EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009DC0143

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Mededeling inzake nucleaire non-proliferatie

/* COM/2009/0143 def. */

52009DC0143

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Mededeling inzake nucleaire non-proliferatie /* COM/2009/0143 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 26.3.2009

COM(2009) 143 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Mededeling inzake nucleaire non-proliferatie

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Mededeling inzake nucleaire non-proliferatie

1. INLEIDING

De politieke context in de afgelopen jaren heeft meegebracht dat de internationale gemeenschap binnen de VN, de G8 en op andere internationale fora haar aandacht heeft toegespitst op de vermindering van de proliferatierisico's. Met de nieuwe mondiale belangstelling voor het gebruik van kernenergie en het toenemend aantal landen dat de mogelijkheid overweegt een civiel kernenergieprogramma op te starten, is er duidelijk een grotere behoefte ontstaan aan een versterking van de internationale non-proliferatiegaranties.

Bij het non-proliferatieverdrag (NPT)[1] is het algemene kader vastgelegd om de non-proliferatie-uitdaging aan te gaan. Krachtens het verdrag speelt de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) op dit gebied een centrale rol. De Veiligheidsraad van de VN heeft in laatste instantie de bevoegdheid om op te treden tegen ernstige inbreuken op de non-proliferatieverbintenissen.

De Europese Unie, de Gemeenschap en de lidstaten daarvan nemen, binnen hun respectieve bevoegdheden, uiteenlopende maatregelen op dit gebied, onder meer met acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en met acties op basis van de verdragen van de Gemeenschap. Op die manier levert de EU een aanzienlijke bijdrage bij tot het aangaan van de non-proliferatie-uitdaging, ook op mondiaal niveau, gebaseerd op haar aanzienlijke ervaring bij het gebruik van kernenergie en de reeks instrumenten waarover zij beschikt.

In haar recente mededeling over "De internationale uitdaging van nucleaire veiligheid en nucleaire beveiliging"[2] heeft de Commissie aangekondigd dat zij een specifieke mededeling zal richten tot de Raad en het Europees Parlement over de verschillende EU-instrumenten op het gebied van nucleaire non-proliferatie, met name in het kader van het Euratom-Verdrag.

Het doel van deze mededeling is dan ook de internationale context te schetsen die een versterking van de internationale non-proliferatiegaranties noodzakelijk maakt (deel 2), de voornaamste beschikbare EU-instrumenten op dit gebied toe te lichten, met name die in het kader van het Euratom-Verdrag (deel 3), en een omschrijving te geven van de wijze waarop deze instrumenten in nauwe coördinatie met de IAEA kunnen worden gebruikt om sterkere internationale non-proliferatiegaranties uit te bouwen (deel 4).

2. MONDIALE CONTEXT: DE BEHOEFTE AAN STERKERE NON-PROLIFERATIEGARANTIES

De toenemende energievraag, gekoppeld aan de bezorgdheid omtrent de continuïteit van de energievoorziening en de erkenning dat de CO2-uitstoot mondiaal moet worden teruggedrongen om het effect van de klimaatverandering te milderen, maken dat er wereldwijd opnieuw grotere belangstelling is ontstaan voor kernenergie.

Van bij het begin moet worden beklemtoond dat het internationale non-proliferatieverdrag het recht erkent van alle landen die partij zijn bij het NPT om kernenergie voor vreedzame doeleinden aan te wenden.

De proliferatierisico's die rijzen bij het gebruik van kernenergie ontstaan in wezen ten gevolge van twee specifieke nucleaire activiteiten, namelijk uraanverrijking en opwerking van bestraalde splijtsof. Deze activiteiten vergen zeer ingewikkelde en kostbare technologieën die alleen op een economisch verantwoorde manier kunnen worden gebruikt als er marktvraag is vanuit een voldoende groot aantal kerncentrales.

In de huidige context van toenemende belangstelling voor kernenergie moet de internationale gemeenschap al het mogelijke doen om het risico van incidenten op het gebied van de nucleaire veiligheid en/of het afleiden van nucleair materiaal of nucleaire technologieën naar niet-vreedzaam gebruik te minimaliseren. De internationale gemeenschap moet derhalve waarborgen dat permanent aan de voorwaarden inzake non-proliferatie, inclusief de normen van het NPT en van de IAEA, wordt voldaan.

