Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AR0337

    Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Studie naar de samenhang tussen legale en illegale migratie

    PB C 231 van 20.9.2005, p. 50–55 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    20.9.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 231/50


    Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Studie naar de samenhang tussen legale en illegale migratie

    (2005/C 231/06)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    GEZIEN de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Studie naar de samenhang tussen legale en illegale migratie (COM(2004) 412 def.),

    GEZIEN het op 4 juni 2004 genomen besluit van de Europese Commissie om het Comité, overeenkomstig de eerste alinea van art. 265 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, over dit onderwerp te raadplegen,

    GEZIEN het besluit van de voorzitter van 5 april 2004 om de commissie „Externe betrekkingen” met het opstellen van een advies over dit onderwerp te belasten,

    GEZIEN het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name artikel 63, lid 2 (b),

    GEZIEN de conclusies van het voorzitterschap betreffende het Haags programma: versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, en met name specifieke beleidslijnen inzake asiel-, migratie- en grenzenbeleid (par. 1.2), alsmede de externe dimensie van asiel en migratie (par. 1.6),

    GEZIEN zijn advies over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over „Immigratie, integratie en werkgelegenheid” (COM(2003) 336 def., CDR 223/2003 fin) (1),

    GEZIEN zijn advies over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de indiening van een voorstel voor een richtlijn en twee voorstellen voor aanbevelingen over de toelating van onderdanen van derde landen tot de Europese Gemeenschap met het oog op wetenschappelijk onderzoek (COM(2004) 178 def. — 2004/0061 (CNS) — 2004/0062 (CNS) — 2004/0063 (CNS), goedgekeurd op 17 november 2004 (CDR 168/2004 fin),

    GEZIEN andere specifieke adviezen van het Comité van de Regio's over vluchtelingenbeleid (CDR 90/2001 fin (2); CDR 214/2001 fin (3); CDR 93/2002 fin (4); CDR 249/2003 (5)),

    GEZIEN zijn ontwerpadvies (CDR 337/2004 rev.1) dat op 7 februari 2005 door de commissie „Externe betrekkingen” werd goedgekeurd (rapporteur: de heer Brown, lid van de Clackmannanshire districtsraad (UK/UEN-EA),

    OVERWEGENDE hetgeen volgt:

    1)

    de conclusie in de studie luidt: „Er is een verband tussen legale en illegale migratie, maar het is een complex en beslist geen direct verband”;

    2)

    in de studie wordt een aantal beleidsinitiatieven ter ontwikkeling van een gemeenschappelijk migratiebeleid aangegeven;

    3)

    in de studie wordt gewezen op de behoefte aan betrouwbaardere en beter vergelijkbare statistieken op Europees niveau;

    4)

    vergrijzing en inkrimping van de actieve bevolking in de EU zullen leiden tot capaciteitstekorten op de arbeidsmarkt en een voortdurende behoefte aan immigranten;

    5)

    het door de Europese Raad van november 2004 goedgekeurde Haags programma, omvat een werkprogramma ter ontwikkeling van een gemeenschappelijk migratiebeleid;

    heeft tijdens zijn op 13 en 14 april 2005 gehouden zitting (vergadering van 13 april) het volgende advies aangenomen.

    1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    a.   Algemene beoordeling

    1.1

    Het Comité van de Regio's is ingenomen met de studie naar het verband tussen legale en illegale migratie, die volgens hem een waardevolle bijdrage levert aan de ontwikkeling van een communautair immigratiebeleid, met name via de in de studie voorgestelde beleidsinitiatieven.

    1.2

    De studie is voor het Comité met name van belang gelet op de aanzienlijke rol die regionale en lokale overheden spelen bij de opvang, vestiging en integratie van migranten. Deze overheden zijn de belangrijkste verstrekkers van openbare diensten aan migranten, die o.m. betrekking hebben op huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg en arbeidsbemiddeling.

    1.3

    Deze studie moet worden gezien tegen de achtergrond van de ontwikkeling van een communautair migratie- en asielbeleid, met name de werkzaamheden van de Europese Raad van Tampere (oktober 1999) en de goedkeuring van het Haags programma door de Europese Raad van november 2004, waarin het belang van migratiebeleid wordt beklemtoond.

    1.4

    Helaas wordt door de Europese Raad slechts traag vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van een EU-migratiebeleid op basis van de door de Raad van Tampere goedgekeurde conclusies.

