Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AR0235

    Advies van het Comité van de Regio's Europees Transparantie-initiatief

    PB C 146 van 30.6.2007, p. 53–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB C 146 van 30.6.2007, p. 7–7 (MT)

    30.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 146/53


    Advies van het Comité van de Regio's „Europees Transparantie-initiatief”

    (2007/C 146/07)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    is ingenomen met het initiatief van de Commissie om de transparantie te bevorderen. Om verantwoording te kunnen afleggen, in te kunnen spelen op datgene waar de bevolking behoefte aan heeft en democratisch en efficiënt te kunnen functioneren, moeten de EU-instellingen transparant zijn. Het Comité wijst er in dit verband op dat als de EU serieus streeft naar een grotere democratische legitimiteit, de lokale en regionale actoren nauwer moeten worden betrokken bij het wetgevings- en besluitvormingsproces op EU-niveau;

    betreurt evenwel dat in dit initiatief geen aandacht wordt geschonken aan de lokale en regionale aspecten, en dringt er bij de Commissie op aan dat het Comité nauwer bij het initiatief wordt betrokken;

    benadrukt dat de EU een institutioneel samenwerkingsverband op meerdere niveaus is waarin regionale en lokale overheden deelnemen aan de besluitvorming op nationaal en Europees niveau;

    is van mening dat andermaal dient te worden beklemtoond dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen overleg van de EU-instellingen met gekozen lokale en regionale overheden, alsook de verenigingen waarin zij zijn vertegenwoordigd enerzijds en met lobbygroepen die specifieke belangen behartigen anderzijds;

    is ermee ingenomen dat de Europese Commissie een permanente en systematische dialoog met lokale en regionale overheden en hun Europese en nationale verenigingen is aangegaan op terreinen waarop zij wetgeving moeten omzetten of uitvoeren; is evenwel van mening dat de modaliteiten voor deze dialoog kunnen worden verbeterd;

    verwelkomt de grotere doorzichtigheid die de registratie van lobbygroepen met zich zou meebrengen;

    is echter niet van mening dat een op vrijwillige registratie gebaseerde regeling een passend kader voor voldoende transparantie zou scheppen;

    is overtuigd van de noodzaak om te voorzien in een efficiënte en eenvoudige procedure voor toekomstige registratie. Het beoogde register moet worden beheerd door de Europese Commissie;

    steunt het streven van de Commissie om de transparantie van het gebruik van EU-gelden te vergroten, en moedigt lidstaten aan om gemeenschapsgelden te laten vallen onder „gedeeld beheer”. Alle begunstigden hebben belang bij transparantie ten aanzien van EU-gelden.

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    Gezien het Groenboek van de Europese Commissie over het Europees Transparantie-initiatief, COM(2006) 194 final;

    Gezien het besluit van de Europese Commissie van 3 mei 2006 om het Comité over dit onderwerp te raadplegen, overeenkomstig artikel 265, eerste alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

    Gezien het besluit van zijn bureau van 25 april 2006 om de commissie Constitutionele aangelegenheden, Europese governance en ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te belasten met het opstellen van een advies terzake;

    Gezien de mededeling aan de Commissie van haar voorzitter, mevrouw Wallström, de heer Kallas, de heer Hübner en mevrouw Fischer Boel van 9 november 2005 over het voorstel voor een Europees Transparantie-initiatief (1);

    Gezien de Mededeling van de Europese Commissie Naar een krachtige cultuur van raadpleging en dialoogVoorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie, COM(2002) 704 final;

    Gezien zijn advies van 12 oktober 2005 over „Een betere wetgeving 2004” en„Betere regelgeving met het oog op economische groei en meer banen in de Europese Unie”, CdR 121/2005 fin (rapporteur: de heer Delebarre, FR-PSE) (2);

    Gezien zijn advies van 13 maart 2002 inzake het Witboek over Europese governance en de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende een nieuw kader voor praktische samenwerking in verband met het voorlichtings- en communicatiebeleid van de Europese Unie, COM(2001) 428 final, COM(2001) 354 final, CdR 103/2001fin (rapporteur: de heer Delebarre, FR-PSE) (3);

    Gezien het op 29 november 2006 door de commissie Constitutionele aangelegenheden, Europese governance en ruimte van vrijheid, veiligheid en recht goedgekeurde ontwerpadvies (CdR 235/2006 rev.1) (rapporteur: de heer Bødker Andersen (DK/PSE), burgemeester van Kolding);

