Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0335

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit

    /* COM/2011/0335 def. - COD 2011/0146 */

    52011PC0335

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit /* COM/2011/0335 def. - COD 2011/0146 */


    TOELICHTING

    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    - Doelstellingen van het voorstel

    Dit voorstel beoogt de invoering van een enquête bij huishoudens/personen in de Europese Unie over veiligheid voor criminaliteit. Hierdoor komt informatie beschikbaar over de prevalentie van specifieke typen criminaliteit (slachtofferpercentages) en over andere aspecten van het gevoel van veiligheid van burgers. Dit zal een waardevolle aanvulling vormen op criminaliteitsgegevens uit administratieve bronnen (zoals politieverslagen), die zoals bekend per lidstaat verschillen en daarom niet goed vergelijkbaar zijn.

    - Algemene context

    De Europese Raad heeft in 2005 in het Haagse programma gewezen op het gebrek aan vergelijkbare informatie op EU-niveau over criminaliteit. In reactie hierop heeft de Commissie een Actieplan 2006-2010 vastgesteld ter verbetering van de methoden om criminaliteit te meten. Dit omvatte de ontwikkeling van een EU-enquête bij huishoudens naar slachtofferschap van misdrijven. In het programma van Stockholm (2009) werd benadrukt dat de resultaten van de werkzaamheden op dit gebied in de praktijk moesten worden gebracht. Daarom wordt voorgesteld in 2013 een enquête op EU-niveau te houden op basis van de methodiek waarover nu met de belanghebbenden overeenstemming is bereikt.

    - Bestaande bepalingen over de kwestie waarop het voorstel betrekking heeft

    Er bestaan nog geen bepalingen over de kwestie waarop het voorstel betrekking heeft.

    - Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

    Dit voorstel dient ter vereenvoudiging van de huidige situatie, waarin een aantal nationale enquêtes zijn ontwikkeld die elk waren gericht op het meten van criminaliteit en veiligheid op nationaal niveau. Het is zeer waarschijnlijk dat nog meer van dergelijke enquêtes zullen worden ontwikkeld door de lidstaten, tenzij zij de gelegenheid krijgen om een gemeenschappelijk model te ontwikkelen. Een dergelijk model, dat in nauwe samenwerking met de lidstaten wordt ontwikkeld, zal ervoor zorgen dat er vergelijkbare gegevens beschikbaar zijn en voorkomt dat er in de lidstaten middelen worden verspild doordat er parallel enquêtes worden ontwikkeld. Het biedt het voordeel dat de Europese statistieken worden vereenvoudigd zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de productiemethode van EU-statistieken: een visie voor de komende tien jaar. Het ondersteunt de beginselen van de Praktijkcode Europese statistieken, betreffende kwaliteitsbewustzijn, degelijke methoden, kosteneffectiviteit, relevantie, nauwkeurigheid en betrouwbaarheid, coherentie en vergelijkbaarheid.

    Besluit nr. 1578/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 betreffende het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012[1] voorziet in de ontwikkeling van Europese statistieken over criminaliteit en slachtofferschap. In het jaarlijks statistisch werkprogramma voor 2011 wordt specifiek verwezen naar de uitvoering van een enquête bij huishoudens/personen naar slachtofferschap van misdrijven.

    Tot nu toe bestaan er geen enquêtegegevens over criminaliteit en veiligheid van individuen en huishoudens die de hele EU betreffen. Sinds 2006 worden er administratieve gegevens over criminaliteit (gebaseerd op politieverslagen enz.) verzameld op informele basis en gepubliceerd. Algemeen wordt erkend dat deze gegevens slechts beperkt vergelijkbaar zijn als gevolg van de verschillende rechtsstelsels en registratiemethoden in de lidstaten, en dat de mogelijkheid om deze problemen te verhelpen beperkt is. Een enquête maakt het mogelijk om vergelijkbare informatie te verzamelen op basis van een gemeenschappelijke vragenlijst en methode.

    De informatie die door middel van dit statistische instrument zal worden verzameld, is vooral van belang voor de beleidsgebieden justitie en binnenlandse zaken. Zij voldoen precies aan de politieke vereisten die zijn geformuleerd in het Haagse programma en het programma van Stockholm.

    Steeds meer breekt het inzicht door dat het voor het algemene welzijn van burgers belangrijk is dat zij niet worden blootgesteld aan criminaliteit en geen gevoelens van persoonlijke onveiligheid hebben. Volgens het verslag van de Commissie over het meten van economische prestaties en sociale vooruitgang (het Stiglitzverslag, 2009) moeten er nieuwe indicatoren voor sociaal welzijn worden ontwikkeld als tegenwicht voor de meer traditionele meetmethoden voor economische vooruitgang zoals het bbp. In het verslag werden kwesties als het gevoel van persoonlijke veiligheid en ervaringen als slachtoffer van misdrijven behandeld, werden in dit verband mogelijke indicatoren voor de levenskwaliteit voorgesteld en werd vooral aandacht besteed aan de rol die bestaande enquêtes bij huishoudens bij de meting van deze verschijnselen kunnen spelen. Een EU-enquête zal het mogelijk maken deze dimensie voor heel Europa in een coherente en vergelijkbare vorm te onderzoeken.

    UITKOMSTEN VAN HET OVERLEG MET BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

    - Interne uitwisselingen/discussies tussen diensten van de Commissie

    De belangrijkste bij het ontwikkelingsproces betrokken diensten waren het toenmalige DG Justitie, vrijheid en veiligheid (JLS) en Eurostat. Onlangs heeft DG HOME de taak van DG JLS overgenomen. Tijdens de ontwikkelingsprocedure is er veel en regelmatig gecommuniceerd. Hiertoe behoorden ook bilaterale discussies en wederzijdse deelname aan alle vergaderingen met de hieronder genoemde belanghebbenden.