Op mondiaal niveau is de centrale internationale instantie die nucleaire proliferatie moet indijken, de IAEA met haar activiteiten op het gebied van de veiligheidscontrole in het kader van het NPT en de versterkte veiligheidscontroleregeling gebaseerd op de 'Comprehensive Safeguards Agreements' en de relevante Aanvullende Protocollen, alsmede het recht om splijtbaar nucleair materiaal te bezitten. Tot de recente mondiale acties op dit gebied behoren een initiatief van de G8-top van 2008, waarin wordt gewezen op het belang van non-proliferatie/veiligheidscontrole, veiligheid en beveiliging (de zogenaamde "3S", safeguards, safety en security) bij de ontwikkeling van kernenergie[3], het VS-initiatief inzake een mondiaal partnerschap op het gebied van kernenergie (Global Nuclear Energy Partnership - GNEP), het internationale project betreffende innovatieve kernreactoren en splijtstofkringlopen (International Project on Innovative Nuclear Reactors and Fuel Cycles) en het mondiale initiatief om nucleair terrorisme te bestrijden.

Bovenop het NPT is in 2005 een verdrag van de Verenigde Naties gesloten inzake de bestrijding van daden van nucleair terrorisme[4]. Ook de Club van nucleaire leveranciers speelt een belangrijke rol, met name door de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren voor het vervoer van kerntechnisch materiaal (zie ook punt 3.2).

In de EU zijn verscheidene instrumenten beschikbaar om de non-proliferatiedoelstellingen te bevorderen (zie punt 3). Voorts staat de EU aan de technologische wereldtop op het gebied van uraanverrijking en de opwekking van bestraalde spijtsof. In deze context is het belangrijk te beklemtonen dat de Europese markten voor verrijkt uraan en de opwerking van bestraalde splijtstof concurrerend, betrouwbaar en transparant zijn.

In haar mededeling "Een energiebeleid voor Europa"[5] heeft de Commissie de bevordering van non-proliferatie aangemerkt als één van de centrale prioriteiten van een doeltreffend EU-energiebeleid ten aanzien van derde landen. Het belang van non-proliferatie voor het benutten en de toekomstige ontwikkeling van kernenergie is opnieuw bevestigd in de mededeling van de Commissie betreffende de actualisering van het programma van indicatieve aard inzake kernenergie[6] in de context van de tweede strategische evaluatie van de energiesituatie[7]. In dit verband heeft de Commissie benadrukt dat het belangrijk is de samenwerking tussen Euratom en de IAEA te versterken teneinde het beoogde internationale effect te bereiken. Tegen deze achtergrond is op 7 mei 2008 een gezamenlijke verklaring ondertekend tussen de Commissie en de IAEA[8] teneinde de wederzijdse samenwerking op het gebied van kernenergie te versterken.

Onlangs heeft het Europees Parlement opnieuw het buitengewone belang onderstreept van het Euratom-Verdrag in verband met de verbintenissen welke lidstaten die kernenergie gebruiken zijn aangegaan om te voldoen aan de internationale veiligheids-, beveiligings- en non-proliferatienormen[9].

3. DE VOORNAAMSTE EU-INSTRUMENTEN OP NON-PROLIFERATIEGEBIED

Om haar nucleaire non-proliferatiedoelstellingen te bevorderen, beschikt de EU over diverse instrumenten, voornamelijk in het kader van het GBVB en het EG- en het Euratom-Verdrag.

In de context van het GBVB is non-proliferatie een centrale beleidsdoelstelling, met name sinds 2003, toen de EU een Europese veiligheidsstrategie[10] heeft vastgesteld, gevolgd door de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (MVW)[11]. Het in december 2008 goedgekeurde verslag over de tenuitvoerlegging van de Europese veiligheidsstrategie[12] bevestigt, samen met de door de Raad (GAERC) op 8-9 december 2008 bekrachtigde nieuwe actielijnen voor de strijd tegen de verspreiding van massavernietigingswapens[13], dat de dreiging van verspreiding van MVW verder is toegenomen en een grote zorg blijft die hoog op de politieke agenda van de EU staat. Het is duidelijk dat de Commissie een belangrijke rol zal spelen bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe actielijnen, via de diverse communautaire instrumenten en beleidstakken. De EU heeft ook haar volledige steun gegeven aan Resolutie 1540 van de VN-veiligheidsraad[14] en er zijn gezamenlijke acties van de Raad aan de gang ter ondersteuning van de werkzaamheden van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA).

