This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52003AR0082
Opinion of the Committee of the Regions on the "Green Paper on Entrepreneurship in Europe and the Communication on a better environment for companies"
Advies van het Comité van de Regio's over het "Groenboek over Ondernemerschap in Europa en de Mededeling Beter ondernemingsklimaat"
Advies van het Comité van de Regio's over het "Groenboek over Ondernemerschap in Europa en de Mededeling Beter ondernemingsklimaat"
PB C 256 van 24.10.2003, p. 43–46
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Advies van het Comité van de Regio's over het "Groenboek over Ondernemerschap in Europa en de Mededeling Beter ondernemingsklimaat"
Publicatieblad Nr. C 256 van 24/10/2003 blz. 0043 - 0046
Advies van het Comité van de Regio's over het "Groenboek over Ondernemerschap in Europa en de Mededeling 'Beter ondernemingsklimaat'" (2003/C 256/08) HET COMITÉ VAN DE REGIO'S, gezien het Groenboek van de Europese Commissie over "Ondernemerschap in Europa" (COM(2003) 27 def.) en de Mededeling "Beter ondernemingsklimaat" (COM(2002) 610 def.); gezien de op 2 oktober 2002 en 8 januari 2003 genomen besluiten van de Europese Commissie om het Comité, overeenkomstig de eerste alinea van artikel 265 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, te raadplegen; gezien de besluiten van zijn voorzitter d.d. 5 augustus 2002 en 21 januari 2003 om de commissie "Economisch en sociaal beleid" te belasten met het opstellen van een advies over deze onderwerpen; gezien zijn advies over het Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Naar een ondernemend Europa - De activiteiten van de Europese Unie ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf (MKB)" (CDR 199/2001 fin)(1); gezien zijn advies over de "Mededeling van de Commissie Uitdagingen voor het ondernemingenbeleid in de kenniseconomie" en het "Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005)" (CDR 185/2000 fin)(2); gezien zijn advies over het "Verslag van de Task Force vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat (BEST) en de Mededeling van de Commissie 'Bevordering van het ondernemerschap en het concurrentievermogen' - antwoord van de Commissie op het verslag en de aanbevelingen van BEST" (CDR 387/98 fin)(3); gezien zijn ontwerpadvies (CDR 82/2003 rev.) dat de commissie "Economisch en sociaal beleid" (rapporteur: mevrouw Hanniffy, lid van de Offaly County Council (IRL-EVP)) op 29 april 2003 met algemene stemmen heeft goedgekeurd, heeft tijdens zijn op 2 en 3 juli 2003 gehouden 50e zitting (vergadering van 2 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen werd goedgekeurd. 1. Het Comité van de Regio's De publicatie van het Groenboek Het Comité van de Regio's 1.1. juicht de publicatie van het Groenboek over ondernemerschap in Europa toe als een goed initiatief, omdat hiermee een nieuwe weg wordt geopend voor de ontwikkeling van een geïntegreerd ondernemerschapsbeleid; 1.2. is van mening dat het Groenboek de hoofdthema's en uitdagingen m.b.t. de ontwikkeling van het ondernemerschap in de EU goed samenvat, en dat het Groenboek een waardevolle bijdrage kan leveren tot het aanzwengelen van de discussie hierover en een brede raadpleging onder beleidsmakers; 1.3. erkent dat het ondernemerschap wordt gesteund door tal van beleidsmaatregelen, o.m. op het gebied van culturele ontwikkeling en sociale cohesie, en dat de ondersteuning van het MKB wordt gekanaliseerd via financiële steun uit de Structuurfondsen, het Europees handvest voor kleine bedrijven en het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap; Belangrijkste punten van het Groenboek Het Comité van de Regio's 1.4. is teleurgesteld dat de bijdrage van de lokale en regionale overheden aan de ontwikkeling van het ondernemerschap in de EU, in het Groenboek onvoldoende uit de verf komt. Het Comité is van mening dat rekening moet worden gehouden met de steun die lokale en regionale overheden in dit verband bieden en met de regionale verschillen, vooral binnen de lidstaten, op het stuk van het ondernemerschapsbeleid, en wijst erop dat bepaalde tekenen van zwakte subnationaal moeten worden aangepakt; 1.5. is van mening dat in het Groenboek meer nadruk kan worden gelegd op het aanpakken van de oorzaken van bedrijfsfaillissementen, en op de lering die daaruit kan worden getrokken. Meer dan 50 % van de nieuwe ondernemingen in bepaalde regio's in de EU gaan binnen vier jaar na hun oprichting failliet; 1.6. denkt dat in het Groenboek en in de lopende consultatieronde onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de doelstellingen van de Raad van Lissabon, die het belangrijkste uitgangspunt vormen voor het Groenboek en meer onmiddellijke en korte-termijn beleidsopties vereisen om "tegen 2010 15 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen te scheppen", en anderzijds de ambitieuzere aspecten van het Groenboek, zoals de behoefte aan een andere visie op het ondernemerschap en de ontwikkeling van onderwijsprogramma's, waarvan de impact op de ontwikkeling van de ondernemingszin pas na één of meer generaties zichtbaar zal zijn. Het Comité is derhalve van mening dat dit onderscheid moet zijn weerspiegeld in de prioritering van de maatregelen die op EU- en andere niveaus moeten worden genomen; 1.7. is van mening dat in de beleidsoverwegingen een onderscheid moet worden gemaakt tussen a) ondernemers die op groei en innovatie zijn gericht, b) mensen die kleine bedrijven bezitten of exploiteren, die misschien wat behoudender zijn en hun onderneming niet graag zien groeien, en c) ondernemingen met een beperkt groeipotentieel. Het Comité wijst erop dat het deze opmerking al eerder heeft gemaakt in zijn advies over het Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005); 1.8. neemt met belangstelling kennis van de ervaringen in de VS, maar wenst te benadrukken dat daar relatief veel van de ondernemers in belangrijke sectoren uit andere landen worden "geïmporteerd", zoals Indiërs in de ICT-sector. Het Comité denkt dan ook dat de Commissie in het kader van het Groenboek tevens aandacht zou moeten besteden aan het werkgelegenheids- en immigratiebeleid in de EU; Uitvoering van het ondernemerschapsbeleid Het Comité van de Regio's 1.9. stemt in met het standpunt van de Commissie dat beleid ertoe kan bijdragen het ondernemerschapsniveau te verbeteren, maar wijst erop dat een gecoördineerd optreden van de lidstaten, met een actieve betrokkenheid van hun lokale en regionale overheden, meer impact zal hebben dan louter nationale initiatieven; 1.10. denkt dat de uitvoering van het ondernemerschapsbeleid wordt bevorderd door de ontwikkeling van benchmarks en de uitwisseling van goede praktijken. Wel is het van mening dat voorzichtigheid is geboden en niet te veel mag worden vertrouwd op de vaststelling van streefcijfers ("targets") voor de verwezenlijking van de doelstellingen om prestatieverschillen bloot te leggen, omdat dit anders een doel op zich dreigt te worden, met als gevaar dat de belangrijkste doelstellingen uit het oog worden verloren; 1.11. is ingenomen met de ontwikkeling van een Actieplan voor ondernemerschap. Wel wijst het erop dat deze nationale actieplannen goed moeten worden gecoördineerd met de nationale actieplannen voor de werkgelegenheid, die ook samenhangen met het ondernemerschapsbeleid; 1.12. wijst erop dat de uitwisseling van beste/goede praktijken via interregionale en transnationale initiatieven zeker nuttig is, maar dat "uitwisseling" vaak niet voldoende is; het gaat om de manier waarop deze praktijken worden toegepast en aan de verschillende omstandigheden worden aangepast; Ondersteuning van ondernemingen Het Comité van de Regio's 1.13. erkent dat voor de lokale en regionale overheden een rol is weggelegd bij de ondersteuning van ondernemers, door terugdringing van de bureaucratische rompslomp, invoering van gemakkelijke betaal- en e-administratiesystemen, door lokaal fiscale voordelen te bieden - zoals belastingvermindering - en door het MKB gelijke toegang te bieden tot overheidsopdrachten en openbare aanbestedingen; 1.14. is van mening dat onderwijs en opleiding de creativiteit, flexibiliteit en fantasie van leerlingen in alle studierichtingen moet stimuleren, omdat deze eigenschappen van cruciaal belang zijn voor hun ontwikkeling tot ondernemers; het Comité is met name van mening dat hiermee reeds in het basisonderwijs een begin moet worden gemaakt, en dat "ondernemerschap" in het onderricht van niet-economische vakken als kunst, wetenschap en vakkennis moet worden opgenomen; 1.15. is tevens van mening dat de opleiding van ondernemers van hoge kwaliteit en flexibel moet zijn, en aan hun behoeften moet beantwoorden. In dit verband zijn de kwalificaties, ervaring en opleiding van opleiders van vitaal belang, en deze moeten in alle lidstaten aandacht krijgen; 1.16. onderstreept, net als in eerdere adviezen, de rol van lokale en regionale overheden bij de totstandkoming van een gunstig ondernemingsklimaat, door netwerken van bestaande MKB's op te zetten, door de informatie te coördineren in één aanspreekpunt ("One-stop-shop"), door voorzieningen en diensten aan te bieden aan ondernemers, door een innovatief gebruik van ICT actief te stimuleren om hinderpalen voor de ontwikkeling van het ondernemerschap uit de weg te nemen, door lokale "kampioenen" op het gebied van goede praktijken aan te wijzen als stimulans voor de totstandkoming van een ondernemerscultuur, en door de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen en de sociale economie te bevorderen en daaraan actief deel te nemen; 1.17. erkent dat lokale en regionale financiële instrumenten en oplossingen daadwerkelijk beantwoorden aan de behoeften van ondernemingen; de rol van regionale banken, lokale risicokapitaalfondsen, startkapitaalfondsen en andere lokale initiatieven is van bijzonder belang en moet worden benadrukt. In dit verband moet de ondersteuning van mkb's uit hoofde van artikel 4 EFRO en artikel 6 ESF worden verbeterd. Tevens dient de toegang van het MKB tot leningen van de EIB ook via het plaatselijke en regionale niveau te worden verbeterd; 1.18. wijst erop dat de rol van de lokale en regionale overheden voor de bevordering van sociale samenhang van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van ondernemers. Lokale, doelgerichte acties voor langdurig werklozen, ouderen, jongeren, vrouwen en etnische minderheden kunnen ondernemers in staat stellen hun capaciteiten te ontwikkelen en hun potentieel te benutten. De inschakeling van de sociale economie voor de lokale dienstverlening door lokale en regionale overheden zou moeten worden versterkt, als een manier om het ondernemerschap te ontwikkelen; 1.19. dringt er bij de Commissie en de plaatselijke, regionale en nationale overheden op aan zelfstandige activiteiten te beschouwen als een mechanisme voor de integratie in de maatschappij en op de arbeidsmarkt van groepen die op dit vlak bijzondere moeilijkheden ondervinden; hiertoe zou een specifiek programma kunnen worden opgezet voor de uitwerking van bewustmakingscampagnes om de ondernemingsgeest in deze groepen te stimuleren. 2. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's Het Comité van de Regio's 2.1. dringt er bij de Commissie op aan een lokale en regionale informatiecampagne te lanceren in de hele EU en de toetredingslanden, om de belangstelling van jongeren voor het ondernemerschap te wekken, om lokale/regionale beste praktijken te presenteren en de beschikbare diensten in de schijnwerpers te zetten. Het Comité acht de lokale en regionale overheden geschikte partners voor de uitvoering van zo'n campagne; 2.2. wijst erop dat een belangrijk onderdeel van het Actieplan voor ondernemerschap gericht zou moeten zijn op de ontwikkeling van een interdisciplinaire aanpak, door de samenwerking tussen ondernemingen, het onderwijs en andere actoren zoals lokale en regionale overheden te stimuleren, en door kapitaal, ideeën en innovators bijeen te brengen met ondernemingen, door gebruik te maken van creatieve en flexibele ondersteuningsmechanismen; 2.3. beveelt aan dat bijzondere aandacht wordt besteed aan de moeilijkheden van vrouwen, etnische minderheden en ouderen in de maatschappij om nieuwe ondernemingen op te richten; 2.4. stelt voor dat het ondernemerschap en het ondersteunend beleid op het gebied van O& O, innovatie en concurrentievermogen, centraal staan in het debat over de toekomst van het regionaal beleid van de EU en de Structuurfondsen, die immers succesvol zijn gebleken in de toepassing. Het Comité betreurt echter dat de Structuurfondsen geen belangrijk onderdeel zijn van de ondersteuning voor MKB's, vooral omdat MKB's in veel perifere regio's van de EU nog steeds moeite hebben met hun toegang tot de markt, communicatietechnologieën, business expertise en gespecialiseerde ondersteunende diensten; 2.5. is van mening dat de BEST-verslagen en het Europees handvest voor kleine bedrijven en de daarin vervatte beloftes nuttige instrumenten zullen zijn voor de kandidaat-lidstaten bij hun inspanningen om een gunstig ondernemingsklimaat tot stand te brengen. Het zal er derhalve bij de Commissie op aandringen een lokale en regionale benchmarkingstudie te maken om beste praktijken voor het voetlicht te brengen en potentiële modellen voor te stellen die op de specifieke situaties van de kandidaat-lidstaten kunnen worden afgestemd; 2.6. verzoekt de Commissie dringend een Mededeling uit te brengen waarin zij de rol van de lokale en regionale overheden uiteenzet evenals de uitdagingen op het gebied van het ondernemingenbeleid, en waarin zij het belang van de lokale en