    1.5

    In de studie wordt de volgende conclusie geformuleerd: „Er is een verband tussen legale en illegale migratie, maar het is een complex en beslist geen direct verband omdat er allerlei verschillende factoren in aanmerking moeten worden genomen.” Illegale migratie vormt evenwel een groot probleem in de EU, daar maatregelen ter bevordering van reguliere migratie erdoor kunnen worden ondermijnd en er in de plaatselijke gemeenschappen een vijandelijke houding tegenover migranten door kan ontstaan. Doeltreffende preventie van illegale migratie is dan ook van cruciaal belang voor de interne veiligheid van de EU. Illegale migranten kunnen ook zelf in gevaar komen en het risico lopen te worden uitgebuit. In het licht daarvan is het van cruciaal belang een evenwichtig beleid uit te stippelen ter bevordering van maatregelen om zowel een billijk niveau van geregulariseerde migratie te verzekeren als illegale migranten te ontmoedigen.

    1.6

    Het Comité maakt zich zorgen over het gebruik van de term „illegale migratie”, met name daar vele migranten in deze categorie niet met criminele bezigheden te associeren zijn, en zou dan ook graag zien dat, waar relevant, de term „niet-reguliere migratie” wordt gebruikt.

    1.7

    In de studie wordt de vinger gelegd op een aanzienlijk aantal lacunes in het onderzoek; de Europese Commissie wordt dan ook verzocht met een onderzoeksprogramma te komen om deze lacunes aan te vullen en de beleidsvorming aldus te beïnvloeden.

    1.8

    In de studie wordt tevens verwezen naar andere EU-beleidsterreinen die betrekking hebben op migranten, bv. het ontwikkelingsbeleid en de Europese werkgelegenheidsstrategie. Voorts is er een groot aantal EU-beleidsterreinen die het migratiebeleid beïnvloeden, met name onderdelen van het sociale en economische beleid. Het Comité zou graag zien dat binnen de Europese Commissie een multidisciplinaire groep, die alle directoraten-generaal bestrijkt, de activiteiten m.b.t. migranten gaat coördineren.

    b.   Verbetering van overleg en informatie-uitwisseling op EU-niveau

    1.9

    Uit de studie komt een duidelijk gebrek aan betrouwbare en vergelijkbare gegevens op EU-niveau naar voren. De aanzet om dit te verhelpen wordt gegeven in het actieplan van de Europese Commissie voor de verzameling en analyse van communautaire statistieken over migratie (COM (2003) 179 def.) en het eerste jaarverslag over migratie en integratie (COM (2004) 508 def.).

    1.10

    Lokale en regionale overheden spelen een belangrijke rol in de verzameling van gegevens en statistieken. Zij moeten dan ook ten volle worden betrokken bij het overleg betreffende het gebruik van betrouwbare en vergelijkbare gegevens, zodra deze zijn verzameld, in de hele Europese Unie.

    1.11

    Het is een goede zaak dat in de studie wordt opgeroepen „om intensiever en gerichter gebruik te maken van overleg en informatie-uitwisseling”, en verder dat de Commissie een deskundigengroep, bekend als het 'Comité voor immigratie en asiel', en een netwerk van nationale contactpunten voor integratie heeft ingesteld.

    1.12

    Het Comité is tevens ingenomen met de oprichting van een Europees migratienetwerk en –waarnemingscentrum. Lokale en regionale overheden dienen in dit netwerk een belangrijke rol te spelen daar zij concrete directe ervaringen en goede praktijken kunnen inbrengen.

    1.13

    Er zouden meer kansen moeten worden geboden om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen, met inbegrip van activiteiten als intercollegiale toetsingen (peer review) inzake immigratiebeleid. Een en ander kan worden verwezenlijkt door gebruik te maken van de open coördinatiemethode bij de ontwikkeling van het communautaire immigratiebeleid en de Europese Raad wordt dan ook verzocht de voorstellen van de Europese Commissie op dit gebied goed te keuren.

    c.   Ontwikkeling van nieuwe beleidsinitiatieven in het kader van het gemeenschappelijk immigratiebeleid

