Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AP0383

    Aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten die uit derde landen worden ingevoerd ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2010 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen (COM(2005)0661 – C7-0048/2010 – 2005/0254(COD))
    P7_TC1-COD(2005)0254 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 21 oktober 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen
    BIJLAGE

    PB C 70E van 8.3.2012, p. 211–220 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.3.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 70/211


    Donderdag 21 oktober 2010
    Aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten die uit derde landen worden ingevoerd ***I

    P7_TA(2010)0383

    Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2010 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen (COM(2005)0661 – C7-0048/2010 – 2005/0254(COD))

    2012/C 70 E/33

    (Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

    Het Europees Parlement,

    gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2005)0661),

    gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665),

    gelet op artikel 294, lid 2 en artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0048/2010),

    gelet op artikel 294, lid 3, van het WEU-verdrag,

    gelet op artikel 55 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie internationale handel (A7-0273/2010),

    1.

    stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

    2.

    verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in haar voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

    3.

    verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.


    Donderdag 21 oktober 2010
    P7_TC1-COD(2005)0254

    Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 21 oktober 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name op artikel 207,

    Gelet op het voorstel van de Europese Commissie,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De Europese Unie kent geen geharmoniseerde bepalingen of uniforme praktijken voor de aanduiding van het land van oorsprong in de Unie, behalve in enkele specifieke gevallen in de landbouwsector.

    (2)

    Deze verordening is van toepassing op ingevoerde industrieproducten, met uitzondering van visserij- en aquacultuurproducten zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (2) en met uitzondering van levensmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (3).

    (3)

    Tegenwoordig maken veel bedrijven in de Unie reeds vrijwillig gebruik van oorsprongsaanduiding.

    (4)

    Door het gebrek aan regelgeving van de Unie en de verschillen tussen de systemen in de lidstaten voor de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten is een situatie ontstaan waarin, in een aantal sectoren, een groot deel van producten uit derde landen die in de Unie worden gedistribueerd geen of misleidende informatie bevatten over het land van oorsprong. Deze ongelijkheden leiden ook tot een situatie waarin het invoerverkeer vanuit derde landen zich verplaatst naar bepaalde toegangspunten van de Unie die het meest aan de wensen van het uitvoerland beantwoorden.

    (5)

    De resultaten van de algemene raadpleging door de Commissie van de belanghebbenden (onder meer bedrijfsleven, importeurs, consumentenverenigingen en vakbonden) over de eventuele ontwikkeling van een EU-verordening over de aanduiding van het land van oorsprong wijzen erop dat de consumenten in de Unie de aanduiding van het land van oorsprong in het algemeen op prijs stellen omdat hun dit informatie verschaft over de veiligheid en over de sociale en milieuaspecten van een product.

    (6)

    De EU-burgers zien een duidelijk verband tussen een Unieverordening voor oorsprongsaanduiding en de bescherming van hun veiligheid en gezondheid.

    (7)

    In de agenda van Lissabon heeft de EU zich ten doel gesteld de economie van de Unie te versterken door onder meer de concurrentiepositie van het bedrijfsleven van de Unie in de wereldeconomie te verbeteren en met de EU 2020-strategie zal beslist op deze noodzaak tot verbetering van de concurrentiepositie worden voortgebouwd; de concurrentiepositie voor sommige soorten consumptiegoederen kan gelegen zijn in het feit dat hun productie in de EU geassocieerd wordt met kwaliteit en strenge productienormen.

    (8)

    Regels van de Unie voor oorsprongsaanduiding zouden het concurrentievermogen van het bedrijfsleven van de Unie en de gehele economie van de Unie versterken door de burgers en de consumenten in staat stellen om bewust te kiezen.

    (9)

    Het economische belang van de oorsprongsaanduiding voor de keuze van de consument en voor de handel wordt erkend door andere belangrijke handelspartners die oorsprongsaanduidingen bij wet verplicht hebben gesteld. Exporteurs van de Unie moeten aan deze eisen voldoen en moeten de oorsprong aanduiden op producten die zij naar deze markten wensen uit te voeren.

    (10)

    Er is in diverse gevallen naar aanleiding van de invoer in de EU van producten uit derde landen sprake geweest van incidenten in verband met gezondheid en veiligheid. Een duidelijke aanduiding van de oorsprong van een product zal de burgers van de EU meer informatie en meer invloed op hun keuze geven, zodat zij ervan gevrijwaard worden zonder het te weten producten van een mogelijk dubieuze kwaliteit aan te schaffen.

