Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AR0395

Advies van het Comité van de Regio's over De postdiensten in de Gemeenschap

PB C 197 van 24.8.2007, p. 37–47 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 197/37


Advies van het Comité van de Regio's over „De postdiensten in de Gemeenschap”

(2007/C 197/07)

Het Comité is van mening dat het tijdpad voor de verwezenlijking van de interne markt voor postdiensten in 2009, zoals voorgesteld in Richtlijn 2002/39 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de verdere blootstelling van de gemeenschappelijk postmarkt aan mededinging, moet worden verlengd tot 31 december 2010, met een overgangsperiode tot 2012 voor lidstaten die zulks nodig achten. Daarbij moet de Commissie van tevoren klaarheid te scheppen in de juridische aspecten van de verschillende voor de financiering van de universeledienstverplichtingen geopperde varianten. Ook zal de Commissie in haar eerstvolgende verslag, dat uiterlijk op 31 december 2010 moet worden uitgebracht, na uitgebreid overleg met belanghebbenden en adequate studies, een oordeel vellen over de doeltreffendheid van de in de richtlijn voorgestelde financieringsmethoden en over de vraag of de reikwijdte van de universele dienst al dan niet zodanig is dat daarmee aan de behoeften van de cliënten kan worden voldaan.

Het postnet kan als geheel, inclusief gefranchisede postkantoren, niet alleen postdiensten leveren, maar ook fungeren als platform voor de verlening van andere openbare diensten. Dan kan worden tegemoetgekomen aan de basisbehoeften in berg-, plattelands- en afgelegen gebieden, doordat elektronische toegang worden geboden tot basisdiensten.

De nieuwkomers hebben nieuwe banen geschapen op de reeds geliberaliseerde markten, maar ook — in indirecte zin — in van de postsector afhankelijke bedrijfstakken. Alleen dreigen banen in de postbezorging (die tot dusverre werd gekenmerkt door vaste banen en gegarandeerde inkomens) door de voorgestelde liberalisering af te glijden naar arbeidsonzekerheid en lage lonen.

I.   Beleidsaanbevelingen

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap

COM (2006) 594 final — 2006/0196 (COD)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

is van mening dat goede postdiensten van essentieel belang zijn voor alle vormen van economische en sociale activiteit en niet zijn weg te denken uit de communicatie binnen de EU;

2.

benadrukt de sleutelrol van postdiensten voor de territoriale en sociale cohesie in de EU, en in het bijzonder van de universele dienstverlening waardoor hoogwaardige, betrouwbare en financieel toegankelijke postdiensten, ongeacht de geografische en financiële omstandigheden, beschikbaar worden gemaakt;

3.

onderstreept zijn steun en inzet voor de voltooiing van de Europese interne markt door een gereguleerde liberalisering van de postmarkt waarop de levering van deze universele dienst duurzaam wordt gegarandeerd;

4.

is van mening dat het tijdpad voor de verwezenlijking van de interne markt voor postdiensten in 2009, zoals voorgesteld in Richtlijn 2002/39 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de verdere blootstelling van de postmarkt in de Gemeenschap aan mededinging, moet worden verlengd tot 31 december 2010, met een overgangsperiode tot 2012 voor lidstaten die zulks nodig achten. De Commissie dient van tevoren klaarheid te scheppen in de juridische aspecten van de verschillende voor de financiering van de universeledienstverplichtingen geopperde varianten. Ook zal de Commissie in haar eerstvolgende verslag, dat uiterlijk op 31 december 2010 moet worden uitgebracht, na uitgebreid overleg met belanghebbenden en adequate studies, een oordeel vellen over de doeltreffendheid van de in de richtlijn voorgestelde financieringsmethoden en over de vraag of de reikwijdte van de universele dienst al dan niet zodanig is dat daarmee aan de behoeften van de cliënten kan worden voldaan;

5.

is van mening dat de Europese en nationale regulering van postdiensten de consument de verlening van universele diensten moet garanderen, waarbij de postbedrijven de mogelijkheid moeten hebben om flexibel op veranderende marktomstandigheden en consumentenbehoeften in te spelen;

6.

sluit zich aan bij de opvatting dat de mondialisering, de marktvraag naar hoogwaardige diensten, en de technologische vooruitgang tot gevolg hebben dat de postdienstensector aan snelle veranderingen onderhevig is. Het Comité benadrukt dat een hoogwaardige, moderne en technologisch geavanceerde universele postdienst een voorwaarde is voor de voltooiing van de interne markt, voor toekomstige economische groei en voor sociale inclusie. Vooral in afgelegen en geïsoleerde verstedelijkte gebieden leunen consumenten en kleine bedrijven sterk op postdiensten. Tegelijkertijd zijn er nu echter, dankzij nieuwe moderne technologieën, ook nieuwe manieren om berichten over te brengen, iets waarmee bij het bepalen van de reikwijdte van de universele dienst rekening dient te worden gehouden;

7.

wijst erop dat traditionele postzendingen in een aantal lidstaten langzamerhand worden vervangen door nieuwe vormen van communicatie. Dit heeft voor de postbedrijven geleid tot sterk geslonken volumes te verwerken post, iets waarmee bij de vaststelling van de reikwijdte en de financieringswijze van deze universele dienstverplichting rekening dient te worden gehouden;

