Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002SC0103

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie

    /* SEC/2002/0103 def. - COD 2000/0169 */

    52002SC0103

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie /* SEC/2002/0103 def. - COD 2000/0169 */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie

    2000/0169 (COD)

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie

    1- ACHTERGROND

    Indiening van het voorstel bij het EP en de Raad (document COM(2000)402 def. - 2000/169 (COD): // 29 juni 2000.

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité: // 29 november 2000.

    Advies van het Europees Parlement, in eerste lezing: // 14 maart 2001.

    Indiening van het gewijzigde voorstel: // 6 juni 2001.

    Goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt: // 28 januari 2002.

    2- DOELSTELLING VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

    Het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie zal Richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie vervangen.

    De doelstellingen van het voorstel zijn drieledig:

    1. Verhelpen aan de tekortkomingen die bij de toepassing in de praktijk van Richtlijn 90/313/EEG aan het licht zijn gekomen;

    2. De weg voorbereiden voor ratificatie door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de VN/ECE betreffende de toegang tot informatie, inspraak van het publiek en toegang tot de rechter in milieuzaken via een gelijkschakeling van het voorstel met de desbetreffende bepalingen uit dit verdrag;

    3. Aanpassen van Richtlijn 90/313/EEG aan de ontwikkelingen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, teneinde gevolg te geven aan de manieren waarop de informatie tot stand komt, wordt verzameld, opgeslagen en doorgegeven.

    De hoofdpunten van het voorstel zijn:

    - Er komt een recht op toegang tot milieu-informatie en er wordt voor gezorgd dat milieu-informatie vooral met behulp van de nieuwe informatie- en communicatietechnologie aan het publiek ter beschikking wordt gesteld en wordt verspreid;

    - Er komt een ruimere definitie van milieu-informatie, alsmede een gedetailleerdere definitie van overheidsinstanties;

    - De termijn voor overheidsinstanties om de gevraagde informatie aan de aanvrager te verstrekken wordt verkort tot één maand;

    - Er wordt duidelijker aangegeven in welke uitzonderingsgevallen informatie kan worden geweigerd. De toegang tot informatie kan alleen worden geweigerd als bekendmaking van de informatie schade toebrengt aan de belangen die door de uitzondering worden beschermd. Het algemeen belang van de bekendmaking van de informatie moet worden afgewogen tegen het belang dat de uitzondering dient. De toegang tot informatie wordt verleend als het algemeen belang van bekendmaking zwaarder weegt dan het belang dat door een uitzondering wordt beschermd;

    - Het voorstel bevat gedetailleerde bepalingen over de vergoedingen die de overheidsinstantie voor de verstrekking van de gevraagde informatie in rekening kunnen brengen. Betaling van een vergoeding voorafgaand aan de verstrekking van informatie kan niet verplicht worden gesteld;

    - Er wordt voorzien in twee soorten beroepsprocedures (een administratieve en een gerechtelijke procedure) om bezwaar aan te tekenen tegen handelingen of nalatigheden van de overheidsinstanties in verband met een aanvraag voor de toegang tot milieu-informatie;

    - Het voorstel bevat gedetailleerde bepalingen over de zogenaamde actieve informatieverstrekking door overheidsinstanties, d.w.z. informatie die door de overheid uit eigen beweging wordt verspreid, met name met het behulp van de beschikbare informatie- en communicatietechnologie;

    - De richtlijn dient 5 jaar na het verstrijken van de termijn voor de omzetting in nationaal recht te worden herzien. Bij deze herziening dient rekening te worden gehouden met de conclusies in de verslagen van de lidstaten over de ervaring die met de toepassing in de praktijk van de richtlijn is opgedaan.

    3- COMMENTAAR OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

    3.1 Algemeen commentaar

    Op 14 maart 2001 heeft het Europees Parlement alle 30 ingediende amendementen aangenomen.