Voorts maken de communautaire op het EG- en het Euratom-Verdrag gebaseerde instrumenten - met name het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC[15]), het instrument voor pretoetredingssteun (IPA[16]) en het stabiliteitsinstrument (IfS[17]) - samenwerking op non-proliferatiegebied mogelijk met derde landen. De samenhang van en de synergieën tussen alle EU-instrumenten, in het bijzonder wat het stabiliteitsinstrument betreft, zijn essentieel om een doeltreffende toepassing van de MVW-strategie te onderbouwen.

Met behulp van het stabiliteitsinstrument ondersteunt de Commissie derde landen bij de ontwikkeling van opleidingen en bijstand op chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair (CBRN) gebied. De aandacht is tot dusverre vooral toegespitst op de landen van de voormalige Sovjet-Unie. In de periode 2009–2011 wordt de bijstand van de EU daar geconsolideerd en tegelijk uitgebreid tot nieuwe gevoelige regio's, onder meer Zuidoost-Azië, het Midden-Oosten en delen van Afrika, met name op nucleair en biologisch gebied. De toepassing van VN-resolutie 1540 zal worden bevorderd door ondersteuning te geven aan de IAEA (het "nuclear fuel bank initiative"), de indienstneming van voormalige MVW-wetenschappers, het aanpakken van de smokkel van nucleair materiaal - inclusief bedrieglijke financiële praktijken - en het leveren van een bijdrage aan een efficiënter uitvoercontrolesysteem en efficiëntere grenscontroles. In dit verband is een centrale rol weggelegd voor de regionale "expertisecentra" van het CBRN die steunen op GCO-deskundigheid. Met een begroting van ongeveer 300 miljoen euro voor de periode 2007–2013 zal het stabiliteitsinstrument, samen met andere EU-instrumenten, een belangrijk non-proliferatie-instrument zijn ter bevordering van een mondiale CBRN-veiligheids- en -beveiligingscultuur.

Van bij het begin was het voornaamste doel van het Euratom-Verdrag de vreedzame ontwikkeling van kernenergie. Vele bepalingen van het Verdrag hebben dan ook betrekking op activiteiten en instanties die bijdragen tot de non-proliferatie van nucleair materiaal, ook op internationale schaal, waarbij de Gemeenschap overeenkomsten kan sluiten met derde landen en internationale organisaties (hoofdstuk 10 van het Euratom-Verdrag). De voornaamste met non-proliferatie verband houdende Euratom-activiteiten zijn de volgende:

3.1. Activiteiten op het gebied van veiligheidscontrole

De Euratom-veiligheidscontrole is ingesteld bij hoofdstuk 7 van het Euratom-Verdrag, een decennium voordat het NPT werd opengesteld voor ondertekening. De Commissie heeft de verantwoordelijkheid om te verifiëren dat splijtbaar nucleair materiaal (plutonium, uraan en thorium) niet wordt afgeleid van het gebruik waarvoor het overeenkomstig de verklaringen van gebruikers in de Gemeenschap bestemd is, hetzij gebruikers in de kernenergiesector, zoals exploitanten van kerncentrales en verrijkings- en opwerkingsinstallaties, hetzij gebruikers buiten die sector, zoals onderzoekscentra en gezondheidsinstellingen. De nucleaire veiligheidscontrole (inspecties en de daarmee verband houdende boekhouding van nucleair materiaal) vormt de eerste verdedigingslijn tegen het afleiden van nucleair materiaal van het verklaarde vreedzame doel naar niet-vreedzame doeleinden.

Sinds de inwerkingtreding van het NPT heeft de IAEA de taak gekregen erop toe te zien dat de nucleaire non-proliferatieverbintenissen op mondiaal niveau worden nagekomen.

Het Euratom-veiligheidscontrolesysteem werkt als een collectief systeem voor de boekhouding van en de controle op nucleair materiaal voor alle EU-lidstaten[18], zowel voor interne doeleinden als overeenkomstig de veiligheidscontrole-overeenkomsten met de IAEA. Deze basisveiligheidscontrole-overeenkomsten zijn gesloten tussen de lidstaten van de Europese Unie en Euratom en de partijen bij de IAEA.

Bijgevolg inspecteren ook inspecteurs van de IAEA de nucleaire installaties in de EU. De IAEA- én de Euratom-inspectiediensten werken nauw samen om de veiligheidscontrolevoorschriften binnen de EU te doen toepassen. De inspectieactiviteiten verlopen in volle coördinatie en met gebruikmaking van gemeenschappelijke apparatuur. Elke inspectiedienst trekt echter na de desbetreffende inspectieactiviteit op onafhankelijke wijze zijn conclusies.