    - Raadpleging van belanghebbenden

    In het kader van het Actieplan 2006-2010 van de Commissie voor het meten van de omvang van de criminaliteit en het strafrecht is een groep van deskundigen opgericht. Deze bestond uit nationale deskundigen uit alle lidstaten op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, en internationale deskundigen uit de academische wereld, internationale organisaties enz. Bij elke jaarvergadering van de groep van deskundigen zijn de voorschriften voor de enquête en de te produceren indicatoren besproken. De uitwisseling van informatie vond plaats via een daarvoor bestemde CIRCA-website. Gedetailleerde kwesties zijn in schriftelijke raadplegingen van de groep aan de orde gekomen.

    Op basis van een vragenlijst die onder de leden van de groep van deskundigen is verspreid, is een lijst van sleutelindicatoren opgesteld, met vermelding van de frequentie van de referenties en het relatieve gewicht van elk ervan. Deze indicatoren omvatten een aantal "traditionele" problemen (inbraak, diefstal, fysiek geweld enz.), maar ook enkele recentere ontwikkelingen zoals computercriminaliteit en verschillende soorten fraude. Andere thema's waren de publieke perceptie van veiligheidskwesties en gevoelens van veiligheid. Deze drie indicatoren stonden centraal in het ontwikkelingsproces en werden zo nodig bijgewerkt met behulp van een regelmatig raadplegingsproces.

    - Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

    Door middel van aanbestedingsprocedures werd de vakkennis van een aantal internationale deskundigen ingewonnen. Daartoe behoorden het VN-agentschap HEUNI, dat de oorspronkelijke vragenlijst opstelde, en de oprichters van de internationale enquête over slachtoffers van criminaliteit (International Crime Victims Survey – ICVS); dat is de enige eerdere poging om een internationale enquête over criminaliteit op te stellen. Ook werd nauw samengewerkt met het UNODC (Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding van de Verenigde Naties) en de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (UN - ECE), die een voortrekkersrol hebben gespeeld bij een soortgelijk proces op internationaal niveau.

    Het methodologische concept stond onder toezicht van de werkgroep misdaadstatistiek van Eurostat en de gedetailleerde uitwerking werd toevertrouwd aan een taskforce van de lidstaten. Hierdoor kwam de ervaring beschikbaar die al was verworven in de (ongeveer tien) landen waar al nationale enquêtes worden gehouden.

    In aanvulling op de regelmatige vergaderingen werd informatie verspreid via een hiervoor bestemde CIRCA-website. De Europese directeuren sociale statistiek en het Comité voor het Europees statistisch systeem werden regelmatig van de vorderingen op de hoogte gesteld.

    De gebruikte methode was sterk gebaseerd op die in het handboek van de Verenigde Naties, waaraan Eurostat en een aantal EU-lidstaten zelf hebben bijgedragen. Het voorgestelde model voor de enquête is in 2008-2009 getest in zestien lidstaten, ondersteund door subsidies van de Commissie.

    Resultaten van de testfase zijn beoordeeld door de internationale deskundigen en beschikbaar gesteld aan de werkgroep en de taskforce. Aan de hand van deze ervaringen is het voorgestelde model nader bijgewerkt tijdens een reeks vergaderingen en raadplegingen in 2010.

    - Effectbeoordeling

    Door de voorgestelde enquête over criminaliteit en veiligheid komt voor het eerst informatie beschikbaar van elke lidstaat over een kwestie die van wezenlijk belang is voor het beleid in de EU. Door het gebruik van gemeenschappelijke methoden en rapportageformaten komt informatie beschikbaar die coherent, vergelijkbaar en daarom relevant is voor gebruikers op Europees en nationaal niveau. De lidstaten zullen hierbij een centrale rol spelen door de betrokkenheid van nationale statistische autoriteiten, die voor de verzameling en verwerking van enquêtegegevens over goed lopende procedures beschikken.

    JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    - Samenvatting van de voorgestelde maatregel

    Deze verordening heeft als doel een gemeenschappelijk kader vast te stellen voor de productie van Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit door middel van de verzameling, opstelling, verwerking en verstrekking door de lidstaten van geharmoniseerde Europese gegevens over criminaliteit en veiligheid op basis van een enquête bij huishoudens/personen.

    - Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag voor de Europese statistiek is artikel 338 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het Europees Parlement en de Raad moeten volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aannemen voor de opstelling van statistieken wanneer dit voor de vervulling van de taken van de Unie nodig is. In dat artikel wordt bepaald aan welke eisen de productie van Europese statistieken moet voldoen, namelijk onpartijdigheid, betrouwbaarheid, objectiviteit, wetenschappelijke onafhankelijkheid, kosteneffectiviteit en statistische geheimhouding. Deze productie mag geen buitensporige lasten voor de economische actoren met zich brengen.

    - Subsidiariteitsbeginsel

    Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen.

    De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

    Een van de belangrijkste kwaliteitscriteria voor alle statistische gegevens is coherentie en vergelijkbaarheid. De lidstaten kunnen dit niet voldoende bereiken zonder een duidelijk Europees kader, d.w.z. EU-wetgeving waarin gemeenschappelijke statistische begrippen, rapportageformaten en kwaliteitsvoorschriften worden vastgelegd. Hiertoe wordt een model voor een enquête over criminaliteit en veiligheid voorgesteld. Dit omvat een lijst van op te nemen variabelen en een modelvragenlijst.

    Maatregelen van individuele lidstaten zouden om de volgende reden in strijd zijn met het belang van de lidstaten.

    De meeste landen die nog geen nationale enquêtes over criminaliteit en veiligheid hebben, wensen deze instrumenten te ontwikkelen voor beleidsdoeleinden. Indien zij alle hun eigen enquête zouden ontwikkelen, zou dit leiden tot verschillende methoden en verschillende vragenlijsten. Dit zou betekenen dat de resultaten niet vergelijkbaar zouden zijn op EU-niveau. De lidstaten hechten er zelf belang aan, vergelijkingen tussen henzelf en andere EU-landen te kunnen maken. Door het ontbreken van een gemeenschappelijk Europees kader met gemeenschappelijke begrippen en rapportageformaten zou het minder goed of zelfs niet mogelijk zijn om vergelijkbare statistieken uit te wisselen.