    De Commissie aanvaardde in het algemeen de amendementen die beoogden het voorstel beter in lijn te brengen met het Verdrag van Aarhus. Andere amendementen, waarmee op nuttige wijze sommige bepalingen van het voorstel werden verduidelijkt, werden in beginsel of gedeeltelijk aanvaard.

    De amendementen echter die aanzienlijk verschilden het van acquis van Aarhus of die buiten het werkingsgebied van het voorstel vielen, werden niet aanvaard.

    3.2 Gedetailleerd commentaar

    3.2.1 Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie zijn aanvaard en ten dele of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen

    De Commissie heeft amendement 1 ten dele aanvaard. De Raad was het daarmee eens. Derhalve is overweging 1 gewijzigd om er de grondgedachte van het amendement in op te nemen.

    Amendement 3 werd ook door de Commissie en de Raad aanvaard.

    Amendement 15, betreffende de definitie van overheidsinstanties in artikel 2, lid 2, onder c), was ten dele aanvaard door de Commissie teneinde het voorstel in lijn te brengen met de definitie in het Verdrag van Aarhus. Die definitie is nu terug te vinden in artikel 2, lid 2, onder b), van het gemeenschappelijk standpunt.

    Amendement 17 en een deel van amendement 20 gingen beide in op het gevolg dat overheidsinstanties moeten geven aan verzoeken die te algemeen zijn geformuleerd. De grondgedachte van deze amendementen was dat in dergelijke gevallen de overheidsinstanties de indieners om verduidelijking dienen te vragen en hen dienen bij te staan bij het formuleren van hun verzoek. Beide amendementen werden in beginsel door de Commissie aanvaard. Artikel 4, lid 3, van het oorspronkelijk voorstel werd gewijzigd om er rekening mee te houden. Dit heeft tot gevolg dat wanneer een verzoek te algemeen is geformuleerd, de overheidsinstanties de indiener nu dienen te vragen zijn verzoek nader te specificeren en zij hem daarbij dienen bij te staan, bijvoorbeeld door informatie te verstrekken over het gebruik van de openbare registers waarna in artikel 3, lid 5, onder c), wordt verwezen.

    De Commissie aanvaardde ten dele en in beginsel amendement 19 inzake de praktische regelingen, en met name de eis dat overheidsinstanties advies aan het publiek verstrekken. Daarom werd een nieuw punt d), waarmee ambtenaren worden verplicht het publiek te ondersteunen bij het verkrijgen van toegang tot informatie, toegevoegd aan artikel 3, lid 5.

    Het deel van amendement 21 dat betrekking heeft op artikel 4, lid 2, onder g), van het voorstel werd door de Commissie in beginsel aanvaard, op voorwaarde dat exact dezelfde woorden werden gebruikt als in het Verdrag van Aarhus. De Raad was het daarmee eens.

    Hetzelfde geldt voor het deel van amendement 21 dat ingaat op de laatste alinea van artikel 4, lid 2, van het oorspronkelijke voorstel. Het Europees Parlement wilde dat in de tekst specifiek wordt vermeld dat redenen om een verzoek te weigeren op restrictieve wijze moeten worden geïnterpreteerd. De Commissie aanvaardde dit deel van het amendement waarmee wordt beoogd de tekst verder in lijn te brengen met het Verdrag van Aarhus. De Raad was het daar ook mee eens.

    Een deel van amendement 25 beoogde artikel 6, lid 1 en lid 2, van het oorspronkelijke voorstel beter in lijn te brengen met de overeenkomstige bepaling van het Verdrag van Aarhus door de woorden "onafhankelijk" en "onpartijdig" toe te voegen aan de door de wet ingestelde instanties waarnaar in deze leden wordt verwezen. De Raad was het daarmee eens.

    De Commissie aanvaardde het deel van amendement 26 met betrekking tot artikel 7 over de verspreiding van milieu-informatie. In het bijzonder aanvaardde zij het deel van het amendement dat beoogde de woorden "ten minste" toe te voegen aan de soorten van informatie die moeten worden verspreid, teneinde duidelijk te maken dat het hier gaat om een minimale, niet uitputtende lijst van informatie en dat de lidstaten verder mogen gaan wanneer zij de richtlijn ten uitvoer leggen. De Raad was het daar ook mee eens.

