EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AR0218

Advies van het Comité van de Regio's over Groenboek hervorming gemeenschappelijk visserijbeleid en een duurzame toekomst voor de aquacultuur

PB C 141 van 29.5.2010, p. 37–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 141/37


Advies van het Comité van de Regio's over Groenboek hervorming gemeenschappelijk visserijbeleid en een duurzame toekomst voor de aquacultuur

2010/C 141/08

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

erkent dat het GVB-besluitvormingsproces beter zou moeten worden gestructureerd, waarbij het reguleren en/of het beheer van sommige visserijactiviteiten - met inachtneming van de EU-voorschriften - zou moeten worden gedelegeerd aan de lidstaten, de regio's en de sector zelf;

vindt dat dieper zou moeten worden nagedacht over de invoering (met de nodige garanties) van overdraagbare visserijrechten en is van mening dat individueel toegekende quota een optie vormen, maar individueel overdraagbare quota daarentegen het evenwicht in de sector bedreigen;

is voorstander van een gedifferentieerde visserijregeling voor het beheer van de ambachtelijke visserij en de schaal- en schelpdierenvangst en is ingenomen met de voorstellen om de toegang tot overheidsfinanciering voor deze activiteiten in stand te houden en om te faciliteren dat de specifieke maatregelen voor het beheer van deze vloot genomen worden op regionaal niveau. Bij de term „kleinschalige kustvisserij” zou het niet alleen moeten gaan om de lengte van het vaartuig, maar ook om andere parameters;

beveelt aan voor ieder visserijgebied na te gaan welk beheerssysteem het best bij de visserijzone, de beviste soorten en het vloottype past en dringt aan op meer onderzoek naar een systeem waarbij voor de controle van quota wordt uitgegaan van de vangst;

raadt aan de toegang tot overheidssteun op soortgelijke wijze te reguleren als in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, wat betekent dat er randvoorwaarden moeten worden ingevoerd;

erkent dat de EU een reeks maatregelen moet nemen om te zorgen voor een concurrerende aquacultuursector, waaronder het opstellen van een routekaart voor het jaar 2010 met daarop de beperkingen per regio, het bevorderen van ecologisch verantwoorde viskweekmethoden en het ondersteunen van het Europees technologie- en innovatieplatform voor de aquacultuur (EATIP), en wijst op het belang van een maritieme ruimtelijke ordening, programma's inzake diergezondheid, voorschriften voor etiketinformatie en bestuurlijke vereenvoudiging.

Rapporteur

:

de heer Valcárcel Siso (ES/EVP), minister-president van de autonome regio Murcia

Referentiedocumenten

Groenboek - Hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid

COM(2009) 163 final

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Bouwen aan een duurzame toekomst voor de aquacultuur

COM(2009) 162 final

I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

INLEIDING

1.

De visie van de Commissie op het Europese visserijbeleid in 2020 is haalbaar. Het CvdR wil graag volop meedoen aan de discussie over de hervormingen die nodig zijn om die visie bewaarheid te laten worden met zo min mogelijk verstoring van de werkplek en zo weinig mogelijk scheeftrekking van de marktverhoudingen. Een herziening en hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is een unieke kans om niet alleen in het verleden vastgestelde tekortkomingen aan te pakken, maar ook om vertrouwen en zekerheid ten opzichte van de toekomst op te bouwen. Door visserijgemeenschappen ten volle bij een en ander te betrekken zullen bestanden beter worden bevist, vloten beter worden afgestemd op de visbestanden en visserijactiviteiten beter worden gereguleerd en zullen bovendien de opbrengsten zorgen voor de nodige zekerheid op de lange termijn.

2.

De visserij is in veel Europese regio's een middel van bestaan, alsook een bron van grondstoffen voor een in hoge mate afhankelijke verwerkende industrie. Hoewel het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) al lang bestaat en herhaaldelijk is hervormd, is het er niet in geslaagd om de toenemende problemen op te lossen in de sector, die geconfronteerd wordt met een aantal belangrijke uitdagingen: er is sprake van overbevissing en van een capaciteit die niet is afgestemd op de aanwezige visbestanden noch op sociale, ecologische en economische duurzaamheid, er moet worden overgeschakeld op andere energiebronnen voor de schepen, tal van visbestanden hebben het moeilijk en de hoge subsidiegraad heeft tot een kwetsbare economische situatie geleid. Verder vormen de visserijpartnerschapsovereenkomsten (VPO's) met ontwikkelingslanden vaak een bedreiging voor de voedselzekerheid van deze landen, dragen ze bij aan overbevissing en staan ze de ontwikkeling van lokale visindustrieën in de weg.

3.

