Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003AR0020

    Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur"

    PB C 256 van 24.10.2003, p. 29–35 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52003AR0020

    Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur"

    Publicatieblad Nr. C 256 van 24/10/2003 blz. 0029 - 0035


    Advies van het Comité van de Regio's over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur"

    (2003/C 256/05)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    gezien de "Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur" (COM(2002) 511 def.);

    gezien het besluit van de Commissie van 22 oktober 2002 om het CvdR overeenkomstig de eerste alinea van artikel 265 van het EG-verdrag over dit onderwerp te raadplegen;

    gezien het besluit van de voorzitter van 23 september 2002 om de commissie "Duurzame ontwikkeling" met de voorbereidende werkzaamheden te belasten;

    gezien de Mededeling van de Commissie over een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling (COM(2001) 264 def.);

    gezien het document van de subcommissie voor aquacultuur van het visserijcomité van de FAO, gepresenteerd tijdens de vergadering van deze organisatie in Beijing, China (18-22 april 2002);

    gezien het CvdR-advies van 14 november 2001 over het "Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid" (COM(2001) 135 def.; CDR 153/2001 fin)(1);

    gezien het CvdR-advies over het "Voorstel voor een verordening (EG) van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur" (COM(1999) 55 def. - 99/0047 (CNS); CDR 182/1999 fin)(2);

    gezien het CvdR-advies over

    - de "Mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid ('de Roadmap')" (COM(2002) 181 def. - 2002/2174 (COS); CDR 189/2002 fin)(3);

    - de "Mededeling van de Commissie - Actieplan van de Gemeenschap ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij" (COM(2002) 180 def. - 2002/2176 (COS));

    - het "Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid" (COM(2002) 185 def. - 2002/0114 (CNS));

    - de "Mededeling van de Commissie tot vaststelling van een actieplan van de Gemeenschap om milieubeschermingseisen in het gemeenschappelijk visserijbeleid te integreren" (COM(2002) 186 def. - 2002/2175 (COS));

    - het "Voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor structurele acties van het gemeenschappelijk visserijbeleid" (COM(2002) 187 def. - 2002/0116 (CNS));

    - en het "Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een noodmaatregel van de Gemeenschap voor de sloop van vissersvaartuigen" (COM(2002) 190 def. - 2002/0115 (CNS));

    overwegende dat de vraag naar visserijproducten in toenemende mate het aanbod overstijgt en dat de EU-aquacultuur de markt voorziet van producten die aan de hoogste normen inzake kwaliteit, voedselveiligheid en milieubescherming voldoen;

    overwegende dat in het streven naar een duurzame ontwikkeling van de aquacultuur moet worden uitgegaan van de markt;

    overwegende dat de overheid een bijdrage dient te leveren aan het imago en de verdere ontwikkeling van de EU-aquacultuur;

    overwegende dat een zich verder ontwikkelende, concurrerende en duurzame sector alleen mogelijk is als de strengste kwaliteits-, veiligheids- en milieunormen worden nageleefd;

    overwegende dat aquacultuur en milieu elkaar beïnvloeden, in het geval van extensieve kweek meestal met gunstige gevolgen; bij intensieve aquacultuur zijn echter in het algemeen milieubeschermingsmaatregelen nodig;

    overwegende dat de ontwikkeling van de aquacultuur een belangrijke factor dient te zijn bij het uitwerken van plannen voor een geïntegreerd beheer van de kustgebieden in de EU;

    overwegende dat het voor de ontwikkeling van de sector belangrijk is om de duur van allerlei administratieve procedures zoveel mogelijk in te korten en in dit verband de afgifte van vergunningen te vergemakkelijken, zonder dat hierbij de regels op het gebied van kwaliteit, veiligheid, hygiëne en milieubescherming op enigerlei wijze worden overtreden;

    overwegende dat de uitgebreide wetgeving op het gebied van veiligheid, gezondheid van dieren en milieubescherming voortdurend geactualiseerd dient te worden, wat een grote hindernis vormt voor investeringen in kleine bedrijven;