    De Commissie aanvaardde in beginsel het deel van amendement 28 dat beoogt de Commissie te verplichten een document met richtsnoeren op te stellen, waarin wordt aangegeven hoe de nationale verslagen waarnaar in artikel 7 van het oorspronkelijk voorstel wordt verwezen, moeten worden opgesteld. De Raad was het daarmee eens.

    3.2.2. Amendementen van het Europees Parlement die door de Commissie werden aanvaard maar niet opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt

    Amendement 15 beoogde een nieuwe definitie op te nemen van "informatie die wordt beheerd door een overheidsinstantie". Dit was aanvaardbaar voor de Commissie maar de Raad wilde deze wijziging niet overnemen.

    Volgens artikel 4, lid 1, onder c), van het oorspronkelijke voorstel, mochten overheidsinstanties de toegang weigeren tot milieu-informatie wanneer het verzoek materiaal betrof dat nog moest worden voltooid of wanneer het om interne communicatie ging. In alle gevallen moest rekening worden gehouden met de mate waarin openbaarmaking in het openbaar belang zou zijn. Een deel van amendement 20 beoogt deze uitzondering te onderwerpen aan een afweging van de betrokken belangen, zoals vereist voor de uitzonderingen waarin artikel 4, lid 2, voorziet. De Commissie aanvaardde dit idee. De Raad kon het er echter niet mee eens zijn.

    De Commissie aanvaardde ook het deel van amendement 21 betreffende artikel 4, lid 2, onder a), van het oorspronkelijk voorstel dat beoogde de tekst beter in lijn te brengen met het Verdrag van Aarhus. Dit werd niet overgenomen.

    De Commissie aanvaardde in beginsel het deel van amendement 23 dat beoogde de overheidsinstanties te verplichten de naam van de verantwoordelijke persoon te verstrekken, alsmede een geschat tijdschema voor voltooiing in de gevallen dat het verzoek werd afgewezen om de reden dat het materiaal betreft dat nog moet worden voltooid. Volgens de Commissie diende dit "voor zover praktisch haalbaar" te worden gedaan. De Raad wilde dit niet overnemen.

    De Commissie aanvaardde ook ten dele en in beginsel de amendementen 11 en 24 die respectievelijk ingaan op overweging 21 en op het overeenkomstige artikel 5 van het oorspronkelijke voorstel betreffende vergoedingen. Het Europees Parlement wilde duidelijk maken dat de vergoedingen die overheidsinstanties eventueel vragen voor de levering van milieu-informatie niet meer dienen te bedragen dan de kosten die zijn gemoeid met de reproductie van de aangevraagde materialen en geen rekening mogen houden met de tijd die het personeel besteedt aan zoekwerk en het compileren van de aangevraagde informatie. De Raad was het daar niet mee eens.

    De Commissie aanvaardde om in artikel 7 aan de lijst van minimale informatie die aan het publiek moet worden verspreid, "milieuovereenkomsten" toe te voegen, zoals verzocht door het Europees Parlement in amendement 26. De Raad wilde dit niet overnemen.

    In amendement 28 wenste het Europees Parlement dat de lidstaten vóór december 2005 bij de Commissie verslag uitbrengen over de opgedane ervaring met de toepassing van de richtlijn. In amendement 13 had het Europees Parlement gevraagd dat een herziening van de richtlijn om de vier jaar zou plaatsvinden na de indiening door de lidstaten van de nationale verslagen. De Commissie aanvaardde de wijziging van het oorspronkelijke voorstel om de lidstaten op te leggen verslag uit te brengen over de opgedane ervaringen vier jaar na de termijn voor de omzetting, in plaats van vijf jaar. De Raad was het daar niet mee eens. Volgens de huidige tekst van artikel 8 zullen de lidstaten verslag moeten uitbrengen over de opgedane ervaring zeven jaar na de termijn voor omzetting. De nationale verslagen moeten bij de Commissie worden ingediend zes maanden na deze datum.

