Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AR0296

    Advies van het Comité van de Regio's over Een alomvattende aanpak van migratie: Een Europees beleid voor arbeidsmigratie ontwikkelen in het licht van de betrekkingen met derde landen

    PB C 257 van 9.10.2008, p. 20–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.10.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 257/20


    Advies van het Comité van de Regio's over „Een alomvattende aanpak van migratie: Een Europees beleid voor arbeidsmigratie ontwikkelen in het licht van de betrekkingen met derde landen”

    (2008/C 257/04)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    is van mening dat de Europese Unie zo snel mogelijk een echt Europees migratiebeleid moet uitwerken en haar verantwoordelijkheid moet nemen, zonder echter voorbij te gaan aan de bevoegdheden van de verschillende bestuursniveaus;

    is ingenomen met de initiatieven van de Commissie om mechanismen in het leven te roepen die reguliere arbeidsmigratie vergemakkelijken, voorzover er sprake is van een gebrek aan evenwicht tussen restrictieve maatregelen ter bestrijding van niet-reguliere migratie en maatregelen ter bevordering van reguliere migratie, en roept de Commissie op om een algemeen Europees migratiebeleid te ontwikkelen en erop toe te zien dat maatregelen op Europees niveau een meerwaarde bieden, zoals in het geval van hooggekwalificeerde werknemers;

    deelt de mening dat illegaal werk een van de belangrijkste aantrekkingsfactoren van niet-reguliere migratie is en dat de lidstaten daarom meer en beter hun best moeten doen om de maatregelen te nemen die nodig zijn voor het bestrijden van de niet-reguliere arbeidsmarkt;

    betreurt dat in geen enkel referentiedocument over de rol van het Comité van de Regio's wordt gesproken en vindt het zorgwekkend dat geen aandacht wordt besteed aan de territoriale dimensie, terwijl de bijdrage van de lokale en regionale overheden aan het beheer van migratiekwesties alsook de adviserende rol van het Comité van de Regio's op dit vlak toch steeds zijn erkend;

    bevestigt dat niet alleen de externe dimensie van het Europees migratiebeleid en de bijbehorende beleidsinstrumenten moeten worden ontwikkeld maar dat ook de territoriale dimensie moet worden versterkt, zodat de lokale en regionale instanties worden betrokken bij de ontwikkeling van een algehele aanpak van migratie. Met het oog hierop moet er ook op worden toegezien dat de Europese Commissie een meer proactieve rol voor het Comité van de Regio's in de prelegislatieve fase bevordert;

    is ingenomen met het initiatief om circulaire migratie te bevorderen en is van mening dat zulks een positieve bijdrage kan leveren aan de arbeidsmarkten in de lidstaten en aan de ontwikkeling van de landen van herkomst.

    Rapporteur

    :

    Anna TERRÓN I CUSÍ (ES/PSE), staatssecretaris voor Europese aangelegenheden van de autonome regering van Catalonië

    Referentiedocumenten

    Mededeling van de Europese Commissie over circulaire migratie en mobiliteitspartnerschappen tussen de Europese Unie en derde landen

    COM(2007) 248 final

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van sancties voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

    COM(2007) 249 final

    Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan

    COM(2007) 637 final

    Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en te werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven

    COM(2007) 638 final

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    Algemene aanbevelingen

    1.

    is van mening dat de Europese Unie zo snel mogelijk een echt Europees migratiebeleid moet uitwerken en haar verantwoordelijkheid moet nemen, zonder echter voorbij te gaan aan de bevoegdheden van de verschillende bestuursniveaus;

    2.

    is ingenomen met de initiatieven van de Commissie om mechanismen in het leven te roepen die reguliere arbeidsmigratie vergemakkelijken, voorzover er sprake is van een gebrek aan evenwicht tussen restrictieve maatregelen ter bestrijding van niet-reguliere migratie en maatregelen ter bevordering van reguliere migratie, en roept de Commissie op om een algemeen Europees migratiebeleid te ontwikkelen en erop toe te zien dat maatregelen op Europees niveau een meerwaarde bieden, zoals in het geval van hooggekwalificeerde werknemers;

    3.

    deelt de mening dat illegaal werk een van de belangrijkste aantrekkingsfactoren van niet-reguliere migratie is en dat de lidstaten daarom meer en beter hun best moeten doen om de maatregelen te nemen die nodig zijn voor het bestrijden van de niet-reguliere arbeidsmarkt;