    overwegende dat er uniforme en precieze EU-instrumenten moeten komen waarmee de herkomst van producten en hun toxiciteitsgehalte kunnen worden vastgesteld; op die manier kan de sector zich rustig verder ontwikkelen en worden al te ingrijpende voorzorgsmaatregelen voorkomen die de levensvatbaarheid van veel bedrijven zouden kunnen aantasten;

    overwegende dat de ontwikkeling van de EU-aquacultuur dient te worden gezien als een doorlopend proces, wat betekent dat rekening moet worden gehouden met eventuele veranderingen in de sector als gevolg van nieuwe verkoopmethoden en krachtiger producentenorganisaties;

    overwegende dat het voor de levensvatbaarheid van de sector van cruciaal belang is om alle import, zowel uit de kandidaat-lidstaten als uit derde landen, even streng aan de EU-regelgeving te toetsen als producten uit de EU zelf;

    overwegende dat er een goede omschrijving moet worden gegeven van de verschillende aquacultuurmethoden, waaronder de continentale methode, die in de Mededeling nauwelijks aan de orde komt;

    overwegende dat er een duidelijke omschrijving moet worden gegeven van de criteria aan de hand waarvan onderscheid kan worden gemaakt tussen extensieve en intensieve aquacultuur;

    overwegende dat de extensieve aquacultuur, waaronder de schaaldierteelt, goed is voor de economie en de werkgelegenheid en bijdraagt aan een geïntegreerd beheer van duurzame economische activiteiten in kuststreken, zodat het milieu minder schade oploopt of er zelfs in kwaliteit op vooruitgaat;

    overwegende dat de ontwikkeling van de markt voor elk afzonderlijk aquacultuurproduct op een dynamische manier dient te worden geanalyseerd om foute diagnoses te voorkomen;

    overwegende dat de aquacultuur niet alleen helpt om het tekort aan visserijproducten op de EU-markt aan te vullen, maar ook kan zorgen voor nieuwe banen in kuststreken waar vaak weinig alternatieven voorhanden zijn;

    overwegende dat alle betrokken partijen van mening zijn dat de EU momenteel te weinig investeert in O& O en dat de aquacultuur in de EU hieraan juist een levensgrote behoefte heeft;

    overwegende dat de FIOV-financiering heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van nieuwe soorten, al neemt de vraag zo snel toe dat deze financiering soms tekortschiet;

    overwegende dat de ontwikkeling van de aquacultuur zou kunnen stagneren omdat de sector zo zwaar leunt op vismeel en visolie; bovendien zal de omvang van deze vorm van industriële visserij naar verwachting afnemen omdat de bestanden van voor menselijke consumptie bestemde vissoorten er onder te lijden hebben;

    overwegende dat de aquacultuur ontegenzeglijk een alternatief biedt voor de verdere ontwikkeling van de plattelandseconomie, vooral in kuststreken die te lijden hebben van de inkrimping van de visserijvloot;

    overwegende dat de aquacultuur een aanvulling kan vormen op de visvangst, maar deze nooit kan vervangen;

    overwegende dat de aquacultuur een onlosmakelijk onderdeel van het huidige gemeenschappelijk visserijbeleid is;

    gezien het op 28 april 2003 door de commissie "Duurzame ontwikkeling" goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 20/2003 rev. 2; rapporteur: de heer Gamallo Aller, hoofd van het departement Betrekkingen met de Europese Unie en Externe Samenwerking bij de regionale regering van Galicië (E/EVP)),

    heeft tijdens zijn op 2 en 3 juli 2003 gehouden 50e zitting (vergadering van 2 juli) het volgende advies goedgekeurd.

    1. Standpunten van het Comité van de Regio's

    1.1. Het CvdR is ermee ingenomen dat de Commissie in het kader van de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid een speciale Mededeling wijdt aan de aquacultuur, waarmee zij een duidelijk onderscheid maakt tussen deze sector en de visserijsector.

