Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006IP0568

    Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006-2007 (2006/2252(INI))

    PB C 317E van 23.12.2006, p. 480–485 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    52006IP0568

    Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006-2007 (2006/2252(INI))

    Publicatieblad Nr. 317 E van 23/12/2006 blz. 0480 - 0485


    20061223

    P6_TA(2006)0568

    Uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006-2007

    Resolutie van het Europees Parlement over de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006-2007 (2006/2252(INI))

    Het Europees Parlement,

    - gezien de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006-2007 (COM(2006)0649),

    - onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 september 2006 over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding [1],

    - onder verwijzing naar de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Kopenhagen van 21- 22 juni 1993 en van de Europese Raad van Madrid van 15- 16 december 1995, van de Europese Raad van Luxemburg van 12- 13 december 1997, van de Europese Raad van Thessaloniki van 19- 20 juni 2003 en van de Raden van Brussel van 16- 17 december 2004, 16- 17 juni 2005 en 15- 16 juni 2006,

    - gezien zijn resolutie van 16 maart 2006 over het Strategiedocument over de uitbreiding (2005) [2],

    - gezien zijn resolutie van 19 januari 2006 over de Denkpauze: structuur, onderwerpen en kader voor een evaluatie van het debat over de Europese Unie [3],

    - gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

    - gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0436/2006),

    A. overwegende dat de Europese Unie een politiek project is dat stoelt op gedeelde waarden en gemeenschappelijk nagestreefde doelen,

    B. overwegende dat de EU zich heeft ontwikkeld tot een politieke unie van democratieën, die zich gebonden acht aan democratische normen en zich inzet voor het ontwikkelen van een levendige democratische cultuur,

    C. overwegende dat de aansporing die het vooruitzicht op lidmaatschap van de EU biedt ontegenzeglijk heeft bijgedragen tot bevordering van hervormingen, consolidering van de democratie, betere eerbiediging van de mensenrechten en vergroting van de stabiliteit in de naburige landen,

    D. overwegende dat de Europese Raad van Thessaloniki van 19- 20 juni 2003 nogmaals heeft bevestigd te streven naar integrale uitvoering van de agenda van Thessaloniki, en dat de Europese Raad van Brussel van 15- 16 juni 2006 nogmaals heeft bevestigd dat hij de bestaande toezeggingen die aan de landen van Zuidoost-Europa (Turkije en Kroatië, landen waarmee toetredingsonderhandelingen gaande zijn, Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM), als kandidaat-land, en de landen van de Westelijke Balkan, als potentiële kandidaatlanden) zijn gedaan met betrekking tot de uitbreiding zal nakomen, terwijl tegelijkertijd werd benadrukt dat ervoor gezorgd moet worden dat de Unie "in staat is politiek, financieel en institutioneel te functioneren terwijl zij zich uitbreidt",

    E. overwegende dat de EU voort dient te werken vanuit haar onomkeerbare inzet voor democratie en het inzicht dat democratie alleen werkt als de demos — de burgers van Europa — zijn eigen uitbreiding met nieuwe lidstaten en de integratie van hun burgers, erkent en steunt,

    F. overwegende dat het Europees Parlement, samen met nationale parlementen en met de steun van regionale en lokale autoriteiten en organen van het maatschappelijk middenveld, kan bijdragen tot verbetering van transparantie en verantwoording in het uitbreidingsproces en aldus de publieke consensus over deze kwestie kan vergroten,

    G. overwegende dat uitbreiding — zoals vastgelegd in het Verdrag — dient bij te dragen tot het Europese integratieproces en de totstandbrenging van een steeds hechter wordend verbond tussen de volkeren van Europa, maar de politieke aard van dit project niet mag ondermijnen; zij dient voorts bij te dragen tot bevordering van vrede, veiligheid, stabiliteit, democratie en welvaart in Europa,

    H. overwegende dat derhalve bij beraad over de toekomst van de Unie rekening moet worden gehouden met de integratiecapaciteit van de Unie,