8.

adviseert om meer aandacht te schenken aan het mogelijke banenverlies als gevolg van het liberaliseringsproces, ook al zullen er waarschijnlijk dankzij de komst van nieuwe concurrenten op de markt daarnaast eveneens nieuwe arbeidsplaatsen worden gecreëerd;

9.

stelt voor dat de lidstaten en de Commissie verder kijken naar mogelijkheden tot het opzetten van omscholingsprogramma's voor de huidige werknemers van de postsector, aangezien hen — werknemers van de huidige monopolisten — als gevolg van de toetreding van nieuwe spelers tot de markt mogelijk ontslag wacht;

10.

stelt vast dat de nieuwkomers nieuwe banen hebben geschapen op de reeds geliberaliseerde markten, maar ook — in indirecte zin — in van de postsector afhankelijke bedrijfstakken. Alleen dreigen banen in de postbezorging (die tot dusverre werd gekenmerkt door vaste banen en gegarandeerde inkomens) door de voorgestelde liberalisering af te glijden naar arbeidsonzekerheid en lage lonen;

11.

verzoekt de lidstaten en de Commissie om de mogelijkheden te onderzoeken die voortvloeien uit het in franchise geven van een verkooppunt voor postdiensten, zoals in enkele Noordelijke landen met zeer goed gevolg is gedaan. In deze landen is gebleken dat een gefranchised postkantoor in combinatie met een andere bedrijfsactiviteit een zeer klantvriendelijke manier is om postdiensten te verlenen;

12.

is van mening dat het postnet als geheel, inclusief gefranchisede postkantoren, niet alleen postdiensten kan leveren, maar ook kan fungeren als platform voor de verlening van andere openbare diensten. Dan kan worden tegemoetgekomen aan de basisbehoeften in berg-, plattelands- en afgelegen gebieden, doordat elektronische toegang worden geboden tot basisdiensten;

13.

merkt op dat onduidelijk blijft of de informatie die de lidstaten krachtens artikel 6 over de universele dienst moeten verschaffen, slaat op de door de overheid te bepalen speciale kenmerken van de universele dienst of op de voorwaarden waaronder het postbedrijf de universele dienst moet verlenen. Dit artikel dient dan ook te worden gewijzigd om volledig duidelijk te maken voor welke partijen lidstaten maatregelen kunnen nemen;

14.

merkt op dat er in artikel 7 van de richtlijn wel degelijk alternatieven worden aangereikt in de vorm van mogelijke overheidscompensatie door middel van rechtstreekse overheidssubsidies, of — indirect — in de vorm van financiering via de procedures voor overheidsopdrachten;

15.

verzoekt om een verdere toelichting op de financieringsalternatieven zoals voorgesteld in artikel 7;

vindt in het algemeen dat de Commissievoorstellen met betrekking tot de verschillende financieringsopties niet op haalbaarheid en doeltreffendheid zijn beoordeeld;

benadrukt dat de doeltreffendheid van een compensatiefonds in geen enkel land ter wereld empirisch is aangetoond;

wijst er met klem op dat de financiering van de universeledienstverplichtingen door middel van staatssteun gezien de bezuinigingsdruk op de overheidsbegrotingen niet bepaald een variant is waar met zekerheid van kan worden uitgegaan. De liberalisering van de postmarkt mag niet tot gevolg hebben dat alleen de overheid opdraait voor de met de postdienstverlening in achterstandsgebieden gemoeide kosten (bv. in berg- of dunbevolkte gebieden), terwijl de voordelen ervan naar particuliere ondernemingen gaan. Een bijkomend probleem is dat de betalingen door de overheid dusdanig vorm moeten worden gegeven dat de compensaties aan de in de zaak Altmark (zaak C-280/00 Altmark Trans) gestelde criteria voldoen;

16.

is van mening dat er in artikel 9 onvoldoende rekening wordt gehouden met de van lidstaat tot lidstaat verschillende omstandigheden die het scala aan alternatieve oplossingen beperken. Het Comité stelt daarom voor om in de richtlijn de mogelijkheid op te nemen dat verschillende procedures voor de afgifte van vergunningen of het verlenen van toestemming kunnen worden gecombineerd en gecoördineerd, rekening houdend met de specifieke lokale omstandigheden in elke lidstaat;

17.

is van mening dat er aan de operationele betrouwbaarheid van ondernemingen die als leverancier van de universele dienst zijn aangewezen, geen hogere eisen mogen worden gesteld dan aan postbedrijven in het algemeen. Indien er strengere eisen worden gesteld aan de leverancier van de universele dienst, zal dat leiden tot hogere kosten;

18.

onderschrijft het standpunt dat het in een volledig vrije markt, zowel voor het financiële evenwicht van de universele dienst als voor het inperken van mogelijke marktverstoringen, van belang is om slechts ten behoeve van de in de desbetreffende nationale wetgeving gedefinieerde bescherming of bevordering van openbaredienstverplichtingen, af te wijken van het beginsel dat prijzen een weerspiegeling dienen te zijn van normale marktomstandigheden en kostenstructuren. Dat onderstreept het feit dat lidstaten, indien mogelijk, uniforme tarieven dienen te hanteren voor post tegen enkelstukstarieven, de dienst waarvan consumenten en kleine ondernemingen het meest gebruikmaken. Bovendien mogen die beginselen universeledienstverleners niet beletten om op vrijwillige basis uniforme tarieven aan te rekenen;

