben de neiging om bij de planning en financiering van
infrastructuur prioriteit te geven aan projecten die in de eerste plaats van
nationaal belang zijn; dit zijn niet noodzakelijk grensoverschrijdende
projecten die een hogere toegevoegde waarde voor de burgers opleveren op
EU-schaal[8].
De geaggregeerde uitgaven van de EU en de lidstaten moeten efficiënt zijn,
ervoor zorgen dat de investeringen op passende schaal plaatsvinden en
synergieën bevorderen. Het
wetgevingsinstrument en het type maatregel (bv. financiering) worden allebei
gedefinieerd in het VWEU, dat de rechtsgrondslag voor de CEF vormt, en waarin
wordt verklaard dat de taken, de prioritaire doelstellingen en de organisatie
van de trans-Europese netwerken bij verordeningen kunnen worden vastgesteld. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Het voorstel van
de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader omvat 50 miljard euro[9] voor de
periode 2014-2020, waarvan 10 miljard euro in het Cohesiefonds is gereserveerd
voor vervoersinfrastructuur. CEF || 40 miljard euro · Energie || 9,1 miljard euro · Vervoer || 21,7 miljard euro · Telecommunicatie/digitale netwerken || 9,2 miljard euro Voor vervoersinfrastructuur gereserveerde bedragen in het Cohesiefonds || 10 miljard euro Totaal || 50 miljard euro Uit de ervaring met het huidige financiële
kader is gebleken dat veel lidstaten die in aanmerking komen voor bijdragen uit
het Cohesiefonds het moeilijk hebben om complexe grensoverschrijdende projecten
voor vervoersinfrastructuur te ontwerpen en uit te voeren. Daarom stelt de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader
voor dat het Cohesiefonds aan lidstaten waarvan het bruto nationaal inkomen
(BNI) per inwoner minder dan 90% van het gemiddelde van de EU‑27 bedraagt
steun blijft verstrekken voor investeringen in trans-Europese vervoersnetwerken
en het milieu, maar dat in die lidstaten een gedeelte van de steun uit het
Cohesiefonds (10 miljard euro) wordt voorbehouden voor de financiering van
vervoersprojecten die deel uitmaken van het kernnetwerk, in het kader van de
Connecting Europe Facility. 5. SAMENVATTING VAN DE INHOUD VAN DE
VERORDENING 5.1 Eén
kader voor investeringen in EU-infrastructuurprioriteiten Ervaringen uit het verleden met de
financiering van infrastructuur via de TEN-kaders, het Europees economisch
herstelplan (EERP) en de Cohesie- en Structuurfondsen heeft aangetoond dat de
EU een toevoegde waarde kan geven aan infrastructuur. De belanghebbenden zijn
unaniem van mening dat Europa bij ongewijzigd beleid niet in staat zal zijn om
tijdig de investeringen aan te trekken die nodig zijn om zijn
infrastructuurnetwerken te moderniseren en ontbrekende aansluitingen te
realiseren. Door de financiële crisis hebben de
overheidsbegrotingen van de lidstaten problemen met de noodzakelijke fiscale
consolidering. Vaak wordt sterk gesnoeid in de uitgaven, waarbij ook
investeringen in infrastructuurprojecten worden opgeschort of uitgesteld.
Tegelijk is het onzeker of investeringen uit particuliere bronnen dit tekort
zullen opvullen. Naast de financiële problemen wordt de uitvoering van
noodzakelijke infrastructuurprojecten ook vertraagd of belemmerd door
regelgevende obstakels. Tegen deze achtergrond lijkt het huidige EU-kader voor
de financiering van infrastructuur niet in staat een effectieve oplossing te
bieden. De financiering is te sterk versnipperd tussen teveel programma's,
hetgeen de volledige benutting van synergieën tussen programma's en sectoren
verhindert. De Commissie heeft de volgende doelstellingen
nagestreefd bij de herziening van haar strategie voor de financiering van
infrastructuur: ·
zorgen voor kosteneffectieve en tijdige
tenuitvoerlegging van de prioritaire netwerkinfrastructuur in de sectoren
energie, vervoer en ICT, zoals vastgesteld in het energie-infrastructuurpakket,
het witboek voor concurrerend en duurzaam vervoer[10] en de
digitale agenda voor Europa; ·
de synergieën tussen de energie-, vervoers- en
ICT-programma's maximaliseren, zodat de financiering overeenstemt met een
coherente beleidsstrategie en de projecten worden geselecteerd op basis van
duidelijke geharmoniseerde criteria; ·
ervoor zorgen dat de EU-fondsen beter in staat zijn
om andere publieke of particuliere middelen aan te trekken, zodat de totale
middelen volstaan om tegemoet te komen aan de geraamde investeringsbehoeften
tot 2020; ·
zorgen voor een optimale selectie, follow-up en
monitoring van projecten, zodat de EU-financiering gericht is, het grootst
mogelijke effect oplevert en op de meest effectieve wijze wordt gespendeerd. Het argument voor een gemeenschappelijke
rechtsgrondslag voor het verlenen van financiële steun in drie verschillende
sectoren met verschillende beleidskaders is dat dit de kans biedt om profijt te
trekken van synergieën tussen deze sectoren, die voortvloeien uit
gemeenschappelijke problemen met de financiering van de verwezenlijking van
voor het overige sterk uiteenlopende beleidsdoelstellingen. Een
gemeenschappelijk kader levert een drievoudige toegevoegde waarde op. Het leidt tot de vereenvoudiging van het
EU-rechtskader voor de financiering van TEN-infrastructuur. Het zorgt voor een
coherente aanpak van EU-projectfinanciering in de drie sectoren. Zoals eerder
al aangegeven is het kader voor EU-steun voor infrastructuur momenteel
behoorlijk complex, met name door het aantal en de heterogeniteit van de
bestaande EU-wetteksten. Vereenvoudiging van de regels is een van de
kernwoorden van de door de Commissie voorgestelde nieuwe benadering voor
EU-begrotingsuitgaven. Tegelijk zou een eengemaakt financieel kader
en fonds voor EU-infrastructuur zorgen voor een coherente en transparante
benadering van de EU-financiering, hetgeen zekerheid zou verschaffen en dus een
groot potentieel heeft om meer particuliere financiering aan te trekken. Er
zouden financiële instrumenten beschikbaar zijn op gecentraliseerde en
gecoördineerde wijze, waardoor particuliere investeerders en financiële
partnerinstellingen over de brug kunnen worden getrokken en de effectiviteit
van de relaties met deze investeerders en instellingen kan worden verbeterd. Door de steeds grotere onderlinge
afhankelijkheid tussen economische infrastructuurprojecten, netwerken en
sectoren zouden bovendien schaalvoordelen kunnen worden gerealiseerd. Een
geïntegreerd financieringskader voor EU-infrastructuur zou het mogelijk maken
sectoroverschrijdende synergieën te benutten bij de ontwikkeling en uitvoering
van projecten, met kostenbesparingen en/of efficiëntere exploitatie en hogere
winsten tot gevolg. Ten slotte zou een gemeenschappelijk kader het
mogelijk maken lessen te trekken en beste praktijken te delen tussen de betrokken
sectoren, waardoor de effectiviteit en efficiëntie van de EU-financiering in
alle sectoren toeneemt. 5.2 Vereenvoudigingsmaatregelen
en samenhang met bestaande regels Vereenvoudiging van de regels is een van de
kernwoorden van de door de Commissie voorgestelde nieuwe benadering voor
EU-begrotingsuitgaven. Het gemeenschappelijke CEF-kader leidt tot de
vereenvoudiging van het EU-rechtskader voor de financiering van
TEN-infrastructuur. De EU-projectfinanciering in de sectoren vervoer, energie
en digitale netwerken wordt geregeld in één wettekst. Hoewel de sectoren technologisch, financieel
en qua regelgeving verschillend zijn, vertonen ze toch voldoende
gemeenschappelijke kenmerken om een echte verbetering te kunnen voorstellen in
vergelijking met de bestaande, van elkaar verschillende instrumenten. Tegelijk
worden in het voorstel specifieke regels vastgesteld die moeten worden gevolgd
met het oog op de algemene doelstelling van de CEF: de stroom van EU-geld
versnellen en beter afstemmen op belangrijke infrastructuurprojecten van
EU-belang. De
onderhavige tekst zorgt voor vereenvoudiging, met name door: ·
de indicatoren af te stemmen op de doelstellingen
van de Europa 2020-strategie; ·
flexibiliteit bij de begrotingstoewijzingen; ·
gecentraliseerd beheer voor de drie sectoren,
eventueel via tenuitvoerlegging door een uitvoerend agentschap; ·
gemeenschappelijke financieringsinstrumenten; ·
gemeenschappelijke gunningscriteria; ·
gemeenschappelijke voorwaarden voor financiële
steun; ·
grotere zichtbaarheid dankzij gemeenschappelijke
jaarlijkse werkprogramma's (belangrijk voor de sectoren) en een
gemeenschappelijk comité (belangrijk voor de lidstaten). Voorts wordt de volledige samenhang met het
huidige en toekomstige Financieel Reglement gegarandeerd. De voorziene uitzonderingen
vinden hun rechtsgrond in aanverwante wetteksten of zijn gebaseerd op
precedenten. 5.3 Sterkere
nadruk op financiële instrumenten De CEF zal de
directe steun van de EU aanvullen met financiële instrumenten om het effect van
de financiering zo groot mogelijk te maken. Via het grote multiplicatoreffect
van financiële instrumenten (tot 1:15 of zelfs 1:20) wordt de toegang tot
kapitaal voor de aanzienlijke investeringsbehoeften vergemakkelijkt. Samen met
de succesvolle opname van rechtstreekse EU-steun (zie de ervaringen met het
Europese plan voor energieterugwinning (EERP) en het TEN-T-programma), zal het
toegenomen gebruik van financiële instrumenten aanzienlijk bijdragen tot een
beperking van de risico's voor projectpromotoren en derhalve garanderen dat
projecten van gemeenschappelijk belang worden uitgevoerd. Voorts komt het
erop aan een klimaat te creëren dat bevorderlijk is voor particuliere
investeringen en instrumenten te ontwikkelen die aantrekkelijke vehikels zijn
voor gespecialiseerde investeerders in infrastructuur. Dergelijke vehikels zijn
het efficiëntst als ze gericht zijn op het beperken van de risico's door
diversificatie van de portefeuille van potentiële projecten. De diversificatie
is maximaal wanneer wordt gemikt op meerdere sectoren in een groot aantal
landen. De kans op succes is het grootst wanneer dit gebeurt op Europees niveau
en op basis van duidelijk afgebakende corridors en gerichte investeringen. De meeste financiële instrumenten moeten dan ook
gemeenschappelijk zijn voor alle sectoren, maar het is niet uitgesloten dat
bepaalde financiële instrumenten worden ontwikkeld om tegemoet te komen aan de
specifieke behoeften van een individuele sector. Op basis van de
analyse die tijdens de voorbereidende fase van deze verordening is uitgevoerd,
zijn de diensten van de Commissie van mening dat de financiële steun voor
breedband hoofdzakelijk afkomstig zal zijn van financiële instrumenten, maar
dat voor vervoer en energie respectievelijk hoogstens 2 en 1 miljard euro aan
middelen uit de EU-begroting nodig zullen zijn voor financiële instrumenten. Deze ramingen mogen niet als bindende maxima worden
opgevat, aangezien het volume van EU-financiering voor financiële instrumenten
elk jaar wordt aangepast op basis van een beoordeling van de projecten die in
de pijplijn zitten; deze beoordeling wordt uitgevoerd door financiële
tussenpersonen (bv. de EIB in het geval van projectobligaties). 5.4 De
Connecting Europe Facility in de context van het volgende meerjarig financieel
kader De Connecting Europe Facility zal een
essentieel onderdeel vormen van een EU-groeiagenda, die gericht is op het
vergroten van het EU-groeipotentieel op lange termijn. De Facility wordt
gecoördineerd met de andere tussenkomsten uit de EU-begroting, zoals
"Horizon 2020", het Cohesiefonds en de Structuurfondsen. Wat de coördinatie met Horizon 2020 betreft,
is het noodzakelijk te zorgen voor complementariteit en mogelijke overlappingen
te vermijden. Het is ook belangrijk dat de coördinatie tussen de CEF en Horizon
2020 ervoor zorgt dat de onderzoeks- en innovatieketen die tot de realisatie
van infrastructuur leidt, niet wordt onderbroken. Dit is met name van kritiek
belang op een ogenblik dat significante technologische doorbraken op het gebied
van vervoer, energie en ICT nodig zijn om de EU te helpen bij het
verwezenlijken van haar ambitieuze doelstellingen van de Europa 2020-strategie.