    Amendement 29 beoogde voor de omzetting van de richtlijn in nationaal recht een termijn vast te stellen van 12 maanden. De Commissie suggereerde een termijn van 18 maanden, teneinde rekening te houden met het feit dat alle bepalingen van Richtlijn 90/313/EEG waren gewijzigd. Dit werd niet aanvaard door de Raad die wenste te beschikken over een langere termijn voor de omzetting. Volgens de huidige tekst van artikel 9 zullen de lidstaten de richtlijn twee jaar na haar inwerkingtreding moeten hebben omgezet.

    3.2.3 Veranderingen door de Raad aan het voorstel aangebracht

    Overwegingen van het oorspronkelijke voorstel

    In overweging 5 worden de woorden "in overeenstemming... gebracht" en "ratificatie" vervangen door respectievelijk "consistent... gemaakt" en "totstandkoming".

    Overweging 9 werd gewijzigd overeenkomstig de nieuwe formulering in de overeenkomstige bepaling in de tekst van de richtlijn.

    Enkele kleine vereenvoudigende wijzigingen werden aangebracht in de overwegingen 10 en 13.

    Overweging 14 werd gewijzigd om rekening te houden met de veranderingen die zijn aangebracht in het overeenkomstige artikel 3.

    Overwegingen 15 en 16 werden samengevoegd en licht gewijzigd om beter overeen te stemmen met de tekst van artikel 3 van het oorspronkelijke voorstel.

    Overweging 18 werd gewijzigd om te zorgen voor een betere overeenstemming met de nieuwe tekst van het overeenkomstige artikel en ten dele om er amendement 9 in tot uiting te laten komen.

    Overweging 19 werd geschrapt in overeenkomst met de nieuwe tekst van artikel 4, lid 2, onder d).

    Overweging 21 werd gewijzigd in overeenstemming met de veranderingen in het overeenkomstige artikel van de tekst, namelijk artikel 5.

    Overweging 23 werd gewijzigd om rekening te houden met de nieuwe tekst van het overeenkomstige artikel 7.

    Overweging 24 werd licht gewijzigd om rekening te houden met een deel van amendement 24 van het Europees Parlement, namelijk om de nationale verslagen over de opgedane ervaring met de toepassing van de richtlijn te verbinden met de procedure van herziening.

    Er werd een nieuwe, laatste overweging toegevoegd, waarin specifiek wordt gesteld dat de bepalingen van de richtlijn geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om maatregelen in stand te houden of in te voeren die voorzien in een bredere toegang tot informatie dan die welke door deze richtlijn wordt vereist. Juridisch gesproken is de opneming van een dergelijke bepaling overbodig, aangezien hierin reeds wordt voorzien door artikel 176 van het EG-Verdrag.

    De overwegingen van het gemeenschappelijk standpunt werden opnieuw genummerd om rekening te houden met de hierboven genoemde schrapping van overwegingen in het oorspronkelijke voorstel.

    Artikel 1: Doel

    Een van de in artikel 1 vastgelegde doelen van de voorgestelde richtlijn is nu "te waarborgen dat systematisch op zo breed mogelijke schaal wordt gezorgd voor de beschikbaarheid en verspreiding bij het publiek van milieu-informatie". Dit is zwakker dan het oorspronkelijke voorstel waarin werd gesteld dat er systematisch voor moest worden gezorgd dat milieu-informatie beschikbaar wordt gesteld en aan het publiek wordt medegedeeld, met name door middel van beschikbare computertelecommunicatietechnologie en/of elektronische technologie.

    Artikel 2: Definities

    De Raad voegde aan de definitie van "milieu-informatie" van artikel 2, lid 1, van het voorstel een verwijzing toe naar "wetlands, kust- en mariene gebieden". De Commissie had dit deel van het door het Europees Parlement ingediende amendement 15 niet aanvaard om te zorgen voor consistentie met de definitie van "milieu-informatie" van het Verdrag van Aarhus, waarin een dergelijke verwijzing niet is opgenomen.