19.

vindt het van buitengewoon belang dat de prijsstellingsbeginselen voor de universele dienst in overeenstemming zijn met artikel 12 en dat de regulering ervan duidelijk genoeg en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is;

20.

adviseert de Commissie om opheldering te geven over wat nu precies wordt bedoeld met kostenoriëntering van prijzen, alsook met de vereiste dat prijzen het behalen van doelmatigheidsvoordelen moeten stimuleren. In de richtlijn en de preambule ervan moet bovendien uitdrukkelijk worden vastgelegd dat de vereisten met betrekking tot de prijsvorming voor de universele dienst, postbedrijven er niet toe mogen verplichten om hun prijzen te verlagen om de eenvoudige reden dat er dankzij een doelmatigere bedrijfsvoering meer winst wordt gemaakt;

21.

vindt het van buitengewoon belang dat de vereisten met betrekking tot de redelijkheid en kostengerichtheid van de prijzen voor universele diensten duidelijk genoeg worden gereguleerd, zodat deze niet kunnen worden gebruikt als een instrument voor prijstoezicht, maar uitsluitend worden bezien in het licht van de beginselen van het mededingingsrecht;

22.

is van mening dat de tarifering van andere dan universele diensten niet gereguleerd mag worden;

23.

merkt op dat artikel 14, lid 2, inzake de bedrijfsboekhouding uniformer is dan de huidige regeling, omdat geen gescheiden boekhouding voor de universele dienst of de berekening van de kosten nodig is als het postbedrijf voor de levering van de universele dienst geen externe financiering ontvangt;

24.

is van mening dat in de richtlijn duidelijk melding moet worden gemaakt van het beginsel dat een postbedrijf geen gescheiden boekhouding voor de kosten van de universele dienst hoeft te voeren als de lidstaat in kwestie geen financieringssysteem heeft ingericht voor de universele dienst of als de universele dienst volledig aan de marktwerking wordt overgelaten;

25.

is van mening dat het in artikel 14, lid 8 genoemde beginsel dat een nationale regelgevende instantie bij de toepassing van artikel 14 naar eigen goeddunken kan handelen — bijvoorbeeld om een gescheiden bedrijfsboekhouding verplicht te stellen — overbodig is. Tevens vindt het dat de keuzemogelijkheid voor de nationale regelgevende instantie om de bepalingen van artikel 14 niet toe te passen, dient te worden geschrapt. In plaats hiervan dient in de alinea duidelijk te worden gemaakt dat de verplichting om een gescheiden boekhouding te voeren, niet van toepassing is als de lidstaat geen financieringsmechanisme overeenkomstig artikel 7 heeft ingesteld of als er geen leverancier voor de universele dienst is aangewezen;

26.

acht het van essentieel belang dat de kosten van de universele dienst als zodanig worden geïdentificeerd en dat er terdege met deze kosten rekening wordt gehouden als de kans groot is dat het als leverancier van de universele dienst aangewezen bedrijf volgens het beginsel van de kostenoriëntering zal tariferen.

II.   Aanbevelingen voor wijzigingen

Wijziging 1

Overweging 12 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(12)

De volledige openstelling van de markt zal bijdragen tot een algehele uitbreiding van de postmarkten, tot de instandhouding van duurzame en kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen bij leveranciers van de universele dienst en tot de schepping van nieuwe banen bij andere exploitanten, bij nieuwkomers en in aanverwante economische bedrijfstakken. Deze richtlijn laat de bevoegdheid van de lidstaten onverlet om de arbeidsvoorwaarden in de sector van de postdiensten te regelen..

(12)

De volledige openstelling van de markt zal bijdragen tot een algehele uitbreiding van de postmarkten, tot de instandhouding van duurzame en kwalitatief hoogwaardige arbeidsplaatsen bij leveranciers van de universele dienst en tot de schepping van nieuwe banen bij andere exploitanten, bij nieuwkomers en in aanverwante economische bedrijfstakken. Deze richtlijn laat de bevoegdheid van de lidstaten onverlet om de arbeidsvoorwaarden in de sector van de postdiensten te regelen.

Motivering

De impact van een volledige openstelling van de markt kan niet door de Commissie in een wetsvoorstel worden voorspeld. De tweede zin van de overweging is echter wél een duidelijke juridische uitspraak.

Wijziging 2

Overweging 17 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(17)

In het licht van de uitgevoerde studies en teneinde het potentieel van de interne markt voor postdiensten volledig te benutten, verdient het aanbeveling niet langer van voorbehouden diensten en bijzondere rechten gebruik te maken om de financiering van de universele dienst te verzekeren.

(17)

In het licht van de uitgevoerde studies en teneinde zorg te dragen voor een duurzame en gewaarborgde financiering van de universele dienst, met benutting van het potentieel van de interne markt voor postdiensten volledig te benutten, verdient het aanbeveling niet langer om voor de lidstaten die dit nodig achten de mogelijkheid open te laten om gebruik te maken van voorbehouden diensten en bijzondere rechten gebruik te maken als middel om de financiering van de universele dienst te verzekeren. Deze mogelijkheid dient echter alleen te worden geboden in een overgangsperiode tot 2012.