    1.2. De Commissie zou nog meer geld moeten besteden aan de ontwikkeling van de aquacultuur in de EU, die tot nu toe een positieve rol heeft gespeeld bij de bevoorrading van de markt en de duurzame economische ontwikkeling van kuststreken.

    1.3. De aquacultuur is niet een alternatief voor, maar een aanvulling op de visserijsector. Men moet vooral niet denken dat met name de aquacultuur diegenen die hun baan in de visserijsector hebben verloren weer aan werk zou kunnen helpen.

    1.4. De Commissie wijst er terecht op dat de ontwikkeling van de aquacultuur door de markt gestuurd dient te worden. Het CvdR is het met de Commissie eens dat particuliere investeerders de drijvende kracht zijn achter deze ontwikkeling, maar dat zij ook moeten toezien op de economische levensvatbaarheid van de sector; de overheid dient er op haar beurt voor te zorgen dat deze levensvatbaarheid hand in hand gaat met milieubescherming en goede producten. In dit verband hoopt het CvdR dat er systematischer onderzoek komt naar de dynamiek op de desbetreffende markt, de opnamecapaciteit en de mogelijke kans op verzadiging ervan. De uitkomsten van dergelijk onderzoek zouden onder de marktpartijen moeten worden verspreid.

    1.5. Terecht wijst de Commissie erop dat het er eerst en vooral om gaat om het concurrentievermogen, de productiviteit en de duurzaamheid van de aquacultuur op peil te houden. De Commissie zou daarom voor (betere) marktmechanismen moeten zorgen die het de sector mogelijk maken om onder gelijke voorwaarden de internationale concurrentieslag aan te gaan; het is in dit verband vooral van belang dat gecontroleerd wordt of alle aquacultuurproducten, afkomstig uit de EU of uit derde landen, aan dezelfde kwaliteits- en milieueisen voldoen.

    Wat moet er gebeuren?

    1.6. In de eerste plaats wil de Commissie de economische levensvatbaarheid van de aquacultuur vergroten. Het CvdR is het hiermee eens en vindt dat de aquacultuur zich op een economisch duurzame manier moet ontwikkelen, zodat zij kwaliteitsproducten kan leveren en de bescherming van het milieu gegarandeerd is.

    1.7. Volgens de Commissie moeten er voor verschillende milieuvriendelijke vormen van aquacultuur (zowel in de mariene als zoetwateraquacultuur) extra financiële ondersteuning en speciale keurmerken komen die verband houden met de geografische herkomst of de wijze van voeding.

    De Commissie zou daarom meer geld moeten uittrekken voor een planmatige ontwikkeling van de extensieve - en dus per definitie milieuvriendelijke aquacultuur - en dienen te zorgen voor de invoering van een EU-certificaat en -milieukeurmerk. De extensieve aquacultuur heeft haar waarde inmiddels wel bewezen en verdient daarom, voor zover de markt dat toelaat, alle steun.

    1.8. De Commissie is terecht van plan om meer onderzoek te laten verrichten naar eiwitbronnen die het vismeel en de visolie in het in de aquacultuur gebruikte visvoer kunnen vervangen; op die manier worden bij de verdere ontwikkeling van de sector knelpunten voorkomen. Hoe dan ook zou het nuttig zijn onderzoek te doen naar de aanwezigheid van bepaalde stoffen, bijvoorbeeld Omega 3, in toekomstige alternatieve voedingsbronnen voor aquacultuurproducten.

    1.9. Om een nieuwe impuls aan de aquacultuur te geven zou de kooikwekerij op zee volgens de Commissie verder ontwikkeld moeten worden. In het kader van een geïntegreerd beheer van de EU-kust zou zij deze vorm van aquacultuur en het bijbehorende onderzoek met de nodige financiële middelen moeten ondersteunen.

