Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0320

    Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van normen voor de opvang van asielzoekers (Herschikking)

    /* COM/2011/0320 definitief - 2008/0244 (COD) */

    52011PC0320




    TOELICHTING

    1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    1.1. Motivering en doel van het voorstel

    Zoals aangekondigd in het Asielbeleidsplan[1] heeft de Commissie op 9 december 2008 een voorstel ingediend tot wijziging van Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten[2] (hierna "de richtlijn opvangvoorzieningen" genoemd). Het voorstel is opgesteld op basis van de evaluatie van de toepassing van de huidige richtlijn in de lidstaten en na uitvoerig overleg met de lidstaten, de UNHCR, ngo's en andere betrokkenen.

    Op 7 mei 2009 heeft het Europees Parlement zijn standpunt[3] bepaald over het voorstel van de Commissie, waarbij de meeste voorgestelde wijzigingen werden aanvaard. In de Raad werd het voorstel voornamelijk besproken tijdens het Tsjechische en het Zweedse voorzitterschap, maar de onderhandelingen verliepen stroef en er is geen overeenstemming bereikt over de tekst.

    Met dit gewijzigde voorstel wil de Commissie gebruikmaken van haar initiatiefrecht om vaart te zetten achter de opbouw van een echt gemeenschappelijk Europees asielstelsel. De Commissie is ervan overtuigd dat een dergelijk eerlijk en doeltreffend systeem zowel de lidstaten als de vluchtelingen ten goede komt.

    De Commissie heeft een politieke verantwoordelijkheid om echt goede mogelijkheden voor onderhandelingen te bieden zodat de Unie de belofte die zij in het Programma van Stockholm heeft gedaan om het gemeenschappelijk asielstelsel in 2012 te voltooien, gestand kan doen. De vaststelling van de nieuwe richtlijn langdurig ingezetenen, die nu ook van toepassing is op personen die internationale bescherming genieten, heeft een krachtige impuls in die richting gegeven.

    Tegelijk met dit voorstel keurt de Commissie een gewijzigd voorstel voor de richtlijn asielprocedures goed.

    Opvangvoorzieningen moeten een menswaardige levensstandaard garanderen en overal in de Unie verglijkbaar zijn, ongeacht waar het verzoek om internationale bescherming wordt ingediend. Om deze doelstellingen te bereiken, is de Commissie blijven zoeken naar de beste nationale methoden en naar manieren om deze overal in de EU toe te passen.

    In het gewijzigde voorstel worden de kennis en ervaring die is opgedaan tijdens de onderhandelingen en overlegrondes met betrokken partijen zoals het UNHCR en ngo's, vertaald in een eenvoudiger en samenhangender opvangsysteem dat strookt met de grondrechten.

    In het voorstel zijn met name de begrippen verduidelijkt en de regels vereenvoudigd, en krijgen de lidstaten meer vrijheid om te beslissen hoe deze in hun nationale rechtssysteem moeten worden verwerkt. Tevens biedt het voorstel de lidstaten meer mogelijkheden om eventueel misbruik van hun opvangstelsel tegen te gaan en neemt het de bezorgdheid over de financiële en administratieve gevolgen van sommige voorgestelde maatregelen weg. Tegelijkertijd worden in het gewijzigde voorstel hoge normen gehandhaafd voor de behandeling, die in overeenstemming moet zijn met de grondrechten. Dit geldt met name voor de bewaring; een ernstige beperking van het recht van vrij verkeer mag alleen worden toegepast als dat noodzakelijk en evenredig is en dient bovendien gepaard te gaan met de nodige wettelijke waarborgen. De specifieke situatie van kwetsbare personen moet altijd goed in het oog worden gehouden. Opvangnormen moeten ook verder worden geharmoniseerd om secundaire stromen die het gevolg zijn van ongelijke normen, te voorkomen.

    Dit gewijzigde voorstel moet in samenhang worden gezien met het gewijzigde voorstel over de richtlijn asielprocedures. Dat voorstel is onder meer bedoeld om de nationale asielstelsels efficiënter en kwalitatief beter te maken, waardoor de opvangkosten voor de lidstaten dalen omdat zij sneller beslissingen kunnen nemen.

    Het gewijzigde voorstel houdt ook verband met de Verordening tot oprichting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), die op 19 mei 2010 is vastgesteld, dus na de goedkeuring van het oorspronkelijke voorstel over de richtlijn opvangvoorzieningen. Het EASO kan de lidstaten praktische ondersteuning bieden en expertise aanreiken voor de toepassing van de bepalingen van de richtlijn en voor het inventariseren van goede methoden. Het kan ook de lidstaten waarvan de opvangvoorzieningen onder grote druk staan, helpen zoeken naar de meest doelmatige manier om de geplande maatregelen uit te voeren, door gegevens over goede methoden te verzamelen en ervaringen uit te wisselen. Voor het eerst sinds de oprichting zal het EASO dit soort hulp verlenen, in de vorm van asielondersteuningsteams die Griekenland gaan bijstaan bij het oplossen van dringende problemen in de asielprocedure.

    1.2. Algemene context

    Het voorstel van 2008 en het huidige, gewijzigde voorstel maken deel uit van een wetgevingspakket op het gebied van asiel waarmee in 2012 een gemeenschappelijk Europees asielstelsel gestalte moet hebben gekregen.

    In 2008 heeft de Commissie samen met het voorstel tot wijziging van de richtlijn opvangvoorzieningen ook voorstellen goedgekeurd tot wijziging van de Dublinverordening en de Eurodac-verordening. In 2009 heeft de Commissie voorstellen goedgekeurd tot wijziging van de richtlijn asielprocedures en de erkenningsrichtlijn. In 2010 werd de verordening tot oprichting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken vastgesteld; deze verordening moet leiden tot meer operationele samenwerking tussen de lidstaten en tevens de toepassing van gemeenschappelijke regels op het gebied van asiel vergemakkelijken.

    Dit wetgevingspakket is in overeenstemming met het Europees pact over immigratie en asiel van 16 oktober 2008 waarin de doelstellingen van het Haags programma opnieuw werden bevestigd en de Commissie werd verzocht voorstellen in te dienen om uiterlijk in 2012 een enkele asielprocedure met gemeenschappelijke waarborgen in te voeren. In dezelfde context onderstreepte het op de Europese Raad van 10 en 11 december 2009 goedgekeurde programma van Stockholm de noodzaak om tegen 2012 "een gemeenschappelijke en solidaire ruimte tot stand te brengen waarin bescherming wordt geboden, op basis van een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status voor personen aan wie internationale bescherming wordt verleend" die stoelt op "hoge beschermingsnormen" en "eerlijke en effectieve procedures". Meer in het bijzonder wordt in het programma van Stockholm gesteld dat iedereen, ongeacht de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend, op een gelijkwaardig niveau behandeld moet worden wat betreft opvangvoorzieningen .

    Als onderdeel van de voorbereiding van het vorige voorstel werd een effectbeoordeling uitgevoerd[4]. Het gewijzigde voorstel is gebaseerd op dezelfde beginselen als het vorige voorstel. Bovendien heeft het als doel sommige bepalingen te vereenvoudigen en te verduidelijken om de uitvoering ervan gemakkelijker te maken. Daarom geldt de voor het vorige voorstel uitgevoerde effectbeoordeling ook nog voor het gewijzigde voorstel.

    1.3. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

    Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 1999 en het Haags Programma van 2004, het Europees pact over immigratie en asiel van 2008 en het programma van Stockholm van 2009 wat betreft de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

    Het voorstel is ook in overeenstemming met de doelstellingen van de Europa 2020-strategie omdat het asielzoekers toegang biedt tot de arbeidsmarkt. Asielzoekers die een economische bijdrage leveren, hoeven niet langer met behulp van het nationale bijstandstelsel te worden ondersteund en leveren dus een positieve, zij het vaak tijdelijke, bijdrage aan de groei.

    2. Raadpleging van betrokken partijen

    Als onderdeel van de voorbereidende werkzaamheden voor het vorige voorstel heeft de Commissie een groenboek gepresenteerd, verschillende bijeenkomsten van deskundigen gehouden, onder meer met de UNHCR en maatschappelijke organisaties, een externe studie laten uitvoeren en gegevens verzameld uit de reacties op verschillende gedetailleerde vragenlijsten.

    Ook heeft de Commissie een evaluatieverslag goedgekeurd over de toepassing van de richtlijn, waarin een aantal tekortkomingen in de wetgeving en het beleid van de lidstaten naar voren komen.

    Na de indiening van het vorige voorstel in december 2008 vonden in de Raad besprekingen op technisch niveau plaats, hoofdzakelijk onder het Tsjechische en het Zweedse voorzitterschap. Daarbij bleek dat veel lidstaten tegen bepaalde bepalingen van het voorstel waren gekant vanwege de specifieke kenmerken van hun eigen asiel- en/of rechtsstelsel. De vrees bestond dat er veranderingen zouden moeten worden doorgevoerd die niet alleen hoge kosten en grote administratieve aanpassingen zouden vergen, maar ook ten koste zouden gaan van de effectiviteit van de asielprocedure.

    Tijdens deze besprekingen konden de lidstaten duidelijk maken welke problemen zij voorzagen bij de tenuitvoerlegging van bepaalde bepalingen. Het werd duidelijk dat, om te vermijden dat een groot aantal uitzonderingen moest worden opgenomen voor specifieke lidstaten waardoor de algemene samenhang van het voorgestelde systeem zou worden aangetast, het beter zou zijn dat de Commissie het voorstel zou herzien om een meer algemene oplossing voor de geschetste problemen voor te stellen en tegelijk de toegevoegde waarde van de tekst te bewaren. Verheldering en vereenvoudiging van de voorgestelde bepalingen om deze gemakkelijker uitvoerbaar te maken voor de lidstaten, zou de discussie een nieuwe impuls kunnen geven. Daarom heeft de Commissie in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 november 2010 aangekondigd dat zij vóór het begin van het Poolse voorzitterschap in 2011 zowel voor deze richtlijn als voor de richtlijn asielprocedures met een gewijzigd voorstel zou komen.

    De amendementen die het Europees Parlement in zijn standpunt van 7 mei 2009 heeft voorgesteld, zijn grotendeels overgenomen in het gewijzigde voorstel. Tevens is rekening gehouden met het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[5] en dat van het Comité van de Regio’s[6], alsook met de uitkomsten van het overleg met andere belanghebbenden zoals de UNHCR en ngo’s die actief zijn op het gebied van de grondrechten.

    Als onderdeel van de voorbereidende werkzaamheden voor dit gewijzigde voorstel heeft de Commissie tussen januari en april 2010 een aantal bilaterale bijeenkomsten gehouden voor technisch overleg met belanghebbenden, waaronder nationale overheidsdiensten, waarbij de beperkingen en bezwaren in verband met het oorspronkelijke voorstel uitvoerig werden besproken.

    Het gewijzigde voorstel houdt ook rekening met de besprekingen in het kader van de ministeriële conferentie "Kwaliteit en efficiëntie in het asielproces", die door het Belgische voorzitterschap werd georganiseerd op 13 en 14 september 2010. Een van de onderwerpen die op de conferentie aan bod kwamen, was het omgaan met de behoeften van kwetsbare asielzoekers.