Wijziging 3

Overweging 24 van Richtlijn 97/67/EC

Text proposed by the Commission

CoR Amendment

(24)

In een door volledige mededinging gekenmerkte omgeving is het zowel voor het financiële evenwicht van de universele dienst als voor de beperking van de marktverstoringen van belang dat alleen van het beginsel dat de prijzen de normale marktvoorwaarden en kosten moeten weerspiegelen wordt afgeweken om het algemeen belang te beschermen. Dit doel wordt bereikt door de lidstaten te blijven toestaan uniforme tarieven te handhaven voor post tegen enkelstukstarieven, de dienst waarvan consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen het vaakst gebruik maken. Ter bescherming van het algemeen belang, zoals toegang tot cultuur en bewaring van de regionale en sociale samenhang, mogen individuele lidstaten ook uniforme tarieven voor bepaalde andere postzendingen handhaven.

(24)

In een door volledige meer mededinging gekenmerkte omgeving is het van belang dat de leveranciers van de universele dienst voldoende vrijheid krijgen bij het vaststellen van de prijzen om te zorgen voor een financieel haalbare levering van de universele dienst.Het is dus van belang dat de lidstaten alleen tarieven opleggen die afbreuk doen aan alleen van het beginsel dat de prijzen de normale marktvoorwaarden en kosten moeten weerspiegelen wordt afgeweken om als daarmee het algemeen belang te beschermen wordt gediend. Dit doel wordt bereikt door de lidstaten te blijven toestaan uniforme tarieven te handhaven voor post tegen enkelstukstarieven, de dienst waarvan consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen het vaakst gebruik maken. Ter bescherming van het algemeen belang, zoals toegang tot cultuur en bewaring van de regionale en sociale samenhang, mogen individuele lidstaten ook uniforme tarieven voor bepaalde andere postzendingen handhaven. Het beginsel van kostengestuurde prijsstelling laat onverlet dat de leveranciers van de universele dienst uniforme tarieven in rekening kunnen brengen voor voorzieningen in het kader van de universele dienst.

Motivering

Er dient goed te worden gekeken naar de gevolgen van het streven naar steeds verdergaande liberalisering voor de op de leveranciers van de universele dienst toepasselijke tariefbeginselen. Er moet voldoende flexibiliteit worden ingebouwd om de leverancier van de universele dienst in staat te stellen om de concurrentie het hoofd te bieden en op een gewijzigde marktvraag in te spelen.

Wijziging 4

Artikel 3 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.

De lidstaten zorgen ervoor dat de gebruikers het recht genieten op een universele dienst welke inhoudt dat op alle punten van het grondgebied permanent postdiensten van een bepaalde kwaliteit worden aangeboden tegen prijzen die voor alle gebruikers betaalbaar zijn.

2.

Te dien einde zien de lidstaten erop toe dat de dichtheid van de dienstverleningspunten en de toegangspunten voldoet aan de behoeften van de gebruikers.

3.

Zij zien erop toe dat de leveranciers van de universele dienst, behoudens door de nationale regelgevende instanties te beoordelen uitzonderlijke omstandigheden of geografische situaties, alle werkdagen (minimaal vijf dagen per week) ten minste het volgende waarborgen:

één ophaling,

een bestelling aan huis bij elke natuurlijke of rechtspersoon, of, bij wijze van afwijking, onder door de nationale regelgevende instantie te beoordelen voorwaarden in passende installaties.

Elke uitzondering of afwijking die door een nationale regelgevende instantie overeenkomstig dit lid wordt toegestaan, moet worden meegedeeld aan de Commissie en alle nationale regelgevende instanties.

4.

Elke lidstaat treft de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de universele dienst ten minste de volgende prestaties omvat:

het ophalen, het sorteren, het vervoeren en de distributie van postzendingen tot 2 kg,

het ophalen, het sorteren, het vervoeren en de distributie van postpakketten tot 10 kg,

de diensten in verband met aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde.

5.

De nationale regelgevende instanties kunnen de drempel voor de onder de universele dienst vallende postpakketten optrekken tot maximaal 20 kg en kunnen bijzondere regelingen treffen voor de distributie aan huis van dergelijke postpakketten.

Niettegenstaande het door een bepaalde lidstaat vastgestelde maximale gewicht van de onder de universele dienst vallende postpakketten, zorgen de lidstaten ervoor dat uit andere lidstaten ontvangen postpakketten met een gewicht van ten hoogste 20 kg binnen hun grondgebied worden bezorgd.

1.

De lidstaten zorgen ervoor dat de gebruikers het recht genieten op een universele dienst welke inhoudt dat op alle punten van het grondgebied, rekening houdend met de specifieke behoeften van plattelands- en berggebieden, permanent postdiensten van een bepaalde kwaliteit worden aangeboden tegen prijzen die voor alle gebruikers betaalbaar zijn.

2.

Te dien einde zien de lidstaten erop toe dat de dichtheid van de dienstverleningspunten en de toegangspunten voldoet aan de behoeften van de gebruikers, met name de gebruikers in plattelands- en berggebieden.

3.

