This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52002DC0661
Communication of the Commission to the European Parliament and the Council on eurozone statistics "towards improved methodologies for eurozone statistics and indicators"
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over statistieken betreffende de eurozone "naar betere methodieken voor statistieken en indicatoren betreffende de eurozone"
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over statistieken betreffende de eurozone "naar betere methodieken voor statistieken en indicatoren betreffende de eurozone"
/* COM/2002/0661 def. */
Mededeling van de Commissie aan het europees Parlement en de Raad over statistieken betreffende de eurozone "naar betere methodieken voor statistieken en indicatoren betreffende de eurozone" /* COM/2002/0661 def. */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD OVER STATISTIEKEN BETREFFENDE DE EUROZONE "NAAR BETERE METHODIEKEN VOOR STATISTIEKEN EN INDICATOREN BETREFFENDE DE EUROZONE" INHOUD SAMENVATTING I. Inleiding II. Naar een betere kwaliteit en actualiteit van de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken voor de eurozone A. De huidige situatie B. Voornaamste doelstellingen en strategieën inzake macro-economische kwartaal- en maandstatistieken 1. Voornaamste doelstellingen 2. Strategieën 2.1. Het actieplan van de Europese Monetaire Unie (EMU-actieplan) 2.2. Dienstenstatistiek 2.3. Benchmarking C. Een gezamenlijke aanpak met betrekking tot de VEEI's 1. Euroindicatoren 2. Vaststelling van een lijst van VEEI's 3. Opstelling van de VEEI's 4. Bekendmaking van gegevens 5. Verspreiding van de gegevens 6. Bevordering van beste praktijken D. Verbeteringen van de VEEI's en verplichtingen van de lidstaten E. Prestatierapporten F. Kader voor de verplichtingen van de lidstaten III. De indiening en validatie van gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten A. Recente verbeteringen en sterke punten van het systeem B. Resterende zwakke punten en voorgestelde aanpak C. Risico's voor de toekomst en voorgestelde strategieën iv. Overzicht van de doelstellingen en strategieën met het oog op een verbetering, en de verwachte inzet en steun A. Overzicht van de doelstellingen en strategieën B. Verwachte inzet C. De behoefte aan verdere politieke steun en richtsnoeren van de Europese Raad SAMENVATTING De Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 heeft de Commissie en de Raad verzocht om voor de Europese Raad van maart 2003 een algemeen verslag over de statistieken betreffende de eurozone voor te leggen. Aangezien de eurozone een monetaire unie is met een voor alle leden geldend, onafhankelijk monetair beleid en een gedecentraliseerd maar wel gecoördineerd belastingbeleid, moet verdere vooruitgang worden geboekt bij de verbetering en harmonisatie van de methodieken voor de opstelling van statistieken en indicatoren voor de eurozone. Moderne democratieën kunnen alleen doeltreffend functioneren wanneer beleidsmakers en het brede publiek goed geïnformeerd zijn over de economische en sociale ontwikkelingen. Niets is belangrijker voor het monetair en fiscaal beleid dan betrouwbare statistieken. Zij vatten de algemene ontwikkelingen samen en zijn de enige belangrijke bron om macro-economische ontwikkelingen, zoals inflatie, economische groei en de conjunctuurcyclus te beoordelen. Door betere methodieken voor statistieken en indicatoren betreffende de eurozone kunnen de beginselen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, relevantie, consistentie, kostenefficiëntie, statistische vertrouwelijkheid en transparantie volledig worden toegepast. Het algemene publiek moet ervan op aan kunnen dat officiële statistieken geen ander belang dienen dan een zo goed mogelijke informatie over de stand van zaken. Voor de monetaire beleidsvoering en de coördinatie van het economisch - en met name het fiscaal - beleid van de Europese Unie in haar geheel en van de eurozone in het bijzonder zijn deugdelijke officiële statistieken van cruciaal belang. Een voldoende gedetailleerde en uitgebreide reeks actuele en betrouwbare maand- en kwartaalstatistieken voor de EU en de eurozone is onontbeerlijk voor een onafhankelijk en geloofwaardig monetair beleid. Daarnaast spelen betrouwbare statistieken over het overheidstekort, de overheidsschuld en het bruto binnenlands product van de lidstaten een belangrijke rol bij de coördinatie van hun economisch beleid. Er is al aanzienlijke vooruitgang geboekt. Een fikse sprong voorwaarts is echter noodzakelijk om van het Europees statistisch systeem een kenniscentrum te maken. Dit kan het best worden bereikt door toepassing van het Europa-Eerst-beginsel waarbij de lidstaten zich in de eerste plaats richten op de verstrekking van de informatie die voor de opstelling van actuele en deugdelijke Europese statistieken noodzakelijk is. De voor statistieken beschikbare middelen en de rol van de instellingen die ze opstellen moeten in overeenstemming zijn met deze nieuwe Europese vereisten. De Commissie (en de Raad) verzoeken de Europese Raad: - erop toe te zien dat al het nodige wordt gedaan om te zorgen voor betrouwbare en verbeterde officiële statistieken, inclusief voor de wetenschappelijke onafhankelijkheid van het Europees statistisch systeem dat uit Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek bestaat; - zijn steun te geven aan een streng toezicht op de naleving van de regels betreffende statistieken voor de procedure bij buitensporige tekorten en het stabiliteits- en groeipact, met