    3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregel

    Belangrijkste doel van dit gewijzigde voorstel is meer duidelijkheid en flexibiliteit te verschaffen ten aanzien van de voorgestelde opvangvoorzieningen, zodat deze gemakkelijker kunnen worden ingepast in de nationale rechtsstelsels. Tegelijkertijd blijven de kernpunten van het voorstel van 2008 behouden: zorgen voor goede en vergelijkbare opvangvoorzieningen in de gehele EU. Ook de garantie dat de grondrechten ten volle worden geëerbiedigd blijft overeind, want de nieuwe ontwikkelingen in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van het Europese Hof voor de rechten van de mens zijn in het voorstel verwerkt. Dat geldt met name voor het recht van vrij verkeer en de eerbiediging van de menselijke waardigheid.

    Ten slotte versterkt het voorstel de samenhang binnen het wetgevingspakket betreffende het gemeenschappelijk asielstelsel, in het bijzonder met het gewijzigde voorstel over de richtlijn asielprocedures. Waar nodig zijn ook wijzigingen opgenomen die voortvloeien uit de onderhandelingen over de erkenningsrichtlijn en de Dublinverordening, zodat de horizontale samenhang is gewaarborgd.

    Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste punten van het gewijzigde voorstel.

    3.1.1. De uitvoering door de lidstaten vergemakkelijken

    Het gewijzigde voorstel biedt de lidstaten meer speelruimte bij de uitvoering van sommige maatregelen in vergelijking met het voorstel van 2008. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de bezorgdheid over mogelijk hoge kosten en administratieve lasten. Dit gebeurt door middel van beter gedefinieerde juridische begrippen, vereenvoudigde opvangnormen en –instrumenten, en flexibelere regels die gemakkelijker in de nationale praktijk kunnen worden ingepast.

    Deze wijzigingen hebben vooral betrekking op de waarborgen voor asielzoekers in bewaring, opvangvoorzieningen in bewaringsaccomodaties, termijnen voor de toegang tot de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg voor personen met bijzondere opvangbehoeften en procedures voor het vaststellen van dergelijke behoeften, de toegang tot materiële ondersteuning en de rapportageverplichtingen die bedoeld zijn om beter toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de belangrijkste bepalingen van de richtlijn.

    Het gewijzigde voorstel biedt de lidstaten ook meer instrumenten om op te treden wanneer misbruik wordt gemaakt van de opvangvoorzieningen of wanneer deze een aanzuigende werking krijgen. Er komen met name meer mogelijkheden om materiële ondersteuning in te trekken, op voorwaarde dat bepaalde waarborgen worden toegepast en dat rekening wordt gehouden met de situatie van bijzonder kwetsbare personen.

    3.1.2. Duidelijke en strikte regels over bewaring

    Er moeten strikte en alomvattende EU regels worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat bewaring niet willekeurig wordt toegepast en dat de grondrechten in alle gevallen worden geëerbiedigd. De Commissie vindt het zorgwekkend dat asielzoekers op grote schaal in bewaring worden geplaatst, terwijl het EU-asielacquis hierover zwijgt. Daarom worden in het gewijzigde voorstel ten aanzien van bewaring dezelfde uitgangspunten gehanteerd als in het voorstel van 2008. Zo mag bewaring alleen worden toegepast op de voorgeschreven gronden en alleen als het in overeenstemming is met het evenredigheids- en het noodzakelijkheidsbeginsel, na een individuele beoordeling van elk geval afzonderlijk. De noodzakelijke waarborgen moeten worden ingebouwd, zoals toegang tot een doeltreffende voorziening in rechte en gratis rechtsbijstand, indien nodig. De opvangvoorzieningen moeten bij bewaring ook in overeenstemming zijn met de eerbiediging van de menselijke waardigheid. De voorgestelde wijzigingen zijn volledig in overeenstemming met het EU-Handvest van de grondrechten en met de recente interpretatie van artikel 3 van het mensenrechtenverdrag in de jurisprudentie van het EHRM.

    Tegelijkertijd zijn sommige bewaringsregels versoepeld en verschillende begrippen verduidelijkt, zodat ze gemakkelijker kunnen worden toegepast en beter rekening kan worden gehouden met bepaalde elementen van de verschillende nationale rechtsstelsels (bv. de toegang tot gratis rechtsbijstand en de afgifte van een bevel tot bewaring door administratieve autoriteiten). Het gewijzigde voorstel biedt ook meer flexibiliteit ten aanzien van de bewaringsvoorwaarden in geografische gebieden waar het in de praktijk moeilijk is om altijd alle waarborgen te bieden, zoals bij grensposten en in transitzones. Daarnaast zijn verschillende wijzigingen opgenomen die aansluiten bij de EU-regels voor de bewaring van onderdanen van derde landen die in afwachting zijn van een verwijderingsbeslissing, om waar nodig tot een meer consistent geheel te komen van de regels voor de bewaring van onderdanen van derde landen.

    Uit de discussies in de Raad is gebleken dat het in bepaalde gevallen juist in het belang van niet-begeleide minderjarigen is om in bewaring te worden geplaatst, met name om ontvoering te voorkomen, wat in open centra niet altijd blijkt te lukken. Het gewijzigde voorstel laat bewaring van niet-begeleide minderjarigen dan ook wel toe, maar alleen als vaststaat dat dit in hun belang is, zoals gedefinieerd in het voorstel, en dat andere, niet-bewarende maatregelen niet effectief zullen zijn. Tevens moet aan de hand van een individueel onderzoek worden vastgesteld dat bewaring niet schadelijk is voor de gezondheid en het welzijn van de betrokken niet-begeleide minderjarige. En dan nog mag bewaring alleen worden toegepast als in de bewaringsaccomodatie in kwestie de noodzakelijke opvangvoorzieningen kunnen worden geboden (deelname aan vrijetijdsactiviteiten, ook in de open lucht, enz.). Deze bepalingen zijn in overeenstemming met de jurisprudentie van het EHRM.

    3.1.3. Een menswaardige levensstandaard garanderen

    - Het voorzien in bijzondere opvangbehoeften blijkt een van de meest problematische onderdelen van de huidige nationale normen te zijn. Het herkennen van bijzondere opvangbehoeften heeft niet alleen gevolgen voor de toegang tot de juiste behandeling, maar kan ook van invloed zijn op de kwaliteit van het besluitvormingsproces. Het gewijzigde voorstel moet ervoor zorgen dat er nationale maatregelen worden genomen om snel de bijzondere opvangbehoeften van kwetsbare personen te kunnen vaststellen en individuele gevallen voortdurend te blijven steunen en volgen. Er is bijzondere aandacht voor de bijzondere opvangbehoeften van bijzonder kwetsbare groepen zoals minderjarigen en slachtoffers van foltering. Tegelijkertijd biedt het gewijzigde voorstel een vereenvoudigde vorm van deze vaststellingsprocedure en een duidelijker verband tussen kwetsbare personen en personen met bijzondere opvangbehoeften.

    Het voorstel bepaalt niet dat degenen op wie deze richtlijn betrekking heeft, op het gebied van gezondheidszorg op gelijke voet moeten worden behandeld met nationale onderdanen, gezien het standpunt van het Europees Parlement en de grote bezwaren van de Raad.

    - De evaluatie van de tenuitvoerlegging van de huidige richtlijn bracht tekortkomingen aan het licht betreffende het niveau van de materiële ondersteuning die de lidstaten verstrekken aan asielzoekers. Hoewel de huidige richtlijn de lidstaten verplicht tot passende normen voor de behandeling van asielzoekers, blijkt het in de praktijk moeilijk te zijn het vereiste ondersteuningsniveau te bepalen. Daarom moeten er referentiewaarden worden ingevoerd waarmee deze verplichting beter kan worden “gekwantificeerd” en die ook goed kunnen worden toegepast door de nationale overheidsdiensten.

    Tijdens de onderhandelingen in de Raad en de recente overlegrondes met de lidstaten bleek dat er in de nationale wetgevingen of in de praktijk inderdaad wordt gewerkt met referentiewaarden, hoewel deze nogal uiteenlopen. Dit gegeven is verwerkt in het gewijzigde voorstel, dat flexibiliteit biedt en niet streeft naar een enkele EU-referentiewaarde, maar ruimte biedt voor de toepassing van verschillende nationale criteria, op voorwaarde dat deze meetbaar zijn en het toezicht op het niveau van de geboden ondersteuning gemakkelijker maakt.

    3.1.4. Zelfstandigheid van asielzoekers bevorderen

    De toegang tot de arbeidsmarkt zou uitsluiting van de samenleving van het land van opvang kunnen voorkomen en asielzoekers meer zelfstandigheid kunnen bieden. Gedwongen werkloosheid daarentegen brengt kosten voor de staat met zich mee in de vorm van bijkomende uitkeringen en kan bovendien illegale arbeid in de hand werken[7]. Meer mogelijkheden om te werken is dan ook in het voordeel van zowel asielzoekers als de lidstaat van opvang.

    Het gewijzigde voorstel biedt meer flexibiliteit ten aanzien van de toegang tot de arbeidsmarkt, overeenkomstig de bepalingen inzake de duur van de behandeling van een verzoek om internationale bescherimng die in het gewijzigde voorstel voor de richtlijn asielprocedures zijn vervat.

    3.2. Rechtsgrondslag

    Het gewijzigde voorstel is gebaseerd op artikel 78, lid 2, onder f), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat bepaalt dat er "normen" moeten worden vastgesteld betreffende de voorwaarden inzake de opvang van asielzoekers.

    3.3. Territoriale toepassing

    De voorgestelde richtlijn is gericht tot de lidstaten. De toepassing van de richtlijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland zal worden geregeld overeenkomstig de bepalingen van het aan het VWEU gehechte Protocol nr. 21.

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het VWEU gehechte Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken is de richtlijn niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.

    3.4. Subsidiariteitsbeginsel

    Titel V van het VWEU over de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht verleent de Europese Unie bepaalde bevoegdheden op dit gebied. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, te weten indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt.

    De huidige rechtsgrondslag voor het optreden van de Unie is artikel 78 VWEU. Dat artikel bepaalt: “De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, teneinde iedere onderdaan van een derde land die internationale bescherming behoeft, een passende status te verlenen en de naleving van het beginsel van non-refoulement te garanderen. Dit beleid moet in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen alsmede met de andere toepasselijke verdragen”. Artikel 78, lid 2, onder f), bepaalt dat het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen moeten vaststellen voor een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat "normen betreffende de voorwaarden inzake de opvang van asielzoekers of van aanvragers van subsidiaire bescherming" omvat.

    Door de grensoverschrijdende aard van de problemen in verband met asiel en bescherming van vluchtelingen, verkeert de EU in de positie om oplossingen voor te stellen in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, vooral als het gaat om normen voor de opvang van asielzoekers die in de gehele Unie moeten worden toegepast. Hoewel met de vaststelling van de richtlijn in 2003 reeds een belangrijke mate van harmonisatie tot stand is gebracht, is verder EU-optreden nodig om tot hogere en meer geharmoniseerde opvangnormen te komen.

    3.5. Evenredigheidsbeginsel

    In de naar aanleiding van het vorige voorstel uitgevoerde effectbeoordeling over de wijziging van de richtlijn opvangvoorzieningen werd elke optie voor de aanpak van de vastgestelde problemen onderzocht teneinde een goede verhouding te vinden tussen praktische haalbaarheid en vereiste inspanningen, en werd geconcludeerd dat de keuze voor EU-optreden niet verder gaat dan wat nodig is om die problemen op te lossen. In dit gewijzigde voorstel zijn de uitgangspunten van het vorige voorstel gehandhaafd, maar wordt de lidstaten ook meer flexibiliteit geboden, waardoor het evenredigheidsbeginsel nog beter wordt nageleefd.