Zij zien erop toe dat de leveranciers van de universele dienst, behoudens door de nationale regelgevende instanties te beoordelen uitzonderlijke omstandigheden of geografische situaties, alle werkdagen (minimaal vijf dagen per week) ten minste het volgende waarborgen:

één ophaling,

een bestelling aan huis bij elke natuurlijke of rechtspersoon, of, bij wijze van afwijking, onder door de nationale regelgevende instantie te beoordelen voorwaarden in passende installaties.

Elke uitzondering of afwijking die door een nationale regelgevende instantie overeenkomstig dit lid wordt toegestaan, moet worden meegedeeld aan de Commissie en alle nationale regelgevende instanties.

4.

Elke lidstaat treft de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de universele dienst ten minste de volgende prestaties omvat:

het ophalen, het sorteren, het vervoeren en de distributie van postzendingen tot 2 kg,

het ophalen, het sorteren, het vervoeren en de distributie van postpakketten tot 10 kg,

de diensten in verband met aangetekende zendingen en zendingen met aangegeven waarde.

5.

De nationale regelgevende instanties kunnen de drempel voor de onder de universele dienst vallende postpakketten optrekken tot maximaal 20 kg en kunnen bijzondere regelingen treffen voor de distributie aan huis van dergelijke postpakketten.

Niettegenstaande het door een bepaalde lidstaat vastgestelde maximale gewicht van de onder de universele dienst vallende postpakketten, zorgen de lidstaten ervoor dat uit andere lidstaten ontvangen postpakketten met een gewicht van ten hoogste 20 kg binnen hun grondgebied worden bezorgd.

Wijziging 5

Artikel 4, lid 2, van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

2.

De lidstaten kunnen ervoor kiezen een of meer ondernemingen voor het gehele grondgebied of een gedeelte daarvan, dan wel voor verschillende onderdelen van de universele dienst als leverancier van de universele dienst aan te wijzen. Wanneer zij van deze mogelijkheid gebruikmaken, bepalen zij met inachtneming van het Gemeenschapsrecht de rechten en plichten van deze leveranciers en maken deze bekend. De lidstaten nemen met name maatregelen om ervoor te zorgen dat de voorwaarden waaronder universele diensten worden toevertrouwd, berusten op objectieve, niet-discriminerende, evenredige en de markt zo min mogelijk verstorende beginselen, en dat de aanwijzing van ondernemingen als leverancier van de universele dienst beperkt is in de tijd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de identiteit van de door hen aangewezen leverancier(s) van de universele dienst.

2.

De lidstaten kunnen ervoor kiezen een of meer ondernemingen voor het gehele grondgebied of een gedeelte daarvan, dan wel voor verschillende onderdelen van de universele dienst als leverancier van de universele dienst aan te wijzen indien zij dit noodzakelijk achten voor het waarborgen van de universele dienst. Wanneer zij van deze mogelijkheid gebruikmaken, bepalen zij met inachtneming van het Gemeenschapsrecht de rechten en plichten van deze leveranciers en maken deze bekend. De lidstaten nemen met name maatregelen om ervoor te zorgen dat de voorwaarden waaronder universele diensten worden toevertrouwd, berusten op objectieve, niet-discriminerende, evenredige en de markt zo min mogelijk verstorende beginselen, en dat de aanwijzing van ondernemingen als leverancier van de universele dienst beperkt is in de tijd. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de identiteit van de door hen aangewezen leverancier(s) van de universele dienst.

Motivering

Dit is om te verduidelijken dat lidstaten niet langer noodzakelijkerwijze een leverancier van de universele dienst hoeven aan te wijzen als duidelijk is geworden dat de universele dienst door de markt zelf kan worden gegarandeerd.

Wijziging 6

Artikel 7 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.

Met ingang van 1 januari 2009 verlenen of handhaven de lidstaten geen uitsluitende of bijzondere rechten meer voor de vestiging en levering van postdiensten. De lidstaten mogen de levering van de universele dienst financieren op een of meer van de in de leden 2, 3 en 4 vermelde wijzen, dan wel op enigerlei andere met het EG-Verdrag verenigbare wijze.

2.

De lidstaten mogen de levering van de universele dienst waarborgen door deze dienst aan te besteden in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten.

3.

Wanneer een lidstaat vaststelt dat de verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst als vastgelegd in deze richtlijn voor de leverancier(s) van de universele dienst een onevenredige financiële last inhouden, kan hij:

a)

een regeling instellen om de betrokken onderneming(en) compensatie te bieden met overheidsmiddelen;

b)

de nettokosten van de verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst delen tussen dienstverleners en/of gebruikers.

4.

Ingeval de nettokosten in overeenstemming met lid 3, onder b), worden gedeeld, kunnen de lidstaten een compensatiefonds instellen dat door middel van bijdragen van dienstverleners en/of gebruikers kan worden gefinancierd, en dat door een van de begunstigde of begunstigden onafhankelijke instantie wordt beheerd. De lidstaten kunnen het verlenen van vergunningen aan dienstverleners uit hoofde van artikel 9, lid 2, onderwerpen aan de verplichting financieel aan dit fonds bij te dragen of aan de verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst te voldoen. Alleen de in artikel 3 van deze richtlijn genoemde diensten mogen op deze wijze worden gefinancierd.

5.

