Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0021

    Gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2009 Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2010 over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2009 (2009/2101(INI))

    PB C 341E van 16.12.2010, p. 35–42 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.12.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 341/35


    Woensdag 10 februari 2010
    Gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2009

    P7_TA(2010)0021

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2010 over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie – 2009 (2009/2101(INI))

    2010/C 341 E/08

    Het Europees Parlement,

    gelet op artikel 2, artikel 3, lid 3, alinea 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gelet op artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gezien het verslag van de Commissie van 27 februari 2009 over de gelijkheid van vrouwen en mannen – 2009 (COM(2009)0077),

    gezien de mededeling van de Commissie van 7 juni 2000„Naar een communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)” (COM(2000)0335) en de jaarverslagen van de Commissie over de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Unie 2000, 2001, 2002, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 (respectievelijk COM(2001)0179, COM(2002)0258, COM(2003)0098, COM(2004)0115, COM(2005)0044, COM(2006)0071, COM(2007)0049 en COM(2008)0010),

    gelet op Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (herschikking) (1),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 februari 2009 over de sociale economie (2),

    gezien de mededeling van de Commissie van 3 oktober 2008„Meer steun voor het combineren van beroep, privéleven en gezinsleven” (COM(2008)0635),

    gezien het op 3 oktober 2008 door de Commissie ingediende voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG (COM(2008)0636),

    gezien het op 3 oktober 2008 door de Commissie ingediende voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 92/85/EEG van de Raad inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (COM(2008)0637),

    gezien het verslag van de Commissie van 3 oktober 2008„Realisatie van de doelstellingen van Barcelona wat de opvangfaciliteiten voor kinderen onder de leerplichtige leeftijd betreft” (COM(2008)0638),

    gezien de stand van de ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel (STCE 197),

    gezien het actiekader voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, dat op 22 maart 2005 door de sociale partners is goedgekeurd,

    gezien het Verdrag van de Verenigde Naties van 1979 inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW),

    gezien het Europees pact voor gendergelijkheid, dat door de Europese Raad van 23 en 24 maart 2006 is goedgekeurd,

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 november 2009 over de uitbanning van geweld tegen vrouwen (3),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 oktober 2006 over de immigratie van vrouwen: de rol van vrouwelijke immigranten en hun plaats in de Europese Unie (4),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 november 2009 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger – Stockholmprogramma (5),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2007 over een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010 (6),

    gezien het op 22 maart 2007 aangenomen advies van het Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen inzake beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen,

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 september 2008 over gelijkheid tussen mannen en vrouwen – 2008 (7),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 2008 met aanbevelingen aan de Commissie over de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen (8),

    gelet op artikel 48 en artikel 119, lid 2, van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0004/2010),

    A.

    overwegende dat gelijkheid van vrouwen en mannen een basisprincipe is van de Europese Unie dat wordt erkend in het Verdrag betreffende de Europese Unie en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en ook overwegende dat, ondanks de aanzienlijke vooruitgang die op dit gebied is geboekt, nog steeds vele ongelijkheden tussen vrouwen en mannen bestaan,

    B.

    overwegende dat de Europese Unie momenteel een ernstige economische, financiële en sociale crisis doormaakt, met specifieke gevolgen voor de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt,

    C.

    overwegende dat moederschap en vaderschap als grondrechten moeten worden beschouwd die van essentieel belang zijn voor het sociale evenwicht en dat op Europees niveau een richtlijn bestaat over moederschapsverlof (9) en een richtlijn over ouderschapsverlof (10), maar vooralsnog geen wetgeving op het gebied van vaderschapsverlof,

    D.

    overwegende dat mannen volgens de beschikbare gegevens als gevolg van de segregatie naar beroep en sector in het algemeen harder geraakt zijn aan het begin van de crisis, maar dat de situatie verschilt in bepaalde landen en bepaalde sectoren, met name de traditionele bedrijfssectoren, waar vooral vrouwen werken, waar vele bedrijfssluitingen en verplaatsingen van multinationals worden opgetekend; overwegende dat 31,1 % van de vrouwelijke en slechts 7,9 % van de mannelijke werknemers deeltijds werken; overwegende dat vrouwen in de meerderheid zijn in sommige overheidsdiensten, en afhankelijk van de lidstaat tot twee derde van het personeel uitmaken in het onderwijs, de gezondheidszorg en de sociale bijstand; overwegende dat de crisis derhalve dreigt vooral vrouwen te treffen bij budgettaire besparingen in de genoemde sectoren,