name op basis van een volledige transparantie van de begrippen, gegevens en methoden die aan de opstelling van deze gegevens ten grondslag liggen; - zijn steun te geven aan de ontwikkeling van maandelijkse en driemaandelijkse voornaamste Europese economische indicatoren voor het monetair en economisch beleid, die eerst voor Europa beschikbaar zijn in overeenstemming met mondiale actualiteits- en kwaliteitsnormen. - I. Inleiding De Europese Raad van Barcelona van maart 2002 heeft verklaard dat op het punt van de statistieken betreffende de eurozone verdere vooruitgang moet worden geboekt en heeft de Commissie en de Raad verzocht om voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2003 een algemeen verslag over de statistieken betreffende de eurozone voor te leggen. Het is immers een feit dat de beschikbaarheid van deugdelijke statistieken over de eurozone van essentieel belang is voor de coördinatie van het economisch beleid, de beoordeling van de convergentie en de monetaire beleidsvoering. Tot die statistieken behoren de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken, die een uiterst belangrijk instrument voor conjunctuuranalyses en het economisch beleid op korte termijn zijn. Hetzelfde geldt in het bijzonder voor een doeltreffend toezicht op het overheidstekort en de overheidsschuld in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten (PBT) van het stabiliteits- en groeipact. In dit verslag komen vooral deze twee aspecten aan bod, die voor de monetaire unie van het allergrootste belang zijn. De Commissie, de Raad, de Europese Centrale Bank en het Europees statistisch systeem (ESS) hebben er de afgelopen jaren samen voor gezorgd dat de kwaliteit van de statistieken enorm is verbeterd, met name op het punt van de vergelijkbaarheid, dekking, actualiteit en coherentie van de gegevens. In het bijzonder sinds de ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1992 zijn verscheidene belangrijke initiatieven genomen om de Europese macro-economische statistiek te verbeteren. Zo werd het Europees stelsel van economische rekeningen uit 1979 vervangen door een nieuw, uitvoeriger systeem (dat als ESR 95 bekend staat). Op grond van de ESR 95 zijn de lidstaten sinds april 1999 verplicht om binnen een precies tijdschema op zowel jaar- als kwartaalbasis gegevens betreffende de nationale rekeningen in te dienen. Bovendien zijn sinds januari 1997 gegevens van uitstekende kwaliteit beschikbaar voor de opstelling van geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP's) in de lidstaten. Daarnaast heeft de Raad in mei 1998 een verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de productie van communautaire kortetermijnstatistieken over de conjunctuurcyclus aangenomen. Tot slot zijn de lidstaten op grond van het PBT-protocol sinds 1994 verplicht gegevens betreffende hun geplande en feitelijke overheidstekort en overheidsschuld te verstrekken. Maar hoewel aanzienlijke vooruitgang is geboekt, zijn toch nog verbeteringen nodig. Wat de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken betreft, zijn vooral de actualiteit, frequentie en dekking van de gegevens, de uitsplitsing van statistieken tussen eurozone en niet-eurozone, de verdere harmonisatie van de methodieken en de toegankelijkheid van statistische informatie voor verbetering vatbaar. Dergelijke vooruitgang is van essentieel belang, wil men dat het ESS ten volle aan de behoeften van belangrijke gebruikers, zoals overheidsinstanties en politieke autoriteiten, economische actoren en financiële markten, voldoet en als belangrijkste leverancier van macro-economische kwartaal- en maandstatistieken voor de eurozone en de EU wordt beschouwd. Wat de PBT-statistiek betreft, moeten de indieningspraktijken en procedurele regels worden verbeterd. Het systeem voor het toezicht op de naleving moet worden verstevigd. De wetenschappelijke onafhankelijkheid van de statistische diensten moet bevestigd en verder ontwikkeld worden. Er moet voor meer transparantie van de gebruikte statistische bronnen en methoden worden gezorgd. Deze aspecten zijn van het grootste belang, aangezien zij bijdragen aan de geloofwaardigheid van de kwaliteitscontrole en aan de duurzaamheid van de overheidsfinanciën in de eurozone. Naar aanleiding van het verzoek van de Europese Raad van Barcelona gaat dit verslag in op de recente verbeteringen die bij de statistieken over de eurozone zijn bereikt, op de resterende zwakke punten en de maatregelen die zijn genomen om daaraan iets te doen, en op de risico's voor de toekomst en de strategieën die zijn gekozen om aan die risico's het hoofd te bieden. Ook wordt benadrukt dat de steun van de Europese Raad hierbij gewenst is en dat richtsnoeren van de politiek noodzakelijk zijn. Het verslag behandelt hoofdzakelijk statistieken betreffende de eurozone en niet die betreffende de gehele EU. Aangezien er echter een zeer nauw verband bestaat tussen de statistieken over de eurozone en andere EU-statistieken, worden in sommige delen van het verslag ook laatstgenoemde statistieken vermeld. Deel II behandelt de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken en met name de wijze waarop de actualiteit en andere kwalitatieve aspecten ervan kunnen worden verbeterd. In deel III van het verslag komen de bepalingen betreffende de PBT aan bod en wordt met name ingegaan op mogelijkheden om de geloofwaardigheid ervan te vergroten. Deel IV geeft een overzicht van de doelstellingen en strategieën inzake de statistieken over de EU/eurozone en onderzoekt welke