    1)

    Overwegende dat transparantie een van de belangrijkste aspecten van een democratie met multilevel governance vormt;

    2)

    Overwegende dat bij het streven naar eenvoudige en duidelijke Europese wetgeving die voor de Europese burgers gemakkelijk te begrijpen is, méér rekening moet worden gehouden met de beginselen inzake subsidiariteit, evenredigheid en nabijheid;

    3)

    Overwegende dat het van cruciaal belang is dat regionale en lokale actoren onder meer via het CvdR volledig worden betrokken bij de belangrijkste punten op de Europese agenda, en

    4)

    Overwegende dat regionale en lokale overheden een sleutelrol kunnen spelen bij de omzetting en tenuitvoerlegging van wetgeving in hun eigen regio of gemeente, wanneer zij op passende wijze worden betrokken bij de voorbereiding van de betreffende wetgeving,

    heeft tijdens zijn 68e zitting van 13 en 14 februari 2007 (vergadering van 13 februari) het onderstaande advies goedgekeurd:

    Standpunten en aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    Het Comité van de Regio's

    1.   Algemene opmerkingen

    1.1

    is ingenomen met het initiatief van de Commissie om de transparantie te bevorderen. Met de lancering van het Europees Transparantie-initiatief neemt de Commissie een belangrijke stap in de richting van een doorzichtige werking van de EU-instellingen. Om verantwoording te kunnen afleggen, in te kunnen spelen op datgene waar de bevolking behoefte aan heeft en democratisch en efficiënt te kunnen functioneren, moeten deze instellingen transparant zijn. Het Comité wijst er in dit verband op dat als de EU serieus streeft naar een grotere democratische legitimiteit, de lokale en regionale actoren nauwer moeten worden betrokken bij het wetgevings- en besluitvormingsproces op EU-niveau;

    1.2

    is van mening dat de Europese Commissie met het transparantie-initiatief het startschot heeft gegeven voor een onontbeerlijke discussie, en acht het — mede met het oog op de bezinningsperiode en het debat over de toekomst van Europa — van groot belang dat deze discussie nú wordt gevoerd, aangezien de besluitvormers moeten garanderen en aantonen dat de EU op democratische en efficiënte wijze functioneert. Mede door waarborging van de transparantie moet Europa dichter bij zijn burgers worden gebracht;

    1.3

    betreurt evenwel dat in dit initiatief geen aandacht wordt geschonken aan de lokale en regionale aspecten, en dringt er bij de Commissie op aan dat het Comité nauwer bij het initiatief wordt betrokken. Het Comité herinnert eraan dat de Commissie in haar Witboek over Europese governance (2001) heeft toegezegd dat bij de voorbereiding van beleidsvoorstellen rekening zou worden gehouden met regionale en lokale kennis en omstandigheden;

    1.4

    verwelkomt het tijdens het Finse voorzitterschap in de tweede helft van 2006 genomen besluit om de werkzaamheden van de Raad doorzichtiger te maken. Dat de Raad tevens heeft ingestemd met een meer open besluitvorming en met de toegankelijkheid van Raadsdocumenten, is een zeer positieve ontwikkeling. Het Comité is van mening dat dit een eerste stap in de goede richting vormt en dringt er bij de Raad op aan om zijn beraadslagingen in grotere mate openbaar te maken; dit is een belangrijke manier waarop de burgers het besluitvormingsproces kunnen volgen;

    1.5

    is van mening dat zo nauwkeurig mogelijk moet worden omschreven wanneer lobby-activiteiten dienen te worden aangemerkt als o„ontoelaatbaar”, zodat de werkzaamheden van lobbyisten kunnen worden beoordeeld en bij inbreuken sancties kunnen worden opgelegd;

    1.6

    vindt verder dat de transparantie erop moet zijn gericht om de EU dichter bij de burgers en meer onder hun aandacht te brengen om zodoende de afstand tussen de Europese instellingen en de burgers te verkleinen. Voorts is het wezenlijk om, in navolging van de stappen die in het kader van plan D: democratie, dialoog en discussie zijn gezet, maatregelen te nemen ten einde de burgers en met name de jongeren (men denke aan het Jeugdforum) beter te informeren over de activiteiten en de bevoegdheden van de Unie;

