Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007DC0454

    Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 31 december 2006 {SEC(2007)1050}

    /* COM/2007/0454 def. */

    52007DC0454

    Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 31 december 2006 {SEC(2007)1050} /* COM/2007/0454 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 30.7.2007

    COM(2007) 454 definitief

    VERSLAG VAN DE COMMISSIE

    aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 31 december 2006 {SEC(2007)1050}

    INHOUDSOPGAVE

    1. Inleiding en soorten gedekte operaties 4

    2. Nieuwe rechtsgrondslagen 4

    3. Gebeurtenissen sinds het laatste verslag van 30 juni 2006 5

    4. Gegevens over het risico voor de begroting 5

    4.1. Definitie van risico 5

    4.2. Met lidstaten verband houdend risico 7

    4.3. Met derde landen verband houdend risico 8

    4.4. Totaal risico voor de begroting 9

    4.5. Ontwikkeling van het risico 9

    5. Wanbetalingen, beroep op begrotingsgaranties en betalingsachterstanden 10

    5.1. Gebruik van kasmiddelen 10

    5.2. Overmakingen uit de begroting 10

    5.3. Gebruik van het Garantiefonds 10

    6. Garantiefonds 11

    6.1. Teruggevorderde bedragen 11

    6.2. Activa aan het einde van het jaar 11

    6.3. Streefbedrag 11

    7. Evaluatie van de risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waarop de voornaamste EU-leningsoperaties betrekking hebben 11

    7.1. Inleiding 11

    7.2. Egypte 12

    7.3. Turkije 12

    7.4. Brazilië 12

    7.5. Marokko 13

    7.6. Tunesië 13

    7.7. Zuid-Afrika 13

    7.8. Libanon 13

    7.9. Jordanië 14

    7.10. Servië en Montenegro 14

    7.11. Oekraïne 14

    1. INLEIDING[1] EN SOORTEN GEDEKTE OPERATIES

    De door de begroting van de Europese Unie ("de begroting") gedekte risico's houden verband met uiteenlopende lenings- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen worden ingedeeld: EG-leningen met een macro-economisch doel (macrofinanciële bijstandsleningen ("MFB") aan derde landen) en leningen met een micro-economisch doel (leningen van Euratom en leningen van de Europese Investeringsbank ("EIB") buiten de Gemeenschap)[2]. Sinds 1994 worden deze operaties gedekt door het Garantiefonds ("het Fonds")[3], dat onder meer is opgezet om de budgettaire gevolgen van het beroep op begrotingsgaranties voor leningsoperaties in derde landen te beperken. Indien het Fonds onvoldoende middelen bevat, wordt een beroep gedaan op de begroting.

    De in 1994 vastgestelde verordening van de Raad tot instelling van het Fonds (de "Fondsverordening"[4]) is in 1999 een eerste keer gewijzigd. Krachtens een tweede wijziging van de Fondsverordening, die in 2004 door de Raad is goedgekeurd, vervalt de dekking van het Fonds indien derde landen lidstaten worden. Leningen of gegarandeerde leningen aan lidstaten worden rechtstreeks door de begroting gedekt.

    2. NIEUWE RECHTSGRONDSLAGEN

    Op 1 januari 2007 is onder het nieuwe financiële kader het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer[5] in werking getreden. Volgens dit akkoord vindt de middelentoewijzing aan het Fonds plaats aan de hand van een begrotingsonderdeel dat valt onder rubriek 4 (de EU als mondiale speler) en niet, zoals voorheen, met behulp van een specifieke reserve.

    In het licht van het Interinstitutioneel Akkoord diende de Fondsverordening te worden gewijzigd om met de afschaffing van de reserve rekening te houden. Op 30 januari 2007 is daarom een nieuwe verordening van de Raad aangenomen[6], op grond waarvan het Fonds tevens met een nieuwe, efficiëntere voorzieningsregeling is toegerust wat het gebruik van begrotingsmiddelen betreft. Bovendien is de transparantie en programmering van de begrotingstransacties verbeterd[7]. De inhoud van dit verslag is dienovereenkomstig gewijzigd.