    4.

    benadrukt dat, wil men de illegale arbeidsmarkt bestrijden, de aandacht in de eerste plaats zal moeten uitgaan naar degenen (werkgevers of individuele burgers) die personen zonder een vaste verblijfsvergunning in een lidstaat tewerkstellen. De immigrant zelf bevindt zich heel vaak in een zeer kwetsbare positie en kan gemakkelijk worden uitgebuit door personen die kwalijke bedoelingen hebben en het niet te nauw nemen met de wettelijke voorschriften;

    5.

    is van oordeel dat de uniforme vergunning een goed instrument is om niet-reguliere migratie te voorkomen en wijst erop dat het recht op goed bestuur is verankerd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

    6.

    acht ook de samenwerking met derde landen van fundamenteel belang voor een algehele en coherente aanpak van migratie, hetgeen reeds in december 2005 door de Europese Raad in zijn conclusies werd benadrukt. Daarin herinnert de Raad er nl. aan „dat de migratieproblematiek een cruciaal element is in de betrekkingen van de EU met een hele reeks van derde landen, waaronder vooral de aan de Unie grenzende regio's” (1);

    7.

    is van mening dat bij het aangaan van mobiliteitspartnerschappen voorrang moet worden gegeven aan derde landen die bereid zijn om inspanningen te verrichten ter bestrijding van illegale migratie en mensenhandel;

    8.

    verheugt zich over de voorstellen voor meer samenwerking met derde landen in de vorm van „mobiliteitspartnerschappen” of van technische en/of financiële bijstand, en spoort de Commissie aan tot het zoeken naar nieuwe vormen van samenwerking op voet van gelijkheid met de herkomst- en transitlanden, zodat een vertrouwensband ontstaat die deze landen in staat stelt niet-reguliere migratie gezamenlijk te bestrijden en mechanismen in te voeren om reguliere migratie in goede banen te leiden;

    9.

    onderstreept dat lokale en regionale overheden een sleutelrol spelen bij de onderhandelingen en betrekkingen met herkomst- en transitlanden, vooral op terreinen als ontwikkeling en samenwerking; herinnert aan de opmerkelijke rol die lokale en regionale overheden hebben gespeeld bij de goede werking van o.m. de programma's AENEAS, MEDA en TACIS en benadrukt de banden en contacten die dankzij de migrantengemeenschappen zijn aangeknoopt met de landen van herkomst en doorreis;

    10.

    betreurt dat in geen enkel referentiedocument over de rol van het Comité van de Regio's wordt gesproken en vindt het zorgwekkend dat geen aandacht wordt besteed aan de territoriale dimensie, terwijl de bijdrage van de lokale en regionale overheden aan het beheer van migratiekwesties alsook de adviserende rol van het Comité van de Regio's op dit vlak toch steeds zijn erkend;

    11.

    bevestigt dat niet alleen de externe dimensie van het Europees migratiebeleid en de bijbehorende beleidsinstrumenten moeten worden ontwikkeld maar dat ook de territoriale dimensie moet worden versterkt, zodat de lokale en regionale instanties worden betrokken bij de ontwikkeling van een algehele aanpak van migratie. Met het oog hierop moet er ook op worden toegezien dat de Europese Commissie een meer proactieve rol voor het Comité van de Regio's in de prelegislatieve fase bevordert (2);

    12.

    onderstreept dat lokale en regionale overheden een actieve rol spelen in het beleid ter bevordering van de integratie van migranten en erop toezien dat de mechanismen die de toegang tot de arbeidsmarkt moeten verbeteren, ook correct functioneren; wijst tevens op de rol die decentrale overheden kunnen vervullen bij de opleiding van arbeidsmigranten, zodat deze kunnen deelnemen aan de Europese arbeidsmarkt en zij bij terugkeer een plaats kunnen verwerven op de arbeidsmarkt van het land van herkomst;

    13.

    herinnert eraan dat lokale en regionale instanties een sleutelrol spelen in de openbare dienstverlening aan (legale en illegale) immigranten, aangezien zij o.m. opvang, gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting regelen. In de Verklaring van de Vijfde Conferentie van regionale parlementen van de Europese Unie (april 2006) wordt erop gewezen dat het verschijnsel migratie de kosten van openbare dienstverlening voor sommige regionale en lokale overheden sterk heeft opgedreven en dat nog steeds doet. Daarom zou het raadzaam zijn om onderzoek te doen naar nieuwe formules die lokale en regionale overheden de kans geven een grotere bijdrage te leveren aan het opzetten van nationale initiatieven en strategieën ter bevordering van de toegang tot en de integratie op de arbeidsmarkt;