    3.6. Effect op de grondrechten

    Dit voorstel is uitvoerig getoetst om ervoor te zorgen dat de bepalingen volledig stroken met de grondrechten die de algemene beginselen van het EU-recht vormen, zoals vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de EU (hierna "het Handvest" genoemd), en met verplichtingen van internationaal recht. Als gevolg hiervan is veel aandacht besteed aan de bepalingen in verband met bewaring en procedurele waarborgen voor de behandeling van personen met bijzondere opvangbehoeften, met name minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen en slachtoffers van foltering, en in verband met toegang tot materiële opvangvoorzieningen.

    Het waarborgen van betere en meer gelijkwaardige normen voor opvang zal voor asielzoekers een algemene sterke positieve impact hebben vanuit het oogpunt van de grondrechten. Het recht op vrijheid dat is gegarandeerd in artikel 6 van het Handvest zal met name worden versterkt door te onderstrepen dat een persoon niet in bewaring mag worden genomen om de enkele reden dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend; evenzo bepaalt het voorstel dat bewaring alleen is toegestaan in uitzonderlijke gevallen die in de richtlijn zijn beschreven en alleen wanneer zowel de wijze als het doel van de bewaring in overeenstemming zijn met het noodzakelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Ook het recht op een doeltreffende voorziening in rechte is gewaarborgd, in overeenstemming met artikel 47 van het Handvest.

    De rechten van minderjarigen komen duidelijker tot uiting in de tekst door middel van een definitie, een verduidelijking van het belang van het kind als uitgangspunt overeenkomstig artikel 24 van het Handvest, en een beperking van de mogelijkheden tot inbewaringstelling. Bovendien wordt beter rekening gehouden met de specifieke situatie van kwetsbare groepen, door te waarborgen dat hun behoeften tijdig worden geïdentificeerd en dat de juiste behandeling beschikbaar is. Het vergemakkelijken van de toegang tot de arbeidsmarkt kan de asielzoekers helpen om minder afhankelijk te worden en zal hun integratie in de lidstaat van opvang vergemakkelijken. Voorts versterkt dit voorstel het non-discriminatiebeginsel overeenkomstig artikel 21 van het Handvest, door ervoor te zorgen dat asielzoekers niet zonder reden minder gunstig worden behandeld dan nationale onderdanen. Ten slotte zal het opleggen van een rapportageverplichting over essentiële bepalingen van de richtlijn die verband houden met de grondrechten een beter toezicht op de uitvoering ervan op EU-niveau mogelijk maken. In dit verband moet worden onderstreept dat de lidstaten verplicht zijn bij de uitvoering en toepassing van de bepalingen van deze richtlijn de grondrechten zoals die zijn verankerd in het Handvest, te eerbiedigen.

    ⎢ 2003/9/EG

    2008/0244 (COD)

    Gewijzigd voorstel voor een

    RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van normen voor de opvang van asielzoekers (Herschikking)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2, onder f),

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[9],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    ∫ nieuw

    (1) Richtlijn 2003/9/EG van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten[10] moet op verschillende punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 1 (aangepast)

    ð nieuw

    (2) Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Europese √ Unie ∏ Gemeenschap bescherming zoeken. ð Dit beleid dient te zijn gebaseerd op solidariteit en een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheid, inclusief de financiële gevolgen, tussen de lidstaten. ï

    ⎢ 2003/9/EG overweging 2

    ? nieuw

    (3) De Europese Raad is tijdens de buitengewone bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en zo te waarborgen dat niemand naar het land van vervolging wordt teruggestuurd, en dus het verbod tot uitzetting of terugleiding te handhaven. ?De eerste fase van een gemeenschappelijk Europees Asielstelsel werd tot stand gebracht met de vaststelling van de bij de Verdragen voorziene rechtsinstrumenten, waaronder Richtlijn 2003/9/EG. ⎪

    ⎢ 2003/9/EG overweging 3

    Volgens de Conclusies van Tampere moeten in het kader van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel op korte termijn gemeenschappelijke minimumnormen voor de opvang van asielzoekers worden vastgesteld.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 4

    Het vaststellen van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers is een verdere stap in de richting van een Europees asielbeleid.

    ∫ nieuw

    (4) De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma aangenomen waarin de doelstellingen zijn opgenomen die in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moeten worden verwezenlijkt in de periode 2005-2010. In het Haags programma werd de Commissie verzocht om de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te sluiten en om voorstellen voor instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen

    (5) Op de bijeenkomst van 10-11 december 2009 heeft de Europese Raad het programma van Stockholm goedgekeurd, waarin het streven werd bevestigd om uiterlijk in 2012 een gemeenschappelijke en solidaire ruimte tot stand te brengen waarin bescherming wordt geboden, op basis van een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniforme status voor personen aan wie internationale bescherming wordt verleend volgens hoge beschermingsnormen en eerlijke, effectieve procedures. Voorts wordt in het programma van Stockholm verklaard dat het essentieel is dat personen op een gelijkwaardig niveau behandeld worden wat betreft opvangvoorzieningen, ongeacht de lidstaat waar zij hun verzoek indienen.

    (6) De middelen van het Europees Vluchtelingenfonds en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad[11], dienen te worden ingezet ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten om de in de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel vastgestelde normen toe te passen, in het bijzonder in die lidstaten die met specifieke, onevenredige druk op hun asielstelsel kampen als gevolg van hun ligging en hun demografische situatie.

    (7) In het licht van de resultaten van de evaluaties van de toepassing van de instrumenten uit de eerste fase, is dit het juiste moment om de beginselen die aan Richtlijn 2003/9/EG ten grondslag liggen, te bevestigen, teneinde betere opvangvoorzieningen voor asielzoekers te garanderen.

    (8) Om in de gehele Unie de gelijke behandeling van asielzoekers te garanderen, moet deze richtlijn van toepassing zijn tijdens alle fasen en op alle soorten procedures betreffende verzoeken om internationale bescherming en in alle plaatsen en voorzieningen waar asielzoekers worden gehuisvest.

    (9) De lidstaten moeten ernaar streven om bij de toepassing van deze richtlijn de beginselen van het belang van het kind en van de eenheid van het gezin volledig in acht te nemen, overeenkomstig respectievelijk het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 6

    (10) Wat betreft de behandeling van personen die tijdelijke bescherming op grond van deze richtlijn genieten, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van internationale rechtsinstrumenten waarbij zij partij zijn en die discriminatie verbieden.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 7

    (11) Er moeten minimumnormen worden vastgesteld voor de opvang van asielzoekers die normaliter voldoende zijn om een menswaardige levensstandaard en vergelijkbare levensomstandigheden in alle lidstaten te waarborgen.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 8

    (12) De harmonisatie van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers zal ertoe bijdragen dat de secundaire stromen van asielzoekers, die worden veroorzaakt door het verschil in opvangvoorzieningen, worden beperkt.

    ∫ nieuw

    (13) Om de gelijke behandeling van alle personen die om internationale bescherming verzoeken, te garanderen en om de consistentie met het huidige EU-acquis inzake asiel te waarborgen, met name met Richtlijn […/…/EU] [erkenningsrichtlijn], is het nodig de werkingssfeer van deze richtlijn uit te breiden tot personen die om subsidiaire bescherming verzoeken.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 9 (aangepast)

    ? nieuw

    (14) ð De onmiddellijke identificatie en controle van personen ï De opvang van groepen met bijzondere ð opvang ï behoeften moet zijn ð moet een basis prioriteit zijn van de nationale autoriteiten om te garanderen dat de opvang van deze personen is ï toegesneden op die Ö hun Õ bijzondere ð opvang ï behoeften.

    ∫ nieuw

    (15) Bewaring van asielzoekers moet worden toegepast in overeenstemming met het onderliggende beginsel dat personen niet in bewaring mogen worden gehouden om de enkele reden dat zij internationale bescherming zoeken, met name overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951. De lidstaten mogen met name geen straffen opleggen aan asielzoekers voor onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf, en elke beperking van het vrije verkeer moet noodzakelijk zijn. In dit verband dient bewaring van asielzoekers alleen toegestaan te zijn onder de in deze richtlijn vastgestelde, zeer duidelijk omschreven uitzonderlijke voorwaarden en alleen indien dit beantwoordt aan de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, zowel wat de wijze als wat het doel van de bewaring betreft. Asielzoekers die in bewaring worden gehouden, dienen daadwerkelijk de noodzakelijke procedurele waarborgen te kunnen genieten, zoals een beroep voor de nationale rechter.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 10 (aangepast)

    ? nieuw

    (16) De opvang van Aasielzoekers in bewaring ? moeten worden behandeld met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid en hun opvang ⎪ moet zijn toegesneden op de behoeften van asielzoekers in die situatie. ? De lidstaten moeten met name de toepassing van artikel 37 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind waarborgen. ⎪

    ∫ nieuw

    (17) Er kunnen zich gevallen voordoen waarin het in de praktijk niet mogelijk is onmiddellijk aan sommige opvangwaarborgen bij bewaring te voldoen, bijvoorbeeld als gevolg van de ligging of de specifieke structuur van een bewaringsaccomodatie. Afwijkingen van deze waarborgen dienen echter altijd van tijdelijke aard te zijn en alleen te worden toegepast in de omstandigheden die in deze richtlijn worden beschreven. Afwijkingen dienen alleen te worden toegepast in uitzonderlijke omstandigheden; elke afwijking moet naar behoren worden gemotiveerd, waarbij rekening wordt gehouden met de individuele omstandigheden van het geval, zoals hoe zwaar de afwijking is, hoe lang zij geldt en welke gevolgen zij heeft voor de betrokkene.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 11

    (18) Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de procedurele minimumwaarborgen die inhouden dat asielzoekers in de gelegenheid worden gesteld contact op te nemen met organisaties of groepen van personen die rechtsbijstand verlenen, moet informatie worden verschaft over dergelijke organisaties en groepen van personen.

    ∫ nieuw

    (19) Om de zelfstandigheid van asielzoekers te bevorderen en de grote verschillen tussen de lidstaten te beperken, is het essentieel duidelijke regels vast te stellen met betrekking tot de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt. Deze regels dienen in overeenstemming te zijn met de regels betreffende de duur van de asielprocedure die zijn vastgesteld in Richtlijn […/…/EU] [richtlijn asielprocedures].

    (20) Om ervoor te zorgen dat de materiële steun die aan asielzoekers wordt verstrekt, strookt met de beginselen van deze richtlijn, is het noodzakelijk dat de lidstaten het niveau van deze steun vaststellen op basis van relevante en meetbare referentiewaarden.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 12 (aangepast)

    ? nieuw

    (21) Misbruik van het opvangstelsel moet worden tegengegaan door te bepalen in welke gevallen √ de omstandigheden te specificeren waarin ∏ opvangvoorzieningen voor asielzoekers kunnen worden beperkt of √ deze opvang kan worden ∏ ingetrokken ? en door alle asielzoekers tegelijkertijd een menswaardige levensstandaard te garanderen ⎪.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 13

    (22) Er moet voor worden gezorgd dat de nationale opvangregelingen doeltreffend werken en dat de lidstaten samenwerken op het gebied van de opvang van asielzoekers.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 14

    (23) Passende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de opvang van asielzoekers moet worden aangemoedigd. Derhalve dienen harmonieuze relaties tussen lokale gemeenschappen en opvangcentra te worden bevorderd.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 15 (aangepast)

    (24) Minimumnormen impliceren dat Hhet √ dient ∏ de lidstaten vrij te staant gunstiger regelingen in te voeren of te handhaven voor onderdanen van derde landen en staatlozen die internationale bescherming zoeken in een lidstaat.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 16

    ? nieuw

    (25) In deze geest worden de lidstaten opgeroepen de bepalingen van deze richtlijn ook toe te passen in procedures inzake verzoeken om andere vormen van bescherming dan die welke uit het Verdrag van Genève ? Richtlijn […/…/EU] [erkenningsrichtlijn] ⎪ voortvloeien ten gunste van onderdanen van derde landen en staatlozen.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 17

    (26) De implementatie van deze richtlijn dient regelmatig te worden geëvalueerd.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 18 (aangepast)

    (27) Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de vaststelling van minimumnormen inzake de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de √ Unie ∏ Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de √ Unie ∏ Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 19

    Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 18 augustus 2001 meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 20

    Overeenkomstig artikel 1 van het genoemde Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze richtlijn. Derhalve zijn de bepalingen van deze richtlijn, onverminderd artikel 4 van voornoemd protocol, niet van toepassing op Ierland.