De lidstaten ziet erop toe dat bij de instelling van dit compensatiefonds en de vaststelling van het niveau van de financiële bijdragen als bedoeld in de leden 3 en 4 de beginselen van transparantie, non-discriminatie en proportionaliteit worden nageleefd. De uit hoofde van de leden 3 en 4 genomen besluiten berusten op objectieve en verifieerbare criteria en worden openbaar gemaakt.

1.

Met ingang van 1 januari 2009 31 december 2010 verlenen of handhaven de lidstaten geen uitsluitende of bijzondere rechten meer voor de vestiging en levering van postdiensten. De lidstaten mogen de levering van de universele dienst financieren op een of meer van de in de leden 2, 3 en 4 vermelde wijzen, dan wel op enigerlei andere met het EG-Verdrag verenigbare wijze.

2.

De lidstaten mogen de levering van de universele dienst waarborgen door deze dienst aan te besteden in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten.

3.

Wanneer een lidstaat vaststelt dat de verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst als vastgelegd in deze richtlijn voor de leverancier(s) van de universele dienst een onevenredige financiële last inhouden, kan hij:

a)

een regeling instellen om de betrokken onderneming(en) compensatie te bieden met overheidsmiddelen;

b)

de nettokosten van de verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst delen tussen dienstverleners en/of gebruikers.

4.

Ingeval de nettokosten in overeenstemming met lid 3, onder b), worden gedeeld, kunnen de lidstaten een compensatiefonds instellen dat door middel van bijdragen van dienstverleners en/of gebruikers kan worden gefinancierd, en dat door een van de begunstigde of begunstigden onafhankelijke instantie wordt beheerd. De lidstaten kunnen het verlenen van vergunningen aan dienstverleners uit hoofde van artikel 9, lid 2, onderwerpen aan de verplichting financieel aan dit fonds bij te dragen of aan de verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst te voldoen. Alleen de in artikel 3 van deze richtlijn genoemde diensten mogen op deze wijze worden gefinancierd.

5.

De lidstaten ziet erop toe dat bij de instelling van dit compensatiefonds en de vaststelling van het niveau van de financiële bijdragen als bedoeld in de leden 3 en 4 de beginselen van transparantie, non-discriminatie en proportionaliteit worden nageleefd. De uit hoofde van de leden 3 en 4 genomen besluiten berusten op objectieve en verifieerbare criteria en worden openbaar gemaakt.

6.

Is een lidstaat van oordeel dat geen enkele van de voorgaande bepalingen een garantie vormen voor de duurzame financiering van de nettokosten van de universele dienst, dan kan die lidstaat de verlening van bepaalde diensten blijven voorbehouden aan de door hem aangewezen verlener daarvan. Daarbij gaat het om het ophalen, het sorteren, het vervoer en het bestellen van binnenlandse dan wel uit andere landen afkomstige brievenpost, waarbij het er niet toe doet of deze al dan niet per spoedbestelling is besteld; een en ander binnen de hierna genoemde prijs- en gewichtslimieten.

Vanaf 1 januari 2009 luidt de gewichtslimiet 50 gram. Deze limiet geldt niet wanneer de prijs minstens 2,5 maal het openbare tarief van brievenpost van de eerste gewichtsklasse van de snelste categorie bedraagt.

Bij de gratis postdienst voor blinden en slechtzienden mogen uitzonderingen op de gewichts- en prijslimieten worden toegestaan.

Voor zover nodig voor de handhaving van de universeledienstverlening, bijv. vanwege de specifieke kenmerken van de postdiensten van een lidstaat, mag uitgaande grensoverschrijdende post binnen dezelfde gewichts- en prijslimieten voorbehouden blijven.

7.

De Commissie bestudeert de doeltreffendheid van alle financieringsmodaliteiten in het licht van de in de lidstaten bestaande best practises en onderzoekt of de universele dienst aan de behoeften van de consument beantwoordt. Op basis van de conclusies van die studie zal zij, na uitvoerige raadpleging van alle betrokkenen, vóór 31 december 2010 de Raad en het Europees Parlement een rapport voorleggen, met daarbij een voorstel waarin zij zonodig bevestigt dat 2012 als streefdatum voor de vervolmaking van de interne markt voor postdiensten geldt.

Motivering

Dit wijzigingsvoorstel zorgt voor samenhang met Wijziging 2 betreffende Overweging 17 van Richtlijn 97/67/EG. De Commissie moet een verslag uitbrengen over de doeltreffendheid van de diverse alternatieve financieringsmogelijkheden. De voorbehouden diensten moeten tot 2012 voor de lidstaten die zulks nodig achten, onder dezelfde voorwaarden worden gehandhaafd als die van Richtlijn 97/67/EG.

Wijziging 7

Artikel 9 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.

Voor niet-voorbehouden diensten die buiten het toepassingsgebied van de universele dienst als omschreven in artikel 3 vallen, kunnen de lidstaten algemene machtigingen instellen, voorzover dit noodzakelijk is om de naleving van de essentiële eisen te waarborgen.

2.

Voor niet-voorbehouden diensten die binnen het toepassingsgebied van de universele dienst als omschreven in artikel 3 vallen, kunnen de lidstaten machtigingsprocedures instellen, met inbegrip van individuele vergunningen, voorzover dit noodzakelijk is om de naleving van de essentiële eisen te waarborgen en de universele dienst te vrijwaren.

