Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005PC0505

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (richtlijn mariene strategie) [SEC(2005) 1290]

    /* COM/2005/0505 def. - COD 2005/0211 */

    52005PC0505




    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 24.10.2005

    COM(2005) 505 definitief

    2005/0211 (COD)

    Voorstel voor een

    RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Richtlijn mariene strategie) [SEC(2005) 1290]

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

    Motivering en doel van het voorstel Het mariene milieu wordt met een aantal bedreigingen geconfronteerd, waaronder verlies of aantasting van de biodiversiteit, veranderingen in de ecologische structuur, verlies van habitats, verontreiniging met gevaarlijke stoffen, eutrofiëring en de effecten van klimaatverandering. In het zesde Milieuactieplan van de EU (MAP 6) wordt de opstelling verlangd van een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu in Europa (hierna “de strategie” te noemen), met als algemeen doel “bevordering van duurzaam gebruik van de zee en behoud van mariene ecosystemen”. Als eerste stap in de ontwikkeling van de strategie heeft de Commissie in 2002 een mededeling gepubliceerd onder de titel “Naar een strategie voor de bescherming en de instandhouding van het mariene milieu”. In zijn conclusies heeft de Raad (Milieu) van 4 maart 2003 deze mededeling van de Commissie toegejuicht, de daarin gehanteerde benadering en de grote doelstellingen ervan bekrachtigd en de Commissie gevraagd om tegen 2005 een ambitieuze strategie uit te werken. Het wetgevingswerkprogramma van de Commissie voor 2005 voorziet in de aanneming van de strategie in de loop van 2005. |

    Algemene achtergrond Hoewel er reeds maatregelen zijn genomen om de bedreiging en belasting van het mariene milieu te beperken en te verminderen, zijn deze tot stand gekomen binnen een sectorale benadering, wat heeft geleid tot een bonte verzameling van beleidsmaatregelen, wetgeving, programma’s en actieplannen ter bescherming van het mariene milieu op nationaal, regionaal, EU- en internationaal niveau. Op EU-niveau zijn bepaalde beleidssectoren en -oriëntaties relevant voor het mariene milieu, maar hoewel reeds wordt nagedacht over een toekomstig allesomvattend maritiem beleid voor de Unie ontbreekt vooralsnog een globaal, geïntegreerd beleid ter bescherming van het mariene milieu. Het algemene beeld dat in samenhang met het beleidskader naar voren komt, is dan ook genuanceerd. Positief is dat op bepaalde gebieden een zekere vooruitgang is geboekt, bijvoorbeeld wat betreft de vermindering van de aanvoer van voedingsstoffen en de verontreiniging met gevaarlijke stoffen, met name zware metalen. Globaal gesproken is de toestand van het mariene milieu er de voorbije decennia echter aanzienlijk op achteruitgegaan. Daardoor worden Europa’s zeeën en oceanen bedreigd, in sommige gevallen zelfs in een zodanige mate dat er sprake is van structurele veranderingen en dat hun vermogen om naar behoren te functioneren in het gedrang komt. Het bestaande beleidskader biedt niet het vereiste hoge beschermingsniveau voor het mariene milieu. Daarom is een krachtig, geïntegreerd EU-beleid ter bescherming van de zeeën vereist. |

    Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Een brede waaier van EU-maatregelen draagt bij tot de bescherming van het mariene milieu. Omdat het bestaande beleidskader echter sectoraal van aard is en het geografisch bereik van de instrumenten varieert, is er vooralsnog geen sprake van een geïntegreerd beleid ter bescherming van het mariene milieu. |

    Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Het hoge beschermingsniveau voor het mariene milieu dat door de voorgestelde richtlijn tot stand zal worden gebracht, is van essentieel belang, willen wij de economische en maatschappelijke mogelijkheden die de zeeën en oceanen bieden ten volle benutten en zo een grote bijdrage leveren aan de Agenda van Lissabon en de EU-strategie inzake duurzame ontwikkeling. Het voorstel zal ook een belangrijke input vormen voor de werkzaamheden met het oog op het toekomstige maritiem beleid van de EU, dat is aangekondigd in de strategische doelstellingen van de Commissie voor de periode 2005-2009 en dat gericht is op de ontwikkeling van een bloeiende maritieme economie en de volledige benutting van alle mogelijkheden inzake maritieme activiteiten binnen een uit milieuoogpunt duurzaam kader. Een van de centrale vraagstukken waarvoor dit beleid een oplossing moet zien te vinden, is de kwestie van het overkoepelende governance-kader ter regulering van de gebruikers en de diverse vormen van gebruik van de zeeën en oceanen. Dit punt zal worden behandeld in het voor 2006 aangekondigde Groenboek inzake maritiem beleid. De regelingen met betrekking tot governance waarin de mariene strategie voorziet, vormen een eerste stap. Als in de context van het maritiem beleid nadere invulling wordt gegeven aan een breed opgezet governance-kader, dienen de in aanmerking te nemen opties tevens rekening te houden met de zeer verscheiden juridische en politieke omstandigheden in de diverse regionale zeeën van Europa. Zo delen zeven EU-lidstaten en de Russische Federatie de wateren van de Oostzee, terwijl in de Middellandse Zee geen exclusieve economische zones zijn afgekondigd en de EU daar met een aantal derde landen dient samen te werken. |

    RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

    Raadpleging van belanghebbende partijen |

    Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Voor de uitwerking van de strategie is gebruik gemaakt van een uitvoerig raadplegingsproces dat plaats heeft gevonden van 2002 tot 2004 en waaraan is deelgenomen door alle EU-lidstaten en -kandidaat-lidstaten, belangrijke derde landen in Europa die oeverstaten zijn van dezelfde zeeën en oceanen als de Unie, 16 internationale commissies en verdragen, 21 representatieve organisaties van het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld, alsook wetenschappers en academici. De aanzet tot het proces is gegeven op een conferentie van belanghebbende partijen die op 4-6 december 2002 te Koge (Denemarken) heeft plaatsgevonden. Als vervolg op de conferentie van Koge zijn vier werkgroepen ad hoc ingesteld met vertegenwoordigers van alle belangrijke betrokken partijen, die zich met een aantal krachtlijnen van de ontwikkeling van de strategie hebben beziggehouden. |

    Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden Alle werkgroepen hebben hun resultaten en conclusies overgelegd op een afsluitende stakeholder-conferentie (Rotterdam, 11-12 november 2004). Daar tekende zich een ruime consensus af over de in de strategie voorgestelde aanpak. De grote meerderheid van de betrokken partijen is overtuigd van de noodzaak van krachtdadige EU-actie. In de voorgestelde richtlijn zijn alle resultaten van het sedert 2002 plaatsvindende overleg geïntegreerd. Kernelementen van de voorgestelde richtlijn zijn met name de noodzaak van een duale (EU-/regionale) benadering, de instelling van mariene regio’s als beheerseenheden voor de tenuitvoerlegging van de strategie en voorts de noodzaak van samenwerking tussen de lidstaten bij het ontwerpen van mariene strategieën, met name door gebruikmaking van bestaande instrumenten die hun oorsprong vinden in internationale verdragen. |

    Van 14 maart 2005 tot 9 mei 2005 is via het internet een open raadpleging gehouden. De Commissie heeft 133 reacties ontvangen. De resultaten zijn beschikbaar op http://europa.eu.int/comm/environment/water/pdf/consultation_marine.pdf. |

    Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

    Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden Bij de voorbereidende werkzaamheden is vooral de nadruk gelegd op (a) de toepassing van een ecosysteemgerichte benadering op het beheer van menselijke activiteiten die gevolgen hebben voor het mariene milieu; (b) monitoring- en beoordelingsaspecten; en (c) het specifieke probleem van gevaarlijke stoffen. Voorts heeft de Commissie de voorbije drie jaar veel aandacht besteed aan de verslagen, studies en beleidsverklaringen van nationale en regionale organisaties, landen, onderzoekinstellingen en organisaties van de Verenigde Naties met betrekking tot de bescherming van het mariene milieu. |

    Toegepaste methodiek Het overlegproces heeft substantiële resultaten opgeleverd met betrekking tot alle aspecten die voor de ontwikkeling van een mariene strategie van de EU relevant zijn. Dit proces heeft twee belangrijke “producten” opgeleverd: (a) een leidraad voor de toepassing van een ecosysteemgerichte benadering van het mariene milieu; en (b) een studie ten behoeve van de aanwijzing van Europese mariene regio’s op basis van hydrologische, oceanografische en biogeografische kenmerken als richtsnoer bij de uitvoering van de strategie. |

    Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen De belangrijkste gesprekspartner in het overleg dat heeft geresulteerd in de twee bovengenoemde documenten was de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES). Voorts zijn ook andere deskundigen en wetenschappelijke organisaties bij de voorbereidende werkzaamheden betrokken. |

    Samenvatting van de ingewonnen en benutte adviezen Er is reeds gewezen op het bestaan van potentieel ernstige risico’s met onomkeerbare gevolgen. Over het bestaan van dergelijke risico’s zijn alle partijen het eens. |

    Er is ruime eensgezindheid bereikt over de omvang van de bedreigingen voor het mariene milieu die kunnen leiden tot mogelijk onomkeerbare of niet-lineaire veranderingen in mariene ecosystemen, met verreikende economische en maatschappelijke gevolgen. De belangrijkste gesignaleerde bedreigingen voor het mariene milieu zijn: de effecten van klimaatverandering; de gevolgen van commerciële visserijactiviteiten; accidentele en opzettelijke olielozingen; de introductie van uitheemse soorten; eutrofiëring en het daarmee samenhangende optreden van schadelijke algenbloei; verontreiniging door zwerfvuil; verontreiniging met gevaarlijke stoffen en microbiologische verontreiniging; lozingen van radionucliden; en geluidsvervuiling. Klimaatverandering en visserij werden genoemd als twee van de belangrijkste belastende factoren voor het mariene milieu. Kortom: de ondubbelzinnige boodschap luidt dat Europa’s zeeën en oceanen groot gevaar lopen en dat inspanningen om ze te beschermen dringend noodzakelijk zijn, willen wij hun duurzame productiviteit en dus ook de daarvan afhankelijke economische en maatschappelijke activiteiten veiligstellen. |

    Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek Alle relevante analyses die tijdens de voorbereidingsfase van de voorgestelde richtlijn zijn uitgevoerd, zullen beschikbaar worden gemaakt. De ICES-leidraad voor de toepassing en de hantering van een ecosysteemgerichte benadering is reeds door ICES gepubliceerd en zal via de website van de Commissie beschikbaar worden gesteld. De ICES-studie over de mariene regio’s van de EU is voor alle belanghebbende partijen beschikbaar gemaakt via het CIRCA-systeem. |

    Effectbeoordeling Er zijn twee grote opties in overweging genomen. De eerste behelst een strikt vrijwillige aanpak op basis van een mededeling van de Commissie waarin niet-verbindende aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van de manier waarop Europa’s mariene milieu doeltreffend kan worden beschermd door middel van regionale mariene strategieën die op het niveau van in EU-verband te omschrijven mariene regio’s worden uitgewerkt. De tweede onderzochte optie behelst een combinatie van een flexibel rechtsinstrument en een mededeling. Het rechtsinstrument zou in dat geval een “richtlijn mariene strategie” zijn, ambitieus qua reikwijdte maar relatief soepel wat de keuze van het instrumentarium betreft. Er zouden dan op EU-niveau geen specifieke beheersmaatregelen worden voorgeschreven: de richtlijn zou op regionaal niveau moeten worden uitgevoerd en in de praktijk gebracht. Naast deze twee opties is bij de beoordeling ook een scenario meegenomen waarin geen enkele actie wordt ondernomen. Dit dient als referentiescenario voor de becijfering van de kosten die naar verwachting zullen zijn verbonden aan de maatregelen die uit hoofde van de twee opties worden voorgesteld. |

    De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd, die kan worden ingezien op de website van de Commissie. |

    JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL |

    Samenvatting van de voorgestelde maatregel De ultieme doelstelling van de voorgestelde richtlijn is het bereiken van een goede milieutoestand van het mariene milieu tegen 2021. De voorgestelde richtlijn omschrijft alleen gemeenschappelijke doelstellingen en beginselen op EU-niveau. Zij behelst de instelling van Europese mariene regio’s als beheerseenheden ten behoeve van de uitvoering. Van de lidstaten wordt verlangd dat zij voor hun mariene wateren in elke mariene regio een mariene strategie ontwerpen. Daarbij moeten bepaalde stappen worden doorlopen. De lidstaten worden aangespoord om bij de uitwerking van deze mariene strategieën actief samen te werken met elkaar en met belanghebbende derde landen. Tenslotte wordt, om rekening te houden met de specifieke omstandigheden die in bepaalde mariene regio’s heersen, in de richtlijn het bestaan erkend van bijzondere situaties en specifieke gebieden waar(in) het voor een lidstaat onmogelijk is om de stringente milieustreefdoelen te realiseren die in het kader van de richtlijn worden vastgesteld. |

    Rechtsgrondslag De passende rechtsgrondslag is artikel 175, lid 1, van het EG-Verdrag. |

    Subsidiariteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing in de mate dat het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. |

    De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet in voldoende mate op het niveau van de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt: |

    Het mariene milieu stoort zich niet aan de bestaande geopolitieke grenzen: het is van nature grensoverschrijdend. Daarom zijn samenwerking en gemeenschappelijke beginselen vereist. In deze omstandigheden is elke zuiver nationale benadering van het mariene milieu gedoemd te mislukken. |

    Het is namelijk goed denkbaar dat de diverse oeverstaten in een mariene regio tot verschillende conclusies komen wat betreft de aanpak en diagnose van de problemen en de vereiste programma’s van maatregelen – ondanks het feit dat het gaat om één en hetzelfde mariene ecosysteem. Bij het nemen van passende maatregelen kunnen lidstaten een verschillende koers varen en zelfs elkaar doorkruisende strategieën toepassen of verschillende tijdschalen hanteren, waardoor het mariene milieu ondoeltreffend wordt beschermd. Het gevolg van een en ander dreigt te zijn dat er voor het mariene milieu geen verbetering optreedt. In dat geval zou het vermogen van de oceanen om nieuwe belastingen van het mariene milieu zoals klimaatverandering en een toename van het maritiem transport te verwerken, aanzienlijk worden beperkt. |

    De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt: |

    Het voorstel zal een gemeenschappelijk EU-kader in het leven roepen voor het aanpakken van gemeenschappelijke problemen en voor het hele Europese grondgebied gezamenlijke beginselen en benaderingen inzake de bescherming van het mariene milieu introduceren. |

    Weliswaar hebben diverse EU-lidstaten nationale maatregelen getroffen om het mariene milieu te beschermen en werken zij actief samen in het kader van de desbetreffende internationale verdagen, maar het feit dat nationale maatregelen geen invloed hebben op de activiteiten in andere kuststaten van eenzelfde zeegebied blijft de mogelijkheden om resultaten te boeken ernstig beperken. Internationale samenwerking, met name in het kader van regionale mariene verdragen, heeft niet in alle gevallen overtuigende resultaten opgeleverd, met name omdat de betrokken organisaties niet over adequate handhavings- en toezichtsinstrumenten beschikken. |

    Het voorgestelde wetgevingsinstrument beperkt zich tot datgene wat de lidstaten op eigen houtje niet in toereikende mate kunnen realiseren, namelijk het opzetten van een EU-breed kader waarbinnen het mariene milieu in Europa doeltreffender kan worden beschermd. Uitvoerige doelstellingen en beheersmaatregelen die voor het bereiken van een goede milieutoestand in elke Europese mariene regio vereist zijn, worden op EU-niveau niet vastgesteld. |

    Bijgevolg is het voorstel in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

    Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: |

    Het voorgestelde wetsinstrument is een richtlijn mariene strategie. Er wordt veel ruimte gelaten voor nationale besluitvorming en regionaal overleg. De vaststelling van milieustreefdoelen op regionaal niveau en de planning en uitvoering van de maatregelen die vereist zijn om deze doelen en bijgevolg ook de goede milieutoestand van het mariene milieu in de onder de soevereiniteit of jurisdictie van EU-lidstaten vallende Europese wateren in elke mariene regio te realiseren, behoren dus tot de bevoegdheid van de lidstaten. |

    De administratieve lasten die door de voorgestelde richtlijn ontstaan, zijn voor de EU als geheel geraamd op circa 90 miljoen euro per jaar gedurende de eerste twee jaren, en 70 miljoen euro per jaar daarna. Anderzijds mag een aanzienlijke efficiëntietoename worden verwacht doordat overlappingen inzake monitoring en beoordeling worden vermeden. Er zullen uitvoeringskosten verbonden zijn aan de programma’s van maatregelen die op regionaal niveau worden overeengekomen. Het is de bedoeling dat een gedetailleerde effectbeoordeling wordt uitgevoerd van de programma’s van maatregelen die door de lidstaten worden uitgewerkt, teneinde te garanderen dat de milieustreefdoelen tegen minimale kosten worden gerealiseerd. Uit de effectbeoordeling komt naar voren dat er op korte termijn wellicht een belangrijke sociale en economische kostprijs zal moeten worden betaald, maar dat deze door de ecologische, maatschappelijke en economische voordelen op middellange en lange termijn in ruime mate zullen worden gecompenseerd. |