    Legale migratie

    1.14

    Het Comité is het met de Commissie eens dat vanwege het effect van de bevolkingsafname en de vergrijzing verwacht kan worden dat de werving van werknemers uit derde landen en de immigratie naar de EU zullen aanhouden en toenemen. Dit thema is aan de orde in het rapport Kok, waarin wordt gezegd dat de vergrijzing de vraag naar pensioenen en gezondheidszorg zal doen toenemen, terwijl de actieve bevolking die de nodige rijkdom kan produceren, tegelijkertijd zal slinken (6). Bovendien herinnert Wim Kok aan ramingen van de Europese Commissie waaruit blijkt dat de vergrijzing duidelijk tot effect zal hebben dat de potentiële groei in de EU van de huidige 2 à 2,25 % tegen 2040 zal verminderen tot ca. 1,2 % (7). Voorts moet ook de nadruk worden gelegd op andere positieve, externe gevolgen van migratie op economisch en sociaal gebied, bv. wat betreft nieuw menselijk kapitaal, specialisatie en persoonlijke ontwikkeling.

    1.15

    Het Comité beklemtoont het cruciale belang van de regionale dimensie in het communautaire immigratie- en integratiebeleid en beschouwt dit als een belangrijk discussieonderwerp. Sommige EU-regio's laten immers een bevolkingsafname en een ernstig capaciteitstekort zien, terwijl de bevolking in andere regio's snel aangroeit waardoor de lokale dienstverlening onder druk komt te staan en woningen onbetaalbaar dreigen te worden. Er moet dan ook nog veel werk worden verricht wat de ontwikkeling van de regionale en lokale aspecten van migratie betreft, met name op het gebied van integratie. Dit gebeurt thans via het INTI-programma. In 2004 werd voor dit programma 6 miljoen euro uitgetrokken; er werden evenwel 158 steunaanvragen voor in totaal 42,58 miljoen euro ingediend. Het Comité dringt dan ook aan op een wezenlijke verhoging van de financiering van dit programma voor de periode 2007 — 2013.

    1.16

    De Commissie is van plan een grootschalig overlegproces over de toelating van arbeidsmigranten op gang te brengen. Het Groenboek „over het beheer van de economische migratie: een EU-aanpak” (COM(2004) 811 def.) werd in 2005 gepubliceerd. Het Comité van de Regio's vindt dat het bij dit overlegproces in belangrijke mate moet worden betrokken, gezien de mogelijke gevolgen van migratie voor regionale arbeidsmarkten en voor de door lokale en regionale overheden verstrekte dienstverlening.

    1.17

    Het Comité valt de studie bij dat „een betere inburgering van onderdanen van derde landen die legaal in de lidstaten verblijven, een essentiële doelstelling van het EU-immigratiebeleid is”. Deze inburgering kan worden verwezenlijkt door integratie op de arbeidsmarkt, het bevorderen van de mobiliteit en de erkenning van de beroepskwalificaties van derdelanders in de Europese Unie.

    1.18

    In de richtlijn betreffende de status van langdurig ingezetenen werd het mobiliteitsbeginsel vastgelegd (november 2003). Hiermee werd het recht op mobiliteit geïntroduceerd voor personen die al meer dan vijf jaar in een lidstaat verblijven, en de mobiliteit van derdelanders werd verbeterd door de uitbreiding van Verordening nr. 1408/71. Daarnaast speelt mobiliteit ook een zekere rol in het voorstel van de Commissie betreffende de toelating van buitenlandse studenten en onderzoekers.

    1.19

    Er moeten meer onderzoekers naar de EU worden gehaald zodat de doelstellingen van Lissabon kunnen worden verwezenlijkt. Dit zal een belangrijke test zijn voor de ontwikkeling van een communautair migratiebeleid; zo zal immers kunnen worden nagegaan of door een dergelijke werving van arbeidskrachten het capaciteitstekort kan worden aangevuld. In haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement over de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (COM (2004) 178 def.) schatte de Europese Commissie dat de EU tegen 2010 zo'n 700.000 extra onderzoekers nodig had om de Lissabon-doelstellingen te halen.

    1.20

    In november 2004 stemde de Raad Justitie en Algemene Zaken in met een zgn. „algemene oriëntatie” aanpak ten aanzien van de richtlijn. Deze oriëntatie heeft o.m. betrekking op de erkenning van kwalificaties, op arbeidsvoorwaarden en belastingvoordelen maar niet op een versoepeling van de toelatingsvoorwaarden voor gezinnen van onderzoekers met kortlopende contracten. Volgens het Comité is dit nochtans een sleutelfactor voor de werving van onderzoekers en zouden de EU-lidstaten aldus op één lijn komen te staan met andere landen als de VS en Canada.