Het nieuwe GVB moet resulteren in een meer omvattende aanpak van het visserijbeleid, dat geïntegreerd moet worden met het maritieme en milieubeleid en uitgerust moet worden met nieuwe instrumenten om het hardnekkige probleem van de te grote vlootcapaciteit aan te pakken, zonder dat dit veel mag kosten. Daartoe is er behoefte aan een beleidskader met een systeem voor het nemen van besluiten op middellange en lange termijn, waarbij bepaalde aspecten worden gedecentraliseerd en specifieke doelen worden geformuleerd. Voorts is het noodzakelijk om het bestuur van de sector te verbeteren, regelingen voor een betere naleving van de voorschriften uit te werken, en te bevorderen dat de sector bij het GVB-beheer en de ontwikkeling van GVB-maatregelen meer inzet en verantwoordelijkheid aan de dag legt.

4.

De aquacultuur kan gezonde, veilige en duurzame kwaliteitsproducten leveren waarbij de milieuvoorschriften strikt in acht worden genomen, en zorgt aldus voor stabiele werkgelegenheid in vele regio's die min of meer van de visserij afhankelijk zijn. De EU heeft initiatieven ontplooid om de aquacultuur te promoten aan de hand van structurele financiële instrumenten (FIOV, EVF), en om strategieën voor een duurzame ontwikkeling te stimuleren en ten uitvoer te leggen. Er is heel wat bereikt, maar de productietoename blijft aanzienlijk achter bij die van het mondiale gemiddelde en er staan nieuwe uitdagingen voor de deur. Zo is het zaak om aquacultuur te integreren in het maritieme en milieubeleid, werk te maken van het gebruik van milieuvriendelijke methoden in het kader van een duurzaam visserijbeleid, het concurrentievermogen op te voeren, kustgebieden geïntegreerd te beheren, het bestuur te verbeteren en gezondheids- en dierenwelzijnswaarborgen te consolideren net zoals bij andere dierlijke producten is gebeurd, en dit alles met hoge consumentenbeschermingsnormen.

5.

Voor de middellange termijn moet in het GVB rekening worden gehouden met de groei van de wereldbevolking, toekomstige EU-uitbreidingen, de verontreiniging van de maritieme en binnenwateren en de gevolgen daarvan voor kustecosystemen, en de klimaatverandering, want hierdoor zullen de trends in het beheer van de visserij- en aquacultuurproductie veranderen.

GROENBOEK HERVORMING GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

Algemene opmerkingen

6.

Het CvdR vindt het een goede zaak dat de Commissie tijdig met het Groenboek over de GVB-hervorming (COM(2009) 163 final) is gekomen om het raadplegingsproces op gang te brengen, en dat zij bij zichzelf te rade gaat waarom het GVB op bepaalde punten is mislukt. Ook is het CvdR ingenomen met de voorstellen om het huidige, tot 2012 lopende GVB te verbeteren en met de overwegingen van de Commissie betreffende het nieuwe, vanaf 2013 te voeren GVB.

7.

De vlootcapaciteit is inderdaad niet aangepast, met name in bepaalde deelsectoren. Er is behoefte aan mechanismen waarmee het – via een optimaal gebruik van de financiële middelen van de overheid – mogelijk wordt om de omvang van de Europese visserijvloot af te stemmen op de exploiteerbare bestanden en op een sociaaleconomisch duurzamere benadering. Dit is van fundamenteel belang om ervoor te zorgen dat het GVB zich op andere punten ten volle kan ontwikkelen.

8.

Betrokkenheid van de lokale en regionale overheden is van kapitaal belang voor het welslagen van het GVB. Met name de rol van de Regionale adviesraden (RAR's) moet worden versterkt.

9.

Om het GVB daadwerkelijk te kunnen integreren in het geïntegreerd maritiem beleid (GMB) van de EU moeten de lokale en regionale visserijautoriteiten bereid zijn om op dit vlak verbintenissen aan te gaan en een doeltreffende bijdrage te leveren.

10.

Het is een goede zaak om de samenwerking tussen de kustwachten van de lidstaten te verbeteren en om maatregelen uit te werken waarmee voor een meer geïntegreerd controlesysteem wordt gezorgd.

11.

Er zou dieper moeten worden nagedacht over de voor- en nadelen van de invoering (met de nodige garanties) van overdraagbare visserijrechten, of het nu om collectieve of individuele rechten gaat.

12.

Het CvdR onderschrijft dat toekomstige maatregelen en afspraken die in het kader van het GVB worden gemaakt om de sociale en economische gevolgen van de vermindering van de vangstmogelijkheden te corrigeren of te verzachten, altijd moeten stroken met het streven naar milieuduurzaamheid op lange termijn.

13.

Bestaande instandhoudingsgebieden dienen gehandhaafd en zelfs uitgebreid te worden.

14.