De nauwe samenwerking met de IAEA strekt zich ook uit tot de tenuitvoerlegging in de Gemeenschap van de Aanvullende Protocols bij de veiligheidscontrole-overeenkomsten met de IAEA, die het veiligheidscontrolesysteem van de IAEA aanvullen en die het mogelijk maken om afgezien van de afleiding van nucleair materiaal van de verklaarde doelstelling ook niet-verklaarde nucleaire activiteiten op te sporen.

Voor elk van de respectieve veiligheidscontrole-overeenkomsten is een Aanvullend Protocol van kracht in elk van de EU-lidstaten. De Commissie kijkt nauw toe op de toetreding van de weinige overblijvende lidstaten tot de relevante trilaterale veiligheidscontrole-overeenkomst, inclusief het Aanvullend Protocol, tussen Euratom, de IAEA en de niet over kernwapens beschikkende lidstaten van de EU, alsook op de daaruit voortvloeiende opschorting van hun bilaterale veiligheidscontrole-overeenkomsten met de IAEA.

De Commissie ondersteunt ook de overdracht van veiligheidscontrolemethodologieën via de tenuitvoerlegging van diverse Gemeenschapsinstrumenten. Sinds midden de jaren '90 ondersteunt het TACIS- en nu het INSC-programma met name de overdracht van methodologieën voor de boekhouding van nucleair materiaal in de GOS-landen. De Commissie werkt aan een soortgelijke samenwerking met andere derde landen.

3.2. Gezondheid en veiligheid, fysieke beveiliging, illegale handel en toezicht op de uitvoer

O p basis van de gezondheids- en veiligheidsbepalingen (hoofdstuk 3, van het Euratom-Verdrag) is er solide wetgeving vastgesteld met betrekking tot de overbrenging van radioactieve stoffen tussen de lidstaten[19] en de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen[20], aangevuld met de richtlijn betreffende de overbrenging van radioactieve afvalstoffen[21]. Het geheel van deze wetgeving voorziet in vergunnings-, machtigings- en aanmeldingsprocedures die tot doel hebben te waarborgen dat radioactief materiaal niet wordt bewaard, gebruikt of overgebracht zonder passend gereguleerd toezicht.

Voorts is Euratom toegetreden tot het internationale Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal[22] en is er onderhandeld over wijzigingen van het verdrag in verband met kwesties die onder de communautaire bevoegdheid vallen. Fysieke beveiliging heeft ook betrekking op het vervoer van gevaarlijke goederen en maritieme veiligheid, wat relevant is voor het vervoer van kerntechnisch of radioactief materiaal.

In de afgelopen jaren ondersteunt de Europese Commissie via het stabiliteitsinstrument projecten ter bestrijding van illegale handel. In dat verband maakt de werkgroep Grensbeheer (Border Management Working Group) coördinatie mogelijk met de VS en de IAEA.

Verordening 1334/2000 van de Raad[23], die direct van toepassing is in de lidstaten, is het communautaire instrument dat het voor de lidstaten mogelijk maakt hun verbintenissen ten aanzien van de Club van nucleaire leveranciers na te komen. De Commissie neemt ook als waarnemer deel aan de werkzaamheden van die Club van nucleaire leveranciers en zit het bij deze verordening opgerichte comité voor dat eventuele tenuitvoerleggingsproblemen aanpakt. Op gezette tijden dient de Commissie voorstellen in om deze verordening bij de tijd te brengen en/of beter af te stemmen op onze internationale verbintenissen. In 2006 heeft de Commissie een hervorming van de communautaire regeling van controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik voorgesteld teneinde de doeltreffendheid daarvan te vergroten, de ernstigste inbreuken strafrechtelijk te kunnen vervolgen en ze beter af te stemmen op de bepalingen van UNSCR 1540 betreffende transit en tussenhandel.

Binnen de bredere CBRN-context werkt de Commissie momenteel aan een beleid inzake CBRN-veiligheid, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de conclusies van de Raad van december 2007 inzake de aanpak van chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico's. Naar verwachting zal dit beleid medio 2009 worden voorgesteld. Van februari 2008 tot januari 2009 is een CBRN- task force op EU-niveau aan het werk geweest om concrete acties te selecteren die vereist zijn om de CBRN-veiligheid van Europa te versterken. Deze task force bestond uit deskundigen van de desbetreffende instanties van de lidstaten, de particuliere sector, Europol, Eurojust en de Europese instellingen.