    1.21

    De Europese werkgelegenheidsstrategie en het Europees Sociaal Fonds dragen in aanzienlijke mate bij tot het aanbieden van opleiding ter verwerving van beroepskwalificaties die van cruciaal belang zijn voor de integratie van nieuwe migranten. De integratie van kansarmen op de arbeidsmarkt stond centraal in de Europese werkgelegenheidsstrategie, vanuit de doelstelling om het arbeidsaanbod op peil te houden, een maximaal aanpassingsvermogen te bewerkstelligen en sectorale en regionale tekorten op te vangen. De nieuwe EU-werkgelegenheidsrichtsnoeren hebben tot doel de werkloosheidskloof (van 11,7 % in 2002) tussen derdelanders en EU-onderdanen te verkleinen. In de studie wordt niet verwezen naar activiteiten die in het kader van het Europees Sociaal Fonds op touw worden gezet om de integratie van immigranten op de arbeidsmarkt te bevorderen, en evenmin naar de innoverende werkzaamheden die lokale en regionale besturen op dit gebied hebben verricht.

    1.22

    Het Comité neemt nota van de conclusies betreffende de doeltreffendheid van de legaliseringsmaatregelen die in de studie vanuit het oogpunt van zowel de migrant als de lidstaten worden getrokken. Het is van mening dat legaliseringsmaatregelen op grote schaal gewoonlijk niet de meest geschikte oplossing bieden voor het probleem van niet-reguliere migratie. Niettemin kan legalisering op individuele basis een nuttig instrument zijn om tal van gevallen van niet-reguliere migratie aan te pakken.

    1.23

    De studie „levert extra ondersteuning voor de visie dat legaliseringen niet moeten beschouwd als een manier om migratie te beheersen, omdat dergelijke maatregelen in werkelijkheid vaak een negatief gevolg zijn van het migratiebeleid op andere terreinen”. Het Comité is het daarmee eens. Legalisering op individuele basis kan evenwel nodig zijn als immigranten met lokale gemeenschappen vergroeid raken, teneinde ze uit de zwarte economie te halen, de belastinginkomsten te verhogen en de sociale samenhang te bevorderen. In een rapport van het House of Lords werden in dit verband enkele interessante opmerkingen geformuleerd (8).

    1.24

    Het Comité onderschrijft de stelling in het rapport van het House of Lords dat een zekere vorm van legalisering van langdurig illegale immigranten onvermijdelijk is, wil men voorkomen dat er een steeds grotere groep mensen komt die zich in een onregelmatige situatie bevindt en gevaar loopt uitgebuit te worden. In het rapport wordt beklemtoond dat de aantrekkingskracht van legalisering zo klein mogelijk moet worden gehouden; om dit te doen moet vooral op individuele basis worden geoordeeld en geen amnestie op ruime schaal worden verleend. Het House of Lords is ten slotte van mening dat amnestie een unieke kans kan bieden om betrouwbare informatie te verkrijgen over de omvang en aard van de illegale immigrantenbevolking (9).

    Illegale immigratie

    1.25

    Er zijn veel vormen van illegale migratie en onderzoek hiernaar is moeilijk. Niettemin zouden de verschillende soorten illegale immigratie verder moeten worden onderzocht zodat er doeltreffendere maatregelen kunnen worden vastgesteld. In dit verband is het zaak onderscheid te maken tussen:

    personen die op een legale manier zijn binnengekomen maar te lang in het gastland blijven;

    personen die niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoen maar die toch in het land mogen blijven;

    personen wier asielaanvraag is afgewezen;

    niet-reguliere immigranten aan wie geen toegang is verleend omdat zij via niet-officiële wegen en zonder de vereiste papieren het land zijn binnengekomen.

    1.26

    Centraal in de bestrijding van niet-reguliere migratie staan volgens de Commissie en volgens het Comité de ontwikkeling van een communitair terugkeerbeleid, de totstandbrenging van versterkte samenwerking met de landen van herkomst en het omzetten van zwartwerk in reguliere arbeid.

    1.27

    Het Comité is ingenomen met de voorstellen betreffende de ontwikkeling van een communautair terugkeerbeleid. In november 2002 werd een voorstel voor een actieprogramma inzake terugkeer door de Raad goedgekeurd; achter de tenuitvoerlegging ervan dient nu meer vaart te worden gezet.