Het GVB-besluitvormingsproces zou beter moeten worden gestructureerd, waarbij in bepaalde gevallen de comitéprocedure zou moeten worden gehanteerd en waarbij het reguleren en/of het beheer van sommige visserijactiviteiten - met inachtneming van de EU-voorschriften - zou moeten worden gedelegeerd aan de lidstaten, de regio's en de sector zelf. Het CvdR dringt daarom aan op een beheerswijze per kustlijn, per riviermonding en per visserijgebied (ecosysteembenadering).

15.

Terecht stelt de Commissie voor om de sector bij de toepassing van het GVB meer verantwoordelijkheid te geven. Alleen vissers die zich op correcte wijze van hun taken kwijten, zouden toegang tot de visbestanden mogen krijgen, waarbij niet mag worden vergeten dat deze publiek bezit vormen en dat het grotendeels de belastingbetalers zijn die voor de kosten van het beheer van de bestanden opdraaien.

16.

Het CvdR staat achter het voornemen om een nalevingscultuur te ontwikkelen. Lidstaten zouden pas voor EU-steun in aanmerking mogen komen als zij hun controle- en instandhoudingstaken vervullen.

17.

Het CvdR steunt de invoering van systemen waarmee in real time gegevens kunnen worden verzameld, zodat de laatste technische vangstinformatie beschikbaar wordt.

18.

Het CvdR dringt er bij de Commissie op aan om bij de hervorming van het GVB, overeenkomstig de Europese strategie voor ultraperifere regio's, rekening te houden met de specifieke behoeften die ultraperifere regio's vanwege hun structurele en sociaaleconomische omstandigheden hebben.

19.

De Commissie zou in de wereld het voortouw moeten nemen bij de ontwikkeling van systemen om het visserij- en kustgebiedenbeleid aan te passen aan de klimaatverandering.

Opmerkingen over het initiatief

Een gedifferentieerde visserijregeling ter bescherming van kleinschalige vloten

20.

Het CvdR is voorstander van een gedifferentieerde visserijregeling voor het beheer van de ambachtelijke visserij en de schaal- en schelpdierenvangst, omdat deze niet los kunnen worden gezien van de culturele identiteit van veel Europese regio's en bovendien werk bieden aan tal van werknemers van microbedrijven. Het is ingenomen met het voorstel om de toegang tot overheidsfinanciering voor deze activiteiten in stand te houden.

21.

Het kan zich volledig vinden in het plan van de Commissie om aan de hand van een ecosysteembenadering te faciliteren dat de specifieke maatregelen voor het beheer van deze vloot genomen worden op regionaal niveau, maar wel altijd met inachtneming van algemene communautaire regels en beginselen.

22.

Het is van kapitaal belang dat de lokale gemeenschappen participeren in lokale partnerschapsverbanden, zodat zij maximale zeggenschap krijgen bij het in kaart brengen van de mogelijkheden en zwakke punten van een bepaald gebied, en er bij de praktische uitvoering rekening kan worden gehouden met de lokale situatie.

23.

Er zou grondiger moeten worden nagedacht over de term „kleinschalige kustvisserij”; het zou hierbij niet alleen moeten gaan om de lengte van het vaartuig, maar ook om andere parameters als de manier waarop die visserij in sociaaleconomisch opzicht verbonden is met de kustgemeenschappen, de duur van de periode waarin men op zee is, het soort vangst, al dan niet opname in een visserijplan, enz.

24.

Het onderhoud van de blauwe doos is te duur voor kleine schepen die gebruikt worden voor de ambachtelijke kustvisserij. Daarom moet de Commissie met voorstellen komen voor goedkopere alternatieven.

25.

Het CvdR benadrukt dat deze niet-industriële vloot rechtstreeks wordt geconfronteerd met de scheve verhoudingen op de gemondialiseerde markt. In dit verband zou opnieuw moeten worden nagegaan of er binnen de aanpassingsprogramma's steun kan worden verleend voor de bouw van nieuwe vaartuigen, mede gezien het feit dat de visserij-inspanning door de voortgeschreden technologie is toegenomen. Zo zou moeten worden toegewerkt naar een vloot die tegen de concurrentie is opgewassen, die is aangepast aan de vangstmogelijkheden van het vaartuig en die voor de vissers veilig is in het licht van de moeilijkheidsgraad van de toegang tot de visgronden. Verder is het van groot belang dat de producten van deze vlootsoort een eigen etiket moeten krijgen, zodat de consument gemakkelijk de herkomst ervan kan nagaan.

26.

De Commissie zou moeten stimuleren dat zeelieden goed worden opgeleid. Zij zouden kennis moeten verwerven over bedrijfsvoering, de zee, het milieu en goede hygiënevoorschriften, waardoor deze menselijke hulpbronnen behouden kunnen worden voor de gebieden die van de visserij afhankelijk zijn en gezorgd kan worden voor diversifiëring in de richting van andere maatschappelijk belangrijke sectoren als bestrijding van zeeverontreiniging en zeereddingsdiensten.

27.