    Voorts heeft de Raad artikel 2, lid 1, onder c), van de definitie van "milieu-informatie" samengevoegd met artikel 2, lid 1, onder b), aangezien men van mening was dat "emissies, lozingen en ander voorkomen van stoffen in het milieu" kon worden gelijkgesteld met "factoren die gevolgen hebben of waarschijnlijk zullen hebben voor... elementen van het milieu". De Commissie was het daarmee eens.

    Tot slot werd de verwijzing naar "de veiligheid en gezondheid van de mens" in artikel 2, lid 1, onder b), van het voorstel geschrapt, aangezien men van mening was dat dit voldoende werd bestreken door artikel 2, lid 1, onder f), van het voorstel (artikel 2, lid 1, onder e), van het gemeenschappelijk standpunt). De Commissie was het ook daarmee eens.

    De definitie van "overheidsinstantie", van artikel 2, lid 2, onder b), van het voorstel werd verplaatst naar artikel 2, lid 2, onder c), en werd anders verwoord. Dit werd zo gedaan om de tekst in lijn te brengen met de overeenkomstige bepaling van het Verdrag van Aarhus.

    De laatste zin van de defintie van "overheidsinstanties" van artikel 2, lid 2, van het voorstel werd gewijzigd om de tekst in lijn te brengen met de exacte bewoordingen van het Verdrag van Aarhus.

    De definitie van "informatie die door een overheidsinstantie wordt beheerd" van artikel 2, lid 3, van het voorstel werd vereenvoudigd. Er werd echter zorg gedragen voor behoud van het onderliggende beginsel van de definitie in het voorstel van de Commissie.

    De Raad voegde een nieuwe definitie toe voor de term "openbaar" in artikel 2, lid 5. Deze definitie is consistent met die van het Verdrag van Aarhus. De Commissie was het ook daar mee eens.

    Artikel 3: Toegang tot milieu-informatie op verzoek

    In lid 3 van artikel 3 van het voorstel van de Commissie wordt bepaald dat overheidsinstanties een redelijke inspanning moeten verrichten om te voldoen aan een verzoek om informatie wanneer de aanvrager deze voor een bepaald doel aanvraagt, en deze informatie beschikbaar te stellen binnen de termijn die nodig is om de aanvrager in staat te stellen dat doel te verwezenlijken. Dit lid werd geschrapt aangezien men van mening was dat dit zou kunnen leiden tot een stelsel met "twee snelheden" voor de levering van aangevraagde informatie. Indieners die zouden stellen dat zij informatie aanvragen voor een specifiek doel zouden waarschijnlijk een gunstigere behandeling krijgen dan degenen die niet de reden achter hun verzoek kenbaar zouden maken. Men was ook van mening dat deze bepaling enigszins in tegenspraak zou kunnen zijn met artikel 3, lid 1, van het voorstel, dat bepaalt dat indieners niet hoeven aan te geven waarom zij een verzoek om informatie indienen. Tot slot moet er ook op worden gewezen dat de algemene regel, overeenkomstig artikel 3, lid 2, erin bestaat dat de informatie zo spoedig mogelijk moet worden geleverd, en ten laatste binnen één maand.

    Ondanks het bovenstaande en om rekening te houden met het idee dat ten grondslag ligt aan deze bepaling, werd een verwijzing naar "een door de aanvrager aangegeven tijdschema" toegevoegd aan artikel 3, lid 2. De Commissie was het daarmee eens.

    Overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder a), moeten overheidsinstanties informatie verstrekken in de specifieke vorm of formaat waaraan de aanvrager behoefte heeft, tenzij deze informatie "reeds publiek beschikbaar is in een andere vorm of formaat, in het bijzonder in het kader van artikel 7, die gemakkelijk toegankelijk is". De verwijzing naar artikel 7 betreffende de actieve levering van informatie is aanvaardbaar voor de Commissie. De Commissie is echter minder tevreden met de schrapping van de verwijzing naar "door de aanvrager" in (a). Informatie die door overheidsinstanties wordt verspreid door middel van nieuwe informatie- en communicatietechnologie kunnen inderdaad gemakkelijk toegankelijk zijn voor indieners die toegang hebben tot dit soort technologie. Maar niet alle aanvragers beschikken noodzakelijkerwijs over toegang tot nieuwe communicatie- en informatietechnologie.