3.3. Het Euratom-voorzieningsagentschap

De huidige bijdrage van het Euratom-voorzieningsagentschap[24] tot non-proliferatie bestaat voornamelijk uit het volgende:

- het verlenen van vergunningen voor voorzieningscontracten wanneer kerntechnisch materiaal fysiek in de Gemeenschap wordt geïmporteerd of uit de Gemeenschap wordt uitgevoerd;

- het controleren van de voorzieningscontracten om erop toe te zien dat die daadwerkelijk uitsluitend voor vreedzaam gebruik worden gesloten en dat zij steeds een veiligheidscontroleclausule bevatten;

- het vaststellen van vergunningsprocedures voor in de Gemeenschap geproduceerd nucleair materiaal[25].

Een ander belangrijk punt is de mogelijkheid om handels- of veiligheidsvoorraden van nucleair materiaal aan te leggen overeenkomstig artikel 72 van het Euratom-Verdrag.

De Commissie oefent het eigendomsrecht uit met betrekking tot "alle bijzondere splijtstoffen die zijn voortgebracht of ingevoerd door een lidstaat, een persoon of een onderneming en die onderworpen zijn aan de veiligheidscontrole" (hoofdstuk 8 van het Verdrag). Met dat eigendomsrecht gaat ook de verantwoordelijkheid gepaard voor de veiligheidscontrole in de brede zin van het woord, wat ook maatregelen voor de fysieke beveiliging inhoudt.

3.4. Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO)

De specifieke bepalingen inzake onderzoek (hoofdstuk 1 van het Euratom-Verdrag) vormen de basis voor alle communautaire onderzoeksprogramma's op nucleair gebied, waarbij de strijd tegen proliferatie onder meer kan worden versterkt door de ontwikkeling van innovatieve reactorontwerpen. Bovenop de specifieke veiligheidscontroleactiviteiten staan de andere gebieden van het Euratom-onderzoeks- en -opleidingsprogramma ook open voor internationale samenwerking, wat de non-proliferatiedoelstellingen van deze mededeling kan ondersteunen.

Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO), opgericht bij artikel 8 van het Euratom-Verdrag, is altijd een belangrijke speler geweest bij de ondersteuning van de relevante activiteiten van zowel de Commissie als de IAEA. Het GCO is belast met de ontwikkeling van methodologieën en technologieën voor de tenuitvoerlegging van de veiligheidscontrole, de opleiding van inspecteurs van zowel de Commissie als de IAEA en de tenuitvoerlegging van het Europese programma ter ondersteuning van de werkzaamheden van de IAEA.

Als een vooraanstaande speler in de strijd tegen illegale handel is het GCO gevraagd de nieuwe lidstaten bij te staan bij de overname van het relevante "acquis communautaire", meer bepaald door de opleiding van hun autoriteiten en deskundigen in de loop van het uitbreidingsproces.

Door de oprichting van twee laboratoria, ter plaatse gevestigd in de twee Europese opwerkingsfaciliteiten (in Frankrijk en het VK), en zijn grote bijdrage aan een dergelijke faciliteit in Japan in samenwerking met de IAEA, heeft het GCO een algemeen erkende deskundigheid verworven op het gebied van de veiligheidscontrole op splijtstofkringloopinstallaties. Voort is aan het GCO de technische tenuitvoerlegging van het TACIS-programma inzake nucleaire veiligheid toevertrouwd. Met ingang van 1994 heeft de Commissie, via het TACIS-programma, ook een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de werkzaamheden van de centra voor wetenschap en technologie in Moskou[26] en Kiev[27], die tot doel hebben de verspreiding te beperken van gevoelige kennis die door wetenschappers in het kader van de MVW-programma's is verworven. Vreedzame onderzoeksactiviteiten, waaraan 70 000 wetenschappers hebben deelgenomen, werden met succes ondersteund. Via het stabiliteitsinstrument wordt permanente steun gegeven aan programma's om wapenwetenschappers in de GOS-landen en in andere landen te begeleiden naar nieuwe activiteiten met vreedzame doelstellingen.

4. EEN MANIER OM VOORUITGANG TE BOEKEN

Binnen haar respectieve bevoegdheden kan de Europese Unie de volgende cruciale acties op non-proliferatiegebied ontwikkelen:

- versterking van de steun voor het non-proliferatieverdrag, de desbetreffende veiligheidscontrole en het Aanvullende Protocol;

- uitbreiding van de samenwerking met de belangrijkste nucleaire landen via bilaterale Euratom-overeenkomsten, in coördinatie met maatregelen die worden genomen op basis van de mededeling van mei 2008[28];

- bijdragen tot de uitbouw van een internationaal systeem van gegarandeerde splijtstofvoorziening voor landen die kernenergie willen gebruiken zonder eigen splijtstofkringloopfaciliteiten op te zetten.