    E.

    overwegende dat vrouwen, en met name alleenstaande moeders en vrouwen ouder dan 65 jaar, traditioneel meer bedreigd zijn door armoede en door een beperkt pensioen; overwegende dat laatstgenoemden dikwijls een pensioen ontvangen dat in de buurt van het minimumbestaansinkomen ligt om verschillende redenen, zoals de beëindiging of onderbreking van hun beroepsactiviteit om zich aan hun gezin te wijden of het feit dat zij in het bedrijf van hun echtgenoot hebben gewerkt, met name in de handels- en landbouwsector, zonder hiervoor te worden betaald en zonder bij het socialezekerheidsstelsel te zijn aangesloten en overwegende dat het merendeel van de beleidsmaatregelen bedoeld zijn om gezinnen met kinderen te helpen, ondanks het feit dat 35 % van de huishoudens bestaan uit één persoon, die in de meeste gevallen een vrouw is,

    F.

    overwegende dat de arbeidsparticipatie bij vrouwen gemiddeld 59,1 % bedraagt, met grote verschillen gaande van 37,4 % tot 74,3 %, dat de gestage toename van deze participatie sinds 2000 niet heeft geleid tot een verbetering van de arbeidsomstandigheden van vrouwen en dat deze nog steeds het slachtoffer zijn van segregatie naar beroep en sector,

    G.

    overwegende dat de ondernemingen van de sociale economie een geslaagd voorbeeld zijn van de inzetbaarheid van vrouwen op de arbeidsmarkt, de sociale status van vrouwen verbeteren, hun financiële onafhankelijkheid bevorderen en een betere combinatie van beroepsleven en gezinsleven mogelijk maken, met name dankzij de diensten die zij aanbieden op het gebied van kinderopvang en voor bejaarden en personen met een handicap,

    H.

    overwegende dat het gemiddelde beloningsverschil tussen vrouwen en mannen sinds 2000 op een hoog niveau (tussen 14 % en 17,4 %) stagneert, ondanks de talrijke maatregelen van de Commissie en toezeggingen van de lidstaten,

    I.

    overwegende dat artikel 157 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat „iedere lidstaat er zorg voor draagt dat het beginsel van gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijke of gelijkwaardige arbeid wordt toegepast”, en dat dit beginsel in de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevestigd,

    J.

    overwegende dat de Commissie in bovengenoemde resolutie van 18 november 2008 wordt verzocht om vóór 31 december 2009 bij het Europees Parlement een wetsvoorstel over de herziening van de bestaande wetgeving met betrekking tot de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen in te dienen,

    K.

    overwegende dat ook mannen het slachtoffer zijn van segregatie naar beroep en sector, en van stereotypen over de rol van mannen en vrouwen, zij het in mindere mate,

    L.

    overwegende dat de verdeling van gezins- en huishoudelijke taken tussen vrouwen en mannen, met name door meer gebruik te maken van ouder- en vaderschapsverlof, een absolute voorwaarde is voor de bevordering en verwezenlijking van gendergelijkheid, maar het feit betreurende dat het kaderakkoord van de sociale partners over het ouderschapsverlof (juli 2009) geen betrekking heeft op de kwestie van betaald verlof, dat een doorslaggevend effect zou hebben op het aantal mannen dat met dit verlof instemt en op de gelijke verdeling van de beroeps- en gezinstaken onder vrouwen en mannen,

    M.

    overwegende dat toegang tot diensten voor de opvang van kinderen, bejaarden en andere hulpbehoevenden van essentieel belang is om voor een gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de arbeidsmarkt, onderwijs en opleiding te zorgen,

    N.

    overwegende dat de lidstaten tijdens de Europese Raad van Barcelona op 15 en 16 maart 2002 zijn uitgenodigd om vóór 2010 te voorzien in kinderopvang voor ten minste 90 % van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtige leeftijd en voor ten minste 33 % van de kinderen onder 3 jaar, maar dat meer dan de helft van de lidstaten nog ver van deze doelstelling verwijderd is,

    O.

