Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0108

    Gezamenlijk voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende restrictieve maatregelen in verband met de situatie in Libië

    /* COM/2011/0108 def. - NLE 2011/0048 */

    52011PC0108

    Gezamenlijk voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende restrictieve maatregelen in verband met de situatie in Libië /* COM/2011/0108 def. - NLE 2011/0048 */


    NL

    Brussel, 28.2.2011

    COM(2011) 108 definitief

    2011/0048 (NLE)

    Gezamenlijk voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    betreffende restrictieve maatregelen in verband met de situatie in Libië

    TOELICHTING

    (1) Besluit 2011/[…]/GBVB van de Raad van […] voorziet in de aanneming van beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië, teneinde Resolutie 1970 (2011) van de VN-Veiligheidsraad na te leven en voor de EU autonome begeleidende maatregelen te nemen gelet op de ernst van de situatie in Libië.

    (2) Deze maatregelen omvatten een wapenembargo, een verbod op de uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, alsook inreisbeperkingen en het bevriezen van de tegoeden en economische middelen van de personen en entiteiten die betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten tegen personen in Libië, onder meer via aanvallen tegen de burgerbevolking en civiele installaties, wat in strijd is met het internationaal recht.

    (3) De hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie stellen voor deze maatregelen ten uitvoer te leggen door een verordening op grond van artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

    2011/0048 (NLE)

    Gezamenlijk voorstel voor een

    VERORDENING VAN DE RAAD

    betreffende restrictieve maatregelen in verband met de situatie in Libië

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

    Gezien Besluit 2011/[…]/GBVB van de Raad van […] betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië,

    Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie,

    Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Overeenkomstig Resolutie 1970 (2011) van de VN-Veiligheidsraad van 26 februari 2011 voorziet Besluit 2011/[…]/GBVB van […] in een wapenembargo, een verbod op de uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, alsook inreisbeperkingen en het bevriezen van de tegoeden en economische middelen van bepaalde personen en entiteiten die betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten tegen personen in Libië, onder meer via aanvallen tegen de burgerbevolking en civiele installaties, wat in strijd is met het internationaal recht. Deze natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen worden genoemd in de bijlagen bij het besluit.

    (2) Sommige van deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast.

    (3) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, meer bepaald het recht op een effectief rechtsmiddel en op een eerlijk proces en het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten.

    (4) In artikel 291, lid 2, VWEU is bepaald dat indien het nodig is dat juridisch bindende handelingen van de Unie (zoals verordeningen gebaseerd op artikel 215 VWEU) volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, de Commissie bij die handelingen uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend.

    (5) Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens deze verordening moeten worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Elke verwerking van persoonsgegevens dient de bepalingen te eerbiedigen van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens [1], alsook van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens [2].

    (6) Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) „tegoeden”: financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    i) contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

    ii) deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

    iii) in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

    iv) rente, dividend of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

    v) krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

    vi) kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

    vii) bewijsstukken van een belang in tegoeden of financiële middelen;

    b) „bevriezing van tegoeden”: het voorkómen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden, met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden mogelijk zou worden gemaakt, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille;

    c) „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

    d) „bevriezing van economische middelen”: het voorkómen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het verkopen, verhuren of verhypothekeren ervan;

    e) „technische bijstand”: elke technische steun in verband met reparaties, ontwikkeling, vervaardiging, assemblage, beproeving, onderhoud of enige andere technische dienst; technische bijstand kan de vorm aannemen van bijvoorbeeld instructies, advies, opleiding, overdracht van praktische kennis of vaardigheden of adviesdiensten, en omvat mondelinge vormen van bijstand;

    f) „Sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat is opgericht overeenkomstig punt 24 van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

    g) „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

    Artikel 2

    1. Er geldt een verbod op:

    a) de directe of indirecte verkoop, levering, overdracht aan of uitvoer naar personen, entiteiten of lichamen in Libië of (naar andere personen, entiteiten of lichamen) voor gebruik in Libië van de in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, ongeacht of die uitrusting van oorsprong is uit de Unie;

    b) het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

    2. Het is verboden de in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan te schaffen, in te voeren of te vervoeren uit Libië, ongeacht of het product van Libische oorsprong is.