Ook verzoekt het CvdR de Commissie werk te maken van een geïntegreerd initiatief voor de ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur in afgelegen en eilandgebieden die afhankelijk zijn van de kleinschalige kustvisserij.

De EU-visserij optimaliseren

28.

Het is een goede zaak dat alle lidstaten tijdens de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling het MDO-concept (maximale duurzame opbrengst) hebben goedgekeurd als doelstelling voor 2015. Deze doelstelling moet een leidinggevend beginsel worden in het GVB. Ook is het CvdR te spreken over het beleid om een einde te maken aan het overboord zetten van vis. Verder zou moeten worden nagegaan wat de visserij voor de vismeelindustrie voor gevolgen heeft voor het ecosysteem.

29.

Aan de lidstaten zou de bevoegdheid moeten worden gedelegeerd om de vloottoegang tot gebieden die vanuit het oogpunt van instandhouding bijzonder belangrijk zijn beter te regelen, zodat deze instandhoudingsgebieden zich kunnen herstellen en in goede staat kunnen blijven.

30.

Er zou meer onderzoek moeten worden gedaan naar een op de controleerbare documentatie van vissers zelf te baseren systeem om bij de controle van quota uit te gaan van de vangst.

31.

Het CvdR is ingenomen met het plan van de Commissie om tot een ander visserijbeheerssysteem te komen, op basis van een beperking van het aantal dagen dat een vissersvaartuig op zee mag zijn, of het gebruik van het huidige systeem voor specifieke visserijtakken.

32.

Voor ieder visserijgebied zou moeten worden nagegaan welk beheerssysteem het best bij de visserijzone, de beviste soorten en het vloottype past. Als beheerseenheid moeten het visserijgebied en het geheel van de in de zone beviste soorten gelden, behalve wanneer het om migrerende soorten gaat.

33.

Sommige problemen kunnen alleen worden opgelost door individuele vissers en visserijverenigingen (gezamenlijk beheer) prikkels te geven om verantwoord te vissen.

34.

Het CvdR stelt voor om een „visserijkeurmerk” in te voeren waarop toezicht wordt gehouden door een externe onderneming. Hiermee kan bij de visserijactiviteit, net als bij het maritieme beleid, worden gegarandeerd dat de voorschriften strikt in acht zijn genomen.

35.

Er zou een uniform systeem voor het monitoren en controleren van de visserijactiviteit moeten worden ontwikkeld via de totstandbrenging van modellen op basis van ISO-normen, zoals ISO 17020.

36.

Bij het visserijbeheer zou rekening moeten worden gehouden met het alsmaar groeiende belang van de sport- en recreatievisserij. Diversifiëring van visserijactiviteiten in de richting van visserijtoerisme moet gezien worden als een mogelijk alternatief voor vissers die gekwalificeerd zijn om als kapitein op vaartuigen met dergelijke doeleinden te fungeren, en als een manier om de afname van de werkgelegenheid en de visserijactiviteit het hoofd te bieden.

Relatieve stabiliteit en toegang tot de kustvisserij

37.

Toepassing van het beginsel van relatieve stabiliteit kan er veelal toe geleid hebben dat de totaal toegestane vangsten (TAC's) boven de door wetenschappers aanbevolen hoeveelheid zijn uitgestegen, dat de teruggooi is toegenomen en dat de kans op een rationeel gebruik van de visbestanden is verkleind.

38.

Het CvdR is het met de Commissie eens dat het beginsel van relatieve stabiliteit niet garandeert dat de visserijrechten zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. Er bestaat een discrepantie tussen de aan de lidstaten toegewezen quota en de reële behoeften van hun vloten en de manier waarop zij deze quota gebruiken. Daarom beveelt het CvdR aan dat het beginsel van relatieve stabiliteit wordt herzien en dat bij de aanpassing van de quotabehoeften van de nationale vloten wordt uitgegaan van de beschikbaarheid van vangstrechten.

39.

Wat overdraagbare visserijrechten betreft, vormen individueel toegekende quota een optie. Individueel overdraagbare quota daarentegen bedreigen het evenwicht in de sector. Het belangrijkste gevolg ervan is namelijk dat de vangstcapaciteit in handen komt van enkele grote bedrijven en dat de ambachtelijke visserij versneld zal verdwijnen. Bovendien zou het uiterst paradoxaal zijn om een gedifferentieerde regeling voor de ambachtelijke visserij te overwegen en tegelijk de visserijrechten uitsluitend door de markt te laten bepalen.

40.

Het CvdR steunt het plan om vast te houden aan de beperkingen van de vangstmogelijkheden binnen de twaalfmijlszone.

Handel en markten

41.

Net als de Commissie vindt het CvdR dat alle op de communautaire markt gebrachte visserijproducten, met inbegrip van ingevoerde producten, gegarandeerd afkomstig moeten zijn van een duurzaam beheerde visserij, teneinde een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen. Het zou graag zien dat visvergunningen pas worden verleend nadat een milieueffectbeoordeling is uitgevoerd.