inzet van de verschillende actoren is vereist. Ook wordt in dit deel benadrukt dat succes onmogelijk is zonder steun op het allerhoogste politieke niveau. II. Naar een betere kwaliteit en actualiteit van de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken voor de eurozone A. De huidige situatie De macro-economische kwartaal- en maandstatistieken zijn een belangrijk instrument voor de economische en monetaire beleidsbepaling en voor conjunctuuranalyses. Uiteraard is de vraag naar actuele en deugdelijke macro-economische kwartaal- en maandstatistieken betreffende de eurozone sinds de invoering van de monetaire unie in 1999 sterk toegenomen. Hoewel de afgelopen jaren op dit gebied aanzienlijke vooruitgang is geboekt, zijn veel van de statistieken over de EU/eurozone niet actueel genoeg. Dat valt vooral op wanneer men deze statistieken met die van de best presterende EU-lidstaten en de Verenigde Staten vergelijkt. Bovendien is de kwaliteit van een aantal van deze statistieken aan de kaak gesteld. Dat is een reden tot bezorgdheid voor de Europese Commissie, het Europees statistisch systeem (ESS) en de Raad alsmede voor belangrijke gebruiker s zoals de Europese Centrale Bank (PCB), economische actoren en financiële analisten. In zijn conclusies van oktober 2001 met betrekking tot de statistische vereisten in de eurozone heeft de Raad Economische en Financiële Zaken (de "Ecofin-Raad") dan ook opgemerkt dat de actualiteit van de voornaamste indicatoren verder moet worden verbeterd. De Ecofin-Raad verklaarde met name dat de statistieken betreffende de eurozone de komende vijf jaar, wat de beschikbaarheid en actualiteit betreft, moeten worden opgetrokken tot het niveau van de VS-statistieken. Met het doel de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken te verbeteren, is het beleid van de Commissie er vooral op gericht in te spelen op de behoeften van de gebruikers en daartoe macro-economische kwartaal- en maandstatistieken over de EU/eurozone te verstrekken die wat hun actualiteit en andere kwaliteitsaspecten betreft vergelijkbaar zijn met de beste statistieken in Europa, de Verenigde Staten en de rest van de wereld. B. Voornaamste doelstellingen en strategieën inzake macro-economische kwartaal- en maandstatistieken 1. Voornaamste doelstellingen Het hoofddoel van de Commissie is de snellere bekendmaking van een reeks belangrijke macro-economische kwartaal- en maandstatistieken betreffende de EU/eurozone en de verbetering van andere kwaliteitsaspecten. Hiertoe behoren onder meer een volledige statistische dekking, samenhang tussen de verschillende reeksen gegevens, transparantie van de toegepaste methoden, een deugdelijk toezicht en gedetailleerde toelichtingen op gegevensherzieningen, en de toegankelijkheid van statistische gegevens. Hierdoor zal de kwaliteit van de dienstverlening aan de verschillende categorieën gebruikers verbeteren en zullen de Commissie en het ESS uiteindelijk worden beschouwd als belangrijkste leverancier en kenniscentrum voor macro-economische kwartaal-en maandstatistieken over de EU/eurozone. De nagestreefde verbeteringen zullen van groot belang zijn voor de EU-beleidsmakers en voor de ECB, die voor het monetair beleid van de EU en voor de stabiliteit van de euro verantwoordelijk is. 2. Strategieën 2.1. Het actieplan van de Europese Monetaire Unie (EMU-actieplan) Het actieplan dat in september 2000 aan de Ecofin-Raad werd voorgelegd, was een belangrijke stap op weg naar een verbetering van de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken betreffende de EU/eurozone. Het EMU-actieplan omvat nationale kwartaalrekeningen, kwartaalrekeningen voor de sector overheid, arbeidsmarktstatistieken, conjunctuurstatistieken en statistieken betreffende de buitenlandse handel. Voor elke lidstaat wordt vastgesteld op welke gebieden vooruitgang moet worden geboekt bij de opstelling van nationale indicatoren. Om ervoor te zorgen dat alle inspanningen op de vereiste verbeteringen zijn gericht, is een lijst van acties opgesteld voor Eurostat en voor elke lidstaat (het nationaal actieplan). Volgens het actieplan moeten de lidstaten de productie van nationale gegevensreeksen versnellen, zodat de Commissie tijdig betrouwbare indicatoren voor de EU/eurozone kan opstellen. Ook moeten andere kwaliteitsaspecten worden verbeterd. Aan de Ecofin-Raad zal regelmatig verslag worden uitgebracht over de vorderingen bij de uitvoering van het actieplan. Het actieplan heeft een krachtige impuls gegeven aan statistische verbeteringen en heeft al tot positieve resultaten geleid. De meeste lidstaten dienen hun nationale kwartaalrekeningen nu binnen zeventig dagen bij Eurostat in, terwijl dat voorheen negentig dagen was. Bovendien worden nu door de lidstaten kwartaalstatistieken met betrekking tot de sector overheid opgesteld, die eerder niet bestonden. De voornaamste punten uit het vijfde voortgangsrapport over de implementatie van het EMU-actieplan zullen uiteindelijk wellicht als bijlage worden gevoegd bij het algemene verslag dat aan de Europese Raad wordt voorgelegd. 2.2. Dienstenstatistiek Diensten dragen circa 70% aan het bruto binnenlands product van de eurozone en de EU bij, maar maand- en kwartaalstatistieken zijn moeilijk te vinden, behalve over de detailhandel. Om daarin verbetering te brengen, heeft de Ecofin-Raad gevraagd met voorstellen te komen. Op basis van die voorstellen zijn in het het vijfde voortgangsrapport over de implementatie van het EMU-actieplan prioriteiten voor de ontwikkeling van macro-economische kwartaal- en maandstatistieken vastgesteld. 