    Keuze van het instrument |

    Voorgesteld instrument: een richtlijn mariene strategie |

    Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn: Het was in principe mogelijk geweest een prescriptief wetgevingsinstrument (een verordening of een meer dwingende richtlijn) voor te stellen. Met een verordening of een dwingende richtlijn zou evenwel voorbij worden gegaan aan het feit dat er ten aanzien van het mariene milieu in de EU sprake is van sterk verschillende plaatselijke omstandigheden en behoeften; de lidstaten zouden in dat geval niet in staat worden gesteld een aantal beleidskeuzen te maken met betrekking tot de uitvoering op regionaal niveau. Daarom is niet voor deze mogelijkheid gekozen. Een andere optie zou hebben bestaan in het aannemen van een aanbeveling waarin de stappen worden beschreven om de mariene strategie op regionaal niveau uit te voeren. Omdat aanbevelingen juridisch niet verbindend zijn, zou deze aanpak evenwel geen garantie hebben geboden dat de lidstaten zich tot een stringente naleving zouden verbinden. Daarom is ook deze mogelijkheid verworpen. Een derde alternatief zou de vaststelling hebben behelsd van een beschikking die in al haar onderdelen verbindend is voor het beperkte aantal lidstaten waartoe zij uitdrukkelijk is gericht. Omdat echter nu reeds 20 van de 25 lidstaten kuststaten zijn van een of andere zee en de geplande uitbreidingen van de EU dit patroon nog zullen versterken, en omdat de doeltreffende bescherming van het mariene milieu ook de medewerking vereist van de niet aan zee grenzende landen die wel afwateren op een regionale zee, leek een rechtsinstrument met een beperkt aantal adressaten geen goed idee. Voorts zou een beschikking ook niet de gewenste soepelheid bij de uitvoering hebben geboden, aangezien beschikkingen verbindend zijn in al hun onderdelen. |

    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. |

    AANVULLENDE INFORMATIE |

    Toetsings-/herzienings-/uitdovingsclausule |

    Het voorstel bevat een toetsingsclausule. |

    Europese Economische Ruimte De voorgestelde richtlijn betreft een EER-aangelegenheid en dient derhalve ook voor de EER te gelden. |

    1. 2005/0211 (COD)

    Voorstel voor een

    RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Richtlijn mariene strategie) (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Commissie[1],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s[3],

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[4],

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Het mariene milieu is een kostbaar erfgoed dat als zodanig moet worden beschermd, hersteld en behandeld met als uiteindelijk doel veilige, schone, gezonde en productieve zeeën en oceanen met een rijke biologische diversiteit en dynamiek.

    (2) Overeenkomstig Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap dient binnen drie jaar na de vaststelling van dat programma een thematische strategie inzake de bescherming en het behoud van het mariene milieu te worden uitgewerkt, met als algemeen doel de bevordering van duurzaam gebruik van de zee en het behoud van mariene ecosystemen.

    (3) Om het duurzaam gebruik van de zee te bevorderen en de mariene ecosystemen te behouden, moet prioriteit worden gegeven aan het bereiken van een goede milieutoestand in het mariene milieu van de Gemeenschap, het voortzetten van de bescherming en instandhouding van dat milieu en het bieden van garanties om verdere verslechtering te voorkomen.

    (4) Om die doelstellingen te bereiken is een transparant en coherent wetgevingskader vereist dat een algemeen kader voor actie biedt en ervoor zorgt dat de acties die worden ondernomen, gecoördineerd en samenhangend zijn en naar behoren worden geïntegreerd met de acties uit hoofde van andere Gemeenschapswetgeving en internationale verdragen.

    (5) De uiteenlopende omstandigheden, problemen en behoeften van de diverse mariene regio’s die het mariene milieu van de Gemeenschap vormen, vereisen onderscheiden en specifieke oplossingen. Met die verscheidenheid moet rekening worden gehouden bij de voorbereiding, planning en uitvoering van maatregelen om in de context van de mariene regio’s en subregio’s een goede milieutoestand van het mariene milieu in de Gemeenschap tot stand te brengen.

    (6) Daarom is het passend dat elke lidstaat een mariene strategie ontwikkelt voor zijn Europese wateren, die weliswaar specifiek op die eigen wateren is toegesneden maar wel het algemene perspectief weergeeft van de betrokken mariene regio. De mariene strategieën dienen uit te monden in de uitvoering van programma's van maatregelen om een goede milieutoestand te realiseren.

    (7) Wegens het grensoverschrijdend karakter van het mariene milieu dient de uitwerking van de mariene strategieën per mariene regio te worden gecoördineerd. Aangezien de mariene regio’s zowel met andere lidstaten als met derde landen worden gedeeld, moeten de lidstaten streven naar een zo hecht mogelijke samenwerking met alle betrokken lidstaten en andere landen. Voorzover zulks haalbaar en passend is, dient voor deze coördinatie gebruik te worden gemaakt van de bestaande institutionele structuren in de mariene regio’s.

    (8) Aangezien voor het bereiken van deze doelstellingen actie in internationaal verband onontbeerlijk is, dient deze richtlijn de doeltreffendheid van de bijdrage van de Gemeenschap in het kader van internationale overeenkomsten te vergroten.

    (9) De Gemeenschap en de lidstaten zijn partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (UNCLOS), dat is goedgekeurd bij Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994[5]. In deze richtlijn moet dan ook volledig rekening worden gehouden met de verplichtingen die voor de Gemeenschap en de lidstaten uit deze overeenkomsten voortvloeien.

    (10) Deze richtlijn moet ook het krachtige standpunt ondersteunen dat de Gemeenschap in de context van het Verdrag inzake biologische diversiteit[6] heeft ingenomen over het voorkómen van verdere biodiversiteitsverliezen, het garanderen van een instandhoudingsgericht en duurzaam gebruik van de mariene biodiversiteit en de totstandbrenging van een wereldwijd netwerk van beschermde mariene gebieden tegen 2012. Voorts moet zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van de zevende vergadering van de Conferentie der partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (VBD/COP7), die een uitvoerig programma van werkzaamheden heeft aangenomen met betrekking tot de biodiversiteit in mariene en kustgebieden, inclusief een reeks doelstellingen, streefcijfers en activiteiten om het biodiversiteitsverlies op nationaal, regionaal en wereldniveau een halt toe te roepen en het vermogen van het mariene ecosysteem om de toelevering van goederen en diensten te ondersteunen, veilig te stellen, alsook een werkprogramma inzake beschermde gebieden met als doel de totstandbrenging en handhaving van ecologisch representatieve nationale en regionale systemen van beschermde mariene gebieden tegen 2012. De verplichting voor de lidstaten om Natura 2000-gebieden aan te wijzen uit hoofde van de Habitatrichtlijn draagt in belangrijke mate bij tot dit proces.

    (11) Deze richtlijn moet bijdragen tot de naleving van de verplichtingen die op de Gemeenschap en de lidstaten rusten uit hoofde van diverse andere relevante internationale overeenkomsten waarbij zij belangrijke verbintenissen zijn aangegaan met betrekking tot de bescherming van het mariene milieu tegen verontreiniging: het Verdrag ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied, goedgekeurd bij Besluit 94/157/EG van de Raad[7], het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, goedgekeurd bij Besluit 98/249/EG van de Raad[8] en de nieuwe bijlage V bij dat verdrag inzake de bescherming en het behoud van de ecosystemen en de biologische diversiteit van het zeegebied alsook het desbetreffende aanhangsel III, goedgekeurd bij Besluit 2000/340/EG van de Raad[9], het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu en het kustgebied van de Middellandse Zee, als gewijzigd in 1995, goedgekeurd bij Besluit 77/585/EEG van de Raad[10] en het protocol bij dat verdrag inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging vanaf het land, goedgekeurd bij Besluit 83/101/EEG van de Raad[11].

    (12) Aangezien de uit hoofde van de mariene strategieën uitgevoerde programma’s van maatregelen alleen doeltreffend kunnen zijn indien zij worden opgesteld op basis van een gedegen kennis van de toestand van het mariene milieu in een bepaald gebied en indien zij binnen het algemene perspectief van de mariene regio in kwestie zo zorgvuldig mogelijk op de behoeften van de voor elke lidstaat betrokken wateren worden afgestemd, moet ervoor worden gezorgd dat op nationaal niveau een passend kader voor geïnformeerde besluitvorming wordt voorbereid.