    ∫ nieuw

    (28) Overeenkomstig artikel 4bis, lid 1, van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, en onverminderd lid 2 van dat artikel, is het Verenigd Koninkrijk, zo lang het de Commissie er niet van in kennis heeft gesteld dat het deze maatregel wenst te aanvaarden, overeenkomstig artikel 4 van dat Protocol, er niet door gebonden en blijft het gebonden door Richtlijn 2003/9/EG.

    (29) Overeenkomstig artikel 1 van het genoemde Protocol neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze richtlijn. Onverminderd artikel 4 van dat Protocol is Ierland derhalve niet gebonden door deze richtlijn.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 21

    (30) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unietot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt dit land niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze derhalve niet bindend voor noch van toepassing op Denemarken.,

    ⎢ 2003/9/EG overweging 5

    ? nieuw

    (31) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te waarborgen dat de menselijke waardigheid ten volle wordt geëerbiedigd en te bevorderen dat de artikelen 1, ? 6, 7, ⎪ en 18 ? , 21, 24 en 47 ⎪ van het Handvest worden toegepast ? en dient dienovereenkomstig te worden uitgevoerd ⎪.

    ∫ nieuw

    (32) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

    (33) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht van de richtlijn onverlet te laten.

    ⎢ 2003/9/EG

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    DOEL, DEFINITIES EN WERKINGSSFEER

    Artikel 1

    Doel

    Deze richtlijn heeft ten doel minimumnormen vast te stellen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    a) "Verdrag van Genève": het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;

    b) "asielverzoek": een door een onderdaan van een derde land of een staatloze ingediend verzoek dat kan worden opgevat als een verzoek om internationale bescherming door een lidstaat uit hoofde van het Verdrag van Genève. Elk verzoek om internationale bescherming wordt als een asielverzoek beschouwd, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk om een andere vorm van bescherming vraagt waarom afzonderlijk kan worden verzocht;

    ∫ nieuw

    a) "verzoek om internationale bescherming": een verzoek om internationale bescherming zoals gedefinieerd in artikel 2, onder h), van Richtlijn […/…/EU] [erkenningsrichtlijn];

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    (b)(c) Ö "verzoeker", "persoon die om internationale bescherming verzoekt" of Õ "asielzoeker": een onderdaan van een derde land of een staatloze die een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ heeft ingediend waarover nog geen definitief besluit is genomen;

    (c) (d) "gezinsleden": de volgende leden van het gezin van de asielzoeker, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst, die in verband met het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ in dezelfde lidstaat aanwezig zijn:

    √i) indien de verzoeker een volwassene is: ∏

    (i) - de echtgenoot van de asielzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het vreemdelingenrecht √ recht dat betrekking heeft op onderdanen van derde landen ∏ ;

    (ii) - de minderjarige kinderen van een paar √ paren ∏ als bedoeld onder i), eerste streepje, of van de asielzoeker, mits zij niet gehuwd zijn en afhankelijk zijn van de asielzoeker, ongeacht of het uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn;

    ∫ nieuw

    - de gehuwde minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder i), eerste streepje, of van de verzoeker, ongeacht of het uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn, en op voorwaarde dat zij niet vergezeld zijn van hun echtgenoten, indien het in hun belang is als gezinslid te worden beschouwd;

    ii) indien de verzoeker een niet-gehuwde minderjarige is:

    - de vader of moeder, ongeacht of de verzoeker uit hoofde van de nationale wetgeving een wettig, buitenechtelijk of geadopteerd kind is, of de volwassene die volgens de wet of de gangbare nationale praktijk van de lidstaat verantwoordelijk is voor de verzoeker;

    - de minderjarige broers en zussen van de verzoeker, ongeacht of zij uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn, en op voorwaarde dat zij niet gehuwd zijn of wel gehuwd zijn maar niet vergezeld zijn van hun echtgenoten, indien het in hun belang is als gezinslid te worden beschouwd;

    iii) indien de verzoeker een gehuwde minderjarige is: de in punt ii) bedoelde personen, mits de verzoeker niet vergezeld is van zijn echtgenoot en het in zijn belang of in dat van zijn broers en zussen is om de in punt ii) bedoelde personen als gezinslid te beschouwen.

    ⎢ 2003/9/EG

    e) eenieder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1, onder A, van het Verdrag van Genève;

    f) "vluchtelingenstatus": de status die een lidstaat toekent aan eenieder die als vluchteling tot het grondgebied van die lidstaat wordt toegelaten;

    g) "procedures" en "beroepsmogelijkheden": die welke door de lidstaten in hun nationale wetgeving zijn vastgesteld;

    ∫ nieuw

    d) "minderjarige": een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    e)h) "niet-begeleide minderjarigen": personen jonger dan 18 jaar ð een minderjarige ï die zonder begeleiding van een krachtens de wet of ? de gangbare praktijk van de betrokken lidstaat ⎪ het gewoonterecht voor hen hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomtaankomen, zolang hijzij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staatstaan; onder dit begrip valtvallen ook een minderjarigeminderjarigen die zonder begeleiding wordtworden achtergelaten nadat hijzij op het grondgebied van de lidstaat iszijn aangekomen;

    f)i) "opvangvoorzieningen": alle maatregelen die de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn treffen ten behoeve van asielzoekers;

    g)j) "materiële opvangvoorzieningen": huisvesting, voedsel en kleding, die in natura of in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt ? of een combinatie van deze drie ⎪ , alsmede een dagvergoeding;

    h)k) "bewaring": het vasthouden van een asielzoeker door een lidstaat op een bepaalde [pic]plaats, waar de betrokkene geen bewegingsvrijheid geniet;

    i)l) "opvangcentrum": elke plaats die wordt gebruikt voor de collectieve huisvesting van asielzoekers;.

    ∫ nieuw

    j) "vertegenwoordiger": een persoon of een organisatie die door de bevoegde instanties is aangewezen om als wettelijke voogd op te treden teneinde een niet-begeleide minderjarige in bij deze richtlijn voorziene procedures bij te staan en te vertegenwoordigen met het oog op de behartiging van de belangen van het kind en, indien nodig, de verrichting van rechtshandelingen voor de minderjarige. Wanneer een organisatie als vertegenwoordiger optreedt, duidt zij een persoon aan die bevoegd is om ten aanzien van de minderjarige de taken van de wettelijke voogd uit te voeren, overeenkomstig deze richtlijn;

    k) "verzoeker met bijzondere opvangbehoeften": een kwetsbare verzoeker in de zin van artikel 21, die bijzondere waarborgen behoeft om gebruik te kunnen maken van de rechten en te kunnen voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    Artikel 3

    Werkingssfeer

    1. Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van derde landen en staatlozen die een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ aan de grens of op het grondgebied, √ inclusief aan de grens ∏ ? , in de territoriale wateren of in de transitzones, ⎪ van een lidstaat indienen voor zover zij als asielzoeker op het grondgebied mogen verblijven, alsmede op de gezinsleden, indien zij overeenkomstig het nationale recht onder dit asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ vallen.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    2. De richtlijn is niet van toepassing op verzoeken om diplomatiek of territoriaal asiel die bij vertegenwoordigingen van de lidstaten worden ingediend.

    3. Deze richtlijn is niet van toepassing wanneer de bepalingen van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen[12] toegepast worden.

    4. De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn toe te passen op procedures waarin wordt beslist over verzoeken om andere vormen van bescherming dan die welke uit het Verdrag van Genève voortvloeit ten gunste van onderdanen van derde landen of staatlozen die niet als vluchteling worden aangemerkt ? voortvloeit uit Richtlijn […/…/EU] [erkenningsrichtlijn]. ⎪

    Artikel 4

    Gunstiger bepalingen

    De lidstaten kunnen gunstiger bepalingen inzake opvangvoorzieningen vaststellen of handhaven, voor asielzoekers en voor andere in dezelfde lidstaat aanwezige nauwe verwanten van de asielzoeker indien deze van hem afhankelijk zijn, of om humanitaire redenen voor zover die bepalingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.

    HOOFDSTUK II

    ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE OPVANGVOORZIENINGEN

    Artikel 5

    Informatie

    1. De lidstaten verstrekken asielzoekers binnen een redelijke termijn van ten hoogste 15 dagen na de indiening van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij de bevoegde autoriteit ten minste informatie over de geldende voordelen en over de verplichtingen die zij moeten nakomen in verband met de opvangvoorzieningen.

    De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers informatie krijgen over organisaties of groepen van personen die specifieke rechtsbijstand verlenen en over organisaties die hulp kunnen bieden of informatie kunnen verstrekken over de opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde informatie schriftelijk wordt verstrekt en, voorzover mogelijk, in een taal die de asielzoeker ? begrijpt of waarvan ⎪ redelijkerwijs ð kan worden aangenomen dat hij deze begrijpt ï geacht wordt te begrijpen, wordt verstrekt. In voorkomend geval kan deze informatie tevens mondeling verstrekt worden.

    Artikel 6

    Documenten

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat binnen drie dagen nadat een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij de bevoegde autoriteiten ingediend is, aan de asielzoeker ? verzoeker ⎪ een op zijn naam afgegeven document wordt verstrekt waaruit zijn status van asielzoeker blijkt of waarin staat dat hij of zij op het grondgebied van de lidstaat mag verblijven zolang zijn of haar asielverzoek hangende of in behandeling is.

    Indien de houder niet vrij kan gaan en staan op het grondgebied van de lidstaat of op een deel daarvan, moet zulks ook in het document worden vermeld.

    2. De lidstaten kunnen besluiten dit artikel niet toe te passen wanneer de asielzoeker in bewaring wordt gehouden en gedurende de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat is ingediend aan de grens, of in het kader van een procedure waarin wordt beslist over het recht van de asielzoeker om legaal het grondgebied van een lidstaat te betreden. In specifieke gevallen kunnen lidstaten asielzoekers voor de duur van de behandeling van hun verzoek ? om internationale bescherming ⎪ andere bescheiden verstrekken die gelijkwaardig zijn aan het in lid 1 bedoelde document.

    3. Het in lid 1 bedoelde document staaft niet noodzakelijkerwijs de identiteit van de asielzoeker.

    4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de asielzoeker het in lid 1 bedoelde document te verstrekken dat geldig moet zijn zolang hij gemachtigd is op het grondgebied of aan de grens van de betrokken lidstaat te blijven.

    5. De lidstaten kunnen asielzoekers een reisdocument verstrekken indien om ernstige humanitaire redenen hun aanwezigheid in een andere staat is vereist.