2.3. Benchmarking Naast het actieplan werd in september 2000 een benchmarkingstudie uitgevoerd, waarbij de verschillende EU-lidstaten onderling en de EU met de VS werden vergeleken. Deze studie bevestigde dat het actieplan weliswaar een heel stuk in de goede richting gaat, maar wellicht niet voldoende is om de actualiteit van de VS-gegevens en internationale beste praktijken te evenaren. Er werd dan ook een lijst van gerichtere macro-economische kwartaal- en maandindicatoren opgesteld (voornaamste Europese economische indicatoren of VEEI's), met ambitieuzere streefdata voor de bekendmaking van indicatoren betreffende de EU/eurozone en andere kwaliteits- en tussendoelstellingen (zie tabel 1 hieronder: "Lijst van voornaamste Europese economische indicatoren: frequentie en termijnen in kalenderdagen"). C. Een gezamenlijke aanpak met betrekking tot de VEEI's De EU kan de door haar geleverde kwaliteit en haar statistische dienstverlening aan de verschillende gebruikers alleen optimaliseren, wanneer de statistische informatie in het algemeen en de VEEI's in het bijzonder in hoge mate en efficiënt zijn gecoördineerd. De Commissie heeft in dit verband een belangrijke taak, omdat zij verantwoordelijk is voor de opstelling en bekendmaking van statistische gegevens en indicatoren op het niveau van de EU/eurozone. Met de komende uitbreiding zal deze coördinerende rol nog belangrijker worden, omdat de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken van de toekomstige lidstaten op passende wijze moeten worden geïntegreerd om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de actualiteit en kwaliteit van de indicatoren betreffende de EU/eurozone. Wat de VEEI's betreft, heeft de Commissie voor oplossingen gekozen die verscheidene aspecten omvatten. Onderstaand wordt nader hierop ingegaan. De lijst van VEEI's en de daarmee verbonden doelstellingen zullen in de loop der tijd nader moeten worden uitgewerkt, met name met het oog op ontwikkelingen in de dienstenstatistiek. 1. Euroindicatoren In het najaar van 1998 richtte de Commissie tegelijk met de invoering van de euroindicatoren een speciale informatiedienst op, die vooral tot doel heeft voor de monetaire unie relevante statistische informatie te verspreiden. Deze dienst werd in de zomer van 2001 uitgebreid door de ingebruikneming van de nieuwe euroindicator-website die toegang geeft tot een volledige reeks metagegevens en een databank die speciaal op de behoeften van conjunctuuranalisten is afgestemd. Hoewel de situatie nu veel beter is dan vroeger, hebben deze nieuwe diensten ook aangetoond dat we er nog niet zijn. Als gevolg hiervan heeft de Commissie haar beleid met het oog op haar voornaamste doelstellingen verruimd. 2. Vaststelling van een lijst van VEEI's Bij de vaststelling van de lijst van VEEI's heeft men zich gebaseerd op het advies van de ECB en van het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken van de Commissie, alsmede op de resultaten van de benchmarkingprojecten om zo goed mogelijk rekening te houden met de huidige behoeften van de gebruikers. Bijwerking van de lijst geschiedt op voorstel van de Commissie, nadat met name de ECB en de lidstaten zijn geraadpleegd. Op het gebied van de monetaire, financiële en betalingsbalansindicatoren wordt door de Commissie en het ESS nauw met de ECB samengewerkt. 3. Opstelling van de VEEI's De Commissie zal zich bij de opstelling en bekendmaking van de VEEI's baseren op de bijdragen van de lidstaten. Dat betekent niet dat alle lidstaten op nationaal niveau binnen die termijn representatieve indicatoren moeten opstellen. Maar met name van de lidstaten die economisch het grootste gewicht in de schaal leggen bij de aggregaten voor de EU/eurozone, wordt wel verwacht dat zij de nodige informatie verschaffen om actuele en representatieve indicatoren op het niveau van de EU/eurozone te kunnen opstellen (Europa-Eerst-beginsel). Ook van de andere lidstaten wordt gevraagd dat zij proberen deze informatie te verstrekken. Daarbij staat het de lidstaten natuurlijk vrij om de indicatoren op nationaal niveau bekend te maken. Op het ogenblik worden bij de opstelling en bekendmaking van de indicatoren geen algemene methode en geen gemeenschappelijke principes voor de schatting van EU-/eurozoneaggregaten (bij ontbrekende gegevens) gehanteerd. De herziening van de indicatoren voor de EU/eurozone vindt min of meer toevallig plaats naar aanleiding van nationale herzieningen. Dat is dan ook de reden waarom de Commissie onlangs een duidelijk beleid voor de schatting en herziening van indicatoren voor de EU/eurozone heeft goedgekeurd. Op de euroindicator-website zal de Commissie precies uitleggen hoe elke voornaamste Europese economische indicator tot stand komt. 4. Bekendmaking van gegevens De Commissie heeft zich tot doel gesteld de indicatoren voor de EU/eurozone op de in tabel 1 opgenomen streefdata bekend te maken. Of dit doel wordt bereikt hangt in hoge mate af van de vraag of de lidstaten hun vrijwillig (d.m.v. herenakkoorden) aangegane verplichtingen met betrekking tot de verbetering van de VEEI's nakomen. Deze verplichtingen bestaan er met name in dat de lidstaten hun bijdragen aan de gegevens die voor de opstelling van indicatoren op het niveau van de EU/eurozone vereist zijn, binnen een specifieke termijn bij de Commissie indienen, zodat de streefdata voor de bekendmaking op EU-niveau kunnen worden gehaald. 