    1.28

    „De medewerking van derde landen is cruciaal om de illegale migratie terug te kunnen dringen” en in recente conclusies van Europese Raden wordt „nadrukkelijk gewezen op de behoefte aan een allesomvattende benadering van migratie, waarin ook aandacht is voor de mensenrechten en voor politieke en ontwikkelingsgebonden problemen in de landen en gebieden van herkomst en doorreis”.

    1.29

    De in de studie bepleite synergie tussen migratie- en ontwikkelingsbeleid is een goede zaak. Ontwikkelingsbeleid kan de economische en sociale voorwaarden in derde landen helpen verbeteren en aldus de push-factoren die migratie naar de EU aanmoedigen, verminderen.

    1.30

    De Europese Unie moet actief werk maken van de bevordering van gemeenschappelijke initiatieven met buurlanden via programma's als het nieuwe nabuurschapsinstrument, Tacis, Meda, Encas en INTERREG. Het is van belang een „kring van vrienden” te vormen, zodat, nu de Unie is uitgebreid, vrede en solidariteit ook in de buurlanden van de EU worden bevorderd. De Europese Unie moet met deze landen partnerschappen vormen, teneinde hun economische en sociale situatie te verbeteren en een eind te maken aan push-factoren als hoge werkloosheid, lage lonen, gebrek aan democratie en georganiseerde misdaad. Het migratiebeheer zal een van de prioritaire gebieden zijn waarop kan worden samengewerkt. Sommige aangrenzende landen hebben actieplannen ontwikkeld die speciaal op niet-reguliere migratie zijn gericht en de EU is bereid om de uitvoering daarvan te ondersteunen, samen met acties van andere landen die van plan zijn dergelijke actieplannen tegen niet-reguliere migratie op te stellen.

    1.31

    Het Comité beklemtoont de cruciale rol die lokale en regionale overheden in programma's als Tacis, Meda, Encas en INTERREG spelen en herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat deze overheden deze rol ook in de ontwikkeling van de daarop volgende programma's moeten spelen.

    1.32

    De voorstellen m.b.t. het nieuwe nabuurschapsinstrument zijn over het algemeen goed, maar het Comité betreurt dat het instrument geen grotere rol toebedeelt aan lokale en regionale besturen, met name daar vele van de betrokken beleidsterreinen onder de bevoegdheid van deze besturen vallen. Het Comité van de Regio's zal in een afzonderlijk advies dieper op genoemd instrument ingaan.

    1.33

    Het Comité is ermee ingenomen dat in de studie met klem wordt gewezen op de noodzaak de niet-gereguleerde arbeidsmarkt en de zwarte economie aan te pakken. In de studie wordt gesteld dat „de schaduweconomie binnen de EU geraamd wordt op tussen de 7 % en 16 % van het BBP van de EU, hoewel deze geenszins volledig uit illegale migranten bestaat”. Zwartwerk moet worden omgezet in reguliere arbeid, en dit was ook als één van de tien prioriteiten in de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2003 opgenomen. Verschillende lidstaten hebben in 2003 speciale maatregelen voor arbeids- en niet-reguliere migranten in hun nationale actieplannen (NAP's) voor werkgelegenheid uitgestippeld. Het Comité is dan ook ingenomen met de in het Haags Programma geformuleerde oproep tot de lidstaten om de doelstellingen inzake beperking van de niet-gereguleerde arbeidsmarkt die in de Europese werkgelegenheidsstrategie zijn uiteengezet, te verwezenlijken.

    1.34

    Er moet meer steun komen voor grensregio's die immers meer dan andere regio's met name met niet-reguliere binnenkomst van migranten te maken hebben. Men zou werk moeten maken van een Europese grenswacht, en van een vroegtijdig waarschuwingssysteem, wil men een doeltreffend gemeenschappelijk beheer van de buitengrenzen van de Unie verzekeren. Voorts moet de justitiële en politiële samenwerking op zowel centraal als regionaal/lokaal niveau verder worden bevorderd.