    De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Europese Unie worden verwezenlijkt.

    De doelstellingen kunnen beter op EU-niveau worden verwezenlijkt op basis van Europese wetgeving, omdat alleen de Commissie de harmonisatie van statistische informatie op EU-niveau kan coördineren. Het verzamelen van gegevens en de opstelling van vergelijkbare statistieken over veiligheid voor criminaliteit kan echter worden georganiseerd door de lidstaten, die de bronnen en methoden gebruiken die het meest geschikt zijn om de vereiste informatie te verschaffen. Bijgevolg mag de EU daartoe maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag.

    Het voorstel beoogt harmonisatie van de begrippen, de onderwerpen en de kenmerken van de vereiste informatie, de dekking, de kwaliteitscriteria en de indieningstermijnen en resultaten zodat relevante, actuele, vergelijkbare en coherente Europese statistieken kunnen worden opgesteld.

    De lidstaten zullen de gegevens verzamelen met behulp van hun eigen nationale steekproefkaders, en kiezen ook de wijze waarop de interviews worden afgenomen (persoonlijke interviews, telefoon, per post, via internet enz.) volgens de bestaande nationale gebruiken.

    Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

    - Evenredigheidsbeginsel

    Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    De verordening blijft beperkt tot het minimum dat vereist om dit doel te verwezenlijken, en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is.

    De verordening stelt de invoering van een nieuwe enquête voor indien dit nodig is, maar biedt de lidstaten ook de mogelijkheid om aan de vereisten te voldoen door de bestaande nationale enquêtes aan te passen.

    - Keuze van instrumenten

    Voorgesteld instrument: een verordening van het Europees Parlement en de Raad.

    Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn.

    De keuze van het rechtsinstrument hangt af van het doel van de wetgeving. Gezien de informatiebehoeften op Europees niveau wordt voor basisbesluiten over Europese statistieken gewoonlijk gekozen voor verordeningen in plaats van richtlijnen. Een verordening verdient de voorkeur omdat hierdoor in de gehele Europese Unie dezelfde regels gelden en de lidstaten deze niet onvolledig of selectief kunnen toepassen. Zij is rechtstreeks toepasselijk, wat betekent dat zij niet in nationaal recht hoeft te worden omgezet. Richtlijnen daarentegen hebben tot doel de nationale wetgevingen te harmoniseren; zij zijn voor de lidstaten bindend wat hun doelstellingen betreft, maar de nationale instanties kunnen zelf bepalen hoe en in welke vorm zij deze willen bereiken. Richtlijnen moeten ook in nationaal recht worden omgezet. Een verordening is sinds 1997 de voor Europese statistische besluiten gebruikelijke vorm.

    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel brengt een uitgave van 12 miljoen euro in 2012 uit de EU-begroting met zich mee.

    Het voorstel verplicht de lidstaten om nieuwe enquêtes te ontwikkelen (of in sommige gevallen bestaande enquêtes aan te passen). De daarvoor noodzakelijke ontwikkeling van een methode is bijzonder duur, en bovendien zijn aan sociale enquêtes altijd hoge kosten verbonden, zoals de lonen van de enquêteurs, reiskosten enz. Aangezien het programma van Stockholm politieke prioriteit verleent aan de ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie, kan tot 90% van de subsidiabele kosten van de lidstaten worden betaald uit de EU-begroting.

    AANVULLENDE INFORMATIE

    - Intrekking van bestaande wetgeving

    De vaststelling van het voorstel heeft geen intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.

    - Europese Economische Ruimte

    De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

    2011/0146 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    inzake Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming[2],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1. De Europese Raad bevestigt het Haags programma[3], het belang dat hij hecht aan de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht als antwoord op een algemene bezorgdheid van de volkeren van de staten die in de Unie verenigd zijn, en waardeert in dat programma het initiatief van de Commissie om te komen tot Europese instrumenten voor het verzamelen, analyseren en vergelijken van informatie over misdaad en veiligheid in de lidstaten. Hij belast de Commissie (Eurostat) met het definiëren van deze gegevens en het verzamelen ervan bij de lidstaten.

    2. De ontwikkeling van een statistisch instrument om de bezorgdheid over veiligheid te meten, is een van de belangrijkste doelstellingen van het EU-actieplan 2006-2010 inzake de ontwikkeling van een algemene en coherente strategie van de Unie voor het meten van de omvang van de criminaliteit en het strafrecht, dat door de Commissie wordt voorgesteld om de doelstellingen van het Haags programma te bereiken.

    3. In het programma van Stockholm[4] wordt de nadruk gelegd op het streven van de Europese Raad naar een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger, en wordt de Commissie opgeroepen door te gaan met het ontwikkelen van statistische instrumenten voor het meten van criminaliteit en criminele activiteiten, en met de verdere uitbreiding van de maatregelen die zijn vervat in het EU-actieplan voor 2006-2010 en waarvan sommige al zijn uitgevoerd, in het licht van de toegenomen behoefte aan statistieken op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht. Bovendien heeft de Commissie in het kader van het zesde kaderprogramma – dat is vastgesteld bij Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006)[5] – en het zevende kaderprogramma – dat is vastgesteld bij Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013)[6] – financiering verleend aan een aantal onderzoeksprojecten op het gebied van de perceptie van veiligheid en het vertrouwen in politie- en justitiesystemen, die in aanmerking moeten worden genomen.

    4. De ontwikkeling van de noodzakelijke statistische instrumenten voor het meten van criminaliteit en het strafrecht betekent voor de lidstaten een dusdanige investering dat een financiële bijdrage van de begroting van de Unie van maximaal 90% van de subsidiabele kosten passend is.