    2.   Samenwerking en bestuur op meerdere niveaus

    2.1

    benadrukt dat de EU een institutioneel samenwerkingsverband op meerdere niveaus is waarin regionale en lokale overheden deelnemen aan de besluitvorming op nationaal en Europees niveau. Raadpleging van lokale en regionale overheden over belangrijke vraagstukken, uitbreiding van de dialoog met deze overheden en uitbreiding van hun participatie in de besluitvorming is de beste manier om te waarborgen dat nieuwe EU-wetgeving relevant en praktisch uitvoerbaar is. De betreffende overheden zijn belast met de omzetting en tenuitvoerlegging van EU-beleid en spelen derhalve een belangrijke rol bij het garanderen van de transparantie;

    2.2

    erkent tegelijkertijd dat het niet alleen aan de Europese Unie is om de transparantie te waarborgen, maar dat de lidstaten, samen met het CvdR en alle bestuurslagen die door het Comité worden vertegenwoordigd, het goede voorbeeld moeten geven door te zorgen voor efficiënte, dienstverleningsgerichte en democratische overheidsinstanties. Dit houdt in dat lokale en regionale overheden in de lidstaten tevens moeten streven naar transparantie binnen het eigen bestuur;

    3.   Intensievere raadpleging

    3.1

    is van mening dat andermaal dient te worden beklemtoond dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen overleg van de EU-instellingen met gekozen lokale en regionale overheden, alsook de verenigingen waarin zij zijn vertegenwoordigd, enerzijds en met lobbygroepen die specifieke belangen behartigen anderzijds. Het Comité beklemtoont dat het, evenals de lokale en regionale overheden die het vertegenwoordigt, deel uitmaakt van het Europees bestuur; op grond hiervan moet het Comité rechtstreeks worden betrokken bij alle initiatieven van de Europese Commissie om de besluitvorming in de Unie transparanter te maken;

    3.2

    roept de Commissie op tot om bij elk voorstel van wetgevende of niet-wetgevende aard een lijst te voegen van de bijeenkomsten en de schriftelijke standpunten die bij de voorbereiding van het voorstel zijn gehouden c.q. ontvangen;

    3.3

    wijst er met klem op dat de op basis van het Witboek over Europese governance aangezwengelde gestructureerde dialoog tussen de Commissie en de verenigingen van lokale en regionale overheden een belangrijke stap is op weg naar een daadwerkelijke deelname van deze overheden. Het CvdR juicht deze ontwikkeling toe, en benadrukt de sleutelrol die in dit verband voor hem is weggelegd;

    3.4

    is ermee ingenomen dat de Europese Commissie een permanente en systematische dialoog met lokale en regionale overheden en hun Europese en nationale verenigingen is aangegaan op terreinen waarop zij wetgeving moeten omzetten of uitvoeren. Deze dialoog moet voortdurend worden verdiept, zodat beide partijen er optimaal profijt van kunnen trekken; zo'n intensievere dialoog is vooral van belang bij het opstellen van wetsvoorstellen die consequenties hebben voor lokale en regionale overheden;

    3.5

    is evenwel van mening dat de modaliteiten voor deze dialoog kunnen worden verbeterd en doet daarom de aanbeveling om:

    het normale aantal bijeenkomsten, inclusief het evenement waaraan de voorzitter van de Commissie deelneemt, op vier per jaar te houden ten einde voor optimale politieke zichtbaarheid te zorgen;

    de discussies meer te baseren op interactiviteit en spontaniteit door de gestructureerde dialoog meer het karakter te geven van een „vragenuurtje”;

    de agenda's voor de gestructureerde dialoog in nauwe samenwerking tussen het CvdR en de lokale en regionale overheden op te stellen. De daarbij in kaart gebrachte onderwerpen moeten gericht zijn op zaken die van fundamenteel belang zijn voor de lokale en regionale autoriteiten;

    de koppeling met de lokale en regionale media uit te bouwen;

    de lokale en regionale overheden in staat te stellen om schriftelijk opmerkingen te maken en voorstellen te doen ten aanzien van onderwerpen die voor hen van algemeen belang zijn en die overeenkomen met de politieke agenda van de EU;