    I. overwegende dat in de verklaring van de Europese Raad van Kopenhagen van 21- 22 juni 1993"het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de Europese integratie" een belangrijke overweging werd genoemd,

    J. overwegende dat de lidstaten en instellingen van de EU moed moeten tonen bij de behandeling van de institutionele, financiële en politieke aspecten die ten grondslag liggen aan het vermogen van de Unie om nieuwe lidstaten te integreren,

    K. overwegende dat dit een grondige analyse vooronderstelt van de gevolgen van een groter aantal lidstaten voor het cohesiebeleid van de Unie en voor haar financiën,

    L. overwegende dat integratiecapaciteit een evolutionair concept is dat regelmatig moet worden beoordeeld in het licht van nieuwe omstandigheden,

    M. overwegende dat integratiecapaciteit gebaseerd is op objectieve criteria en betrekking heeft op concrete problemen, en derhalve niet moet worden verward met de perceptie die het publiek heeft van de gevolgen van verdere uitbreiding,

    N. overwegende dat integratiecapaciteit geen nieuw criterium is dat op kandidaat-lidstaten wordt toegepast, maar een voorwaarde vormt voor het welslagen van uitbreidingen en voor verdieping van het Europese-integratieproces; voorts overwegende dat de verantwoordelijkheid voor de "verbetering van de integratiecapaciteit" bij de Unie ligt en niet bij de kandidaat-lidstaten,

    O. overwegende dat toetredingslanden en kandidaat-lidstaten moeten voldoen aan de criteria van Kopenhagen en aan alle andere verplichtingen die voortvloeien uit de Verdragen van de EU, alsmede haar bilaterale overeenkomsten,

    1. is het met de Commissie eens dat eerdere uitbreidingen een succes zijn geweest, de Europese Unie hebben versterkt — door middel van stimulansen voor haar economische groei, versterking van haar rol in de wereld en bevordering van nieuw EU-beleid — en de democratie, de vrede en de welvaart in Europa hebben bevorderd; benadrukt dat uitbreiding in het algemeen één van de meest doeltreffende instrumenten van het buitenlands en het conflictpreventiebeleid van de EU is; herinnert eraan dat dit was gebaseerd op de brede steun voor eerdere uitbreidingen als vervulling van de oorspronkelijke missie van de Europese integratie om het Europese continent te herenigen na de politieke tegenstellingen van de twintigste eeuw;

    2. stelt niettemin vast dat er lessen kunnen worden getrokken uit eerdere ervaringen, in het bijzonder ten aanzien van de noodzaak elk kandidaat-land op zijn eigen merites te beoordelen en de toetredingsonderhandelingen te voeren aan de hand van een tijdschema gebaseerd op daadwerkelijke naleving van de toetredingscriteria zoals vastgelegd op de Europese Raad van Kopenhagen (Kopenhagen-criteria), alsook ten aanzien van de noodzaak te vermijden dat er in een te vroeg stadium een datum wordt genoemd voor definitieve toetreding;

    3. is van opvatting dat deze lessen moeten worden gebruikt om de kwaliteit en de transparantie van het uitbreidingsproces te verbeteren;

    4. is van mening dat de Unie haar verbintenissen jegens landen die reeds uitzicht hebben op lidmaatschap dient na te komen, op voorwaarde echter dat deze landen voldoen aan de Kopenhagen-criteria voor EU-lidmaatschap en de daaruit voortvloeiende verplichtingen nakomen; beklemtoont dat de nakoming van deze verbintenissen voor deze landen een sterke stimulans vormt om hervormingen door te voeren;

    5. stemt ermee in dat consolidatie, conditionaliteit en communicatie de leidende beginselen zijn in de uitbreidingsstrategie van de EU; is van mening dat elke verdere uitbreidingstoezegging veel diepgaander dan ooit tevoren dient te worden bestudeerd in het licht van de integratiecapaciteit van de Unie, zowel vanuit institutioneel en financieel oogpunt als vanuit politiek oogpunt;