    Op 19 december 2006[8] heeft de Raad besloten de EIB een nieuwe garantie van de Gemeenschap voor verliezen op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap te verlenen. Deze communautaire garantie is beperkt tot 65% van het totale bedrag van de in het kader van de financieringsverrichtingen van de EIB uitbetaalde kredieten en verleende garanties, verminderd met de terugbetaalde bedragen en vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen, waarbij voor de hele periode 2007-2013 een maximumplafond van 27 800 miljoen EUR geldt. In dit besluit is ook bepaald dat de Commissie en de EIB een garantieovereenkomst dienen aan te gaan waarin de gedetailleerde voorschriften en procedures in verband met de communautaire garantie worden vastgelegd, alsook een terugvorderingsovereenkomst waarin de voorschriften en procedures worden vastgelegd in verband met de voor de EIB geldende verplichting om de bedragen terug te vorderen die de Gemeenschap naar aanleiding van een beroep op de communautaire garantie heeft uitbetaald.

    In 2006 zijn geen nieuwe besluiten betreffende MFB- of Euratom-leningen aangenomen.

    3. GEBEURTENISSEN SINDS HET LAATSTE VERSLAG VAN 30 JUNI 2006

    In de tweede helft van 2006 hebben geen uitbetalingen in het kader van MFB-leningen plaatsgevonden[9].

    Ook wat Euratom-leningen betreft, zijn er in de tweede helft van 2006 geen uitbetalingen verricht. In maart 2007 is een eerste tranche van 39 miljoen EUR uitgekeerd ter financiering van de verbetering van de veiligheid van eenheid 2 van de kerncentrale van Khmelnitsky en eenheid 4 van de kerncentrale van Rovno (K2R4) in het kader van de leningsovereenkomst van 2004 (leningsfaciliteit van 83 000 000 USD).

    4. GEGEVENS OVER HET RISICO VOOR DE BEGROTING

    4.1. Definitie van risico

    De risico's voor de begroting vloeien voort uit het uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten met betrekking tot gegarandeerde operaties.

    Operaties waarbij er van wanbetaling sprake is, worden gedekt door het Fonds wanneer zij met derde landen verband houden (67% van het gegarandeerde totale uitstaande bedrag) en rechtstreeks door de begroting wanneer het lidstaten betreft (leningen voor of ten gunste van projecten in lidstaten zijn goed voor de resterende 33% van het totale uitstaande bedrag). Het grote percentage gegarandeerde leningen dat met lidstaten verband houdt, is het gevolg van de recente uitbreidingsrondes. Overeenkomstig artikel 1, derde alinea, van de Fondsverordening wordt het aan de leningen verbonden risico voor het Fonds naar de begroting overgeheveld zodra een land een lidstaat wordt.

    In het kader van dit verslag worden twee methoden gehanteerd om de risico's voor de begroting te beoordelen:

    - de methode waarbij het totale uitstaande bedrag in hoofdsom met betrekking tot de desbetreffende operaties op een gegeven datum wordt berekend. Deze methode levert de omvang van het risico voor de begroting op een gegeven datum op;

    - de budgettaire benadering omschreven als "het jaarlijkse risico voor de begroting" is gebaseerd op de berekening van het maximumbedrag dat de Gemeenschap in een begrotingsjaar zou moeten uitbetalen indien er voor alle gegarandeerde leningen van wanbetaling sprake zou zijn[10].

    Tabel 1: Totale uitstaande bedragen gedekt op 31.12.2006 in miljoen EUR |

    Uitstaand bedrag in hoofdsom | Verschuldigde en niet-betaalde interesten | Totaal | % |

    Lidstaten* |

    MFB | 365 | 2 | 367 | 2% |

    Euratom | 436 | 6 | 442 | 3% |

    EIB | 4 482 | 42 | 4 524 | 28% |

    Subtotaal lidstaten* | 5 283 | 50 | 5 333 | 33% |

    Derde landen |

    MFB | 604 | 6 | 610 | 4% |

    Euratom | - | - | - |

    EIB | 10 311 | 103 | 10 415 | 64% |

    Subtotaal derde landen | 10 915 | 110 | 11 025 | 67% |

    Totaal | 16 198 | 159 | 16 358 | 100% |

    * Met inbegrip van Bulgarije en Roemenië, daar deze landen op 1 januari 2007 tot de EU zijn toegetreden. |

    In de tabellen A1, A2, A3 en A4 van het aan dit verslag gehechte werkdocument van de diensten van de Commissie[11] (de "bijlage") wordt verdere informatie over deze uitstaande bedragen verstrekt, met name op het gebied van plafonds, uitbetaalde bedragen en garantiepercentages.