5. Verspreiding van de gegevens De Commissie zal samen met de lidstaten een gemeenschappelijk platform voor de verspreiding van VEEI's ontwikkelen. Dit platform zal een specifiek domein zijn dat via de euroindicator-website toegankelijk is en zal zowel EU-/eurozone- en (volgens de EU-normen opgestelde) nationale indicatoren omvatten. Deze aanpak geeft de lidstaten meer verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en goede werking van het systeem. De lidstaten zullen via de website rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de bekendmaking en bijwerking van hun nationale indicatoren, maar zullen daarbij te werk moeten gaan op een wijze die de gebruikers als consistent en gecoördineerd ervaren. De lidstaten zullen de status van hun nationale indicatoren en de toegepaste methoden moeten toelichten. Algemeen wil men bereiken dat, met inachtneming van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel, geavanceerde technologieën kunnen worden toegepast om de samenwerking te versterken. 6. Bevordering van beste praktijken Bij de in 2001 uitgevoerde benchmarking (vergelijking tussen de EU-lidstaten) is onder meer gebleken dat er aanzienlijke verschillen tussen de nationale statistieken zijn op het punt van de actualiteit en andere kwaliteitsaspecten. Dit heeft duidelijk gemaakt dat de situatie in de lidstaten voor verbetering vatbaar is. De Commissie dringt er bij de lidstaten dan ook op aan om beste praktijken in te voeren en organiseert daartoe speciale seminars en werkgroepen. D. Verbeteringen van de VEEI's en verplichtingen van de lidstaten Voor elke VEEI zijn ambitieuze doelstellingen met betrekking tot de actualiteit en andere kwaliteitsaspecten vastgesteld. In het kader van dit programma zijn de lidstaten onder meer verplicht om binnen specifieke termijnen hun bijdragen in te dienen. De te verstrekken informatie bestaat uit outputgegevens die tot de verschillende VEEI's bijdragen, alsmede een kwaliteitsbeoordeling, beknopte metagegevens (bronnen, methoden en formules) en toelichtingen op belangrijke herzieningen. De lidstaten wordt ook verzocht om actief aan de studies en andere werkzaamheden betreffende de VEEI's bij te dragen en met name om aan eventuele taskforces deel te nemen, alsmede om in voorkomend geval toepassing van de door Eurostat voorgestelde methodieken te overwegen. E. Prestatierapporten De Commissie (Eurostat) houdt toezicht op de voortgang van het werkprogramma. Zij zal regelmatig verslag uitbrengen, waarbij met name zal worden gekeken naar de vorderingen die bij de verwezenlijking van de VEEI-doelstellingen en de toepassing van het Europa-Eerst-beginsel voor de VEEI's zijn gemaakt. In die rapporten zullen de bijdragen van Eurostat aan verbeteringen op het gebied van de actualiteit en andere kwaliteitsdoelstellingen voor de VEEI's worden beoordeeld. Ook zal worden geanalyseerd in welke mate de actualiteit van de bijdragen van de lidstaten is verbeterd en welke inspanningen zij zich hebben getroost om aan hun verplichtingen te voldoen. Bovendien zal in de rapporten worden ingegaan op de kwaliteit van de deelname van de lidstaten aan het gemeenschappelijk verspreidingsplatform en de kosten die met deze deelname en de werking van het platform zijn gemoeid. F. Kader voor de verplichtingen van de lidstaten De verplichtingen van de lidstaten in het kader van deze gemeenschappelijke aanpak inzake de VEEI's worden op basis van vrijwilligheid aangegaan. Dat betekent dat geen nieuwe regelgeving noodzakelijk is, aangezien de aan de lidstaten gerichte verzoeken zijn gebaseerd op reeds bestaande EU-wetgeving of op vrijwillige afspraken (die in de statistiek gewoonlijk herenakkoorden worden genoemd). Natuurlijk zullen de lidstaten moeten voldoen aan de EU-wetgeving die met de indicatoren samenhangende gegevens betreft. Wanneer de in de EU-wetgeving vastgestelde tijdslimieten minder streng zijn dan de VEEI-doelstelling, dient men zich op basis van een herenakkoord aan laatstgenoemde doelstelling te houden. III. De indiening en validatie van gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten A. Recente verbeteringen en sterke punten van het systeem De PBT is sinds 1994 van kracht. Zij is voor de regeringen van de EU een belangrijke prikkel geweest hun fiscale positie te verbeteren. Dankzij de door Eurostat gecoördineerde inspanningen om de boekhoudkundige regels te harmoniseren en op de uitvoering ervan toezicht te houden, zijn de kwaliteit, actualiteit en vergelijkbaarheid van PBT-gegevens voor de verschillende lidstaten aanzienlijk verbeterd. Na diverse verbeteringen functioneren de indiening en procedurele regels in het kader van de PBT nu goed. Hieronder worden de sterke punten van het systeem beschreven. Ten eerste zijn de onder de PBT vallende macro-economische aggregaten (voornamelijk het overheidstekort en de overheidsschuld, uitgedrukt als percentage) nu gebaseerd op het Europees systeem van rekeningen 1995 (ESR 95), wat een grote verbetering op het gebied van de nationale rekeningen is. De ESR 95 verschaft een gemeenschappelijk kader voor de nationale rekeningen dat stevig op een verordening van de Raad stoelt, en is voor alle lidstaten bindend. Hierdoor kan Eurostat erop toezien dat alle lidstaten op strikte wijze dezelfde basisbegrippen en boekhoudkundige regels toepassen. Ten tweede worden voor de boeking van transacties die in de ESR 95 onvoldoende of in het geheel niet aan bod komen, specifieke verordeningen alsmede richtsnoeren van de Commissie (Eurostat) aangenomen, die de ESR 95 aanvullen of de regels ervan interpreteren en verduidelijken. Deze specifieke oplossingen