    overwegende dat 58,9 % van de gediplomeerden van de universiteiten in de Unie in 2008 vrouwen zijn, dat vrouwen de meerderheid vormen in de opleidingen handel, beheer en recht, maar in de minderheid blijven in leidinggevende functies bij ondernemingen en beleidsorganen; overwegende dat weinig vrouwen gediplomeerd zijn in de opleidingen informatica, ingenieur of fysica, waardoor vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de particuliere sector, die van doorslaggevend belang is voor het economisch herstel; overwegende dat het beloningsverschil tussen vrouwen en mannen in de informaticasector mettertijd veeleer is toegenomen,

    P.

    overwegende dat het aandeel vrouwelijke leden van het Europees Parlement is toegenomen van 32,1 % tijdens de zittingsperiode 2004-2009 tot 35 % na de Europese verkiezingen van 7 juni 2009, dat het aandeel vrouwelijke commissievoorzitters is gestegen van 25 % naar 41 %, en het aandeel vrouwelijke ondervoorzitters van het Europees Parlement van 28,5 % naar 42,8 %, maar dat het aantal quaestoren van het vrouwelijk geslacht gedaald is van 3 naar 2,

    Q.

    overwegende dat de situatie van bepaalde groepen vrouwen die vaak te maken hebben met combinaties van moeilijkheden en risico's en ook met een dubbele discriminatie – in het bijzonder vrouwen met een handicap, vrouwen met personen ten laste, bejaarde vrouwen, vrouwen die behoren tot een minderheid en vrouwelijke immigranten – lijkt te verslechteren,

    R.

    overwegende dat vrouwelijke immigranten het slachtoffer zijn van een dubbele discriminatie op de arbeidsmarkt op grond van hun geslacht en hun status als immigrant; overwegende dat een vijfde van de hoogopgeleide vrouwelijke immigranten laaggekwalificeerd werk doet, en overwegende dat vrouwelijke immigranten in de huishoudelijke sector, de horeca en de landbouw bijzonder kwetsbaar zijn,

    S.

    overwegende dat de arbeidsparticipatie zowel voor mannen als voor vrouwen lager ligt in plattelandsgebieden en dat een groot aantal vrouwen bovendien nooit actief is op de officiële arbeidsmarkt en dat deze vrouwen hierdoor noch geregistreerd zijn als werkzoekende, noch worden meegeteld in de werkloosheidsstatistieken, hetgeen bijzondere financiële en juridische problemen met zich meebrengt wat de toegang tot moederschaps- en ziekteverlof, de opbouw van pensioenrechten en de toegang tot de sociale zekerheid betreft, alsmede problemen in geval van scheiding; overwegende dat de plattelandsgebieden ernstig onder het gebrek aan vacatures van goede kwaliteit hebben te lijden,

    T.

    overwegende dat vrouwen die behoren tot een minderheid, met name rom-vrouwen, geregeld te lijden hebben onder diverse vormen van discriminatie op grond van ras en geslacht; overwegende dat de nationale instanties die met gelijkheidskwesties zijn belast, het verschijnsel van meervoudige of gecombineerde discriminatie op adequate wijze zouden moeten aanpakken,

    U.

    overwegende dat mensenhandel een moderne vorm van slavernij is en dat vrouwen en meisjes nog steeds het merendeel van de slachtoffers ervan uitmaken,

    V.

    overwegende dat in bovengenoemde resolutie van 3 september 2008 de lidstaten worden opgeroepen om het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel onverwijld te ratificeren, dat het meest doeltreffende Europese juridische instrument is in de strijd tegen dit fenomeen, dat een misdrijf vormt evenals een schending van de mensenrechten en de waardigheid en de integriteit van de mens schaadt; overwegende dat tot nu toe slechts 16 lidstaten van de Unie dit verdrag hebben geratificeerd,

    W.

    overwegende dat geweld tegen vrouwen, in al zijn vormen, een groot obstakel voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen vormt en een van de meest voorkomende schendingen van de mensenrechten is, die geen geografische, economische, culturele of sociale grenzen kent; overwegende dat dit geweld een kritiek probleem is in de Unie, waar 20 à 25 % van de vrouwen tijdens hun volwassen leven het slachtoffer wordt van fysiek geweld, en meer dan 10 % van de vrouwen het slachtoffer zijn van seksueel geweld; overwegende dat het Spaanse voorzitterschap van de Raad van de bestrijding van geweld tegen vrouwen een van haar prioriteiten heeft gemaakt,

    X.