    (13) Als eerste stap van deze voorbereiding moeten alle lidstaten van een mariene regio de karakteristieken van hun mariene wateren analyseren en met betrekking tot die wateren de belangrijkste belastende en beïnvloedende factoren, de economische en maatschappelijke gebruiksvormen ervan alsmede de door de aantasting van het mariene milieu veroorzaakte kosten vaststellen.

    (14) Op basis van deze analyses dienen de lidstaten vervolgens voor de Europese wateren een reeks kenmerken van een goede milieutoestand vast te stellen. Te dien einde is het dienstig dat gebruik wordt gemaakt van de algemene kwalitatieve descriptoren, gedetailleerde criteria en standaarden die de Commissie met medewerking van alle belanghebbende partijen in de nabije toekomst zal opstellen.

    (15) De volgende stap om te komen tot een goede milieutoestand dient de vaststelling te zijn van milieustreefdoelen en monitoringprogramma’s met het oog op continue evaluatie, zodat de toestand van de betrokken wateren regelmatig kan worden beoordeeld.

    (16) Op basis van deze raamwerken dienen de lidstaten programma’s van maatregelen vast te stellen en uit te voeren die erop gericht zijn in de betrokken wateren een goede milieutoestand te realiseren, rekening houdend met de bestaande communautaire en internationale eisen en de behoeften van de betrokken mariene regio.

    (17) Hoewel het – gezien de vereiste specificiteit – passend is dat deze stappen door de lidstaten worden ondernomen, is het met het oog op de samenhang van de maatregelen in de hele Gemeenschap en de op mondiaal niveau aangegane verplichtingen van essentieel belang dat zowel de voorbereidende werkzaamheden als de programma’s van maatregelen ter goedkeuring aan de Commissie worden voorgelegd.

    (18) Om redenen van billijkheid en haalbaarheid is het passend dat een regeling wordt getroffen voor gevallen waarin het voor een lidstaat onmogelijk is het ambitieniveau van de vastgestelde milieustreefdoelen waar te maken.

    (19) In dit verband moeten voorzieningen worden getroffen voor twee types bijzondere gevallen. Het eerste type betreft situaties waarin het voor een lidstaat onmogelijk is zijn milieustreefdoelen te halen als gevolg van maatregelen of het uitblijven van maatregelen van een ander land, natuurlijke oorzaken of overmacht, of maatregelen die door de betrokken lidstaat zelf zijn genomen om redenen van openbaar belang die geacht werden zwaarder door te wegen dan de negatieve milieueffecten. In dergelijke gevallen is het passend dat de lidstaten wordt toegestaan maatregelen ad hoc te nemen in plaats van de maatregelen die deel uitmaken van het programma van maatregelen. Maatregelen ad hoc dienen zo te worden opgezet dat een verdere verslechtering van de toestand van de getroffen mariene wateren wordt voorkomen en de negatieve gevolgen voor de betrokken mariene regio worden getemperd.

    (20) Een bijzonder geval van het tweede type doet zich voor wanneer een lidstaat een probleem signaleert dat gevolgen heeft voor de milieutoestand van zijn Europese mariene wateren en eventueel zelfs voor de hele mariene regio in kwestie, maar dat niet door middel van op nationaal niveau getroffen maatregelen kan worden aangepakt. In dergelijke gevallen moet worden voorzien in de mogelijkheid om de Commissie te informeren in het kader van de indiening van de programma’s van maatregelen.

    (21) Wel is het noodzakelijk dat communautair toezicht wordt uitgeoefend op de soepelheid die met betrekking tot deze bijzondere gevallen aan de dag wordt gelegd. Wat het eerste type bijzondere gevallen betreft, is het derhalve passend dat de Commissie bij haar beoordeling voorafgaand aan de goedkeuring van het programma van maatregelen, terdege rekening houdt met de doeltreffendheid van de eventueel toegepaste maatregelen ad hoc. Voorts moet de Commissie, in gevallen waar een lidstaat verwijst naar maatregelen die zijn genomen om doorslaggevende redenen van openbaar belang, zich ervan vergewissen dat eventuele wijzigingen of veranderingen in het mariene milieu die door die maatregelen worden veroorzaakt niet zodanig zijn dat zij het bereiken van een goede milieutoestand in de betrokken mariene regio voorgoed bemoeilijken of onmogelijk maken.

    (22) Wat het tweede type bijzondere gevallen betreft, moet de Commissie, alvorens het programma van maatregelen goed te keuren, zich vergewissen van de gegrondheid van het standpunt van de betrokken lidstaat, te weten dat maatregelen op nationaal niveau niet zouden volstaan en dat derhalve actie op Gemeenschapsniveau noodzakelijk is.

    (23) Gezien het dynamische karakter en de natuurlijke variabiliteit van mariene ecosystemen, en gezien het feit dat de belastende en beïnvloedende factoren zullen variëren naar gelang van de ontwikkeling van diverse menselijke activiteitspatronen en onder invloed van de klimaatverandering, is het van primair belang dat wordt erkend dat de definitie van goede milieutoestand dynamisch en flexibel is en in de loop van de tijd dient te worden aangepast. Bijgevolg is een flexibele en aanpasbare bescherming van het mariene milieu wenselijk. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de mariene strategieën regelmatig worden bijgewerkt.

    (24) Voorts moet worden voorzien in de bekendmaking van de programma’s van maatregelen en de actualiseringen daarvan, alsook in de indiening bij de Commissie van tussentijdse verslagen waarin de vooruitgang wordt beschreven die bij de uitvoering van de programma’s is geboekt.

    (25) Om ervoor te zorgen dat het brede publiek actief deelneemt aan de totstandbrenging, uitvoering en actualisering van de mariene strategieën, is het nodig dat degelijke informatie beschikbaar wordt gesteld over de verschillende elementen van de mariene strategieën en de respectieve actualiseringen daarvan, alsook, indien daarom wordt verzocht, relevante achtergronddocumenten en informatie die bij de ontwikkeling van de mariene strategieën zijn gebruikt.

    (26) Het is passend dat de Commissie een eerste beoordelingsverslag over de uitvoering van deze richtlijn indient binnen twee jaar na de ontvangst van alle programma’s van maatregelen, en in ieder geval uiterlijk tegen 2021. Vervolgens dient de Commissie om de zes jaar een verslag bekend te maken.

    (27) Er moet worden voorzien in de mogelijkheid tot vaststelling van aanpassingen van de standaarden inzake beoordeling van de toestand van het mariene milieu, monitoring, de milieustreefdoelen en de technische schema’s voor de overdracht en verwerking van gegevens in overeenstemming met Richtlijn [12].

    (28) Maatregelen ter regulering van het visserijbeheer kunnen alleen worden genomen in de context van het gemeenschappelijk visserijbeleid zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[13], op basis van wetenschappelijke adviezen, en vallen derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn. Het toezicht op de lozingen en emissies die het gevolg zijn van het gebruik van radioactief materiaal is geregeld bij de artikelen 30 en 31 van het Euratom-Verdrag en valt derhalve niet binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.

    (29) Daar de doelstellingen van deze actie niet in voldoende mate door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en zij derhalve, gezien de omvang en de consequenties van de actie, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (30) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met name wordt zo gestreefd naar de integratie in het communautair beleid van een hoog niveau van milieubescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling zoals neergelegd in artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

    (31) De maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze richtlijn dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[14],

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Hoofdstuk I Algemene bepalingen

    Artikel 1Onderwerp

    Deze richtlijn stelt een kader vast voor de ontwikkeling van mariene strategieën die erop gericht zijn [uiterlijk tegen het jaar 2021] een goede milieutoestand van het mariene milieu te realiseren en de permanente bescherming en instandhouding van dat milieu en de voorkoming van de verslechtering ervan te garanderen.

    In deze richtlijn wordt onder “milieutoestand” de algemene toestand verstaan van het milieu in mariene wateren, rekening houdend met de structuur en functie van en de processen in de samenstellende mariene ecosystemen in combinatie met de natuurlijke fysiografische, geografische en klimaatfactoren alsmede de fysische en chemische omstandigheden, met inbegrip van die welke het gevolg zijn van menselijke activiteiten in het betrokken gebied.

    Artikel 2Toepassingsgebied

    Deze richtlijn is van toepassing op alle Europese wateren zeewaarts van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, en reikend tot de uiterste grens van het onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten vallende gebied, met inbegrip van de zeebodem van al die wateren en de ondergrond daarvan, hierna “de Europese mariene wateren” te noemen.

    Artikel 3Mariene regio's en subregio's

    1. Bij de naleving van hun verplichtingen krachtens deze richtlijn houden de lidstaten terdege rekening met het feit dat hun Europese mariene wateren een integrerend deel uitmaken van de volgende mariene regio’s:

    a) de Oostzee;

    b) het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan;

    c) de Middellandse Zee.