    4.2. Met lidstaten verband houdend risico

    De huidige risico´s ten aanzien van de lidstaten houden verband met leningen die vóór de toetreding zijn uitbetaald.

    In 2007 vertegenwoordigt het met lidstaten verband houdende risico voor de begroting 812 miljoen EUR. Dit bedrag omvat ook het met Bulgarije en Roemenië verband houdende risico, aangezien deze landen op 1 januari 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Uit tabel 2 blijkt dat deze beide lidstaten op de eerste en de tweede plaats staan wat het uitstaande bedrag betreft.

    Tabel 2: Rangorde van de lidstaten volgens het maximumrisico voor de begroting in 2007 (miljoen EUR) |

    Rangorde | Land | 2007 | % |

    1 | Roemenië* | 263,4 | 32,4% |

    2 | Bulgarije* | 155,7 | 19,2% |

    3 | Tsjechië | 102,2 | 12,6% |

    4 | Polen | 98,4 | 12,1% |

    5 | Slowakije | 72,8 | 9,0% |

    6 | Slovenië | 39,2 | 4,8% |

    7 | Hongarije | 35,6 | 4,4% |

    8 | Cyprus | 15,7 | 1,9% |

    9 | Litouwen | 14,8 | 1,8% |

    10 | Letland | 8,5 | 1,0% |

    11 | Estland | 4,7 | 0,6% |

    12 | Malta | 1,0 | 0,1% |

    Totaal | 812,1 | 100% |

    * Lidstaten vanaf 1 januari 2007. |

    4.3. Met derde landen verband houdend risico

    In 2007 zal het met derde landen samenhangende maximumrisico voor het Fonds 1 203 miljoen EUR vertegenwoordigen. Hierna volgt een lijst van de eerste tien landen gerangschikt volgens het totale uitstaande bedrag. Zij zijn samen goed voor 78% van het risico voor het Fonds in 2007. De economische situatie van die landen wordt geanalyseerd en toegelicht in afdeling 7.

    Tabel 3: Rangorde van de 10 belangrijkste derde landen volgens het maximumrisico voor de begroting in 2007 (miljoen EUR) |

    Rangorde | Land | 2007 | % van het totale maximumrisico |

    1 | Egypte | 152,9 | 12,7% |

    2 | Turkije | 151,0 | 12,6% |

    3 | Brazilië | 130,3 | 10,8% |

    4 | Marokko | 117,4 | 9,8% |

    5 | Tunesië | 112,2 | 9,3% |

    6 | Zuid-Afrika | 93,6 | 7,8% |

    7 | Libanon | 56,4 | 4,7% |

    8 | Jordanië | 44,8 | 3,7% |

    9 | Servië en Montenegro[12] | 43,5 | 3,6% |

    10 | Oekraïne | 36,8 | 3,1% |

    Totaal voor de 10 | 939,0 | 78,0% |

    Het Fonds dekt de gegarandeerde leningen van 38 landen en 2 regionale entiteiten met looptijden die in 2035 verstrijken. In tabel A2 van de bijlage worden nadere bijzonderheden per land verstrekt.

    4.4. Totaal risico voor de begroting

    Alles samen zal de begroting in 2007 een totaalbedrag van 2 015 miljoen EUR (de in de loop van het jaar verschuldigde bedragen) dekken, waarvan 40% voor rekening komt van de lidstaten (zie tabel A2 van de bijlage).

    4.5. Ontwikkeling van het risico

    Het risico ten aanzien van de lidstaten zou in de toekomst moeten afnemen, omdat de leningen worden terugbetaald en in het kader van Euratom, MFB of door de EIB gegarandeerde leningsoperaties geen nieuwe leningsovereenkomsten meer zullen worden gesloten (zie grafiek A1 van afdeling 1.3 van de bijlage).

    MFB-leningen aan derde landen zijn onderworpen aan afzonderlijke besluiten van de Raad. Momenteel zijn er geen nieuwe Commissievoorstellen voor het verstrekken van leningen in behandeling. Het is evenwel mogelijk dat de Commissie in de loop van 2007 een voorstel voor het verstrekken van een MFB-lening van 50 miljoen EUR en een gift van 30 miljoen EUR aan Libanon indient.

    Voor Euratom-leningen aan lidstaten of in bepaalde in aanmerking komende derde landen (Russische Federatie, Republiek Armenië en Oekraïne) geldt een plafond van 4 miljard EUR, waarvan ongeveer 85% reeds is opgebruikt. De resterende marge bedraagt ongeveer 600 miljoen EUR.