    (11)

    Om administratieve lastenverzwaring te reduceren moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten volgens een gemeenschappelijke procedure inspecties en controles aan de grens uitvoeren waarmee de uitvoering van deze verordening wordt geverifieerd.

    (12)

    Om ervoor te zorgen dat deze verordening doeltreffend is en voor het bedrijfsleven van de Unie slechts lichte administratieve lasten meebrengt en tegelijkertijd zo soepel mogelijk is, moet zij aansluiten bij de bestaande wereldwijde „made in”-systemen.

    (13)

    Daar voor de Unie gelijke voorwaarden dienen te gelden als voor haar handelspartners moet een gelijkwaardige wetgeving worden ingevoerd die er tevens toe zal bijdragen dat valse of misleidende claims inzake de oorsprong van bepaalde ingevoerde goederen worden voorkomen.

    (14)

    Volgens Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (4) kunnen consumenten een commerciële waarde hechten aan de geografische oorsprong van een product. Volgens die richtlijn kan er sprake zijn van onbillijke handelspraktijken indien een consument door valse of misleidende informatie over de geografische oorsprong ertoe wordt gebracht een product te kopen dat hij anders niet zou hebben gekocht. Deze richtlijn maakt informatie over de geografische oorsprong van goederen niet verplicht en definieert evenmin het begrip oorsprong.

    (15)

    Met een systeem voor de oorsprongsaanduiding zouden consumenten producten kunnen identificeren aan de hand van de sociale normen en normen op milieu- en veiligheidsgebied die in het algemeen met het land van oorsprong worden geassocieerd.

    (16)

    De opstelling van een gemeenschappelijke definitie van het begrip „oorsprong” ten behoeve van de oorsprongsaanduiding, van voorschriften voor deze aanduiding en van gemeenschappelijke controlevoorschriften zou gelijke concurrentievoorwaarden scheppen, de keuze van de consument in de betrokken sectoren vergemakkelijken en tot een vermindering leiden van het aantal misleidende claims inzake de oorsprong.

    (17)

    De oorsprongsaanduiding kan ertoe bijdragen dat veeleisende normen van de Unie in het voordeel werken van het bedrijfsleven van de Unie en met name middelgrote en kleine ondernemingen , die vaak echt moeite doen voor de kwaliteit van hun producten en ook traditionele en ambachtelijke banen en productiemethoden in ere houden, maar tevens blootgesteld zijn aan een wereldwijde concurrentie waarbij er geen regels gelden die onderscheid maken tussen productiemethoden . Zij zal ook helpen voorkomen dat de reputatie van de bedrijven van de Unie door onjuiste oorsprongsaanduidingen wordt geschaad. Een grotere transparantie en een betere voorlichting van de consument over de oorsprong van goederen zal derhalve bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de agenda van Lissabon en de EU 2020-strategie .

    (18)

    Volgens artikel IX van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 mogen WTO-leden wetten en voorschriften vaststellen en ten uitvoer leggen over de oorsprongsaanduiding bij invoer, met name om de consument tegen bedrieglijke of misleidende aanduidingen te beschermen.

    (19)

    Regels van oorsprongsaanduiding vormen eveneens een goede bescherming tegen namaak en oneerlijke concurrentie. Ook zorgt het voor een doeltreffender werking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten (5) en biedt het een belangrijk extra instrument voor de bescherming en opwaardering van de productie van de Unie.

    (20)

    Ingevolge de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en ▐ Turkije en de partijen bij de EER-overeenkomst moeten producten uit deze landen van het toepassingsgebied van onderhavige verordening worden uitgesloten.

    (21)

    De niet-preferentiële oorsprongsregels van de Unie zijn opgenomen in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Communautair Douanewetboek (6) en in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het Communautair Douanewetboek (7). Het verdient de voorkeur zich op deze oorsprongsregels te baseren om de oorsprong van ingevoerde goederen voor de doeleinden van onderhavige verordening vast te stellen. Het gebruik van een begrip waarmee bedrijven en overheden reeds goed bekend zijn moet de invoering en de toepassing vergemakkelijken. De niet-preferentiële oorsprongsregels moeten worden toegepast voor de doeleinden van het niet-preferentiële handelsbeleid. Een toename van het aantal aangifteformulieren en documenten dient te worden vermeden.