    ∫ nieuw

    6. De lidstaten verlangen geen documenten of administratieve verrichtingen van asielzoekers alvorens hen de rechten toe te kennen waarop zij krachtens deze richtlijn aanspraak kunnen maken om de enkele reden dat zij om internationale bescherming verzoeken.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 7

    Verblijf en bewegingsvrijheid

    1. Asielzoekers kunnen zich vrij bewegen op het grondgebied van de ontvangende lidstaat of binnen een hun daartoe door die lidstaat aangewezen gebied. Dit aangewezen gebied mag de onvervreemdbare sfeer van het privéleven niet aantasten en dient voldoende bewegingsvrijheid te bieden om ervoor te zorgen dat alle voorzieningen die deze richtlijn biedt, toegankelijk zijn.

    2. De lidstaten kunnen een besluit nemen over de plaats van verblijf van de asielzoeker, om redenen van openbaar belang, openbare orde of indien nodig voor een snelle behandeling en een doeltreffende controle van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ .

    3. In de gevallen waarin zulks nodig blijkt, bijvoorbeeld om juridische redenen of om redenen van openbare orde, mogen de lidstaten een asielzoeker overeenkomstig hun nationale wetgeving op een bepaalde plaats vasthouden.

    3.4. De lidstaten mogen de toekenning van materiële opvangvoorzieningen bepaald in dit hoofdstuk afhankelijk stellen van het daadwerkelijk verblijf van de asielzoekers op een door de lidstaten te bepalen specifieke locatie. Het besluit daartoe kan een algemeen besluit zijn, dient per individu te worden genomen en moet conform de nationale wetgeving tot stand komen.

    4.5. De lidstaten voorzien in de mogelijkheid van het verlenen van een tijdelijke toestemming aan asielzoekers om hun in de leden 2 en 34 bedoelde verblijfplaats en/of het in lid 1 bedoelde aangewezen gebied te verlaten. Beslissingen daartoe worden individueel, objectief en onpartijdig genomen, en negatieve beslissingen worden met redenen omkleed.

    Asielzoekers hebben geen toestemming nodig om afspraken met autoriteiten en rechtbanken na te komen indien hun aanwezigheid vereist is.

    5.6. De lidstaten verlangen van asielzoekers dat zij hun adres bekendmaken bij de bevoegde autoriteiten en eventuele adreswijzigingen onverwijld aan die autoriteiten doorgeven.

    ∫ nieuw

    Artikel 8

    Bewaring

    1. De lidstaten houden een persoon niet in bewaring om de enkele reden dat hij om internationale bescherming verzoekt overeenkomstig Richtlijn […/…/EU] [richtlijn asielprocedures].

    2. In de gevallen waarin zulks nodig blijkt en op grond van een individuele beoordeling van elk geval, mogen de lidstaten een verzoeker in bewaring houden wanneer andere, minder dwingende maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast.

    3. Onverminderd artikel 11 en onverminderd bewaring in het kader van strafrechtelijke procedures, mag een verzoeker alleen in bewaring worden gehouden:

    a) om zijn identiteit of nationaliteit vast te stellen;

    b) om in het kader van een eerste gesprek de gegevens te verkrijgen die ten grondslag liggen aan het verzoek om internationale bescherming en die niet zouden kunnen worden verkregen als de betrokken niet in bewaring zou worden gehouden;

    c) in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over het recht van de verzoeker om het grondgebied te betreden;

    d) wanneer de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde dat vereisen.

    Deze gronden worden vastgelegd in het nationale recht.

    4. De lidstaten zorgen ervoor dat in de nationale wetgeving regels worden vastgesteld over alternatieven voor bewaring, zoals het zich regelmatig melden bij de overheid, het stellen van een borgsom of een verplichting om op een bepaalde plaats te blijven.

    Artikel 9

    Waarborgen voor asielzoekers in bewaring

    1. Bewaring wordt bevolen voor een zo kort mogelijke termijn en duurt slechts zo lang de in artikel 8, lid 3, genoemde gronden van toepassing zijn.

    Administratieve procedures die verband houden met de in artikel 8, lid 3, genoemde gronden, worden met de nodige zorgvuldigheid uitgevoerd. Vertraging in de administratieve procedure die niet aan de asielzoeker kan worden toegeschreven, is geen reden om de bewaring te laten voortduren.

    2. Bewaring wordt bevolen door rechterlijke of administratieve instanties. Wanneer de bewaring wordt bevolen door een administratieve instantie, moet de bewaring binnen 72 uur na de aanvang ervan door een rechterlijke instantie worden bevestigd. Wanneer de rechterlijke instantie de bewaring als onrechtmatig aanmerkt, of wanneer er binnen 72 uur geen rechterlijke beslissing is, wordt de betrokken asielzoeker onmiddellijk vrijgelaten.

    3. Bewaring wordt schriftelijk bevolen. In het bevel tot bewaring worden de feitelijke en juridische gronden vermeld waarop het is gebaseerd, alsook de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, in een taal die de asielzoeker begrijpt of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze begrijpt. Het bevel tot bewaring wordt onmiddellijk aan de betrokken asielzoeker verstrekt. .

    4. De bewaring wordt, hetzij op verzoek van de asielzoeker, hetzij ambtshalve, met redelijke tussenpozen door een rechterlijke instantie opnieuw bezien, in het bijzonder wanneer het om een bewaring van langere duur gaat of wanneer zich nieuwe omstandigheden voordoen of nieuwe informatie beschikbaar wordt die van invloed kunnen zijn op de rechtmatigheid van de bewaring.

    5. De lidstaten zorgen ervoor dat bij een beroep tegen of toetsing van een bevel tot bewaring gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging beschikbaar is wanneer de betrokkene de daarmee verband houdende kosten niet kan betalen en de rechtsbijstand en vertegenwoordiging noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.

    Rechtsbijstand en vertegenwoordiging omvatten ten minste de voorbereiding van de vereiste proceduredocumenten en vertegenwoordiging voor de rechterlijke instantie.

    Rechtsbijstand en vertegenwoordiging kunnen worden beperkt tot specifieke raadslieden die bij nationaal recht zijn aangewezen om asielzoekers bij te staan en te vertegenwoordigen.

    De nadere regels voor toegang tot rechtsbijstand en vertegenwoordiging in dergelijke gevallen worden in het nationale recht vastgesteld.

    Artikel 10

    Voorwaarden met betrekking tot bewaring

    1. Bewaring gebeurt alleen in gespecialiseerde bewaringsaccomodaties.

    Asielzoekers in bewaring worden afgescheiden van andere onderdanen van derde landen die geen verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, tenzij het omgekeerde noodzakelijk is om de eenheid van het gezin te waarborgen en de verzoeker daarmee instemt.

    2. Asielzoekers in bewaring hebben toegang tot ruimtes in de open lucht.

    3. De lidstaten zorgen ervoor dat vertegenwoordigers van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen contact kunnen onderhouden met verzoekers en toegang hebben tot bewaringsaccomodaties. Dit geldt ook voor organisaties die namens de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen actief zijn op het grondgebied van de betrokken lidstaat op grond van een overeenkomst met die lidstaat.

    4. De lidstaten zorgen ervoor dat familieleden, raadslieden en vertegenwoordigers van relevante, door de betrokken lidstaat erkende niet-gouvernementele organisaties contact kunnen onderhouden met verzoekers in bewaring en toegang hebben tot bewaringsaccomodaties. De toegang mag alleen worden beperkt indien dit volgens het nationale recht objectief noodzakelijk is voor de veiligheid, de openbare orde of het administratieve beheer van de bewaringsaccomodatie, mits de toegang hierdoor niet ernstig wordt belemmerd of onmogelijk wordt gemaakt.

    5. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers in bewaring systematisch informatie krijgen over de regels die in de accomodatie van toepassing zijn en waarin hun rechten en verplichtingen worden uiteengezet in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij deze begrijpen.

    6. In naar behoren gemotiveerde gevallen mogen de lidstaten voor een zo kort mogelijke, redelijke termijn afwijken van:

    a) de eerste alinea van lid 1, indien tijdelijk geen plaats is in een gespecialiseerde bewaringsaccomodatie en de lidstaten gedwongen zijn gebruik te maken van een gevangenis, mits de asielzoekers gescheiden blijven van gewone gevangen; niet-begeleide minderjarigen worden echter nooit in een gevangenis in bewaring gehouden;

    b) lid 5 wanneer de asielzoeker in bewaring wordt gehouden aan een grenspost of in een transitzone, tenzij het gaat om de in artikel 43 van Richtlijn […/…/EU] [richtlijn asielprocedures] genoemde gevallen.

    Artikel 11

    Bewaring van kwetsbare groepen en personen met bijzondere opvangbehoeften

    1. Kwetsbare personen worden in geen geval in bewaring gehouden, tenzij is vastgesteld dat hun gezondheid, met inbegrip van hun geestelijke gezondheid, en welzijn niet aanzienlijk zullen verslechteren als gevolg van de bewaring.

    Ingeval kwetsbare personen in bewaring worden gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat zij regelmatig worden gecontroleerd en de bijstand krijgen die gezien hun specifieke situatie en hun gezondheid noodzakelijk is.

    2. Minderjarigen worden niet in bewaring gehouden, tenzij in een individueel geval overeenkomstig artikel 23, lid 2, wordt vastgesteld dat dit in het belang van de minderjarige is.

    Bewaring van minderjarigen is een maatregel die pas in laatste instantie wordt genomen, nadat is gebleken dat andere, minder dwingende maatregelen, niet doeltreffend kunnen worden toegepast. Bewaring van minderjarigen moet zo kort mogelijk zijn en alles moet in het werk worden gesteld om de bewaring op te heffen en de minderjarige te plaatsen in een accommodatie die geschikt is voor minderjarigen.

    Bewaring van niet-begeleide minderjarigen wordt slechts in zeer uitzonderlijke gevallen toegepast.

    In bewaring gehouden minderjarigen moeten kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die passen bij hun leeftijd.

    Minderjarigen hebben toegang tot ruimtes in de open lucht.

    Ingeval niet-begeleide minderjarigen toch in bewaring worden gehouden, zorgen de lidstaten ervoor dat zij gescheiden blijven van volwassenen.

    3. In bewaring gehouden gezinnen moeten kunnen beschikken over een afzonderlijke leefruimte die voldoende privacy garandeert.

    4. De lidstaten zorgen ervoor dat in bewaring gehouden vrouwelijke asielzoekers afgescheiden van de mannelijke asielzoekers worden gehuisvest, tenzij het om gezinsleden gaat en alle betrokkenen ermee instemmen niet-gescheiden te worden gehuisvest.

    Er kunnen ook uitzonderingen gelden voor het gebruik van gemeenschappelijke ruimtes voor recreatieve of sociale activiteiten, zoals eetzalen.

    5. In naar behoren gemotiveerde gevallen mogen de lidstaten voor een zo kort mogelijke, redelijke termijn afwijken van de tweede alinea van lid 2, lid 3 en de eerste alinea van lid 4, wanneer de asielzoeker in bewaring wordt gehouden aan een grenspost of in een transitzone, tenzij het gaat om de in artikel 43 van Richtlijn […/…/EU] [richtlijn asielprocedures] genoemde gevallen.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 12 8

    Gezinnen

    De lidstaten nemen passende maatregelen om in de mate van het mogelijke de eenheid van het gezin zoals aanwezig op zijn grondgebied te bewaren indien deze lidstaat zorg draagt voor de huisvesting van de asielzoekers. Deze bedoelde maatregelen worden uitgevoerd met instemming van de asielzoekers.