    Artikel 4: Uitzonderingen

    Het zou in sommige gevallen kunnen voorkomen dat een verzoek om milieu-informatie wordt ingediend bij overheidsinstanties die niet over die informatie beschikken. Met de nieuwe tekst van het artikel 4, lid 1, onder a), zou in dergelijke gevallen de overheidsinstantie aan wie het verzoek was gericht dit verzoek kunnen doorgeven aan de overheidsinstantie die over de informatie beschikt en de aanvrager daarvan op de hoogte brengen of de aanvrager op de hoogte brengen van de overheidsinstantie bij wie zij meent dat het mogelijk is de gezochte informatie te verkrijgen. Volgens de tekst van het voorstel van de Commissie was de overheidsinstantie die ten onrechte een verzoek om informatie ontving, verplicht om dit verzoek over te brengen aan de overheidsinstantie die beschikte over deze informatie, indien zij wist wie dit was. De indiener moest daarna van deze overdracht op de hoogte worden gebracht. De huidige tekst is zwakker dan het oorspronkelijke voorstel. Dit is echter wel consistent met de overeenkomstige bepaling van het Verdrag van Aarhus.

    Overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), van het oorspronkelijk voorstel hadden overheidsinstanties het recht de toegang tot informatie te weigeren wanneer het verzoek betrekking had op materiaal dat nog moest worden voltooid of dat interne communicatie betrof. In elk van deze gevallen moest rekening worden gehouden met het openbaar belang dat zou worden gediend bij deze bekendmaking. Deze zin werd vervangen door "rekening houdende met het openbaar belang dat is gediend bij de bekendmaking". Deze bewoordingen zijn consistent met de bepalingen in het Verdrag van Aarhus. Het oorspronkelijke voorstel beoogde echter duidelijk te maken dat telkens een dergelijk verzoek werd ingediend, de betreffende overheidsinstantie rekening moest houden met het openbaar belang dat zou worden gediend met de bekendmaking alvorens een definitieve beslissing over het verzoek te nemen.

    Artikel 4, lid 2, onder d), van het oorspronkelijk voorstel stond overheidsinstanties toe de informatie te weigeren wanneer de bekendmaking daarvan ten koste zou gaan van de vertrouwelijkheid van commerciële of industriële informatie, wanneer een dergelijke vertrouwelijke aard werd voorgeschreven door de wet ter bescherming van legitieme economische belangen. Een verwijzing naar "het openbaar belang van het behoud van statistische vertrouwelijkheid en belastinggeheim" werd toegevoegd, ondanks het feit dat de overeenkomstige bepaling van het Verdrag van Aarhus geen dergelijke verwijzing bevat.

    Daarnaast stond het oorspronkelijk voorstel overheidsinstanties in het kader van deze uitzondering niet toe informatie in te houden inzake emissies, lozingen of ander vrijkomen van stoffen in het milieu waarop het Gemeenschapsrecht van toepassing is. Dit deel van artikel 4, lid 2, onder d), is nu in lijn gebracht met de overeenkomstige bepaling van het Verdrag van Aarhus dat zwakker is dan het oorspronkelijke voorstel en als volgt luidt: "in dit kader moet informatie worden verstrekt over emissies voor zover dit relevant is voor de bescherming van het milieu".

    Artikel 4, lid 2, onder f), betreffende de bescherming van persoonsgegevens werd gewijzigd om de tekst in lijn te brengen met de overeenkomstige bepaling van het Verdrag van Aarhus. Daarmee is dus rekening gehouden met amendement 21 van het Europees Parlement.