    (22)

    Om de lasten voor producenten, handelaars en de overheid zo veel mogelijk te beperken, moet de oorsprongsaanduiding slechts verplicht worden gesteld voor die sectoren waarvoor de Commissie bij het voorafgaand overleg heeft vastgesteld dat er een meerwaarde ontstaat. Er dient voor te worden gezorgd dat bepaalde producten worden vrijgesteld om technische ▐ redenen of wanneer de oorsprongsaanduiding voor het doel van deze verordening nutteloos is. Dit kan met name het geval zijn wanneer goederen door de oorsprongsaanduiding zouden worden beschadigd en met betrekking tot bepaalde grondstoffen.

    (23)

    Gegevens over de oorsprong die verkregen en/of gecontroleerd worden bij controles door de bevoegde autoriteiten moeten kunnen worden uitgewisseld, onder meer met autoriteiten en andere personen en organisaties die de lidstaten ingevolge Richtlijn 2005/29/EG bij de tenuitvoerlegging willen betrekken. Er dient rekening te worden gehouden met de bescherming van persoonsgegevens en van handels-, industrie-, beroeps- en ambtsgeheimen.

    (24)

    Volgens artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening door de Commissie van haar uitvoeringsbevoegdheden controleren, vooraf vastgelegd bij een verordening die wordt vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure . In afwachting van de vaststelling van die nieuwe verordening blijven de bepalingen van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8) van toepassing, met uitzondering van de regelgevingsprocedure met toetsing, die niet van toepassing is.

    (25)

    De Commissie moet de bevoegdheid krijgen gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het VWEU vast te stellen om te bepalen in welke gevallen een aanduiding op de verpakking in plaats van een aanduiding op de goederen zelf aanvaardbaar is, in welke gevallen de goederen om technische redenen geen aanduiding kunnen of behoeven, welke maatregelen voor andere voorschriften vereist kunnen zijn wanneer goederen niet aan de bepalingen van deze verordening blijken te voldoen, en tenslotte om te bepalen wanneer de bijlage van de verordening moet worden geactualiseerd indien er anders geoordeeld wordt over de noodzaak voor een bepaalde sector de oorsprong van een product aan te geven.

    (26)

    Goederen voor persoonlijk gebruik die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden moeten worden vrijgesteld van de toepassing van deze verordening binnen de grenzen van de daarvoor geldende vrijstellingen van douanerechten en mits er geen aanwijzingen zijn dat de goederen voor handelsdoeleinden zijn bestemd. Ook moet rekening worden gehouden met de andere situaties die, ingevolge Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (gecodificeerde versie) (9), door middel van de uitvoeringsbepalingen van het toepassingsgebied van onderhavige verordening kunnen worden uitgesloten,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Deze verordening is van toepassing op producten voor de eindgebruiker met uitzondering van visserij- en aquacultuurproducten zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 104/2000 en met uitzondering van levensmiddelen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002.

    2.    Producten voor de eindgebruiker waarvoor een oorsprongsaanduiding is vereist zijn de voor de eindgebruiker bestemde, in de bijlage vermelde producten uit derde landen, met uitzondering van producten van oorsprong uit het grondgebied van de Europese Unie, Turkije en de partijen bij de EER-overeenkomst.

    Producten voor de eindgebruiker kunnen van de oorsprongsaanduiding worden vrijgesteld indien het aanbrengen van een oorsprongsaanduiding om technische ▐ redenen onmogelijk is.

    Deze verordening is uitsluitend van toepassing op producten voor de eindgebruiker. Het toepassingsgebied van deze verordening kan, na goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad, door de Commissie worden uitgebreid.

    In geval van textielstoffen en textielwaren (de hoofdstukken 50-63), schoeisel, beenkappen en dergelijke artikelen (hoofdstuk 64), kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen van bont, namaakbont en artikelen van namaakbont (GN-codes 4303/4304), werken van leder of bont, zadel- en tuigmakerswerk, reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen, werken van darmen (GN-codes 4104 41 / 4104 49 / 4105 30 / 4106 22 / 4106 32 / 4106 40 / 4106 92 / 4107 tot en met 4114 / 4302 13 / ex 4302 19 (35, 80)) wordt onder „producten voor de eindgebruiker” verstaan het afgewerkt product en/of het halfafgewerkt product dat verdere bewerkingsstadia in de Unie moet doorlopen vooraleer het in de handel wordt gebracht.

    3.   De termen „oorsprong” en „van oorsprong uit” verwijzen naar de niet-preferentiële oorsprong overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 26 van het Communautair Douanewetboek.