    3. Lid 1 is niet van toepassing op beschermende kledingstukken, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door personeel van de Verenigde Naties, personeel van de Europese Unie of van haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar Libië worden uitgevoerd.

    4. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen de in bijlage IV genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, mits zij vaststellen dat dergelijke uitrusting uitsluitend is bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik.

    Artikel 3

    1. Er geldt een verbod op:

    a) het direct of indirect verlenen van technische bijstand in verband met goederen en technologie die in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie (gemeenschappelijke lijst van militaire goederen) [3] zijn opgenomen, of in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van in die lijst opgenomen goederen, aan personen, entiteiten of lichamen in Libië of voor gebruik in Libië;

    b) het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met in bijlage I opgenomen uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan personen, entiteiten of lichamen in Libië of voor gebruik in Libië;

    c) het direct of indirect verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met goederen en technologie die in de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen of in bijlage I zijn opgenomen, met inbegrip van subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, aan personen, entiteiten of lichamen in Libië of voor gebruik in Libië;

    d) het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de onder a) tot en met c) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

    2. In afwijking van lid 1 zijn de daarin bedoelde verbodsbepalingen niet van toepassing op het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend is bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik, of op andere verkopen en leveringen van wapens en daarmee verband houdend materiaal, mits deze activiteiten ook op voorhand werden goedgekeurd door het Sanctiecomité.

    3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen de in bijlage IV genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor het verlenen van technische bijstand, financiering of financiële bijstand in verband met uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, mits zij vaststellen dat dergelijke uitrusting uitsluitend is bedoeld voor humanitaire doeleinden of beschermend gebruik.

    Artikel 4

    Teneinde de overdracht te voorkomen van goederen en technologie die vallen onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen of waarvan de levering, verkoop, overdracht, uitvoer of invoer bij deze verordening is verboden, verklaart de persoon die informatie moet verstrekken overeenkomstig de voorschriften betreffende de verplichting voor aankomst respectievelijk vertrek informatie te verstrekken, die zijn vastgesteld in de bepalingen inzake summiere aangiften bij binnenkomst en bij uitgang en inzake douaneaangiften, opgenomen in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van 12 oktober 1992 [4] en in Verordening (EEG) nr. 2454/93 [5], voor alle goederen die van of naar Libië het douanegebied van de Unie worden binnengebracht of het verlaten, een verklaring waaruit blijkt dat de goederen onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen of onder deze verordening vallen alsmede, indien voor de uitvoer van die goederen een vergunning nodig is, nadere bijzonderheden over de verleende uitvoervergunning. Deze vereiste aanvullende gegevens worden al naar het geval schriftelijk dan wel middels een douaneaangifte verstrekt aan de bevoegde douaneautoriteiten van de betrokken lidstaat.

    Artikel 5

    1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in bijlagen II en III genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen, worden bevroren.

    2. Aan of ten behoeve van de in bijlagen II en III genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

    3. Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect worden omzeild.

    Artikel 6

    1. Bijlage II omvat de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die zijn aangewezen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of door het Sanctiecomité overeenkomstig punt 22 van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

    2. Bijlage III omvat natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die niet in bijlage II zijn genoemd en die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Besluit 2011/[…]/GBVB van de Raad van […] door de Raad zijn geïdentificeerd als personen en entiteiten die betrokken zijn in of medeplichtig zijn aan het bevelen, het controleren of het anderszins leiden van het plegen van ernstige schendingen van de mensenrechten tegen personen in Libië, waaronder het betrokken zijn in of het medeplichtig zijn aan het plannen, het leiden, het bevelen of het uitvoeren van aanvallen in strijd met het internationaal recht, met inbegrip van luchtaanvallen, tegen de burgerbevolking en civiele installaties, als personen die namens hen of op hun aanwijzing handelen, of als entiteiten die hun eigendom zijn of onder hun zeggenschap staan.