Alle steun aan onderzoeks- en innovatieactiviteiten via financiële instrumenten
wordt ten uitvoer gelegd via financiële instrumenten die verband houden met
Horizon 2020. Wat het verband met de Cohesie- en
Structuurfondsen betreft, worden het gemeenschappelijke strategische kader van
het cohesiebeleid en de partnerschapsovereenkomsten met lidstaten nauwgezet
gecoördineerd met het beleidskader in de sectoren vervoer, energie en
telecommunicatie. De respectieve richtsnoeren gaan ervan uit dat de Cohesie- en
Structuurfondsen de lokale en regionale infrastructuur en de aansluiting ervan
op de prioritaire EU-infrastructuur tot stand brengen, zodat alle burgers in de
hele EU met elkaar worden verbonden. Bovendien zal de
Connecting Europe Facility centraal worden beheerd en gebruik maken van
bedragen uit het Cohesiefonds die voor vervoer zijn gereserveerd (10 miljard euro
in prijzen van 2011). Bij de toewijzing van de 10 miljard euro wordt de grootst
mogelijke prioriteit gegeven aan projecten die de nationale toewijzingen uit
het Cohesiefonds in acht nemen. Bovendien wordt deze 10 miljard euro
voorbehouden aan lidstaten die in aanmerking komen voor het Cohesiefonds en
worden de percentages van de medefinanciering uit de EU-begroting vastgesteld
op hetzelfde niveau als het Cohesiefonds. 2011/0302 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van de Connecting Europe
Facility HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 172, Gezien het voorstel van de Europese Commissie[11], Na toezending van het voorstel aan de nationale
parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[12], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[13], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De vaststelling van de Connecting Europe Facility
zal zorgen voor maximaal groeipotentieel door synergieën tussen het vervoers-,
energie- en telecommunicatiebeleid en de uitvoering ervan te benutten, waardoor
de efficiëntie van het EU-optreden toeneemt. (2)
De goede werking van de interne markt hangt af van
moderne, hoogperformante infrastructuur die zorgt voor vervoers-, energie- en
telecommunicatieverbindingen tussen de lidstaten. Deze
groeibevorderende verbindingen zorgen voor betere toegang tot de interne markt
en vergroten zo de concurrentiekracht van de markteconomie, hetgeen in de lijn
ligt van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie[14]. (3)
De vaststelling van de Connecting Europe Facility
heeft tot doel de investeringen in trans-Europese netwerken te versnellen en
via een hefboomeffect financiële middelen uit de publieke en particuliere
sector aan te trekken. (4)
De uitbouw van efficiënte netwerken van vervoers-
en energie-infrastructuur is een van de twaalf kernacties die de Commissie
heeft vastgesteld in haar mededeling over een akte voor de interne markt[15]. (5)
De Commissie heeft zich ertoe verbonden om
klimaatverandering als een van de kernthema's in de EU-uitgavenprogramma's op
te nemen en om minstens 20% van de EU-begroting te gebruiken voor de
verwezenlijking van doelstellingen die verband houden met het klimaat. Het is belangrijk dat de bestrijding van en
aanpassing aan klimaatverandering, alsook risicopreventie en -beheer, worden
gestimuleerd bij het voorbereiden, ontwerpen en uitvoeren van projecten van
gemeenschappelijk belang. Infrastructuurinvesteringen
die onder deze verordening vallen, moeten bijdragen tot de overgang naar een
koolstofarme en klimaat- en rampenbestendige economie en maatschappij. (6)
In zijn resolutie van 8 juni 2011 "Investeren
in de toekomst: een nieuw meerjarig financieel kader (MFK) voor een
concurrerend, duurzaam en integratiegericht Europa" heeft het Europees
Parlement benadrukt dat het belangrijk is de digitale agenda van de Unie snel
uit te voeren en de inspanningen voort te zetten om tegen 2020
hogesnelheidsinternet ter beschikking te stellen van alle EU-burgers, ook in
minder ontwikkelde gebieden[16]. Het Parlement benadrukte ook dat investeringen in
effectieve vervoersinfrastructuur een sleutelrol spelen om het
concurrentievermogen van Europa te beschermen en de weg te bereiden voor
langdurige economische groei, eens de crisis voorbij is, en dat het
trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) van vitaal belang is om de goede werking
van de interne markt te garanderen en grote toegevoegde waarde voor de Unie te
creëren. Het Parlement verklaarde ervan
overtuigd te zijn dat het TEN-T een kernprioriteit van het nieuwe meerjarig
financieel kader moet zijn en dat een verhoging van de TEN-T-fondsen in dit
nieuwe meerjarig financieel kader noodzakelijk is. Bovendien
benadrukte het Parlement dat het effect van de EU-financiering zo groot
mogelijk moet zijn, dat de mogelijkheden van de Cohesie- en Structuurfondsen en
de financiële instrumenten om belangrijke nationale en grensoverschrijdende
prioritaire Europese projecten voor energie-infrastructuur te financieren,
moeten worden gemaximaliseerd, en dat er behoefte is aan een aanzienlijke
bijdrage uit de EU-begroting voor financiële instrumenten op dit gebied. (7)
Op 28 maart 2011 heeft de Commissie het witboek
"Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een
concurrerend en zuinig vervoerssysteem"[17] vastgesteld. Het
doel van dit witboek is de broeikasgasemissies van de vervoerssector met
minstens 60% te doen dalen tegen 2050, in vergelijking met 1990. Wat infrastructuur betreft, streeft het witboek
ernaar tegen 2030 in de hele EU een volledig functioneel en gebiedsdekkend
multimodaal TEN-T-kernnetwerk tot stand te brengen. Het
witboek heeft ook tot doel de prestaties van multimodale logistieke ketens te
verbeteren, onder meer door een groter gebruik van energie-efficiëntere
vervoerswijzen Daarom zijn in het witboek de
volgende relevante doelstellingen voor het TEN-T-beleid vastgesteld: tegen 2030 moet 30% van het vrachtvervoer over de
weg over een afstand van meer dan 300 km verschuiven naar andere
vervoerswijzen, en tegen 2050 meer dan 50%; de
lengte van het bestaande hogesnelheidsspoornet moet verdrievoudigen tegen 2030
en tegen 2050 moet het grootste gedeelte van het passagiersvervoer over
middellange afstanden over het spoor verlopen; tegen
2050 moeten alle luchthavens uit het kernnetwerk verbonden zijn met het
spoornet, en alle zeehavens met het netwerk voor vrachtvervoer per spoor en,
voor zover mogelijk, met de binnenwateren. (8)
Op 6 juli 2010 heeft het Europees Parlement in zijn
resolutie inzake een duurzame toekomst voor het vervoer[18]
benadrukt dat een efficiënt vervoersbeleid een financieel kader vergt dat is
aangepast aan de uitdagingen en dat de huidige middelen voor vervoer en
mobiliteit derhalve moeten worden verhoogd; het
Parlement vond het voorts noodzakelijk een faciliteit op te richten ter
coördinatie van het gebruik van verschillende bronnen van vervoersfinanciering,
kredieten die beschikbaar zijn in het kader van het cohesiebeleid,
publiekprivate partnerschappen (PPP's) of andere financiële instrumenten zoals
waarborgen. (9)
In zijn conclusies van 11 juni 2009 betreffende de
evaluatie van het TEN-T-beleid[19]
heeft de Raad Vervoer, telecommunicatie en energie nogmaals bevestigd dat
blijvende investeringen moeten worden gedaan in de vervoersinfrastructuur om de
goede ontwikkeling van de TEN-T in alle vervoerswijzen te garanderen, als basis
voor de interne markt en concurrentiekracht en voor de economische, sociale en
territoriale samenhang van de Unie en haar banden met naburige landen, waarbij
de nadruk moet liggen op de toegevoegde waarde voor Europa. De Raad benadrukte dat de Unie de nodige financiële
middelen moet vrijmaken om investeringen in TEN-T-projecten te stimuleren en,
met name, dat de financiële steun uit de TEN-T-begroting moet worden besteed
aan de prioritaire projecten met relevante grensoverschrijdende delen, die ook
na 2013 verder ten uitvoer zullen worden gelegd binnen de institutionele
beperkingen van het financieel programmeringskader. De
Raad was van mening dat in deze context publiekprivate partnerschappen verder
moeten worden ontwikkeld en ondersteund, voor zover van toepassing. (10)
Op basis van de doelstellingen die in het witboek
zijn vastgelegd, wordt in de TEN-T-richtsnoeren, zoals vastgesteld in
Verordening (EU) nr. XXX/2012 van het Europees Parlement en de Raad van …[20], de
infrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk geïdentificeerd, de eisen
gespecificeerd waaraan deze infrastructuur moet voldoen en maatregelen
vastgesteld voor de tenuitvoerlegging ervan. De
richtsnoeren voorzien met name in de voltooiing van het kernnetwerk tegen 2030. (11)
Op basis van een analyse van de plannen van de
lidstaten op het gebied van vervoersinfrastructuur raamt de Commissie dat de
investeringsbehoefte in het vervoer 500 miljard euro bedraagt voor het
volledige TEN-T-netwerk in de periode 2014-2020, waarvan naar schatting 250
miljard euro nodig is voor investeringen in het kernnetwerk. Gezien de beschikbare middelen op EU-niveau is het
nodig de investeringen toe te spitsen op de projecten met de hoogste Europese
toegevoegde waarde, wil men het gewenste effect bereiken. De steun moet daarom in de eerste plaats naar het
kernnetwerk gaan (met name de corridors van het kernnetwerk) en naar de
projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van verkeersbeheersystemen
(met name de systemen voor luchtverkeersbeheer die voortvloeien uit SESAR en
waarvoor ongeveer 3 miljard euro aan EU-begrotingsmiddelen nodig is). (12)
In het kader van de TEN-T-beleidsevaluatie die in
februari 2009 op gang is gebracht, is een gerichte deskundigengroep opgericht
om de Commissie te ondersteunen en om de financieringsstrategie en
-vooruitzichten voor het TEN-T te onderzoeken. Deze
deskundigengroep nr. 5 maakte gebruik van de ervaring van externe deskundigen
op diverse domeinen: infrastructuurbeheerders,
infrastructuurplanners, nationale, regionale en lokale vertegenwoordigers,
milieudeskundigen, academici en vertegenwoordigers van de particuliere sector. Het eindverslag van deskundigengroep nr. 5[21], dat in
juli 2010 is vastgesteld, bevat 40 aanbevelingen, waarvan sommige in aanmerking
zijn genomen in dit voorstel. (13)
Uit de ervaring met het huidige financiële kader is
gebleken dat veel lidstaten die in aanmerking komen voor het Cohesiefonds
geconfronteerd worden met grote hinderpalen om complexe grensoverschrijdende
projecten voor vervoersinfrastructuur met een hoge toegevoegde waarde voor de
EU tijdig uit te voeren. Om de oplevering van
vervoersprojecten, met name grensoverschrijdende projecten met een hoge toegevoegde
waarde voor de Unie, te verbeteren, moet een deel van de kredieten uit het
Cohesiefonds (10 miljard euro[22])
worden overgedragen om in het kader van de Connecting Europe Facility
vervoersprojecten te financieren die deel uitmaken van het kernnetwerk in de
lidstaten die in aanmerking komen voor het Cohesiefonds. De Commissie moet de
lidstaten die in aanmerking komen voor het Cohesiefonds aansporen om een
geschikte reeks projecten te plannen teneinde de grootst mogelijk prioriteit te
geven aan de nationale toewijzingen in het kader van het Cohesiefonds. (14)
In haar mededeling "Prioriteiten voor
energie-infrastructuurprojecten voor 2020 en verder - Een blauwdruk voor een
Europees geïntegreerd energienetwerk", die in november 2010 is vastgesteld[23], heeft
de Commissie de prioritaire corridors vastgesteld die nodig zijn om de EU in
staat te stellen haar ambitieuze energie- en klimaatdoelstellingen voor 2020 te
verwezenlijken, namelijk de voltooiing van de interne energiemarkt,
voorzieningszekerheid, de integratie van hernieuwbare energiebronnen en de
voorbereiding van de netten voor het verder koolstofvrij maken van het
energiesysteem na 2020. (15)
Er zijn grote investeringen nodig om Europa's
energie-infrastructuur te moderniseren en uit te breiden en om netten over de
grenzen heen met elkaar te verbinden, teneinde energie- en
klimaatdoelstellingen van de EU, namelijk concurrentiekracht, duurzaamheid en
voorzieningszekerheid, op kosteneffectieve wijze te verwezenlijken. De geraamde investeringsbehoefte in energie-infrastructuur
tot 2020 bedraagt 1 triljoen euro, waarvan ongeveer 200 miljard euro in
transmissie- en opslaginfrastructuur voor elektriciteit en gas die van Europees
belang wordt geacht. Het risico bestaat dat
ongeveer 100 miljard euro aan investeringen in projecten van Europees belang
niet wordt gedaan door hinderpalen die te maken hebben met vergunningen,
regelgeving en financiering. (16)
De dringende behoefte om de energie-infrastructuur
van de toekomst te bouwen en de aanzienlijke toename van de investeringsvolumes
in vergelijking met tendensen uit het verleden, vergen een radicale verandering
in de manier waarop energie-infrastructuur op EU-niveau wordt ondersteund. In zijn conclusies[24] van 28 februari 2011 heeft de Raad Vervoer,
telecommunicatie en energie bevestigd dat de energiecorridors prioriteiten voor
Europa zijn. (17)
De Europese Raad van 4 februari 2011[25] heeft de
Commissie opgeroepen om de vergunningsprocedures te stroomlijnen en te
verbeteren en om een regelgevingskader te stimuleren dat aantrekkelijk is voor
investeringen. De Europese Raad benadrukte dat
het grootste gedeelte van de investeringen zou moeten worden gedaan door de
markt, die deze kosten kan terugverdienen via tarieven.