4.1. Versterking van de steun voor het non-proliferatieverdrag en de nucleaire veiligheidscontrole

Een centrale prioriteit voor non-proliferatie is de steun voor het NPT en de nucleaire veiligheidscontrole in stand te houden en te intensifiëren.

De Europese Unie, de Gemeenschap en de lidstaten daarvan moeten, binnen hun respectieve bevoegdheden en in nauwe samenwerking met de IAEA, hun inspanningen voortzetten om de geloofwaardigheid van het NPT-stelsel te versterken en te bevorderen door een gezamenlijke aanpak met betrekking tot de verspreidingsrisico's te ontwikkelen, in het bijzonder ten aanzien van landen die hetzij geen partij zijn bij het NPT, hetzij wel partij zijn maar geen afdoende garanties voor de toepassing van het Verdrag bieden.

In deze context moeten concrete maatregelen ook betrekking hebben op de volgende gebieden, waarbij ten volle gebruik wordt gemaakt van de beschikbare instrumenten op een elkaar aanvullende en versterkende wijze:

- het internationale kader met betrekking tot gevoelige activiteiten in verband met de nucleaire splijtstofkringloop versterken;

- bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de "Nieuwe actielijnen voor de Europese Unie in de strijd tegen de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor", hetgeen maatregelen omvat met het oog op een versterking van de uitvoercontrole en van de capaciteit om illegale handel te bestrijden;

- onderzoek naar de meest geschikte sancties in het geval van inbreuken tegen de non-proliferatieverbintenissen door derde landen door EU-exporteurs.

De Europese Unie, de Gemeenschap en de lidstaten daarvan kunnen, binnen hun respectieve bevoegdheden, dit proces vergemakkelijken en hun steun voor het NPT verhogen op alle gebieden die binnen hun bevoegdheid vallen. Cruciale maatregelen zijn onder meer de volgende:

- intensievere samenwerking met de IAEA bij de internationale veiligheidscontrole, waarbij de Commissie gebruik kan maken van een groot aantal hoogopgeleide en -geschoolde nucleaire inspecteurs die ervaring hebben met gezamenlijk optreden met de IAEA, en kan voortbouwen op haar ervaring bij de toepassing van de veiligheidscontrole op nucleair materiaal voor civiel gebruik in de landen die over kernwapens beschikken;

- wanneer nauwere samenwerking wordt nagestreefd tussen de Gemeenschap en derde landen moet volledige naleving van de versterkte NPT-bepalingen een doelstelling zijn, met name wanneer bilaterale Euratom-samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten op het gebied van het vreedzaam gebruik van kernenergie (zie punt 4.2). Om deze landen daarbij bij te staan, kunnen, binnen hun respectieve toepassingsgebieden, instrumenten zoals het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC) en het stabiliteitsinstrument (IfS) worden ingezet;

- volledige naleving van de versterkte NPT-bepalingen moet een belangrijke voorwaarde zijn wanneer multilaterale splijtstofvoorzieningsgaranties worden verstrekt (zie punt 4.3).

In de toekomst wordt verwacht dat, gezien het toenemende aantal landen dat een kernenergieprogramma ontwikkelt of wenst op te zetten, de IAEA voor een aanzienlijke uitdaging zal komen te staan die de inzet van al haar middelen zal vergen. Er kunnen middelen worden gezocht om de technische Euratom-ondersteuning van en bijstand aan de IAEA bij de uitvoering van al haar taken te versterken. Daarbij moeten evenwel de respectieve bevoegdheden van beide organisaties in acht worden genomen.

4.2. Uitbreiding van de samenwerking met de belangrijkste nucleaire landen via bilaterale Euratom-samenwerkingsovereenkomsten

Tot nog toe zijn er Euratom-samenwerkingsovereenkomsten met het oog op het vreedzaam gebruik van kernenergie gesloten met de voornaamste leveranciers (de VS, Canada, Australië, Kazachstan) of gebruikers (Japan).

Sluiting van een bilaterale Euratom-samenwerkingsovereenkomst voor het vreedzaam gebruik van kernenergie moet een prioriteit worden bij overleg met alle landen die een niet-verwaarloosbare nucleaire handel willen opzetten met EU-lidstaten en of met de betrokken EU-sectoren. Rekening houdend met de hernieuwde belangstelling voor kernenergie, kan de EU bijdragen door Euratom-overeenkomsten aan te gaan met derde landen om te waarborgen dat al die landen een hoog niveau van nucleaire veiligheid nastreven en hun activiteiten gericht zijn op een zuiver vreedzaam gebruik van kernenergie.