Het verlenen van vergunningen

kan eventueel worden onderworpen aan verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst;

kan zo nodig inhouden dat eisen inzake de kwaliteit, de beschikbaarheid en de prestaties van de betrokken diensten worden opgelegd;

kan in voorkomend geval worden onderworpen aan de verplichting financieel aan de in artikel 7 bedoelde kostendelingsregelingen bij te dragen.

Behalve in het geval van ondernemingen die overeenkomstig artikel 4 als leveranciers van de universele dienst zijn aangewezen, mag het verlenen van vergunningen

niet aan beperkingen in aantal onderworpen zijn;

voor dezelfde eisen inzake kwaliteit, beschikbaarheid en prestaties voor een dienstverlener geen verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst en tegelijkertijd financiële bijdragen aan een kostendelingsregeling met zich brengen;

niet gepaard gaan met het stellen van voorwaarden die reeds krachtens andere, niet-sectorspecifieke nationale wetgeving voor ondernemingen gelden;

niet vergezeld gaan van het opleggen van andere technische of operationele voorwaarden dan die welke noodzakelijk zijn om aan de verplichtingen krachtens deze richtlijn te voldoen;

1.

Voor niet-voorbehouden diensten die buiten het toepassingsgebied van de universele dienst als omschreven in artikel 3 vallen, kunnen de lidstaten algemene machtigingen instellen, voorzover dit noodzakelijk is om de naleving van de essentiële eisen te waarborgen.

2.

Voor niet-voorbehouden diensten die binnen het toepassingsgebied van de universele dienst als omschreven in artikel 3 vallen, kunnen de lidstaten machtigingsprocedures instellen, met inbegrip van individuele vergunningen, voorzover dit noodzakelijk is om de naleving van de essentiële eisen te waarborgen en de universele dienst te vrijwaren.

Het verlenen van vergunningen

kan eventueel worden kan worden onderworpen aan verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst;

kan zo nodig inhouden dat eisen inzake de kwaliteit, de beschikbaarheid en de prestaties van de betrokken diensten worden opgelegd;

kan in voorkomend geval worden onderworpen aan de verplichting financieel aan de in artikel 7 bedoelde kostendelingsregelingen bij te dragen.

kan zonodig inhouden dat eisen inzake de kwaliteit, de beschikbaarheid en de prestaties van de betrokken diensten worden opgelegd. Afhankelijk van de mate waarin deze verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht kunnen deze vereisten aan sociale en milieutechnische overwegingen worden gekoppeld;

kan worden onderworpen aan de verplichting financieel aan de in artikel 7 bedoelde kostendelingsregelingen bij te dragen;

kan tevens worden onderworpen aan de verplichting om aan eerder in dienst genomen personeel de rechten te verlenen die zij zouden hebben genoten indien er sprake was geweest van overplaatsing in de zin van Richtlijn 77/187/EEG. De regelgevende instantie zou een lijst met werknemers moeten opstellen met vermelding van hun contractuele rechten.

Behalve in het geval van ondernemingen die overeenkomstig artikel 4 als leveranciers van de universele dienst zijn aangewezen, mag het verlenen van vergunningen

niet aan beperkingen in aantal onderworpen zijn;

voor dezelfde eisen inzake kwaliteit, beschikbaarheid en prestaties voor een dienstverlener geen verplichtingen betreffende het leveren van de universele dienst en tegelijkertijd financiële bijdragen aan een kostendelingsregeling met zich brengen;

niet gepaard gaan met het stellen van voorwaarden die reeds krachtens andere, niet-sectorspecifieke nationale wetgeving voor ondernemingen gelden;

niet vergezeld gaan van het opleggen van andere technische of operationele voorwaarden dan die welke noodzakelijk zijn om aan de verplichtingen krachtens deze richtlijn te voldoen;

Motivering

Eind 2009 zal de Commissie een nieuwe studie uitbrengen ter verduidelijking van de vraag hoe de universele diensten in de toekomst zullen worden geleverd aan gebruikers in de steden en op het platteland van Europa. In de tussentijd dient de status quo te worden gehandhaafd, waaronder de voorbehouden rechten.

Wijziging 8

Artikel 19 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

De lidstaten zien erop toe dat ondernemingen die postdiensten leveren, transparante, eenvoudige en niet te dure procedures instellen voor de behandeling van klachten van gebruikers, met name in geval van verlies, diefstal, beschadiging of niet-naleving van de kwaliteitsnormen van de dienst (met inbegrip van procedures voor het bepalen van de verantwoordelijkheid in gevallen waarbij meer dan één exploitant betrokken is).

De lidstaten zien erop toe dat alle ondernemingen die postdiensten leveren, transparante, eenvoudige en niet te dure procedures instellen voor de behandeling van klachten van gebruikers, met name in geval van verlies, diefstal, beschadiging of niet-naleving van de kwaliteitsnormen van de dienst (met inbegrip van procedures voor het bepalen van de verantwoordelijkheid in gevallen waarbij meer dan één exploitant betrokken is).

Motivering

Het is belangrijk er voor te zorgen dat op alle ondernemingen die postdiensten leveren, dezelfde procedures van toepassing zijn, en niet alleen op ondernemingen die de universele dienst leveren.