42.

Initiatieven ter waarborging van de herkomst van visserijproducten moeten worden gestimuleerd. Dit houdt in dat de verpakking van verse vis de traceerbaarheid en oorsprong mogelijk moet maken.

43.

Kwaliteitsvisserijcertificaten op productie- en afzetniveau moeten worden gepropageerd, zodat de consument de garantie krijgt dat er met het nodige respect voor de visbestanden te werk is gegaan.

44.

Het CvdR onderstreept de noodzaak om producentenorganisaties robuustere bevoegdheden te geven op het gebied van visserijbeheer.

45.

Bijscholing moet worden gestimuleerd en er moet worden nagegaan welke opleidingsbehoeften er bestaan binnen de producentenorganisaties. Dit is cruciaal voor de verbetering van de visserijmarkten.

Integratie van het GVB in de bredere context van het maritieme beleid

46.

Het CvdR is het met de Commissie eens dat werk moet worden gemaakt van het geïntegreerd maritiem beleid (GMB), dat van essentieel belang is om vooruitgang te boeken in maritieme aangelegenheden die ander beleid, met name het GVB, sterk beïnvloeden. Hierbij moet wel altijd van een duurzame ontwikkeling van kustregio's worden uitgegaan en dient speciale aandacht te worden geschonken aan een op lange termijn duurzame visserij en aan de aanpassing aan de klimaatverandering.

47.

In lijn met het beginsel van territoriale samenhang meent het CvdR dat de kustgemeenschappen, willen zij overleven, zich moeten gaan richten op diversificatie en duurzame economische ontwikkeling, zodat de toekomstige generaties alle kansen krijgen om er hun talenten te ontplooien en niet gedwongen worden in grotere steden op zoek te gaan naar een hogere levensstandaard.

48.

De visserijsector zou binnen het GMB moeten kunnen deelnemen aan het opzetten en ontwikkelen van andere activiteiten ter aanvulling op de visserij, zoals bijv. visserijtoerisme (sportvisserij, het bekijken van walvisachtigen, enz.) bestrijding van verontreiniging, reddingsdiensten of het schoonmaken van de zeebodem.

49.

De Commissie wordt verzocht om samen met de lidstaten en de regio's geografische informatiesystemen (GIS) op te zetten die zouden moeten kunnen helpen bij de planning van de verschillende manieren waarop kustgebieden worden gebruikt.

50.

Het CvdR is er met name van overtuigd dat lokale partnerschapsverbanden van kustgemeenschappen die zijn opgezet door lokale overheden en andere belanghebbenden, cruciaal zijn voor een doeltreffend en geïntegreerd bottom-upbeheer van kustgebieden.

51.

De Commissie zou moeten aanmoedigen dat er voor kapiteins van vissersvaartuigen polyvalente diploma's worden ingevoerd die in geheel Europa geldig zijn, diversifiëring van de visserijactiviteit mogelijk maken en verenigbaar zijn met andere beroepsbezigheden.

Een op kennis gebaseerd beleid

52.

Het CvdR is ingenomen met de initiatieven waarmee beoogd wordt de communicatie tussen wetenschappers, beleidsmakers en belanghebbende partijen te verbeteren, met name het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA) en de Regionale adviesraden (RAR's).

53.

Het CvdR beklemtoont dat de besluitvorming op solide en betrouwbare gegevens en kennis moet stoelen. Het kan zich vinden in de initiatieven die de Commissie ter zake ontplooit.

54.

Er zou een cluster rond een op kennis gebaseerde gemeenschappelijke visserijactiviteit moeten worden gevormd, zodat een dynamische, transparante en publieke structuur in het leven kan worden geroepen die mettertijd dienst kan doen als portaal voor de verspreiding van kennis over visserij in de EU.

Structuurbeleid en openbare financiële steunverlening

55.

Het CvdR is het ermee eens dat het structuurbeleid ongewenste effecten heeft gehad in de visserijsector en soms tot een verergering in plaats van een oplossing van structurele problemen heeft geleid. Ook onderschrijft het dat de hervorming de structurele tekortkomingen in de sector moet helpen aanpakken en tegelijkertijd garanties moet bieden tegen ongewenste bijwerkingen of tegen gevolgen die haaks op de GVB-doelstellingen staan.

56.

Toegang tot overheidssteun zou op soortgelijke wijze moeten worden gereguleerd als in het GLB, wat betekent dat er randvoorwaarden moeten worden ingevoerd. Om voor financiële steun in aanmerking te komen, dient derhalve aan bepaalde criteria te worden voldaan. Tegelijkertijd moeten er bepalingen worden vastgesteld inzake sancties en terugbetalingen.

57.