In de Euratom-overeenkomsten worden verscheidene voorwaarden opgenomen met betrekking tot de veiligheidscontrole en het Aanvullende Protocol alsook de relevante internationale verdragen (waarin aspecten worden behandeld zoals de nucleaire veiligheid, het beheer van afvalstoffen en de fysieke beveiliging). Bij de onderhandelingen over en de ondertekening van internationale overeenkomsten van Euratom spoort de Gemeenschap er al haar partners dan ook toe aan toe te treden tot alle relevante internationale verdragen.

Op diezelfde manier streeft de Gemeenschap bij het sluiten van nieuwe Euratom-overeenkomsten of de wijziging van bestaande overeenkomsten ernaar dat de andere partij zich ertoe verbindt elke overbrenging van materiaal dat of apparatuur die onder de overeenkomst valt, te doen verlopen overeenkomstig de richtsnoeren van de Club van nucleaire leveranciers. In die zin kunnen er voorwaarden worden opgenomen inzake de heroverbrenging van producten van communautaire oorsprong naar derde landen om zo het risico te verminderen dat het desbetreffende materiaal of de desbetreffende technologie voor ongewenste doeleinden wordt gebruikt.

4.3. Bijdragen tot de uitbouw van een internationaal systeem van gegarandeerde splijtstofvoorziening voor landen die kernenergie willen gebruiken zonder eigen splijtstofkringloopfaciliteiten op te zetten

Om het proliferatierisico te verminderen, moet er een strikte controle worden uitgebouwd op de splijtstofkringloop. Tegelijkertijd is het belangrijk om legitieme toegang te verlenen tot splijtstoffen aan landen die kernenergie willen ontwikkelen onder veilige en beveiligde voorwaarden. In deze context zijn verscheidene voorstellen gedaan, onder meer ook door lidstaten, betreffende een gegarandeerde splijtstofvoorziening ten gunste van landen die ervan afzien faciliteiten ten behoeve van een eigen splijtstofkringloop op te bouwen.

De Europese Unie kan een aanzienlijke bijdrage leveren tot de internationale samenwerking op dit gebied aangezien Europa over de meest geavanceerde en veilige technologieën voor de splijtstofkringloop beschikt, met name wat uraanverrijking en opwerkingsactiviteiten betreft, die in de zin van het proliferatierisico de gevoeligste onderdelen van die kringloop zijn.

In dat verband heeft de Raad in de conclusies van zijn vergadering van 8 december 2008[29] het beginselbesluit genomen om de oprichting van een splijtstofbank onder IAEA-toezicht te ondersteunen, waartoe de Europese Unie een bijdrage van maximaal 25 miljoen euro kan leveren zodra de voorwaarden en specificaties van de bank door de beheerraad van de IAEA zijn vastgelegd en goedgekeurd. Tezelfdertijd heeft de Raad gunstig gereageerd op de bereidheid van de Commissie om dit project met behulp van de relevante Gemeenschapsinstrumenten vooruit te helpen. Om het besluitvormingsproces te versnellen, kan aan de Commissie een mandaat worden verleend om bij te dragen tot de omschrijving van de voorwaarden en specificaties voor de oprichting van die splijtstofbank. Eén van de voornaamste voordelen van een multilaterale aanpak is dat nieuwe landen die de markt betreden daardoor worden aangemoedigd om op vrijwillige basis af te zien van complexe en dure investeringen die niet in verhouding staan tot hun behoeften, terwijl zij toch nieuwe garanties krijgen voor de continuïteit van hun splijtstofvoorziening.

Bij haar actieve bijdrage tot de ontwikkeling van een dergelijk initiatief, kan de Europese Unie ten volle gebruik maken van de beschikbare Euratom-[30] en andere Gemeenschapsinstrumenten, zoals het stabiliteitsinstrument en het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid, en moet zij tegelijk rekening houden met de bepalingen van de internationale overeenkomsten, het Euratom-Verdrag en de goede werking van de Europese nucleaire markt.

Aangezien de continuïteit van de splijtstofvoorziening essentieel is om non-proliferatie te kunnen waarborgen, met name om de verspreiding van gevoelige technologieën, zoals verrijking, te voorkomen, moet het Voorzieningsagentschap van Euratom een cruciale speler worden in dit hele proces.