    In het kader van de EIB-mandaten voor 2000-2007 blijft er nog een bedrag van 9 830 miljoen EUR uit te betalen. Voorts heeft de EIB eind 2006 geen leningsovereenkomsten uit hoofde van het Raadsbesluit betreffende buitengewone leningen voor bepaalde projecten in Rusland, Oekraïne, Moldavië en Wit-Rusland[13] ondertekend. Dit besluit voorziet in een plafond van 500 miljoen EUR met een garantiepercentage van 100% en loopt af op 31 juli 2007.

    De factor die in de toekomst het grootste effect op het risico voor de begroting zal sorteren, is de recente communautaire garantie die aan de EIB[14] is verleend voor de periode die ingaat op 1 februari 2007 en eindigt op 31 december 2013 (met de mogelijkheid tot verlenging met zes maanden). Deze communautaire garantie is beperkt tot 65% van het totale bedrag van de in het kader van de financieringsverrichtingen van de EIB uitbetaalde kredieten en verleende garanties, verminderd met de terugbetaalde bedragen en vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen, waarbij een maximumplafond van 27 800 miljoen EUR geldt. Dit maximum is uitgesplitst in twee delen: een basisplafond van 25 800 miljoen EUR en een facultatief mandaat van 2 000 miljoen EUR. Het gebruik van het facultatieve bedrag zal afhangen van de resultaten van de tegen 2010 te verrichten tussentijdse evaluatie. Het basisplafond is uitgesplitst in de volgende bindende regionale plafonds:

    - Pretoetredingslanden: 8 700 miljoen EUR;

    - Nabuurschaps- en partnerschapslanden: 12 400 miljoen EUR;

    - Azië en Latijns-Amerika: 3 800 miljoen EUR;

    - Republiek Zuid-Afrika: 900 miljoen EUR.

    In grafiek A2 van afdeling 1.3 van de bijlage wordt een simulatie gemaakt van een aantal uitbetalingsscenario's in het kader van zowel de lopende mandaten als het nieuwe mandaat, en van het effect daarvan op de stortingen in het Fonds.

    5. WANBETALINGEN, BEROEP OP BEGROTINGSGARANTIES EN BETALINGSACHTERSTANDEN

    5.1. Gebruik van kasmiddelen

    De Commissie spreekt haar kasmiddelen aan om in geval van laattijdige betaling door een debiteur vertragingen bij de dienst van door haar opgenomen leningen en de daaruit voortvloeiende kosten te voorkomen[15].

    5.2. Overmakingen uit de begroting

    Er is niet om een krediet uit hoofde van begrotingsartikel 01 04 01 "Garanties van de Europese Gemeenschap voor verstrekte leningen" verzocht, aangezien in de tweede helft van 2006 geen wanbetalingen zijn voorgekomen.

    5.3. Gebruik van het Garantiefonds

    Wanneer de begunstigde van een door de Gemeenschap toegekende of gegarandeerde lening (een derde land) in gebreke blijft, wordt binnen drie maanden na de datum waarop de betaling verschuldigd was, een beroep op het Garantiefonds gedaan[16].

    In de tweede helft van 2006 is geen beroep gedaan op het Fonds.

    De achterstallige betalingen per 31 december 2006, d.w.z. de achterstandsrente van de Republiek Argentinië, bedroegen in totaal 1 718 493,12 USD. 1 448 433,44 USD daarvan (1 099 797,60 EUR) moet nog door het Fonds worden teruggevorderd. Aangezien voor het resterende verschil geen beroep op het Fonds is gedaan, is dit bedrag aan de EIB verschuldigd. De Commissie en de EIB hebben de Argentijnse autoriteiten er meermaals aan herinnerd dat de EIB pas nieuwe leningen in het land zal verstrekken nadat de betalingsachterstanden volledig zijn ingelopen. De discussies over deze kwestie zullen worden voortgezet tijdens de volgende bijeenkomst in het kader van de macro-economische dialoog tussen de EU en Argentinië.

    6. GARANTIEFONDS[17]

    6.1. Teruggevorderde bedragen

    In de tweede helft van 2006 heeft geen terugvordering plaatsgevonden.

    6.2. Activa aan het einde van het jaar

    Op 31 december 2006 bedroegen de netto-activa van het Fonds 1 378 954 442,51 EUR.