regionale dimensie van het ondernemingen- en ondernemersbeleid onderstreept; 2.7. dringt er bij de Commissie op aan te ijveren voor de oprichting van panels ter ondersteuning van ondernemers en andere structurele netwerken op regionaal niveau die zijn bedoeld om startende ondernemers toegang te bieden tot specifieke en speciaal op hun behoeften toegesneden vormen van business expertise. Het Comité kijkt met belangstelling uit naar andere ondersteunende initiatieven zoals de kwaliteitsopleiding van opleiders, het toekennen van regionale prijzen, betrekkingen tussen lokale scholen en ondernemingen en partnerschappen tussen lokale bedrijfsclusters, universiteiten en onderzoeksinstellingen; 2.8. benadrukt het belang van externe ondersteuning om innoverende ideeën om te zetten in succesvolle ondernemingen, door gecoördineerde en gemakkelijk toegankelijke informatie te bieden over beschikbare diensten en ondersteuning van ondernemers, toegang tot onafhankelijk advies en mentoring, netwerken en partnerschappen, om mislukkingen en onnodige vertragingen met de bijbehorende frustraties zo veel mogelijk te beperken. Terwijl veel van dit soort ondersteunende taken momenteel door agentschappen worden uitgevoerd die meer ondersteuning behoeven, is voor de lokale en regionale overheden een aanzienlijke taak weggelegd bij de coördinatie van deze diensten. Het CvdR onderstreept derhalve dat initiatieven als startercentra, assistentie en vormen van mentoring voor jonge ondernemers moeten worden versterkt en financieel worden ondersteund; 2.9. kijkt uit naar de ontwikkeling van een gericht ondersteuningsprogramma voor lokale en regionale overheden, waarmee deze de betrekkingen en netwerkrelaties tussen ondernemingen, lokale universiteiten en onderzoeksinstellingen, bedrijven en bedrijfsadviseurs kunnen aanmoedigen. In dit verband is het Comité voorstander van ondersteunende maatregelen om uitwisselingen/detacheringen van (potentiële) ondernemers te bevorderen, zodat zij rechtstreeks ervaring kunnen opdoen met beste praktijken, potentiële nieuwe markten kunnen bestuderen en materiaal kunnen opsporen, en zij hun talenkennis en andere ondernemersvaardigheden kunnen ontwikkelen; 2.10. juicht de snelle toepassing van de maatregelen ter aanmoediging van ondernemersactiviteiten en maatregelen om de prestatieverschillen tussen lidstaten en regio's te verkleinen toe, maar waarschuwt ervoor dat te veel kwantitatieve doelstellingen onvermijdelijk zullen leiden tot extra rompslomp; 2.11. dringt erop aan dat betere en completere statistieken worden ontwikkeld waarmee de tendensen in de MKB-sector beter kunnen worden geanalyseerd, temeer daar de meeste benchmarkingstudies gericht zijn op het nationale niveau en brede ontwikkelingen zoals bedrijfsoprichtingen en -sluitingen. Het Comité is van mening dat de statistieken een betere vergelijking op regionaal niveau mogelijk moeten maken, bijvoorbeeld op het stuk van de participatie van mannen en vrouwen en etnische minderheden; 2.12. dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een zo groot mogelijke synergie tussen de Europese werkgelegenheidsstrategie en het Actieplan voor ondernemerschap. Verder zou het de Commissie willen aansporen lering te trekken uit de EWS en bijbehorende richtsnoeren, en met name de grotere nadruk die in deze richtsnoeren wordt gelegd op de lokale en regionale dimensie(4); 2.13. onderstreept dat bij de opstelling van een Actieplan voor ondernemerschap moet worden gedifferentieerd naar bedrijfstype en -grootte, en nieuwe en bestaande ondernemingen. In dit verband dringt het aan op verbetering van het regelgevingkader voor het MKB, met name door in het vennootschapsrecht te onderscheiden naar bedrijfstype en -grootte, en door het ondernemerschap aan te moedigen met behulp van financiële en fiscale maatregelen; 2.14. is voorstander van een herziening van de bestaande financieringsbronnen voor startende ondernemingen, met name de beschikbaarheid van risicokapitaal om financieringsproblemen op te lossen en beste praktijken aan te wijzen, en dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een gecoördineerd verloop van de geldstromen en beleidsinitiatieven op EU-niveau. Brussel, 2 juli 2003. De voorzitter van het Comité van de Regio's Albert Bore (1) PB L 107 van 3.5.2002, blz. 64. (2) PB L 22 van 24.1.2001, blz. 10. (3) PB L 293 van 13.10.1999, blz. 48. (4) Mededeling van de Commissie over "Lokale werkgelegenheidsinitiatieven - Een lokale dimensie voor de Europese werkgelegenheidsstrategie" (COM(2000) 196 fin).