[1] In juli 1968 opengesteld voor ondertekening, in werking getreden op 5 maart 1970. In totaal hebben 189 landen het verdrag ondertekend, waaronder de vijf landen met kernwapens.

[2] Mededeling van de Commissie "De internationale uitdaging van nucleaire veiligheid en nucleaire beveiliging", COM(2008) 312 definitief van 22.5.2008.

[3] Rapport betreffende het internationale initiatief inzake op 3S gebaseerde nucleaire energie-infrastructuur, G8-top, Hokkaido, Japan, 9.7.2008.

[4] Op 13 april 2005 aangenomen op de Algemene Vergadering van de VN.

[5] COM(2007) 1 definitief van 10.1.2007.

[6] COM(2008) 776 definitief van 13.11.2008.

[7] COM(2008) 781 definitief van 13.11.2008.

[8] Perscommuniqué IP/08/719 van 7.5.2008.

[9] Rapport van het Europees Parlement betreffende conventionele energiebronnen en energietechnologieën, A6-0348/2007 definitief van 26.9.2007.

[10] "Een veilig Europa in een betere wereld", door de Raad vastgesteld op 12.12.2003.

[11] Raadsdocument 15708/03 van 12.12.2003.

[12] Raadsdocument S407/08 van 11.12.2008.

[13] Raadsdocument 17172/08 van 17.12.2008.

[14] Betreffende de preventie van verspreiding van massavernietigingswapens, vastgesteld door de Veiligheidsraad van de VN op 28 april 2004, S/RES/1540 (2004).

[15] Verordening (Euratom) nr. 300/2007 van de Raad van 19 februari 2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid, PB L 81 van 22.3.2007.

[16] Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA), PB L 210 van 31.7.2006.

[17] Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument, PB L 327 van 24.11.2006.

[18] Inclusief het nucleair materiaal dat aanwezig is in de civiele splijtstofkringloop in landen die over kernwapens beschikken.

[19] Verordening (Euratom) nr. 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betreffende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap, PB L 148 van 19.6.1993.

[20] Richtlijn 2003/122/Euratom van de Raad van 22 december 2003 inzake de controle op hoogactieve ingekapselde radioactieve bronnen en weesbronnen, PB L 346 van 31.12.2003.

[21] Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof, PB L 337 van 5.12.2006.

[22] INFCIRC/274/Rev.1

[23] Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik, PB L 159 van 30.6.2000.

[24] Bij hoofdstuk 6 van het Verdrag wordt het voorzieningsagentschap opgericht dat een optierecht heeft op materiaal en het sluiten van voorzieningscontracten door het agentschap en dat zorgt voor de continuïteit van de voorziening.

[25] Bij het verlenen van vergunningen houdt de Commissie met name rekening met de volgende criteria: gebruik voor niet-explosieve doeleinden, toepassing van de IAEA-veiligheidscontrole, toepassing van fysieke beschermingsmaatregelen, toepassing van specifieke voorwaarden voor heroverbrenging naar een ander niet over kernwapens beschikkend derde land en voor daarop volgende heroverbrengingen van diezelfde aard.

[26] Het Internationaal Centrum voor Wetenschap en Technologie in Moskou houdt zich bezig met de indienstneming en het begeleiden van voormalige wapenonderzoekers van Rusland, Armenië, Wit-Rusland, Georgië, Kazachstan, Kirgizië en Tadzjikistan. Het wordt gezamenlijk geëxploiteerd door de begunstigde landen en de EU, de VS, Canada, Japan, Korea en Noorwegen.

[27] Het Centrum voor Wetenschap en Technologie in Kiev houdt zich bezig met de indienstneming en het begeleiden van voormalige wapenonderzoekers van Oekraïne, Azerbeidzjan, Georgië, Moldavië en Oezbekistan. Het wordt gezamenlijk geëxploiteerd door de begunstigde landen en de EU, de VS en Canada.

[28] Mededeling van de Commissie "De internationale uitdaging van nucleaire veiligheid en nucleaire beveiliging", COM(2008) 312 definitief van 22.5.2008.

[29] 2914e vergadering Algemene Zaken van de Raad van 8 december 2008.

[30] De bepalingen inzake gemeenschappelijke ondernemingen (hoofdstuk 5 van het Euratom-Verdrag) kunnen eventueel als model dienen voor de oprichting van een multilaterale splijtstofkringloopfaciliteit. Er is uitdrukkelijk voorzien in de deelname van derde landen of internationale organisaties bij de financiering of het beheer van gemeenschappelijke ondernemingen, wat de deelname van landen die niet tot de EU behoren mogelijk maakt.

Top