De Europese Raad erkende dat publieke financiering nodig is voor
projecten die noodzakelijk zijn vanuit het oogpunt van de voorzieningszekerheid
of solidariteit, omdat deze geen marktgebaseerde financiering kunnen
aantrekken. (18)
In Verordening (EU) nr. XXX/2012 van het Europees
Parlement en de Raad van … [richtsnoeren voor trans-Europese
energie-infrastructuur][26]
zijn de prioriteiten inzake trans-Europese energie-infrastructuur gedefinieerd,
die tegen 2020 ten uitvoer moeten worden gelegd om de doelstellingen van de
Unie inzake energie en klimaat te kunnen verwezenlijken. in deze verordening zijn ook regels vastgesteld om projecten van
gemeenschappelijk belang te identificeren die nodig zijn om deze prioriteiten
ten uitvoer te leggen en zijn maatregelen vastgesteld op het gebied van het
verlenen van vergunningen, publieke betrokkenheid en regelgeving om de
tenuitvoerlegging van deze projecten te versnellen en/of te vlotter te laten
verlopen, inclusief criteria om te bepalen of dergelijke projecten in
aanmerking komen voor financiële steun van de Unie. (19)
Telecommunicatie-infrastructuur is steeds meer op
het internet gebaseerd, waarbij breedbandnetwerken en digitale diensten nauw
met elkaar zijn verweven. Het internet wordt
het dominante platform om te communiceren, om diensten aan te bieden en om
zaken te doen. Het is dan ook van essentieel
belang voor de economische groei en de interne markt dat snelle internettoegang
en digitale diensten in heel Europa beschikbaar zijn. (20)
Moderne, op glasvezel gebaseerde internetnetwerken
zijn cruciale infrastructuur voor de toekomst in termen van connectiviteit voor
Europese bedrijven, met name kmo's, die gebruik willen maken van cloud
computing om hun kostenefficiëntie te verbeteren. (21)
In de Europa 2020-strategie[27] wordt
opgeroepen de digitale agenda voor Europa[28], die een stabiel rechtskader vaststelt om
investeringen in een open en concurrerende hogesnelheids-internetinfrastructuur
en aanverwante diensten te stimuleren, ten uitvoer te leggen. De Europese Raad van juni 2010 heeft de digitale
agenda voor Europa bekrachtigd en alle instellingen opgeroepen om werk te maken
van de volledige tenuitvoerlegging ervan[29]. (22)
Op 31 mei 2010 concludeerde de Raad dat Europa de
nodige middelen moet investeren in de ontwikkeling van een digitale interne
markt, gebaseerd op snel en ultrasnel internet en interoperabele toepassingen;
de Raad erkende voorts dat efficiënte en concurrerende investeringen in
breedbandnetwerken van de volgende generatie belangrijk zijn voor innovatie en
consumentenkeuze en voor de concurrentiekracht van de Unie, en kunnen zorgen
voor een betere levenskwaliteit via betere gezondheidszorg, veiliger vervoer,
nieuwe mediakansen en eenvoudiger toegang tot goederen en diensten, met name
over de grenzen heen[30]. (23)
De particuliere investeringsstimulansen en zeer
snelle breedbandnetwerken lijken kleiner te zijn dan de baten voor de
maatschappij in haar geheel. De behoefte aan
investeringen om dit doel van de digitale agenda te verwezenlijken, namelijk
alle Europese burgers en bedrijven een snelle internettoegang bieden, kan tot
270 miljard euro bedragen. Zonder optreden van
de Unie wordt echter verwacht dat de particuliere investeringen hoogstens 50
miljard euro zullen bedragen in de periode tot 2020. Deze
investeringskloof vormt een belangrijk knelpunt voor de aanleg van
infrastructuur, terwijl de digitale interne markt toch gebaseerd is op het
beginsel dat alle burgers worden verbonden via de infrastructuur van de
toekomst. (24)
Er moeten sterke en coherente EU-wijde netwerken
worden ontwikkeld om publieke maatregelen, waar zowel het publieke als spelers
uit de burgermaatschappij op nationaal en regionaal niveau zijn betrokken,
digitaal uit te voeren, en daartoe is het van essentieel belang te voorzien in
gestructureerde EU-financiering van de kosten van het systeem en het ontwerp
van de software en van het onderhoud van een robuuste hub voor dergelijke
netwerken, waarbij alleen landspecifieke kosten uit de begroting van de
nationale exploitanten moeten worden betaald. (25)
Er zijn meerdere tenuitvoerleggingsmethoden nodig
die een uiteenlopende financieringsgraad vergen, teneinde de efficiëntie en het
effect van de financiële steun van de Unie te vergroten, particuliere
investeringen aan te moedigen en tegemoet te komen aan de specifieke behoeften
van individuele projecten. (26)
Op telecommunicatiegebied moeten bepaalde platforms
voor kerndiensten, die de trans-Europese interoperabiliteit garanderen, in
grotere mate door de Unie worden gefinancierd, met name in de opstartfase, met
inachtneming van het medefinancieringsbeginsel. (27)
Het is mogelijk dat de Commissie, de lidstaat en/of
hun begunstigden gelijktijdig apparatuur moeten aankopen en installeren om
grensoverschrijdende interoperabiliteit te garanderen bij de uitvoering van
grootschalige infrastructuurprojecten, met name op het niveau van kerndiensten. In dergelijke gevallen kan het noodzakelijk zijn
financiële steun van de Unie toe te kennen aan aankopen door
infrastructuuraanbieders in de lidstaten, op vraag van die aanbieders of in
samenwerking met de Commissie. De bepalingen
maken het ook mogelijk dat meerdere contracten op basis van dezelfde procedure
worden gegund ("multiple sourcing"), onder meer voor meertalige
regelingen, teneinde de voorzieningszekerheid te garanderen en/of te zorgen
voor de netwerkredundantie die nodig is om te voorkomen dat het netwerk uitvalt
doordat zich op één punt een defect voordoet. (28)
Generische diensten op gebieden van algemeen belang
(zoals kerndiensten) hebben vaak te kampen met gebrekkige marktwerking. De te financieren domeinen hebben betrekking op
publieke dienstverlening (de grootschalige uitrol en interoperabiliteit van
eGezondheid, eIdentiteit, eAanbesteding) en zijn dus per definitie niet
commercieel. Als bovendien alle kerndiensten
worden gefinancierd, zou het een uitdaging zijn op het niveau van de lidstaten
en op regionaal niveau de juiste stimulansen te geven om diensten van openbaar
belang ook daadwerkelijk te leveren: dit is
met name te wijten aan het gebrek aan stimulansen op nationaal niveau om
nationale systemen te verbinden met de kernsystemen (en dus de voorwaarden voor
interoperabiliteit en grensoverschrijdende diensten te creëren), en aan het
feit dat particuliere investeerders niet bereid zijn alleen te zorgen voor de
levering van de betreffende diensten in een interoperabel kader. (29)
In de digitale richtsnoeren die zijn vastgesteld in
Verordening (EU) nr. XXX/2012 van het Europees Parlement en de Raad van …[31] [de
INFSO-richtsnoeren] worden de processen en criteria voor financiering en de
verschillende categorieën van investeringen vastgesteld. (30)
Horizon 2020, het toekomstige kaderprogramma voor
onderzoek en innovatie, zal onder meer aandacht besteden aan oplossingen voor
maatschappelijke uitdagingen (bv. slim, groen en geïntegreerd vervoer; veilige,
schone en efficiënte energie, en gezondheids- en overheidsdiensten en duurzame
ontwikkeling op basis van informatie- en communicatietechnologie); door
activiteiten in de volledige keten, van onderzoek tot marktintroductie, te
ondersteunen, kan direct worden gereageerd op de uitdagingen die in de Europa
2020-strategie zijn geïdentificeerd. Horizon
2020 verleent steun in alle fasen van de innovatieketen, met name voor
activiteiten die zich dichter bij de markt bevinden, inclusief innovatieve
financiële instrumenten. De Connecting Europe
Facility zal nauwe synergieën met Horizon 2020 ontwikkelen om ervoor te zorgen
dat de EU-financiering een groter effect heeft en om coherentie te garanderen. (31)
De Europese Unie en de meeste lidstaten zijn partij
bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een
handicap; de lidstaten die nog geen partij zijn bij dit verdrag, zijn bezig met
de ratificatie ervan. Bij de tenuitvoerlegging
van de projecten is het van belang dat in de specificaties rekening wordt
gehouden met de toegankelijkheid voor gehandicapten, zoals vermeld in artikel 9
van het bovenvermelde verdrag. (32)
De financiële instrumenten die in het kader van
deze verordening ten uitvoer moeten worden gelegd, moeten de regels
weerspiegelen van Titel VIII van Verordening (EU) nr. XXX/2012 [het nieuwe Financieel
Reglement] en het gedelegeerde besluit, en moeten in de lijn liggen van de
beste praktijken op het gebied van financiële instrumenten[32]. (33)
Fiscale maatregelen in veel EU-lidstaten zullen
overheden ertoe aanzetten - of hebben dit reeds gedaan - om hun programma's
voor investeringen in infrastructuur opnieuw te beoordelen. In deze context werden publiekprivate
partnerschappen (PPP's) beschouwd als een effectief middel om
infrastructuurprojecten tot stand te brengen en te garanderen dat
beleidsdoelstellingen, zoals de bestrijding van de klimaatverandering, de
bevordering van alternatieve energiebronnen en energie- en
grondstoffenefficiëntie, de steun voor duurzaam vervoer en de uitrol van
breedbandnetwerken, in acht worden genomen. De
Commissie heeft zich er in haar PPP-mededeling van 19 november 2009[33] toe
verbonden de toegang van PPP's tot financiering te verbeteren door het
toepassingsgebied van de bestaande financiële instrumenten te verruimen. (34)
Hoewel het grootste gedeelte van de investeringen
voor de Europa 2020-strategie door de markten en door regelgevende maatregelen
kunnen worden gerealiseerd, vergt de financieringsuitdaging ook een tussenkomst
van de overheden en EU-steun, aan de hand van subsidies en innovatieve
financiële instrumenten. Financiële
instrumenten moeten worden gebruikt om tegemoet te komen aan specifieke
marktbehoeften, in overeenstemming met de doelstellingen van de CEF, en mogen
particuliere investeerders niet verdringen. De
Commissie moet vooraf een beoordeling van de financiële instrumenten maken
alvorens te beslissen of ze deze zal gebruiken. (35)
In de evaluatie van de EU-begroting[34] is
benadrukt dat de regel voor projecten met een commercieel
langetermijnpotentieel zou moeten zijn dat EU-middelen worden gebruikt in het
kader van een partnerschap met de financiële sector en de banksector, in het
bijzonder de Europese Investeringsbank ("EIB") en de publieke
financiële instellingen van de lidstaten, maar ook met andere internationale
financiële instellingen en de particuliere financiële sector. (36)
In de Europa 2020-strategie heeft de Commissie zich
ertoe verbonden EU-financieringsinstrumenten in te zetten als onderdeel van een
consequente financieringsstrategie waarin EU-geld en nationale publieke en
particuliere middelen voor infrastructuur worden gebundeld. De redenering hierachter is dat in veel gevallen
suboptimale investeringssituaties en tekortkomingen van de markt efficiënter
kunnen worden aangepakt met financiële instrumenten dan met subsidies. (37)
De Connecting Europe Facility moet financiële
instrumenten voorstellen om ervoor te zorgen dat particuliere investeerders en
financiële instellingen in aanzienlijke mate deelnemen aan de investeringen in
infrastructuur. Financiële instrumenten zijn
pas aantrekkelijk voor de particuliere sector als bij hun ontwerp en toepassing
gestreefd wordt naar vereenvoudiging en vermindering van de administratieve
rompslomp, en tegelijk ook naar een mate van flexibiliteit die het mogelijk