    Artikel 13 9

    Medisch onderzoek

    De lidstaten kunnen om redenen van volksgezondheid asielzoekers een medisch onderzoek laten ondergaan.

    Artikel 14 10

    Onderwijs aan minderjarigen

    1. De lidstaten bieden minderjarige kinderen van asielzoekers en minderjarige asielzoekers toegang tot onderwijs onder vergelijkbare omstandigheden als onderdanen van de lidstaat van opvang zolang een eventueel tegen hen of hun ouders gerichte verwijderingsmaatregel niet daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit onderwijs kan in opvangcentra gegeven worden.

    De lidstaten kunnen bepalen dat deze toegang beperkt blijft tot het openbaar onderwijs.

    Als minderjarig gelden personen die de leeftijd van wettelijke meerderjarigheid in de lidstaat waarin het asielverzoek is ingediend of wordt behandeld nog niet hebben bereikt. De lidstaten kunnen geen personen uit het voortgezet onderwijs weren alleen omdat zij meerderjarig zijn geworden.

    2. Minderjarigen moeten uiterlijk drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop ? door of namens de minderjarige ⎪ zij of hun ouders een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ ishebben ingediend, toegang krijgen tot het onderwijsstelsel. Deze periode kan tot een jaar worden verlengd indien specifiek onderwijs wordt verstrekt om de toegang tot het onderwijsstelsel te vergemakkelijken.

    ∫ nieuw

    Indien nodig worden voorbereidende lessen, met inbegrip van taallessen, aangeboden aan minderjarigen om de toegang tot en de integratie in het nationale onderwijsstelsel te vergemakkelijken.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    3. Wanneer toegang tot het onderwijsstelsel als bedoeld in lid 1 onmogelijk is in verband met de specifieke situatie van de minderjarige, kan ? biedt ⎪ de lidstaat ? overeenkomstig het nationale recht en de gangbare nationale praktijk ⎪ andere onderwijsfaciliteiten aanbieden.

    Artikel 15 11

    Werkgelegenheid

    1. De lidstaten stellen een tijdsspanne vast, te rekenen vanaf de datum van indiening van het asielverzoek, gedurende welke een asielzoeker geen toegang heeft tot de arbeidsmarkt.

    ∫ nieuw

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers ten laatste zes maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend, toegang hebben tot de arbeidsmarkt.

    De lidstaten mogen deze termijn met maximaal nog eens zes maanden verlengen in de artikel 31, lid 3, onder b) en c) van Richtlijn […/…/EU] [richtlijn asielprocedures] genoemde gevallen.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    2. Indien één jaar na de indiening van het asielverzoek in eerste aanleg geen beslissing is genomen en deze vertraging niet aan de asielzoeker te wijten is, bepalen Dde lidstaten bepalen onder welke voorwaarden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen ? , overeenkomstig hun nationale wetgeving, en zorgen ervoor dat asielzoekers daadwerkelijk toegang tot die arbeidsmarkt hebben ⎪.

    3. De toegang tot de arbeidsmarkt wordt niet ongedaan gemaakt tijdens een beroepsprocedure, indien beroep tegen een negatieve beslissing in een normale procedure schorsende werking heeft, en wel tot het tijdstip van de kennisgeving van een negatieve beslissing over het beroep.

    4. Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten voorrang geven aan EU-onderdanen en onderdanen van staten die gebonden zijn door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook aan onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven.

    Artikel 16 12

    Beroepsopleiding

    Ongeacht of de asielzoeker toegang tot de arbeidsmarkt heeft, kunnen de lidstaten hem toegang verlenen tot een beroepsopleiding.

    De toegang tot een aan een arbeidsovereenkomst gekoppelde beroepsopleiding is afhankelijk van de mate waarin de asielzoeker overeenkomstig artikel 1511 toegang heeft tot de arbeidsmarkt.

    Artikel 17 13

    Algemene bepalingen betreffende de materiële opvang en gezondheidszorg

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor asielzoekers ? verzoekers ⎪ materiële opvangvoorzieningen beschikbaar zijn wanneer zij hun asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ indienen.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    2. De lidstaten zorgen √ er ∏ voor √ dat de ∏ materiële opvangvoorzieningen voor asielzoekers met het oog op √ personen die een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, ∏ een levensstandaard √ bieden die hun bestaansmiddelen garandeert en hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt ∏ die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren en bestaansmiddelen te waarborgen.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    De lidstaten zien erop toe dat die levensstandaard ook gehandhaafd blijft in het specifieke geval van ? kwetsbare ⎪ personen met bijzondere behoeften als bedoeld in artikel ð 21 ï 17, alsmede in het geval van personen in bewaring.

    3. De lidstaten kunnen de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de asielzoekers niet beschikken over de nodige middelen voor een levensstandaard die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren, noch over de nodige bestaansmiddelen.

    4. Overeenkomstig lidartikel 3 kunnen de lidstaten van de asielzoekers, indien zij over voldoende middelen beschikken, bijvoorbeeld wanneer zij gedurende een redelijke tijd gewerkt hebben, een bijdrage verlangen voor het totaal of een deel van de kosten van de door deze richtlijn geboden materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg.

    Indien komt vast te staan dat een asielzoeker over voldoende middelen beschikte om in die basisbehoeften te voorzien toen de materiële opvangvoorzieningen werden verstrekt, mogen de lidstaten hem vragen deze voorzieningen te vergoeden.

    5. De materiële opvangvoorzieningen mogen worden verstrekt in natura dan wel in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen of een combinatie daarvan.

    Indien de lidstaten voor materiële opvangvoorzieningen zorgen door middel van uitkeringen of tegoedbonnen, wordt het bedrag daarvan overeenkomstig de in dit artikel vermelde beginselen bepaald.

    ∫ nieuw

    5. Wanneer de lidstaten materiële opvangvoorzieningen verstrekken in de vorm van uitkeringen en tegoedbonnen, wordt de hoogte daarvan vastgesteld op basis van de referentiewaarden die door de betrokken lidstaat bij wet of in de praktijk zijn vastgesteld om nationale onderdanen een fatsoenlijke levensstandaard te bieden, zoals het minimumbedrag van de sociale bijstandsuitkering. De lidstaten kunnen asielzoekers in dit opzicht minder gunstig behandelen dan eigen onderdanen indien zij die naar behoren motiveren.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    Artikel 18 14

    Nadere bepalingen betreffende de materiële opvangvoorzieningen

    1. Indien huisvesting in natura wordt verstrekt, gebeurt dit in één van de volgende vormen of een combinatie daarvan:

    a) in ruimten die gebruikt worden om asielzoekers ? verzoekers ⎪ te huisvesten gedurende de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat aan de grens ? of in een transitzone ⎪ is ingediend;

    b) in opvangcentra die een toereikend huisvestingsniveau bieden;

    c) in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van asielzoekers aangepaste ruimten.

    2. ?Onverminderd de in de artikelen 10 en 11 genoemde specifieke bewaringsvoorwaarden ⎪ √ zorgen de lidstaten er met betrekking tot de in ∏ De lidstaten zien erop toe dat de asielzoekers die zijn gehuisvest overeenkomstig lid 1, onder a), b) enof c) √ genoemde huisvestingsvormen voor dat: ∏

    a) √verzoekers ∏ bescherming van hun gezinsleven genieten;

    b) √verzoekers ∏ de mogelijkheid hebben om te communiceren met familieleden, raadslieden en vertegenwoordigers van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) en ? andere relevante nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en lichamen ⎪ door de lidstaten erkende niet-gouvernementele organisaties (NGO's).

    ⎢ 2003/9/EG artikel 14, lid 7 (aangepast)

    ? nieuw

    (c) ?familieleden, ⎪ jJuridisch adviseurs of raadslieden, van asielzoekers en vertegenwoordigers van √ de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen ∏ (UNHCR) of van de door het Bureau van de Hoge Commissaris gemachtigde en ð relevante ï door de lidstaat erkende niet-gouvernementele organisatiesNGO's toegang hebben tot de opvangcentra en andere plaatsen waar asielzoekers zijn gehuisvest, zodat zij de asielzoekers kunnen bijstaan. Deze toegang kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting en van de asielzoekers.

    ∫ nieuw

    3. De lidstaten houden rekening met gender- en leeftijdspecifieke problemen en met de situatie van kwetsbare personen in verband met verzoekers in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    4. De lidstaten besteden in het bijzonder aandacht aan de preventie van √ treffen passende maatregelen om ∏ geweldpleging ? en gendergebonden geweld, met inbegrip van seksuele geweldpleging, ⎪ in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra √ te voorkomen ∏.

    3. Waar van toepassing, zien de lidstaten erop toe dat minderjarige kinderen van asielzoekers of minderjarige asielzoekers worden gehuisvest bij hun ouders of bij een volwassen familielid dat krachtens de wet of het gewoonterecht voor hen verantwoordelijk is.

    5. 4. De lidstaten zien erop toe dat asielzoekers alleen worden overgeplaatst wanneer dit noodzakelijk is. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers hun raadslieden van de overplaatsing en hun nieuwe adres op de hoogte kunnen brengen.

    6. 5. Het personeel dat in de opvangcentra werkt, moet een passende opleiding hebben. Voor deze personeelsleden geldt in de nationale wetgeving omschreven geheimhoudingsplicht in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennis nemen.

    7. 6. Via een representatieve adviesraad van bewoners kunnen de lidstaten asielzoekers betrekken bij het beheer van de materiële middelen en bij de immateriële aspecten van het leven in het centrum.

    7. Juridisch adviseurs of raadslieden van asielzoekers en vertegenwoordigers van de UNHCR of van de door het Bureau van de Hoge Commissaris gemachtigde en door de lidstaat erkende NGO's hebben toegang tot de opvangcentra en andere plaatsen waar asielzoekers zijn gehuisvest, zodat zij de asielzoekers kunnen bijstaan. Deze toegang kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting en van de asielzoekers.

    8. ?In naar behoren gemotiveerde gevallen ⎪ mogen de lidstaten bBij wijze van uitzondering mogen de lidstaten andere dan de in dit artikel genoemde regels inzake materiële opvangvoorzieningen vaststellen voor een zo kort mogelijke redelijke termijn, indien:

    a) - een eerste raming van de specifieke behoeften van de asielzoekers vereist is ? overeenkomstig artikel 22 ⎪ ;

    - de in dit artikel genoemde materiële opvangvoorzieningen in een bepaald geografisch gebied niet voorhanden zijn;

    b) - de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is.;

    - de asielzoekers in een bewaringscentrum verblijven of zich in grenslokalen bevinden die zij niet mogen verlaten.

    Deze afwijkende voorzieningen moeten in elk geval de basisbehoeften dekken.

    Artikel 19 15

    Gezondheidszorg

    1. De lidstaten dragen er zorg voor dat asielzoekers de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste de spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten ? of posttraumatische stoornissen ⎪ omvat.

    2. De lidstaten verstrekken de noodzakelijke medische of andere zorg aan asielzoekers ? verzoekers ⎪ met speciale ? opvang ⎪ behoeften ? , inclusief, indien nodig, passende geestelijke gezondheidszorg ⎪ .