    2. Teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van een bepaald gebied mogen de lidstaten deze richtlijn ten uitvoer leggen met inaanmerkingneming van onderverdelingen van de in lid 1 genoemde mariene wateren, op voorwaarde dat die onderverdelingen zó worden omschreven dat zij verenigbaar zijn met de volgende mariene subregio’s:

    a) in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan:

    i) in de Noordzee in ruime zin, met inbegrip van het Kattegat en het Kanaal, de mariene wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk;

    ii) in de Keltische zeeën, de mariene wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Ierland en het Verenigd Koninkrijk;

    iii) in de Golf van Biskaje en de Iberische kustwateren, de mariene wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Frankrijk, Portugal en Spanje;

    iv) in de Atlantische Oceaan, de mariene wateren rond de Azoren en Madeira die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Portugal en de mariene wateren rond de Canarische Eilanden die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Spanje;

    b) in de Middellandse Zee:

    i) in de westelijke Middellandse Zee, de mariene wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Spanje, Frankrijk en Italië;

    ii) in de Adriatische Zee, de mariene wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Italië en Slovenië;

    iii) in de Ionische Zee, de mariene wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Griekenland, Italië en Malta;

    iv) in de Egeïsche en Levantijnse Zee, de mariene wateren die vallen onder de soevereiniteit of jurisdictie van Griekenland en Cyprus.

    De lidstaten stellen de Commissie tegen de in artikel 23, lid 1, eerste alinea, genoemde datum in kennis van alle onderverdelingen die zij toepassen.

    Artikel 4Mariene strategieën

    Elke lidstaat ontwikkelt ten aanzien van elke voor hem relevante mariene regio een mariene strategie voor zijn Europese mariene wateren overeenkomstig het volgende actieplan:

    a) Voorbereiding:

    i) een initiële evaluatie, af te ronden tegen [ vier jaar na de datum van inwerkingtreding ], van de huidige milieutoestand van de betrokken wateren en de milieueffecten van menselijke activiteiten daarop, overeenkomstig artikel 7;

    ii) een omschrijving, vast te leggen tegen [ vier jaar na de datum van inwerkingtreding ], van de goede milieutoestand van de betrokken wateren, overeenkomstig artikel 8, lid 1;

    iii) de vaststelling, tegen [ vijf jaar na de datum van inwerkingtreding ], van een reeks milieustreefdoelen, overeenkomstig artikel 9, lid 1;

    iv) de vaststelling en uitvoering, tegen [ zes jaar na de datum van inwerkingtreding ] tenzij in de desbetreffende Gemeenschapswetgeving anders is bepaald, van een monitoringprogramma voor continue evaluatie en periodieke actualisering van de streefdoelen, overeenkomstig artikel 10, lid 1;

    b) Programma’s van maatregelen:

    i) uitwerking, uiterlijk tegen 2016, van een programma van maatregelen dat gericht is op het realiseren van een goede milieutoestand, overeenkomstig artikel 12, leden 1, 2 en 3;

    ii) inwerkingtreding, uiterlijk tegen 2018, van het in punt (i) bedoelde programma overeenkomstig artikel 12, lid 6.

    Artikel 5Coördinatie en samenwerking

    1. In het kader van deze richtlijn coördineren lidstaten met mariene wateren in dezelfde mariene regio of subregio de maatregelen die zij nemen.

    Voorzover passend en uitvoerbaar bedienen de lidstaten zich van de in die mariene regio of subregio bestaande institutionele structuren.

    2. In het kader van deze richtlijn spannen de lidstaten zich in om in elke mariene regio of subregio de maatregelen die zij nemen te coördineren met derde landen die soevereiniteit of jurisdictie uitoefenen over wateren in dezelfde regio of subregio.

    In dit verband bouwen de lidstaten zoveel mogelijk voort op bestaande programma’s en activiteiten die worden ontplooid in het kader van uit hoofde van internationale overeenkomsten opgezette structuren.

    Artikel 6Bevoegde instanties

    1. De lidstaten wijzen tegen de in artikel 23, lid 1, eerste alinea, genoemde datum voor elke voor hen relevante mariene regio de instantie aan die bevoegd is voor de uitvoering van deze richtlijn ten aanzien van hun Europese mariene wateren.

    Binnen een termijn van zes maanden na deze datum verstrekken de lidstaten de Commissie een lijst van de aangewezen bevoegde instanties die tevens de in bijlage I vermelde gegevens bevat.

    Tezelfdertijd doen de lidstaten de Commissie een lijst toekomen van de nationale instanties die bevoegd zijn met betrekking tot alle relevante internationale organisaties waarin zij participeren.

    2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle wijzigingen in de overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie binnen drie maanden nadat die wijzigingen van kracht zijn geworden.

    Hoofdstuk IIMariene strategieën : voorbereiding

    Artikel 7Evaluatie

    1. De lidstaten voeren een initiële evaluatie van hun Europese mariene wateren uit, die de volgende elementen omvat:

    a) een analyse van de essentiële kenmerken en de huidige milieutoestand van die wateren, gebaseerd op de in tabel 1 van bijlage II opgenomen niet-uitputtende lijst van elementen, en die betrekking heeft op de habitattypes, de biologische componenten, de fysisch-chemische kenmerken en de hydromorfologie;

    b) een analyse van de belangrijkste belastende en beïnvloedende factoren, met inbegrip van menselijke activiteiten, die inwerken op de kenmerken en de milieutoestand van die wateren, gebaseerd op de in tabel 2 van bijlage II opgenomen niet-uitputtende lijst van elementen, en die betrekking heeft op de kwalitatieve en kwantitatieve mix van diverse belastende factoren alsmede op aanwijsbare trends;

    c) een economische en sociale analyse van het gebruik van die wateren en de aan de aantasting van het mariene milieu verbonden kosten.

    2. Bij de in lid 1 bedoelde analyses wordt rekening gehouden met elementen betreffende de kustwateren, overgangswateren en territoriale wateren die vallen onder de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2000/60/EG, teneinde een allesomvattende evaluatie van de toestand van het mariene milieu te verkrijgen.

    Artikel 8Omschrijving van de goede milieutoestand

    1. Ten aanzien van elke voor hen relevante mariene regio stellen de lidstaten in het licht van de initiële evaluatie overeenkomstig artikel 7, lid 1, voor hun Europese mariene wateren een reeks kenmerken van een goede milieutoestand vast op basis van de in lid 3 bedoelde algemene kwalitatieve descriptoren, criteria en standaarden.

    Zij houden rekening met de in bijlage II genoemde elementen en in het bijzonder met de habitattypes, de biologische componenten, de fysisch-chemische kenmerken en de hydromorfologie.

    2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de evaluatie overeenkomstig artikel 7, lid 1, en de omschrijving overeenkomstig lid 1 van dit artikel, uiterlijk drie maanden na de voltooiing van bedoelde omschrijving.

    3. Nadat zij alle belanghebbende partijen heeft geraadpleegd, stelt de Commissie uiterlijk tegen [ twee jaar na de inwerkingtreding ] overeenkomstig de in artikel [22, lid 2,] bedoelde procedure en op basis van bijlage II algemene kwalitatieve descriptoren, gedetailleerde criteria en standaarden voor het onderkennen van een goede milieutoestand vast.

    Artikel 9Vaststelling van milieustreefdoelen

    1. Op basis van de initiële evaluatie overeenkomstig artikel 7, lid 1, stellen de lidstaten ten aanzien van elke voor hen relevante mariene regio een volledige reeks milieustreefdoelen en bijbehorende indicatoren vast voor al hun Europese mariene wateren, rekening houdend met de in bijlage III opgenomen niet-uitputtende lijst van kenmerken.

    Bij het opstellen van die streefdoelen en indicatoren houden de lidstaten rekening met de ononderbroken toepassing van bestaande milieustreefdoelen die op nationaal, communautair of internationaal niveau met betrekking tot dezelfde wateren zijn vastgesteld.

    2. De lidstaten brengen de milieustreefdoelen uiterlijk drie maanden na de vaststelling ervan ter kennis van de Commissie.

    Artikel 10Vaststelling van monitoringprogramma’s

    1. Op basis van de initiële evaluatie overeenkomstig artikel 7, lid 1, zorgen de lidstaten voor de vaststelling en uitvoering van gecoördineerde monitoringprogramma's voor de continue evaluatie van de milieutoestand van hun Europese mariene wateren op basis van de in de bijlagen II en IV opgenomen lijsten en in het licht van de overeenkomstig artikel 9 vastgestelde milieustreefdoelen.