    overwegende dat onder seksuele en reproductieve gezondheid het algemene, zowel fysieke als mentale en sociale welzijn van de menselijke persoon wordt verstaan, voor alles wat verband houdt met de voortplantingsorganen, de functies en de werking daarvan, en niet alleen het ontbreken van ziekte of gebreken en overwegende dat erkenning van de totale fysieke en seksuele autonomie van vrouwen een absolute voorwaarde is voor elk behoorlijk beleid inzake het recht op seksuele en reproductieve gezondheid, alsmede voor het beleid inzake de bestrijding van geweld tegen vrouwen,

    Y.

    overwegende dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid in 2006 officieel werd opgericht en uiterlijk op 19 januari 2008 zijn werkzaamheden moest aanvatten, maar dat het nog steeds niet volledig werkt,

    Z.

    overwegende dat de strategie van Lissabon erop was gericht om 60 % van de vrouwen die kunnen werken, op de arbeidsmarkt actief te laten worden, terwijl de inspanningen met betrekking tot de demografische uitdaging bedoeld zijn om een beter geboortecijfer te verkrijgen, teneinde toekomstige uitdagingen aan te kunnen; overwegende dat gelijkheid van vrouwen en mannen en een evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven de kern van het debat over de demografische veranderingen blijven vormen,

    1.

    is verheugd dat de Commissie in haar bovengenoemde verslag over de gelijkheid van vrouwen en mannen – 2009 heeft beklemtoond dat het in de veranderende economische context belangrijk blijft om het gendergelijkheidsbeleid te versterken, maar onderstreept het feit dat meer concrete acties en meer nieuw beleid nodig zijn;

    2.

    betreurt het feit dat de projecten op het gebied van economisch herstel vooral betrekking hebben op de banen waar mannen in de meerderheid zijn; onderstreept het feit dat, als de toekomst van de banen van mannen wordt ondersteund in plaats van die van vrouwen, dit de ongelijkheid tussen de geslachten vergroot in plaats van haar te verkleinen en onderstreept de noodzaak om het gendergelijkheidsbeleid te integreren in de Europese, nationale en internationale herstelplannen ter bestrijding van de crisis;

    3.

    verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten met klem de sociale rechten te verdedigen en erop toe te zien dat de economische en financiële crisis niet tot een beperking leidt van de sociale uitkeringen en de sociale diensten, met name wat kinderopvang en hulp aan bejaarden betreft; merkt op dat het beleid inzake hulp en de terbeschikkingstelling van hulp- en opvangdiensten nauw verband houdt met de verwezenlijking van gelijkheid van vrouwen en mannen;

    4.

    merkt op dat de economische, sociale en financiële crisis een kans kan bieden om van de Unie een productiever en innoverender economie te maken evenals een maatschappij waarin meer rekening wordt gehouden met de gelijkheid van vrouwen en mannen, als een adequaat beleid zou worden gevoerd en adequate maatregelen zouden worden goedgekeurd;

    5.

    verzoekt de Commissie gedetailleerde statistische gegevens te verstrekken over de gevolgen van de crisis voor vrouwen en mannen, rekening houdend met het werkloosheidscijfer, de ontwikkeling van deeltijdwerk en tijdelijke en vaste contracten, alsmede de gevolgen van de beleidsmaatregelen ter bestrijding van de crisis voor de overheidsdiensten;

    6.

    onderstreept het feit dat de Commissie en de lidstaten de rol van vrouwen in de sociale economie absoluut moeten waarderen, ondersteunen en vergroten, gelet op het hoge percentage vrouwen dat in deze sector werkt en de hoeveelheid diensten die deze aanbiedt om de combinatie van beroeps- en gezinsleven te bevorderen;

    7.

    verzoekt de lidstaten die een op begrotingsconsolidatie gericht beleid zullen moeten voeren, om te voorkomen dat vrouwen onevenredig hard worden getroffen, en verzoekt de Commissie en de lidstaten herstelmaatregelen uit te werken, waarin rekening wordt gehouden met de specifieke situatie en behoeften van vrouwen en mannen, met name door een geïntegreerde aanpak van gendergelijkheid („gendermainstreaming”) en door een budgettaire analyse op grond van gender en gelijkheid mannen-vrouwen („gender budgeting”);

    8.

    betreurt het feit dat integratie van de man-vrouw-dimensie in de huidige strategie van Lissabon bijna volledig ontbreekt en verzoekt de Raad en de Commissie een hoofdstuk over deze dimensie in de toekomstige strategie voor de periode na Lissabon, „EU 2020”, op te nemen;