Het CvdR beveelt aan om selectievere en milieuvriendelijkere visserijtechnieken in te voeren. Bij de aanpak van deze problematiek dient echter wel rekening te worden gehouden met specifieke regionale kenmerken.

Externe dimensie

58.

Hoofddoelstelling in het kader van de externe dimensie van het GVB moet zijn om economische en samenwerkingsrelaties met derde landen te ontwikkelen die gebaseerd zijn op gelijke behandeling en wederzijds voordeel, in het streven naar een verantwoorde en duurzame uitoefening van de visserijactiviteit.

59.

Het CvdR is het met de Commissie eens dat het minder belangrijk is geworden om op internationaal niveau een EU-vloot in stand te houden.

60.

Het vindt het een goede zaak dat het beginsel van „vergoeden, vissen en vertrekken” is vervangen door een meer omvattende, op samenwerking en goed bestuur gebaseerde benadering in het kader van visserijpartnerschapsovereenkomsten (VPO's), waarbij oog bestaat voor de rechtszekerheid van communautaire investeringen in derde landen. Er moet worden vastgehouden aan visserijovereenkomsten met niet-EU-landen als middel om de aanpassing van de visserijsector in goede banen te leiden. In deze overeenkomsten zou er ook aandacht moeten zijn voor aquacultuur, investeringen en samenwerking als ontwikkelingsinstrumenten.

61.

Het voorstel om na te gaan of er regionale vormen van samenwerking kunnen worden ingevoerd, wordt door het CvdR toegejuicht. Vooral nu regionale integratie als instrument voor ontwikkeling in de lift zit, kan dit interessant zijn.

62.

Het CvdR wijst op de deskundigheid van Regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) als instrumenten voor visserijbestuur en pleit voor ruimere vertegenwoordiging en een groter gewicht in de besluitvorming in de ROVB's, overeenkomstig bepaalde criteria zoals bevolkingsomvang of aantal landen van de EU.

63.

Er zouden internationale overeenkomsten moeten worden gesloten voor het beheer van en het toezicht op de visserij in de Middellandse Zee, de Oostzee en andere zeeën die mede tot de territoriale wateren van derde landen behoren, in het streven naar een evenwichtige exploitatie van de visbestanden binnen een ecosysteem dat een grote biodiversiteit bevat maar tevens zeer kwetsbaar is.

64.

Het CvdR is voorstander van maatregelen om een meer geïntegreerd controlesysteem te creëren dat de bestaande toezicht- en volgsystemen samenvoegt, met name in het Middellandse Zeegebied. In deze context wordt de Commissie verzocht om in dit gebied een eerste proefproject te lanceren, dat vervolgens tot geheel Europa zou kunnen worden uitgebreid.

65.

Het CvdR dringt aan op betere samenwerking tussen de kustwachten van de lidstaten en oeverstaten die niet tot de EU behoren.

MEDEDELING „BOUWEN AAN EEN DUURZAME TOEKOMST VOOR DE AQUACULTUUR”

Algemene opmerkingen

66.

Het CvdR is ingenomen met de Mededeling „Bouwen aan een duurzame toekomst voor de aquacultuur” (COM(2009) 162 final), waarmee een nieuwe impuls wordt gegeven aan de „Strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur” (COM(2002) 511 final). Met de Mededeling kunnen de uitdagingen worden aangegaan die zich bij het in goede banen leiden van de ontwikkeling van deze sector voordoen. Het gaat daarbij vooral om de milieuduurzaamheid van de productie en de kwaliteit en veiligheid van de producten.

67.

De communautaire aquacultuur draagt ertoe bij dat de interne markt met visserijproducten wordt bevoorraad. Het tekort op deze markt wordt steeds groter doordat de bijdrage van de visserij afneemt en de vraag groeit.

68.

De aquacultuur is in bepaalde regio's van groot sociaaleconomisch belang; er werken ca. 65 000 mensen in deze sector, die een omzet van ruim 3 miljard euro heeft.

69.

Het CvdR is het ermee eens om door te gaan met het bevorderen van de aquacultuur. Het heeft waardering voor de initiatieven die Commissie, Raad en Parlement hebben ontplooid om de groei van de aquacultuursector in het kader van het GVB te stimuleren.

70.

Terecht wijst de Commissie erop dat de verdere groei van de Europese aquacultuur door een aantal factoren wordt bemoeilijkt. Zo is de ruimte die nodig is om zich verder te ontwikkelen maar in beperkte mate toegankelijk, is het lastig om vergunningen te krijgen, is de sector versnipperd en nog weinig georganiseerd, zijn er tal van beperkingen om toegang te krijgen tot kapitaal, en bestaan er strenge EU-voorschriften die het voor Europese producenten moeilijker maken om te concurreren met producenten uit Azië en Latijns Amerika.

71.