    6. betreurt derhalve dat de Commissie in gebreke blijft een voldoende diepgaande analyse te verstrekken van de kwesties die moeten worden opgelost voordat de Unie kan voortgaan met verdere uitbreidingen;

    7. acht het deel speciaal verslag over de capaciteit van de EU om nieuwe lidstaten op te nemen, in bijlage 1 bij de Mededeling, een onbevredigend antwoord op het verzoek van het Parlement in paragraaf 5 van hogergenoemde resolutie van 16 maart 2006, om "een verslag […] waarin een uiteenzetting wordt gegeven van dit begrip";

    8. is van mening dat de integratiecapaciteit van de Unie in wezen rust op drie pijlers, te weten haar instellingen en hun legitimiteit en vermogen om te handelen en op democratische en efficiënte wijze besluiten te nemen in nieuwe omstandigheden, haar financiële middelen en de algehele bijdrage die zij vormen tot economische en sociale samenhang, en het vermogen van een grotere Unie om haar politieke doelen na te streven;

    9. herinnert eraan dat de verantwoordelijkheid voor verbetering van de integratiecapaciteit derhalve bij de Unie ligt en niet bij de kandidaat-lidstaten;

    10. is van opvatting dat de EU van haar burgers alleen een positieve houding jegens uitbreiding kan verwachten als zij een Europa zien dat resultaten boekt; benadrukt derhalve dat integratiecapaciteit niet gescheiden gezien kan worden van het vermogen van Europa om op te treden; is van mening dat uitbreiding onderdeel moet worden van de Agenda voor de burger van de Unie en dienovereenkomstig gecommuniceerd moet worden;

    11. is van oordeel dat de Unie alleen naar behoren kan functioneren als alle lidstaten zonder enig voorbehoud instemmen met en in de praktijk uitvoering geven aan de universele waarden die aan de EU als politiek project ten grondslag liggen: de onvervreemdbare en onschendbare rechten van het individu, vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat, die tezamen de Europese identiteit vormen;

    12. is van opvatting dat als niet wordt gewaarborgd dat de integratiecapaciteit van de EU in overeenstemming is met haar uitbreidingsagenda, de Unie intern en extern zal verzwakken en de voordelen van een groeiend lidmaatschap voor alle lidstaten zullen afnemen, en dat dit effect niet wordt gecompenseerd door een grotere externe omvang;

    13. bekritiseert de Commissie voor de oppervlakkige wijze waarop zij de institutionele aspecten behandelt; verwijst in dit verband naar zijn resolutie van 13 december 2006 over de institutionele aspecten van de capaciteit van de Europese Unie om nieuwe lidstaten op te nemen [4];

    14. herinnert aan de bewoording van zijn hogergenoemde resolutie van 19 januari 2006 en herbevestigt dat, na de toetreding van Bulgarije en Roemenië, het Verdrag van Nice geen een adequate basis meer zal vormen voor verdere uitbreidingen;

    15. dringt er derhalve bij de staatshoofden en regeringsleiders op aan het constitutionele proces voor eind 2008 af te ronden, zoals verklaard tijdens de Europese Raad van Brussel van juni 2006, teneinde de Unie in staat te stellen doeltreffender, transparanter en democratischer te werken, hetgeen een vereiste is voor verdere uitbreidingen;

    16. herinnert de staatshoofden en regeringsleiders aan hun taak dit proces voor de volgende Europese verkiezingen te voltooien, teneinde vertraging in de lopende toetredingsonderhandelingen te voorkomen;

    17. benadrukt dat hervorming van de instellingen van de Unie noodzakelijk is en rigoureus en snel dient te worden uitgevoerd, ongeacht verdere uitbreidingen;

    18. bevestigt dat toetredingsonderhandelingen zullen verlopen in overeenstemming met de merites en behaalde resultaten van elk van de onderhandelingspartners;