    5. Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek vormt een referentiekader voor de productie van Europese statistieken[7], met inbegrip van de in artikel 5 geregelde procedure om subsidie te verlenen aan nationale autoriteiten. De verordening vereist met name inachtneming van de beginselen van professionele onafhankelijkheid, onpartijdigheid, objectiviteit, betrouwbaarheid, statistische geheimhouding en kosteneffectiviteit.

    6. Deze verordening garandeert het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens, die zijn neergelegd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[8].

    7. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[9] en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[10] zijn in het kader van deze verordening van toepassing.

    8. Bij de productie en verspreiding van Europese statistieken in het kader van deze verordening moeten de nationale statistische instanties en de Commissie (Eurostat) rekening houden met de beginselen van de praktijkcode Europese statistieken, die de Commissie in haar aanbeveling van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties heeft bekrachtigd.

    9. Aangezien de doelstelling van deze verordening – namelijk de vaststelling van een gemeenschappelijk rechtskader voor de productie van Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit door het verzamelen van informatie op basis van een steekproef van personen – niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter op door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

    10. Met het oog op eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend voor de praktische aspecten van de uitwisseling van microgegevens, de regelingen betreffende de kwaliteitsverslagen en de gedetailleerde structuur van deze verslagen, en de gegevenscoderingsregeling. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[11].

    11. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Comité voor het Europees statistisch systeem zijn geraadpleegd,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Voorwerp

    Deze verordening stelt een kader vast voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van vergelijkbare Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit op basis van een enquête bij huishoudens of personen.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) "huishouden": een alleenstaande, of een groep personen die samen in dezelfde particuliere woning wonen en hun uitgaven, waaronder die voor de noodzakelijke levensbehoeften, delen; deze definitie omvat geen collectieve huishoudens zoals ziekenhuizen, verzorgings- of andere tehuizen, gevangenissen, kazernes, religieuze instellingen, pensions en herbergen;

    b) "gewone verblijfplaats": de plaats waar een persoon gewoonlijk de dagelijkse rustperiode doorbrengt, ongeacht tijdelijke afwezigheid voor recreatie- of vakantiedoeleinden, vrienden- en familiebezoek, zakenreizen, medische behandelingen of bedevaarten, of, bij gebreke daaraan, de plaats van het legaal of geregistreerd verblijf.

    Alleen de volgende personen worden als inwoner van het betrokken geografisch gebied beschouwd:

    i) degenen die voor de referentiedatum ten minste twaalf maanden onafgebroken in hun gewone verblijfplaats hebben gewoond, of

    ii) degenen die zich in de twaalf maanden voor de referentiedatum in hun gewone verblijfplaats hebben gevestigd met het voornemen daar ten minste een jaar te blijven.

    Indien de onder i) en ii) omschreven omstandigheden niet kunnen worden vastgesteld, wordt onder "gewone verblijfplaats" de wettelijke of geregistreerde woonplaats verstaan;

    c) "veiligheid": het gevoel van burgers beschermd te zijn tegen bedreigingen van henzelf, hun huishouden of hun bezittingen door criminaliteit;

    d) "indirect antwoord": informatie over een persoon, gegeven door een ander lid van het huishouden van die persoon;

    e) "microgegevens": individuele statistische bestanden;

    f) "metagegevens over kwaliteit": informatie afkomstig van gegevensverstrekkers die wordt beschouwd als nuttig voor de uitlegging van die gegevens.

    Artikel 3

    Toepassingsgebied

    12. Elke lidstaat dient bij de Commissie (Eurostat) de in bijlage I vermelde gegevens in.

    13. Vragen over seksueel geweld kunnen afzonderlijk op facultatieve basis worden gesteld.

    14. Bij wijze van uitzondering zijn Frankrijk en Ierland niet verplicht om de gegevens over geweld tussen leden van hetzelfde huishouden te verzamelen.

    Artikel 4

    Kenmerken van gegevens en referentieperiode

    1. De gegevens worden verzameld op basis van een steekproef van huishoudens of personen zoals vastgesteld in artikel 5.

    2. De gegevens worden verzameld in 2013.

    3. De observatieperiode bestrijkt de twaalf maanden voorafgaand aan de gegevensverzameling.

    Artikel 5

    Steekproefneming en steekproefgrootte

    1. De gegevens worden aan de hand van nationaal representatieve kanssteekproeven verkregen.

    2. De steekproefgrootte, berekend op basis van de aanname van enkelvoudige aselecte steekproeftrekking, bedraagt minimaal:

    a) 8 000 personen in lidstaten met een bevolking van 16 jaar en ouder die meer dan 10 miljoen bedraagt;

    b) 7 000 personen in lidstaten met een bevolking van 16 jaar en ouder die meer dan 5 miljoen en minder dan 10 miljoen bedraagt;

    c) 6 000 personen in lidstaten met een bevolking van 16 jaar en ouder die meer dan 1,5 miljoen en minder dan 5 miljoen bedraagt;

    d) 5 000 personen in lidstaten met een bevolking van 16 jaar en ouder die meer dan 0,5 miljoen en minder dan 1,5 miljoen bedraagt;

    e) 3 000 personen in lidstaten met een bevolking van 16 jaar en ouder die minder dan 0,5 miljoen bedraagt.

    Artikel 6

    Verzameleenheid

    1. De referentiepopulatie omvat alle personen die deel uitmaken van huishoudens en die op het moment van de gegevensverzameling hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van de lidstaat hebben.

    2. Kleine delen van het nationale grondgebied, waar niet meer dan 2% van de nationale bevolking zijn gewone verblijfplaats heeft, alsmede de in bijlage II opgenomen nationale gebieden, mogen van de enquête worden uitgesloten.