    ervoor te zorgen dat ook de Commissie na afloop van vergaderingen schriftelijk kan terugkoppelen;

    de nadruk te leggen op een betere monitoring van de gestructureerde dialoog middels regelmatige evaluatie in nauwe samenwerking met het CvdR en de lokale en regionale overheden die het vertegenwoordigt;

    de dialoog waar mogelijk specifieker te richten op de lokale en regionale actoren die rechtstreeks worden getroffen door een bepaald wetgevingsvoorstel;

    ervoor te zorgen dat de Commissie nauwer gaat samenwerken met de gekozen vertegenwoordigers en de deskundigen van de nationale en Europese verenigingen van regionale en lokale overheden en deze via de passende kanalen intensiever raadpleegt;

    3.6

    roept de Commissie op om de bestaande instrumenten voor het leveren van feedback op zijn adviezen te verbeteren; CvdR-adviezen bevatten immers specifieke opmerkingen over de onderwerpen waarover het Comité door de Commissie wordt geraadpleegd, alsook concrete voorstellen die de regionale en lokale belangen weerspiegelen. De Commissie zou tenminste de redenen moeten uiteenzetten of toelichten waarom ze de aanbevelingen van het CvdR naast zich neerlegt;

    3.7

    is van oordeel dat de invoering van minimumnormen voor raadpleging in 2002 nieuwe mogelijkheden heeft geschapen voor breed opgezette raadplegingen van belanghebbenden en voor grondige effectbeoordelingen, voorafgaande aan het lanceren van wetgevingsvoorstellen. Deze normen voorzien in een grote rol voor lokale en regionale overheden, wat is bevestigd in het tussen het Comité van de Regio's en de Commissie gesloten Samenwerkingsprotocol. Het is van belang dat de raadpleging tijdig plaatsvindt en dat de belanghebbenden daadwerkelijk de mogelijkheid wordt geboden om te reageren op wetgevingsvoorstellen;

    3.8

    wenst dat er naast de gestructureerde dialoog met de verenigingen van de territoriale lichamen onder auspiciën van het Comité nog andere modaliteiten voor directe en prelegislatieve raadpleging van de regio's en steden worden ontwikkeld, zodat de stem van deze betrokkenen bij het opstellen van wetgevingsvoorstellen regelmatig wordt gehoord. Het Comité herinnert er in dit verband overigens aan dat dergelijke raadplegingen waren voorzien in het initiatief van de Commissie van 2002 om tot minimumnormen voor raadpleging te komen en dat het Comité was verzocht om een actieve rol te spelen middels het organiseren van raadplegingen voor rekening van de Commissie (4);

    3.9

    betreurt dat, in tegenstelling tot hetgeen bij de nieuwe strategie voor impactanalyse het geval was, de territoriale dimensie onvoldoende uit de verf komt in het Groenboek over het Europees initiatief op het gebied van transparantie. Het Comité verzoekt de Commissie daarom de raadpleging van de territoriale lichamen te beschouwen als een horizontale werkwijze in het kader van governance op meerdere niveau's en deze methode, die reeds met succes bij het cohesiebeleid werd gevolgd, uit te breiden tot al het beleid dat een territoriale impact heeft;

    3.10

    meent dat effectbeoordelingen een belangrijke rol moeten spelen bij het verminderen van de administratieve rompslomp die de Europese wetgeving met zich meebrengt voor de lokale en regionale overheden, zoals ook wordt gesteld in het advies over een betere wetgeving (CdR 121/2005);

    3.11

    wijst er nogmaals op dat de ex ante effectbeoordelingen — los van een analyse van de beleidsdoelstelling van een wetgevingsvoorstel en de meest geschikte beleidsinstrumenten — de financiële gevolgen in kaart moeten brengen die een wetshandeling zal hebben voor de lokale en regionale overheden;

    4.   Registratie van lobbyisten

    4.1

    verwelkomt de grotere doorzichtigheid die de registratie van lobbygroepen met zich zou meebrengen. Als onderdeel van het bestuurssysteem van de EU worden het CvdR en zijn leden eveneens intensief benaderd door lobbyisten; ze zijn het er dan ook mee eens dat een systeem van registratie/accreditatie zou bijdragen aan een transparantere beleidsvorming in de EU;

    4.2

    beklemtoont dat de lokale en regionale overheden en de verenigingen waarin zij zijn vertegenwoordigd, zich vanwege hun democratische legitimiteit duidelijk onderscheiden van lobbyisten uit het bedrijfsleven of van speciale belangengroepen. Lokale en regionale overheden maken deel uit van de Europese governance-structuur. In elk registratiesysteem moet rekening worden gehouden met dit verschil. Deze overheden moeten daarom niet op zo'n manier geregistreerd worden als lobby-organisatie dat verwarring zou kunnen ontstaan over hun rol en die van de andere geregistreerde organisaties.