    14.

    geeft de voorkeur aan de term „niet-reguliere migratie” omdat de juridische term „illegaal” in veel officiële talen onmiskenbaar verwijst naar strafbare feiten, en pleit hoe dan ook tegen het gebruik van de term „illegale migrant”;

    15.

    constateert dat ook ander EU-beleid van invloed kan zijn op migranten, zoals het ontwikkelingsbeleid, de Europese werkgelegenheidsstrategie of ander sociaaleconomisch beleid en dat een betere coördinatie van beleidsmaatregelen op alle terreinen die van invloed zijn op de migrantenbevolking derhalve geboden is;

    16.

    verzoekt de Commissie om rekening te houden met de verwachte arbeidsmarktbehoeften van de lidstaten, uitgaande van de door de lidstaten aan Eurostat verstrekte gegevens en het aantal moeilijk vervulbare vacatures. Zo kan de Commissie een beter beeld krijgen van de maatregelen en plannen van de verschillende lidstaten. Daarbij moet evenwel de nationale bevoegdheid om onderdanen uit derde landen tot de arbeidsmarkt toe te laten, gerespecteerd worden;

    17.

    onderstreept het belang van een betrouwbaar en actueel systeem van statistische gegevens dat de lidstaten in staat stelt om op vrijwillige basis informatie en ervaringen uit te wisselen over het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid, zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 862/2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming (3);

    18.

    beklemtoont de belangrijke rol die lokale en regionale overheden kunnen spelen bij het verzamelen van informatie en statistische gegevens en blijft erbij dat lokale en regionale instanties een bijdrage kunnen leveren aan o.a. de totstandkoming van een Europees migratieportaal of de uitbreiding van de diensten van het EURES-netwerk. Lokale en regionale overheden beheren talloze webportals die deze initiatieven kunnen aanvullen;

    19.

    is bezorgd omdat niet expliciet wordt verwezen naar de internationale akkoorden die de lidstaten in het kader van de Internationale Arbeidsorganisatie hebben ondertekend en herinnert eraan dat het optreden van de lidstaten in overeenstemming moet zijn met de Verklaring inzake fundamentele beginselen en rechten op het werk (IAO, 1998), met het Actieplan voor arbeidsmigranten (IAO, 2004) en in het algemeen met de fundamentele rechten van de mens zoals vastgelegd in de geldende internationale verdragen;

    20.

    acht het van groot belang dat er een netwerk van lokale en regionale instanties in het leven wordt geroepen met het oog op de ontwikkeling van statistische instrumenten en algemene indicatoren waardoor het fenomeen van de immigratie beter in kaart kan worden gebracht,

    21.

    wijst erop dat het van belang is om permanente werkgroepen en fora in het leven te roepen (conferenties, seminars…) voor de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken voor de opvang van immigranten en hun integratie op de arbeidsmarkt en in de maatschappij;

    22.

    steunt de ratificatie door de lidstaten van de Internationale Conventie inzake de bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden

    Ten aanzien van circulaire migratie en de betrekkingen met derde landen

    23.

    is ingenomen met het initiatief om circulaire migratie te bevorderen en is van mening dat zulks een positieve bijdrage kan leveren aan de arbeidsmarkten in de lidstaten en aan de ontwikkeling van de landen van herkomst;

    24.

    erkent dat circulaire migratie een positieve band tot stand kan brengen tussen de landen van herkomst en van bestemming, en een instrument kan zijn om overleg, samenwerking en wederzijds begrip te bevorderen;

    25.

    wijst erop dat circulaire migratie goed moet werken omdat dit fenomeen anders niet-reguliere migratie in de hand werkt en dat effectieve procedures moeten worden vastgesteld om de terugkeer van de migrant te garanderen en de circulariteit te bevorderen; is van mening dat circulaire migratie niet als vervanging van permanente migratie mag worden beschouwd en evenmin de initiatieven van de lidstaten ter bevordering van de integratie van migranten mag beperken;

    26.