zijn in overeenstemming met de grondbeginselen van de ESR 95. Voorts wordt naar passende oplossingen gezocht met behulp van een duidelijk omlijnde en transparante overlegprocedure, met als eerste stap een grondig technisch onderzoek van de transacties door deskundigen van Eurostat en de lidstaten in het kader van de werkgroepen voor financiële en nationale rekeningen van Eurostat. Vervolgens wordt het Comité voor financiële, monetaire en betalingsbalansstatistiek (het CMFB, waarin zeer ervaren vertegenwoordigers van de nationale bureaus voor de statistiek, de nationale centrale banken, de Europese Centrale Bank en Eurostat zitting hebben) door Eurostat over de voorgestelde oplossingen geraadpleegd. Het CMFB is een raadgevend comité en zijn advies is niet bindend voor Eurostat, dat als enige voor de uiteindelijke beslissing verantwoordelijk is. Bij die beslissing houdt Eurostat echter zo veel mogelijk rekening met de adviezen die het CMFB en de groepen van deskundigen met betrekking tot de boekhoudkundige behandeling van een transactie hebben uitgebracht. Eurostat neemt zijn beslissing in volle onafhankelijkheid en neutraliteit op basis van zuiver technische criteria. Bovendien worden gelijke gevallen in alle lidstaten gelijk behandeld, waardoor de vergelijkbaarheid van de aggregaten is gewaarborgd. De gekozen oplossing wordt steeds samen met de technische motivering en de resultaten van de CMFB-raadpleging aan de nationale bureaus voor de statistiek en andere belanghebbende instanties toegezonden en via de pers bekendgemaakt. De procedure is hierdoor transparanter. Tot slot onderzoekt Eurostat regelmatig de PBT-gegevens die door de lidstaten zijn ingediend, teneinde te waarborgen dat de boekhoudkundige regels door alle landen naar behoren worden toegepast. Door deze aanpak heeft Eurostat sinds de start van de PBT in 1994 een aantal ingewikkelde vraagstukken kunnen oplossen. B. Resterende zwakke punten en voorgestelde aanpak Ondanks deze sterke punten zijn soms ook zwakke punten in het systeem aan het licht gekomen. Hiertoe behoren omvangrijke herzieningen voor sommige landen, wat vraagtekens zet bij de kwaliteit van de gegevens, alsmede een gebrek aan informatie en transparantie ten aanzien van bepaalde cijfers en transacties en het late tijdstip waarop de PBT-gegevens van sommige lidstaten worden ontvangen. Er zijn al pogingen gedaan om deze tekortkomingen te verhelpen en te voorkomen, maar hierin moet voortaan meer energie worden gestoken. Er zij op gewezen dat een aantal nationale bureaus voor de statistiek pas sinds kort bij de opstelling van statistieken over het overheidstekort en de overheidsschuld zijn betrokken. In diverse landen waren (en blijven) in hoofdzaak de begrotingsdiensten van de ministeries van Financiën met die taak belast. De nationale bureaus voor de statistiek hebben de capaciteit om op dit gebied tot een verduidelijking van de methoden, praktijken en procedures bij te dragen, maar deze capaciteit wordt nog niet ten volle en op passende wijze benut. In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel stellen de lidstaten zelf hun interne procedures en taakverdeling voor de indiening van de PBT-gegevens vast. Het is niettemin noodzakelijk dat Eurostat duidelijk weet wie in de lidstaten voor de opstelling en indiening van de gegevens verantwoordelijk zijn. Daarnaast moeten deze procedures een dialoog op nationaal niveau en met de Commissie bevorderen, zodat de transacties en gegevens en de toegepaste boekhoudkundige bewerkingen transparant zijn. Wat de herzieningen betreft, zal Eurostat haar samenwerking met de lidstaten voortzetten teneinde de statistische systemen, bronnen en methoden die aan de PBT-gegevens ten grondslag liggen, te versterken en de eerste schattingen te verbeteren waardoor later minder omvangrijke herzieningen nodig zullen zijn. Bovendien moet Eurostat vaker in een vroeg stadium door de lidstaten over specifieke transacties worden geraadpleegd, zodat alle boekhoudkundige vraagstukken nog voor de indiening van de gegevens kunnen worden behandeld. Daarnaast heeft Eurostat zijn controles tot dusver op historische gegevens uitgevoerd en bestaat behoefte aan meer informatie over bepaalde nationale prognoses en aan een analyse daarvan. Door Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalrekeningen, die onlangs werd aangenomen, zal het voor de Commissie waarschijnlijk eenvoudiger worden om in een vroeg stadium informatie te verkrijgen over bepaalde transacties die de overheid in de lidstaten betreffen. Tot slot is het van het grootste belang dat de lidstaten voortaan met de door hen ingediende gegevens een document meesturen waarin eventuele belangrijke herzieningen van eerdere gegevens en specifieke transacties precies en duidelijk worden beschreven. Wat het gebrek aan informatie en transparantie betreft, wordt voorgesteld dat de lidstaten, zo nodig en wanneer Eurostat daarom verzoekt, met het oog op het toezicht nadere bijzonderheden over hun cijfers en transacties (waar mogelijk inclusief gedetailleerdere tabellen inzake de PBT-gegevens) verstrekken. Daarbij gaat het voornamelijk om de gedetailleerde informatie op basis waarvan de cijfers eerst door de ministers van Financiën of andere overheidsinstanties worden opgesteld en vervolgens aan de nationale bureaus voor de statistiek worden toegezonden. Wat het late tijdstip van indiening betreft, wordt eraan herinnerd dat de gegevens betreffende het overheidstekort en de overheidsschuld voor 1 maart en 1 september van elk jaar door de