    4.   „Op de markt brengen” betekent het op de markt van de Unie brengen van een bepaald voor eindgebruik bestemd product met het doel het te distribueren en/of te gebruiken, hetzij tegen betaling hetzij gratis.

    5.   „Bevoegde autoriteiten” zijn de autoriteiten die betrokken zijn bij de controle van goederen hetzij bij invoer hetzij bij het op de markt brengen.

    6.   Deze verordening is niet van toepassing op niet-commerciële goederen die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden binnen de grenzen van de daarvoor geldende vrijstellingen van douanerechten en mits er geen aanwijzingen zijn dat de goederen voor handelsdoeleinden zijn bestemd.

    Wanneer ingevoerde goederen kunnen worden vrijgesteld van invoerrechten ingevolge Verordening (EG) nr. 1186/2009 en er geen aanwijzingen zijn dat ze voor handelsdoeleinden zijn bestemd worden zij ook van het toepassingsgebied van deze verordening ▐ uitgesloten.

    7.     Deze verordening moet aansluiten bij reeds bestaande wereldwijde „made in”-systemen om een effectieve regelgeving met geringe administratieve lasten en meer flexibiliteit voor de bebrijven van de Unie te waarborgen.

    Artikel 2

    De oorsprong van ingevoerde of op de markt gebrachte goederen wordt aangeduid op de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 3

    1.   Het land van oorsprong van de goederen moet op de goederen zijn aangeduid. Indien de goederen verpakt zijn, dient de aanduiding ook op de afzonderlijke verpakkingen te zijn aangebracht.

    De Commissie kan door middel van gedelegeerde handelingen maatregelen goedkeuren ▐ om de gevallen vast te stellen waarin de aanduiding op de verpakking in plaats van op de goederen zelf aanvaardbaar is. Dit is met name het geval wanneer de goederen de eindconsument of -gebruiker doorgaans in hun gebruikelijke verpakking bereiken. Dergelijke maatregelen en eventuele herzieningen daarvan worden door de Commissie goedgekeurd volgens de procedure van artikel 7.

    2.   De woorden „made in” gevolgd door de naam van het land van oorsprong geeft de oorsprong van de goederen aan. Deze vermelding wordt aangebracht in een officiële taal van de Europese Unie die gemakkelijk wordt begrepen door de eindafnemer in de lidstaat waar de goederen op de markt worden gebracht dan wel in het Engels, met gebruikmaking van de woorden „made in”, gevolgd door de Engelse benaming van het land van oorsprong .

    3.   De oorsprong moet vermeld worden in duidelijk leesbare en onuitwisbare letters die bij een normale behandeling zichtbaar zijn, duidelijk kunnen worden onderscheiden van andere informatie en zodanig zijn aangebracht dat er geen misleiding of een onjuiste indruk ontstaat over de oorsprong van het product.

    Voor producten die verhandeld worden in landen waar in de geschreven taal het Latijnse alfabet wordt gebruikt, mag de aanduiding niet worden aangebracht in andere lettertekens dan die van dat alfabet.

    4.   Bij de invoer moet de vereiste aanduiding op de goederen zijn aangebracht. Onverminderderd het bepaalde in artikel 5, lid 3, mogen de aanduidingen niet worden verwijderd of gemanipuleerd tot de goederen aan de eindconsument of -gebruiker zijn verkocht.

    Artikel 4

    1.    De Commissie kan uitvoeringsbepalingen goedkeuren overeenkomstig de in artikel 6, lid 2 bedoelde procedure, met name om:

    de vorm en de voorwaarden van de oorsprongsaanduiding nader te omschrijven;

    een lijst van uitdrukkingen in alle officiële talen van de Europese Unie vast te stellen waarin duidelijk tot uiting komt dat goederen van oorsprong zijn uit het in de aanduiding vermelde land;

    de gevallen vast te stellen waarin vaak gebruikte afkortingen onmiskenbaar het land van oorsprong aanduiden en in het kader van deze verordening kunnen worden gebruikt.

    2.     De Commissie kan door middel van gedelegeerde handelingen maatregelen vaststellen om:

    de gevallen vast te stellen waarin om technische ▐ redenen geen oorsprongsaanduiding op goederen kan of behoeft te worden aangebracht;

    andere regels vast te stellen die nodig kunnen zijn wanneer goederen niet aan deze verordening blijken te voldoen;

    de bijlage bij deze verordening aan te passen wanneer een wijziging is opgetreden in het oordeel over de noodzaak van de oorsprongsaanduiding voor een bepaalde sector.