Het CvdR is ingenomen met de financiële inspanningen die de EU zich via het structuurbeleid getroost om de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur te propageren, en stelt voor om in de visserijsector het beginsel van randvoorwaarden in te voeren, waarbij het zou moeten gaan om specifieke criteria als milieu, voedselveiligheid, dierenwelzijn, enz. Als aan deze criteria niet wordt voldaan, kan de toegang tot overheidssteun beperkt of ontzegd worden.

Opmerkingen over het initiatief

Bouwen aan de toekomst van de aquacultuursector

72.

Het CvdR erkent dat de EU een reeks maatregelen moet nemen om te zorgen voor een concurrerende sector die de groeiende vraag naar vis aankan. Hieraan kan niet worden voldaan door het vangen van in het wild levende vis.

73.

Het gaat ermee akkoord dat de EU het voortouw neemt in de „blauwe revolutie”, zowel op het gebied van de visserijproductie als op het gebied van technologie en innovatie. Tegelijkertijd moeten er op Europees niveau certificeringsinstanties in het leven worden geroepen die garanderen dat de aquacultuurproductie van de EU aan de hoogste normen voldoet. De EU dient voorop te lopen bij de ontwikkeling van ecologisch verantwoorde viskweekmethoden en mag alleen steun geven aan aquacultuur op plaatsen waar deze op ecologisch duurzame wijze kan worden bedreven en er garanties zijn dat het zeemilieu intact wordt gelaten.

74.

Het CvdR juicht toe dat de Commissie een geschikt beleidskader voor de ontwikkeling van de aquacultuur wil scheppen dat ertoe bijdraagt om door nationale wetgeving veroorzaakte belemmeringen weg te werken en dat het pad effent voor vooruitgang in deze strategische sector. Het gaat hierbij vooral om een gelijkwaardige behandeling van aquacultuur ten opzichte van andere sectoren en om de afgifte van vergunningen.

75.

De Commissie wordt verzocht om samen met de lidstaten een routekaart voor het jaar 2010 op te stellen waarin de beperkingen voor de verdere groei van de Europese aquacultuur worden aangegeven en per regio zichtbaar worden gemaakt. Ook zou moeten worden bevorderd dat er in het kader van het GMB technische rapporten worden opgesteld en dat er ruimte wordt gecreëerd voor de ontwikkeling van de aquacultuur en van de vereiste haveninfrastructuur.

76.

Er is behoefte aan eenvoudigere toegang tot verzekeringspolissen die de economisch dikwijls kwetsbare producenten zekerheid bieden en geen financiële aderlating betekenen.

Bevordering van het concurrentievermogen van de aquacultuurproductie

77.

Het CvdR vindt de oprichting van een Europees technologie- en innovatieplatform voor de aquacultuur (EATIP) een goede zaak. Hierdoor zal de Europese aquacultuur haar leidende rol in de wereld kunnen behouden, zal de sector strategische O&O-richtsnoeren krijgen en zal het zoeken naar duurzame visserij- en aquacultuurmethoden gestimuleerd worden.

78.

Het is zaak om impulsen te geven aan het EATIP als forum dat O&O-activiteiten bevordert die op het ontwikkelen van duurzame visserij- en aquacultuurmethoden zijn gericht. Het moet gestructureerd worden als een netwerk van afzonderlijke nationale platforms voor aquacultuur, visserij en oceanografie, die ervoor moeten zorgen dat wensen op het gebied van O&O aan de oppervlakte komen en dat innovaties en opkomende technologieën bekend worden bij de basis.

79.

Het CvdR wijst op het belang van een maritieme ruimtelijke ordening. Op basis daarvan moet bepaald worden waar en hoe deze economische activiteit wordt gevestigd. Met een adequate planning van bedrijfslocaties wordt het mogelijk om de verdere groei van de aquacultuur in goede banen te leiden, het productiepotentieel ervan in kaart te brengen, conflicten tussen andere gebruikers van terreinen langs de kust of op het vasteland te vermijden, en in gebieden die het meest van dit soort activiteiten afhankelijk zijn, synergie tussen de activiteiten en de omgeving te bevorderen. Bij dit alles moet duurzaamheid op sociaal, economisch, milieu- en marktgebied hoog in het vaandel staan.

80.

Het CvdR is er voorstander van dat er in Europa voorschriften voor kwaliteitsaanduiding en etiketinformatie vastgesteld en toegepast worden en dat er op het gebied van etikettering en certificering internationaal wordt samengewerkt.

81.

Het stemt ermee in om de Europese aquacultuur een bredere internationale dimensie te geven en de basis te leggen voor ziektecontroleplannen waarmee een vanuit zoötechnisch oogpunt veilige productie kan worden gewaarborgd.

82.

Het CvdR dringt aan op voldoende financiële steun, zodat de problemen van de Europese aquacultuur aangepakt en de verwachtingen rond deze sector ingelost kunnen worden.