    19. verwelkomt en steunt de inzet van de Commissie voor verbetering van de kwaliteit van het toetredingsproces door het ijkpuntgestuurd en transparanter te maken, alsook door stelselmatig in bepalende fases van het proces effectbeoordelingen te maken voor belangrijke beleidsterreinen;

    20. is van mening dat bij de geplande herziening van de begroting van de Unie in 2008/2009 rekening moet worden gehouden met de toekomstige integratie van de huidige kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten;

    21. wijst erop dat de financiële gevolgen van verdere uitbreidingen in de mededeling van de Commissie niet diepgaand worden behandeld; verzoekt de Commissie om voorafgaand aan enige verdere toetreding duidelijke en geloofwaardige ramingen te verstrekken van de budgettaire gevolgen;

    22. herhaalt dat dit debat betrekking heeft op moeilijke onderwerpen, die gevolgen zouden kunnen hebben voor gemeenschappelijke beleidsterreinen van de Unie, inclusief haar cohesiebeleid;

    23. is van opvatting dat met spoed moet worden gesproken over de financiële gevolgen van verdere uitbreidingen, een kwestie waarvan de complexiteit impliciet door de staatshoofden en regeringsleiders werd erkend in hun weigering daarmee rekening te houden in het financiële kader voor 2007-2013; roept de Raad Algemene Zaken en de ECOFIN-Raad ertoe op een gezamenlijk debat over deze kwestie te houden;

    24. benadrukt dat aan naleving van de politieke criteria, zoals vastgesteld op de Europese Raad van Kopenhagen, ook op het gebied van de rechtsstaat, hogere prioriteit moet worden gegeven dan tot dusver in toetredingsonderhandelingen het geval is geweest, en dat er een rechtstreeks verband dient te worden aangebracht tussen deze criteria en het algehele tempo van de onderhandelingen;

    25. is in verband hiermee ingenomen met de opneming in het huidige onderhandelingskader van een hoofdstuk over rechtswezen en fundamentele rechten, waarin de politieke kwesties aan de orde worden gesteld, hetgeen de EU-instellingen in staat stelt de voortgang op deze cruciale terreinen nauwlettend te volgen;

    26. is van oordeel dat bij voorgaande uitbreidingen voortuitgang op het gebied van justitie, corruptie en fundamentele rechten in de vroege fases van de onderhandelingen onvoldoende aandacht heeft gekregen; verklaart een veel actievere rol te zullen gaan spelen bij het toezicht op het toetredingsproces, met speciale nadruk op de politieke aspecten ervan; roept de Raad ertoe op hetzelfde te doen en duidelijke en naar behoren gemotiveerde aanbevelingen te doen aan kandidaat-lidstaten in plaats van slechts nota te nemen van technische vooruitgang bij de onderhandelingen;

    27. herinnert aan het duidelijke vooruitzicht op EU-lidmaatschap dat de landen van de westelijke Balkan werd geboden tijdens de top van Thessaloniki van 19- 20 juni 2003; blijft volledig toegewijd aan deze vooruitzichten, die moeten worden gehandhaafd, teneinde stabiliteit en vrede in deze regio te consolideren; herinnert deze landen eraan dat zij zullen worden beoordeeld op basis van hun eigen verdiensten en dat deze bepalend zullen zijn voor het tempo van hun integratie in de EU;

    28. is ingenomen met het besluit van de Raad van 13 november 2006 om de mandaten vast te stellen voor de onderhandelingen over vereenvoudiging van visumregelingen en overname-overeenkomsten met de landen van de westelijke Balkan, als eerste stap ter bevordering van persoonlijke contacten tussen de volken van deze landen en de EU; benadrukt evenwel dat visumvrij reizen het doel is;

    29. is verheugd over de aanhoudende vooruitgang die kandidaat-lidstaat Kroatië boekt op weg naar integratie in de EU; roept de onderhandelaars van beide zijden ertoe op het in de onderhandelingen bereikte tempo vast te houden met het oog op een snelle afronding;