    pleit voor een strakkere koppeling tussen het migratiebeleid en andere Europese beleidsterreinen met als doel het sociaaleconomische klimaat in de herkomstlanden te verbeteren omdat „dit kan helpen de oorzaken van illegale migratie weg te nemen” (4);

    27.

    juicht de mobiliteitspartnerschappen met derde landen toe en erkent het belang van de bevordering van samenwerkingsakkoorden met de herkomstlanden. De Commissie benadrukt in haar mededeling dat bij het sluiten van mobiliteitspartnerschappen gekeken moet worden naar de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten. In de samenwerkingsakkoorden moeten o.m. de volgende punten aan de orde komen: instrumenten om migrantenstromen samen aan te pakken, maatregelen om niet-reguliere migratie te bestrijden en de overname en terugkeer van illegale migranten naar hun land van herkomst te vergemakkelijken, alsook mechanismen om de economische ontwikkeling van deze landen te stimuleren;

    28.

    merkt op dat het in het kader van zijn verplichtingen van belang is om overnameovereenkomsten met derde landen te sluiten, en stelt vast dat deze terugkeerregelingen moeten worden vereenvoudigd met inachtneming van de rechten van migranten en de internationaal erkende rechten;

    29.

    zou graag zien dat de rol van lokale en regionale overheden bij internationale grensoverschrijdende samenwerking wordt erkend en pleit ervoor dat zij nauwer worden betrokken bij het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument; het dringt er dan ook bij de lokale en regionale overheden op aan dat zij samenwerken met de decentrale overheden van de landen van herkomst en daarbij een beroep doen op desbetreffende programma's van de Europese Commissie en met name het proefproject benutten van de in onderling overleg tot stand gekomen programmering voor territoriale samenwerking tussen de ultraperifere regio's en de naburige derde landen; het wijst erop dat juist deze decentrale overheden het best weten welke sociaaleconomische impact migratie heeft en hoe zij uitwerkt op de regio's van herkomst;

    30.

    herinnert eraan dat de effecten van circulaire migratie in de landen van herkomst moeten worden geanalyseerd en dat ook de impact van het door migranten overgemaakte geld moet worden bestudeerd; spoort ertoe aan om, op grond van deze studies, de noodzakelijke maatregelen te nemen om het overmaken van geld te vergemakkelijken;

    31.

    pleit voor het bestuderen van de mogelijkheden om de steden en regio's van herkomst en bestemming van de migrantenstromen te betrekken bij de mobiliteitspartnerschappen, omdat zij de mobiliteit van migranten kunnen verbeteren en een positieve invloed kunnen hebben op hun maatschappelijke integratie;

    32.

    blijft erbij dat een impuls moet worden gegeven aan mechanismen die de mobiliteit van arbeidsmigranten die op reguliere wijze in een lidstaat verblijven en werken, binnen de EU stimuleren;

    33.

    benadrukt dat derde landen die een mobiliteitspartnerschap zijn aangegaan, meer stimulerende maatregelen moeten nemen om terugkeer en herintegratie van migranten te bevorderen, bijvoorbeeld door actief te werken aan het scheppen van productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk. De overheidsinstellingen van het gastland moeten derde landen waarmee ze een mobiliteitspartnerschap hebben hieraan herinneren en hen raad en andere niet-financiële steun geven;

    34.

    is zeer te spreken over het idee om, ter bevordering van circulaire migratie, meervoudige inreisvisa voor een langere periode in te voeren en steunt de initiatieven die gericht zijn op het stimuleren van de deelname aan de arbeidsmarkt van de lidstaten door inwoners van derde landen die eerder zijn toegelaten als studenten en door diegenen die hebben deelgenomen aan regelingen voor circulaire migratie en die hun terugkeerverplichtingen zijn nagekomen;

    35.

    verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om te garanderen dat remigranten na terugkeer naar hun land van herkomst hun opgebouwde pensioenrechten kunnen overdragen;

    36.

    is zeer te spreken over de toename van stimulerende maatregelen in de samenwerking met derde landen, als aanvulling op andere maatregelen; het is in dit verband ook zaak de lokale en regionale overheden ertoe aan te zetten deel te nemen aan ontwikkelingsprojecten;

    37.

    steunt het idee om gemeenschappelijke visumaanvraagcentra in derde landen op te zetten en zou graag zien dat dit initiatief niet tot meer administratieve rompslomp, maar tot vereenvoudiging en versoepeling van de procedures leidt;

    Ten aanzien van de bestrijding van niet-reguliere arbeid

    38.