    Deze programma’s dienen binnen elke mariene regio en subregio consistent te zijn en zij moeten de bepalingen inzake evaluatie en monitoring welke gelden krachtens het Gemeenschapsrecht of internationale overeenkomsten als vertrekpunt nemen.

    2. De lidstaten brengen de monitoringprogramma’s uiterlijk drie maanden na de vaststelling ervan ter kennis van de Commissie.

    3. Indien passend zal de Commissie overeenkomstig de in artikel [22, lid 2,] bedoelde procedure specificaties en gestandaardiseerde methoden inzake monitoring en evaluatie aannemen die rekening houden met de bestaande verplichtingen en die de vergelijkbaarheid tussen de monitoring- en evaluatieresultaten garanderen.

    Artikel 11Goedkeuring

    Op basis van alle kennisgevingen overeenkomstig artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2, voor elke mariene regio beoordeelt de Commissie voor iedere lidstaat afzonderlijk of de medegedeelde elementen een raamwerk vormen dat aan de eisen van deze richtlijn voldoet.

    Bij die beoordeling houdt de Commissie rekening met de samenhang van de raamwerken binnen de verschillende mariene regio’s en voor de Gemeenschap als geheel.

    Met het oog op die beoordeling kan de Commissie een lidstaat verzoeken om alle aanvullende informatie te verstrekken die zij nodig heeft om een besluit te kunnen nemen.

    Binnen zes maanden na de ontvangst van de kennisgeving van de overeenkomstig artikel 10 vastgestelde monitoringprogramma’s kan de Commissie ten aanzien van een gegeven lidstaat besluiten het raamwerk of bepaalde delen daarvan te verwerpen indien deze niet in overeenstemming zijn met deze richtlijn.

    Hoofdstuk IIIMariene strategieën : programma’s van maatregelen

    Artikel 12Programma’s van maatregelen

    1. Ten aanzien van elke voor hen relevante mariene regio geven de lidstaten de maatregelen aan die moeten worden genomen om in al hun Europese mariene wateren een goede milieutoestand, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 8, lid 1, te realiseren.

    Die maatregelen worden uitgewerkt op basis van de initiële evaluatie overeenkomstig artikel 7, lid 1, en in het licht van de overeenkomstig artikel 9, lid 1, vastgestelde milieustreefdoelen, waarbij de in bijlage V opgesomde types maatregelen in aanmerking worden genomen.

    2. De lidstaten integreren de overeenkomstig lid 1 uitgewerkte maatregelen in een programma van maatregelen, rekening houdend met de maatregelen die krachtens het relevante Gemeenschapsrecht of internationale overeenkomsten zijn vereist.

    3. Wanneer de lidstaten het programma van maatregelen overeenkomstig lid 2 opstellen, besteden zij passende aandacht aan duurzame ontwikkeling en in het bijzonder aan de sociale en economische gevolgen van de overwogen maatregelen.

    De lidstaten zien erop toe dat de maatregelen kosteneffectief en technisch haalbaar zijn en zij voeren een effectbeoordeling, inclusief een uitvoerige kosten-batenanalyse, uit alvorens zij enige nieuwe maatregel treffen.

    4. In hun programma’s van maatregelen geven de lidstaten aan hoe de maatregelen ten uitvoer zullen worden gelegd en hoe deze zullen bijdragen tot het realiseren van de overeenkomstig artikel 9, lid 1, vastgestelde milieustreefdoelen.

    5. De lidstaten brengen hun programma’s van maatregelen binnen drie maanden na de gereedkoming ervan ter kennis van de Commissie en van alle andere betrokken lidstaten.

    6. Onverminderd artikel 15 zien de lidstaten erop toe dat de programma’s binnen twee jaar na de gereedkoming ervan operationeel zijn.

    Artikel 13Speciale gebieden

    1. Indien een lidstaat binnen zijn Europese mariene wateren een gebied aanwijst waar om enige hierna genoemde reden de milieustreefdoelen niet door middel van door die lidstaat genomen maatregelen kunnen worden gerealiseerd, omschrijft hij dat gebied duidelijk in zijn programma van maatregelen en verschaft hij de Commissie het nodige bewijsmateriaal ter staving van zijn standpunt:

    a) maatregelen of het uitblijven van maatregelen van een andere lidstaat of een derde land;

    b) natuurlijke oorzaken of overmacht;

    c) veranderingen of wijzigingen in de fysieke kenmerken van mariene wateren veroorzaakt door maatregelen die werden genomen om dwingende redenen van openbaar belang die primeerden over de negatieve milieueffecten.

    De betrokken lidstaat dient evenwel passende maatregelen ad hoc te nemen om een verdere verslechtering van de toestand van de getroffen mariene wateren te voorkomen en de negatieve gevolgen voor de betrokken mariene regio te temperen.

    2. In de in lid 1, onder c), bedoelde situatie zien de lidstaten erop toe dat de veranderingen of wijzigingen niet zodanig zijn dat zij het bereiken van een goede milieutoestand in de betrokken mariene regio voorgoed bemoeilijken of onmogelijk maken.

    3. De in lid 1, tweede alinea, bedoelde maatregelen ad hoc vormen een integrerend onderdeel van het programma van maatregelen.

    Artikel 14Informatie

    Wanneer een lidstaat een probleem constateert dat gevolgen heeft voor de milieutoestand van zijn Europese wateren en dat niet door middel van op nationaal niveau getroffen maatregelen kan worden aangepakt, informeert hij de Commissie daaromtrent en verschaft hij haar het nodige bewijsmateriaal ter staving van zijn standpunt.

    Artikel 15Goedkeuring

    Op basis van de kennisgevingen van de programma’s van maatregelen overeenkomstig artikel 12, lid 5, beoordeelt de Commissie voor iedere lidstaat afzonderlijk of de medegedeelde programma’s een passende manier zijn om een goede milieutoestand, zoals bepaald overeenkomstig artikel 8, lid 1, te realiseren.

    Bij die beoordeling houdt de Commissie rekening met de samenhang van de programma’s van maatregelen in de Gemeenschap als geheel.

    Met het oog op die beoordeling kan de Commissie een lidstaat verzoeken om alle aanvullende informatie te verstrekken die zij nodig heeft om een besluit te kunnen nemen.

    Binnen zes maanden na de ontvangst van de kennisgeving van de programma’s van maatregelen kan de Commissie ten aanzien van een gegeven lidstaat besluiten het programma of bepaalde aspecten daarvan te verwerpen indien deze niet in overeenstemming zijn met deze richtlijn.

    Hoofdstuk IVActualisering, verslaglegging en informatie van het publiek

    Artikel 16Actualisering

    1. De lidstaten zien erop toe dat hun mariene strategieën voor elke voor hen relevante mariene regio steeds worden geactualiseerd.

    2. Met het oog op de naleving van lid 1 herbezien de lidstaten om de zes jaar na de eerste vaststelling ervan, de volgende elementen van hun mariene strategie:

    a) de initiële evaluatie en de omschrijving van de goede milieutoestand overeenkomstig artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 8, lid 1;

    b) de overeenkomstig artikel 9, lid 1, vastgestelde milieustreefdoelen;

    c) de overeenkomstig artikel 10, lid 1, vastgestelde monitoringprogramma’s;

    d) de overeenkomstig artikel 12, lid 2, vastgestelde programma’s van maatregelen.

    3. Nadere bijzonderheden met betrekking tot eventuele actualiseringen naar aanleiding van de in lid 2 bedoelde toetsingen worden aan de Commissie en alle andere betrokken lidstaten toegezonden binnen drie maanden na de bekendmaking ervan overeenkomstig artikel 18, lid 2.

    4. De artikelen 11 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 17Tussentijdse verslagen

    De lidstaten dienen, binnen drie jaar na de bekendmaking overeenkomstig artikel 18, lid 2, van elk programma van maatregelen of van enige actualisering daarvan, bij de Commissie een tussentijds verslag in waarin de bij de uitvoering van dat programma geboekte vooruitgang wordt beschreven.

    Artikel 18Raadpleging en informatie van het publiek

    1. Overeenkomstig Richtlijn 2003/35/EG zorgen de lidstaten voor actieve participatie van alle belanghebbende partijen in de uitvoering van deze richtlijn, en met name in de vaststelling van de mariene strategieën overeenkomstig de hoofdstukken II en III en de actualisering daarvan overeenkomstig artikel 16.

    2. De lidstaten maken een samenvatting van de volgende elementen van hun mariene strategieën c.q. de actualiseringen daarvan bekend aan het publiek en bieden het de gelegenheid om commentaar te geven:

    a) de initiële evaluatie en de omschrijving van de goede milieutoestand overeenkomstig artikel 7, lid 1, respectievelijk artikel 8, lid 1;

    b) de overeenkomstig artikel 9, lid 1, vastgestelde milieustreefdoelen;

    c) de overeenkomstig artikel 10, lid 1, vastgestelde monitoringprogramma’s;

    d) de overeenkomstig artikel 12, lid 2, vastgestelde programma’s van maatregelen.