    Per 31 december 2006 beliepen de uitstaande leningen en garanties ten gunste van Bulgarije en Roemenië, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten, 2 899 334 719,06 EUR. Daar deze landen op 1 januari 2007 lid van de Europese Unie zijn geworden, is op 14 februari 2007 een bedrag van 260 940 124,72 EUR naar de begroting teruggeboekt.

    6.3. Streefbedrag

    Het Fonds dient een passende omvang te hebben (streefbedrag), die is vastgesteld op 9% van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen die uit elke operatie voortvloeien, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten. De verhouding tussen de middelen van het Fonds (1 118 014 317,79 EUR) en het uitstaande bedrag in hoofdsom van de verplichtingen in de zin van de Fondsverordening (11 025 065 532,58 EUR) beliep 10,1%. Aangezien dit hoger is dan het streefbedrag, diende het surplus overeenkomstig artikel 3, derde alinea, van de Fondsverordening van het Fonds naar de begroting te worden teruggeboekt.

    In overeenstemming met de nieuwe voorzieningsregeling zal dit surplus van 125 750 000,00 EUR in 2007 in het voorontwerp van algemene begroting voor 2008 worden opgenomen.

    7. EVALUATIE VAN DE RISICO'S: ECONOMISCHE EN FINANCIËLE TOESTAND IN DE DERDE LANDEN WAAROP DE VOORNAAMSTE EU-LENINGSOPERATIES BETREKKING HEBBEN

    7.1. Inleiding

    In de voorgaande afdelingen van het verslag wordt informatie over de kwantitatieve aspecten van het risico voor de begroting verstrekt. Er moet echter ook worden gekeken naar de kwalitatieve aspecten, die afhangen van de aard van de operaties en de kredietwaardigheid van de debiteuren (zie afdeling 4.3). De tabellen betreffende de evaluatie van het landenrisico zijn apart opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van deze analyse voor de tien landen die in 2007 het grootste jaarlijkse risico voor de begroting vertegenwoordigen. In afdeling 2 van de bijlage worden nog eens acht landen geanalyseerd.

    7.2. Egypte

    De economische groei van Egypte is versneld van 4,6% in 2005 tot 6,8% in 2006 dankzij het gevoerde investeringsbeleid (in het bijzonder BDI) en een sterke uitvoer van goederen en diensten. De inflatie is teruggedrongen tot minder dan 10%, maar er is nog steeds sprake van inflatoire tendensen. De werkloosheid blijft met meer dan 10% van de beroepsbevolking op een bijzonder hoog peil. Ondanks de verbetering van de economische situatie en de verkoop van (semi-)staatsbedrijven is het overheidstekort nauwelijks teruggelopen (7,9% in 2006, tegen 9,6% in 2005). Bij de hervormingen in de financiële sector worden gestage vorderingen gemaakt. Het bankwezen wordt nog steeds grotendeels gedomineerd door de staat, ondanks de recente privatisering van een grote bank. Het zal wellicht nog twee à drie jaar duren voordat de hervorming van de financiële sector is voltooid. De combinatie van een gedegen begrotingsbeleid en een adequaat monetair beleid zou positieve gevolgen moeten hebben voor de werkgelegenheidsschepping.

    7.3. Turkije

    In Turkije is de BBP-groei op jaarbasis in 2006 op 6,1% uitgekomen, tegen 7,4% in 2005. De binnenlandse vraag is sneller gegroeid dan de totale productie, waardoor het tekort op de lopende rekening is toegenomen van 6,3% van het BBP in 2005 tot 7,9% in 2006. In de tweede helft van het jaar is de particuliere consumptie verzwakt als gevolg van de verkrapping van het monetaire beleid nadat er in de maanden mei en juni 2006 sprake was van volatiliteit. Verwacht wordt dat de groeivertraging in 2007 zal aanhouden. De daaruit voortvloeiende stabilisatie van het tekort op de lopende rekening zal wellicht leiden tot een zachte landing. Hoewel het tekort op de lopende rekening probleemloos kon worden gefinancierd, blijft het land kwetsbaar omdat binnenlandse factoren of externe schokken de geldstromen kunnen doen omslaan. Doordat Turkije een vrij grote buitenlandse schuld heeft (bijna 50% van het BBP), is het land gevoelig voor een sterke depreciatie van de valuta. Factoren die de economie schokbestendiger maken dan vóór de crisis van 2001 het geval was, zijn het stelsel van zwevende wisselkoersen en een geloofwaardige en onafhankelijke centrale bank. In 2006 bedroegen de officiële reserves van de centrale bank 45 miljard EUR, hetgeen overeenstemt met ruim vijf maanden invoer.