lidstaten moeten worden ingediend. Het is absoluut noodzakelijk dat men zich aan deze termijnen houdt, zodat Eurostat de gegevens kan verifiëren, zo nodig de lidstaten om nadere toelichtingen kan verzoeken, de gegevens kan publiceren en binnen de daarvoor vastgestelde termijn van vijftien dagen zijn persberichten kan uitgeven. Dit is van essentieel belang voor het behoud van transparantie voor de gebruikers, met name de financiële markten en het brede publiek. De Commissie zal het Economisch en Financieel Comité (EFC) van alle significante tekortkomingen in de door de lidstaten in het kader van de PBT ingediende gegevens in kennis stellen, zodat ook dit comité passende maatregelen kan treffen. Volgens het Verdrag worden de gegevens voor de PBT door de Commissie verstrekt. Aangezien de Commissie echter niet rechtstreeks op grond van de basisbronnen in elk land gegevens opstelt, is zij afhankelijk van de gegevens die door de nationale statistische instanties worden ingediend. Voor een optimaal toezicht is het dus van essentieel belang dat alle partijen - en met name de ministers van Economische en Financiële Zaken - hun inspanningen coördineren om tot een grotere transparantie en samenwerking, een volledige documentatie en verbeterde actualiteit te komen. Dat is vooral cruciaal, wanneer de huidige lidstaten het goede voorbeeld willen geven in een uitgebreide EU met verschillende nieuwe lidstaten die binnenkort voor het eerst aan de PBT-werkzaamheden zullen deelnemen. C. Risico's voor de toekomst en voorgestelde strategieën Een van de grote risico's voor de PBT is het vermoeden van politieke bemoeienis met de methoden en de door de lidstaten ingediende gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld. Dit stelt de wetenschappelijke onafhankelijkheid van de statistische instanties die deze gegevens in de lidstaten opstellen (nationale bureaus voor de statistiek, nationale centrale banken en andere bureaus) aan de orde. Terwijl vaststaat dat het beleid en de prioriteiten op begrotingsgebied door politieke autoriteiten en niet door statistische instanties moeten worden vastgesteld, moeten deze laatste op volledige en onbetwiste wijze controle hebben over en verantwoordelijk zijn voor statistische methodieken en de opstelling van gegevens. Zij moeten zich bij de opstelling van de cijfers strikt houden aan de begrippen en methoden van de ESR 95, andere relevante EU-wetgeving en de richtsnoeren van Eurostat. Met het oog op de geloofwaardigheid van de PBT en het stabiliteits- en groeipact is het van essentieel belang dat de wetenschappelijke onafhankelijkheid van statistische instanties zowel op nationaal als EU-niveau wordt bevestigd en versterkt. Het is dus van belang dat de politieke autoriteiten zich niet bemoeien met statistische methoden en de opstelling van gegevens. Bovendien moeten zij alles in het werk stellen om de transparantie van die gegevens te bevorderen. Daarnaast moeten zij de bestaande raadplegingsprocedure met het CMFB als middelpunt (zie deel III, punt A, hierboven) verder stimuleren. Er moet nader worden gepreciseerd wat onder wetenschappelijke onafhankelijkheid van statistici wordt verstaan en er moet hieraan een gemeenschappelijke en voor de gehele Gemeenschap geldende interpretatie worden gegeven. Daarnaast zou tot de onafhankelijkheid worden bijgedragen door de invoering van een "peer review"-systeem op Europees niveau dat de volledige transparantie van gegevens tot doel heeft. Ook de middelen zijn een belangrijk probleem. Schaarse middelen en steeds meer nieuwe statistische behoeften leiden tot een gebrek aan evenwicht, dat een verbetering van de meeste belangrijke statistieken voor zowel nationale als EU-doeleinden in de weg staat. Er wordt voorgesteld de statistische prioriteiten in de lidstaten en op Europees niveau te herzien en daarbij het Europa-Eerst-beginsel toe te passen. Dat houdt met name in dat, wanneer voor EU-doeleinden geen afzonderlijke gegevens per land vereist zijn, de lidstaten gewoon de voor de EU-statistieken vereiste gegevens kunnen indienen zonder dezelfde statistieken op nationaal niveau op te stellen. Door deze benadering kunnen meer middelen voor de belangrijkste statistieken, waaronder de PBT-gegevens, worden bestemd. Op het ogenblik wordt gewerkt aan een specifieke mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de noodzaak van een kwaliteitsverbetering van de begrotingsstatistiek en de middelen om die tot stand te brengen. Het is de bedoeling dat in deze mededeling een gedragscode voor de indiening en validatie van gegevens over het overheidstekort en de overheidsschuld in het kader van de PBT wordt voorgesteld. Over deze gedragscode moet met de lidstaten overeenstemming worden bereikt en hij moet door de Ecofin-Raad worden bekrachtigd. Hij zal vooral technische details bevatten om de regels en procedures voor PBT-gegevens te verbeteren. Deze mededeling daarentegen is bedoeld als antwoord op het verzoek van de Europese Raad van Barcelona van maart 2002; zij benadrukt de beginselen die aan de opstelling en indiening van PBT-gegevens en aan de rol van de voor deze procedures verantwoordelijke instanties ten grondslag moeten liggen en vraagt de Europese Raad om steun daarvoor. De voorgestelde gedragscode sluit dus naadloos aan bij deze mededeling over de statistieken betreffende de eurozone en de voornaamste punten ervan zullen uiteindelijk wellicht worden behandeld in het algemene verslag dat aan de Europese Raad van maart 2003 zal worden voorgelegd. iv. Overzicht van de