    steunt het streven van de Commissie om zwartwerk dat door mensen uit derde landen wordt uitgevoerd, te bestrijden. Het opleggen van economische, administratieve of, in het ergste geval, strafrechtelijke sancties bij overtreding van de EU-wetgeving is echter een zaak van de lidstaten, met uitzondering van sancties die de doeltreffendheid van het EU-recht moeten waarborgen;

    39.

    constateert dat voor elke taalversie van de richtlijn moet worden nagegaan of de term „indienstnemer” of „ondernemer” geschikt is en vindt dat, wanneer in het rechtsstelsel van een lidstaat onderscheid wordt gemaakt tussen beide termen, beter de term „indienstnemer” dan „ondernemer” wordt gebruikt, zodat ondernemerschap niet in verband wordt gebracht met strafbaar gedrag en ook wordt voorzien in situaties waarin reguliere arbeid wordt verschaft door iemand die in juridisch opzicht geen ondernemer is;

    40.

    is van mening dat de strijd tegen niet-reguliere arbeid moet worden gestreden door straffen op te leggen aan mensen die illegaal werknemers in dienst nemen maar ook door de arbeidsinspectie op te voeren en door de procedures voor legale aanwerving te verbeteren, alsook door na te gaan of er geen andere manier is om goede praktijken te bevorderen. De resultaten van arbeidsinspecties moeten openbaar worden gemaakt zodat consumenten en kandidaat-werknemers een weloverwogen keuze kunnen maken;

    41.

    bevestigt dat de strijd tegen niet-reguliere arbeid, een van de belangrijkste aantrekkingsfactoren van de aanhoudende stroom illegale migranten, bovenaan de EU-beleidsagenda op het gebied van migratie moet staan, en vindt dat de rechtsgrondslag van de richtlijn zich moet toespitsen op de bestrijding van niet-reguliere arbeid en dus ook op de vermindering van niet-reguliere migratie en niet andersom;

    42.

    herinnert eraan dat de lokale en regionale overheden, conform de nationale wetgeving, een belangrijke rol kunnen spelen bij de controle en het toezicht op de arbeidsmarkt, en dat eventueel meer personeel en materieel moet worden ingezet om het aantal inspecties te verhogen;

    43.

    bepleit om in het kader van de bestrijding van niet-reguliere arbeid speciale aandacht te besteden aan de strijd tegen migrantensmokkel en mensenhandel, en vindt dat de maffia en de georganiseerde misdaad grotendeels schuldig zijn aan het voortbestaan van het verschijnsel niet-reguliere migratie in het algemeen en arbeidsuitbuiting in het bijzonder, die een rendabele misdaadpraktijk is geworden;

    44.

    steunt de initiatieven ter bestrijding van niet-reguliere arbeid en breekt een lans voor meer gezamenlijke initiatieven van de verschillende bestuursniveaus (nationaal, regionaal en lokaal) en sociale partners (vnl. werkgevers- en werknemersorganisaties maar ook ngo's en belangenorganisaties) op dit gebied; pleit voor informatie- en voorlichtingsinitiatieven in bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt om niet-reguliere aanwerving van personeel te ontmoedigen en de voordelen van legale aanwerving te belichten;

    45.

    deelt de mening dat het geen zin zou hebben om de richtlijn ook toe te passen op particulieren die illegaal personeel aanwerven, maar wijst erop dat zulks onmogelijk valt te voorkomen als er geen soepele aanvullende regelingen worden ingevoerd voor het wettig in dienst nemen van personen met het oog op het opvullen van tekorten op de arbeidsmarkt;

    46.

    wijst erop dat het belangrijk is om tijdelijke werknemers en met name seizoensarbeiders sneller en flexibeler te kunnen aanwerven en om ook de kanalen voor seizoenmigratie af te bakenen, zoals omschreven in het beleidsplan voor legale migratie 2005, hetgeen kan helpen voorkomen dat niet-reguliere dienstverbanden blijven voortbestaan;

    47.

    wijst op de enorme kwetsbaarheid, zowel op de arbeidsmarkt als in de persoonlijke sfeer, van veel vrouwelijke migranten in de Europese Unie en pleit ervoor meer aandacht te besteden aan deze kwestie;

    48.