    3. In de bijlagen II en III wordt uitsluitend de volgende informatie opgenomen betreffende de genoemde natuurlijke personen:

    a) voor identificatiedoeleinden: naam en voornamen (inclusief eventuele schuilnamen en titels); geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; fiscale en socialezekerheidsnummers; geslacht; adres of andere gegevens over de verblijfplaats; functie of beroep;

    b) de datum waarop de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam in de bijlage is opgenomen;

    c) de redenen voor plaatsing op de lijst.

    4. In de bijlagen II en III kan ook informatie worden opgenomen over gezinsleden van de personen op de lijst, mits de opname van deze informatie in een specifiek geval noodzakelijk wordt geacht uitsluitend ter verificatie van de identiteit van de betrokken natuurlijke persoon op de lijst.

    Artikel 7

    1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, genoemd op de in bijlage IV vermelde websites, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, mits zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

    a) nodig zijn voor uitgaven in verband met basisbehoeften van de in bijlage II genoemde personen en de familieleden die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of nutsvoorzieningen;

    b) uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

    c) uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

    d) indien de toestemming een in bijlage II genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft deze vaststelling en zijn voornemen toestemming te geven bij het Sanctiecomité aangemeld, en het Sanctiecomité heeft niet binnen de vijf werkdagen na die aanmelding bezwaar geuit.

    2. In afwijking van het bepaalde in artikel 5 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, genoemd op de in bijlage IV vermelde websites, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits zij hebben vastgesteld dat de bevroren tegoeden of economische middelen nodig zijn voor buitengewone uitgaven en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) indien de toestemming een in bijlage II genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft zijn voornemen bij het Sanctiecomité aangemeld en het Sanctiecomité heeft dat voornemen goedgekeurd; en

    b) indien de toestemming een in bijlage III genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de bevoegde autoriteit heeft de redenen waarom zij meent dat een specifieke toestemming moet worden gegeven, ten minste twee weken voordat de toestemming wordt gegeven, bij de andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie aangemeld.

    Artikel 8

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5 kunnen de in bijlage IV genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan volgende voorwaarden is voldaan:

    a) de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 5 bedoelde persoon of entiteit of het in artikel 4 bedoelde lichaam in bijlage II of III is opgenomen, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat van vóór die datum dateert;

    b) de betrokken tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

    c) het retentierecht of het justitiële vonnis is niet ten behoeve van een in bijlage II of III genoemde persoon, entiteit of lichaam; en

    d) de erkenning van het retentierecht of van het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat;

    e) indien de toestemming een in bijlage II genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft het retentierecht of het vonnis bij het Sanctiecomité aangemeld;

    f) indien de toestemming een in bijlage III genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft de andere lidstaten en de Commissie in kennis gesteld van elke op grond van lid 1 gegeven toestemming.

    Artikel 9

    1. Artikel 5, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

    a) rente of andere inkomsten op die rekeningen; of

    b) betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 5 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen door het Sanctiecomité, de Veiligheidsraad of de Raad zijn aangewezen,

    mits deze rente, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 5, lid 1, worden bevroren.