    3. De gegevens hebben betrekking op personen van 16 jaar of ouder.

    4. Indirecte antwoorden zijn niet toegestaan.

    Artikel 7

    Indiening en verwerking van gegevens

    1. De lidstaten dienen de vertrouwelijke microgegevens in bij de Commissie (Eurostat) overeenkomstig de bepalingen inzake de verstrekking van gegevens die onder de geheimhouding vallen zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 223/2009. De lidstaten zorgen dat de identiteit van huishoudens of personen niet rechtstreeks uit de ingediende gegevens is af te leiden.

    2. De lidstaten verschaffen de microgegevens uiterlijk op 31 juli 2014. De microgegevens gaan vergezeld van een reeks gedefinieerde tabellen, die bestaan uit indicatoren van de prevalentie in de laatste twaalf maanden naar type misdrijf en de gevoelens van veiligheid.

    Artikel 8

    Verschaffing van gegevens en metagegevens

    1. De lidstaten verschaffen de microgegevens en de bijbehorende metagegevens over kwaliteit volgens een uitwisselingsnorm die door de Commissie (Eurostat) wordt gespecificeerd. Microgegevens en metagegevens over kwaliteit moeten bij de Commissie (Eurostat) langs elektronische weg worden ingediend via het centrale toegangspunt.

    2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringsbesluiten praktische regelingen vast voor de uitwisseling van microgegevens. Deze uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure waarnaar in artikel 12, lid 2, wordt verwezen.

    Artikel 9

    Verspreiding van en toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden

    1. De Commissie (Eurostat) verspreidt de statistieken over veiligheid voor criminaliteit uiterlijk op 31 december 2014.

    2. De Commissie (Eurostat) kan toegang verlenen tot vertrouwelijke gegevens die overeenkomstig deze verordening zijn ingediend, onder de voorwaarden die in Verordening (EG) nr. 831/2002 zijn vastgesteld.

    Artikel 10

    Kwaliteitsbeoordeling

    1. De lidstaten dragen zorg voor de kwaliteit van de ingediende microgegevens.

    2. Voor de toepassing van deze verordening zijn de kwaliteitscriteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van toepassing op de in te dienen gegevens.

    3. De lidstaten dienen bij de Commissie (Eurostat) een verslag in over de kwaliteit van de microgegevens. Dit verslag wordt uiterlijk binnen een maand na de toezending van de gegevens voorgelegd.

    4. Bij de toepassing van de in lid 2 vermelde kwaliteitscriteria op de onder deze verordening vallende gegevens stelt de Commissie door middel van uitvoeringsbesluiten de regelingen betreffende en de gedetailleerde opzet van de kwaliteitsverslagen (bestanden van metagegevens over kwaliteit) en de gegevenscoderingsregeling vast. Deze uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure waarnaar in artikel 12, lid 2, wordt verwezen.

    5. Op grond van de in lid 3 bedoelde verslagen evalueert de Commissie (Eurostat) de kwaliteit van de ingediende gegevens, en zorgt met name voor de vergelijkbaarheid van de gegevens tussen de lidstaten.

    Artikel 11

    Financiering

    1. Voor de uitvoering van de enquête verleent de Commissie de lidstaten een financiële bijdrage in de kosten in de vorm van een subsidie voor het verzamelen, verwerken en indienen van de gegevens, inclusief de salariskosten van het personeel van nationale instanties, overeenkomstig de voorwaarden in de subsidieovereenkomst. De bijdrage wordt toegekend aan de nationale statistische instellingen en andere nationale autoriteiten waarnaar in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009 wordt verwezen.

    2. Het maximumbedrag van de cofinanciering van de Unie mag niet meer dan 90% van de totale subsidiabele kosten van het project bedragen.

    3. De financiële bijdrage is afhankelijk van de beschikbaarheid van de in de begroting van de Unie opgenomen kredieten.

    4. De maatregelen die in het kader van deze verordening worden gefinancierd, mogen geen bijdragen afkomstig van andere financiële instrumenten van de Unie ontvangen. De ontvangers verschaffen de Commissie informatie over alle andere ontvangen bijdragen en over lopende aanvragen voor bijdragen.

    5. De Commissie zorgt ervoor dat bij de uitvoering van maatregelen die in het kader van deze verordening worden gefinancierd, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onrechtmatige activiteiten, door doeltreffende controles en door het terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden opgespoord, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad[12], Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[13] en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad[14].

    6. Voor maatregelen die in het kader van deze verordening worden gefinancierd, wordt onder het begrip onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 verstaan elke inbreuk en elke schending van een contractuele verplichting die bestaat in een handeling of een nalaten door een marktdeelnemer, waardoor de algemene begroting van de Unie of de door de Unie beheerde toewijzingen worden of zouden kunnen worden benadeeld door een onverschuldigde uitgave.

    7. Uit deze verordening voortvloeiende contracten en overeenkomsten voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie (of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger), alsook in zo nodig ter plaatse te verrichten financiële controles door de Rekenkamer.

    Artikel 12

    Comitéprocedure

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Europees statistisch systeem, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 223/2009. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2. Wanneer wordt verwezen naar dit lid, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 13

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Deze verordening treedt buiten werking op 30 juni 2015.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    BIJLAGE I

    GEGEVENS DIE BIJ DE COMMISSIE (EUROSTAT) MOETEN WORDEN INGEDIEND

    15. Ondervinding van criminaliteit naar type misdrijf:

    16. Misdrijven in verband met voertuigen:

    1) autodiefstal,

    2) diefstal uit auto's,

    3) diefstal van motorfietsen,

    4) diefstal van rijwielen;

    17. Misdrijven in verband met huishoudens: inbraak in hoofdwoning;

    18. Persoonlijke misdrijven:

    1) beroving,

    2) diefstal van persoonlijke eigendommen;

    19. Niet-conventionele misdrijven:

    1) consumentenfraude,

    2) fraude met bankkaarten of internetbankieren;