    1.10. Het CvdR zou graag zien dat de Commissie vóór de publicatie van nieuwe verordeningen een rapport opstelt waarin zij nagaat of het wenselijk is om voor aquacultuurproducten een gemeenschappelijke marktordening in het leven te roepen die onafhankelijk van de visserijsector fungeert.

    1.11. Ook doet de Commissie er goed aan om het huidige Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur op te splitsen in een Comité voor de visserij en een Comité voor de aquacultuur. Beide sectoren opereren namelijk weliswaar op dezelfde markt, maar hebben verder met heel verschillende problemen te maken. De sector kan er in dit verband mee schermen dat deze opsplitsing in de lidstaten al een feit is.

    1.12. De Commissie wijst er terecht op dat de overheidssteun uit het FIOV onvoldoende is gebleken, aangezien de kosten voor de "arme" aquacultuursectoren nog steeds te hoog zijn en het bijna onmogelijk is om bijvoorbeeld transnationale campagnes te financieren.

    1.13. Voedselveiligheid is van fundamenteel belang, evenals het intensiveren en harmoniseren van de controles in alle EU-lidstaten, die trouwens ook door communautaire instanties kunnen worden uitgevoerd. Het is daarom een goede zaak dat de Commissie van plan is de EU-wetgeving te actualiseren, ervoor te zorgen dat de producten in kwestie aan strenge kwaliteitseisen voldoen en zo eventuele crises te voorkomen waardoor andere voedselsectoren zijn getroffen.

    1.14. Het spreekt volgens de Commissie vanzelf dat de EU-strategie voor de aquacultuur moet stroken met de strategieën om een duurzame ontwikkeling te bevorderen. Het CvdR is het hiermee eens en vindt dat er meer geld moet worden uitgetrokken voor O& O-programma's van de EU met betrekking tot het geïntegreerde beheer van kuststreken. Vooral milieubescherming is in dit verband van belang.

    De Commissie zou moeten zorgen voor een ondersteuningsstrategie die strengere kwaliteits- en milieunormen omvat, zodat het mogelijk is om een en ander mede te financieren uit de posten die expliciet worden genoemd in het FIOV en in de O& O-programma's van de EU. Doel van deze strategie zou moeten zijn dat bedrijven in hun aanloopfase en in de concurrentieslag met ingevoerde aquacultuurproducten niet te zwaar belast worden.

    1.15. Op de zich ontwikkelende wereldwijde aquacultuurmarkt moeten de EU-producten absoluut kunnen concurreren met dezelfde producten uit derde landen. Het gaat wat dit betreft niet alleen om prijs en kwaliteit; met behulp van de speciaal hiervoor bestemde financiële middelen uit het FIOV-fonds moet óók de garantie worden gegeven dat het milieu tijdens de kweek van de vissen in kwestie is ontzien. Bovendien moet in elk stadium van het productieproces de herkomst (EU en niet-EU) van producten duidelijk zijn.

    1.16. De positieve beoordeling van de extensieve aquacultuur en van de "ecologische" aanvulling van visbestanden zou moeten doorwerken in de omvang van de financiële middelen die hiervoor worden uitgetrokken. Daarnaast zouden de inheemse visbestanden in rivieren en meren op milieuvriendelijke wijze moeten worden aangevuld, onder meer in het kader van bredere programma's op het gebied van plattelandsontwikkeling en plattelandstoerisme.

    1.17. De Commissie zou een duidelijk signaal moeten afgeven en dienen te investeren in O& O-activiteiten op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe soorten én op het gebied van bijvoorbeeld farmaceutische producten. Op de nog jonge markt durft het bedrijfsleven dit laatste namelijk nog niet aan.

    Doelstellingen

    1.18. Het CvdR heeft bedenkingen bij de wijze waarop de Commissie de doelstellingen van de aquacultuur belicht. Volgens het CvdR moet in de eerste plaats gestreefd worden naar een duurzame ontwikkeling van deze sector. Duurzaamheid in economisch opzicht is in eerste instantie een zaak van het bedrijfsleven, terwijl voor duurzaamheid op milieugebied de communautaire overheid medeverantwoordelijkheid moet dragen. Het CvdR meent dat de EU in belangrijke mate tot het concurrentievermogen van de bedrijfstak kan bijdragen door werk te maken van certificering en etikettering als middelen om aan te geven dat de producten aan hoge kwaliteits- en milieunormen voldoen.