    7.4. Brazilië

    Na in 2005 te zijn vertraagd, is de groei van de Braziliaanse economie in 2006 wederom aangetrokken tot ongeveer 2,9% als gevolg van robuuste consumptieve bestedingen en een herstel van de particuliere investeringen. Het desinflatieproces bleef in 2006 aanhouden en de inflatie bereikte haar laagste peil sinds in 1998 inflatiedoelstellingen zijn ingevoerd. De exportgroei is in 2006 weliswaar sterk vertraagd als gevolg van een eerdere appreciatie van de valuta, maar dankzij de verbeterende ruilvoet wist het land in 2006 toch een comfortabel overschot (van naar schatting 0,6% van het BBP) op zijn lopende rekening te boeken. De externe kwetsbaarheid van Brazilië is verminderd doordat de buitenlandse schuld van het land scherp is gedaald nadat het zijn volledige schuld aan het IMF eind 2005 vervroegd heeft terugbetaald en zijn schuld aan de Club van Parijs in de eerste helft van 2006 heeft afgelost. Het land heeft ook al zijn Brady-obligaties terugbetaald. De externe schuldquote is teruggelopen van 36,4% in 2004 tot 18,9% eind 2006. De inspanningen om de externe overheidsschuld terug te dringen, werpen vrucht af: de toonaangevende ratingbureaus hebben de rating van de Braziliaanse staatsleningen verhoogd. Ondanks de recente vooruitgang bij het beheer van de overheidsschuld blijft het land evenwel zeer kwetsbaar. De overheidsschuld blijft hoger dan 50%, is zeer gevoelig voor renteschommelingen en heeft een vrij korte gemiddelde looptijd.

    7.5. Marokko

    In 2006 heeft de economie van Marokko een reële BBP-groei van 8,1% te zien gegeven. Deze ontwikkeling is voornamelijk toe te schrijven aan de buitengewone landbouwoogst en, meer in het algemeen, aan het dynamisme van de verschillende economische sectoren. De inflatie blijft beperkt met een jaarcijfer van 3,3%. Het overheidstekort is teruggedrongen tot 2,1% van het BBP (tegen 5,3% in 2005). De overheidsschuld beliep 57% van het BBP. De werkloosheid bedraagt nog steeds 9,7%, terwijl de armoede (15% van de bevolking moet met minder dan 2 USD per dag rondkomen) en het hoge analfabetisme bij volwassenen (47,7%) nog altijd de belangrijkste uitdagingen voor de Marokkaanse autoriteiten vormen.

    7.6. Tunesië

    De groei van het Tunesische BBP is in 2006 op 5,8% uitgekomen, tegen 4% een jaar eerder (voor 2007 wordt een groeicijfer van 6% verwacht). Tijdens de eerste tien maanden van 2006 is de inflatie versneld van 2% tot 4,7% op jaarbasis, een ontwikkeling die vooral terug te voeren was op de stijging van de internationale olieprijzen. Om deze tendens om te buigen, zag de centrale bank zich in 2006 verplicht haar belangrijkste rentetarief te verhogen (de eerste aanpassing in drie jaar tijd). Het tekort op de lopende rekening bedroeg 2,6% van het BBP en de schuld van het land beliep 54,8% van het BBP. De werkloosheid is met gemiddeld 13,4% van de beroepsbevolking nog steeds aan de hoge kant.