    staat achter het besluit om geen sancties op te leggen aan inwoners van derde landen op wie het voorstel van toepassing is, hoewel een terugkeer- of uitwijzingsbesluit (5) als strafmaatregel kan worden beschouwd, en stemt ook in met de economische sancties die aan overtreders kunnen worden opgelegd, met name de plicht tot het betalen van de terugkeerkosten, eventueel aangevuld met de kosten voor het verblijf en het levensonderhoud van de migrant hangende de afronding van de terugkeerprocedure; beklemtoont dat de EU erop moet toezien dat de verschillende wetgevingsinstrumenten die betrekking hebben op terugkeer met elkaar in overeenstemming zijn en stroken met de grondrechten;

    49.

    pleit voor het nemen van de noodzakelijke maatregelen om te garanderen dat teruggekeerde werknemers hun achterstallig loon ontvangen;

    50.

    zou graag zien dat werknemers die het slachtoffer zijn van misstanden beter worden beschermd door de bevoegde instanties in de lidstaten en dat wordt overwogen om eventueel een langdurige verblijfsvergunning te verstrekken, vooral in zeer ernstige gevallen, overeenkomstig Richtlijn 2004/81/EG betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie;

    Ten aanzien van hooggeschoolde werknemers

    51.

    verwelkomt initiatieven die legale migratie naar de EU willen bevorderen, alsook de inspanningen om de verschillende en ingewikkelde toegangswegen tot de arbeidsmarkt in de lidstaten te harmoniseren;

    52.

    acht het noodzakelijk maatregelen te nemen die de aantrekkingskracht van de Europese Unie als bestemming voor geschoolde en hooggeschoolde werknemers vergroten (zoals de blue card), aan de behoeften van de Europese arbeidsmarkten voldoen en de uitvoering van de Lissabonstrategie garanderen. Wel wordt de Commissie verzocht een duidelijkere definitie van „geschoolde” en „hooggeschoolde” migranten te geven en daarbij rekening te houden met het opleidingsniveau van de immigrant, alsook met zijn werkervaring en talenkennis en andere relevante factoren;

    53.

    wijst erop dat de bijdrage van ongeschoolde of laagopgeleide werknemers aan bepaalde Europese arbeidsmarkten niet mag worden geminimaliseerd en spoort de Commissie ertoe aan — nadat de mogelijkheden op de arbeidsmarkt voor ongeschoolde of laagopgeleide werknemers onder de loep zijn genomen — rekening te houden met de verbintenissen van de Raad over de harmonisering van procedures voor toegang op grond van redenen die verband houden met werk, zoals vastgelegd in het Beleidsplan legale migratie;

    54.

    is van mening dat de blue card niet alleen moet worden verstrekt aan geschoolde werknemers die willen worden toegelaten tot de EU, maar ook aan al diegenen die reeds op het grondgebied van een lidstaat verblijven;

    55.

    acht het van essentieel belang dat er betrouwbare basisinformatie wordt verzameld over de behoefte aan geschoold personeel op de arbeidsmarkt van de lidstaten, en verzoekt de Commissie overeenkomstig Verordening 862/2007 een doeltreffende uniforme methode voor het vergaren en presenteren van de desbetreffende statistische gegevens uit te werken;

    56.

    zou graag zien dat de lidstaten de lokale en regionale overheden meer betrekken bij de vaststelling van het aantal toe te laten inwoners uit derde landen voor het aanbod van hooggeschoold werk, en betreurt dat dit niet expliciet naar voren komt in het voorstel voor een richtlijn;

    57.

    vraagt zich af of de arbeidsmobiliteit van hoogopgeleide werknemers kan worden beïnvloed door de noodzaak om minstens twee jaar in de eerste lidstaat te blijven wonen, en spoort de Commissie aan tot het zoeken naar alternatieve manieren om de arbeidsmobiliteit te garanderen en tegemoet te komen aan de behoeften van de nationale arbeidsmarkten;

    58.

    is zeer te spreken over de toelatingsvoorwaarden voor familieleden van hoogopgeleide werknemers, een element dat bepalend kan zijn bij de rekrutering van hoogopgeleid personeel, hetgeen uit de ervaringen van landen als Australië, Canada en de Verenigde Staten is gebleken;

    59.

    wijst op het belang van het voorkomen van een braindrain in ontwikkelingslanden en stelt bezorgd vast dat volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) de programma's voor toelating van geschoolde arbeidskrachten (waaronder de recente initiatieven van de Commissie op het gebied van circulaire migratie) het gevaar van een braindrain dreigen te vergroten (6);