    30. neemt kennis van het voortgangsverslag 2006 van de Commissie over Turkije, waarin erop wordt gewezen dat de politieke hervormingen weliswaar zijn voortgezet, maar dat het tempo ervan is vertraagd, en waarin voorts de tekortkomingen in het hervormingsproces worden bevestigd die reeds waren vermeld in de resolutie van het Europees Parlement van 27 september 2006 over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding; wijst er met nadruk op dat hiertoe ook behoort de ratificatie en volledige tenuitvoerlegging door Turkije van het in juni 2005 ondertekende Aanvullend Protocol waarmee de associatie-overeenkomst EG-Turkije wordt uitgebreid tot de tien nieuwe lidstaten, in overeenstemming met de verklaring van de EU van 21 september 2005;

    31. benadrukt dat de Turkse weigering zich volledig te houden aan de voorwaarden van het Aanvullend Protocol de soepele voortgang van de toetredingsonderhandelingen ernstig in gevaar brengt; wijst erop dat het besluit van de Raad om geen onderhandelingen te starten over acht belangrijke hoofdstukken met betrekking tot beleidsdomeinen die relevant zijn voor Turkije's beperkingen aangaande de Republiek Cyprus en om voorlopig geen hoofdstukken af te sluiten een onvermijdelijk gevolg is van het Turkse standpunt indeze; spoort Turkije aan op constructieve wijze samen te werken om ervoor te zorgen dat het Aanvullend Protocol zo snel mogelijk wordt uitgevoerd; verheugt zich in dit verband over de tot de Commissie gerichte uitnodiging om jaarlijks rapporten in te dienen over de vooruitgang die gemaakt is bij de aanpak van de kwesties die vallen onder de verklaring van de EU van 21 september 2005;

    32. betreurt ten zeerste dat de inspanningen van het Finse voorzitterschap om een oplossing te vinden voor de huidige impasse betreffende de volledige uitvoering van het Aanvullend Protocol enerzijds en het verder verkleinen van de isolatie van de Turks-Cypriotische gemeenschap anderzijds geen succes hebben gehad; dringt er bij het Duitse voorzitterschap op aan deze inspanningen intensief voort te zetten in nauwe samenwerking met de VN-inspanningen;

    33. is van oordeel dat de Europese Unie bereid moet zijn een tijdschema vast te stellen om te bewerkstelligen dat de hierboven genoemde doelstellingen binnen een redelijke tijdspanne kunnen worden verwezenlijkt;

    34. dringt er bij de Raad op aan alleen nieuwe verbintenissen aan te gaan op basis van een diepgaande beoordeling van de institutionele, financiële, politieke en sociaal-economische gevolgen; verzoekt de Commissie derhalve alomvattende effectbeoordelingen te verstrekken wanneer zij nieuwe lidmaatschapsaanvragen in behandeling neemt en wanneer zij haar aanbevelingen over het openen of beëindigen van onderhandelingen voorlegt;

    35. herinnert eraan dat, tijdens toetredingsonderhandelingen, wanneer de Raad, eenparig optredend op basis van een voorstel van de Commissie, benchmarks vaststelt voor het openen en voorlopig afsluiten van elk hoofdstuk, de lidstaten objectief moeten handelen ten aanzien van alle kandidaat-landen;

    36. gelooft dat het instemmingsrecht van het Parlement niet alleen van toepassing behoort te zijn na afronding van de onderhandelingen, maar ook voordat er onderhandelingen over lidmaatschap worden gestart;

    37. merkt op dat naarmate de EU meer uitbreidingsonderhandelingen met de landen van de Balkan voert — en start —, de aanpak van endemische corruptie en regionale netwerken van georganiseerde criminaliteit een steeds belangrijker punt zal worden op de weg naar toetreding; beveelt derhalve ten sterkste aan de huidige financiële instrumenten voor de uitbreiding te versterken en te heroriënteren, teneinde deze — als topprioriteit — te richten op de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit, met speciale nadruk op hervorming van het rechtswezen, versterking van de capaciteit van het openbaar bestuur en verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking;