    3) omkoping (smeergeld);

    20. Gegevens over de misdrijven:

    21. Over elk type misdrijf dat onder de punten 1.1-1.4 wordt genoemd, moet de volgende informatie worden verzameld:

    22. of de gebeurtenis(sen) zich in de laatste vijf jaar heeft/hebben voorgedaan (facultatief),

    23. of de gebeurtenis(sen) zich in de laatste twaalf maanden heeft/hebben voorgedaan (facultatief),

    24. hoe vaak dit in de laatste twaalf maanden is gebeurd,

    25. of de laatste gebeurtenis is gemeld aan de politie (of een andere autoriteit in geval van consumentenfraude, fraude met bankkaarten/internetbankieren en omkoping),

    26. of de reactie van de politie op de laatste gebeurtenis naar tevredenheid was;

    27. Naast de in punt 2.1 genoemde gegevens moet ook de volgende informatie over de laatste gebeurtenis voor elk misdrijf als volgt worden verzameld:

    1) voor alle misdrijven in verband met voertuigen, persoonlijke misdrijven, niet-conventionele misdrijven:

    - waar de laatste gebeurtenis zich heeft voorgedaan;

    2) voor autodiefstal:

    - of de auto is teruggevonden;

    3) voor de inbraak in de hoofdwoning, beroving:

    - waarom de politie niet werd geïnformeerd,

    - waarom de reactie van de politie niet naar tevredenheid van de respondent was,

    - of de respondent contact heeft opgenomen met slachtofferhulp,

    - of slachtofferhulp nuttig zou zijn geweest;

    4) voor beroving:

    - of er iets is gestolen,

    - of de dader een wapen gebruikte,

    - welk soort wapen door de dader werd gebruikt,

    - of de respondent gewond werd,

    - of de verwonding medisch behandeld werd,

    - wat de emotionele gevolgen van de gebeurtenis voor de respondent waren;

    5) voor diefstal van persoonlijke eigendommen:

    - of de respondent de gestolen artikelen bij zich had;

    6) voor consumentenfraude:

    - of de fraude verband hield met de aankoop van goederen of diensten,

    - of bij de fraude gebruik werd gemaakt van internet of e-mail;

    7) voor fraude met bankkaarten of internetbankieren:

    - of de fraude bankkaarten of internetbankieren betrof;

    8) voor omkoping:

    - wie er bij betrokken was;

    - De mening van de respondent over rechtshandhaving en veiligheidsmaatregelen:

    - of de respondent werd geconfronteerd met drugsproblemen,

    - of de respondent beschikt over een inbraakalarm,

    - of de respondent beschikt over een speciale deur of sloten,

    - of de respondent in het donker bepaalde plaatsen mijdt,

    - of de respondent over een vuurwapen beschikt,

    - reden om een vuurwapen te hebben,

    - mening van de respondent over het optreden van de politie,

    - mening van de respondent over het optreden van de rechtbanken,

    - mening van de respondent over passende straffen voor inbraak;

    - Gevoelens van veiligheid en zorgen over criminaliteit van de respondent:

    - gevoelens van veiligheid wanneer de respondent in het donker alleen buiten is,

    - angst voor fysieke agressie,

    - zorgen over terrorisme,

    - kans op een inbraak;

    - Sociaaldemografische achtergrond van de respondent:

    - geslacht,

    - leeftijd,

    - geboorteland,

    - geboorteland van de moeder,

    - geboorteland van de vader,

    - nationaliteit,

    - burgerlijke staat,

    - feitelijke samenlevingsvorm,

    - relaties in het verleden,

    - werksituatie,

    - werkt voltijds of in deeltijd,

    - professionele status,

    - tewerkstelling in dienstverband,

    - economische activiteit van de plaatselijke vestiging,

    - hoogste niveau van opleiding die succesvol is afgerond,

    - inkomen van het huishouden;

    - Technische variabelen:

    - land van woonplaats,

    - regio van woonplaats,

    - urbanisatiegraad van de regio van vestiging van het huishouden,

    - referentiejaar van de enquête,

    - maand van de enquête,

    - identificatie van de respondent,

    - wegingsfactor voor het huishouden,

    - wegingsfactor voor individuen,

    - gebruikte gegevensverzamelingsmethode,

    - tijdens het interview toegepaste methode voor controle op het telescoopeffect,

    - voor het interview gebruikte taal,

    - aantal personen in het huishouden, inclusief de respondent;

    - Geweldsdelicten (te vragen in een afzonderlijke module aan het eind van het interview):

    (1) fysiek geweld, niet door en partner:

    - of iemand – bijvoorbeeld iemand op school of op het werk, een vriend of een buur of een onbekende – de respondent ooit een klap heeft gegeven, iets heeft toegegooid, heeft geduwd of aan het haar heeft getrokken,

    - of iemand van de bovengenoemde personen de respondent met de vuist of iets anders heeft geslagen, of geschopt, meegesleurd of in elkaar geslagen,

    - of iemand van de bovengenoemde personen de respondent de keel heeft dichtgeknepen of verbrandingen heeft toegebracht, met een vuurwapen, mes of andere wapen heeft bedreigd of dit heeft gebruikt;

    (2) seksueel geweld, niet door een partner (facultatief):

    - of iemand – bijvoorbeeld iemand op school of op het werk, een vriend of een buur of een onbekende – de respondent ooit heeft gedwongen tot ongewilde geslachtsgemeenschap, bijvoorbeeld door de respondent te bedreigen, vast te houden of in een positie te brengen waarin weigeren onmogelijk was,

    - of iemand van de bovengenoemde personen heeft geprobeerd de respondent tot een ongewenste seksuele handeling of geslachtsgemeenschap te dwingen of een andere ongewenste seksuele gedraging heeft vertoond;

    (3) fysiek geweld door een partner:

    - of de huidige partner of een vroegere partner – bijvoorbeeld ex-man, ex-vriend of –vriendin – de respondent een klap heeft gegeven, iets heeft toegegooid dat letsel kan veroorzaken, heeft geduwd of aan het haar heeft getrokken,

    - of iemand van de bovengenoemde personen de respondent met de vuist of iets anders heeft geslagen, geschopt, meegesleurd of in elkaar geslagen,

    - of iemand van de bovengenoemde personen de respondent de keel heeft dichtgeknepen of verbrandingen heeft toegebracht, met een vuurwapen, mes of een ander wapen heeft bedreigd of dit heeft gebruikt;

    (4) seksueel geweld door een partner (facultatief):

    - of de respondent ongewenste seksuele handelingen heeft verricht uit angst voor wat de huidige partner of een vroegere partner – bijvoorbeeld ex-man, ex-vriend of -vriendin – zou kunnen doen,

    - of een van de bovengenoemde personen de respondent heeft gedwongen tot ongewenste seksuele handelingen;

    - Voor fysiek geweld, niet door een partner, en voor fysiek geweld door een partner moeten de volgende gegevens worden verzameld:

    - of de gebeurtenis(sen) zich in de laatste vijf jaar heeft/hebben voorgedaan (facultatief),

    - of de gebeurtenis(sen) zich in de laatste twaalf maanden heeft/hebben voorgedaan (facultatief),

    - hoe vaak dit in de laatste twaalf maanden is gebeurd,

    - wanneer de laatste gebeurtenis zich heeft voorgedaan,

    - of er een wapen werd gebruikt,

    - welk soort wapen werd gebruikt,

    - of de respondent gewond werd,

    - of de verwonding medisch behandeld werd,

    - wat de emotionele gevolgen van de gebeurtenis voor de respondent waren,

    - wie de dader was,

    - of de laatste gebeurtenis werd gemeld aan de politie,

    - waarom deze niet werd gemeld,

    - of de reactie van de politie op de laatste gebeurtenis naar tevredenheid was,

    - waarom de reactie van de politie niet naar tevredenheid van de respondent was,

    - of de respondent contact heeft opgenomen met slachtofferhulp,

    - of slachtofferhulp nuttig zou zijn geweest;

    - De in punt 7.1 genoemde gegevens zijn facultatief voor seksuele geweldsdelicten, niet door een partner, en voor seksuele geweldsdelicten door een partner.

    - Landen die geen controlevragen voorschrijven voor de misdrijven in de laatste vijf jaar vóór de dag van het interview, moeten overrapportering (telescoopeffect) vermijden, hetzij door controlevragen voor te schrijven die minstens twee jaar bestrijken, hetzij door de exacte datum van de door de respondent gemelde gebeurtenis te verifiëren.

    - BIJLAGE II

    NATIONALE GEBIEDEN DIE VAN DE ENQUÊTE MOGEN WORDEN UITGESLOTEN

    Land | Nationale gebieden |

    Frankrijk | Franse overzeese departementen en gebiedsdelen |

    Nederland | Caribische eilanden (Bonaire, St. Eustachius en Saba), de Waddeneilanden behalve Texel |

    Ierland | Alle eilanden voor de kust, behalve Achill, Bull, Cruit, Gorumna, Inishnee, Lettermore, Lettermullan en Valentia |

    Verenigd Koninkrijk | Schotland ten noorden van het Caledonisch kanaal, de Scilly-eilanden |

    FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

    1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

    1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

    1.3. Aard van het voorstel/initiatief

    1.4. Doelstelling(en)

    1.5. Motivering van het voorstel/initiatief

    1.6. Duur en financiële gevolgen

    1.7. Beheersvorm(en)

    2. BEHEERSMAATREGELEN

    2.1. Voorschriften inzake het toezicht en de verslagen

    2.2. Beheers- en controlesysteem

    2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1. Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) van de uitgaven

    3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

    3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

    3.3. Geraamde gevolgen voor de inkomsten

    FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

    1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1. Benaming van het voorstel/initiatief

    VERORDENING (EU) VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake Europese statistieken over veiligheid voor criminaliteit.

    1.2. Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[15]

    3403 - Productie van statistische informatie.

    1.3. Benaming van het voorstel/initiatief

    X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

    ( Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/ een voorbereidende actie[16]

    ( Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

    ( Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

    1.4. Doelstellingen

    1.4.1. De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

    Communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012, TITEL IV. Visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen.

    De Europese Raad. Het programma van Stockholm ( Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger ), PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

    Het Actieplan van de Commissie 2006-2010 voor het meten van de omvang van de criminaliteit en het strafrecht, COM (2006) 437

    1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

    Specifieke doelstelling nr .

    Specifieke doelstelling nr. gegevensproductie

    Betrokken AMB/ABB-activiteit(en)

    3403 - Productie van statistische informatie.

    1.4.3. Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief moet hebben op de begunstigden/doelgroepen.

    Meer vergelijkbare informatie over criminaliteit en veiligheid in de EU.

    Statistieken om de formulering van beleid ter bevordering van veiligheid en ter voorkoming van criminaliteit te ondersteunen.

    1.4.4. Resultaat- en effectindicatoren

    Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

    Beschikbaarheid van in de hele EU vergelijkbare indicatoren voor veiligheid en microgegevens voor alle 27 lidstaten en EER-landen.

    1.5. Benaming van het voorstel/initiatief

    1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    - Vergelijkbare EU-indicatoren voor gevoelens van persoonlijke veiligheid en ervaringen als slachtoffer van criminaliteit, beschikbaar voor alle EU-lidstaten en EER-landen.

    - Microgegevens vrijgegeven aan de onderzoekgemeenschap.

    1.5.2. Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

    Vergelijkbaarheid van de resultaten voor veiligheid voor criminaliteit op EU-niveau zal bijdragen aan de op feiten gebaseerde beleidsontwikkeling.