Wijziging 9

Artikel 21 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.

De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

1.

De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité zal bestaan uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat, alsook uit vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden van elke lidstaat.

Motivering

Het uit hoofde van artikel 21 ingestelde comité moet op de hoogte worden gehouden van de door de lidstaten getroffen maatregelen ter verzekering van de levering van de universele dienst; ook moet het de ontwikkelingen op dit gebied op de voet volgen. Het is belangrijk dat vertegenwoordigers van lokale en regionale overheden deel uitmaken van dit comité, omdat hun opvattingen wel eens zouden kunnen afwijken van die van de lidstaten.

Wijziging 10

Artikel 22a van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

1.

De lidstaten dragen er zorg voor dat ondernemingen die postdiensten leveren, alle informatie, met inbegrip van financiële informatie en informatie over de levering van de universele dienst, verstrekken:

a)

die de nationale regelgevende instanties nodig hebben om de naleving te waarborgen van deze richtlijn en van de besluiten die op grond daarvan zijn genomen,

b)

voor duidelijk omschreven statistische doeleinden.

2.

De ondernemingen verstrekken dergelijke informatie onmiddellijk op verzoek en binnen de termijnen en met de mate van detail die door de nationale regelgevende instantie zijn vastgesteld. De door de nationale regelgevende instantie gevraagde informatie is in evenredigheid met de uitvoering van haar taken. De nationale regelgevende instantie noemt de redenen voor haar verzoek om informatie.

1.

De lidstaten dragen er zorg voor dat ondernemingen die postdiensten leveren, alle een redelijke hoeveelheid ter zake doende informatie over de universele dienst, met inbegrip van financiële informatie en informatie over de levering van de universele dienst, verstrekken:

a)

die de nationale regelgevende instanties nodig hebben om de naleving te waarborgen van deze richtlijn en van de besluiten die op grond daarvan zijn genomen,

b)

voor duidelijk omschreven statistische doeleinden.

2.

De ondernemingen verstrekken dergelijke informatie onmiddellijk op verzoek en binnen de termijnen en met de mate van detail die door de nationale regelgevende instantie zijn vastgesteld. De door de nationale regelgevende instantie gevraagde informatie is in evenredigheid met de uitvoering van haar taken. De nationale regelgevende instantie noemt de redenen voor haar verzoek om informatie.

Motivering

De tekst dient zo te worden opgesteld dat er duidelijk uit blijkt dat de opgelegde verplichting vanuit het oogpunt van de postonderneming redelijk en relevant is en dat de meldingsplicht beperkt wordt tot de onder de universele dienst vallende diensten.

Wijziging 11

Artikel 23 van Richtlijn 97/67/EG

Door de Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Om de drie jaar en voor de eerste keer uiterlijk op 31 december 2011 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn, waarin met name dienstige informatie is opgenomen over de ontwikkeling van de sector, in het bijzonder wat de economische, sociale en technologische aspecten en de werkgelegenheidspatronen betreft, en over de kwaliteit van de dienst. Dit verslag gaat eventueel vergezeld van voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad.

Om de drie jaar en voor de eerste keer uiterlijk op 31 december 2011 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn, waarin met name dienstige informatie is opgenomen over de ontwikkeling van de sector, in het bijzonder wat de economische, sociale en technologische aspecten en de werkgelegenheidspatronen betreft, en over de kwaliteit van de dienst. Dit verslag zal eveneens een gedetailleerde analyse bevatten van de huidige en de mogelijke toekomstige effecten van de liberalisering op de regio's, met bijzondere aandacht voor bergregio's en hun specifieke behoeften, en gaat eventueel vergezeld van voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad.

Motivering

Het is belangrijk dat er in het verslag niet alleen wordt gekeken naar de impact van de richtlijn op de nationale overheden, maar ook naar de impact ervan op de regio's.

Brussel, 6 juni 2007.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

M. DELEBARRE

III.   Procedure

Titel

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap

Referenties

COM (2006) 594 final — 2006/0196 (COD)

Rechtsgrondslag

Artikel 265, eerste alinea

Procedurele grondslag

 

Raadpleging door de Raad

22 november 2006

Besluit van de voorzitter

9 januari 2007

Bevoegde Commissie

Commissie Economisch en sociaal beleid (ECOS)

Rapporteur

Mevrouw Elina Lehto, burgemeester van Lohja (FIN, PSE)

Analyse

5 februari 2007

Behandeling door de Commissie

30 maart 2007

Datum van de goedkeuring door de Commissie

30 maart 2007

Uitslag van de stemming in de Commissie

Goedkeuring met meerderheid van stemmen

Datum van de goedkeuring door de voltallige vergadering

6 juni 2007

Eerdere adviezen van het Comité

Advies over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG met betrekking tot de verdere openstelling van de postmarkt in de Gemeenschap voor mededinging (COM(2000) 319 final — CdR 309/2000 (1))

Advies over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke postdiensten en de verbetering van de kwaliteit van die diensten (COM(95) 227 final — CdR 422/1995 fin (2))


(1)  PB C 144 van 16 mei 2001, blz. 20.

(2)  PB C 337 van 11 november 1996, blz. 28 (NvdV: de titel van het voorstel is vrij vertaald).


Top