    38. herinnert de regeringen en parlementen van de lidstaten eraan dat het hun verantwoordelijkheid is het publiek adequaat te informeren over de voordelen die eerdere uitbreidingen hebben opgeleverd en de belangen die spelen bij verdere uitbreidingen, alsook over de redenen voor de besluiten die zij gedurende het toetredingsproces, unaniem, nemen;

    39. roept de Commissie er derhalve toe op samen te werken met de lidstaten, het Europees Parlement en de nationale parlementen om de uitbreidingsagenda doeltreffender over het voetlicht te brengen en aldus de transparantie van het proces te verbeteren;

    40. is ingenomen met de aanbeveling van de Commissie om de screeningsverslagen, de ijkpunten voor het openen van onderhandelingen en het definitieve gemeenschappelijke standpunt van de EU openbaar te maken;

    41. verzoekt de Commissie dringend een exactere definitie te geven van haar "versterkt nabuurschapsbeleid" en gedetailleerd te beschrijven wat dit type betrekkingen inhoudt;

    42. herhaalt zijn eerdere oproep aan de Commissie en de Raad om voor alle Europese landen die momenteel geen vooruitzichten op lidmaatschap hebben voorstellen in te dienen voor nauwe multilaterale betrekkingen met de EU, die aansluiten op hun specifieke behoeften en belangen; benadrukt dat het aan alle landen met erkende lidmaatschapsvooruitzichten zelf is om te beslissen of zij zich al dan niet bij dit multilaterale kader wensen aan te sluiten als tussenstap naar volledig lidmaatschap;

    43. verzoekt de Commissie en de Raad in verband hiermee te overwegen een alomvattend regionaal beleid van de EU voor het hele gebied van de Zwarte Zee te ontwikkelen als onderdeel van een versterkt nabuurschapsbeleid, en naast de strategieën voor de betrekkingen met andere landen, met als doel hechtere bilaterale en multilaterale economische en politieke banden te smeden tussen de EU en alle landen in dit gebied, in het bijzonder op het gebied van vrije handel, zoals krachtens de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, investeringen, energiezekerheid en migratiebeleid;

    44. is van mening dat bovengenoemde mogelijkheden, die een breed scala aan operationele mogelijkheden omvatten, een reële en aantrekkelijke optie zouden kunnen vormen, die partnerlanden, zonder een volledig lidmaatschap uit te sluiten, een stabiel lange-termijnperspectief voor institutionele betrekkingen met de EU biedt en tevens de noodzakelijke aansporingen bevat om de vereiste interne hervormingen in de desbetreffende landen te bevorderen;

    45. verzoekt de Commissie en de Raad in deze context te overwegen de bijstand van de Gemeenschap te moduleren in het licht van de vooruitgang die de begunstigde landen boeken bij de verwezenlijking van de hervormingen die noodzakelijk zijn voor hun integratie in Europa;

    46. benadrukt dat, hoewel Rusland geen kandidaat is voor het EU-lidmaatschap noch deel uitmaakt van het Europees nabuurschapsbeleid, de betrekkingen met dit grootste buurland van de EU van essentieel belang blijven in de context van elke toekomstige uitbreidingsstrategie; benadrukt in verband hiermee dat de EU moet blijven trachten een afzonderlijk en breed opgezet partnerschap met Rusland te ontwikkelen, dat handel en energie omvat, maar bovenal mensenrechten en democratiseringsvraagstukken;

    47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten, toetredingslanden en kandidaat-lidstaten.

    [1] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0381.

    [2] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0096.

    [3] PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 306.

    [4] P6_TA(2006)0569.

    --------------------------------------------------

    Top