maakt in te spelen op vastgestelde financieringsbehoeften. Bij het ontwerp van deze instrumenten wordt een
beroep gedaan op de ervaring die is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van
financiële instrumenten in het meerjarig financieel kader 2007-2013, zoals het
leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT), de
financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) en het Europees Fonds 2020 voor
energie, klimaatverandering en infrastructuur (het "Fonds
Marguerite"). (38)
De meeste financiële instrumenten moeten
gemeenschappelijk zijn voor alle sectoren, maar er kunnen ook specifieke
instrumenten zijn voor individuele sectoren. De
diensten van de Commissie zijn van mening dat de financiële steun voor
breedband hoofdzakelijk afkomstig zal zijn van financiële instrumenten, maar
dat voor vervoer en energie respectievelijk hoogstens 2 en 1 miljard euro aan
middelen uit de EU-begroting nodig zullen zijn voor financiële instrumenten. (39)
Om te zorgen voor sectorale diversificatie van de
begunstigden van financiële instrumenten en om geleidelijke geografische
diversificatie in de lidstaten aan te moedigen, zal de Commissie, samen met de
EIB, via gezamenlijke initiatieven zoals het Europees centrum voor PPP-deskundigheid
(EPEC) en Jaspers, steun verlenen aan de lidstaten bij het ontwikkelen van een
passende pijplijn aan projecten die in aanmerking kunnen komen voor
projectfinanciering. (40)
Het kan nodig zijn om, met inachtneming van de
voorwaarden voor de financiële instrumenten, aanvullende eisen in de
werkprogramma's op te nemen, bijvoorbeeld om concurrerende markten te
garanderen met het oog op de ontwikkeling van het beleid van de Unie,
technologische ontwikkelingen en andere factoren die relevant worden. (41)
Een meerjarige programmering ter ondersteuning van
de Facility moet gericht zijn op de ondersteuning van de prioriteiten van de
Unie, door te zorgen voor de nodige financiële middelen en voor samenhang en
continuïteit van het gezamenlijk optreden van de Unie en de lidstaten. Met betrekking tot voorstellen die zijn ingediend
na de tenuitvoerlegging van het eerste meerjarige werkprogramma in de sector
vervoer, komen de kosten in aanmerking vanaf 1 januari 2014, teneinde de
continuïteit te garanderen van projecten die al onder Verordening (EG) nr.
680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot
vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand
van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer
en energie[35]
vallen. (42)
Door de hoge begroting die nodig is voor de
uitvoering van bepaalde infrastructuurprojecten, moet het mogelijk zijn de
begrotingsverbintenissen met betrekking tot de financiële bijstand voor
bepaalde acties op te splitsen in jaarlijkse afbetalingen. (43)
De Commissie moet een tussentijdse en ex-post
beoordeling uitvoeren van de effectiviteit en efficiëntie van de financiering
en de invloed ervan op de algemene doelstellingen van de Facility en de
prioriteiten van de Europa 2020-strategie. (44)
Op basis van de sectorspecifieke richtsnoeren die
in afzonderlijke verordeningen zijn vastgesteld, is een lijst opgesteld van de
prioritaire gebieden waarop de onderhavige verordening betrekking heeft; deze
lijst moet worden opgenomen in de bijlage. Om
rekening te kunnen houden met mogelijke wijzigingen in politieke prioriteiten,
technologische capaciteiten en verkeersstromen, moet de bevoegdheid om
besluiten vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag inzake de
werking van de Europese Unie worden gedelegeerd aan de Commissie voor wat de
vaststelling van wijzigingen van de bijlage betreft. Het
is van bijzonder belang dat de Commissie bij de voorbereiding passend overleg
pleegt, onder meer met deskundigen. De
Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde
handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en
gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. (45)
Om uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging
van deze verordening te garanderen, moet de tenuitvoerleggingsbevoegdheid met
betrekking tot meerjarige en jaarlijkse werkprogramma's aan de Commissie worden
verleend. Deze bevoegdheid moet worden
uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees
Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene
voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de
lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie
controleren[36]. (46)
Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18
september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van
financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese
netwerken[37]
en Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad moeten
derhalve worden ingetrokken. (47)
De financiële belangen van de Unie moeten worden
beschermd via proportionele maatregelen doorheen de volledige uitgavencyclus,
inclusief de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de
terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede
middelen en, voor zover nodig, boetes. (48)
Sommige infrastructuurprojecten van EU-belang
moeten aansluiten op en lopen doorheen naburige landen, kandidaat-lidstaten en
andere derde landen. De Connecting Europe
Facility stelt vereenvoudigde middelen voor om deze infrastructuur te koppelen
en te financieren, teneinde de coherentie tussen interne en externe
instrumenten van de EU-begroting te garanderen. (49)
Aangezien de doelstelling van te ondernemen actie,
en met name de gecoördineerde ontwikkeling en financiering van de
trans-Europese netwerken, niet voldoende door de lidstaten kan worden
verwezenlijkt en derhalve, vanwege met name de noodzakelijke coördinatie van
deze doelstellingen, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie,
overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie
neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in
hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet
verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: TITEL I
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN HOOFDSTUK I
DE CONNECTING EUROPE FACILITY Artikel 1
Onderwerp Bij deze verordening wordt de Connecting
Europe Facility opgericht en worden de voorwaarden, methoden en procedures voor
het verstrekken van financiële steun van de EU aan trans-Europese netwerken
vastgelegd, teneinde projecten te ondersteunen op het gebied van vervoer,
energie en telecommunicatie-infrastructuur. Artikel 2
Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: (1)
"project van gemeenschappelijk belang":
een project dat geïdentificeerd is in Verordening (EU) nr. XXXX/2012 van het
Europees Parlement en de Raad van [invullen wanneer de verordening is
vastgesteld, inclusief datum van vaststelling en volledige naam]
[TEN-T-richtsnoeren][38],
Verordening (EU) nr. XXXX/2012 van het Europees Parlement en de Raad van
[invullen wanneer de verordening is vastgesteld, inclusief datum van
vaststelling en volledige naam] [richtsnoeren voor de trans-Europese
energie-infrastructuur][39]
of Verordening (EU) nr. XXXX/2012 van het Europees Parlement en de Raad van [invullen
wanneer de verordening is vastgesteld, inclusief datum van vaststelling en
volledige naam] [INFSO-richtsnoeren][40]; (2)
"grensoverschrijdend gedeelte": een deel
dat zorgt voor de continuïteit van een project van gemeenschappelijk belang
tussen minstens twee lidstaten of tussen een lidstaat en een naburig land; (3)
"werkzaamheden": naargelang van het
geval, de aanschaf, de levering en het inzetten van componenten, systemen en
diensten, inclusief software, en de uitvoering van ontwikkelings-, bouw- en
installatieactiviteiten in verband met een project, alsmede de oplevering van
de installaties en de inbedrijfstelling van een project; (4)
"studies": activiteiten die nodig zijn
ter voorbereiding van de uitvoering van projecten, zoals voorbereidende
studies, haalbaarheidsstudies, evaluatie- en validatiestudies, ook in de vorm
van software, en andere technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van
aan de werkzaamheden voorafgaande activiteiten die nodig zijn om een project te
definiëren en te ontwikkelen en de besluiten te nemen inzake de financiering
ervan, zoals verkenningen ter plaatse en de voorbereiding van het
financieringspakket; (5)
"acties ter ondersteuning van het
programma": begeleidende maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van
de Connecting Europe Facility en specifieke richtsnoeren voor individuele
sectoren, zoals diensten (met name technische bijstand), activiteiten met
betrekking tot de voorbereiding, haalbaarheid, coördinatie, monitoring,
controle, audit en evaluatie die rechtstreeks vereist zijn voor het beheer van
de Facility en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, en met name
studies, vergaderingen, informatie, het in kaart brengen van infrastructuur,
twinning, verspreiding, bewustmaking en communicatie, samen met alle andere uitgaven
voor technische en administratieve bijstand die vereist is voor het beheer van
deze Facility of de specifieke richtsnoeren voor individuele sectoren; (6)
"actie": elke activiteit die nodig is om
een project van gemeenschappelijk belang uit te voeren en die financieel,
technisch of in de loop van de tijd onafhankelijk is; (7)
"in aanmerking komende kosten": heeft
dezelfde betekenis als in Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [nieuwe Financieel
Reglement]; (8)
"begunstigde": een lidstaat,
internationale organisatie, publieke of private onderneming of orgaan die/dat
geselecteerd is om financiële hulp te ontvangen in het kader van deze
verordening en overeenkomstig de voorwaarden die in elk werkprogramma zijn
gespecificeerd; (9)
"uitvoeringsorgaan": een publieke of
particuliere onderneming of orgaan dat door een begunstigde, een lidstaat of
internationale organisatie, is aangewezen om de actie ten uitvoer te leggen. De
begunstigde beslist op eigen verantwoordelijkheid en, als voor de aanwijzing
een aanbestedingscontract moet worden gegund, overeenkomstig de toepasselijke
regels inzake openbare aanbestedingen over deze aanwijzing; (10)
"kernnetwerk": de vervoersinfrastructuur
die geïdentificeerd is in Hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[TEN-T-richtsnoeren]; (11)
"corridors van het kernnetwerk":
instrumenten die de gecoördineerde totstandbrenging van het kernnetwerk
vergemakkelijken, zoals bepaald in Hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[TEN-T-richtsnoeren] en die zijn opgesomd in bijlage I bij deze verordening; (12)
"knelpunt": een fysieke hinderpaal die
leidt tot een breuk in een systeem, waardoor de continuïteit van
langeafstandsstromen in het gedrang komt; een dergelijke hinderpaal kan worden
weggewerkt door nieuwe infrastructuur, zoals een brug of een tunnel, waardoor
bijvoorbeeld problemen in verband met hellingshoeken, boogstralen, spoorbreedte
worden opgelost. De behoefte om bestaande infrastructuur te verbeteren, wordt
niet als een knelpunt beschouwd; (13)
"prioriteit": prioriteiten 1 tot en met 8
en 10 tot en met 12 met betrekking tot energie-infrastructuur, zoals
vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [richtsnoeren voor
trans-Europese energie-infrastructuur]; (14)
"energie-infrastructuur": de
infrastructuur die gedefinieerd is in artikel 2 van Verordening (EU) nr.