    Dergelijke maatregelen en eventuele herzieningen daarvan worden door de Commissie goedgekeurd volgens de procedure van artikel 7.

    Artikel 5

    1.   Goederen zijn niet in overeenstemming met deze verordening indien:

    er geen oorsprongsaanduiding is op aangebracht;

    de vermelde oorsprong niet in overeenstemming is met de oorsprong van de goederen;

    de oorsprongsaanduiding werd gewijzigd of verwijderd of anderszins werd gemanipuleerd tenzij een correctie ingevolge lid 3 noodzakelijk was.

    2.   Overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, bedoelde procedure kan de Commissie nog andere uitvoeringsbepalingen vaststellen betreffende verklaringen en bewijsstukken waaruit de inachtneming van deze verordening blijkt.

    3.     De Commissie stelt gemeenschappelijke minimumnormen voor met betrekking tot de sancties op schendingen van de bepalingen van deze verordening.

    4.    Op basis van de door de Commissie voorgestelde gemeenschappelijke minimumnormen stellen de lidstaten ▐ regels vast met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening, en alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze worden geïmplementeerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten dienen de Commissie uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis te stellen van deze regels en latere wijzigingen onmiddellijk mede te delen aan de Commissie. De Commissie moet ervoor zorgen dat er althans een minimum aan harmonisatie bestaat tussen de sanctiesystemen in de lidstaten, zodat de verschillen tussen deze systemen er niet toe leiden dat exporteurs uit derde landen aan bepaalde toegangspunten tot de Unie de voorkeur geven boven andere.

    5.   Wanneer goederen niet in overeenstemming zijn met deze verordening nemen de lidstaten voorts de nodige maatregelen om de eigenaar van die goederen - of een andere persoon die voor die goederen aansprakelijk is - ertoe aan te zetten de oorsprongsaanduiding overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en voor eigen rekening op de goederen aan te brengen. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op … (10) in kennis van deze maatregelen en delen latere wijzigingen ervan onmiddellijk aan de Commissie mee.

    6.   De bevoegde autoriteiten mogen – indien dit voor de doeltreffende toepassing van deze verordening noodzakelijk is – gegevens uitwisselen die ze hebben verkregen bij de controle op de inachtneming van onderhavige verordening, onder meer met autoriteiten en andere personen of organisaties waaraan de lidstaten overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2005/29/EG bevoegdheden hebben verleend.

    Artikel 6

    1.   De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor de Oorsprongsaanduiding (hierna „het comité” genoemd). Dit Comité wordt gevormd door vertegenwoordigers van de lidstaten, de desbetreffende bedrijfstakken en organisaties.

    2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

    3.   Het comité stelt een reglement van orde vast.

    Artikel 7

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.     De bevoegdheid om de in artikel 3 en artikel 4, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor de toepassingsduur van deze verordening.

    2.     Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

    3.     De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 8 en 9 gestelde voorwaarden.

    Artikel 8

    Intrekking van de delegatie

    1.     De in artikel 3 en artikel 4, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken.

    2.     De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij een bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hierover binnen een redelijke tijdspanne voordat een definitief besluit wordt genomen te informeren, en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en wat de mogelijke redenen daarvoor zijn.

    3.     Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld in werking. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 9

    Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

    1.     Het Europees Parlement of de Raad kunnen binnen twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling.

    Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

    2.     Indien het Europees Parlement of de Raad bij het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn geen bezwaar hebben aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

    De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de betrokken periode in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen aantekenen.

    3.     Indien het Europees Parlement of de Raad binnen de in lid 1 bedoeld termijn bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, geeft aan om welke redenen zij dit doet.

    Artikel 10

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De artikelen 2, 3 en 5 worden twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht. Overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, bedoelde procedure kan de Commissie deze termijn verlengen met de tijd die de bedrijven nodig hebben om aan de bij de uitvoeringsbepalingen vastgestelde eisen inzake de oorsprongsaanduiding te voldoen; deze verlenging mag in geen geval minder dan zes maanden bedragen.

    Uiterlijk op … (11) verricht de Commissie een effectstudie van deze verordening.

    Deze verordening verstrijkt op … (12). Een jaar voor het einde van de verstrijkingstermijn nemen het Europees Parlement en de Raad op basis van een daartoe strekkend voorstel van de Commissie een besluit omtrent de eventuele verlenging of aanpassing daarvan.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te

    Voor het Europees Parlement

    De Voorzitter

    Voor de Raad

    De Voorzitter


    (1)  Standpunt van het Europees Parlement van 21 oktober 2010.