    7.7. Zuid-Afrika

    In Zuid-Afrika is de (reële) BBP-groei op jaarbasis in 2006 op 5,0% uitgekomen, tegen 5,1% in 2005. Verwacht wordt dat de groei in 2007 bijna 5% zal bedragen. In 2006 heeft de centrale bank haar herfinancieringsrente opgetrokken van 7,0% tot 9,0% om de inflatie tussen 3 en 6% te houden. Het tekort op de lopende rekening is opgelopen van 3,8% van het BBP in 2005 tot 5,6% in 2006. Verwacht wordt dat het in 2007 rond de 5,0% zal blijven. De BDI en het ander inkomend kapitaal (beleggingen) overtreffen ruimschoots het tekort op de lopende rekening. Dit heeft geleid tot een stijging van de netto goud- en deviezenreserves tot 3 à 4 maanden invoer. De buitenlandse schuld aan officiële crediteuren is in 2006 afgenomen tot 2% van het BBP – het laagste niveau in Afrika bezuiden de Sahara (gemiddeld 16%) – en zal naar verwachting verder dalen tot 1,9% in 2007. Het begrotingstekort is de afgelopen twee jaar op 0,4% van het BBP uitgekomen en zal in 2007 vermoedelijk omslaan in een gering overschot (0,3%). Zuid-Afrika is een opkomend midden-inkomensland waar diensten bijna twee derden van de economie voor hun rekening nemen, terwijl de uitvoer grotendeels op mijnbouw is gebaseerd. De voornaamste risico's zijn een volatiele instroom van kapitaal (beleggingen), prijsschokken van exportgrondstoffen en binnenlandse spanningen wegens de hoge werkloosheid, de grote ongelijkheid, hoge HIV/AIDS-prevalentiecijfers en hoge misdaadcijfers.

    7.8. Libanon

    Het militaire conflict resulteerde in een ernstige schok voor de economie van Libanon . In 2006 vertoonde het nationale BBP een reële daling van 5%, is het overheidstekort ten opzichte van 2005 bijna verdubbeld tot 14% van het BBP en bereikte de overheidsschuld een recordpeil van 190% van het BBP. Momenteel zijn geen statistische gegevens over de werkloosheid beschikbaar. De inflatie blijft gematigd met een jaarcijfer van 5%. Libanon blijft een van de landen met de zwaarste schuldenlast in de gehele wereld. De houdbaarheid van de schuld is ernstig in het gedrang wegens de onmiddellijke wederopbouwbehoeften naar aanleiding van de oorlog in 2006 en de politieke instabiliteit als gevolg van het uitblijven van een consensus over de vereiste hervormingen.

    7.9. Jordanië

    De economie van Jordanië is in 2006 krachtig blijven groeien. De reële BBP-groei wordt op 6% geraamd (7,2% in 2005). Van de hoge overdrachten van migranten en de sterke activiteit in de dienstensector ging een krachtige stimulans uit op de particuliere consumptie. Het werkloosheidscijfer daalde van 14,8% in 2005 tot 13,9% in 2006. Na de vermindering van de olieprijssubsidies is de inflatie in 2006 aangetrokken tot 6,3% (3,8% in 2005). De autoriteiten hebben hun budgettaire aanpassingsinspanningen in 2005 en 2006 geïntensiveerd in het kader van een strategie die voornamelijk gericht was op de afschaffing van brandstofsubsidies en de handhaving van de uitgavenbeheersing. Dankzij deze inspanningen is het begrotingstekort (exclusief giften) teruggedrongen van 10% van het BBP in 2005 tot 7,5%. Het tekort op de lopende rekening (inclusief giften) is iets teruggelopen, namelijk van 17,8% van het BBP in 2005 tot 16% in 2006 (tegen een overschot van 11,6% in 2003). De goederenuitvoer bleef een robuuste groei vertonen. Het handelstekort is teruggelopen van 47% van het BBP in 2005 tot 37,1% in 2006. Het tekort op de lopende rekening is echter opnieuw gefinancierd met een uitzonderlijk grote instroom van kapitaal, waaronder buitenlandse directe investeringen, overdrachten van migranten en portefeuillebeleggingen.

    7.10. Servië en Montenegro

    In Servië is de (reële) BBP-groei op jaarbasis in 2005 op 6,3% uitgekomen. Ook in het eerste kwartaal van 2006 was er sprake van een groei van 6,3%. Het tekort op de lopende rekening bedroeg in 2005 9,8% van het BBP en is in de loop van 2006 verder opgelopen. De bruto BDI-instroom is in 2005 op 6,1% van het BBP uitgekomen. De externe schuld van het land bedroeg eind juli 2006 66% van het BBP. De overheidsschuld is gedaald na de kwijtschelding door de Club van Parijs van een schuld van 600 miljoen EUR, dit in verband met de geslaagde uitvoering van het recente IMF-programma, dat in februari 2006 is afgerond.

    In Montenegro heeft de (reële) BBP-groei op jaarbasis in 2005 4,1% bedragen. In de eerste helft van 2006 is deze versneld tot 6,5%. Het tekort op de lopende rekening is in 2005 op 12,2% van het BBP uitgekomen. In de loop van 2006 is het verder opgelopen. De bruto BDI-instroom beliep in 2005 22,8% van het BBP. De externe schuld van het land bedroeg eind 2005 42,6% van het BBP.