    9.

    verzoekt de nationale instanties die met gelijkheidskwesties zijn belast, geïntegreerde benaderingen te volgen om hun antwoord op gevallen van meervoudige discriminatie en de aanpak hiervan te verbeteren; dringt er bovendien op aan dat de nationale instanties die met gelijkheidskwesties zijn belast, opleidingen organiseren voor rechters, juristen en personeel, om deze te leren meervoudige discriminatie te herkennen en te voorkomen en er een antwoord op te bieden;

    10.

    is verheugd dat het doel om voor 2010 de arbeidsparticipatie van vrouwen op 60 % te brengen,vastgesteld op de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000, bijna is bereikt; onderstreept echter het feit dat een aanzienlijk deel van deze arbeid jammer genoeg onbestendig en slecht betaald is; betreurt eveneens de grote verschillen tussen de lidstaten, aangezien dit cijfer uiteenloopt van 37,4 % tot 74,3 %; verzoekt de lidstaten derhalve de nodige maatregelen te nemen om Richtlijn 2006/54/EG daadwerkelijk toe te passen;

    11.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten zich te buigen over de situatie van de meehelpende echtgenoten in de ambachtelijke sector, de handel, de landbouw, de visvangst en de kleine familiebedrijven, wat de gelijkheid van mannen en vrouwen betreft en rekening houdend met het feit dat vrouwen in een kwetsbaardere positie verkeren dan mannen; verzoekt de lidstaten het juridische model van mede-eigendom te ontwikkelen, om te zorgen voor volledige erkenning van de rechten van vrouwen in de landbouwsector, adequate bescherming van vrouwen op het gebied van sociale zekerheid en de erkenning van het werk van vrouwen;

    12.

    verzoekt de Raad, de Commissie en de lidstaten maatregelen te nemen en positief te discrimineren om vrouwen een plaats te bezorgen in de projecten en programma's op het gebied van ecologische transformatie, bijvoorbeeld in de sector van de hernieuwbare energiebronnen, en hun banen te bezorgen in wetenschappen en spitstechnologie;

    13.

    moedigt de lidstaten aan het ondernemerschap van vrouwen in de bedrijfssector te bevorderen en te voorzien in financiële steun, structuren voor beroepsadvies en een adequate opleiding voor vrouwen die bedrijven oprichten;

    14.

    onderstreept het feit dat het inkomen en het betaalde werk van vrouwen het sleutelelement blijft van hun economische autonomie en van meer gelijkheid van mannen en vrouwen in de maatschappij als geheel; onderstreept het feit dat met name gelet op de veroudering van de samenleving, zowel mannen als vrouwen onmisbaar zijn om een tekort aan arbeidskrachten te voorkomen;

    15.

    constateert dat vrouwen meer zijn blootgesteld aan het risico van armoede, omdat het beloningsverschil tussen vrouwen en mannen op een hoog niveau blijft, en dat talrijke verschillen bestaan tussen de lidstaten en de sectoren; verzoekt de lidstaten derhalve met klem Richtlijn 2006/54/EG toe te passen en met name het beginsel van gelijke beloning voor gelijke arbeid en dat van gelijkwaardig werk te bevorderen;

    16.

    acht het nodig dat ook wordt opgetreden met het oog op een vermindering van de ongelijkheid van mannen en vrouwen op het gebied van pensioenen, aangezien vrouwen tegenwoordig nog altijd het grootste deel van de gezinstaken op zich nemen, met als gevolg onderbroken loopbanen en meer algemeen minder professionele inzet dan mannen;

    17.

    betreurt dat de Commissie nog geen wetsvoorstel over de herziening van de bestaande wetgeving met betrekking tot de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannen en vrouwen heeft ingediend, zoals in bovengenoemde resolutie van het Parlement van 18 november 2008 was gevraagd; verzoekt de Commissie dan ook zo spoedig mogelijk een dergelijk wetsvoorstel in te dienen;

    18.

    ondersteunt de procedurele stappen die de Commissie onderneemt wegens inbreuken op de omzetting van de geldende richtlijnen; meent dat de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan, de richtlijnen inzake gelijkheid van vrouwen en mannen zo spoedig mogelijk in nationaal recht moeten omzetten en vooral toezien op de juiste toepassing ervan;