    1.19. Het CvdR is het met de Commissie eens dat er op lange termijn stabiele arbeidsplaatsen moeten worden geschapen, vooral in gebieden die afhankelijk zijn van de visserij, maar acht het ongepast om de ontwikkeling van de aquacultuur in de EU te koppelen aan het ongedaan maken van bepaalde negatieve gevolgen van de crisis in de visserijsector. Meer maatregelen om een natuurlijk en duurzaam bestand van onze wilde vissoorten te garanderen hebben uiteraard de hoogste prioriteit. De aquacultuur kan een crisis van de visserijsector niet opvangen, ongeacht of men hierbij de levensmiddelenproductie of het aantal arbeidsplaatsen als maatstaf neemt.

    Het CvdR zou liever zien dat de Commissie concrete voorstellen voor ten laste van de communautaire begroting komende maatregelen indient die ertoe bijdragen dat O& O in de sector worden uitgebouwd, dat er nieuwe ondernemingen worden gevestigd, dat er nieuwe soorten worden gekweekt en dat de kustgebieden in de EU geïntegreerd worden beheerd, maar vooral dat de marktaspecten, die voor de toekomst van de communautaire aquacultuur van cruciaal belang zijn, zich adequaat ontwikkelen. Een harmonische ontwikkeling van de Europese aquacultuur zal een aanzienlijke impact hebben op de economie van de kustgebieden van de EU, in het bijzonder op de revitalisering van streken die afhankelijk zijn van de visserij en die lijden onder de crisis in de visvangst, waarbij wel wordt beseft dat de aquacultuur hiervoor niet dé oplossing is.

    1.20. Voorts dringt het CvdR erop aan dat aquacultuur in aanmerking komt voor EOGFL-steunverlening uit hoofde van de plattelandsontwikkelingsverordening. De kwekerijen kunnen immers helpen voorkomen dat plattelandsbewoners wegtrekken, vooral uit de meer perifere regio's en de regio's die onder doelstelling 1 van het structuurbeleid vallen.

    1.21. De Commissie zou moeten nagaan in hoeverre een GMO voor aquacultuurproducten gewenst is om de marktproblemen beter te kunnen aanpakken. Het gaat hierbij met name om de wijze van organisatie van degenen die in de bedrijfstak werkzaam zijn en om de vraag of er marktordeningsinstrumenten moeten worden vastgesteld. Deze zouden dan als veiligheidsmechanisme moeten fungeren voor als het marktevenwicht tijdelijk ernstig is verstoord, bv. door massale import als gevolg van ongeoorloofde marktpraktijken zoals dumping.

    1.22. Het CvdR onderschrijft de Commissiedoelstellingen inzake voedselkwaliteit en-veiligheid, en naleving van de milieunormen door de sector. Het verzoekt de Commissie echter om de desbetreffende toezeggingen te concretiseren, aangezien zijzelf in eerste instantie verantwoordelijk is voor het toezicht op de veiligheid, de inachtneming van de Europese normen en de vaststelling van de controles terzake. In dit verband acht het CvdR het van groot belang dat naleving van de kwaliteits- en milieunormen zoveel mogelijk wordt afgedwongen door middel van medefinanciering en ondersteuning.

    2. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    2.1. De Commissie stelt productieverhoging als algemene maatregel voor. Dit is niet erg doeltreffend, omdat de conjuncturele en structurele situatie waarin de diverse subsectoren en producten van de communautaire aquacultuur verkeren, uiteenlopen. In bepaalde gevallen zijn er geen productieverhogende maatregelen nodig, zoals de Commissie ook zelf opmerkt. Het CvdR stelt de Commissie daarom voor, ervoor te zorgen dat de aquacultuur kan concurreren en aan de groeiende vraag naar aquacultuurproducten kan voldoen. Deze vraag stijgt onder meer doordat de levering van visvangstproducten stagneert; op deze markt kan de EU bij lange na niet aan de vraag voldoen.