    2. Artikel 5, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen in de Unie die tegoeden ontvangen die naar de rekening van een op de lijst opgenomen natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

    Artikel 10

    In afwijking van het bepaalde in artikel 5 en mits een betaling verschuldigd is door in bijlage II of III genoemde personen, entiteiten of lichamen op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop zij zijn aangewezen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals genoemd op de in bijlage IV opgenomen websites, onder door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

    i) de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een in bijlage II of III genoemde persoon, entiteit of lichaam;

    ii) de betaling niet in strijd is met artikel 5, lid 2;

    b) indien de toestemming een in bijlage II genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft het voornemen toestemming te geven, ten minste tien werkdagen van tevoren bij het Sanctiecomité aangemeld;

    c) indien de toestemming een in bijlage III genoemde persoon, entiteit of lichaam betreft: de betrokken lidstaat heeft deze vaststelling en het voornemen toestemming te geven, ten minste twee weken voordat de toestemming wordt gegeven, bij de andere lidstaten en de Commissie aangemeld.

    Artikel 11

    1. De bevriezing van tegoeden en economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, levert geen aansprakelijkheid op van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

    2. De verbodsbepaling van artikel 5, lid 2, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die financiering of financiële bijstand verstrekten, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden zijn op de bedoelde verbodsbepaling.

    Artikel 12

    1. Onverminderd de geldende regels inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

    a) alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie over rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 4 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, zoals genoemd op de in bijlage III opgenomen websites, en deze informatie, direct of via de lidstaten, aan de Commissie te doen toekomen; en

    b) samen te werken met die bevoegde autoriteit bij de verificatie van deze informatie.

    2. Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

    Artikel 13

    De Commissie en de lidstaten stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere voor deze verordening relevante informatie waarover zij beschikken uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechters.

    Artikel 14

    1. De Commissie wordt gemachtigd om:

    a) bijlage II te wijzigen op basis van beslissingen van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of het Sanctiecomité;

    b) bijlage III te wijzigen op basis van besluiten in verband met bijlage IV bij Besluit 2011/XXX/GBVB van de Raad; en

    c) bijlage IV te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

    2. De Commissie vermeldt de redenen voor de besluiten die overeenkomstig lid 1, onder a) en b), worden genomen, en stelt de in bijlage III genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen in kennis van haar besluit, hetzij door kennisgeving aan de persoon of, indien het adres niet bekend is, door publicatie van een kennisgeving, zodat de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen daarover opmerkingen kunnen indienen.

    3. Indien er opmerkingen worden ingediend, herziet de Commissie de bijlagen II en III en deelt zij de resultaten van haar herziening mee aan de persoon, de entiteit of het lichaam in kwestie.

    4. De Commissie verwerkt persoonsgegevens voor de uitoefening van haar taken uit hoofde van deze verordening. Deze taken omvatten het volgende:

    a) het opstellen en aanpassen van bijlage II of III bij deze verordening;

    b) het consolideren van de inhoud van deze bijlagen in de elektronische geconsolideerde lijst van personen, groepen en entiteiten waarop EU-sancties van toepassing zijn, beschikbaar op de website van de Commissie [6];

    c) het verwerken van informatie over de gevolgen van de maatregelen van deze verordening, zoals de waarde van bevroren tegoeden, alsook informatie over door de bevoegde autoriteiten verleende toestemmingen.

    5. De Commissie mag relevante gegevens verwerken die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn gepleegd door natuurlijke personen op de lijst, en op strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen betreffende dergelijke personen, doch uitsluitend voor zover deze verwerking noodzakelijk is voor het opstellen van bijlage II bij deze verordening. Dergelijke gegevens worden niet openbaar gemaakt of uitgewisseld.

    6. Voor de toepassing van deze verordening geldt de in bijlage IV genoemde eenheid van de Commissie als de „verantwoordelijke voor de verwerking” voor de Commissie in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 45/2001, teneinde te verzekeren dat de betrokken natuurlijke personen hun rechten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 45/2001 kunnen uitoefenen.

    Artikel 15

    1. De lidstaten stellen de voorschriften vast betreffende de sancties op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    2. De lidstaten delen de voorschriften na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede aan de Commissie en melden alle latere wijzigingen ervan.

    Artikel 16

    Waar er in deze verordening sprake is van een meldingsplicht, of anderzijds van een verplichting de Commissie te informeren of met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die in bijlage IV zijn vermeld.