    19.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten bewustmakingscampagnes op te zetten in scholen, op werkplekken en in de media om een diversificatie van de beroepskeuzen, vooral van jonge meisjes, te bevorderen en om hardnekkige stereotypen over de rol van mannen en vrouwen te bestrijden evenals vernederende beelden, met name campagnes waarbij de rol van mannen bij een betere verdeling van de gezinstaken en de combinatie van beroep en privéleven in de verf wordt gezet;

    20.

    verzoekt de lidstaten de bedrijven te erkennen die maatregelen nemen om de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en een evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven te vergemakkelijken, teneinde de verspreiding van goede praktijken op dit gebied te bevorderen;

    21.

    wijst op het belang van opvangfaciliteiten voor kinderen onder de leerplichtige leeftijd en van diensten voor kinderopvang en voor hulp aan bejaarden en andere hulpbehoevenden voor een betere combinatie van werk en gezin; steunt het initiatief van de Commissie om vergelijkbare, tijdig beschikbare en betrouwbare statistieken op te stellen en om specifieke aanbevelingen te doen aan elke lidstaat; verzoekt de lidstaten alles in het werk te stellen om de bovengenoemde doelstellingen van de Europese Raad van Barcelona betreffende de opvangfaciliteiten voor kinderen onder de leerplichtige leeftijd te verwezenlijken;

    22.

    onderstreept het belang van bepaalde stappen die de Commissie heeft ondernomen, met name het voorstel tot herziening van Richtlijn 92/85/EEG inzake zwangerschapsverlof en van Richtlijn 86/613/EEG inzake personen die een zelfstandige activiteit uitoefenen alsmede hun echtgenoten die daaraan deelnemen; is evenwel van mening dat het Commissievoorstel tot herziening van Richtlijn 92/85/EEG niet ambitieus genoeg is wat de bevordering van de combinatie van beroepsleven en gezins- en privéleven voor mannen en vrouwen betreft;

    23.

    onderstreept dat de kwestie van het vaderschapsverlof ter tafel moet worden gebracht en verzoekt de Commissie elk initiatief met het oog op de invoering van een vaderschapsverlof op Europees niveau te ondersteunen; is van mening dat het moederschapsverlof aan het vaderschapsverlof moet worden gekoppeld, om de vrouw op de arbeidsmarkt beter te beschermen en zo de stereotypen die in de maatschappij met betrekking tot het gebruik van dit verlof leven, te bestrijden;

    24.

    verzoekt de lidstaten en de sociale partners een evenwichtiger vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in leidinggevende functies in ondernemingen, overheidsdiensten en beleidsorganen te bevorderen; en verzoekt bijgevolg om de vaststelling van verplichte doelstellingen om voor een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen te zorgen; wijst er in deze samenhang op dat het gebruik van verkiezingsquota positieve gevolgen voor de vertegenwoordiging van vrouwen heeft;

    25.

    is tevreden met het besluit van de Noorse regering om het aantal vrouwen in de raad van bestuur van privé- en overheidsbedrijven op te trekken tot minimum 40 % van de leden en verzoekt de Commissie en de lidstaten het Noorse initiatief te beschouwen als een positief voorbeeld en in dezelfde richting te evolueren;

    26.

    verzoekt de lidstaten campagnes op te zetten voor vrouwen met een diploma van het secundair onderwijs, om deze aan te moedigen te kiezen voor een loopbaan in het ingenieurswezen, teneinde hun aanwezigheid in de traditioneel mannelijke technische beroepen te vergroten;

    27.

    is verheugd over de aanzienlijke toename van het aantal vrouwelijke voorzitters van parlementaire commissies en het aantal vrouwelijke ondervoorzitters van het Europees Parlement, alsmede over de, zij het iets minder grote, maar reële toename van het aantal vrouwelijke leden van het Europees Parlement na de Europese verkiezingen van juni 2009;

    28.

    is in dit opzicht van mening dat het percentage vrouwelijke kandidaat-commissarissen (33 % van het college), dat met moeite is gehaald, het absolute minimum is; is van mening dat de samenstelling van de Commissie beter de diversiteit van de Europese bevolking moet weerspiegelen, ook wat het man-vrouw-aspect betreft; verzoekt de lidstaten bij volgende voordrachten twee kandidaten voor te stellen, één van elk geslacht, om de samenstelling van een meer representatieve Commissie te vergemakkelijken;