    HOOFDSTUK III

    BEPERKING OF INTREKKING VAN √ MATERIËLE ∏ OPVANGVOORZIENINGEN

    Artikel 20 16

    Beperking of intrekking van √ materiële ∏ opvangvoorzieningen

    1. De lidstaten kunnen de √ materiële ∏ opvangvoorzieningen in de volgende gevallen beperken of intrekken:

    a) indien een asielzoeker:

    a) - de door de bevoegde instanties vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder deze instanties op de hoogte te stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming, of,

    b) - gedurende een in het nationale recht vastgestelde redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht of aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure, dan wel

    c) - reeds een ? volgend verzoek in de zin van artikel 20, lid 2, onder q), van Richtlijn [.../.../EU] [richtlijn asielprocedures]⎪ asielverzoek ingediend heeft in dezelfde lidstaat. √, of ∏

    √d) financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte aanspraak op materiële en financiële opvangvoorzieningen heeft gemaakt. ∏

    √In de onder a) en b) bedoelde gevallen, ∏ wWanneer de asielzoeker ? verzoeker ⎪ wordt opgespoord of zich vrijwillig bij de betrokken instantie meldt, wordt een met redenen omklede, op de redenen voor de verdwijning gebaseerde beslissing genomen inzake het opnieuw verstrekken van sommige of alle √ beperkte of ingetrokken materiële ∏ opvangvoorzieningen.

    b) indien een asielzoeker financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte aanspraak op de bij deze richtlijn vastgestelde materiële en financiële opvangvoorzieningen heeft gemaakt.

    Indien komt vast te staan dat een asielzoeker over voldoende middelen beschikte om in die basisbehoeften te voorzien toen de materiële opvangvoorzieningen werden verstrekt, mogen de lidstaten hem vragen deze voorzieningen te vergoeden.

    2. Een lidstaat mag weigeren de opvangvoorzieningen te verstrekken wanneer de asielzoeker niet kan bewijzen dat het asielverzoek zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk na de aankomst in de lidstaat werd ingediend.

    2. 3. De lidstaten kunnen sancties vaststellen op ernstige inbreuken op de regels met betrekking tot de opvangcentra en op ernstige vormen van geweld.

    3. 4. De in de leden 1, 2 en 23 bedoelde beslissingen tot beperking, intrekking of weigeringwijziging van Ö materiële Õ opvangvoorzieningen of sancties worden individueel, objectief en onpartijdig genomen en met redenen omkleed. De beslissingen worden genomen op grond van de specifieke situatie van de betrokkene, met name voor personen die onder artikel ð 21 ï 17 vallen, en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De lidstaten zien erop toe dat asielzoekers te allen tijde toegang hebben tot medische noodhulp ? overeenkomstig artikel 19 ⎪ .

    4. 5. De lidstaten zorgen ervoor dat er geen materiële opvangvoorzieningen beperkt of ingetrokken worden voordat er een negatieve beslissing genomen is √ overeenkomstig lid 3 ∏ .

    HOOFDSTUK IV

    ? KWETSBARE ⎪ PERSONEN MET BIJZONDERE BEHOEFTEN

    Artikel 21 17

    Algemeen beginsel

    1. De lidstaten houden in hun nationale wetgeving tot uitvoering van ? deze richtlijn ⎪ de bepalingen van hoofdstuk II inzake materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg rekening met de specifieke situatie van kwetsbare personen zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, ? slachtoffers van mensenhandel, personen met ernstige fysieke of mentale ziekten of posttraumatische stoornissen ⎪ en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld.

    2. Lid 1 is uitsluitend van toepassing op personen die na een individuele beoordeling van hun situatie bijzondere behoeften blijken te hebben.

    ∫ nieuw

    Artikel 22

    Vaststelling van de bijzondere opvangbehoeften van kwetsbare personen

    1. De lidstaten stellen procedures vast om vast te stellen of de verzoeker een kwetsbare persoon is en, zo ja, of hij bijzondere opvangbehoeften heeft en wat de aard is van die behoeften. Deze procedures treden in werking binnen een redelijke termijn nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend. De lidstaten zorgen ervoor dat ook in dergelijke bijzondere opvangbehoeften wordt voorzien overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn, als deze behoeften zich in een later stadium van de asielprocedure manifesteren.

    De lidstaten zorgen voor een goede ondersteuning van personen met bijzondere opvangbehoeften tijdens de gehele asielprocedure en zorgen ervoor dat hun situatie op gepaste wijze wordt gevolgd.

    2. De in lid 1 bedoelde procedures voor de vaststelling van bijzondere opvangbehoeften laten de beoordeling van de internationalebeschermingsbehoeften op grond van Richtlijn [.../.../EU] [erkenningsrichtlijn] onverlet.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 23 18

    Minderjarigen

    1. Bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op minderjarigen laten de lidstaten zich primair leiden door het belang van het kind. ?De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen een levensstandaard hebben die past bij hun fysieke, geestelijke, spirituele, morele en sociale ontwikkeling. ⎪

    ∫ nieuw

    2. Bij het beoordelen van het belang van het kind houden de lidstaten in het bijzonder voldoende rekening met de volgende factoren:

    a) de mogelijkheid van gezinshereniging;

    b) het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, met bijzondere aandacht voor de etnische, religieuze, culturele en taalachtergrond van de minderjarige;

    c) veiligheids- en beveiligingsoverwegingen, met name wanneer de minderjarige mogelijk het slachtoffer is van mensenhandel;

    d) het standpunt van de minderjarige in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit.

    3. De lidstaten zorgen ervoor dat de minderjarigen in de in artikel 18, lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die passen bij hun leeftijd, en aan activiteiten in de open lucht.

    ⎢ 2003/9/EG

    4. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of die hebben geleden onder gewapende conflicten, toegang hebben tot de rehabilitatiediensten alsmede dat passende geestelijke gezondheidszorg wordt ontwikkeld en waar nodig gekwalificeerde begeleiding wordt verstrekt.

    ⎢ 2003/9/EG artikel 14(3)

    ? nieuw

    5. Waar van toepassing, zien Dde lidstaten zien erop toe dat minderjarige kinderen van asielzoekers ? verzoekers ⎪ of minderjarige asielzoekers ð verzoekers ï worden gehuisvest bij hun ouders of bij een volwassen familielid dat krachtens de wet of het gewoonterecht ð de gangbare praktijk van de betrokken lidstaat ï voor hen verantwoordelijk is ð , mits dit in het belang van de betrokken minderjarige is ï.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 24 19

    Niet-begeleide minderjarigen

    1. De lidstaten nemen zo spoedig mogelijk maatregelen om de noodzakelijke vertegenwoordiging van niet-begeleide minderjarigen te verzekeren door wettelijke voogdij of indien nodig door vertegenwoordiging door een organisatie die belast is met de zorg voor en het welzijn van minderjarigen, of door iedere andere vorm van passende vertegenwoordiging ? ervoor te zorgen dat de niet-begeleide minderjarige wordt vertegenwoordigd en bijgestaan door een vertegenwoordiger zodat hij aanspraak kan maken op de rechten en kan voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. De vertegenwoordiger beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van de zorg voor kinderen en gaat bij de vervulling van zijn taak uit van het belang van het kind, overeenkomstig artikel 23, lid 2.⎪

    De betreffende instanties voeren regelmatig beoordelingen uit.

    2. Niet-begeleide minderjarigen die een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ indienen, worden vanaf het moment dat zij tot het grondgebied worden toegelaten tot het moment waarop zij verplicht zijn de lidstaat waarin het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend of wordt behandeld, te verlaten, ondergebracht:

    a) bij volwassen bloedverwanten;

    b) in een pleeggezin;

    c) in opvangcentra met speciale voorzieningen voor minderjarigen;

    d) in andere huisvesting die geschikt is voor minderjarigen.

    De lidstaten mogen niet-begeleide minderjarigen die ten minste 16 jaar oud zijn in opvangcentra voor meerderjarige asielzoekers onderbrengen, ? indien dit in hun belang is zoals bedoeld in artikel 23, lid 2 ⎪.

    Voor zover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit. Veranderingen in de verblijfplaats van minderjarigen worden tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    3. ? De lidstaten stellen procedures vast om de gezinsleden van de niet-begeleide minderjarige op te sporen. Nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend, beginnen ⎪ In het belang van de niet-begeleide minderjarige trachten de lidstaten de gezinsleden van √ de niet-begeleide minderjarige ∏ ? met zijn belang voor ogen, ⎪ niet-begeleide minderjarigen zo spoedig mogelijk op te sporen. In gevallen waarin gevaar bestaat voor het leven of de lichamelijke integriteit van de minderjarige of zijn naaste familieleden, met name indien zij in het land van herkomst zijn achtergebleven, moet bij het verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens over deze personen vertrouwelijkheid worden gewaarborgd, zodat hun veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    4. Personen die met niet-begeleide minderjarigen werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben of ontvangen. ? en blijven volgen; ⎪ vVoor deze personen geldt de geheimhoudingsplicht als omschreven in de nationale wetgeving in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.

    Artikel 25 20

    Slachtoffers van foltering en geweld

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat personen die foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld hebben ondergaan, voor hun daardoor veroorzaakte letsel zo nodig de vereiste behandeling ontvangen ?, met name toegang tot rehabilitatiediensten, waardoor medische en psychische behandeling mogelijk worden ⎪.

    ∫ nieuw

    2. Personen die met slachtoffers van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben en blijven ontvangen; voor deze personen gelden de geheimhoudingsregels zoals omschreven in de relevante nationale wetgeving in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    HOOFDSTUK V

    BEROEP

    Artikel 26 21

    Rechtsmiddelen

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat tegen negatieve beslissingen met betrekking tot de toekenning ? , intrekking of beperking ⎪ van voorzieningen op grond van deze richtlijn of beslissingen op grond van artikel 7 die individuele gevolgen hebben voor asielzoekers, beroep kan worden aangetekend volgens de in de nationale wetgeving neergelegde procedures. Tenminste wordt in laatste instantie de mogelijkheid van beroep of toetsing ? , in feite of rechtens, ⎪ voor een rechterlijke instantie geboden.

    ∫ nieuw

    2. In de in lid 1 bedoelde gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging beschikbaar is wanneer de betrokkene de daarmee verband houdende kosten niet kan betalen en de rechtsbijstand en vertegenwoordiging noodzakelijk zijn om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.

    Rechtsbijstand en vertegenwoordiging omvatten ten minste de voorbereiding van de vereiste proceduredocumenten en vertegenwoordiging voor de rechterlijke instantie.

    Rechtsbijstand en vertegenwoordiging kunnen worden beperkt tot specifieke raadslieden die bij nationaal recht zijn aangewezen om asielzoekers bij te staan en te vertegenwoordigen.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    2. De nadere regels voor toegang tot rechtsbijstand ? en vertegenwoordiging ⎪ in dergelijke gevallen worden in het nationale recht vastgesteld.

    HOOFDSTUK VI

    MAATREGELEN OM HET OPVANGSYSTEEM DOELTREFFENDER TE MAKEN

    Artikcl 22

    Samenwerking

    De lidstaten verstrekken de Commissie regelmatig gegevens over het aantal personen, uitgesplitst naar sekse en leeftijd, dat onder de opvangvoorzieningen valt, alsmede volledige informatie over de soort, de naam en de opmaak van de in artikel 6 bedoelde documenten.

    ∫ nieuw

    Artikel 27

    Bevoegde autoriteiten

    Elke lidstaat deelt de Commissie mee welke autoriteiten belast zijn met de nakoming van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Elke wijziging van die autoriteiten wordt door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 28 23

    Systeem voor het sturen, bewaken en controleren

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat er, met inachtneming van hun grondwettelijk bestel, ? relevante mechanismen worden vastgesteld om te waarborgen dat ⎪ passende regels worden vastgesteld voor het sturen, bewaken en controleren van het niveau van de opvangvoorzieningen.