doelstellingen en strategieën met het oog op een verbetering, en de verwachte inzet en steun A. Overzicht van de doelstellingen en strategieën De Commissie, de Raad, de Europese Centrale Bank en het Europees statistisch systeem hebben samen met betrekking tot de PBT en de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken voor de eurozone al zeer aanzienlijke resultaten geboekt. Niettemin zijn verdere verbeteringen noodzakelijk en moeten enkele belangrijke zwakke punten die er nog zijn en risico's worden aangepakt. Wat de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken betreft, zal worden gewerkt aan verbetering van de actualiteit en andere kwaliteitsaspecten. Om de actualiteit te verbeteren, zullen het Europa-Eerst-beginsel en andere beleidsmaatregelen met betrekking tot de opstelling, de data van bekendmaking en de verspreiding van de VEEI's (zoals beschreven in deel III, C, punten 3 tot met 6) worden toegepast. Bovendien zal worden gestimuleerd dat de lidstaten hun beste praktijken op het gebied van statistische methodieken, de verzameling van gegevens en organisatorische aspecten uitwisselen. Een betere dekking van dienstenactiviteiten, loonkosten en invoer-/uitvoerprijzen en de uitsplitsing van sommige statistieken in eurozone en niet-eurozone zullen daarbij speciale aandacht krijgen. En natuurlijk is een forse inspanning vereist om de nationale actieplannen uit te voeren. Wat de PBT-statistiek betreft, is het noodzakelijk de wetenschappelijke onafhankelijkheid van de statistici te versterken, de transparantie van de gegevens te vergroten en de actualiteit te behouden, zodat de geloofwaardigheid van de procedure bij buitensporige tekorten (PBT) en het stabiliteits- en groeipact niet in het geding komt. Het is dus van essentieel belang dat de politieke autoriteiten vast toezeggen de wetenschappelijke onafhankelijkheid te versterken. Tot de strategieën om de andere doelstellingen te verwezenlijken behoren verdere samenwerking met de lidstaten ter verbetering van de statistische systemen en vroegtijdiger overleg tussen de lidstaten en de Commissie over lastige vraagstukken. Bovendien zal de lidstaten worden verzocht om sneller gedetailleerdere informatie te verstrekken. Hierdoor zal de Commissie beter toezicht kunnen houden op de naleving. Om deze doelstellingen te bereiken wordt van de verschillende actoren een krachtige inzet verwacht. B. Verwachte inzet De Commissie zal haar uiterste best doen om het in dit verslag uiteengezette beleid uit te voeren en de beoogde verbeteringen van de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken betreffende de EU/eurozone en van de PBT tot stand te brengen. Het succes van deze aanpak zal grotendeels afhankelijk zijn van de volledige medewerking en actieve deelname van de lidstaten. De Commissie verzoekt de lidstaten dan ook hun verplichtingen na te komen door de vereiste gegevens te verstrekken en de van hen verlangde bijdrage aan de verbetering van de macro-economische kwartaal- en maandstatistieken te leveren. Bovendien roept zij de lidstaten op het streven naar volledige transparantie van de PBT in hun vaandel te schrijven. Het is wenselijk dat de Raad en het Europees Parlement de aanpak van de Commissie steunen en er bij de lidstaten op aandringen dat zij hun bijdrage tot de verwezenlijking van de door de Commissie vastgelegde doelstellingen leveren door nakoming van de door hen aangegane verplichting om de vereiste gegevens en informatie te verstrekken. C. De behoefte aan verdere politieke steun en richtsnoeren van de Europese Raad De Commissie (en de Raad) vragen de steun van de Europese Raad voor deze in het kader van het ESS uitgevoerde werkzaamheden. Er wordt voorgesteld dat de Europese Raad: - uiting geeft aan zijn vertrouwen in het werk van de Europese statistici, het belang van hun wetenschappelijke onafhankelijkheid onderstreept en aanspoort tot passende maatregelen om dit begrip op EU-niveau nader te preciseren; - zijn steun geeft aan een streng toezicht op de naleving van de regels betreffende de PBT-statistiek, met name op basis van een volledige transparantie van de transacties, gegevens en methoden die aan de opstelling van de ingediende cijfers ten grondslag liggen, en de nationale statistische diensten stimuleert beste praktijken voor de verzameling van gegevens en voor de opstelling van macro-economische kwartaal- en maandstatistieken in te voeren; - de Commissie aanmoedigt een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen die overeenkomstig het Europa-Eerst-beginsel voorrang geeft aan de opstelling van aggregaten voor de EU/eurozone, en de steun van de lidstaten voor de uitvoering van dit beleid toezegt; dat houdt in dat op nationaal niveau middelen worden bestemd voor de versterking van het Europees statistisch systeem; - oproept tot een actieve betrokkenheid van de nationale statistische instellingen bij benchmarkingprojecten ter verbetering van de statistieken, de beleids- en organisatorische aspecten en het toezicht op de naleving; - de nadruk legt op het belang van een permanente, open dialoog tussen de producenten en gebruikers van statistieken in daartoe geschikte fora, zodat de producenten hun dienstverlening beter op de behoeften van de gebruikers kunnen afstemmen en de transparantie, geloofwaardigheid en het gewicht van statistieken kunnen vergroten. Tabel 1 Lijst van voornaamste Europese economische indicatoren: frequentie en termijnen in kalenderdagen >RUIMTE VOOR DE TABEL> n.b.: niet beschikbaar (nog niet op EU-niveau gepubliceerd)