    29.

    verzoekt de lidstaten hun immigratiebeleid nauwkeurig te bekijken, om zo goed mogelijk gebruik te maken van de kwalificaties van hoogopgeleide vrouwelijke immigranten en te zorgen voor sociale zekerheid voor vrouwen die werkzaam zijn in de huishoudelijke sector en andere sectoren waar sociale zekerheid ontbreekt, teneinde de integratie van vrouwelijke immigranten te bevorderen en er eveneens voor te zorgen dat zij toegang tot opleiding hebben, met name beroepsopleiding en tot onderwijs in de taal van het gastland;

    30.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten prioriteit en bijzondere aandacht te verlenen aan meer kwetsbare groepen vrouwen: vrouwen met een handicap, vrouwen met personen ten laste, bejaarde vrouwen, vrouwen die behoren tot een minderheid en vrouwelijke immigranten, alsmede vrouwen die gevangen zitten, en specifieke maatregelen uit te werken om in de behoeften van deze vrouwen te voorzien;

    31.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen goed te keuren en toe te passen om vrouwen met een handicap vooruit te helpen op de terreinen van het maatschappelijke leven, het beroepsleven, het culturele leven en het politieke leven waar zij nog altijd ondervertegenwoordigd zijn;

    32.

    verzoekt de Tsjechische Republiek, Duitsland, Estland, Ierland, Griekenland, Italië, Litouwen, Hongarije, Nederland, Finland en Zweden met klem om het Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van mensenhandel zo spoedig mogelijk te ratificeren;

    33.

    herinnert eraan dat geweld tegen vrouwen een ernstig probleem blijft, dat op Europees en op nationaal niveau met alle mogelijke middelen moet worden uitgebannen; verzoekt de Commissie opnieuw om binnen de vijf jaar een Europees jaar tegen geweld jegens vrouwen uit te roepen; is verheugd dat het Spaanse voorzitterschap van de Raad van de bestrijding van geweld tegen vrouwen een van haar prioriteiten heeft gemaakt, en verzoekt de volgende voorzitterschappen hetzelfde te doen;

    34.

    steunt de voorstellen van het Spaanse voorzitterschap voor de instelling van het Europees mandaat voor de bescherming van slachtoffers en de invoering van een voor de hele Europese Unie gemeenschappelijk telefoonnummer voor hulp aan slachtoffers;

    35.

    benadrukt het feit dat geweld tegen vrouwen moet worden bestreden om de gelijkheid van mannen en vrouwen te realiseren; verzoekt de Commissie te beginnen met de opstelling van een voorstel voor een algemene richtlijn betreffende de preventie en bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen, met name vrouwenhandel;

    36.

    onderstreept dat vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten, met name door gemakkelijke toegang tot contraceptie en abortus; benadrukt het feit dat vrouwen gratis toegang tot consulten over abortus moeten hebben; ondersteunt daarom, zoals in zijn bovengenoemde resolutie van 3 september 2008, maatregelen en acties om de toegang van vrouwen tot diensten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid te verbeteren en hen meer bewust te maken van hun rechten en de beschikbare diensten; verzoekt de lidstaten en de Commissie maatregelen en acties ten uitvoer te leggen om mannen bewust te maken van hun verantwoordelijkheid in seksuele en reproductieve kwesties;

    37.

    merkt op dat de oprichting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid nog steeds niet is afgerond, en verwacht dat dit instituut zijn werkzaamheden spoedig kan aanvatten;

    38.

    verzoekt de Commissie haar nieuwe strategie „Het BBP voorbij” voort te zetten en bij haar werkzaamheden ook te kijken naar strategieën waarmee de bijdrage van de activiteiten van vrouwen en mannen op het gebied van solidariteit tussen de generaties tot het BBP van de lidstaten kan worden gemeten;

    39.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen van de lidstaten.


    (1)  PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.

    (2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0062.

    (3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0098.

    (4)  PB C 313 E van 20.12.2006, blz. 118.

    (5)  Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0090.

    (6)  PB C 301 E van 13.12.2007, blz. 56.

    (7)  PB C 295 van 4.12.2009, blz. 35.

    (8)  PB C 16 E van 22.1.2010, blz. 21.

    (9)  Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1).

    (10)  Richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof (PB L 145 van 19.6.1996, blz. 4).


    Top