    ∫ nieuw

    2. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk [één jaar na de uiterste omzettingsdatum] relevante informatie met gebruikmaking van het in Bijlage I opgenomen formulier.

    ⎢ 2003/9/EG

    Artikel 29 24

    Personeel en middelen

    1. De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de autoriteiten en andere organisaties die deze richtlijn uitvoeren, de nodige basisopleiding hebben ontvangen met betrekking tot de behoeften van mannelijke en vrouwelijke asielzoekers.

    2. De lidstaten trekken de nodige middelen uit voor de uitvoering van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    HOOFDSTUK VII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 30 25

    Verslagen

    Uiterlijk ? twee jaar na de uiterste omzettingsdatum ⎪ op 6 augustus 2006 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en stelt zij, in voorkomend geval, de noodzakelijke wijzigingen voor.

    De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op ? […/…/…] ⎪ 6 februari 2006 alle informatie toe die voor de opstelling van dit verslag dienstig is, met inbegrip van de in artikel 22, bedoelde statistische gegevens.

    Na het uitbrengen van het √ eerste ∏ verslag dient de Commissie ten minste om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige richtlijn.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    Artikel 31 26

    Omzetting

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 6 februari 2005 aan deze richtlijn √ […] aan de artikelen […] [De artikelen die materieel zijn gewijzigd ten opzichte van de vorige richtlijn] en Bijlage I ∏ te voldoen. Zij stellen √ delen ∏ de Commissie daarvan onverwijld in kennis √ de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsook een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn ∏.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. √In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ∏

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de √ belangrijkste ∏ bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 32

    Intrekking

    Richtlijn 2003/9/EG wordt voor de lidstaten die zijn gebonden door de onderhavige richtlijn, ingetrokken met ingang van [de dag volgend op de in artikel 31, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum], onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in Bijlage II, deel B, genoemde termijn voor de omzetting in nationaal recht.

    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    Artikel 33 27

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de √ twintigste ∏ dag √ volgend op die ∏ van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    √De artikelen [...] [ De artikelen die on gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige richtlijn ] en Bijlage I zijn van toepassing met ingang van [de dag volgend op de in artikel 31, lid 1, eerste alinea, vastgestelde datum]. ∏

    Artikel 34 28

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig √ de Verdragen ∏ het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    Gedaan te […]

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter […]

    Voor de Raad

    De voorzitter […]

    ∫ nieuw

    BIJLAGE I

    Rapportageformulier voor de informatie die de lidstaten moeten verstrekken op grond van artikel 28, lid 2, van Richtlijn […/…/EU]. Na de in artikel 28, lid 2, van deze richtlijn genoemde datum dient deze informatie opnieuw aan de Commissie te worden verstrekt indien zich een substantiële wijziging voordoet in het nationale recht of de nationale praktijk, waardoor de reeds verstrekte informatie niet langer actueel is.

    1. Gelieve op basis van artikel 2, onder k), en artikel 22 van Richtlijn [.../.../EU] de verschillende stappen te beschrijven bij de identificatie van personen met bijzondere opvangbehoeften: wanneer begint dit proces, wat zijn de gevolgen voor het voorzien in deze behoeften, met name voor niet-begeleide minderjarigen, slachtoffers van foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld, en slachtoffers van mensenhandel.

    2. Geef een volledige beschrijving van de aard, de naam en het formaat van de in artikel 6 van Richtlijn [.../.../EU] bedoelde documenten.

    3. Wat artikel 15 van Richtlijn [.../.../EU] betreft, gelieve te vermelden in hoeverre er bijzondere voorwaarden gelden voor de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt en deze beperkingen nader te omschrijven.

    4. Wat artikel 2, onder g), van Richtlijn […/…/EU] betreft, gelieve te beschrijven op welke wijze materiële opvangvoorzieningen worden aangeboden (dat wil zeggen welke materiële opvangvoorzieningen in natura, in geld, in tegoedbonnen of in een combinatie daarvan worden aangeboden) en te vermelden hoeveel de aan asielzoekers verstrekte dagvergoeding bedraagt.

    5. Wat artikel 17, lid 5, van Richtlijn […/…/EU] betreft, gelieve, indien van toepassing, te vermelden welke referentiewaarde(n) in het nationale recht of de nationale praktijk wordt of worden gehanteerd om de hoogte van de financiële bijstand aan asielzoekers vast te stellen. Indien asielzoekers minder gunstig worden behandeld dan nationale onderdanen, gelieve aan te geven waarom dat zo is.

    BIJLAGE II

    Deel A

    Ingetrokken richtlijn(genoemd in artikel 32)

    Richtlijn 2003/9/EG van de Raad | (PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18) |

    Deel B

    Termijn voor omzetting in nationaal recht(genoemd in artikel 31)

    Richtlijn | Omzettingstermijn |

    2003/9/EG | 6 februari 2005 |

    BIJLAGE III

    Concordantietabel

    Richtlijn 2003/9/EG | Deze richtlijn |

    Artikel 1 | Artikel 1 |

    Artikel 2, inleidende zin | Artikel 2, inleidende zin |

    Artikel 2, onder a) | - |

    Artikel 2, onder b) | - |

    - | Artikel 2, onder a) |

    Artikel 2, onder c) | Artikel 2, onder b) |

    Artikel 2, onder d), inleidende zin | Artikel 2, onder c), inleidende zin |

    - | Artikel 2, onder c), punt i), inleidende zin |

    Artikel 2, onder d), punt i) | Artikel 2, onder c), punt i), eerste streepje |

    Artikel 2, onder d), punt ii) | Artikel 2, onder c), punt i), tweede streepje |

    - | Artikel 2, onder c), punt i), derde streepje |

    - | Artikel 2, onder c), punt ii), inleidende zin |

    - | Artikel 2, onder c), punt ii), eerste streepje |

    Artikel 2, onder c), punt ii), tweede streepje |

    - | Artikel 2, onder c), punt iii) |

    Artikel 2 , onder e), f) en g) | - |

    - | Artikel 2, onder d) |

    Artikel 2, onder h) | Artikel 2, onder e) |

    Artikel 2, onder i) | Artikel 2, onder f) |

    Artikel 2, onder j) | Artikel 2, onder g) |

    Artikel 2, onder k) | Artikel 2, onder i) |

    Artikel 2, onder l) | Artikel 2, onder j) |

    - | Artikel 2, onder k) |

    - | Artikel 2, onder l) |

    Artikel 3 | Artikel 3 |

    Artikel 4 | Artikel 4 |

    Artikel 5 | Artikel 5 |

    Artikel 6, leden 1 tot 5 | Artikel 6, leden 1 tot 5 |

    - | Artikel 6, lid 6 |

    Artikel 6, leden 2 tot 5 | Artikel 6, leden 2 tot 5 |

    Artikel 7, leden 1 en 2 | Artikel 7, leden 1 en 2 |

    Artikel 7, lid 3 | - |

    Artikel 7, leden 4 tot 6 | Artikel 7, leden 3 tot 5 |

    - | Artikel 8 |

    - | Artikel 9 |

    - | Artikel 10 |

    - | Artikel 11 |

    Artikel 8 | Artikel 12 |

    Artikel 9 | Artikel 13 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 14, lid 1 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 14, lid 2, eerste alinea |

    - | Artikel 14, lid 2, tweede alinea |

    Artikel 10, lid 3 | Artikel 14, lid 3 |

    Artikel 11, lid 1 | - |

    - | Artikel 15, lid 1 |

    Artikel 11, lid 2 | Artikel 15, lid 2 |

    Artikel 11, lid 3 | Artikel 15, lid 3 |

    Artikel 11, lid 4 | - |

    Artikel 12 | Artikel 16 |

    Artikel 13, leden 1 tot 4 | Artikel 17, leden 1 tot 4 |

    Artikel 13, lid 5 | - |

    - | Artikel 17, lid 5 |

    Artikel 14 , lid 1 | Artikel 18, lid 1 |

    Artikel 14 , lid 2, inleidende zin, onder a) en b) | Artikel 18, lid 2, inleidende zin, onder a) en b) |

    - [oud artikel 14, lid 7, aangepast] | Artikel 18 , lid 2, onder c) |

    Artikel 14, lid 2, tweede alinea | Artikel 18, lid 4 |

    Artikel 14, lid 3 | - |

    Artikel 14, lid 4 | Artikel 18, lid 5 |

    Artikel 14, lid 5 | Artikel 18, lid 6 |

    Artikel 14, lid 6 | Artikel 18, lid 7 |

    Artikel 14, lid 8, inleidende zin, eerste streepje | Artikel 18, lid 8, inleidende zin, onder a) |

    Artikel 14, lid 8, tweede streepje | - |

    Artikel 14, lid 8, derde streepje | Artikel 18, lid 8, onder b) |

    Artikel 14, lid 8, eerste alinea | Artikel 18 , lid 8, eerste alinea, |

    Artikel 14, lid 8, derde en vierde streepje | Artikel 18, lid 8, onder b) en c) |

    Artikel 14, lid 8, vierde streepje | - |

    Artikel 14, lid 8, tweede alinea | Artikel 18, lid 8, tweede alinea |

    Artikel 15 | Artikel 19 |

    Artikel 16, lid 1, inleidende zin | Artikel 20, lid 1, inleidende zin |

    Artikel 16, lid 1, onder a) | - |

    Artikel 16, lid 1, onder a), eerste, tweede en derde streepje | Artikel 20, lid 1, onder a), b) en (c) |

    - | Artikel 20, lid 1, onder d) |

    Artikel 16, lid 1, tweede alinea | Artikel 20, tweede alinea |

    Artikel 16, lid 1, onder b), eerste alinea | - |

    Artikel 16, lid 1, onder b), tweede alinea | - |

    Artikel 16, lid 2 | - |

    Artikel 16, leden 3 tot 5 | Artikel 20, leden 2 tot 4 |

    Artikel 17, lid 1 | Artikel 21 |

    Artikel 17, lid 2 | - |

    - | Artikel 22 |

    Artikel 18, lid 1 | Artikel 23, lid 1 |

    - | Artikel 23, leden 2 en 3 |

    Artikel 18, lid 2 | Artikel 23, lid 4 |

    Artikel 23, lid 5 |

    Artikel 19 | Artikel 24 |

    Artikel 20 | Artikel 25, lid 1 |

    - | Artikel 25, lid 2 |

    Artikel 21, lid 1 | Artikel 26, lid 1 |

    - | Artikel 26, lid 2 |

    Artikel 21, lid 2 | Artikel 26, lid 2 |

    Artikel 22 | - |

    - | Artikel 27 |

    Artikel 23 | Artikel 28, lid 1 |

    - | Artikel 28, lid 2 |

    Artikel 24 | Artikel 29 |

    Artikel 25 | Artikel 30 |

    Artikel 26 | Artikel 31 |

    - | Artikel 32 |

    Artikel 27 | Artikel 33, eerste alinea |

    - | Artikel 33, tweede alinea |

    Artikel 28 | Artikel 34 |

    – | Bijlage I |

    – | Bijlage II |

    - | Bijlage III |

    [1] COM(2008) 360.

    [2] PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

    [3] PB C 212 E van 5.8.2010, blz. 348.

    [4] SEC(2008) 2944.

    [5] PB C 317 van 23.12.2009, blz. 110.

    [6] PB C 79 vab 27.3.2010, blz. 58.

    [7] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: “Studie naar de samenhang tussen legale en illegale migratie”, COM(2004) 412.

    [8] PB C … blz. …

    [9] PB C … blz. …

    [10] PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

    [11] PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11.

    [12] PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12.

    Top