    2.2. Hoe dan ook dringt het CvdR er bij de Commissie op aan voldoende financiële middelen uit te trekken voor de uitdagingen waarvoor de communautaire aquacultuur zich geplaatst ziet. De doelstellingen moeten gepaard gaan met garanties voor medefinanciering door het bedrijfsleven, in het bijzonder op gebieden als controle, opleiding, onderzoek en ontwikkeling van - met name schone - kweektechnieken.

    2.3. Prioriteiten van de Commissie - nieuwe soorten, alternatieve eiwitbronnen voor visvoer en bevordering van een milieuvriendelijke aquacultuur - dienen zich te vertalen in maatregelen die medegefinancierd worden uit de structuurfondsen en de communautaire O& O-programma's. Zo moet ook gekeken worden naar overheidssteun voor verwerking en afzet, met name waar het gaat om certificering en de ontwikkeling van oorsprongsbenamingen. Hierbij moet op zijn minst gestreefd worden naar een financiering die in verhouding staat tot de steun die de Europese landbouw ontvangt.

    2.4. Het CvdR vindt dat de structurele FIOV-middelen die bestemd zijn voor de ontwikkeling van de aquacultuur duidelijk gedifferentieerd moeten worden, waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met het versterken van een onbelemmerde ontwikkeling van de extensieve aquacultuur.

    2.5. Het CvdR verzoekt de Commissie om voor de Europese aquacultuur een crisismechanisme uit te werken waarmee economische problemen als gevolg van natuurrampen (zoals "rode vloed" en schadelijke algengroei) of andere catastrofes (bv. door olievlekken) het hoofd kan worden geboden.

    2.6. Het CvdR staat volledig achter de door de Commissie voorgestelde maatregelen om oplossingen te vinden voor het probleem van de beperkte ruimte voor de aquacultuur. Voor deze activiteit moet in het geïntegreerde beheer van de kustgebieden van de EU een prominente rol zijn weggelegd.

    2.7. De Commissie zou de verschillende aspecten van de afzet van aquacultuurproducten grondiger moeten analyseren. Zij zou in een verslag moeten toelichten of een gemeenschappelijke marktordening voor aquacultuurproducten wenselijk is en of zo'n GMO van kracht zou moeten worden voordat er terzake nieuwe verordeningen worden goedgekeurd.

    Het CvdR vindt hoe dan ook dat er maatregelen moeten worden genomen op het gebied van prijsregulering, interventiemechanismen in geval van ernstige verstoringen van het marktevenwicht, stimuleringsinstrumenten, aanbodsturing en de verdere ontwikkeling van producentenorganisaties in de Europese aquacultuur. Ook is het van belang dat de Commissie met nieuwe, aan deze sector aangepaste voorschriften voor de erkenning van producentenorganisaties komt, die ook betrekking hebben op de representativiteit van deze organisaties waarin alle categorieën productiebedrijven moeten zijn vertegenwoordigd.

    2.8. Het hoofdstuk "Opleiding" van de Mededeling is nogal summier. Het CvdR acht opleiding uiterst belangrijk voor de toekomst van de aquacultuur en verzoekt de Commissie daarom in overleg met de lidstaten een overzicht op te stellen van de basisbehoeften aan opleiding in de aquacultuursector: beroepsopleiding, universitair onderwijs, bijscholing en vaktraining. Hierbij moeten tevens voorstellen worden gedaan om de opleiding in EU-verband te verbeteren, aan te passen en te faciliteren. Voorts zou het CvdR graag zien dat opleidingsmaatregelen in aanmerking komen voor EOGFL-financiering in het kader van de ontwikkeling van plattelands- en kustgebieden.