83.

Het is noodzakelijk om opleidingsprogramma's voor de zeevisserij en de aquacultuur te analyseren en de behoeften op middellange termijn in kaart te brengen. In dit verband zou er voor de lidstaten een routekaart moeten worden opgesteld als onderdeel van een Europees kader voor het vrije verkeer van beroepskrachten, teneinde de opleiding in de sector te verbeteren en de Europese aquacultuur te populariseren.

Vaststelling van voorwaarden voor een duurzame groei van de aquacultuur

84.

Terecht streeft de EU ernaar om aquacultuur en milieuvereisten op elkaar af te stemmen, zodat er gezonde en veilige kwaliteitslevensmiddelen kunnen worden voortgebracht. Ook is het goed dat er maatregelen komen om de productiegebieden te beschermen (overeenkomstig de kaderrichtlijn water 2000/60/EG, die de lidstaten oproept om binnen vastgelegde termijnen hun aquatisch milieu te verbeteren, en het GMB) en de ontwikkelingen inzake ontsnapte dieren in de gaten te houden.

85.

Een duurzame groei van de aquacultuur vereist maatregelen op het vlak van diergezondheid, dierenwelzijn en de beschikbaarheid van nieuwe diergeneesmiddelen voor de aquacultuur, alsook op het gebied van kwaliteitsvisvoeders die vanuit milieuoogpunt aanvaardbaar zijn.

86.

Nagegaan moet worden hoe het in de lidstaten gesteld is met de toepassing van Richtlijn 88/2006 inzake de gezondheid van waterdieren. Daarnaast dient een GIS te worden opgezet inzake ziektes die zich bij de aquacultuurproductie in de wereld voordoen.

87.

Ook is er behoefte aan wetgeving ter invoering van een register voor de aquacultuurproductie, zodat overheidsinstanties op ieder moment kunnen weten hoe het met de productie gesteld is, welke pootvis mag worden uitgezet en waar deze vandaan komt, wat de uitzettingsdichtheid is en welke gezondheidsprogramma's er lopen.

88.

Verder dienen er modellen en protocollen te worden opgesteld betreffende aanvragen en vergunningen voor het uitzetten van pootvis, aangifte van ziektes, vermelding van ontsnappingen, informatie over de productie, evaluatie van milieutoezichtsplannen, en controles en gezondheidsdocumenten inzake visvervoer over de weg en per schip, net zoals is gebeurd bij andere diersoorten die voor menselijke consumptie worden gebruikt.

89.

Er zou meer geld moeten worden uitgetrokken voor milieutoezicht in aquacultuurkwekerijen, ontwikkeling van programma's ter verbetering van diergezondheid, aanpassingen ten behoeve van dierenwelzijn, onderzoek naar diergeneesmiddelen, en het gebruik van alternatieve grondstoffen bij de productie van visvoeders.

90.

De Commissie stelt zich terecht op het standpunt dat de bescherming van de gezondheid van de consument moet worden gewaarborgd en dat de gezondheidsvoordelen van aquatische levensmiddelen erkenning verdienen.

Verbetering van het imago en het bestuur van de sector

91.

Het CvdR steunt het streven naar een beter bestuurskader voor de aquacultuursector. Daarmee zou het mogelijk moeten worden het imago van de sector te verbeteren en binnen de EU gelijke omstandigheden te creëren die bijdragen tot de duurzame ontwikkeling ervan. Het CvdR stelt de Commissie voor om een handleiding op te stellen voor een beter bestuur van de aquacultuur- en visserijsector.

92.

Het staat achter het voorstel om de EU-wetgeving evenwichtig ten uitvoer te leggen, de kennis over beleidsinstrumenten te vergroten en de toepassing ervan te bevorderen, en door te gaan met bestuurlijke vereenvoudiging en vermindering van administratieve lasten.

93.

Het CvdR is het met de Commissie eens dat het noodzakelijk is om aan de hand van betrouwbare statistieken, mondiale en geharmoniseerde indicatoren en een openbaar netwerk van marktprijzen, de activiteit in de aquacultuursector goed in de gaten te houden.

94.

Het CvdR stelt de Commissie voor, bij het Europees agentschap voor visserijcontrole een afdeling op te richten die de aquacultuurproductie evalueert en controleert.

95.

Het CvdR wijst er nog eens op dat professionalisering en opleiding belangrijk zijn om tot goed bestuur te komen.

96.

Het CvdR is gaarne bereid om als forum voor informatieverspreiding te fungeren en ervoor te zorgen dat het publiek wordt voorgelicht over aquacultuurkwesties en daarin ook inspraak krijgt. Op die manier wil het samen met de Commissie tot een beter bestuur van de aquacultuursector bijdragen.

Brussel, 4 december 2009.

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Luc VAN DEN BRANDE


Top