    3. Overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG wordt op verzoek inzage gegeven in de achtergronddocumenten en de informatie die bij de ontwikkeling van de mariene strategieën is gebruikt. Met name worden de gegevens en informatie die bij de initiële evaluatie en door middel van de monitoringprogramma’s zijn verkregen, via het internet of enige andere passende vorm van telecommunicatie beschikbaar gemaakt voor het publiek.

    De lidstaten verlenen de Commissie voor het uitvoeren van haar taken onbeperkte toegangs- en gebruiksrechten met betrekking tot die gegevens en informatie.

    Artikel 19Verslagen van de Commissie

    1. De Commissie maakt binnen twee jaar na de ontvangst van alle programma’s van maatregelen, en in ieder geval uiterlijk tegen 2021, een eerste beoordelingsverslag over de uitvoering van deze richtlijn bekend.

    Vervolgens publiceert de Commissie om de zes jaar een verslag.

    Zij dient deze verslagen in bij het Europees Parlement en de Raad.

    2. De in lid 1 bedoelde verslagen bevatten de volgende elementen:

    a) een beoordeling van de vooruitgang die bij de uitvoering van deze richtlijn is geboekt;

    b) een beoordeling van de toestand van het mariene milieu in de Gemeenschap, uitgevoerd in overleg met het Europees Milieuagentschap en de betrokken regionale mariene en visserijorganisaties en –verdragen;

    c) een overzicht van de mariene strategieën, vergezeld van suggesties voor de verbetering daarvan;

    d) een samenvatting van de beoordeling door de Commissie, overeenkomstig artikel 15, van de informatie die zij overeenkomstig artikel 14 van de lidstaten heeft ontvangen;

    e) een samenvatting van de reacties van de Commissie op de diverse verslagen die de lidstaten overeenkomstig artikel 17 hebben ingediend;

    f) een samenvatting van de reacties op de commentaren van het Europees Parlement en de Raad op eerdere mariene strategieën.

    Artikel 20Toetsing van deze richtlijn

    De Commissie herbeziet deze richtlijn tegen [ 15 jaar na de datum van inwerkingtreding ] en stelt indien passend eventueel noodzakelijke wijzigingen voor.

    Hoofdstuk VSlotbepalingen

    Artikel 21Technische aanpassingen

    1. De bijlagen II, III en IV worden aangepast aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang overeenkomstig de in artikel [22, lid 2,] bedoelde procedure, rekening houdend met de termijnen voor de toetsing en actualisering van de mariene strategieën overeenkomstig artikel 16, lid 2.

    2. Indien nodig kan de Commissie overeenkomstig de in artikel [22, lid 2,] bedoelde procedure overgaan tot de vaststelling van:

    a) standaarden voor de toepassing van de bijlagen [II], [III] en [IV];

    b) technische schema's ten behoeve van de overdracht en verwerking van gegevens, met inbegrip van statistische en cartografische gegevens.

    Artikel 22Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel [21, lid 1,] van Richtlijn 2000/60/EG ingestelde comité, hierna “het comité” genoemd.

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

    Artikel 23Omzetting

    1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [ drie jaar na de datum van inwerkingtreding ] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 24Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 25 Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    BIJLAGE I Artikel 6, lid 2

    (1) Naam en adres van de bevoegde instantie – officiële naam en officieel adres van de aangewezen bevoegde instantie.

    (2) Juridische status van de bevoegde instantie – een omschrijving van de juridische status van de bevoegde instantie en, indien van toepassing, een samenvatting of afschrift van haar statuut, stichtingsakte of gelijkwaardig juridisch document.

    (3) Bevoegdheden – een omschrijving van de juridische en administratieve bevoegdheden van de bevoegde instantie en van haar rol ten aanzien van de betrokken mariene wateren.

    (4) Samenstelling – indien de bevoegde instantie optreedt als coördinerend orgaan voor andere bevoegde instanties, is een lijst van die organisaties vereist, evenals een samenvatting van de institutionele verhoudingen die met het oog op de coördinatie zijn vastgesteld.

    (5) Regionale coördinatie – er is een samenvatting vereist van de mechanismen die zijn ingesteld met het oog op de coördinatie tussen de lidstaten wier Europese mariene wateren deel uitmaken van dezelfde mariene regio.

    BIJLAGE IIArtikel 7, lid 1, artikel 8, lid 1, en artikel 10, lid 1

    Tabel 1 – Karakteristieken |

    Fysische en chemische kenmerken | bathymetrische kenmerken; jaarlijks en seizoengerelateerd temperatuurregime; overheersende stromingen en geraamde recycling-/verversingstijden; saliniteit, m.i.v. regionale trends en gradiënten. |

    Habitattypes | - belangrijkste habitattype(s), met een beschrijving van hun karakteristieke fysische en chemische kenmerken - diepte, temperatuurregime, stromingen, saliniteit, structuur en aard van het substraat (zeebodem); - inventarisatie en kartering van bijzondere habitattypes, met name die welke het voorwerp uitmaken van of zijn aangewezen krachtens EU-wetgeving (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn) of internationale verdragen omdat zij in wetenschappelijk opzicht of voor de biodiversiteit van bijzonder belang zijn; - andere bijzondere gebieden die wegens hun karakteristieken, ligging of strategisch belang specifieke aandacht verdienen. Het kan gaan om gebieden die blootstaan aan intense of specifieke belasting, dan wel om gebieden die een specifieke beschermingsregeling vereisen. |

    Biologische elementen | - een beschrijving van de biologische gemeenschappen die met de belangrijkste habitats zijn geassocieerd. Dit omvat informatie over de karakteristieke fytoplankton- en zoöplanktongemeenschappen, met inbegrip van de typische soorten, de geografische en seizoenvariabiliteit en ramingen van de primaire en secundaire productiviteit. Informatie over de ongewervelde benthische fauna, inclusief soortensamenstelling, biomassa, productiviteit en variabiliteit op jaar- en seizoenbasis moet eveneens worden verstrekt. Ten slotte moet ook informatie over de structuur van de vispopulaties, met inbegrip van de abundantie, verspreiding en leeftijds-/grootteopbouw daarvan worden gepresenteerd; - een beschrijving van de populatiedynamiek, het natuurlijke en feitelijke verspreidingsgebied en de toestand van alle zeezoogdiersoorten die in de regio/subregio voorkomen. Voor soorten die vallen onder EU-wetgeving (Habitatrichtlijn) of internationale overeenkomsten moet ook een beschrijving worden gegeven van de belangrijkste bedreigingen en de reeds getroffen beschermings-/beheersmaatregelen; - een beschrijving van de populatiedynamiek, het natuurlijke en feitelijke verspreidingsgebied en de toestand van alle zeevogelsoorten die in de regio/subregio voorkomen. Voor soorten die vallen onder EU-wetgeving (Vogelrichtlijn) of internationale overeenkomsten moet ook een beschrijving worden gegeven van de belangrijkste bedreigingen en de reeds getroffen beschermings-/beheersmaatregelen; - een beschrijving van de populatiedynamiek, het natuurlijke en feitelijke verspreidingsgebied en de toestand van alle andere in de regio/subregio voorkomende soorten die vallen onder EU-wetgeving of internationale overeenkomsten, met inbegrip van een beschrijving van de belangrijkste bedreigingen en de reeds getroffen beschermings-/beheersmaatregelen; - een inventaris van het voorkomen, de abundantie en de verspreiding van de niet-inheemse soorten (exoten) die in de regio/subregio worden aangetroffen. |

    Andere kenmerken | - een beschrijving van de incidentie van aanrijking met voedingsstoffen, nutriëntencycli (stromingen en sediment/water-interacties), ruimtelijke patronen en gevolgen; - een beschrijving van de algemene toestand qua chemische verontreiniging, met inbegrip van problematische chemische stoffen, verontreiniging van sedimenten, “hot spots”, sanitaire problemen (besmetting van visvlees); - andere kenmerken, typische of bijzondere eigenschappen van de regio/subregio (bijv. gedumpte munitie). |

    Tabel 2 – Belastende en beïnvloedende factoren Algemeen Verontreiniging in de vorm van de directe of indirecte introductie in het mariene milieu, ten gevolge van menselijke activiteiten, van stoffen of energie, met inbegrip van door de mens veroorzaakt onderwaterlawaai, waardoor nadelige effecten optreden of kunnen optreden zoals schade aan biologische hulpbronnen en in zee levende organismen, gevaren voor de menselijke gezondheid, hinder voor mariene activiteiten zoals visserij, toerisme en recreatie en andere legitieme vormen van gebruik van de zee, aantasting van de gebruikskwaliteit van zeewater en vermindering van de esthetische kwaliteit. |