    (2)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

    (3)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

    (4)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.

    (5)   PB L 196 van 2.8.2003, blz. 7.

    (6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

    (7)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

    (8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (9)  PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23.

    (10)   Negen maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

    (11)   Drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

    (12)   Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

    Donderdag 21 oktober 2010
    BIJLAGE

    Deze verordening heeft betrekking op producten, ingedeeld onder de volgende GN-codes

    GN-code

    Omschrijving

    4011 92 00

    Nieuwe luchtbanden van rubber, van de soort gebruikt voor voertuigen of machines voor land- en bosbouw (m.u.v. die met visgraatprofiel of met dergelijk profiel)

    4013 90 00

    Binnenbanden, van rubber (m.u.v. die van de soort gebruikt voor personenauto's, incl. die van het type „station-wagon” of „break” en racewagens, voor autobussen, voor vrachtwagens en voor rijwielen

    4104 41 / 4104 49 / 4105 30 / 4106 22 / 4106 32 / 4106 40 / 4106 92 / 4107 to 4114 / 4302 13 / ex 4302 19 (35, 80)

    Niet afgewerkt leder („crust”) en afgewerkt leder

    4008 21 / 4008 11 / 4005 99 / 4204 / 4302 30 (25, 31)

    8308 10(00) / 8308 90(00) / 9401 90 / 9403 90

    Hakken, zolen, banden, delen, synthetische stoffen, andere

    4201 / 4202 / 4203 / 4204/ 4205 / 4206

    Zadel- en tuigmakerswerk, reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen, werken van darmen

    4303 / 4304

    Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen van bont, namaakbont en artikelen van namaakbont

    Hfdst. 50 – 63

    Textielstoffen en textielwaren

    6401 / 6402 / 6403 / 6404 / 6405 / 6406

    Schoeisel, beenkappen en dergelijke artikelen

    6904/ 6905 / 6907 / 6908 / 6911/ 6912/ 6913/ 6914 90 100

    Keramische producten

    7013 21 11 / 7013 21 19 / 7013 21 91 / 7013 21 99 / 7013 22 10 / 7013 31 10 / 7013 31 90 / 7013 91 10 / 7013 91 90

    Glaswerk voor keuken- of tafelgebruik, voor het toilet, het kantoor, de binneninrichting of soortgelijke doeleinden (andere dan de posten 7010 of 7018) van kristal , met de hand gefabriceerd

    7113/7114/7115/7116

    Bijouterieën en juwelen, alsmede delen daarvan, van edele metalen of van metalen geplatteerd met edele metalen, edelsmidswerk en delen daarvan, van edele metalen of van metalen geplatteerd met edele metalen, andere werken van edele metalen of van metalen geplatteerd met edele metalen, werken van echte of gekweekt parels, van natuurlijke, synthetische of gereconstrueerde edelstenen of halfedelstenen

    7318

    Schroeven, bouten, moeren, kraagschroeven, schroefhaken, massieve klinknagels en klinkbouten, splitpennen en splitbouten, stelpennen en stelbanken, spieën, sluitingen (veerringen en andere verende sluitringen daaronder begrepen) en dergelijke artikelen, van gietijzer, van ijzer of van staal

    8201/ 8202/ 8203/ 8205/ 8207/ 8208/ 8209/ 8211/ 8212/ 8213/ 8214/ 8215

    Gereedschap

    8302 20 00

    Zwenkwielen met montuur van onedel metaal

    8481

    Kranen en dergelijke artikelen (reduceerventielen en thermostatisch werkende kleppen daaronder begrepen), voor leidingen, voor ketels, voor reservoirs, voor bakken of voor dergelijke bergingsmiddelen

    9307

    Sabels, degens, bajonetten, lansen en andere blanke wapens, alsmede delen daarvan en scheden daarvoor

    Hfdst. 94

    Meubelen (ook voor medisch of chirurgisch gebruik), artikelen voor bedden en dergelijke artikelen, verlichtingstoestellen, lichtreclames en dergelijke artikelen, geprefabriceerde bouwwerken

    9603

    Bezems, borstels, ▐ met de hand bediende mechanische vegers zonder motor, penselen, kwasten en plumeau's; gerede knotten voor borstelwerk; verfkussens en verfrollen; wissers van rubber of van andere soepele stoffen


    Top