    Artikel 17

    Deze verordening is van toepassing:

    a) op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

    b) aan boord van vliegtuigen of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

    c) op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

    d) op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

    e) op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

    Artikel 18

    Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, op […]

    Voor de Raad

    De voorzitter

    […]

    BIJLAGE I

    Lijst van de uitrusting die voor interne repressie zou kunnen worden gebruikt, als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4

    1. De volgende vuurwapens, munitie en toebehoren:

    1.1 Vuurwapens die niet vallen onder ML 1 of ML 2 van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen van de Europese Unie („gemeenschappelijke lijst van militaire goederen”) [7];

    1.2 Munitie speciaal ontworpen voor de vuurwapens die zijn vermeld in punt 1.1, en speciaal daarvoor ontworpen onderdelen;

    1.3 Vuurwapenvizieren die niet vallen onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen.

    2. Bommen en granaten die niet vallen onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen.

    3. De volgende voertuigen:

    3.1 Voertuigen uitgerust met een waterkanon, die speciaal zijn ontworpen of aangepast ten behoeve van oproerbeheersing;

    3.2 Voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om door middel van stroomstoten indringers af te weren;

    3.3 Voertuigen die speciaal zijn ontworpen of aangepast om barricades te verwijderen, met inbegrip van constructiematerieel met bescherming tegen kogels;

    3.4 Voertuigen die speciaal zijn ontworpen voor vervoer of overbrenging van gevangenen en/of gedetineerden;

    3.5 Voertuigen die speciaal zijn ontworpen om mobiele barrières op te werpen;

    3.6 Voor de in de punten 3.1 tot en met 3.5 vermelde voertuigen bestemde onderdelen, speciaal ontworpen ten behoeve van oproerbeheersing.

    Opmerking 1 Dit punt is niet van toepassing op voertuigen die speciaal zijn ontworpen ten behoeve van brandbestrijding.

    Opmerking 2 Voor de toepassing van punt 3.5 omvat de term „voertuigen” ook opleggers en aanhangwagens.

    4. De volgende explosieven en aanverwante uitrusting:

    4.1 Uitrusting en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor het al dan niet elektronisch inleiden van explosies, met inbegrip van ontstekingstoestellen, detonatoren, ontstekers, boosters en slagkoord, alsmede speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, met uitzondering van: uitrusting en toestellen die speciaal ontworpen zijn voor een specifiek commercieel gebruik, zijnde het door detonatie in werking stellen of doen functioneren van andere uitrusting of toestellen die niet het veroorzaken van explosies tot functie hebben (bijvoorbeeld toestellen voor het opblazen van airbags, piekstroombegrenzers of toestellen voor het in werking stellen van sprinklerinstallaties);

    4.2 Ladingen voor directionele explosies die niet onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen vallen;

    4.3 De volgende andere explosieven die niet onder de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen vallen, en aanverwante stoffen:

    a. amatol;

    b. nitrocellulose (met een stikstofgehalte van meer dan 12,5 %);

    c. nitroglycol;

    d. penta-erythritoltetranitraat (PETN);

    e. picrylchloride;

    f. 2,4,6-trinitrotolueen (TNT).

    5. De volgende beschermende uitrusting die niet valt onder ML 13 van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen:

    5.1 Lichaamspantsering met bescherming tegen kogels en/of messteken;

    5.2 Kogel- en/of fragmentatiebestendige helmen, helmen voor oproerbeheersing, schilden voor oproerbeheersing en kogelbestendige schilden.

    Opmerking Dit punt heeft geen betrekking op:

    - uitrusting speciaal ontworpen voor sportieve activiteiten;

    - uitrusting speciaal ontworpen voor de veiligheid op het werk.

    6. Simulatieapparatuur die niet onder ML 14 van de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen valt, voor opleiding in het gebruik van vuurwapens en speciaal daarvoor ontworpen programmatuur.