    4.3

    is echter niet van mening dat een op vrijwillige registratie gebaseerde regeling een passend kader voor voldoende transparantie zou scheppen. Een op vrijwilligheid gebaseerd registratiesysteem houdt immers geen rekening met de opvattingen en het wantrouwen van de burger ten aanzien van het overleg tussen de instellingen en actoren uit de privé-sector. Alle lobbygroepen zouden eerst geregistreerd moeten zijn alvorens toegang te verkrijgen tot EU-instellingen, zoals dit reeds geldt voor het Europees Parlement;

    4.4

    is overtuigd van de noodzaak om te voorzien in een efficiënte en eenvoudige procedure voor toekomstige registratie. Het beoogde register moet worden beheerd door de Europese Commissie. Er moet één loket komen voor registratie bij alle EU-instellingen; deze registratieplicht moet gelden voor organisaties, niet zozeer voor individuen. Aangezien het Comité reeds beschikt over informatie over regionale en lokale overheden en over de verenigingen waarin zij zijn vertegenwoordigd, hoeven lokale en regionale overheden resp. hun verenigingen zich niet apart te laten registreren. Het Comité kan de beschikbare informatie aan de Commissie doorgeven, zodat die in het daartoe bestemde gedeelte van het register kan worden opgenomen;

    4.5

    vindt dat moet worden gepreciseerd welke gegevens lobbyisten moeten verstrekken en met welke regelmaat, en wanneer die gegevens als toereikend kunnen worden beschouwd;

    5.   Openbaarmaking van de identiteit van de begunstigden van gemeenschapsgelden

    5.1

    steunt het streven van de Commissie om de transparantie van het gebruik van EU-gelden te vergroten, en moedigt lidstaten aan om gemeenschapsgelden te laten vallen onder „gedeeld beheer”, dat wil zeggen structuurfondsprojecten, die de uitwisseling van beste praktijken moeten verbeteren. Alle begunstigden hebben belang bij transparantie ten aanzien van EU-gelden;

    5.2

    verwelkomt het initiatief van de Commissie om een website in het leven te roepen die toegang verschaft tot bestaande informatie over de begunstigden van projecten en programma's. Om te waarborgen dat de gegevens voor alle burgers van de EU-lidstaten vergelijkbaar en dus transparant zijn, zou de Commissie voor een centrale publicatiepunt moeten zorgen. Het zou ook in het belang van de Europese burger zijn een beschrijving te hebben van de inzichten die zijn opgedaan en de initiatieven die de burger direct aanspreken;

    5.3

    is ingenomen met het in het Groenboek gedane voorstel om uniforme voorschriften te formuleren voor de openbaarmaking van de wijze waarop EU-gelden worden besteed;

    6.   Herziening van Verordening 1049 inzake de toegang tot documenten

    6.1

    is ermee ingenomen dat de Commissie in 2001 via een register of op individueel verzoek toegang heeft verleend tot niet-gepubliceerde documenten van EU-instellingen en -organen. Het CvdR wijst erop dat de Commissie naar aanleiding hiervan in 2002 is gekomen met een „Bestuurlijke Gedragscode” waarin de voorschriften voor de openbare toegang tot documenten zijn vastgelegd. Beide initiatieven dragen in belangrijke mate bij tot het transparant functioneren van de Europese Commissie;

    6.2

    is verheugd over de beoogde herziening van Verordening 1049, en is voornemens om hieraan een bijdrage te leveren.

    Brussel, 13 februari 2007.

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    M. DELEBARRE


    (1)  http://ec.europa.eu/comm/eti/index_en.htm.

    (2)  PB C 81 van 4 april 2006, blz. 6-10.

    (3)  PB C 192 van 12 augustus 2002, blz. 24-31.

    (4)  COM(2002) 704, blz. 8.


    Top