    Fysieke vernietiging | Verstikking (bijv. door kunstwerken, lozing van baggerspecie) Afdichting (bijv. door permanente constructies) |

    Fysieke beschadiging | Verslibbing (bijv. door afstroming van het land, baggerwerken, lozingen) Abrasie (bijv. door plezierboten of ankers) Selectieve extractie (bijv. zand- en grindwinning, verstrikking) |

    Niet-fysieke verstoring | Lawaai (bijv. door scheepvaart, seismisch onderzoek) Visuele vervuiling (bijv. door recreatieactiviteiten) |

    Verontreiniging door toxische stoffen | Toevoer van synthetische stoffen (bijv. pesticiden, aangroeiwerende middelen, PCB’s) Toevoer van niet-synthetische stoffen (bijv. zware metalen, koolwaterstoffen) Toevoer van radionucliden |

    Verontreiniging door niet-toxische stoffen | Toevoer van voedingsstoffen (bijv. afstroming uit landbouwgebieden, lozingen) Toevoer van organische stoffen (bijv. maricultuur, lozingen) Veranderingen in het temperatuurregime (bijv. lozingen, krachtcentrales) Veranderingen in turbiditeit (bijv. afstroming van het land, baggerwerken) Veranderingen in saliniteit (bijv. waterwinning, lozingen) |

    Biologische verstoring | Introductie van microbiële ziekteverwekkers Introductie van niet-inheemse soorten en translocaties Selectieve exploitatie van soorten (bijv. commerciële en recreatieve visserij) |

    BIJLAGE III Artikel 9, lid 1

    (1) Adequate dekking van de elementen die karakteristiek zijn voor de mariene wateren in een mariene regio of subregio die onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaat vallen.

    (2) Noodzaak van de vaststelling van (a) streefdoelen overeenstemmend met de gewenste omstandigheden, op basis van de omschrijving van de goede milieutoestand; (b) meetbare streefdoelen die monitoring mogelijk maken; en (c) operationele streefdoelen in samenhang met concrete uitvoeringsmaatregelen ter ondersteuning van het bereiken ervan.

    (3) Specificatie van de te bereiken milieutoestand en omschrijving daarvan in termen van meetbare eigenschappen van de karakteristieke elementen van de Europese mariene wateren van de lidstaat in een mariene regio of subregio.

    (4) Onderlinge consistentie van de streefdoelen; afwezigheid van conflicten daartussen.

    (5) Specificatie van de middelen die nodig zijn voor het bereiken van de streefdoelen.

    (6) Omschrijving van de streefdoelen met een tijdschema voor het bereiken ervan.

    (7) Specificatie van indicatoren ter bewaking van de geboekte vooruitgang en ter sturing van de beleidsbeslissingen om de streefdoelen te realiseren.

    (8) Waar passend, specificatie van referentiewaarden (streefwaarden en grenswaarden).

    (9) Passende inachtneming van maatschappelijke en economische overwegingen bij de vaststelling van de streefdoelen.

    (10) Onderzoek van het geheel van milieustreefdoelen en de daarmee samenhangende indicatoren en grens- en streefwaarden die zijn ontwikkeld in het licht van de in artikel [1] nedergelegde milieudoelstelling, teneinde te beoordelen of het bereiken van de streefdoelen ertoe zal leiden dat in de onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten vallende mariene wateren in een mariene regio een overeenkomstige toestand wordt gerealiseerd.

    (11) Verenigbaarheid van de streefdoelen met de doelstellingen waartoe de Gemeenschap en haar lidstaten zich krachtens relevante internationale en regionale overeenkomsten hebben verbonden.

    (12) Wanneer het instrumentarium van streefdoelen en indicatoren is samengesteld, dient het geheel te worden getoetst aan de in artikel [1] nedergelegde milieudoelstelling, teneinde te beoordelen of het bereiken van de streefdoelen ertoe zal leiden dat in het mariene milieu een overeenkomstige toestand wordt gerealiseerd.

    BIJLAGE IVArtikel 10, lid 1

    (1) Noodzaak om informatie te verstrekken met het oog op het beoordelen van de milieutoestand en het bepalen van de afstand tot en vordering in de richting van de goede milieutoestand overeenkomstig bijlage [II] en de gedetailleerde standaarden en criteria die krachtens artikel [8, lid 3,] worden vastgesteld.

    (2) Noodzaak om te garanderen dat de informatie wordt vergaard die nodig is om passende indicatoren te selecteren voor de milieustreefdoelen waarin artikel [9] voorziet.

    (3) Noodzaak om te garanderen dat de informatie wordt vergaard die nodig is om het effect van de in artikel [12] bedoelde maatregelen te evalueren.

    (4) Noodzaak om te voorzien in activiteiten om de oorzaak van veranderingen te achterhalen en zodoende - in voorkomend geval - de bijsturingsmaatregelen te kunnen nemen die nodig zijn om terug te keren naar een goede milieutoestand, indien afwijkingen van het nagestreefde toestandsbereik zijn vastgesteld.

    (5) Noodzaak om informatie te verschaffen over de chemische contaminanten in door de mens geconsumeerde vissoorten in gebieden waar commerciële visserij wordt beoefend.

    (6) Noodzaak om te voorzien in activiteiten om te controleren of de bijsturingsmaatregelen de gewenste veranderingen teweegbrengen en geen ongewenste neveneffecten veroorzaken.

    (7) Noodzaak om de informatie op het niveau van de mariene regio’s samen te voegen.

    (8) Noodzaak om op Gemeenschapsniveau technische specificaties en gestandaardiseerde monitoringmethoden uit te werken met het oog op de vergelijkbaarheid van de informatie.

    (9) Noodzaak om een zo groot mogelijke afstemming tot stand te brengen met bestaande regionale en internationale programma’s, teneinde de samenhang tussen die programma’s te bevorderen en overlappingen te vermijden.

    (10) Noodzaak om in het kader van de in artikel [7] bedoelde initiële evaluatie te voorzien in een evaluatie van belangrijke veranderingen in de milieuomstandigheden alsook, in voorkomend geval, van nieuwe en in belang toenemende problemen.

    (11) Noodzaak om in het kader van de in artikel [7] bedoelde initiële evaluatie aandacht te besteden aan de in bijlage II opgesomde elementen en de natuurlijke variabiliteit daarvan en om de geleidelijke bereiking van de overeenkomstig artikel [9, lid 1,] vastgestelde milieustreefdoelen te controleren, voorzover passend met gebruikmaking van de reeks indicatoren en de bijbehorende grens- en streefwaarden.

    BIJLAGE VArtikel 12, lid 1

    (1) Beheersing van de inputs: beheermaatregelen met betrekking tot de omvang van de toegestane menselijke activiteiten.

    (2) Beheersing van de outputs: beheermaatregelen met betrekking tot de mate van verstoring van ecosysteemcomponenten die toelaatbaar wordt geacht.

    (3) Regulering van de ruimtelijke en temporele incidentie: beheermaatregelen die helpen bepalen waar en wanneer bepaalde activiteiten mogen plaatsvinden.

    (4) Beheercoördinatiemaatregelen: instrumenten die de coördinatie van het beheer garanderen.

    (5) Economische prikkels: beheermaatregelen die het voor de gebruikers van het mariene ecosysteem economisch interessant maken om zich zo te gedragen dat het bereiken van de ecologische doelstellingen voor het ecosysteem erdoor wordt bevorderd.

    (6) Instrumenten ter beperking en herstel van milieuschade: beheerinstrumenten die ervoor zorgen dat menselijke activiteiten bijdragen tot het herstel van beschadigde componenten van mariene ecosystemen.

    (7) Communicatie, participatie van de belanghebbende partijen en bewustmaking van het publiek.

    [1] PB C , , blz. .

    [2] PB C , , blz. .

    [3] PB C , , blz. .

    [4] PB C , , blz. .

    [5] PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1.

    [6] 93/626/EG van 25.10.1993, PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1-20

    [7] PB L 73 van 16.3.1994, blz. 19.

    [8] PB L 104 van 3.4.1998, blz. 1.

    [9] PB L 118 van 8.5.2000, blz. 44.

    [10] PB L 240 van 19.9.1977, blz. 1. Besluit als gewijzigd bij Besluit 99/802/EG (PB L 322 van 14.12.1999).

    [11] PB L 67 van 12.3.1983, blz. 1.

    [12] insert reference to INSPIRE Directive once adopted

    [13] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

    [14] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    Top