    7. Niet door de gemeenschappelijke lijst van militaire goederen bestreken nachtzicht- en thermischebeeldvormingsapparatuur en beeldversterkerbuizen.

    8. Scheermesprikkeldraad.

    9. Militaire messen, gevechtsmessen en bajonetten met een bladlengte van meer dan 10 cm.

    10. Productieapparatuur die speciaal is ontworpen voor de in deze lijst vermelde goederen.

    11. Specifieke technologie voor de ontwikkeling, de vervaardiging of het gebruik van de in deze lijst vermelde goederen.

    BIJLAGE II

    Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen bedoeld in artikel 6, lid 1

    1. KADHAFI, Aisha Muammar

    Geboortedatum: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

    Dochter van Muammar KADHAFI. Nauwe banden met het regime.

    Datum van aanwijzing door de VN: 26.2.2011.

    2. KADHAFI, Hannibal Muammar

    Paspoortnummer: B/002210. Geboorteplaats: 20.9.1975. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

    Zoon van Muammar KADHAFI. Nauwe banden met het regime.

    Datum van aanwijzing door de VN: 26.2.2011.

    3. KADHAFI, Khamis Muammar

    Geboortedatum: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

    Zoon van Muammar KADHAFI. Nauwe banden met het regime. Bevelvoering van militaire eenheden die betrokken zijn bij het neerslaan van betogingen.

    Datum van aanwijzing door de VN: 26.2.2011.

    4. KADHAFI, Muammar Mohammed Abu Minyar

    Geboortedatum: 1942. Geboorteplaats: Sirte, Libië.

    Leider van de revolutie, opperbevelhebber van de strijdkrachten. Verantwoordelijkheid voor het bevelen van het neerslaan van betogingen, schendingen van de mensenrechten.

    Datum van aanwijzing door de VN: 26.2.2011.

    5. KADHAFI, Mutassim

    Geboortedatum: 1976. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

    Nationaal veiligheidsadviseur. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauwe banden met het regime.

    Datum van aanwijzing door de VN: 26.2.2011.

    6. KADHAFI, Saif al-Islam

    Directeur van de Kadhafi Foundation. B014995. 25.6.1972. Tripoli, Libië. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauwe banden met het regime. Opruiende openbare verklaringen die oproepen tot geweld tegen betogers.

    Datum van aanwijzing door de VN: 26.2.2011.

    BIJLAGE III

    Lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen bedoeld in artikel 6, lid 2

    (Aan te vullen door de Raad)

    BIJLAGE IV

    Lijst van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten bedoeld in artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 1, artikel 10 en artikel 12, en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie

    (Aan te vullen door de lidstaten)

    A. Bevoegde autoriteiten van de lidstaten:

    BELGIË

    BULGARIJE

    TSJECHIË

    DENEMARKEN

    DUITSLAND

    ESTLAND

    IERLAND

    GRIEKENLAND

    SPANJE

    FRANKRIJK

    ITALIË

    CYPRUS

    LETLAND

    LITOUWEN

    LUXEMBURG

    HONGARIJE

    MALTA

    NEDERLAND

    OOSTENRIJK

    POLEN

    PORTUGAL

    ROEMENIË

    SLOVENIË

    SLOWAKIJE

    FINLAND

    ZWEDEN

    VERENIGD KONINKRIJK

    B. Adres voor kennisgevingen of andere mededelingen aan de Europese Commissie:

    Europese Commissie

    Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid

    CHAR 12/106

    B-1049 Brussel

    België

    E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu

    Tel.: (32 2) 295 55 85

    Fax: (32 2) 299 08 73

    [1] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

    [2] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

    [3] PB C 69 van 18.3.2010, blz. 19.

    [4] PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

    [5] PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

    [6] http://ec.europa.eu/external_relations/cfsp/sanctions/consol-list_en.htm

    [7] PB L 88 van 29.3.2007, blz. 58.

    --------------------------------------------------

    Top