XXXX/2012 [richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur]; (15)
"breedbandnetwerken": draad- en draadloze
(inclusief satelliet-) netwerken, bijbehorende infrastructuur en kernnetwerken
die hogesnelheidsverbindingen, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening
(EU) nr. XXX/2012 [INFSO-richtsnoeren] mogelijk maken; (16)
"digitale diensteninfrastructuur":
netwerkdiensten die elektronisch worden geleverd, meestal over het internet,
trans-Europese interoperabele diensten in het openbaar belang kunnen leveren en
een faciliterend karakter hebben voor burgers, bedrijven en/of overheden, zoals
gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EU) nr. XXX/2012
[INFSO-richtsnoeren]; (17)
"kerndienstenplatforms": diensten die
geïdentificeerd zijn in de bijlage bij Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[INFSO-richtsnoeren]; (18)
"generische diensten": diensten die
geïdentificeerd zijn in de bijlage bij Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[INFSO-richtsnoeren]; (19)
"exploitatie en onderhoud van diensten":
zorgen dat bepaalde infrastructuur voor digitale diensten ononderbroken blijft
functioneren, zoals verder gedefinieerd in de bijlage bij Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[INFSO-richtsnoeren]; (20)
"nationale regelgevende instanties": de
organen die zijn gedefinieerd in artikel 3 van Richtlijn 2002/21/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk
regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en ‑diensten
(Kaderrichtlijn)[41]. Artikel 3
Algemene doelstellingen De Connecting Europe Facility maakt het mogelijk
projecten van algemeen belang in het kader van het beleid voor de
trans-Europese netwerken in de sectoren energie, vervoer en telecommunicatie
voor te bereiden en uit te voeren. De
Connecting Europe Facility verleent met name steun voor de tenuitvoerlegging
van projecten die streven naar de ontwikkeling en aanleg van nieuwe
infrastructuur of de opwaardering van bestaande infrastructuur op het gebied
van vervoer, energie en telecommunicatie. Daartoe streeft de Connecting Europe
Facility de volgende doelstellingen na: (a)
bijdragen tot slimme, duurzame en inclusieve groei
door moderne en hoogperformante netwerken te ontwikkelen, hetgeen voordelen
voor de hele Unie oplevert in termen van concurrentiekracht en economische,
sociale en territoriale cohesie op de interne markt en een klimaat schept dat
gunstiger is voor particuliere en publieke investeringen via een combinatie van
financiële instrumenten en directe steun van de Unie, en door synergieën tussen
de sectoren te benutten. De verwezenlijking van dit doel wordt gemeten aan de
hand van het volume aan publieke en particuliere investeringen in projecten van
algemeen belang, en met name het volume aan publieke en particuliere
investeringen in projecten van algemeen belang dat wordt gerealiseerd via de
financiële instrumenten uit deze verordening; (b)
de Unie in staat stellen haar doelstellingen van
een vermindering van de broeikasgasemissies met 20%[42], een
toename van de energie-efficiëntie met 20% en een verhoging van het aandeel van
hernieuwbare energie tot 20% tegen 2020 te verwezenlijken, en tegelijk grotere
solidariteit tot stand te brengen tussen de lidstaten. Artikel 4
Sectorspecifieke doelstellingen 1. Naast de in artikel 3
vermelde algemene doelstellingen, moet de Connecting Europe Facility ook
bijdragen tot de verwezenlijking van de volgende sectorspecifieke
doelstellingen: (a)
Op het gebied van vervoer moet de Connecting Europe
Facility steun verlenen voor projecten van gemeenschappelijk belang die de
onderstaande doelstellingen nastreven, zoals verder gespecificeerd in artikel 4
van Verordening (EU) nr. xxxx/2012 [TEN-T-richtsnoeren]: (i) knelpunten wegwerken en ontbrekende
verbindingen aanleggen, gemeten aan de hand van het aantal nieuwe en verbeterde
grensoverschrijdende verbindingen en weggewerkte knelpunten op vervoersroutes
die CEF-steun hebben genoten; (ii) zorgen voor duurzaam en efficiënt
vervoer op lange termijn, gemeten aan de hand van de lengte van het
conventionele spoorwegnet in de EU-27 en de lengte van het hogesnelheidsnetwerk
in de EU-27; (iii) de integratie en interconnectie van
vervoerwijzen optimaliseren en de interoperabiliteit van vervoersdiensten
verbeteren. De verwezenlijking van deze doelstelling wordt gemeten aan de hand
van het aantal havens en luchthavens die verbonden zijn met het spoorwegnetwerk.
(b)
Op het gebied van energie moet de Connecting Europe
Facility steun verlenen voor projecten van gemeenschappelijk belang die de
onderstaande doelstellingen nastreven, zoals verder gespecificeerd in
Verordening (EU) nr. xxxx/2012: (i) de verdere integratie van de interne
energiemarkt en de interoperabiliteit van de elektriciteits- en gasnetwerken
over de grenzen heen bevorderen, onder meer door te garanderen dat geen enkele
lidstaat van het Europees netwerk is afgesneden, gemeten aan de hand van het
aantal projecten die zorgen voor effectieve interconnectie tussen de netwerken
van de lidstaten en voor het wegwerken van interne knelpunten; (ii) de voorzieningszekerheid van de Unie
verbeteren, te meten aan de hand van de evolutie van de veerkracht van het
systeem en de veiligheid van de systeemactiviteiten, en aan de hand van het
aantal projecten die diversificatie van de voorzieningsbronnen, de voorziening
van tegenhangers en routes mogelijk maken; (iii) bijdragen tot duurzame ontwikkeling en
milieubescherming, met name door de integratie van energie uit hernieuwbare
bronnen in het transmissienetwerk te bevorderen en kooldioxidenetwerken tot
stand te brengen, te meten aan de hand van de transmissie van duurzame energie
van het punt van opwekking naar de grote verbruiks- en opslagcentra en het
totaal aan CO2-emissies dat wordt vermeden door de uitvoering van
projecten die CEF-steun genieten. (c)
Op het gebied van telecommunicatie moet de
Connecting Europe Facility steun verlenen voor projecten van gemeenschappelijk
belang die de onderstaande doelstellingen nastreven, zoals verder
gespecificeerd in Verordening (EU) nr. xxxx/2012 [INFSO-richtsnoeren]: (i) de ontwikkeling en de marktopname
versnellen van snelle en ultrasnelle breedbandnetwerken, inclusief door het
midden- en kleinbedrijf (mkb), te meten aan de hand van het niveau van de
breedband- en ultrasnelbreedbanddekking en het aantal gezinnen met een
abonnement op breedbandverbindingen van meer dan 100 Mbps; (ii) de interconnectie en interoperabiliteit
van online nationale openbare diensten bevorderen, alsook de toegang tot
dergelijke netwerken, te meten aan de hand van het percentage burgers en
bedrijven die gebruik maken van online openbare diensten en de beschikbaarheid
van dergelijke diensten over de grenzen heen. Artikel 5
Begrotingsmiddelen 1.
De financiële middelen voor de uitvoering van de
Connecting Europe Facility over de periode 2014-2020 bedragen 50 000 000 000 euro[43]. Dit bedrag wordt als volgt
verdeeld over de in artikel 3 vermelde sectoren: (a) vervoer: 31 694 000 000 euro, waarvan 10
000 000 000 euro worden overgedragen uit het Cohesiefonds en die moeten worden
besteed overeenkomstig de onderhavige verordening in de lidstaten die in
aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds; (b) energie: 9 121 000 000 euro; (c) telecommunicatie:
9 185 000 000 euro. 2.
De financiële middelen van de Connecting Europe
Facility kunnen betrekking hebben op uitgaven voor activiteiten op het gebied
van voorbereiding, monitoring, controle, auditing en beoordeling die vereist
zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de
doelstellingen ervan, met name studies, deskundigenvergaderingen, voor zover ze
verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening, uitgaven
voor it-netwerken die gericht zijn op informatieverwerking en –uitwisseling,
samen met alle andere technische en administratieve uitgaven die de Commissie
doet voor het beheer van het programma. De financiële middelen kunnen ook de uitgaven voor
technische en administratieve bijstand dekken die nodig zijn voor de overgang
tussen het programma en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van
Verordening (EG) nr. 680/2007[44].
Zo nodig kunnen ook na 2020 kredieten in de begroting worden opgenomen om
soortgelijke uitgaven te dekken, om het beheer mogelijk te maken van acties die
op 31 december 2020 nog niet zijn voltooid. 3.