    2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

    2.1

    herinnert de EU-instellingen aan de voorname rol die regionale en lokale overheden bij de integratie van migranten spelen. Gelet op deze rol, wijst het Comité dan ook op de belangrijke bijdrage van lokale en regionale overheden aan een aantal in de studie aangegeven initiatieven. Hierbij zij o.m. gedacht aan de uitwisseling van ervaringen met integratiemaatregelen, de ontwikkeling van programma's als het nieuwe nabuurschapsinstrument en de vervolgprogramma's van Tacis en INTERREG. Het is wenselijk dat lokale en regionale besturen ten volle bij deze programma's worden betrokken.

    2.2

    Er zouden meer kansen moeten worden geboden om ervaringen en goede praktijken uit te wisselen, met inbegrip van activiteiten als intercollegiale toetsingen (peer review) inzake immigratiebeleid. Een en ander kan worden verwezenlijkt door gebruik te maken van de open coördinatiemethode bij de ontwikkeling van het communautaire immigratiebeleid en de Raad wordt dan ook verzocht de voorstellen van de Europese Commissie op dit gebied goed te keuren.

    2.3

    De Europese Commissie zou een groep in het leven moeten roepen die zou moeten worden samengesteld uit personeel van de directoraten-generaal wier beleid en activiteiten op onderdanen van derde landen betrekking hebben, zodat de bestaande activiteiten doeltreffender kunnen worden geïntegreerd en gecoördineerd.

    2.4

    De Commissie wordt verzocht een onderzoeksprogramma uit te stippelen teneinde de in de studie gesignaleerde lacunes in het onderzoek aan te vullen.

    2.5

    Ook wordt gepleit voor een aanzienlijke verhoging van de middelen van het INTI-programma, zodat lokale en regionale overheden aan meer door de EU-gefinancierde transnationale projecten inzake integratie van migranten deel kunnen nemen.

    2.6

    Het Comité wijst op de belangrijke rol van migratie voor het aanvullen van tekorten aan geschoold personeel en verzoekt de Europese Raad op dit gebied doeltreffende beleidsmaatregelen te ontwikkelen, met inbegrip van aanwerving van derdelanders met het oog op wetenschappelijk onderzoek.

    2.7

    Het wijst op de kansen die hiermee geboden worden om een doeltreffender ontwikkelingsbeleid te voeren in derde landen. Verder zou er in studies over migratie moeten worden gelet op de nieuwe kenmerken van migratiestromen, zoals het steeds grotere aandeel vrouwen, aangezien dit van belang is bij de formulering, ontwikkeling en uitvoering van immigratiebeleid.

    2.8

    Lokale en regionale besturen moeten ten volle worden betrokken bij de ontwikkeling van betrouwbare en vergelijkbare gegevens op EU-niveau.

    2.9

    Het is een goede zaak dat de Europese Commissie voornemens is een grootschalig overlegproces betreffende het Groenboek „over het beheer van de economische migratie: een EU-aanpak” (COM(2004) 811 def.) te lanceren; in dit verband moet de Commissie het Comité van de Regio's en de lokale en regionale besturen terdege raadplegen.

    2.10

    Er moet dringend werk worden gemaakt van de verdere ontwikkeling van het Europees migratienetwerk en -waarnemingscentrum, waarbij lokale en regionale besturen andermaal ten volle moeten worden betrokken.

    2.11

    Het Comité is er niet over te spreken dat door de Raad slechts traag vooruitgang wordt geboekt bij de ontwikkeling van een EU-migratiebeleid op basis van de conclusies van de Europese Raad van Tampere (1999). Het dringt er dan ook op aan kordate besluiten te nemen wat de in het Haags Programma opgenomen kwesties betreft.

    Brussel, 13 april 2005

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Peter STRAUB


    (1)  PB nr. C 109 van 30.04.04, blz. 46-49.

    (2)  PB C 19 van 22.01.02, blz. 20-22.

    (3)  PB C 107 van 03.05.02, blz. 85-88.

    (4)  PB C 278 van 14.11.02, blz. 44-48.

    (5)  PB C 23 van 27.01.04, blz. 30-32.

    (6)  „Facing the challenge – The Lisbon Strategy for growth and employment” – Rapport van de groep op hoog niveau onder leiding van de heer Kok, blz. 13 (november 2004).

    (7)  Kok, blz. 13.

    (8)  House of Lords, bijzonder comité voor de Europese Unie, „A Community Policy on Illegal Immigration”: zitting 2001 –2002, 37e rapport

    (9)  Rapport van het House of Lords, punt 112.


    Top