    2.9. Het CvdR verzoekt de Commissie een functiescheiding aan te brengen door een apart Raadgevend Comité voor de aquacultuur af te splitsen van het huidige Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur. Zij zou in dit verband tevens moeten nagaan wat de uitbreiding voor gevolgen zal hebben voor de werking van het Raadgevend Comité. Ook zou de Commissie de aanpassing van de regelgeving voor de aquacultuur moeten aangrijpen om deze te vereenvoudigen.

    2.10. In het hoofdstuk over de gezondheid van mens en dier ontbreken concrete voorstellen, met name inzake certificering en etikettering. De Commissie zou een epidemiologische studie op EU-niveau moeten uitvoeren en moeten nagaan welke gevolgen de communautaire aquacultuurproductie zal ondervinden van besluiten om regio's al of niet vrij van bepaalde ziektes te verklaren.

    Er dienen financiële middelen te worden vrijgemaakt voor O& O-activiteiten die ertoe bijdragen dreigende crises - bijvoorbeeld in geval van te hoge dioxinegehaltes - te kunnen bezweren, gevaarlijke stoffen op te sporen, antibiotica door vaccins te vervangen, en meer inzicht te krijgen in het verschijnsel "rode vloed" en de groei van toxische algen. Ook dienen er onderzoeksprogramma's te worden gefinancierd waarmee gezorgd kan worden voor een duurzame ontwikkeling van zowel de mariene als de zoetwateraquacultuur.

    2.11. Het CvdR is het met de Commissie eens dat het beeld dat de burgers hebben van de intensieve aquacultuur, met name waar het gaat om dierenwelzijn, moet worden verbeterd. Daarom steunt het CvdR de wetgevingsinitiatieven van de Commissie om gekweekte vis beter te beschermen. Wel zijn er (steun)maatregelen nodig om te voorkomen dat kwekers grote economische schade ondervinden van de aanpassing van hun bedrijf.

    2.12. Het CvdR is ingenomen met het voorstel van de Commissie om onderzoek te doen naar de wijze waarop aquacultuur en milieu elkaar beïnvloeden, alsook met de voorgestelde milieumaatregelen. Het wijst er in het bijzonder op dat de Commissie de lidstaten vraagt om de positieve rol van de extensieve kweek te erkennen. Ook verzoekt het CvdR de Commissie om communautaire begrotingsmiddelen vast te leggen teneinde in EU-verband te stimuleren dat visbestanden met plaatselijke ouderdieren worden aangevuld.

    2.13. Het CvdR dringt er bij de Commissie op aan een financiële inspanning te leveren die op de gestelde doelen is afgestemd. In dit verband onderschrijft het volledig dat er meer mogelijkheden moeten komen om onderzoeksactiviteiten in de bedrijven te financieren, en dat de grote O& O-behoeften in de toekomstige kaderprogramma's van de EU duidelijk gespecificeerd moeten worden, met name waar het gaat om de ontwikkeling van nieuwe soorten en nieuwe technologieën.

    2.14. Het CvdR pleit voor meer FIOV-begrotingsmiddelen om de consumptie van aquacultuurproducten uit de EU te bevorderen. Hiertoe moet er voor deze producten een voorlichtingscampagne worden gevoerd die aan alle mogelijke twijfels van de consument over kwaliteit, veiligheid en inachtneming van milieunormen een einde maakt, en dienen er erkende benamingen en specifieke etiketteringen te komen, waarmee EU-producten van producten uit derde landen kunnen worden onderscheiden.

    2.15. Het CvdR is zeer te spreken over het uitdrukkelijke streven van de Commissie om daadwerkelijk bij te dragen tot een economisch en ecologisch duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de EU, waarbij de hoogste milieu- en kwaliteitsnormen in acht worden genomen. In dit verband dringt het erop aan plannen voor het (her)gebruiken van de energie die vrijkomt tijdens de productieactiviteiten (waterkracht, biogas, warmte), te ondersteunen, niet alleen financieel, maar ook door het vereenvoudigen van administratieve procedures.