Na de in artikel 26, lid 1, vermelde tussentijdse
evaluatie kan de Commissie kredieten van de in lid 1 vastgestelde toewijzing
overdragen tussen de sectoren, met uitzondering van de 10 000 000 000
euro die uit het Cohesiefonds zijn overgedragen om projecten in de
vervoerssector te financieren in landen die in aanmerking komen voor het
Cohesiefonds. HOOFDSTUK II
VORMEN VAN FINANCIERING EN FINANCIËLE BEPALINGEN Artikel 6
Vormen van financiële bijstand 1. De Connecting
Europe Facility wordt ten uitvoer gelegd met een of meerdere vormen van
financiële bijstand die voorzien zijn in Verordening (EU) nr. XXX/2012 [nieuwe Financieel Reglement], met name subsidies,
aanbestedingen en financiële instrumenten. 2. De Commissie kan de uitvoering van
de Connecting Europe Facility gedeeltelijk
toevertrouwen aan de organen die zijn vermeld in artikel 55, lid 1, onder (c),
van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [nieuwe Financieel Reglement]. Artikel 7
Voorwaarden om in aanmerking te komen voor financiële steun 1. Alleen acties die bijdragen
tot projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig de Verordeningen (EU)
nr. XXX/2012 [TEN-T-richtsnoeren], (EU) nr. XXX/2012 [TEN-E-richtsnoeren], (EU)
nr. XXX/2012 [richtsnoeren voor energie-infrastructuur] en XXX/2012
[INFSO-richtsnoeren], alsook programma-ondersteunende acties komen in
aanmerking voor financiële steun van de EU in de vorm van subsidies,
instrumenten en aanbestedingen. 2. Op het gebied van vervoer
komen alleen acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang
overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/2012 [TEN-T-richtsnoeren] en
programmaondersteunende acties in aanmerking voor financiële steun van de EU in
de vorm van aanbestedingen en financiële instrumenten in het kader van deze
verordening. Alleen de volgende acties in aanmerking voor financiële steun van
de Unie in de vorm van een subsidie uit hoofde van de onderhavige verordening: (a)
acties die zorgen voor de tenuitvoerlegging van het
kernnetwerk overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[TEN-T-richtsnoeren], inclusief de uitrol van nieuwe technologieën en
innovaties overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [TEN-T
richtsnoeren]; (b)
studies voor projecten van gemeenschappelijk
belang, zoals gedefinieerd in artikel 8, lid 1, onder (b) en (c), van
Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [TEN-T-richtsnoeren]; (c)
acties ter ondersteuning van projecten van
gemeenschappelijk belang, zoals gedefinieerd in artikel 8, lid 1, onder (a) en
(d), van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [TEN-T-richtsnoeren]; (d)
acties ter ondersteuning van verkeersbeheersystemen
overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. XXX/2012
[TEN-T-richtsnoeren]; (e)
acties ter ondersteuning van vrachtvervoersdiensten
overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU) nr. XXX/2012
[TEN-T-richtsnoeren]; (f)
acties om de geluidsoverlast van vrachtvervoer per
spoor te verminderen door aanpassingen aan bestaand rollend materieel; (g)
acties ter ondersteuning van het programma. Acties die betrekking hebben op vervoer op
grensoverschrijdende gedeelten of een deel daarvan komen in aanmerking voor
financiële bijstand van de Unie als tussen de betrokken lidstaten of tussen de
betrokken lidstaten en derde landen een schriftelijke overeenkomst is gesloten
voor de voltooiing van de grensoverschrijdende gedeelten. In uitzonderlijke
gevallen, wanneer een project noodzakelijk is om aan te sluiten op het netwerk
van een aangrenzende lidstaat of derde land, maar in feite de grens niet
overschrijdt, mag de bovenvermelde schriftelijke overeenkomst achterwege worden
gelaten. Financiering in de vorm van subsidies voor
projecten met aanzienlijke, op gebruikers gebaseerde inkomstenbronnen, zijn
hoofdzakelijk beschikbaar voor de voorbereiding van projecten, met name de
beoordeling van PPP's. 3. Op het gebied van energie is
in artikel 15 van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [richtsnoeren voor
energie-infrastructuur] uiteengezet aan welke specifieke voorwaarden acties
voor de tenuitvoerlegging van projecten van gemeenschappelijk belang moeten
voldoen om in aanmerking te komen voor financiële steun van de Unie in de vorm
van financiële instrumenten en subsidies uit hoofde van deze verordening. 4. Op het gebied van telecommunicatie
komen alle acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang en
acties ter ondersteuning van het programma die zijn uiteengezet in de bijlage
bij Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [INFSO-richtsnoeren] in aanmerking voor
financiële steun van de Unie in de vorm van een subsidie en voor aanbestedings-
en financiële instrumenten in het kader van deze verordening. HOOFDSTUK III
SUBSIDIES Artikel 8
Vormen van subsidies en in aanmerking komende kosten 1. Subsidies in het kader van
deze verordening kunnen een van de in artikel XXX van Verordening (EU) nr.
XXX/2012 vermelde vormen hebben [nieuwe Financieel
Reglement]. In de werkprogramma's is vastgesteld welke vormen
van subsidies mogen worden gebruikt om de betrokken acties te financieren. 2. Uitgaven komen in aanmerking
vanaf de datum waarop de steunaanvraag is ingediend. [Uitgaven voor acties in
het kader van projecten die zijn opgenomen in het eerste meerjarenprogramma
komen in aanmerking vanaf 1 januari 2014]. 3. Alleen uitgaven in de
lidstaten komen in aanmerking, behalve als het project van gemeenschappelijk
belang ook betrekking heeft op het grondgebied van derde landen en de actie
onontbeerlijk is om de doelstellingen van het desbetreffende project te
verwezenlijken. 4. De kosten van apparatuur en
infrastructuur die door de begunstigde als kapitaaluitgaven worden behandeld,
kunnen volledig in aanmerking komen. 5. Uitgaven voor milieustudies
inzake de bescherming van het milieu en de naleving van het EU-acquis kunnen in
aanmerking komen. 6. Uitgaven voor de aankoop van
land komen niet in aanmerking. 7. De btw komt niet in
aanmerking. 8. De regels met betrekking tot
het in aanmerking komen van uitgaven voor begunstigden gelden mutatis mutandis
voor uitgaven van uitvoerende organen. Artikel 9
Voorwaarden voor deelname 1. De voorstellen kunnen worden
ingediend door een of meerdere lidstaten, internationale organisaties,
gezamenlijke ondernemingen of in de lidstaten gevestigde publieke of private
ondernemingen of organen. 2. De voorstellen kunnen worden
ingediend door entiteiten die volgens de toepasselijke nationale wetgeving geen
rechtspersoonlijkheid hebben, mits de vertegenwoordigers van die entiteiten
bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en
garanties bieden voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie die
gelijkwaardig zijn aan die welke door rechtspersonen worden geboden. 3. Door natuurlijke personen
ingediende voorstellen komen niet in aanmerking. 4. Als dit nodig is om de
doelstellingen van een bepaald project van gemeenschappelijk belang te
verwezenlijken, mogen derde landen en de daar gevestigde entiteiten deelnemen
aan acties die bijdragen tot de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk
belang. Ze krijgen geen financiering uit hoofde van deze
verordening, behalve als dit onontbeerlijk is om de doelstellingen van een
bepaald project van gemeenschappelijk belang te verwezenlijken. Als dit nodig is om de relevante acties die
bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang in derde landen,
overeenkomstig Verordeningen (EU) nr. XXX/2012 [TEN-T-richtsnoeren], (EU) nr.
XXX/2012 [TEN-E-richtsnoeren], (EU) nr. XXX/2012 [richtsnoeren voor
energie-infrastructuur] en XXX/2012 [INFSO-richtsnoeren] effectiever ten
uitvoer te leggen, mag de financiële steun uit hoofde van deze verordening
worden gecombineerd met financiële steun uit hoofde van andere relevante
EU-verordeningen. In dat geval kan de Commissie via een uitvoeringsbesluit één
reeks regels vaststellen die bij de tenuitvoerlegging moeten worden toegepast. 5. Alle voorstellen voor
subsidies dienen vergezeld te gaan van het akkoord van de betrokken lidstaten,
behalve op het gebied van telecommunicatie en, wat vervoer betreft, op het
gebied van luchtverkeersbeheer. 6. De meerjarige en jaarlijkse
werkprogramma's bevatten aanvullende specifieke regels voor het indienen van
voorstellen. Artikel 10
Financieringspercentages 1. Behalve in de in artikel XXX
van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [het nieuwe Financieel Reglement] bepaalde
gevallen, worden voorstellen geselecteerd via oproepen tot het indienen van
voorstellen die gebaseerd zijn op de in artikel 17 vermelde werkprogramma's. 2. Op het gebied van vervoer: (a)
wat subsidies voor studies betreft, bedraagt de
financiële steun van de Unie hoogstens 50% van de in aanmerking komende
uitgaven; (b)
wat subsidies voor werken betreft: (i) spoorwegen en binnenwateren: de
financiële steun van de Unie bedraagt hoogstens 20% van de in aanmerking
komende uitgaven; dit percentage kan worden opgetrokken tot 30% voor werken die
leiden tot het wegwerken van knelpunten; dit percentage kan worden opgetrokken
tot 40% voor werken die betrekking hebben op grensoverschrijdende gedeelten; (ii) verbindingen over land met havens en
luchthavens, acties om de geluidsoverlast van vrachtvervoer per spoor te
beperken door aanpassingen aan bestaand rollend materieel, en de ontwikkeling
van havens en multimodale platforms: de financiële steun van de Unie bedraagt
hoogstens 20% van de in aanmerking komende uitgaven; (c)
wat subsidies voor verkeersbeheersystemen en
–diensten betreft: (i) voor het European Rail Traffic
Management System (ERTMS): de financiële steun van de Unie bedraagt hoogstens
50% van de in aanmerking komende uitgaven; (ii) verkeersbeheersystemen,
vrachtvervoersdiensten, veilige parkeerplaatsen op het kernwegennet, en acties
ter ondersteuning van de ontwikkeling van maritieme snelwegen: de financiële
steun van de Unie bedraagt hoogstens 20% van de in aanmerking komende uitgaven. 3. Op het gebied van energie: (a)
de financiële steun van de Unie bedraagt hoogstens
50% van de in aanmerking komende uitgaven voor studies en/of werkzaamheden; (b)
het medefinancieringspercentage kan worden verhoogd
tot maximum 80% voor acties die gebaseerd zijn op de in artikel 15, lid 2,
onder (a), van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [richtsnoeren voor
energie-infrastructuur] vermelde bewijzen, die zorgen voor een hoge mate van
regionale of EU-wijde voorzieningszekerheid, die de solidariteit in de Unie
versterken of die bijzonder innoverende oplossingen omvatten. 4. Op het gebied van
telecommunicatie: (a)
acties op het gebied van breedbandnetwerken: de
financiële steun van de Unie bedraagt hoogstens 50% van de in aanmerking
komende uitgaven; (b)
acties op het gebied van generische diensten: de
financiële steun van de Unie bedraagt hoogstens 75% van de in aanmerking
komende uitgaven; (c)
platforms voor kerndiensten worden meestal
gefinancierd op basis van aanbestedingen. In uitzonderlijk gevallen kunnen ze
worden gefinancierd door een subsidie die tot 100% van de in aanmerking komende
kosten dekt, onverminderd het medefinancieringsbeginsel; (d)
programma-ondersteunende acties, inclusief het in
kaart brengen van infrastructuur, twinning en technische bijstand: de
financiële steun van de Unie bedraagt hoogstens 75% van de in aanmerking
komende uitgaven; 5. De bovenvermelde
medefinancieringspercentage kunnen worden opgetrokken met 10% voor acties die
sectoroverschrijdende synergieën hebben, die de doelstellingen inzake de
bestrijding van de klimaatverandering helpen verwezenlijken, die de
klimaatbestendigheid verbeteren of de broeikasgasemissies terugdringen. Deze
verhoging geldt niet voor de in artikel 11 vermelde
medefinancieringspercentages. 6. De hoeveelheid financiële
steun die wordt toegekend aan de geselecteerde acties wordt gemoduleerd op
basis van een kostenbatenanalyse van elk project, de beschikbaarheid van
begrotingsmiddelen en de noodzaak om de hefboomwerking van de EU-financiering
te maximaliseren. Artikel 11
Specifieke oproepen voor fondsen die zijn overgedragen uit het Cohesiefonds, op
het gebied van vervoer 1. Voor de
10 000 000 000 euro die uit het Cohesiefonds worden overgedragen
[Verordening XXX, artikel XX] en die bestemd zijn voor de lidstaten die in
aanmerking komen voor het Cohesiefonds, worden specifieke aanbestedingen
uitgeschreven voor projecten tot uitvoering van het kernnetwerk, en dit
uitsluitend in de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het
Cohesiefonds. 2. De regels die uit hoofde van
deze verordening voor de vervoerssector gelden, zijn van toepassing op deze
specifieke oproepen. Wanneer dergelijke oproepen worden gedaan, wordt de
grootst mogelijke prioriteit gegeven aan projecten die de nationale
toewijzingen in het kader van het Cohesiefonds in acht nemen. 3. Bij wijze van uitzondering op
artikel 10, en voor wat betreft de 10 000 000 000 euro die uit het Cohesiefonds
zijn overgedragen [Verordening XXX, artikel XX] om te worden gebruikt in de
lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds, zijn
de financieringsplafonds die welke van toepassing zijn op het Cohesiefonds,
zoals vermeld in artikel 22 en artikel 110, lid 3, van Verordening (EU) nr.