    Na de onafhankelijkheidsverklaring van Montenegro hebben de Republiek Servië en de Republiek Montenegro in juli 2006 een interne overeenkomst gesloten over de verdeling van de financiële rechten en plichten nadat Servië in de plaats van de voormalige statenbond is getreden.

    7.11. Oekraïne

    De reële BBP-groei van Oekraïne bedroeg ongeveer 7% (2,6% in 2005). Het saldo op de lopende rekening is omgeslagen van een overschot van 3% van het BBP in 2005 in een tekort van ongeveer 1,5% in 2006, onder impuls van een krachtige invoervraag en hogere invoerprijzen voor energie maar ook wegens de fluctuaties op de staalmarkten (de staalindustrie is met 40% van de totale uitvoer de voornaamste exportsector van Oekraïne). Oekraïnes externe overheidsschuld is teruggelopen tot ongeveer 12% van het BBP (15,3% in 2005), maar door de betere toegang van de particuliere sector tot de buitenlandse kapitaalmarkten is de totale externe schuld toegenomen tot bijna 50% van het BBP. In december 2006 is de inflatie versneld tot 11,6% ten opzichte van een jaar eerder. Deze ontwikkeling was ten dele toe te schrijven aan hogere invoerprijzen voor energie. De voornaamste risico's houden nog steeds verband met de woelige politieke toestand en de daaruit voortvloeiende onsamenhangende beleidsvoering. Met name dankzij de lage schuldenlast heeft Standard & Poor's Oekraïnes rating van langlopende staatsleningen in augustus evenwel op BB- gehandhaafd.[pic][pic][pic][pic][pic][pic]

    [1] COM(2007) 66 en SEC(2007) 241 vormen het vorige verslag over de stand van de begrotingsgaranties op 30 juni 2006.

    [2] Zie tabel A1 van de bijlage voor nadere bijzonderheden over de EIB-mandaten.

    [3] Voor het meest recente verslag over het Fonds, zie COM(2006) 695 "Algemeen verslag over de werking van het Garantiefonds" en het daaraan gehechte werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2006) 1460).

    [4] Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad tot instelling van een Garantiefonds, PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1149/1999 van de Raad (PB L 139 van 2.6.1999, blz. 1), Verordening (EG, Euratom) nr. 2273/2004 van de Raad (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 28) en Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad (PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1).

    [5] PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

    [6] Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad, PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1.

    [7] Voor informatie over de oude voorzieningsregeling, zie het in voetnoot 1 vermelde verslag.

    [8] Besluit 2006/1016/EG van de Raad van 19 december 2006, PB L 414 van 30.12.2006, blz. 95.

    [9] De MFB kan ook de vorm aannemen van giften aan derde landen. Voor meer informatie over MFB, zie het jaarlijkse verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de verlening van macrofinanciële bijstand aan derde landen in 2006.

    De eerste en de tweede betaling uit hoofde van de gift aan Georgië in het kader van het besluit van de Raad van 2006 (telkens ten belope van 11 miljoen EUR) zijn in respectievelijk augustus en december 2006 verricht.

    In het kader van de MFB-programma's van 1997 en 2000 is in oktober 2006 overgegaan tot de laatste uitbetaling uit hoofde van een gift aan Tadzjikistan (7 miljoen EUR).

    Ook Albanië heeft een gift van 13 miljoen EUR ontvangen; het betrof de laatste tranche uit hoofde van een besluit van de Raad van 2004.

    [10] In het kader van deze berekening worden bij leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, alleen de vervallen betalingen en niet het totale uitstaande bedrag in aanmerking genomen (zie ook afdeling 1 van de bijlage).

    [11] SEC(2007) ….

    [12] Thans de Republiek Servië en de Republiek Montenegro.

    [13] Besluit 2005/48/EG van de Raad van 22 december 2004, PB L 21 van 25.1.2005, blz. 11.

    [14] Zie ook afdeling 2 van dit verslag.

    [15] Zie artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, als gewijzigd, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen.

    [16] Voor nadere bijzonderheden, zie afdeling 1.4.3 van de bijlage.

    [17] Jaarverslag van de Commissie over de stand en het beheer van het Garantiefonds in het begrotingsjaar 2006: COM(2007) 362 en SEC(2007) 869.

    Top