    De laatste zin van artikel 4, lid 2, werd gewijzigd om de tekst in lijn te brengen met die van het Verdrag van Aarhus en luidt nu als volgt: "De redenen voor weigering moeten op restrictieve wijze worden geïnterpreteerd, voor elk afzonderlijk geval rekening houdend met het openbaar belang dat is gediend bij bekendmaking en met de vraag of het verzoek om informatie betrekking heeft op emissies in het milieu". In het oorspronkelijk voorstel werd beoogd duidelijk te maken dat in elk geval het openbaar belang dat wordt gediend door bekendmaking moest worden afgewogen tegen het openbaar belang dat wordt beschermd door de uitzondering. Toegang tot de aangevraagde informatie zal moeten worden verleend wanneer het openbaar belang van het eerste geval zwaarder weegt.

    Artikel 4, lid 4, werd gewijzigd om het consistenter te maken met het Verdrag van Aarhus. Het verdrag eist niet dat verzoek om informatie schriftelijk wordt ingediend. Desondanks legt het oorspronkelijke voorstel de overheidsinstanties op om schriftelijk kennis te geven van een weigering. Volgens de huidige tekst zullen de overheidsinstanties de kennisgeving van weigering aan de verzoekers alleen schriftelijk of elektronisch moeten doen toekomen, wanneer het verzoek zelf schriftelijk was of wanneer de aanvrager hierom verzoekt.

    Artikel 5: Vergoedingen

    Artikel 5, lid 1, van het oorspronkelijk voorstel stond overheidsinstanties niet toe voor het verstrekken van informatie een voorschot op de vergoeding te vragen. Met de huidige tekst zullen de overheidsinstanties dat wel kunnen doen. Zij moeten echter een overzicht bekendmaken en de verzoekers ter beschikking stellen van de vergoedingen die kunnen worden gevraagd, daarbij aangevend of de levering van informatie afhankelijk is van de betaling van een voorschot op een dergelijke vergoeding. Hoewel de nieuwe tekst minder ambitieus is dan het oorspronkelijke voorstel, is zij consistent met het Verdrag van Aarhus.

    Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het oorspronkelijk voorstel diende de toegang tot gevraagde informatie ter plaatse gratis te zijn. De huidige tekst stelt alleen dat voor de raadpleging ter plaatse van de gevraagde informatie geen aanvullende vergoeding mag worden gevraagd.

    Artikel 6: Mogelijkheid van verhaal

    In het voorstel van de Commissie stond dat de lidstaten ervoor moesten zorgen dat de aanvrager toegang heeft tot een administratieve en een juridische procedure waarin handelingen of nalatigheden van de betrokken overheidsinstantie aan herziening kunnen worden onderworpen. Daarnaast staat artikel 6, lid 2, de overheidsinstanties specifiek toe derde partijen een mogelijkheid van verhaal te bieden wanneer zij worden geschaad door de bekendmaking van informatie door een overheidsinstantie. Het Verdrag van Aarhus verhindert niet dat partijen voorzien in dergelijke procedures en in sommige lidstaten bestaan zij al. Daarom heeft de Commissie deze toevoeging aanvaard.

    In het gemeenschappelijk standpunt wordt verduidelijk dat slechts de definitieve beslissingen ten gevolge van de verhaalprocedure van artikel 6, lid 2, bindend is voor de overheidsinstantie die beschikte over de informatie. Om de tekst verder in lijn te brengen met de overeenkomstige bepaling van het Verdrag van Aarhus werd een nieuwe zin toegevoegd, die als volgt luidt: "De redenen worden schriftelijk gegeven, tenminste in de gevallen dat de informatie overeenkomstig dit artikel wordt geweigerd".

    Artikel 7: Verspreiding van milieu-informatie

    In artikel 7, lid 1, wordt nader aangegeven welke soort milieu-informatie moet worden georganiseerd met het oog op de actieve verspreiding ervan bij het publiek. De overheidsinstanties moeten slechts die milieu-informatie verspreiden "die relevant is voor hun functies" en niet "milieu-informatie" in het algemeen, zoals voorzien in het oorspronkelijke voorstel. Zo zou bijvoorbeeld een overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de lucht informatie moeten verspreiden over de kwaliteit van de lucht maar niet over die van het water, wanneer dit gebied niet onder haar verantwoordelijkheid valt. Dit is in lijn met het Verdrag van Aarhus.