    1.5.3. Ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    Niet van toepassing.

    1.5.4. Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

    Met de gegevens afkomstig uit deze enquête kan informatie over criminaliteit uit andere bronnen, zoals politiedossiers, beter worden beoordeeld.

    1.6. Duur en financiële gevolgen

    X Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

    - ( Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]2011 tot en met [DD/MM]2015

    - ( Financiële gevolgen van 2012 tot en met 2015

    ( X Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

    28. Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

    29. gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7. Beheersvorm(en) [17]

    X Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

    ( Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

    30. ( uitvoerende agentschappen

    31. ( door de Gemeenschappen opgerichte organen[18]

    32. ( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    33. ( personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

    ( Gedeeld beheer met lidstaten

    ( Gedecentraliseerd beheer met derde landen

    ( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

    Opmerkingen

    2. BEHEERSMAATREGELEN

    2.1. Voorschriften inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Tijdens de uitvoering van de enquête zullen regelmatige vergaderingen van de taskforce met de lidstaten worden gehouden om toezicht op de enquête te houden en ervaringen te delen.

    Op het proces wordt toezicht gehouden op basis van de verslaggeving over de kwaliteit van de enquêtes volgens de specifieke Eurostat-voorschriften.

    2.2. Beheers- en controlesysteem

    2.2.1 Geconstateerde risico's

    Ontbreken van financiële middelen op nationaal niveau om te voorzien in de bijdrage van de lidstaten in de kosten van de enquête.

    2.2.2 Controlemiddel(en)

    Cofinanciering van de uitvoering van de enquête door de Europese Commissie, afhankelijk van de beschikbaarheid van kredieten in de begroting van de Europese Unie.

    2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

    Ingevoerde controles met toepassing van standaard-subsidieprocedures voor acties.

    3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1. Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) van de uitgaven

    - Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarige financiële kader | Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Bijdrage |

    Nummer [Rubriek ………………………………….] | GK/NGK ([19]) | van EVA-landen[20] | van kandidaat-lidstaten[21] | van derde landen | In de zin van artikel 18 van het Financieel Reglement. |

    [1a] | 29.02.03 Communautair statistisch programma 2008-2012 | GK | Ja | Nee | Nee | Nee |

    [3a] | 18.05.09 – Voorkoming en bestrijding van criminaliteit, of de opvolger van dit begrotingsonderdeel | GK | Nee | Ja (alleen als partner) | Nee | Ja (alleen lidstaten en hun openbare instellingen) |

    - Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarige financiële kader | Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Bijdrage |

    Nummer [Rubriek ………………………………….] | GK/ NGK | van EVA-landen | van kandidaat-lidstaten | van derde landen | in de zin van artikel 18, lid 1 bis, van het Financieel Reglement |

    [XX.YY.YY.YY] | JA/ NEE | JA/ NEE | JA/ NEE | JA/ NEE |

    3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1 Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader: | Nummer | 1a Concurrentievermogen voor groei |

    in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

    35. 3.2.3.2. Geraamde personeelsbehoeften

    36. ( Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

    37. X Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

    JAAR N | JAAR N+1 | JAAR N+2 | JAAR N+3 | … zo veel jaren invullen als nodig is om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) |

    ( Plaatsen volgens de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijk personeel) |

    xx 01 01 01 (hoofdkantoor en vertegenwoordigingen van de Commissie) | 2 | 2 | 2 | 2 |

    xx 01 01 02 (vertegenwoordigingen) |

    xx 01 05 01 (indirect onderzoek) |

    xx 01 05 01 (direct onderzoek) |

    ( Extern personeel (in voltijdequivalenten: vte)[31] |

    xx 01 02 01 (AC, INT, SNE van de "totale financiële middelen") |

    xx 01 02 02 (AC, INT, JED, LA en SNE in de vertegenwoordigingen) |

    10 01 05 02 (AC, INT, SNE – direct onderzoek) |

    Andere begrotingsonderdelen (specificeer) |

    TOTAAL | 2 | 2 | 2 | 2 |

    XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

    De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel | Beschikbaar stellen van de noodzakelijke informatie aan de lidstaten om de enquête te houden Voorbereiden van informaticahulpmiddelen om de gegevens te ontvangen, te valideren en te verwerken Voorbereiding van de gegevens voor publicatie |

    Extern personeel | Niet van toepassing. |

    - 3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

    38. ( Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

    39. X( Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

    De totale begroting wordt geheel gedekt door herschikking van bestaande middelen.

    40. ( Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[34].

    3.2.5. Bijdragen van derden aan de financiering

    41. Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

    3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    42. X Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

    [1] PB L 344 van 28.12.2007, blz. 15.

    [2] PB C [...] van [...], blz. [...].

    [3] PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

    [4] PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

    [5] PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1.

    [6] PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

    [7] PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

    [8] PB C 303 van 14.12.2007, blz. 1.

    [9] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    [10] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    [11] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

    [12] PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

    [13] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

    [14] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

    [15] ABM: activiteitsgestuurd management (Activity-Based Management) – ABB: activiteitsgestuurde begroting (Activity-Based Budgeting).

    [16] In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

    [17] Nadere informatie over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn te vinden op de website BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

    [18] In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

    [19] GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.

    [20] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

    [21] Kandidaat-lidstaten en indien van toepassing potentiële kandidaat-lidstaten uit de Westelijke Balkan.

    [22] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [23] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek.

    [24] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [25] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek.

    [26] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [27] Outputs zijn de te leveren producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal kilometers aangelegde weg enz.).

    [28] Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

    [29] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [30] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek.

    [31] AC = arbeidscontractant; INT = uitzendkracht ("Intérimaire"); JED = jonge deskundige in vertegenwoordiging ("Jeune Expert en Délégation"); LA = plaatselijk functionaris ("Local Agent"); SNE = gedetacheerd nationaal deskundige ("Seconded National Expert").

    [32] Submaximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

    [33] Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

    [34] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    Top