    60.

    pleit voor een betrouwbaar onderzoek, aan de hand van statistische en andere gegevens, naar braindrain en het effect daarvan op de herkomstlanden, teneinde samen met hen tot een oplossing te komen die de risico's en consequenties van dit verschijnsel zoveel mogelijk beperkt;

    61.

    verzoekt de Commissie alles in het werk te stellen om, als alternatief voor de braindrain, „de mobiliteit van hoogopgeleiden” te bevorderen; volgens dit concept keren migranten terug naar hun land van herkomst, dat meeprofiteert van de vaardigheden die zij in het gastland (7) hebben verworven, en worden op deze manier ook de betrekkingen tussen het land van herkomst en het gastland bevorderd en verbeterd;

    Ten aanzien van de uniforme verblijfs- en werkvergunning

    62.

    geeft uiting aan zijn tevredenheid over het voorstel voor een uniforme aanvraag van een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning, en verzoekt de procedures voor het afgeven van een dergelijke vergunning te verbeteren;

    63.

    is voorstander van elk voorstel dat de regels voor toelating van arbeidsmigranten tot de EU vereenvoudigt; pleit voor versoepeling van de procedures voor de aanvraag en afgifte van vergunningen, teneinde de efficiency van het systeem te garanderen;

    64.

    beschouwt de uniforme vergunning als een goed middel ter bestrijding van onregelmatigheden, die in de EU-lidstaten een aanzienlijk probleem vormen en die het in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde recht op goed bestuur ondermijnen;

    65.

    geeft uiting aan zijn tevredenheid over de erkenning van een gemeenschappelijk pakket van rechten voor alle houders van een uniforme vergunning, en wijst erop dat dergelijke rechten als dwingend moeten worden beschouwd in het kader van de internationale, door de IAO gegarandeerde arbeidsbescherming;

    66.

    herinnert aan het reeds in advies CdR 233/2006 (8) onderstreepte belang van maatregelen waardoor de erkenning en homologatie van diploma's en, meer in het algemeen, van door migranten in eigen land verworven beroepskwalificaties wordt vereenvoudigd, zodat zij gemakkelijker een baan vinden die recht doet aan hun capaciteiten;

    67.

    prijst de invoering van garanties in de aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning, vooral de noodzaak om in geval van weigering de reden op te geven en de mogelijkheid om tegen een weigering in beroep te gaan;

    68.

    dringt erop aan dat de lidstaten, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, op het punt van migratie samenwerken met de lokale en regionale overheden, vooral waar het gaat om integratie en de arbeidsmarkt, opdat deze kunnen meebeslissen over het aantal buitenlanders dat op hun grondgebied wordt toegelaten en over de vereisten i.v.m. hun opleidingsniveau.

    Brussel, 18 juni 2008

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    L. VAN DEN BRANDE


    (1)  Conclusies van het voorzitterschap. Europese Raad van Brussel, 15 en 16 december 2005. Punt IV, par. 8.

    (2)  Overeenkomstig het Protocol betreffende de samenwerking tussen de Europese Commissie en het Comité van de Regio's van november 2005.

    (3)  In de vijfde en zesde overweging van Verordening 862/2007 staat resp. dat er „steeds meer behoefte is aan statistische gegevens over beroep, opleiding, kwalificaties en type activiteit van migranten” en dat „geharmoniseerde en vergelijkbare communautaire statistieken op het gebied van migratie en asiel van essentieel belang zijn voor de ontwikkeling van en het toezicht op de wetgeving en het beleid van de Gemeenschap ten aanzien van immigratie en asiel en het vrije verkeer van personen”.

    (4)  COM(2007) 248 final

    (5)  COM(2005) 391 final en COM(2007) 248 final

    (6)  De voordelen veiligstellen en de risico's van de mobiliteit van werknemers verkleinen. Themadocument voor de derde sessie: Nationale en internationale arbeidsmigratie. Forum van de IAO, 2007.

    (7)  Paritaire Parlementaire Vergadering. Verslag over de migratie van geschoolde arbeidskrachten en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling van een land. ACP-UE/100.012/B/2007

    (8)  Advies van het CvdR „Het beleidsplan legale migratie, de bestrijding van illegale immigratie en toekomst van het Europees migratienetwerk”, CdR 233/2006 van 13 februari 2007


    Top