XXX/2012 [Verordening tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen
inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal
Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij,
die onder het Gemeenschappelijk strategisch kader vallen, en tot intrekking van
Verordening (EG) nr. 1083/2006][45]
voor de volgende acties: (a)
wat subsidies voor studies betreft; (b)
wat subsidies voor werken betreft: (i) spoorwegen en binnenwateren; (ii) acties ter ondersteuning van
grensoverschrijdende gedeelten; (iii) verbindingen over land met havens en
luchthavens, de ontwikkeling van multimodale platforms en havens; (c)
wat subsidies voor verkeersbeheersystemen en
–diensten betreft: (i) het European Rail Traffic Management
System (ERTMS); (ii) verkeersbeheersystemen. Artikel 12
Annulering, vermindering, schorsing en stopzetting van de subsidie 1. Behalve in naar behoren
gemotiveerde gevallen, annuleert de Commissie de financiële steun die is
toegekend aan acties die niet binnen een jaar na de in de voorwaarden tot
toekenning van de financiële bijstand vermelde aanvangsdatum van start zijn
gegaan. 2. De Commissie kan de
financiële steun schorsen, beperken, terugvorderen of stopzetten overeenkomstig
de voorwaarden die in Verordening (EU) nr. XXX/2012 [het nieuwe Financieel
Reglement] zijn uiteengezet, met name: (a)
wanneer bij de uitvoering van de actie een
onregelmatigheid is begaan ten aanzien van het EU-recht; (b)
als niet voldaan is aan een van de in het besluit
tot toekenning van de financiële steun bepaalde voorwaarden, en met name
wanneer een belangrijke wijziging is aangebracht die de aard van het project of
de actie wijzigt en waarvoor de Commissie geen toestemming heeft verleend; (c)
na een beoordeling van de vooruitgang van het
project, met name in geval van grote vertraging bij de tenuitvoerlegging van de
actie. 3. De Commissie kan de
financiële steun terugvorderen indien de actie waarvoor de steun is toegekend
niet binnen twee jaar na de in de voorwaarden tot toekenning van de steun
vermelde einddatum is voltooid. 4. Alvorens de Commissie een van
de in leden 1, 2 en 3 vermelde besluiten neemt, onderzoekt zij de zaak en
brengt zij de betrokken begunstigden op de hoogte, zodat deze binnen een
bepaalde termijn opmerkingen kunnen maken. HOOFDSTUK IV Aanbesteding Artikel 13
Aanbesteding 1. In openbare aanbestedingsprocedures
die door de Commissie of een van de in artikel 6, lid 2, vermelde organen voor
eigen rekening of samen met lidstaten worden uitgevoerd: (a)
kunnen specifieke voorwaarden worden gesteld, zoals
de plaats van uitvoering van de gegunde activiteiten, indien dit
gerechtvaardigd is uit hoofde van de doelstellingen van de actie en voor zover
deze voorwaarden niet in strijd zijn met de beginselen van openbare
aanbestedingen; (b)
kunnen meerdere contracten op basis van dezelfde
procedure worden gegund ("multiple sourcing"). 2. Indien dit gerechtvaardigd en
vereist is voor de uitvoering van de acties, kan lid 1 ook van toepassing zijn
op aanbestedingsprocedures die door begunstigden van subsidies worden
toegepast. HOOFDSTUK V
FINANCIËLE INSTRUMENTEN Artikel 14
Types financiële instrumenten 1. Financiële instrumenten
waarin voorzien is bij titel VIII van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [het
nieuwe Financieel Reglement 2012] mogen worden gebruikt om entiteiten die
acties ten uitvoer leggen welke bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk
belang, zoals gedefinieerd in Verordeningen (EU) nr. XXXX/2012, (EU) nr. XXX
2012 en (EU) nr. XXX/2012, gemakkelijker toegang te verschaffen tot
financiering en dus in de gelegenheid te stellen hun doelstellingen te verwezenlijken.
De financiële instrumenten worden gebaseerd op ex-ante-beoordelingen van
tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties, en op
investeringsbehoeften. 2. Financiële instrumenten
waarin voorzien is bij Verordening (EG) nr. 680/2007 mogen worden samengevoegd,
voor zover van toepassing, met die welke zijn gecreëerd in het kader van de
Connecting Europe Facility. 3. De volgende financiële
instrumenten kunnen worden gebruikt: (a) aandeleninstrumenten, zoals
investeringsfondsen die tot doel hebben risicokapitaal te verstrekken voor
acties die bijdragen tot projecten van gemeenschappelijk belang; (b) leningen en/of garanties die worden
gefaciliteerd door op risicodeling gebaseerde instrumenten, inclusief
projectobligaties, die met eigen middelen door een financiële instelling worden
uitgegeven en waarbij de EU een bijdrage levert tot de aanleg van reserves en
de kapitaaltoewijzing. (c) andere financiële instrumenten. Artikel 15
Voorwaarden voor het verstrekken van financiële bijstand via financiële
instrumenten 1. De acties die met financiële
instrumenten worden ondersteund, worden geselecteerd op basis van het beginsel
"wie het eerst komt, het eerst maalt"; daarbij moet worden gestreefd
naar sectorale diversificatie overeenkomstig de artikelen 3 en 4, en naar
geleidelijke geografische diversificatie in de lidstaten. 2. De Unie, lidstaten en andere
investeerders kunnen de bijdragen van de financiële instrumenten aanvullen met
financiële steun voor zover de Commissie instemt met eventuele wijzigingen van
de subsidiabiliteitscriteria van acties en/of de investeringsstrategie van het
instrument dat eventueel nodig is door de aanvullende steun. 3. De financiële instrumenten
streven ernaar de waarde van de uit de EU-begroting verstrekte activa in stand
te houden. Ze mogen een aanvaardbaar rendement opleveren om tegemoet te komen
aan de doelstellingen van andere partners of investeerders. 4. Financiële instrumenten mogen
worden gecombineerd met subsidies uit de EU-begroting, waaronder ook de subsidies
uit hoofde van deze verordening. 5. In de werkprogramma's mogen
aanvullende voorwaarden worden vastgesteld, overeenkomstig de specifieke
behoeften van de sectoren. 6. Overeenkomstig artikel 18,
lid 2, van Verordening (EU) nr. XXXX/2012 [het nieuwe Financieel Reglement],
worden de inkomsten en terugbetalingen van een financieel instrument toegewezen
aan dat instrument. Met betrekking tot financiële instrumenten die al in het
vorig meerjarig financieel kader 2007-2013 zijn vastgesteld, worden ontvangsten
en betalingen die afkomstig zijn van activiteiten die van start zijn gegaan
tijdens de vorige periode toegewezen aan het financieel instrument in de
periode 2014-2020. Artikel 16
Acties in derde landen Acties in derde landen mogen met financiële
instrumenten worden ondersteund indien dit nodig is voor de tenuitvoerlegging
van een project van gemeenschappelijk belang. HOOFDSTUK VI
PROGRAMMERING, TENUITVOERLEGGING EN CONTROLE Artikel 17
Meerjarenwerkprogramma en/of jaarlijkse werkprogramma's 1. De Commissie stelt een
meerjarenwerkprogramma en jaarlijkse werkprogramma's vast voor elke sector. De
Commissie kan ook een meerjarenwerkprogramma en jaarlijkse werkprogramma's
vaststellen die betrekking hebben op meer dan één sector. Deze
uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 24, lid 2,
bedoelde onderzoeksprocedure. 2. Van het
meerjarenwerkprogramma wordt minstens een halftijdse beoordeling uitgevoerd.
Indien nodig herziet de Commissie het meerjarenwerkprogramma aan de hand van
uitvoeringsbesluiten. Deze uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld
overeenkomstig de in artikel 24, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 3. Voor de in deel I van de
bijlage bij deze verordening vastgestelde projecten van gemeenschappelijk
belang op het gebied van vervoer wordt een meerjarenwerkprogramma vastgesteld. De financiële middelen daarvoor liggen tussen 80
en 85% van de in artikel 5, lid 1, onder (a), vermelde begrotingsmiddelen. 4. In het meerjarenwerkprogramma
op het gebied van telecommunicatie wordt de strategische richting uitgezet voor
projecten van gemeenschappelijk belang; dit programma kan specifieke projecten
van gemeenschappelijk belang bevatten. 5. De sectorale jaarlijkse
werkprogramma's op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie, worden
vastgesteld voor projecten van gemeenschappelijk belang die niet in het
meerjarenprogramma zijn opgenomen. 6. Overeenkomstig de procedure
van lid 1 bepaalt de Commissie, bij de vaststelling van het
meerjarenwerkprogramma en de sectorale jaarlijkse werkprogramma's, de selectie-
en gunningscriteria in lijn met de doelstellingen en prioriteiten die zijn
vastgesteld: (a) in Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[TEN-T-richtsnoeren], voor vervoer; (b) in Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur], voor energie; (c) in Verordening (EU) nr. XXXX/2012
[INFSO-richtsnoeren], voor telecommunicatie. 7. De werkprogramma's worden
gecoördineerd om de synergieën tussen vervoer, energie en telecommunicatie te
benutten, met name op het gebied van slimme energienetten, elektrische
mobiliteit, intelligente en duurzame vervoerssystemen of gezamenlijke
doorgangsrechten. Er kunnen multisectorale oproepen tot het indienen van
voorstellen worden vastgesteld. Artikel 18
Jaarlijkse afbetalingen De begrotingsvastleggingen kunnen in
jaarlijkse tranches worden opgedeeld. Bij de vastlegging van de jaarlijkse
tranches houdt de Commissie ieder jaar rekening met de voortgang van de acties
waarvoor financiële steun is toegekend, met de geraamde behoeften en met de
beschikbaarheid van begrotingsmiddelen. Het indicatieve tijdschema voor de vastlegging
van de jaarlijkse tranches wordt aan de begunstigden en, in het geval van
financiële instrumenten, aan de betrokken financiële instellingen meegedeeld. Artikel 19
Overdracht van jaarlijkse kredieten Kredieten die aan het einde van het
begrotingsjaar waarvoor zij waren uitgetrokken niet zijn gebruikt, worden
automatisch overgedragen naar het volgende jaar. [Artikel 20
Gedelegeerde besluiten De Commissie wordt gemachtigd om
overeenkomstig artikel 25 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
betrekking tot toevoegingen aan of wijzigingen van de in de bijlage opgenomen
lijsten. ] Artikel 21
Verantwoordelijkheid van begunstigden en lidstaten Binnen hun verantwoordelijkheid en
onverminderd de verplichtingen die begunstigden moeten naleven uit hoofde van
de voorwaarden voor subsidies, stellen de begunstigden en de lidstaten alles in
het werk om op het gebied waarvoor zij verantwoordelijk zijn de projecten van
gemeenschappelijk belang uit te voeren waarvoor zij in het kader van deze
verordening financiële steun van de Unie hebben gekregen. De lidstaten oefenen in nauwe samenwerking met
de Commissie technisch toezicht en financiële controle op projecten in de sectoren
energie en vervoer, en certificeren dat de uitgaven die in verband met het
project of het projectonderdeel zijn gedaan, echt en conform zijn. De lidstaten
kunnen de Commissie verzoeken aan de controles ter plaatse deel te nemen. Met name op het gebied van telecommunicatie
stellen de nationale regelgevende instanties alles in het werk om de vereiste
rechtszekerheid te garanderen en te zorgen voor een investeringsklimaat dat de
tenuitvoerlegging vergemakkelijkt van projecten die uit hoofde van deze verordening
financiële steun van de EU ontvangen. Via interactieve geografische en technische
informatiesystemen, voor zover relevant – TENtec in het geval van de
trans-Europese vervoersnetwerken - houden de lidstaten de Commissie permanent
op de hoogte van de voortgang bij de tenuitvoerlegging van projecten van
gemeenschappelijk belang en van de investeringen die daartoe worden gedaan,
inclusief het bedrag van de steun dat gebruikt is voor doelstellingen in
verband met klimaatverandering. Artikel 22
Naleving van het beleid en de wetgeving van de Unie Alleen acties die in overeenstemming zijn met
de wetgeving van de Unie en in de lijn liggen van het relevante beleid van de
Unie komen in aanmerking voor financiële steun uit hoofde van deze verordening. Artikel 23
Bescherming van de financiële belangen van de Unie 1. De Commissie neemt passende
maatregelen om te garanderen dat de financiële belangen van de Unie tijdens de
tenuitvoerlegging van de bij dit besluit gefinancierde activiteiten worden
beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen ter bestrijding van
fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door de uitvoering van
effectieve controles en door de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde
bedragen, alsook, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en
afschrikkende sancties. 2. De Commissie of haar
vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben het recht om op basis van documenten
of ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden van subsidies,
uitvoeringsorganen en contractanten en subcontractanten die middelen van de
Unie hebben ontvangen. 3. Het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF) is gemachtigd om controles en inspecties ter plaatse
te verrichten van marktdeelnemers die rechtstreeks of onrechtstreeks bij dergelijke
financiering zijn betrokken, overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld
in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van 11 november 1996 betreffende de
controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd
ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen
fraudes en andere onregelmatigheden[46],
teneinde na te gaan of er, in verband met een subsidieovereenkomst of een
besluit of contract betreffende EU-financiering, sprake is van fraude, corruptie
of andere illegale activiteiten die gevolgen hebben voor de financiële belangen
van de Europese Unie. 4. Onverminderd de bovenstaande
leden wordt in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale
organisaties en in subsidieovereenkomsten en besluiten en contracten die
voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van deze verordening, expliciet aan de
Commissie, de Rekenkamer en OLAF het recht verleend dergelijke audits,
controles ter plaatse en inspecties uit te voeren. TITEL II
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN Artikel 24
Comités 1. Voor de coördinatie van de
Facility wordt de Commissie bijgestaan door een comité in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 3. Het comité zorgt voor
horizontaal toezicht op de in artikel 18 vermelde werkprogramma's, teneinde te
garanderen dat deze onderling samenhangend zijn en dat synergieën tussen de
sectoren worden geïdentificeerd en benut. Artikel 25
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder
de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 20 bedoelde
bevoegdheid om gedelegeerde besluiten vast te stellen, wordt met ingang van de
inwerkingtreding van deze verordening voor onbepaalde tijd aan de Commissie
verleend. 3. De in artikel 20 vermelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad
worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie
van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt in
werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van
de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld.
Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde
handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad
daarvan gelijktijdig in kennis. 5. Een gedelegeerde handeling
die in overeenstemming met artikel 20 is vastgesteld, treedt pas in werking
indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na
de bekendmaking ervan aan het Europees Parlement en de Raad geen verzet heeft
aangetekend of indien het Europees Parlement en de Raad voor het verstrijken
van deze termijn de Commissie ervan in kennis hebben gesteld dat zij geen
verzet wensen aan te tekenen. Op initiatief van het Europees Parlement of de
Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd. Artikel 26
Evaluatie 1. Uiterlijk midden 2018 stelt
de Commissie een evaluatieverslag op over de verwezenlijking van de
doelstellingen van alle maatregelen (wat de resultaten en het effect betreft),
de efficiëntie bij het gebruik van de middelen en de Europese toegevoegde
waarde, teneinde een besluit te kunnen nemen over de verlenging, wijziging of
opschorting van de maatregelen. Tijdens de evaluatie gaat de Commissie ook na
of er ruimte is voor vereenvoudiging en bekijkt zij de interne en externe
samenhang, de blijvende relevantie van alle doelstellingen en de bijdrage van
de maatregelen tot de EU-prioriteiten inzake slimme, duurzame en inclusieve
groei. Zij houdt daarbij rekening met het langetermijneffect van eerdere maatregelen. 2. De Commissie verricht in
nauwe samenwerking met de lidstaten en de begunstigden een evaluatie achteraf.
Tijdens de evaluatie achteraf wordt de effectiviteit en efficiëntie van de
Connecting Europe Facility en het effect ervan op de economische, sociale en
territoriale cohesie onderzocht, alsook de bijdrage ervan tot de prioriteiten
van de Unie inzake slimme, duurzame en inclusieve groei, en schaal en de
resultaten van de steun die gebruikt is voor de verwezenlijking van de
doelstellingen inzake klimaatverandering. De evaluatie achteraf wordt als input
gebruikt voor een besluit over de eventuele verlenging, wijziging of
opschorting van een latere maatregel. 3. Tijdens de evaluatie wordt
rekening gehouden met de voortgang ten opzichte van prestatie-indicatoren,
zoals vermeld in de artikelen 3 en 4. 4. De Commissie deelt de
conclusies van de evaluatie mee aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. 5. De Commissie en de lidstaten,
bijgestaan door de andere mogelijke begunstigden, kunnen overgaan tot een
evaluatie van de wijze waarop de projecten zijn uitgevoerd, alsook van het
effect van de uitvoering daarvan, om te beoordelen of de beoogde
doelstellingen, waaronder die op het gebied van milieubescherming, zijn
bereikt. 6. De Commissie kan een
begunstigde lidstaat die betrokken is bij een project van gemeenschappelijk
belang verzoeken een specifieke evaluatie van de uit hoofde van deze
verordening gefinancierde acties en bijbehorende projecten in te dienen of,
voor zover passend, de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie
en assistentie te verstrekken. Artikel 27
Informatie, communicatie en reclame 1. De begunstigden en, voor
zover passend, de lidstaten zien erop toe dat aan de steunverlening in het
kader van deze verordening passende bekendheid wordt gegeven, zodat het publiek
wordt geïnformeerd over de rol die de Unie speelt bij de uitvoering van de
projecten. 2. De Commissie legt informatie-
en communicatieacties ten uitvoer met betrekking tot de projecten en resultaten
van de Connecting Europe Facility. De begroting voor communicatie dekt
bovendien ook de communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie[47]. Artikel 28
Overgangsbepalingen Deze verordening doet geen afbreuk aan de
voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke
intrekking van de betrokken projecten, tot ze worden afgesloten, of van de
steun die door de Commissie is verleend op grond van Verordeningen (EG) nr.
2236/95 en (EG) nr. 680/2007 of andere wetgeving die op 31 december 2013 op die
steunverlening van toepassing is en bijgevolg van toepassing zal blijven op de
betrokken projecten tot ze worden afgesloten. Artikel 29
Intrekking Onverminderd artikel 28, wordt Verordening
(EG) nr. 680/2007 met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken. Artikel 30
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari
2014. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, […] Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: "Een
begroting voor Europa 2020", 29.6.2011, COM(2011) 500 definitief. [2] Een vermindering van de broeikasgasemissies met 20%, een aandeel van
20% voor duurzame energie in het eindenergieverbruik van de EU en een
verbetering van de energie-efficiëntie met 20% tegen 2020. [3] "A
new Strategy for the Single Market at the service of Europe's economy and
society". Verslag van Mario Monti aan de voorzitter
van de Europese Commissie, 9 mei 2010, blz. 64-65. [4] COM(2011) xxx inzake de opstart van de proeffase van het Europa
2020-initiatief inzake EU-projectobligaties. [5] COM(2011) 500. [6] Mededeling van de Commissie over de evaluatie van de EU-begroting
(COM(2010) 700), over slimme regelgeving (COM(2010) 543) en over een begroting
voor Europa 2020 (COM(2011) 500). [7] COM(2010) 700, blz. 5. [8] Zie: Effectbeoordeling van de herziene TEN-T-richtsnoeren (SEC(2011)
xxx), de herziene TEN-E-richtsnoeren (SEC(2011) xxx) en de e-TEN-richtsnoeren
(SEC(2011) xxx). [9] Alle cijfers in constante prijzen voor 2011. Zie het financieel memorandum voor de overeenkomstige bedragen in
huidige prijzen. [10] COM(2011) 144. [11] PB C , ,
blz. . [12] PB C , ,
blz. . [13] PB C , , blz. . [14] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over
"Een Digitale Agenda voor Europa", 26.8.2010, COM(2010) 245
definitief/2. [15] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Akte voor de
interne markt: Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het
versterken van het vertrouwen "Samen werk maken van een nieuwe
groei", 13.4.2011, COM(2011) 206 definitief. [16] Resolutie van het Europees Parlement 2010/2211(INI). [17] Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte (COM(2011) 144). [18] Resolutie van het Europees Parlement 2009/2096(INI). [19] Document 10850/09 van de Raad. [20] PB L van , blz. . [21] http://ec.europa.eu/transport/infrastructure/ten-t-policy/review/doc/expert-groups/expert_group_5_final_report.pdf [22] In prijzen van 2011. [23] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's:
"Prioriteiten voor energie-infrastructuurprojecten voor 2020 en verder -
Een blauwdruk voor een Europees geïntegreerd energienetwerk", 17.11.2010,
COM(2010) 677 definitief. [24] Document 6950/11 van de Raad. [25] EUCO 2/1/11. [26] PB L van , blz. . [27] COM(2010) 2020
definitief, 3.3.2010. [28] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over
"Een Digitale Agenda voor Europa", 26.8.2010, COM(2010) 245
definitief/2. [29] Conclusies van de
Europese Raad inzake een nieuwe Europese strategie voor banen en groei -
Voltooiing en uitvoering van de Europa 2020-strategie, 17 juni 2010. [30] Conclusies van de
3017de Raad Vervoer, telecommunicatie en energie met betrekking tot de digitale
agenda voor Europa, gehouden te Brussel op 31 mei 2010. [31] PB L van ,
blz. . [32] COM(2011) xxx, Een kader voor de volgende generatie financiële
instrumenten. [33] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "De
mobilisering van particuliere en openbare investeringen voor herstel en
structurele verandering op lange termijn: de ontwikkeling van publiekprivate
partnerschappen", COM(2009) 615 definitief. [34] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en de
nationale parlementen: "Evaluatie van de EU-begroting", 19.10.2010,
COM(2010) 700 definitief. [35] PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1. [36] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [37] PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. [38] PB L van , blz. . [39] PB L van , blz. . [40] PB L van , blz. . [41] PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33. [42] 30%, als
bepaalde voorwaarden zijn vervuld. [43] Alle cijfers in constante prijzen voor 2011. Zie het financieel memorandum voor de overeenkomstige bedragen, in
huidige prijzen. [44] Verordening (EG) nr. 680/2007
van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de
algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op
het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie, PB L 162
van 22.6.2007, blz. 1. [45] COM(2011)
615 definitief. [46] PB L 292
van 15.11.1996, blz. 2. [47] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het
Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Een
begroting voor Europa 2020 - Deel II (beleidsfiches), COM(2011) 500 definitief,
29.6.2011, blz. 7.