    De informatie waarnaar hierboven wordt verwezen zou moeten worden verspreid "in het bijzonder door middel van computertelecommunicatietechnologie en/of elektronische technologie, voor zover beschikbaar", in plaats van "door middel van met name computertelecommunicatietechnologie en/of elektronische technologie", zoals in het oorspronkelijke voorstel.

    De informatie die ter beschikking wordt gesteld in de vorm van computertelecommunicatie- en/of elektronische technologie behoeft geen informatie te omvatten die werd verzameld vóór de datum van inwerkingtreding van de richtlijn, tenzij deze reeds in elektronische vorm beschikbaar is. Met deze bepaling wordt beoogd te vermijden dat historische informatie die niet in elektronische vorm beschikbaar was ten tijde van de totstandkoming van die informatie, op elektronische wijze zou moeten worden verspreid.

    De informatie die moet worden beschikbaar gemaakt en verspreid moet "op gepaste wijze worden bijgewerkt". Deze woorden werden toegevoegd om rekening te houden met het Verdrag van Aarhus en tegelijkertijd te zorgen voor een bepaalde mate van flexibiliteit voor de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van deze bepaling.

    De laatste alinea van artikel 7, lid 1, van het oorspronkelijke voorstel, die overheidsinstanties oplegde een redelijke inspanning te leveren om milieu-informatie te bewaren, met name de soorten informatie die onder (a) tot en met (e) werden genoemd, in vormen of formaten die gemakkelijk kunnen worden gereproduceerd en die gemakkelijk toegankelijk zijn met computertelecommunicatiemiddelen of andere elektronische middelen, werd geschrapt. Hiermee wordt het oorspronkelijke voorstel verzwakt.

    Tot slot werd een laatste lid (6) toegevoegd. Hiermee wordt verduidelijkt dat aan de verplichtingen van artikel 7 kan worden voldaan door het tot stand brengen van links naar internetsites waar de informatie kan worden gevonden.

    4- CONCLUSIE

    De Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt de basisaanpak en doelstellingen van het oorspronkelijke voorstel niet aantast en dat het bepaalde aspecten daarvan zelfs verduidelijkt. In andere aspecten werd het voorstel echter verzwakt en werden de termijnen voor de omzetting en voor de herzieningsprocedure verlengd. Hoewel het voorstel algemeen gesproken minder ambitieus is dan het oorspronkelijke voorstel, is de nu tot stand gekomen tekst consistent met de bepalingen van het Verdrag van Aarhus.

    De Commissie kan dus in grote lijnen haar steun geven aan het gemeenschappelijk standpunt, maar zal flexibiliteit betonen bij de aanpak van de tweede lezing.

    5. VERKLARINGEN

    De door de Commissie en door de Raad en de Commissie gezamenlijk gedane verklaringen worden in een bijlage bij deze mededeling gereproduceerd.

    BIJLAGE

    Betreft artikel 7

    "De Commissie wijst er met klem op dat de actieve informatieverstrekking overeenkomstig artikel 7 de lidstaten niet vrijstelt van het opstellen van verslagen aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van communautaire wetgeving, zoals in die wetgeving bepaald.

    De Raad en de Commissie verklaren dat de verslagen aan de Commissie over de tenuitvoerlegging van communautaire wetgeving mogen worden gebruikt voor de relevante onderdelen van de verslagen over de toestand van het milieu overeenkomstig artikel 7, lid 2".

    Betreft de tenuitvoerlegging door de Gemeenschap van het Verdrag van Aarhus

    "De Commissie is van plan vóór juni 2002 een verslag voor te leggen waarin de stappen worden beschreven die moeten worden gezet om het de Europese Gemeenschap mogelijk te maken het Verdrag van Aarhus bij te treden".

    Top