    2.16. Voorts dringt het erop aan dat de Commissie in samenhang met haar wetgevingsvoorstellen ook aangeeft hoeveel begrotingsmiddelen er worden uitgetrokken om de aquacultuur een duw in de rug te geven. Het gaat hierbij immers om een van strategisch belang zijnde subsector die potentieel grote mogelijkheden biedt voor de ontwikkeling van de EU-kustgebieden en die deel uitmaakt van een communautair beleidsterrein. Het CvdR wil koste wat het kost voorkomen dat de verwachtingen die de Commissiemededeling wekt ten aanzien van de aquacultuursector worden beschaamd, rekening houdend met de belangrijke rol die er voor deze sector is weggelegd bij het beoogde geïntegreerde beheer van de kustgebieden en bij de levering van visserijproducten op een markt waar de EU bij lange na niet aan de vraag kan voldoen.

    2.17. Het CvdR verzoekt de Commissie de huidige marktmaatregelen voor de aquacultuursector aan te passen. Voordat er nieuwe maatregelen voor de sector worden goedgekeurd, zou de Commissie moeten onderzoeken of een GMO voor aquacultuurproducten gewenst is, met name in het licht van het streven om voor deze producten een veiligheidsnet te bieden in geval van ernstige marktverstoringen. Doordat sommige aquacultuurproducten zijn opgenomen in Bijlage V van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad inzake een GMO voor visserij- en aquacultuurproducten, vallen zij niet langer onder de beschermende maatregelen die voor andere producten wel gelden. Het CvdR vindt hoe dan ook dat het huidige potentieel en de toekomstige ontwikkeling van de EU-aquacultuur genoemde maatregelen en bijbehorende begrotingsmiddelen ruimschoots rechtvaardigen, vooral ook wanneer men een vergelijking maakt met productsectoren met een minder grote sociaal-economische impact, zoals de tabaksector, die over een eigen GMO beschikt.

    2.18. Kortom: het CvdR zou graag zien dat de Commissie van haar bevoegdheden op het gebied van aquacultuur gebruikmaakt en de nodige begrotingsmiddelen beschikbaar stelt om werk te kunnen maken van de op EU-niveau bestaande uitdagingen die zij in haar Mededeling toelicht. Met name zou de Commissie zich ervoor moeten inzetten dat:

    - er de nodige financiële armslag komt voor de ontwikkeling van de EU-aquacultuur zonder dat het budget voor de visserijsector hiervoor op de schop moet;

    - de uitbouw van de extensieve aquacultuur krachtig wordt ondersteund;

    - de ontwikkeling van de teelt van nieuwe soorten mede gefinancierd wordt uit nieuwe fondsen;

    - vanuit de EG-begroting gestimuleerd wordt dat bedrijven hun installaties moderniseren, schone technologieën ontwikkelen en zich aan de hoogste veiligheids- en milieunormen aanpassen;

    - er financiële prikkels worden gegeven voor de verwerking, afzet, certificering en etikettering van aquacultuurproducten uit de EU;

    - Europese aquacultuurproducten gepromoot worden door betere certificeringsinstrumenten te ontwikkelen en promotiecampagnes in de EU te financieren;

    - de controle op de invoer van aquacultuurproducten wordt verscherpt en beschermende maatregelen worden uitgewerkt voor het geval dat de markt voor EU-producten ernstig verstoord dreigt te worden;

    - er in de toekomst in het kaderprogramma voor O& O prioriteit wordt verleend aan onderzoek in de aquacultuursector;

    - een geïntegreerd beheer van de kustgebieden in de EU wordt bevorderd;

    - de aanpassing en verbetering van de vakopleiding in de aquacultuur wordt medegefinancierd.

    Brussel, 2 juli 2003.

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Albert Bore

    (1) PB C 107 van 3.5.2002, blz. 44.

    (2) PB C 374 van 23.12.1999, blz. 71.

    (3) PB C 128 van 29.5.2003, blz. 6.

    Top